Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B6-0350/2005Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B6-0350/2005

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE

7.6.2005

ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 4 van het Reglement door
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de volgende fracties: over het doen slagen van de komende Top EU-VS in Washington DC op 20 juni 2005

Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B6-0350/2005
Ingediende teksten :
RC-B6-0350/2005
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over het doen slagen van de komende Top EU-VS in Washington DC op 20 juni 2005

Het Europees Parlement,

–  gezien de Transatlantische Verklaring inzake de betrekkingen tussen de EU en de VS van 1990 en de Nieuwe Transatlantische Agenda van 1995,

–  gezien de conclusies van de Europese Raad van Brussel van 16/17 december 2004 en met name de conclusies betreffende een internationale orde op basis van een doeltreffend multilateralisme en samenwerking met partners,

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 22 april 2004 over de situatie van de transatlantische betrekkingen in het perspectief van de op 25/26 juni 2004 in Dublin te houden Top van de EU en de VS[1],

–  gezien de resultaten van de Top EU-VS van 25/26 juni 2004 in Dublin,

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 januari 2005 over de transatlantische betrekkingen[2],

–  onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties van 17 mei 2001 over de stand van de transatlantische dialoog[3], van 13 december 2001 over justitiële samenwerking tussen de EU en de Verenigde Staten bij de bestrijding van het terrorisme[4], van 15 mei 2002 over een intensivering van de transatlantische betrekkingen met het accent op strategie en resultaat[5] en van 19 juni 2003 over hernieuwde transatlantische betrekkingen voor het derde millennium[6], alsmede zijn aanbeveling van 10 maart 2004 betreffende het recht van de gedetineerden in Guantánamo Bay op een eerlijk proces[7],

–  gezien House Draft Resolution 77 van 9 februari 2005 over de transatlantische betrekkingen,

–  gezien de verklaringen die zijn afgelegd na de bijeenkomst van de staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie en de president van de Verenigde Staten op 22 februari 2005 in Brussel,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 18 mei 2005 over een sterker partnerschap tussen de EU en de VS en een meer open markt voor de 21e eeuw,

–  gezien de hoorzitting van de Commissie internationale handel op 26 mei 2005 over transatlantische economische betrekkingen,

–  gezien het document van de OESO met een uiteenzetting van de voordelen van liberalisatie van productmarkten en terugdringing van belemmeringen voor handel en investeringen ("The case for the US and the EU", mei 2005),

–  gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,

A.  overwegende dat democratie, mensenrechten en de rechtsstaat, duurzame economieën en duurzame ontwikkeling gemeenschappelijke waarden zijn gebleken, die een solide basis kunnen vormen voor zowel het transatlantische partnerschap als de Europese integratie, die gezamenlijk gedurende de afgelopen zestig jaar in onze samenlevingen hebben gezorgd voor stabiliteit, vrede en welvaart,

B.  overwegende dat het transatlantische partnerschap, zoals ook gesteld in de Europese Veiligheidsstrategie, zeer belangrijk is,

C.  overwegende dat in het nieuwe internationale klimaat nieuwe bedreigingen en conflicten echter een uitdaging voor die waarden en verworvenheden vormen en wel zodanig dat alleen samenwerking tussen de transatlantische partners op basis van een krachtige geïnstitutionaliseerde structuur enige hoop op succes kan bieden,

D.  overwegende dat de Nieuwe Transatlantische Agenda heeft geleid tot een aanzienlijke uitbreiding van de integratie en de cohesie van de transatlantische economie, maar tevens ontoereikend is gebleken om op hoog niveau spelende politieke kwesties op te lossen, zoals besluitvorming met betrekking tot het gebruik van geweld en vraagstukken in verband met de wereldorde,

E.  overwegende dat daarom het moment is gekomen voor een spoedige herziening van de Nieuwe Transatlantische Agenda van december 1995 teneinde rekening te houden met de huidige gegevenheden en de transatlantische betrekkingen verder te verdiepen vanuit de duidelijke visie dat samenwerking elk van de partners meer voordelen oplevert dan het werken in verschillende, of zelfs tegengestelde, richtingen,

F.  overwegende dat internationale verdragen de basiselementen zijn van het fundament voor een doeltreffend multilateraal kader en overwegende dat op verschillende beleidsterreinen, zoals met betrekking tot het Internationaal Strafhof, het Protocol van Kyoto betreffende klimaatverandering, beginselen op het gebied van gegevensbescherming en steun voor de ontwikkeling van grote burgervliegtuigen, sprake is van verschillen in inzicht, interpretatie en beleidsaanpak tussen de EU en de VS,

G.  overwegende dat de aanhoudende situatie in Guantánamo Bay leidt tot spanningen in de transatlantische betrekkingen,

H.  overwegende dat deze resolutie een eerste reactie is op de recente mededeling van de Commissie over de betrekkingen EU-VS,

