Ontwerpresolutie - B8-0085/2018Ontwerpresolutie
B8-0085/2018

ONTWERPRESOLUTIE over de situatie van de UNRWA

5.2.2018 - (2018/2553(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Patrick Le Hyaric, Neoklis Sylikiotis, Gabriele Zimmer, Marina Albiol Guzmán, Marisa Matias, Martina Michels, Sofia Sakorafa, Eleonora Forenza, Martina Anderson, Matt Carthy, Lynn Boylan, Liadh Ní Riada, Takis Hadjigeorgiou, Paloma López Bermejo, Nikolaos Chountis, Merja Kyllönen, Rina Ronja Kari, Ángela Vallina, Miguel Urbán Crespo, Tania González Peñas, Estefanía Torres Martínez, Lola Sánchez Caldentey, Xabier Benito Ziluaga, Marie-Pierre Vieu, Stelios Kouloglou, Barbara Spinelli, Maria Lidia Senra Rodríguez, Josu Juaristi Abaunz, Dimitrios Papadimoulis, João Ferreira, João Pimenta Lopes, Miguel Viegas, Curzio Maltese, Javier Couso Permuy, Dennis de Jong, Anne-Marie Mineur, Kateřina Konečná, namens de GUE/NGL-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0085/2018

Procedure : 2018/2553(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0085/2018
Ingediende teksten :
B8-0085/2018
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0085/2018

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie van de UNRWA

(2018/2553(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de resoluties 194 (III), 72/80, 72/81 en 72/82 van de Algemene Vergadering van de VN en de resoluties 242 (1967), 252 (1968), 338 (1972), 476 (1980), 478 (1980) en 1860 (2009) van de VN-Veiligheidsraad,

–  gezien het Handvest van de Verenigde Naties,

–  gezien de vierde Conventie van Genève,

–  gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,

–  gezien het Verdrag inzake de rechten van het kind van 1989,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,

–  gezien de EU-richtsnoeren inzake het internationaal humanitair recht, de richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers, de richtsnoeren inzake foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing en de richtsnoeren tot bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging,

–  gezien zijn eerdere resoluties,

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen (UNRWA) in 1949 door de Algemene Vergadering van de VN werd opgericht nadat honderdduizenden Palestijnen uit hun thuisgebied waren verdreven tijdens de oorlog van 1948 die op de oprichting van de staat Israël volgde, en dat de organisatie al 70 jaar lang de levenslijn is voor de meer dan vijf miljoen geregistreerde Palestijnse vluchtelingen in de Palestijnse bezette gebieden, Libanon, Jordanië en Syrië;

B.  overwegende dat de Algemene Vergadering van de VN in afwachting van een rechtvaardige oplossing voor het Palestijnse vluchtelingenvraagstuk in haar resoluties blijft beklemtonen dat de organisatie haar werkzaamheden moet voortzetten en dat de UNRWA al meer dan 65 jaar een cruciale rol speelt in het verstrekken van levensnoodzakelijke diensten aan de Palestijnse vluchtelingen; overwegende dat de Algemene Vergadering van de VN in haar resoluties tevens nogmaals waardering heeft getoond voor het werk van de UNRWA en er opnieuw op heeft gewezen hoe belangrijk het is dat de organisatie onbelemmerd haar werkzaamheden kan voortzetten en diensten kan verlenen die het welzijn, de bescherming en de menselijke ontwikkeling van de Palestijnse vluchtelingen, alsook de stabiliteit in de regio ten goede komen; overwegende dat de Algemene Vergadering van de VN de noodzaak van de voortzetting van het werk van de UNRWA heeft bevestigd en het mandaat van de organisatie derhalve herhaaldelijk heeft verlengd, laatstelijk tot 30 juni 2020, met de instemming van 167 VN-lidstaten;

C.  overwegende dat de UNRWA in hoofdzaak gefinancierd wordt met vrijwillige bijdragen van de VN-lidstaten en de opdracht heeft om te voorzien in onderwijs, gezondheidszorg, hulpverlening en sociale diensten, infrastructuur voor en verbetering van kampen, bescherming, microfinanciering en humanitaire hulp aan ca. vijf miljoen Palestijnse vluchtelingen die leven in Jordanië, Libanon, Syrië, de Westelijke Jordaanoever, met inbegrip van Oost-Jeruzalem, en de Gazastrook;

D.  overwegende dat het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken op 16 januari 2018 heeft aangekondigd dat het een bedrag van 65 miljoen USD zou inhouden op een steunpakket van in totaal 125 miljoen USD bestemd voor de UNRWA; overwegende dat de UNRWA in het begrotingsjaar 2017, dat in december 2017 afliep, 365 miljoen USD aan steun van de Verenigde Staten heeft ontvangen;

