ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Syrië
10.9.2013 - (2013/2819(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Guy Verhofstadt, Ramon Tremosa i Balcells, Graham Watson, Marietje Schaake, Johannes Cornelis van Baalen, Edward McMillan-Scott, Jelko Kacin, Charles Goerens, Hannu Takkula, Louis Michel, Philippe De Backer, Phil Bennion namens de ALDE-Fractie
Hélène Flautre
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0413/2013
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Syrië, met name van 16 februari 2012 over de situatie in Syrië[1], van 13 september 2012 over Syrië[2], en van 23 mei 2013 over de situatie van de Syrische vluchtelingen in de buurlanden[3],
– gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken over Syrië van 23 januari, 18 februari, 11 maart, 22 april, 27 mei, 24 juni, 9 juli, 22 juli en 7 september 2013; gezien de conclusies van de Europese Raad over Syrië van 8 februari 2013,
– gezien de verklaringen die de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV), Catherine Ashton, heeft afgelegd op 9 mei, 14 juni, 24 juni, 21 augustus en 23 augustus 2013; gezien de verklaringen die de commissaris voor Internationale samenwerking, humanitaire hulp en crisisbestrijding heeft afgelegd op 31 juli en 3 september 2013,
– gezien resolutie 1540 van de VN-veiligheidsraad van 28 april 2004 en het grote aantal verklaringen van de secretaris-generaal van de VN en van zijn woordvoerder, met name van 25, 26 en 28 augustus en 2 en 3 september 2013,
– gezien het rapport van de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie van de VN over Syrië van 18 juli 2013,
– gezien de verklaring van de president van de VS, Barack Obama, van 31 augustus 2013,
– gezien de verklaringen van de UNHCR van 3 september 2013 over het aantal Syrische vluchtelingen,
– gezien het slotcommuniqué van de actiegroep voor Syrië (het "communiqué van Genève") van 30 juni 2012,
– gezien de Conventies van Genève van 1949 en de aanvullende protocollen daarbij, met name het Protocol van Genève bij het Verdrag van Den Haag inzake het verbod van het gebruik tijdens oorlogshandelingen van verstikkende, giftige of andere gassen en van vormen van bacteriologische oorlogsvoering, alsmede de normen vastgelegd in het Verdrag inzake chemische wapens,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de VN in september 2013 heeft geschat dat de afgelopen twee jaar ten minste 100 000 mensen, voornamelijk burgers, om het leven zijn gekomen door het geweld in Syrië; overwegende dat volgens OCHA (VN-Bureau voor de coördinatie van humanitaire aangelegenheden) 4,25 miljoen mensen binnen Syrië zelf ontheemd zijn, dat ruim 2 miljoen mensen het land zijn ontvlucht, voornamelijk naar Turkije, Jordanië, Libanon en Irak, en dat van die vluchtelingen meer dan de helft kinderen zijn onder de 17 jaar, wat heeft geleid tot een ongekende regionale crisis, noodsituaties en instabiliteit;
B. overwegende dat in resolutie 1540 van de VN-Veiligheidsraad wordt benadrukt dat de proliferatie van nucleaire, chemische en biologische wapens een bedreiging vormt voor de internationale vrede en veiligheid;
C. overwegende dat het gebruik van chemische wapens in Syrië en het gedrag en de acties van het bewind tegen de burgerbevolking beschouwd moeten worden als misdaden tegen de menselijkheid waarvoor het bewind ter verantwoording moet worden geroepen, en een ernstige bedreiging vormen voor de stabiliteit in de regio, alsmede voor de wereldvrede; overwegende dat gebruik gemaakt kan worden van een breed scala aan vergeldingsmaatregelen, sancties en vormen van druk, alsmede van een internationaal strafhof, naar aanleiding van enige misdaad die zonder twijfel gepleegd is door Bashar al-Assad, en dat zijn verantwoordelijkheid niet ter discussie staat;
D. overwegende dat de veiligheid en stabiliteit in zowel Syrië als de Syrische regio bovendien ernstig worden bedreigd door het feit dat het bewind-Assad niet in staat blijkt om zijn voorraden chemische wapens te beveiligen;
