Ontwerpresolutie - B7-0444/2014Ontwerpresolutie
B7-0444/2014

ONTWERPRESOLUTIE over Russische druk op de landen van het Oostelijk Partnerschap en in het bijzonder de destabilisatie van Oost-Oekraïne

15.4.2014 - (2014/2699(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Elmar Brok, Mairead McGuinness, Jacek Saryusz-Wolski, Laima Liucija Andrikienė, Roberta Angelilli, Elena Băsescu, Anna Maria Corazza Bildt, Jerzy Buzek, Arnaud Danjean, Mário David, Mariya Gabriel, Michael Gahler, Paweł Zalewski, Gunnar Hökmark, Anna Ibrisagic, Tunne Kelam, Jan Kozłowski, Eduard Kukan, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska, Monica Luisa Macovei, Nadezhda Neynsky, Ria Oomen-Ruijten, Alojz Peterle, Andrej Plenković, Bernd Posselt, Cristian Dan Preda, György Schöpflin, Salvador Sedó i Alabart, Inese Vaidere, Sophie Auconie, Joanna Katarzyna Skrzydlewska, Algirdas Saudargas, Philippe Juvin, Andrey Kovatchev, Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0436/2014

Procedure : 2014/2699(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0444/2014
Ingediende teksten :
B7-0444/2014
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0444/2014

Resolutie van het Europees Parlement over Russische druk op de landen van het Oostelijk Partnerschap en in het bijzonder de destabilisatie van Oost-Oekraïne

(2014/2699(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien zijn eerdere resoluties over het Europees nabuurschapsbeleid, het Oostelijk Partnerschap en Oekraïne, en met name zijn resolutie van 13 maart 2014 over de invasie van Oekraïne door Rusland[1],

–       gezien de conclusies van de Europese Raad over Oekraïne van 20 maart 2014,

–       gezien de verklaring van de NAVO-Oekraïne-Commissie van 1 april 2014,

–       gezien de gezamenlijke verklaring die de G7-leiders hebben afgelegd tijdens hun bijeenkomst in Den Haag op 24 maart 2014,

–       gezien zijn wetgevingsresolutie van 3 april 2014 over de verlaging of afschaffing van douanerechten op goederen van oorsprong uit Oekraïne[2],

–       gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken over Oekraïne van 14 april 2014,

–       gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.     overwegende dat de Russische Federatie zijn destabiliserende en agressieve activiteiten in het oosten van Oekraïne blijft opvoeren en daarbij profiteert van separatisten die openbare gebouwen bezetten en onrust zaaien;

B.     overwegende dat de pro-Russische separatisten in diverse steden in het oostelijk deel van Oekraïne, met inbegrip van Loehansk, Donetsk en Charkov, hebben aangekondigd dat zij van plan zijn op 11 mei 2014 een referendum te houden, zoals op de Krim, om te beslissen over de zelfbeschikking van de oostelijke regio's van Oekraïne;

C.     overwegende dat het risico bestaat dat elke verdere escalatie van de gewelddadige destabilisatie in Oost-Oekraïne wordt aangewend door Rusland als ongeldig excuus voor nog meer militaire agressie, verhindering van de presidentsverkiezingen en de gedwongen federalisering van Oekraïne;

D.     overwegende dat de EU en de internationale gemeenschap de resultaten van het onwettige referendum op de Krim van 16 maart 2014, en de daaropvolgende inlijving van de Krim bij de Russische Federatie, niet erkennen en niet zullen erkennen;

E.     overwegende dat Rusland zijn internationale verplichtingen blijft schenden, zoals het Handvest van de VN, de Slotakte van Helsinki, het statuut van de Raad van Europa en, in het bijzonder, het memorandum van Boedapest uit 1994 betreffende veiligheidsgaranties voor Oekraïne;

F.     overwegende dat de EU vastbesloten is om zo snel mogelijk, en niet later dan juni 2014, associatieovereenkomsten/diepgaande en uitgebreide vrijhandelsovereenkomsten (DCFTA's) te sluiten met zowel Moldavië als Georgië;

G.     overwegende dat het zogenaamde referendum van 2 februari 2014 in de Autonome Territoriale Eenheid Gagaoezië in strijd was met de grondwet en het rechtskader van de Republiek Moldavië en daarom onwettig is; overwegende dat de onderhandelingen in de 5+2-opstelling niet hebben geleid tot een duurzame oplossing voor het Transnistrische conflict;

