Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B7-0191/2010Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B7-0191/2010

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de legalisatie van de doodstraf in Zuid-Korea

10.3.2010

ingediend overeenkomstig artikel 122, lid 5, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
ALDE (B7‑0191/2010)
S&D (B7‑0193/2010)
PPE (B7‑0194/2010)
GUE/NGL (B7‑0197/2010)
Verts/ALE (B7‑0198/2010)

Christian Ehler, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska, Cristian Dan Preda, Bernd Posselt, Eija‑Riitta Korhola, Monica Luisa Macovei, Filip Kaczmarek, Sari Essayah, Mario Mauro, Laima Liucija Andrikienė, Tunne Kelam, Martin Kastler namens de PPE-Fractie
Hannes Swoboda, David Martin, George Sabin Cutaş, Peter Simon namens de S&D-Fractie
Marielle De Sarnez namens de ALDE-Fractie
Barbara Lochbihler, Gerald Häfner, Heidi Hautala, Sandrine Bélier namens de Verts/ALE-Fractie
Marie-Christine Vergiat namens de GUE/NGL-Fractie

Procedure : 2010/2603(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B7-0191/2010
Ingediende teksten :
RC-B7-0191/2010
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de legalisatie van de doodstraf in Zuid-Korea

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar zijn voorgaande resoluties over de afschaffing van de doodstraf en de noodzaak van een onmiddellijk moratorium op terechtstellingen in landen waar de doodstraf nog uitgevoerd wordt,

–   gezien resolutie 62/149 van 18 december 2007 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties waarin een moratorium op de toepassing van de doodstraf wordt geëist (op basis van het verslag van de Derde Commissie (A/62/439/Add. 2)),

–   gezien de herziene en bijgewerkte versie van de EU-richtsnoeren inzake de doodstraf, die de Raad op 3 juni 1998 heeft goedgekeurd,

–   gezien de slotverklaring van het vierde wereldcongres tegen de doodstraf, dat heeft plaatsgevonden in Genève van 24 tot 26 februari 2010, waarin wordt opgeroepen tot de universele afschaffing van de doodstraf,

–   gelet op artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de Europese Unie groot belang hecht aan de afschaffing van de doodstraf en naar een wereldwijde aanvaarding hiervan streeft,

B.  overwegende dat het Grondwettelijk Hof van de Republiek Korea op 25 februari 2010 met een meerderheid van vijf tegen vier heeft besloten dat de doodstraf grondwettelijk is; overwegende niettemin dat de rechters hierbij benadrukten dat de kwestie van de instandhouding dan wel afschaffing van de doodstraf in het nationale parlement moet worden besproken, niet tijdens een constitutionele rechtszaak,

C. overwegende dat het Grondwettelijk Hof deze uitspraak heeft gedaan met vijf stemmen vóór en vier stemmen tegen, terwijl de verhouding bij de uitspraak van 1996 zeven tegen twee was,

D. overwegende dat het Grondwettelijk Hof dit oordeel heeft uitgesproken als reactie op een verzoekschrift van een 72-jarige Koreaan die in 2007 veroordeeld is voor de moord op vier toeristen en die beweert dat de doodstraf een inbreuk vormt op zijn grondwettelijke recht op waardigheid,

E.  overwegende dat in de Republiek Korea meer dan 55 gevangenen vastzitten die ter dood veroordeeld zijn,

F.  overwegende dat de laatste terechtstelling in de Republiek Korea plaatsvond in december 1997; overwegende dat op dat moment president Kim Dae-jung aan de macht kwam, die in 1980 zelf ter dood was veroordeeld en later gratie kreeg, en dat de doodstraf sindsdien niet meer is uitgevoerd, met als gevolg dat de Republiek Korea gedurende de voorbije 13 jaar tot de groep van landen heeft behoord die de doodstraf in de praktijk hebben afgeschaft,

G. overwegende dat de nationale mensenrechtencommissie van de Republiek Korea in 2006 een wetsontwerp heeft voorgesteld ter afschaffing van de doodstraf,

H. overwegende dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 18 december 2007 met een grote meerderheid van stemmen een resolutie heeft aangenomen waarin landen die de doodstraf hanteren gevraagd wordt een moratorium op terechtstellingen in te stellen met het oog op de afschaffing van de doodstraf, en overwegende dat de inhoud van deze resolutie herbevestigd is in een tweede resolutie van 18 december 2008,

1.  erkent dat de Republiek Korea sinds 1998 geen terechtstellingen heeft uitgevoerd en daardoor in de praktijk geldt als een land dat de doodstraf heeft afgeschaft; is ingenomen met de vooruitgang op het vlak van de bescherming en bevordering van de mensenrechten in Zuid-Korea;

2.  is diep ontgoocheld over de beslissing van het Grondwettelijk Hof van de Republiek Korea om de doodstraf te handhaven, maar stelt vast dat de uitspraak goedgekeurd is met een bijzonder kleine meerderheid, anders dan de met zeven stemmen tegen twee goedgekeurde uitspraak van 1996;

3.  betuigt steun aan de groeperingen in de Republiek Korea die zich inzetten voor de afschaffing van de doodstraf;

4.  geeft opnieuw uiting aan zijn algemene verzet tegen de doodstraf, die immers onverenigbaar is met een modern strafrechtsysteem aangezien zij – in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt - niet tot een daling van de misdaadcijfers leidt;

5.  spoort de Republiek Korea ertoe aan een wettelijk moratorium in te stellen op alle terechtstellingen tot het parlement een wet heeft aangenomen die de doodstraf afschaft;

6.  vraagt de regering van de Republiek Korea met aandrang zich achter de resolutie van de Verenigde Naties over de afschaffing van de doodstraf te scharen en mee te ijveren voor of te stemmen voor een resolutie die aan de Algemene Vergadering zal worden voorgelegd;

7.  stelt met voldoening vast dat een duidelijke meerderheid van alle landen ter wereld - oftewel ruim twee derden van de internationale gemeenschap - de doodstraf de jure hebben afgeschaft of in de praktijk moratoria op terechtstellingen hebben ingesteld;

8.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de VN, de regering van de Republiek Korea en de nationale mensenrechtencommissie van de Republiek Korea.