E. overwegende dat de president van de VS heeft besloten om het Congres van de VS om toestemming te vragen voor het gebruik van geweld; overwegende dat het Britse Lagerhuis op 29 augustus 2013 een motie heeft verworpen van de minister-president, David Cameron, waarin het beginsel van interventie in Syrië werd gesteund;
F. overwegende dat volgens de VS de militaire aanvallen bedoeld zullen zijn als reactie op het gebruik van chemische wapens en ter afschrikking en verkleining van de kans op toekomstig gebruik van dergelijke wapens door de Syrische regering;
G. overwegende dat de EU en de internationale gemeenschap moeten reageren op het gebruik van chemische wapens, aangezien dat hun plicht is met het oog op de bescherming van de burgerbevolking en ter beperking van het risico op een toekomstig gebruik van chemische wapens;
H. overwegende dat op 21 augustus 2013 een grootschalige aanval met chemische wapens is uitgevoerd in een aantal wijken van Damascus, wat honderden doden tot gevolg had, waaronder een groot aantal vrouwen en kinderen; overwegende dat de aanval een flagrante schending van het internationale recht, een oorlogsmisdaad en een misdaad tegen de menselijkheid vormde; overwegende dat uit informatie van een groot aantal bronnen blijkt dat deze aanval daadwerkelijk is uitgevoerd en dat er sterk bewijs is voor de verantwoordelijkheid van het Syrische bewind voor deze aanvallen, aangezien alleen het bewind over chemische wapens beschikt en over de overbrengingsmiddelen om de wapens in afdoende hoeveelheden te gebruiken;
I. overwegende dat de standpunten en veto's van Rusland en China de VN-Veiligheidsraad ervan hebben weerhouden een gemeenschappelijk standpunt in te nemen over de crisis in Syrië;
J. overwegende dat de Arabische Liga op 1 september 2013 er bij de VN en de internationale gemeenschap op heeft aangedrongen om in overeenstemming met het VN-verdrag en het internationaal recht hun verantwoordelijkheid te nemen, door de nodige afschrikkende maatregelen te treffen tegen het Syrische bewind; overwegende dat de Arabische Liga Syrië in 2011 heeft geschorst, en op 26 maart 2013 de Syrische Nationale Coalitie van revolutionaire en oppositiekrachten heeft erkend als vertegenwoordigers van Syrië;
K. overwegende dat voorafgaand aan de aanval op 21 augustus 2013 in de wijk Ghouta in Damascus een onderzoeksteam van de VN onder leiding van de Zweedse wetenschapper dr. Åke Sellström toestemming had gekregen om Syrië binnen te gaan voor het doen van onderzoek naar de inzet van chemische wapens; overwegende dat het enkele dagen duurde voordat het Syrische bewind het team toestemming gaf om de locaties waar de aanval in Ghouta had plaatsgevonden te bezoeken; overwegende dat het onderzoeksteam monsters nam die in de loop van de komende weken buiten Syrië geanalyseerd zullen worden; overwegende dat het team van de VN Syrië op 31 augustus 2013 heeft verlaten;
L. overwegende dat de Raad Buitenlandse Zaken op 27 mei 2013 overeenstemming bereikte over de verlenging van de beperkende maatregelen tegen Syrië en met name de opheffing van het wapenembargo waarmee "de verkoop, levering, overdracht of uitvoer" door lidstaten van de EU mogelijk wordt van "militaire uitrusting, alsmede uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt", indien de uitrusting bestemd is voor de Syrische Nationale Coalitie van revolutionaire en oppositiekrachten en "bedoeld is voor de bescherming van burgers";
M. overwegende dat het aantal Syrische vluchtelingen en mensen in nood dramatisch toeneemt omdat de politieke en humanitaire situatie iedere dag dat het gewapende conflict voortduurt verslechtert; overwegende dat de EU in totaal 1,3 miljard EUR aan humanitaire hulp heeft geleverd om Syrië en de buurlanden te helpen bij de opvang van meer dan 2 miljoen Syrische vluchtelingen;
N. overwegende dat de steeds grotere rol die extremistische groepen en milities spelen reden is voor ernstige bezorgdheid en terdege moet worden beoordeeld in het kader van de acties van de EU tegenover Syrië en de omliggende regio;
