Ontwerpresolutie - B8-0293/2017Ontwerpresolutie
B8-0293/2017

ONTWERPRESOLUTIE over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde katoen GHB119 (BCS‑GHØØ5-8) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad

9.5.2017 - (D050182 – 2017/2675(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 106, leden 2 en 3, van het Reglement
Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

Rapporteur: Bart Staes Guillaume Balas, Lynn Boylan, Eleonora Evi, Valentinas Mazuronis, Sirpa Pietikäinen

Procedure : 2017/2675(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0293/2017
Ingediende teksten :
B8-0293/2017
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0293/2017

Resolutie van het Europees Parlement over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde katoen GHB119 (BCS‑GHØØ5-8) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad

(D050182 – 2017/2675(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde katoen GHB119 (BCS‑GHØØ5-8) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (D050182),

–  gezien Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders[1], en met name artikel 7, lid 3, artikel 9, lid 2, artikel 19, lid 3, en artikel 21, lid 2,

–  gezien de stemming van 27 maart 2017 in het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, die geen advies heeft opgeleverd,

–  gezien de artikelen 11 en 13 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[2],

–  gezien het advies dat op 21 september 2016 door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) werd goedgekeurd en op 21 oktober 2016 werd gepubliceerd[3],

–  gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 182/2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (COM(2017)0085, COD(2017)0035),

–  gezien zijn eerdere resoluties waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor genetisch gemanipuleerde organismen[4],

–  gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,

–  gezien artikel 106, leden 2 en 3, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat Bayer op 25 maart 2011 bij de nationale bevoegde instantie van Nederland een aanvraag overeenkomstig de artikelen 5 en 17 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 heeft ingediend voor het in de handel brengen van levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met GHB119-katoen; overwegende dat deze aanvraag ook betrekking heeft op het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde katoen GHB119 in producten die er geheel of gedeeltelijk uit bestaan, voor andere toepassingen dan als levensmiddel of als diervoeder die ook voor andere katoensoorten zijn toegelaten, met uitzondering van de teelt;

B.  overwegende dat de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op 21 september 2016 overeenkomstig de artikelen 6 en 18 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een gunstig advies heeft uitgebracht, dat op 21 oktober 2016 werd gepubliceerd[5];

C.   overwegende dat de aan GHB119-katoen toegekende unieke identificatiecode BCS‑GHØØ5‑8 volgens de aanvraag het PAT-eiwit uitdrukt dat tolerantie biedt voor glufosinaat-ammoniumherbiciden en het Cry2Ae-eiwit, dat resistentie tegen bepaalde schadelijke lepidoptera biedt; overwegende dat een vergunning voor het invoeren van deze katoen in de Unie ongetwijfeld zou leiden tot toename van de verbouwing ervan in andere delen van de wereld en als gevolg daarvan tot een toename van het gebruik van glufosinaat-ammoniumherbiciden;

D.  overwegende dat glufosinaat is ingedeeld als toxisch voor de voortplanting en derhalve onder de uitsluitingscriteria van Verordening (EG) nr. 1107/2009 valt[6]; overwegende dat de goedkeuring van glufosinaat op 31 juli 2018 afloopt;

E.  overwegende dat in onafhankelijk onderzoek bezorgdheid wordt geuit over grote leemten in de vergelijkende beoordeling, en met name het feit dat nader onderzoek niet noodzakelijk werd geacht, hoewel er voor vele verbindingen significante verschillen in samenstelling waren gevonden, alsook bezorgdheid over ernstige lacunes in de toxologische beoordeling, en met name het feit dat slechts één werking van Bt-toxinen in aanmerking werd genomen, dat er geen onderzoek is gedaan naar combinatorische effecten en dat er geen beoordeling van residuen van pesticiden heeft plaatsgevonden, en bezorgdheid over een onovertuigende beoordeling van het mogelijke effect op het immuunsysteem[7];

