Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B5-0053/2004Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B5-0053/2004

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE

9 februari 2004

ingediend overeenkomstig artikel 37, lid 4 van het Reglement door
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de volgende fracties:over corporate governance en toezicht op financiële diensten - de affaire-Parmalat

Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B5-0053/2004
Ingediende teksten :
RC-B5-0053/2004
Debatten :
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over corporate governance en toezicht op financiële diensten - de affaire-Parmalat

Het Europees Parlement,

– gezien de actieplannen ter verbetering van de boekhouding en corporate governance in Europa, waar de Commissie in mei 2003 mee gekomen is in het licht van de aanbevelingen in het rapport–Jaap Winter,

– gezien de briefing door het Commissielid, de heer Frits Bolkestein, tijdens de jongste zitting van de Raad van Ministers van Economische Zaken en Financiën op 20 januari 2004 over het mogelijke gevolg van de affaire-Parmalat voor het EU-beleid, en met name de aankondiging dat de Commissie in maart van dit jaar een voorstel zal indienen ter herziening van de achtste richtlijn inzake het vennootschapsrecht,

– gelet op artikel 37, lid 4 van zijn Reglement,

A. overwegende dat het Parlement op het moment een verslag voorbereidt over het actieplan over corporate governance (COM(2003) 284),

B. uitermate verontrust over de gebeurtenissen rond de zich steeds verder uitbreidende affaire-Parmalat,

C. bezorgd over zowel de gevolgen voor werknemers, beleggers en banken als over het effect op het vertrouwen in de goede werking van het financieel bestel,

D. overwegende dat Parmalat in meer dan dertig landen actief is en wereldwijd werk biedt aan tienduizenden mensen en bijgevolg een belangrijke onderneming in de Europese levensmiddelenindustrie is,

E. overwegende dat de brutoschuld van Parmalat op 14 miljard euro wordt geschat, inclusief een groot aantal niet in de boekhouding vermelde onderhandse plaatsingen,

F. overwegende dat uit de affaire-Parmalat blijkt dat er gebrek aan transparantie is en dat er een belangenconflict bestaat als het gaat om de relatie tussen banken, accountantsbureaus en ondernemingen,

G. overwegende dat het notoire ontbreken van documentatie in het hoofdkantoor van Parmalat en de opzettelijke vernietiging van computers en elektronische dossiers vooraleer de onderzoekers hun werk konden doen, onderzoek bemoeilijken,

H. overwegende dat de recente schandalen in het bedrijfsleven de aandacht hebben gevestigd op de noodzaak van verbetering van de kwaliteit van het ondernemingsbestuur en van versterking van Europa's mechanismen ter bestrijding van misstanden in het bedrijfsleven,

I. overwegende dat een hervorming van het vennootschapsrecht in de Europese Unie ter versterking van de efficiency en het concurrentievermogen van ondernemingen eveneens moet leiden tot convergentie van de regels met betrekking tot de integratie van de financiële markten; overwegende dat de niet eerder voorgekomen mate van volatiliteit van de financiële markten duidelijk aantoont dat de actoren op de financiële markten voor steeds grotere risico's komen te staan,

J. overwegende dat de affaire-Parmalat aangetoond heeft

  • -dat samenwerking tussen nationale toezichthoudende organen van groot belang is bij grensoverschrijdende overnames, groepen en concerns;
  • -dat transparantie en openheid van belang zijn om aan scheefgetrokken informatie over financiële markten een einde te maken, maar dat eveneens adequate en evenwichtige bindende regels nodig zijn om een correcte manier van zaken doen en een efficiënt management te waarborgen,

K. overwegende dat goede vennootschapswetgeving en 'good corporate governance'-praktijken, in combinatie met financieel toezicht van fundamenteel belang zijn voor een efficiënt, concurrerend Europees bedrijfsleven en een doeltreffende bescherming van beleggers,

L. overwegende dat de recente financiële schandalen in Europa en de VS nog eens aangeven dat auditondernemingen en het uitvoeren van kwalitatief hoogwaardige audits van cruciaal belang zijn,

1. betreurt het aantal gevallen van faillissementen vanwege fraude door grote ondernemingen die publiek eigendom zijn, met alle maatschappelijke en economische gevolgen van dien, en dringt erop aan dat de verantwoordelijken met alle wettelijke middelen worden vervolgd;

2. wijst op de noodzaak de maatschappelijke dimensie van de affaire-Parmalat in aanmerking te nemen; dringt erop aan dat een manier wordt gevonden om een ernstige maatschappelijke crisis te vermijden;

3. is verontrust over het feit dat in geen enkel stadium van het onderzoek noch de controleurs, noch de reguleringsautoriteit of de accountants, noch de ratingkantoren lucht hebben gekregen van enige malversatie;

4. doet een beroep op de financiëledienstensector schoon schip te maken en zich er ten volle voor in te zetten dat de kleine minderheid van malafide marktdeelnemers voor de rechter wordt gebracht, en duidelijk te maken dat deze sector een ethisch verantwoorde handelwijze en inzet voorstaat met als doel de besparingen van miljoenen mensen te beschermen en het volledige vertrouwen van beleggers in de financiëledienstensector te herstellen;

5. verzoekt alle betrokken financiële instellingen de beleggers schadeloos te stellen voor verliezen waarvoor zij verantwoordelijk zijn;