1. veroordeelt ten sterkste de massamoord op burgers in Syrië en de aanval met chemische wapens door het bewind-Assad in de wijk Ghouta van Damascus op 21 augustus 2013, waarbij volgens westerse inlichtingendiensten ten minste 1400 mensen om het leven zijn gekomen, waaronder 400 kinderen; stelt met ernstige bezorgdheid vast dat het gaat om de grootste massamoord met chemische wapens sinds de aanval door troepen van Saddam Hussein op burgers in Noord-Irak; herinnert president al-Assad aan zijn verplichtingen uit hoofde van het Protocol van Genève tegen chemische wapens en verzoekt de Syrische autoriteiten zich strikt aan hun internationale verplichtingen te houden;
2. veroordeelt de standrechtelijke executies en alle andere vormen van mensenrechtenschendingen door groeperingen en troepen die tegen het bewind-Assad gekant zijn;
3. spreekt zijn bezorgdheid uit over het aanhoudende geweld in Syrië, en roept alle partijen op hier onmiddellijk een einde aan te maken; neemt kennis van de rol van verschillende regionale actoren, onder meer door het leveren van wapens, en maakt zich zorgen dat het conflict in Syrië naar naburige landen zou kunnen overslaan;
4. betuigt zijn deelneming met de families van de slachtoffers; bevestigt opnieuw zijn solidariteit met de strijd van het Syrische volk voor vrijheid, waardigheid en democratie en looft hun moed en vastberadenheid, in het bijzonder van de vrouwen en kinderen;
5. benadrukt dat de internationale gemeenschap niet werkloos mag toezien bij dit gewetenloze gebruik van chemische wapens; is van mening dat een duidelijke en krachtige reactie, zo nodig met gebruik van beperkt en gericht geweld, van wezenlijk belang is om duidelijk te maken dat dergelijke misdaden niet geduld worden en dat er geen sprake kan zijn van straffeloosheid; acht een dergelijke strategie in overeenstemming met het doel van de EU om te komen tot een onderhandelde politieke oplossing van het conflict, waarbij voorkomen moet worden dat een afschuwelijk precedent wordt geschapen voor een hernieuwd gebruik van chemische wapens in Syrië of elders;
6. roept de VN op het grondige onderzoek naar het gebruik van chemische wapens in Syrië snel af te ronden en de schuldigen ter verantwoording te roepen; verzoekt de leden van de VN-Veiligheidsraad de massamoord in Syrië te bespreken op basis van de conclusies van het VN-onderzoeksteam en te onderzoeken welke maatregelen er als antwoord op het gebruik van chemische wapens in Syrië genomen moeten worden;
7. betreurt dat de VN-Veiligheidsraad tot nu toe niet in actie is gekomen en geen overeenstemming heeft bereikt over een resolutie om krachtiger en doeltreffender druk uit te oefenen om een einde te maken aan het geweld in Syrië; dringt er met name bij Rusland en China op aan hun verantwoordelijkheid te nemen en bij te dragen aan het bereiken van een gemeenschappelijk standpunt; wijst erop dat ondanks aanhoudende diplomatieke inspanningen de tegenstand binnen de Veiligheidsraad tegen het geven van toestemming voor militaire acties tegen het bewind-Assad waarschijnlijk niet zal worden overwonnen; herhaalt zijn krachtige steun voor de oproep van de VN-Commissaris voor de mensenrechten aan de Veiligheidsraad om de situatie in Syrië door te verwijzen naar het Internationaal Strafhof voor een formeel onderzoek;
8. roept de EU op het voortouw te nemen bij de hernieuwing van de diplomatieke inspanningen door alle partijen bij het conflict in Syrië, om op korte termijn en op constructieve wijze deel te nemen aan het Genève II-proces, dat moet leiden tot een politieke oplossing voor de Syrische crisis;
9. is van mening dat de internationale gemeenschap moet aandringen op een onderhandelde politieke oplossing voor Syrië waarmee een einde kan komen aan het geweld, verdere chemische oorlogvoering wordt voorkomen en een werkelijke politieke overgang naar democratie onder Syrisch leiderschap mogelijk wordt, tegemoetkomend aan de legitieme eisen van de Syrische bevolking en op basis van een inclusieve dialoog tussen alle democratische krachten en elementen binnen de Syrische samenleving, met het oog op het starten van een proces van grondige democratische hervorming, waarbij ook rekening wordt gehouden met de noodzaak van nationale verzoening en de eerbiediging van de rechten en vrijheden van minderheden wordt gewaarborgd, waaronder etnische, religieuze, culturele en andere minderheden;