H.     overwegende dat Rusland de Georgische regio's Abchazië en Tsinvali (Zuid-Ossetië) blijft bezetten, in weerwil van de fundamentele normen en beginselen van het volkenrecht, en overwegende dat het grensbepalingsproces in een stroomversnelling is gekomen en dat Russische militaire luchtvaartuigen het Georgische luchtruim hebben geschonden;

1.      veroordeelt zeer uitdrukkelijk de escalerende destabilisatie en provocaties in het oosten van Oekraïne, veroorzaakt door openlijke en heimelijke acties van Rusland; verwerpt elke voorbereiding van onwettige referenda die gelijkenis vertonen met het Krim-referendum; waarschuwt ervoor dat de toenemende destabiliserende en saboterende acties door pro-Russische, gewapende, opgeleide en goed gecoördineerde separatisten onder leiding van Rusland kunnen worden aangewend als ongeldig excuus voor Rusland om militair te interveniëren, de presidentsverkiezingen te verhinderen en federalisering af te dwingen als een instrument voor de verdeling van Oekraïne;

2.      spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de door Rusland geleide militaire operaties in het oostelijk deel van Oekraïne; herinnert eraan dat de EU en haar lidstaten met één stem tegen Rusland moeten spreken; is van mening dat de huidige situatie vereist dat de Raad de tweede fase van sancties versterkt en gereed is voor de derde fase van sancties (economische sancties), dat de tweede fase onmiddellijk van kracht wordt en dat het politieke, economische en financiële isolement van Rusland op het internationale toneel wordt voortgezet;

3.      herhaalt voorts zijn oproep aan de Raad om snel sancties op te leggen, waaronder een wapenembargo en een embargo op technologie voor tweevoudige toepassing, visaverboden, bevriezing van tegoeden en toepassing van wetgeving inzake witwaspraktijken op personen die betrokken zijn bij het besluitvormingsproces over de destabilisatie en provocaties in het oosten van Oekraïne, en maatregelen tegen Russische ondernemingen en hun dochters, met name in de energiesector, alsook Russische investeringen en tegoeden in de EU, en om alle overeenkomsten met Rusland te herzien met het oog op een eventuele opschorting ervan; is ingenomen met het besluit van de Raad van 14 april 2014 om de lijst van personen op wie een bevriezing van tegoeden en een visumverbod van toepassing is, uit te breiden;

4.      verzoekt om de invoering van economische, financiële en handelsbeperkingen ten aanzien van de Krim en zijn separatistische leiders; is van mening dat dit snel ten uitvoer moet worden gelegd op basis van de analyse door de Commissie van de rechtsgevolgen van de annexatie van de Krim;

5.      spreekt zijn volledige steun uit voor de eenheid, de soevereiniteit en de territoriale integriteit van Oekraïne; beschouwt het optreden van Rusland als een ernstige schending van het volkenrecht en zijn eigen internationale verplichtingen uit hoofde van het Handvest van de VN, de Slotakte van Helsinki, het statuut van de Raad van Europa en het memorandum van Boedapest uit 1994 betreffende veiligheidsgaranties, alsook bilaterale verplichtingen in het kader van de bilaterale overeenkomst uit 1997 inzake vriendschap, samenwerking en partnerschap; is ingenomen met het besluit om het Russische stemrecht in de parlementaire vergadering van de Raad van Europa op te schorten;

6.      verzoekt Rusland om de terugtrekking van alle Russische troepen die zich aan de grens met Oekraïne en in Oekraïne hebben verzameld, en om de onmiddellijke intrekking van het mandaat van de Raad van de Federatie voor het gebruik van geweld op Oekraïens grondgebied; eist dat elke actie waardoor de situatie in Oekraïne destabiliseert, van binnenuit dan wel van buitenaf, onmiddellijk wordt beëindigd; is van mening dat politieke eisen op niet gewelddadige wijze moeten worden benaderd via passende en legitieme fora; eist dat Rusland op geen enkele wijze ingaat op separatistische verzoeken, zoals de onwettige referenda betreffende de oostelijke regio's van Oekraïne, en dat het zich openlijk distantieert van de meest recente onwettige gebeurtenissen in het oosten van Oekraïne, aangezien deze een inbreuk vormen op de soevereiniteit en de territoriale integriteit van Oekraïne;

7.      verzoekt de Raad om Oekraïne bij te staan bij de hervorming van de civiele veiligheidssector, om steun te verlenen aan de politie, de grenscontrole en de rechtsstaat via een krachtige GVDB-missie, en om een politiek kader voor crisisaanpak op te stellen, waarbij alle mogelijkheden in dit verband zo snel mogelijk worden onderzocht;