E.  overwegende dat de VS en de UNRWA in december 2017 een kaderovereenkomst hebben gesloten waarin de VS heeft toegezegd de UNRWA op afdoende, betrouwbare en flexibele wijze te zullen blijven financieren;

F.  overwegende dat het besluit van de VS om de steun aan de UNRWA te verminderen de problemen in de Gazastrook nog zal verergeren; overwegende dat 70 % van de twee miljoen bewoners in de Gazastrook afhankelijk zijn van steun van de UNRWA en andere humanitaire organisaties om in hun basisbehoeften te kunnen voorzien; overwegende dat de UNRWA, die 700 scholen en 137 ziekenhuizen beheert en zorgt voor noodvoedselhulp en financiële bijstand voor 1,7 miljoen in voedselonzekerheid verkerende Palestijnse vluchtelingen in Libanon, Jordanië, Syrië en de bezette Palestijnse gebieden, met inbegrip van de Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem en de Gazastrook, een internationale oproep voor fondsen heeft gedaan;

G.  overwegende dat de UNRWA ongeziene en ingrijpende interne maatregelen heeft genomen om de structurele kosten van de organisatie te verminderen en het toezicht op de uitgaven danig te verscherpen, met het doel de doeltreffendheid van het werk van de organisatie te verbeteren en tegelijkertijd de kwaliteit en reikwijdte van haar belangrijkste diensten onder uiterst moeilijke omstandigheden te vrijwaren; overwegende dat zowel de EU als de VS zich lovend hebben uitgesproken over de hervormingen die de UNRWA tot dusver heeft uitgevoerd;

1.  uit zijn waardering voor het uitstekende en waardevolle werk dat de UNRWA sinds 1950 verricht om de noden van de Palestijnse vluchtelingen te verlichten;

2.  veroordeelt het besluit van de VS om in de steun aan de UNRWA te snoeien, aangezien een vermindering met meer dan de helft van de geplande steun rampzalige gevolgen zou kunnen hebben voor miljoenen Palestijnse vluchtelingen; dringt erop aan dat de VS zijn kaderovereenkomst met de UNRWA en de beginselen inzake goed humanitair donorschap naleeft;

3.  betuigt andermaal zijn solidariteit met de miljoenen Palestijnse vluchtelingen en herinnert aan de verantwoordelijkheid van de Europese Unie en de internationale gemeenschap om deze vluchtelingen te steunen tot een rechtvaardige en blijvende oplossing is gevonden;

4.  wijst erop dat het besluit van de VS rampzalige gevolgen zal hebben voor kwetsbare Palestijnse vluchtelingen in het Midden-Oosten, met inbegrip van 525 000 vluchtelingenkinderen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook, Libanon, Jordanië en Syrië die voor onderwijs afhankelijk zijn van de organisatie, en een impact zal hebben op de toegang tot noodvoedselhulp en financiële bijstand voor 1,7 miljoen in voedselonzekerheid verkerende Palestijnse vluchtelingen, waarvan de meesten in Gaza en Syrië leven, en op de toegang tot basisgezondheidsdiensten, zoals prenatale zorg, voor drie miljoen vluchtelingen;

5.  herinnert eraan dat financiële middelen die bestemd zijn voor humanitaire en andere hulp aan vluchtelingen en noodlijdende bevolkingsgroepen niet als troef mogen worden ingezet in internationale onderhandelingen;

6.  verzoekt de EU en haar lidstaten om bijkomende financiële middelen te mobiliseren voor de programmabegroting van de UNRWA voor 2018, teneinde de organisatie te helpen om in haar kortetermijnbehoeften aan financiering te voorzien en aldus de continuïteit van haar dienstverlening te verzekeren, en hiervoor indien nodig uit de noodhulpreserves te putten; verzoekt de EU en de lidstaten om op internationaal niveau het voortouw te nemen bij het zoeken naar gezamenlijke oplossingen voor de financiële situatie van de UNRWA;

7.  wijst erop dat de UNRWA een belangrijke factor van stabiliteit is en dat een geleidelijke ontmanteling van de enige organisatie die door de internationale gemeenschap was opgericht om de rechten van Palestijnse vluchtelingen te beschermen en hen van levensnoodzakelijke diensten te voorzien, in strijd zou zijn met de gevestigde beginselen van het internationaal recht;

8.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

Laatst bijgewerkt op: 12 februari 2018
Juridische mededeling - Privacybeleid