10. is van mening dat de strategie voor het bereiken van een onderhandelde politieke oplossing voor het conflict in Syrië de volgende elementen moet omvatten: 1) de levering van alle vormen van steun aan de Syrische Opperste Militaire Raad en andere entiteiten in Syrië die tegenstander zijn van de regering van Bashar al-Assad en die grondig en volledig zijn doorgelicht en de democratische waarden en belangen gemeen hebben met de EU; 2) de levering van alle vormen van steun aan de Syrische politieke oppositie, waaronder de coalitie van de oppositie; 3) maatregelen om extremistische en terroristische groepen in Syrië te isoleren, zodat zij geen invloed kunnen uitoefenen op de toekomstige overgangs- en permanente regeringen van Syrië; 4) coördinatie met bondgenoten en partners; en 5) inspanningen om de steun van de regering van Iran en anderen voor het Syrische bewind te beperken;
11. benadrukt dat de EU een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor de stabiliteit en veiligheid in zijn naburige regio's, en wijst erop dat de situatie in Syrië noopt tot een samenhangende gemeenschappelijke aanpak door de lidstaten van de EU, in samenwerking met de NAVO; roept de EU en haar lidstaten derhalve op tot het verrichten van intensieve diplomatieke inspanningen, het delen van militaire inlichtingen, het grondig analyseren van de politieke gevolgen van enige vorm van militaire actie, de precieze aard van het militair optreden en de doelen en duur daarvan, alvorens te besluiten welke maatregelen de EU moet nemen als reactie op het gebruik van chemische wapens door het bewind-Assad; benadrukt dat de diplomatieke inspanningen van de EU gericht moeten zijn op alle relevante partijen in de regio, waaronder Rusland, Iran, Israël en Turkije, en dat daarbij gestreefd moet worden naar het formuleren van opties voor een duurzame politieke oplossing van het Syrische conflict, op basis van een pluralistische democratie en de rechtsstaat;
12. herhaalt zijn oproep aan president Assad en zijn bewind om onmiddellijk af te treden om zo spoedig mogelijk een vreedzame, inclusieve en duurzame overgang naar democratie onder Syrische leiding mogelijk te maken;
13. drukt zijn diepe bezorgdheid uit over de voortdurende humanitaire crisis in Syrië en de gevolgen ervan voor de buurlanden; herinnert eraan dat de regering-Assad de hoofdverantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van haar bevolking; roept op tot uitbreiding van de humanitaire hulp aan de bevolking van Syrië en zijn buurlanden, met name Libanon en Jordanië; steunt en verwelkomt de aanzienlijke bijdrage die de Commissie en de lidstaten hebben geleverd aan internationale programma's voor humanitaire hulp; roept de VVHV/EDEO op om passende en verantwoorde maatregelen te treffen met betrekking tot de instroom van vluchtelingen in de lidstaten, om de druk op de buurlanden te verlichten; verzoekt de VVHV/EDEO druk uit te oefenen op landen die steun hebben toegezegd maar de beloofde middelen nog niet hebben overgemaakt;
14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van de Russische Federatie, de regering en het parlement van de Volksrepubliek China, de regering en het parlement van de Republiek Turkije, de regering en het Huis van Afgevaardigden van de Verenigde Staten van Amerika, de regering en het parlement van het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, de regering en het parlement van de Republiek Libanon, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de secretaris-generaal van de Arabische Liga, de Nationale Coalitie van Syrische revolutionaire en oppositiekrachten, alsmede de regering en het parlement van de Arabische Republiek Syrië.
- [1] Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0057.
- [2] Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0351.
- [3] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0223.