1.  is ten zeerste ingenomen met het verbeterende klimaat van de transatlantische betrekkingen, zoals dat blijkt uit de recente behandeling van zowel mondiale als bilaterale kwesties door leidinggevende vertegenwoordigers van uitvoerende en wetgevende macht aan weerszijden van de Atlantische Oceaan; is van mening dat er gezien deze positieve achtergronden serieuze mogelijkheden voor de Europese Unie en de Verenigde Staten zijn om de komende jaren nauw samen te werken met betrekking tot een breed scala van beleidsuitdagingen die van gemeenschappelijk belang zijn;

2.  beklemtoont dat op de transatlantische Topbijeenkomst van 20 juni 2005 in Washington nieuwe impulsen moeten worden gegeven aan de transatlantische betrekkingen door de actualisering van de Nieuwe Transatlantische Agenda en de vervanging daarvan door een transatlantische partnerschapsovereenkomst die vanaf 2007 operationeel moet zijn;

3.  is van mening dat deze transatlantische partnerschapsovereenkomst op politiek, economisch en veiligheidsgebied een uitbreiding moet vormen van de huidige Agenda, met dien verstande dat het partnerschap in de eerste plaats een politiek engagement moet blijven; is, wat betreft de economische betrekkingen - die volgens een recente OESO-studie het BBP per hoofd in Europa met 2-3% zouden kunnen doen toenemen - van mening dat de resterende belemmeringen voor transatlantische handel en investeringen moeten worden geïdentificeerd, en dat een routekaart moet worden uitgewerkt waarin de lijnen worden geschetst van de maatregelen die moeten worden genomen om de transatlantische markt binnen het kader van een duidelijk tijdschema te versterken door prioritaire actieterreinen aan te geven, en dat in het kader daarvan voor elk beleidsterrein een specifieke regelgevingsdialoog moet worden ingesteld ter ondersteuning van het proces;

4.  is van mening dat een op die leest geschoeid breder kader de EU en de VS in staat zal stellen om op een meer doeltreffende manier gezamenlijke inspanningen te doen om anderen aan te moedigen tot geleidelijke inachtneming van de wezenlijke beginselen van democratie, mensenrechten en rechtsstaat in de gehele wereld;

5.  is in dit verband ingenomen met de recente mededeling van de Commissie over een sterker partnerschap EU-VS, dat een waardevolle eerste stap is in de richting van het concept van een transatlantische partnerschapsovereenkomst, maar heeft kritiek op het feit dat het document blijk geeft van een gebrek aan moed; erkent dat het proces van de topontmoetingen EU-VS een wezenlijk forum moet zijn voor het bespreken van de belangrijkste prioriteiten op zowel mondiaal als bilateraal niveau, waarvan strategische impulsen voor de betrekkingen uitgaan;

6.  verzoekt de VS in dit verband een medeverantwoordelijkheid op zich te nemen voor economische stabiliteit in een in toenemende mate onderling afhankelijke wereld, en spreekt zijn bezorgdheid uit over de mogelijk gevaarlijke gevolgen van het grote tekort op de federale begroting van de VS voor de wereldeconomie en het evenwicht op de internationale monetaire markten;

7.  herhaalt dat het de voorgestelde opheffing van het embargo op wapenexporten naar China afwijst, tenzij en totdat de mensenrechtensituatie in dat land aanzienlijk verbetert; is van mening dat het zinvol zou zijn om op de jaarlijkse Top EU-VS op 20 juni 2005 een groep op hoog niveau in te stellen voor het uitwerken van een gezamenlijke aanpak EU-VS van het vraagstuk van exporten waarmee de overdracht van technologie gemoeid is;

8.  stelt vast dat het visabeleid nu een vorm van beleid is die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt; verzoekt de Commissie derhalve onverwijld onderhandelingen met de VS-regering te beginnen teneinde alle Europese burgers onder het Visa Waiver Program te laten vallen en de huidige discriminatie, met name tegen de burgers van de nieuwe lidstaten, op te heffen;

9.  beveelt aan dat in de voorgestelde transatlantische partnerschapsovereenkomst een transatlantische "actiegemeenschap" voor regionale en mondiale samenwerking wordt ingesteld, en dat in het kader daarvan uitdagingen tegemoet worden getreden door gemeenschappelijke acties op terreinen als:

  • (a)bevordering van democratie, mensenrechten, rechtsstaat en steun voor doeltreffend multilateralisme,
  • (b)bevordering van het vredesproces in het Midden Oosten, in overleg met de regeringen en volkeren van de regio, en op basis van de door het Kwartet voorgestelde routekaart,
  • (c)het streven naar een veilige wereld door samenwerking op het gebied van de navolgende vraagstukken:
    • (i)bestrijding van het internationale terrorisme;
    • (ii)de ontwikkeling van een gemeenschappelijke strategie gericht op multilateralisering van de non-proliferatie van massavernietigingswapens en het gebruik van kernenergie;