8.      verzoekt de Unie de huidige monitoringmissie van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) uit te breiden door zoveel mogelijk waarnemers naar Oost-Oekraïne te sturen om de situatie ter plaatse te bekijken en hierover verslag uit te brengen, teneinde te kunnen reageren op elk ongeldig excuus voor een mogelijke verdere escalatie; deelt de door de OVSE en de Raad van Europa geuite bezorgdheid over hun beperkte vermogen om de situatie op het gebied van de mensenrechten op de Krim waar te nemen, inclusief de rechten van mensen die tot nationale minderheden behoren;

9.      verzoekt voorts om een diepgaande verkiezingswaarnemingsmissie van het Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten (ODIHR) van de OVSE, maar tevens van het Parlement en de EU, om de verkiezingen op omvattende wijze te volgen; wenst dat er, volledig in overeenstemming met de internationale normen, vrije en eerlijke presidentsverkiezingen worden gehouden op 25 mei 2014; is gekant tegen druk van buitenaf waardoor deze verkiezingen vertraging oplopen;

10.    verwacht dat Rusland zich volledig inzet voor succesvolle politieke resultaten van de aangekondigde quadrilaterale besprekingen tussen de EU, de VS, Rusland en Oekraïne op basis van de volledige eerbiediging van de territoriale integriteit van Oekraïne, met inbegrip van het recht van Oekraïne om te beslissen over haar eigen grondwet en politieke toekomst; is van mening dat, wanneer Rusland een dergelijke inzet niet laat zien, dit aantoont dat Rusland een haalbare oplossing tegenwerkt en slechts tijd wil winnen;

11.    is ingenomen met de kalme en weloverwogen manier waarop de Oekraïense regering de huidige fase van de crisis tot nu toe heeft aangepakt, en herinnert eraan dat de Oekraïense autoriteiten ten volle gerechtigd zijn alle militaire middelen in te zetten om de controle over hun grondgebied te herwinnen;

12.    dringt er bij de EU op aan Oekraïne te ondersteunen in internationale organen, met name internationale rechterlijke organen, indien Oekraïne ertoe besluit zaken tegen Rusland aan te spannen op grond van schending van haar soevereiniteit en territoriale integriteit;

13.    is ingenomen met het feit dat de Oekraïense regering een ambitieus programma voor economische en sociale hervorming heeft aangekondigd, en benadrukt dat het van essentieel belang is dat dit programma snel wordt uitgevoerd, teneinde de kritieke financiële situatie van het land te stabiliseren en te boven te komen; is ingenomen met het besluit van de internationale financiële instellingen en de Commissie om Oekraïne op zowel korte als lange termijn aanzienlijke financiële steun te verlenen; herinnert eraan dat een internationale donorconferentie moet worden georganiseerd en gecoördineerd, die wordt samengeroepen door de Commissie en zo spoedig mogelijk dient plaats te vinden;

14.    herinnert eraan dat internationale financiële bijstand uitsluitend concrete resultaten voor Oekraïne kan opleveren wanneer deze gebonden is aan strikt gehandhaafde voorwaarden en de uitvoering van het hervormingsprogramma van de regering; verzoekt de Commissie en de lidstaten derhalve de nodige technische bijstand voor dit programma te verlenen, teneinde de rechtsstaat te versterken en corruptie uit te roeien;

15.    spoort Oekraïne aan haar politieke hervormingen voort te zetten, met name de grondwetshervorming; is ingenomen met de wil van de Oekraïense regering om gevolg te geven aan haar toezegging om ervoor te zorgen dat de regeringsstructuren representatief zijn, waarbij de regionale diversiteit in aanmerking moet worden genomen, om bovendien toe te zien op de volledige bescherming van de rechten van personen die tot nationale minderheden behoren, om alle schendingen van de mensenrechten en gewelddaden te onderzoeken, en om extremisme te bestrijden; is in dit verband ingenomen met de instelling van het Internationale Adviespanel van de Raad van Europa op 9 april 2014;

16.    is verheugd over de recente resolutie van het Oekraïense parlement waarin wordt opgeroepen tot onmiddellijke ontwapening van alle onwettige zelfverdedigingstroepen, en ziet uit naar de uitvoering ervan;

17.    spreekt zijn krachtige steun uit voor Oekraïne en haar bevolking in deze moeilijke tijd; is ingenomen met de ondertekening van de politieke hoofdstukken van de associatieovereenkomst en de daaropvolgende goedkeuring van de unilaterale handelsmaatregelen; dringt erop aan dat de volledige associatieovereenkomst en de DCFTA zo snel mogelijk, en voordat de unilaterale handelsmaatregelen vervallen, worden ondertekend;

