Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B7-0370/2011Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B7-0370/2011

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over Oekraïne: de zaken Joelija Tymosjenko en andere leden van de voormalige regering

8.6.2011

ingediend overeenkomstig artikel 122, lid 5, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
PPE (B7‑0370/2011)
ALDE (B7‑0372/2011)
Verts/ALE (B7‑0373/2011)

Elmar Brok, Ioannis Kasoulides, Cristian Dan Preda, Michael Gahler, Zuzana Roithová, Mario Mauro, Filip Kaczmarek, Bernd Posselt, Tunne Kelam, Eija-Riitta Korhola, Monica Luisa Macovei, Elena Băsescu, Sari Essayah, Giovanni La Via, Krzysztof Lisek, Andrzej Grzyb, Bogusław Sonik, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska, Laima Liucija Andrikienė, Jan Kozłowski, Martin Kastler namens de PPE-Fractie
Kristiina Ojuland, Marielle De Sarnez, Leonidas Donskis, Marietje Schaake, Ramon Tremosa i Balcells, Gesine Meissner namens de ALDE-Fractie
Rebecca Harms, Werner Schulz, Raül Romeva i Rueda namens de Verts/ALE-Fractie

Procedure : 2011/2714(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B7-0370/2011
Ingediende teksten :
RC-B7-0370/2011
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over Oekraïne: de zaken Joelija Tymosjenko en andere leden van de voormalige regering

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn eerdere resoluties over Oekraïne, en met name de resolutie van 25 november 2010[1],

–  gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (PSO) tussen de Europese Unie en Oekraïne, die op 1 maart 1998 in werking is getreden, en de lopende onderhandelingen over een associatieovereenkomst die in de plaats moet komen van de PSO,

–  gezien de associatieagenda EU-Oekraïne, die in de plaats komt van het actieplan EU-Oekraïne en in juni 2009 door de samenwerkingsraad EU-Oekraïne werd goedgekeurd,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 12 mei 2011 getiteld "Het Europees nabuurschapsbeleid: een balans" (COM(2010)0207) en het voortgangsverslag van 25 mei 2011 over de tenuitvoerlegging van het Europees nabuurschapsbeleid,

–   gezien de verklaring van zijn Voorzitter van 24 mei 2011 over de detentie van Joelija Tymosjenko,

–  gezien de verklaring van 26 mei 2011 van de woordvoerder van de hoge vertegenwoordiger van de EU Catherine Ashton over de zaak Joelija Tymosjenko,

–   gezien de verklaring van commissaris Stafan Füle van 24 maart 2011 na zijn ontmoeting met Joelija Tymosjenko,

–   gezien de door de Verkhovna Rada op 7 april 2011 aangenomen wet ter voorkoming en bestrijding van corruptie, die op 1 juli 2011 in werking zal treden,

–   gezien artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de EU een voorkeur heeft voor een stabiel en democratisch Oekraïne, dat de beginselen van de sociale markteconomie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de bescherming van minderheden eerbiedigt en borg staat voor de grondrechten; overwegende dat binnenlandse politieke stabiliteit, nadruk op interne hervormingen, eerbiediging van de rechtsstaat en de invoering van eerlijke, onpartijdige en onafhankelijke juridische procedures een voorwaarde zijn voor de verdere ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en Oekraïne; overwegende dat het Oostelijk partnerschap al deze beginselen omvat;

B.  overwegende dat een omvattende hervorming van de rechtsprekende macht en maatregelen ter eerbiediging van de rechtsstaat bij strafrechtelijke onderzoeken en vervolgingen, met inbegrip van het beginsel van eerlijke, onpartijdige en onafhankelijke juridische procedures, nog niet in Oekraïne zijn doorgevoerd,

C. overwegende dat corruptie en machtsmisbruik in Oekraïne nog altijd algemeen voorkomen, hetgeen een krachtig optreden van de autoriteiten vereist, teneinde de verantwoordelijken voor de rechter te brengen; overwegende dat strafrechtelijke vervolgingen en onderzoeken onpartijdig en onafhankelijk dienen te zijn en geen politiek doel mogen dienen,

D. overwegende dat het openbaar ministerie van Oekraïne het onderzoek in de zaak tegen voormalig minister-president van Oekraïne Joelija Tymosjenko heeft afgerond en strafrechtelijke vervolging heeft ingesteld wegens machtsmisbruik in het kader van de sluiting van gascontracten met de Russische Federatie in 2009,

E.  overwegende dat op 21 februari 2011 twee strafrechtelijke procedures tegen Joelija Tymosjenko zijn samengevoegd in één zaak waarin zij wordt beschuldigd van het verduisteren van gelden afkomstig van de verkoop van rechten voor de uitstoot van broeikasgassen in het kader van het protocol van Kyoto, alsmede van het verduisteren van 67 miljoen UAH afkomstig van de Oekraïense staatsbegroting, bestemd voor een overheidsgarantie voor de Oostenrijkse regering in verband met de aankoop en invoer van 1000 auto's van het type Opel Combo, te gebruiken voor medische doeleinden in plattelandsgebieden ten tijde van haar premierschap,

F.  overwegende dat Joelija Tymosjenko sinds de start van het onderzoek op 15 december 2010 44 keer is ondervraagd, dat zij een binnen- en buitenlands reisverbod van bijna zes maanden heeft gekregen, dat de Oekraïense autoriteiten haar tot vier maal toe hebben belet binnen Oekraïne te reizen, en haar in februari en juni hebben verboden naar Brussel te reizen, en dat ze op 25 mei 2011 is opgeroepen en meerdere uren is verhoord, alvorens weer te worden vrijgelaten,