F.  overwegende dat de lidstaten gedurende de overlegperiode van drie maanden talrijke kritische commentaren hebben ingediend; overwegende dat in die commentaren onder meer gewezen wordt op: het ontbreken van gegevens over de identificatie en kwantificatie van de residuen van herbiciden en metabolieten in de genetisch gemodificeerde planten en zaden die voor levensmiddelen en diervoeders worden gebruikt, tekortkomingen in de milieurisicobeoordeling en het monitoringplan voor de milieueffecten, onder meer met betrekking tot de verschillende standpunten over de vraag of er in Europa wilde verwanten zijn gemeld, of ontbrekende gegevens over de kiemkracht van het ingevoerde zaad, alsook het feit dat er geen onbedoelde effecten in aanmerking zijn genomen; dat voorts in sommige commentaren kritiek werd geleverd op de uiterst povere databank in het algemeen, en meer bepaald op het feit dat slechts een zeer beperkt aantal studies in aanmerking was genomen en dat er bijvoorbeeld geen passende toxiciteitstest met plantenmateriaal van GHB119-katoen was verricht, evenmin als passende studies naar de gevolgen van genetisch gemodificeerde katoen voor de gezondheid van mens en dier, en dat de ingediende nutritionele studie niet ontvankelijk werd geacht[8];

G.  overwegende dat de EFSA, ondanks alle hierboven genoemde zorgpunten, monitoring na het in de handel brengen van van GHB119-katoen afgeleide levensmiddelen/diervoeders niet nodig heeft geacht;

H.  overwegende dat de stemming op 27 maart 2017 in het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 geen advies heeft opgeleverd; overwegende dat 15 lidstaten tegen stemden, terwijl slechts 11 lidstaten, die nauwelijks 38,69 % van de bevolking van de Unie vertegenwoordigen, vóór stemden, terwijl twee lidstaten zich van stemming onthielden;

I.  overwegende dat de Commissie zowel in de toelichting bij haar wetsvoorstel van 22 april 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1829/2003 wat betreft de mogelijkheid voor de lidstaten het gebruik van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders op hun grondgebied te beperken of te verbieden, als in de toelichting bij het wetgevingsvoorstel van 14 februari 2017 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 182/2011, haar ongenoegen heeft laten blijken over het feit dat vergunningsbesluiten sinds de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1829/2003 worden vastgesteld door de Commissie zonder gesteund te worden door het advies van het Comité lidstaten, en dat de terugzending van het dossier naar de Commissie voor een definitieve beslissing, bedoeld als uitzondering voor de procedure in zijn geheel, de norm is geworden voor de besluitvorming rond het verlenen van vergunningen voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders; overwegende dat Commissievoorzitter Juncker meermaals zijn ongenoegen heeft geuit over het povere democratisch gehalte van die werkwijze[9];

J.  overwegende dat het Parlement het wetsvoorstel van 22 april 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1829/2003 op 28 oktober 2015 heeft verworpen en de Commissie verzocht heeft het in te trekken en een nieuw voorstel in te dienen;

K.  overwegende dat in overweging 14 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren, duidelijk het volgende wordt verklaard: "Wanneer de Commissie overweegt uitvoeringshandelingen vast te stellen op bijzonder gevoelige terreinen zoals belastingheffing, gezondheid van de consument, voedselveiligheid en milieubescherming, zal zij, omwille van een evenwichtige oplossing, zoveel mogelijk dusdanig handelen dat wordt voorkomen dat wordt ingegaan tegen een eventueel meerderheidsstandpunt binnen het comité van beroep dat afwijzend staat tegenover de gepastheid van een uitvoeringshandeling."[10];

1.  is van mening dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie een overschrijding inhoudt van de uitvoeringsbevoegdheden waarin is voorzien in Verordening (EG) nr. 1829/2003;

2.  is van mening dat het uitvoeringsbesluit van de Commissie niet in overeenstemming is met het recht van de Unie, omdat het niet verenigbaar is met het doel van Verordening (EG) nr. 1829/2003, namelijk, overeenkomstig de algemene beginselen die in Verordening (EG) nr. 178/2002 zijn vastgesteld[11], de basis te leggen voor het waarborgen van een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt wordt gewaarborgd;

3.  verzoekt de Commissie haar ontwerp van uitvoeringsbesluit in te trekken;

4.  verzoekt de Commissie elk uitvoeringsbesluit met betrekking tot aanvragen voor toelating van genetisch gemodificeerde organismen op te schorten totdat de vergunningsprocedure zodanig is herzien dat de tekortkomingen van de huidige procedure, die inadequaat is gebleken, zijn weggewerkt;

5.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.