18.    benadrukt dat er dringend behoefte is aan een sterk gemeenschappelijk energievoorzieningsbeleid (een energie-eenheid), waardoor de EU minder afhankelijk zou moeten worden van olie en gas uit Rusland, met inbegrip van de diversificatie van energievoorziening, de volledige tenuitvoerlegging van het derde energiepakket en de mogelijkheid om, indien nodig, de invoer van gas op te schorten; is van mening dat de South Stream-pijpleiding niet moet worden aangelegd; is ervan overtuigd dat Oekraïne beter opgewassen zal zijn tegen politieke en economische druk wanneer de EU Oekraïne bijstaat bij het verzekeren van bidirectionele gasvoorziening door middel van verdere diversificatie, grotere energie-efficiëntie en doeltreffende aansluitingen met de EU; wijst in dit verband opnieuw op de strategische rol van de energiegemeenschap, waarvan Oekraïne in 2014 voorzitter is;

19.    verzoekt de Raad om de Commissie onmiddellijk toestemming te verlenen voor een snellere visumliberalisering met Oekraïne, om toe te werken naar de invoering van een visumvrije regeling, naar het voorbeeld van Moldavië; dringt ondertussen aan op de onmiddellijke invoering van tijdelijke, zeer eenvoudige en goedkope visumprocedures op het niveau van de EU en de lidstaten;

20.    verzoekt de EU-instellingen en de lidstaten om contact te zoeken met de publieke opinie en bedrijfsgemeenschappen in de EU en om actief met hen te overleggen, teneinde hen te wijzen op het belang en de gevolgen van de Russische onwettige acties, die een directe bedreiging vormen voor de vrede en de voorspoed in Europa;

21.    wijst er opnieuw op dat overeenkomstig artikel 49 VEU Georgië, Moldavië en Oekraïne, net als alle andere Europese staten, een Europees perspectief hebben en het EU-lidmaatschap kunnen aanvragen, mits zij de democratische beginselen in acht nemen, de fundamentele vrijheden, de mensenrechten en de rechten van minderheden eerbiedigen en het functioneren van de rechtsstaat waarborgen;

22.    verzoekt de Raad de associatieovereenkomsten en DCFTA's tussen de EU en haar lidstaten enerzijds, en de Republiek Moldavië respectievelijk Georgië anderzijds, te ondertekenen; stemt in met het voorstel voor een besluit van de Raad over de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomsten EU-Republiek Moldavië en EU-Georgië zodra deze zijn ondertekend; dringt er bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie op aan de kennisgevingsprocedures na de ondertekening van de associatieovereenkomsten te verkorten, zodat de voorlopige toepassing zo snel mogelijk na de ondertekening van kracht kan worden; uit zijn voornemen om zo snel mogelijk en vóór het einde van het huidige mandaat van de Commissie over te gaan tot de volledige bekrachtiging van de associatieovereenkomsten EU-Republiek Moldavië en EU‑Georgië, doch nadat aan alle vereisten is voldaan en de associatieovereenkomsten zijn ondertekend; pleit ervoor dat de vereiste aanvullende financiële bijstand aan deze landen wordt toegewezen;

23.    dringt aan op een grotere betrokkenheid van de EU bij het zoeken naar een oplossing voor het Transnistrische conflict, en is van oordeel dat de status van de EU bij de '5+2'-besprekingen hierbij moet worden verhoogd tot die van een onderhandelingspartner;

24.    verzoekt de Russische Federatie om de schendingen van het Georgische luchtruim en de Georgische maritieme zones te staken, en veroordeelt scherp het zogeheten grensbepalingsproces in Abchazië en de regio Tsinvali (Zuid-Ossetië);

25.    verzoekt Rusland geen enkele vorm van druk uit te oefenen op Moldavië of Georgië om de ondertekening van de respectieve associatieovereenkomsten/DCFTA's te belemmeren of vertragen; wijst er opnieuw op dat het ondertekenen van associatieovereenkomsten/DCFTA's geen belemmering vormt voor nauwere betrekkingen tussen landen van het oostelijk nabuurschap en Rusland; spreekt zijn volledige steun uit voor de territoriale integriteit van alle landen van het oostelijk nabuurschap, en verzoekt Rusland af te zien van maatregelen waarbij het gevaar bestaat dat het Oekraïense scenario zich in andere landen herhaalt;

26.    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten, de waarnemend president, de regering en het parlement van Oekraïne, de Raad van Europa en de president, de regering en het parlement van de Russische Federatie.