   (iii)   bevordering en ontwikkeling van een gemeenschappelijke aanpak van de betrekkingen met anderen belangrijke geopolitieke actoren zoals China, India, Japan, Latijns-Amerika en Rusland;

  • (iv)snelle reactie op plotselinge en onverwachte politieke veranderingen, zoals onlangs in de Oekraïne, Libanon en Kirgizië;
  • (v)een actief engagement met betrekking tot een hervorming van de VN, en met name de Veiligheidsraad, met inbegrip van de samenstelling daarvan, op basis van de volledige inachtneming van de autoriteit van de Veiligheidsraad ten aanzien van het verlenen van toestemming voor het gebruik van geweld voor de oplossing van internationale conflicten, alsmede om de VN doeltreffender en controleerbaarder te maken en de mogelijkheden voor de tenuitvoerlegging van haar besluiten te vergroten,
  • (d)verbetering van het transatlantisch economisch partnerschap in het kader van de hierboven genoemde transatlantische partnerschapsovereenkomst, aangevuld met een transatlantische luchtvaartovereenkomst en een doeltreffende regelgevingsdialoog financiële markten;

10.  herinnert er bovendien aan dat de afsluiting van de multilaterale Ontwikkelingsagenda van Doha van de WTO een echte prioriteit is voor het bereiken van duurzame groei in de wereld, waartoe de EU en de VS volledig moeten samenwerken; is van mening dat bilaterale economische initiatieven EU-VS een aanvulling op dit proces zullen vormen, met name op het gebied van regelgeving;

11.  verwacht dat op de Top EU-VS aanzienlijke vooruitgang zal worden geboekt in de richting van het geven van een doeltreffend gemeenschappelijk antwoord en het aangaan van een duidelijk financieel engagement- op de gemeenschappelijke basis van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen - met betrekking tot nieuwe mondiale uitdagingen die nationale grenzen overschrijden, met name terugdringing van armoede, besmettelijke ziekten en aantasting van het milieu, met name door de bevordering van dialogen op het gebied van klimaatbescherming en vervoeremissies;

12.  acht het van even wezenlijk belang dat politieke vraagstukken waarover van mening wordt verschild, zoals de zaak-Guantánamo Bay, of gevallen waarin grote meningsverschillen over bepaalde internationale instrumenten bestaan, door beide partners in een geest van samenwerking worden besproken; wijst met nadruk op het belang van een volledig inzicht in de waarden die in het geding zijn, zoals een strikte inachtneming van bepalingen op het gebied van de mensenrechten en het streven naar een doeltreffende multilaterale aanpak, dat aan de basis moet liggen van de gezamenlijke discussies, omdat het daarbij gaat het om kenmerken die onze democratische aanpak altijd hebben onderscheiden van de rest van de wereld sinds wij gezamenlijk het systeem van de Verenigde Naties hebben opgericht;

13.  herhaalt zijn standpunt dat de NAVO het potentieel dat zij heeft als forum voor politieke discussie in een werkelijk partnerschap van gelijken verder moet uitbouwen, waarbij een verstandig evenwicht moet worden gevonden tussen de instrumenten van preventie, crisisbeheer en militaire capaciteit; beveelt in dit verband aan dat er sprake moet zijn van een nauwere veiligheidsband tussen de NAVO en de Europese Unie; is van mening dat een krachtiger partnerschap EU-VS een dergelijke band veeleer zal aanvullen dan die zal ondermijnen;

14.  verzoekt de Top de aanzet te geven tot een versterking van de parlementaire dimensie van het transatlantische partnerschap door de transatlantische wetgeversdialoog om te vormen tot een transatlantische assemblee die voorafgaand aan topbijeenkomsten EU-VS topontmoetingen van wetgevers kan houden, en synergieën tot stand te brengen tussen de TLD- en de NTA-dialoog, onder andere door het opzetten van nieuwe gezamenlijk gefinancierde programma's voor uitwisseling van wetgevingsstaf en door de oprichting van een klein TLD-secretariaat;

15.  is van mening dat de rol van andere dialogen in het kader van de Nieuwe Transatlantische Agenda ook opnieuw onder het licht moeten worden gehouden; is met name van oordeel dat de transatlantische zakendialoog zal moeten worden hervormd teneinde zorg te dragen voor een werkelijk representatieve inbreng van het zakenleven met betrekking tot deze kwesties met het oog op versterking van het economische partnerschap;

16.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de parlementen van de lidstaten en de president en het Congres van de Verenigde Staten van Amerika.