6. wijst erop dat het van belang is lering te trekken uit de affaire-Parmalat, en dringt er bij alle partijen op aan op passende wijze en met bezonnenheid te reageren, na een objectieve, degelijke en volledige evaluatie van de gebeurtenissen; verplicht zich ertoe alles in het werk te stellen om een herhaling van dit schandaal te voorkomen, maar waarschuwt voor paniekreacties of overhaaste reacties;

7. herinnert de Raad en de Commissie eraan dat er altijd sprake moet zijn van evenwicht tussen de legitieme behoefte van nationale overheden, aandeelhouders, andere beleggers, belanghebbenden en het publiek om tijdig relevante informatie te ontvangen, enerzijds, en de administratieve lasten en de hoeveelheid bureaucratie die Europese ondernemingen wordt opgelegd, anderzijds;

8. verzoekt de Commissie het initiatief te nemen om de organen en instellingen die belast zijn met het toezicht en de controle op de betrekkingen tussen ondernemingen en banken op Europees niveau te bundelen, teneinde de belangen van de spaarders te beschermen;

9. doet een beroep op de nationale wetgevende organen onderling ten volle samen te werken, met name bij zaken die grensoverschrijdende gevolgen hebben;

10. is van mening dat een langetermijnoplossing deels gegeven is in één enkele autoriteit voor zorgvuldig financieel toezicht in Europa;

11. onderstreept de noodzaak van een door de Commissie in te dienen actieplan voor modernisering van het vennootschapsrecht;

12. dringt er met klem op aan dat de Commissie extra vaart zet achter de werkzaamheden aan de achtste vennootschapsrichtlijn en de goedkeuring van personen die verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van de statutaire boekhoudkundige controles; verzoekt de Commissie in dit verband wetgeving voor te bereiden om ondernemingen te dwingen regelmatig van accountantsbedrijf of met hun jaarrekeningen belaste accountant te wisselen;

13. wijst het argument van de hand dat dit de continuïteit in gevaar brengt en tot meer fouten bij boekhoudkundige controles zal leiden; is in tegendeel van oordeel dat door rotatie gezorgd wordt voor een collegiale toetsing van de boekhoudkundige controles en dat sterker de nadruk wordt gelegd op dit belangrijke controle-element;

14. verzoekt de Commissie verder te overwegen in het voorstel andere bepalingen op te nemen, bijvoorbeeld het verbod dat alle niet-controlediensten voor cliënten door dezelfde accountants worden uitgevoerd;

15. is van oordeel dat de aanwezigheid van onafhankelijke bestuurders in de raden van bestuur aanbevelenswaardig is om de controle op de rekeningen van ondernemingen te verbeteren;

16. steunt het Commissievoorstel om de collectieve verantwoordelijkheid van leden van de raad van bestuur voor financiële en essentiële niet-financiële overzichten te vergroten, en op middellange termijn een verder voorstel in te dienen om de individuele verantwoordelijkheid van leden van de raad van bestuur aan te scherpen en het beginsel van openheid in te voeren wat betreft de structuur van een groep en de bestaande verbanden binnen die groep, maar dringt aan op voortvarendheid terzake zodat een en ander voor de aangekondigde deadline van 2005 kan worden goedgekeurd;

17. is van mening dat de reeds aangenomen richtlijn inzake marktmisbruik en de richtlijn inzake prospectussen alsmede de te verwachten richtlijn inzake transparantie en de richtlijn betreffende beleggingsdiensten - mits tijdig aangenomen en adequaat uitgevoerd - de kans op herhaling van kwalijke financiële praktijken, zoals die in de affaire-Parmalat zijn voorgekomen, in belangrijke mate zullen verkleinen;

18. herinnert de Raad en de Commissie eraan dat de huidige discussies over de transparantierichtlijn moeten resulteren in daadwerkelijke voordelen voor beleggers en het grote publiek op het vlak van openbaarmakingseisen, in de zin van openbaarmaking van kwalitatief hoogwaardige informatie op het juiste tijdstip en niet van verplichte driemaandelijkse verslagen, die, zoals gebleken is bij de zaak-Parmalat, maar ook bij Enron, financiële schandalen niet voorkomt; is van oordeel dat transparantie niet alleen maar inhoudt dat er regelmatig financiële informatie wordt gepubliceerd, maar ook informatie over de maatschappelijke, ecologische en ethische aspecten;

19. wijst op het belang om ten behoeve van beleggers voor een optimale transparantie van de financiële instrumenten voor en na de transactie te zorgen;

20. verzoekt de Commissie en de lidstaten te overwegen of het wenselijk is de OESO-regels en -beginselen inzake corporate governance en liberalisering van het handelsverkeer te herzien teneinde beleggers beter te beschermen;

21. verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk te beslissen of de door de Italiaanse regering genomen maatregelen in verband met de crisis in de Italiaanse zuivelsector als gevolg van de affaire-Parmalat met EG-recht verenigbaar zijn;

22. verlangt dat de onderhandelingen in alle internationale gremia (forum financiële stabiliteit van de G8, OESO, GAFI, enz.) die zich inzetten voor bindende regels voor toezicht op offshorecentra en andere duistere belastingparadijzen, worden bespoedigd;

23. spoort de Europese Commissie aan om snel te komen met haar derde voorstel voor een richtlijn tegen het witwassen van geld;

24. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de regeringen van de toetredende landen, de Commissie, de regelgevende en toezichthoudende instanties in alle lidstaten en toetredende landen, de Europese Economische Ruimte, de regering van de Verenigde Staten van Amerika, de International Accounting Standards Board en de Internationale Organisatie van Beurscommissies.