G. overwegende dat 12 voormalige hooggeplaatste ambtenaren van de regering Tymosjenko zich in voorarrest bevinden, waaronder Joeri Lutsenko, voormalig minister van Binnenlandse Zaken en één van de leiders van de Volkspartij voor zelfverdediging, die is beschuldigd van ambtsmisdrijven en verduistering van gelden en op 26 december 2010 is gearresteerd voor beweerde niet-medewerking aan de vervolging, alsmede Yevhen Korniychuk, voormalig eerste onderminister van Justitie, die op 22 december 2010 is gearresteerd op beschuldiging van het overtreden van de wet in verband met openbare aanbestedingsprocedures voor juridische diensten,

H. overwegende dat de heer Lutsenko niet uit voorarrest is vrijgelaten bij de aanvang van zijn proces op 23 mei 2011, ondanks het feit dat detentie wegens beweerde niet-medewerking aan het onderzoek van zijn zaak een uiterst buitensporige maatregel is,

I.   overwegende dat een voorlopig rapport van het Deense Helsinki Comité voor Mensenrechten inzake de rechtszaken Lutsenko en Korniychuk melding maakt van ernstige schendingen van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens,

J.   overwegende dat strafrechtelijke vervolging is ingesteld tegen Bohdan Danylshin, voormalig minister van Economische Zaken, die uit Oekraïne is weggevlucht en politiek asiel heeft gekregen in de Tsjechische Republiek; overwegende dat Georgy Filipchuk, voormalig minister van Milieu, en Valery Ivashchenko, voormalig uitvoerend minister van Defensie, eveneens een strafrechtelijke aanklacht boven het hoofd hangt,

K. overwegende dat Anatoliy Grytsenko (Partij van de Regio's), voormalig voorzitter van het parlement van de Krimrepubliek, op 24 januari 2011 is gearresteerd en wordt beschuldigd van machtsmisbruik in verband met het illegaal schenken van 4800 hectare grond; overwegende dat later nog een strafrechtelijke procedure is ingesteld wegens fraude met grond in verband met een vakantieoord in Yalta,

L.  overwegende dat het Openbaar Ministerie tevens een strafrechtelijke procedure wegens machtsmisbruik heeft ingesteld tegen Leonid Koetsjma, voormalig president van Oekraïne,

M. overwegende dat de grondwet van Oekraïne voorziet in collectieve verantwoordelijkheid voor besluiten van de Oekraïense regering,

N. overwegende dat de EU nadruk blijft leggen op eerbiediging van de rechtsstaat, met eerlijke, onpartijdige en onafhankelijke juridische procedures, waarbij de verdenking moet worden vermeden dat justitiële instrumenten selectief worden ingezet; overwegende dat de EU bijzonder grote waarde hecht aan deze beginselen, met name in een land dat wenst nadere contractuele betrekkingen aan te knopen op basis van politieke samenwerking,

1.  benadrukt dat een zo groot mogelijke transparantie bij strafrechtelijke onderzoeken, vervolgingen en processen gewaarborgd moet worden, en waarschuwt voor het gebruik van het strafrecht als instrument voor het bereiken van politieke doelen;

2.  is bezorgd over het toenemend aantal gevallen van selectieve vervolging van leden van de oppositie in Oekraïne, alsmede over de buitensporigheid van de getroffen maatregelen, met name in de zaken van Joelija Tymosjenko en Joeri Lutsenko, voormalig minister van Binnenlandse Zaken, en wijst erop dat de heer Lutsenko sinds 26 december 2010 vast zit; spreekt zijn steun uit voor Nina Karpachova, de Oekraïense commissaris voor de mensenrechten, die het Oekraïense Openbaar Ministerie heeft verzocht de mogelijkheid te overwegen tot het toepassen van preventieve maatregelen die geen detentie inhouden;

3.  herinnert de Oekraïense autoriteiten eraan dat het beginsel van collectieve verantwoordelijkheid voor de besluiten van de regering niet toelaat dat individuele leden van de regering worden vervolgd wegens besluiten die collectief zijn genomen;

4.  benadrukt dat lopende strafrechtelijke onderzoeken tegen prominente Oekraïense politieke leiders hen niet mogen belemmeren actief deel te nemen aan het politieke leven, kiezers te ontmoeten en internationale bijeenkomsten te bezoeken; roept de Oekraïense autoriteiten derhalve op het binnen- en buitenlandse reisverbod van Joelija Tymosjenko en andere belangrijke politieke figuren op te heffen;

5.  benadrukt dat versterking van de rechtsstaat en een geloofwaardige corruptiebestrijding niet alleen van wezenlijk belang zijn voor het sluiten van de associatieovereenkomst en de versterking van de betrekkingen tussen de EU en Oekraïne in het algemeen, maar ook voor het consolideren van de democratie in Oekraïne;

6.  verzoekt de Commissie steun te verlenen aan de hervorming van de rechterlijke macht in Oekraïne door beter gebruik te maken van het programma van de EU voor capaciteitsopbouw, en de oprichting te overwegen van een adviesgroep op hoog niveau van de EU voor Oekraïne, om het land bij te staan bij zijn inspanningen om zich aan te passen aan de wetgeving van de EU, ook voor wat betreft de rechterlijke macht;

7.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de EDEO, de lidstaten, de president, de regering en het parlement van Oekraïne en de parlementaire vergaderingen van de Raad van Europa en de OVSE.