Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B7-0579/2011Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B7-0579/2011

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de bijdrage van het gemeenschappelijk visserijbeleid aan de productie van collectieve goederen

14.2.2012

ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
PPE (B7‑0579/2011)
S&D (B7‑0584/2011)
Verts/ALE (B7‑0065/2012)
ECR (B7‑0066/2012)
ALDE (B7‑0067/2012)

Maria do Céu Patrão Neves namens de PPE-Fractie
Ulrike Rodust, Guido Milana, Dolores García-Hierro Caraballo, Estelle Grelier, Iliana Malinova Iotova, Catherine Trautmann, Antolín Sánchez Presedo namens de S&D-Fractie
Pat the Cope Gallagher, Filiz Hakaeva Hyusmenova, Giommaria Uggias namens de ALDE-Fractie
Isabella Lövin namens de Verts/ALE-Fractie
Marek Józef Gróbarczyk, Struan Stevenson namens de ECR-Fractie

Procedure : 2011/2899(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B7-0579/2011
Ingediende teksten :
RC-B7-0579/2011
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de bijdrage van het gemeenschappelijk visserijbeleid aan de productie van collectieve goederen

Het Europees Parlement,

–   gezien Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid[1],

–   gezien de mededeling van de Commissie 'Onze levensverzekering, ons natuurlijk kapitaal: een biodiversiteitsstrategie voor 2020' (COM(2011) 244 def.),

–   gezien de Mededeling van de Commissie getiteld "Rio+20: naar een groene economie en betere governance" (COM(2011) 363),

–   gezien de mededeling van de Commissie over "Europa 2020" (COM(2010)2020),

–   gezien de Kaderrichtlijn mariene strategie (2008/56/EG)[2],

–   gezien het door de Commissie op 13 juli 2011 voorgelegde pakket voor de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid,

–   gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982,

–   gezien de Gedragscode van de FAO van 31 oktober 1995 voor een verantwoorde visserij,

–   gezien artikel 115, lid 5, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de visserij een van de oudste menselijke activiteiten is en dat vis een belangrijk en onmisbaar bestanddeel is van de voeding van de mens waarvan de beschikbaarheid verzekerd moet worden en waarvan het belang naar behoren erkend en gewaardeerd moet worden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB);

B.  overwegende dat de visserijsector, die zowel het vissen op wilde soorten als de aquacultuur omvat, via de drie hoofdstromen vissen, verwerking en marketing bijdragen aan de productie van onmisbare collectieve goederen; dat gezonde visbestanden, gezonde mariene ecosystemen en het behoud van de mariene biodiversiteit belangrijke collectieve goederen zijn die in stand moeten worden gehouden;

C. overwegende dat duurzame aquacultuur in zee of in zoetwater en zowel langs de kust als in volle zee, een belangrijk onderdeel van de visserijsector is;

D. overwegende dat de kleinschalige kustvisserij een bijzonder belangrijke rol speelt in het economische, sociale en culturele leven en voor het milieu, die in het GVB naar behoren erkend moet worden en tot uiting moet komen; dat de kustgemeenschappen zwaar getroffen zijn door het verval van de visserijsector als geheel, dat ernstige gevolgen heeft gehad voor kleine vissershavens in de hele EU;

E.  overwegende dat het hervormde GVB de ecologische, sociale en economische duurzaamheid van de visserijsector moet waarborgen in de verschillende hydrografische bekkens, mede door middel van de invoering van een gedecentraliseerd beheersmodel waarmee de besluitvorming dichter bij de plaats van activiteit wordt gebracht en de belanghebbenden zelf meer verantwoordelijkheid krijgen;

F.  overwegende dat de visserijsector activiteiten omvat die afhankelijk zijn van functionerende ecosystemen, aangezien rijke visbestanden en in goede conditie verkerende mariene ecosystemen van essentieel belang zijn voor de duurzaamheid op lange termijn van de extractie, verwerking en afzet van visserijproducten;

G. overwegende dat de Europese visserijsector bijdraagt aan de sociale ontwikkeling omdat hij direct en indirect werkgelegenheid schept, en tot de economische groei dankzij de 6,4 miljoen vis die hij jaarlijks opbrengt;

H. overwegende dat de multifunctionele aard van de visserijsector tot uiting komt op verschillende gebieden, bijvoorbeeld in de impact die hij heeft op sociaaleconomische, historische, culturele, wetenschappelijke en milieuvraagstukken;

I.   overwegende dat visserijactiviteiten vooral van belang zijn voor kustgebieden en eilanden, waar zij bijdragen tot een effectief beheer en tot de sociale en economische dynamiek; dat dit bijzonder belangrijk is voor de kust- en eilandgemeenschappen, die vaak benadeeld zijn als gevolg van schaarse werkgelegenheid en zwakke plaatselijke economieën;

J.   overwegende dat er een nauwe link moet bestaan tussen het GVB en andere belangrijke initiatieven van de EU op het gebied van maritieme zaken, met name die welke worden genoemd in de mededeling van de Commissie "Een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie" (COM(2007) 574 def.), waarin staat dat de Europese visserijsector ook de aanzet kan geven tot een steeds breder scala aan wetenschappelijke studies die onze kennis vergroten van de dynamiek van oceanen, van ecosystemen en van de biologie van aquatische soorten die direct of indirect te maken hebben met visserijactiviteiten;

K. overwegende dat een dynamische, goed beheerde visserijsector een steeds grotere bijdrage aan de Europese samenleving en economie zou kunnen leveren, en daarmee een belangrijke rol zou kunnen spelen in de Europa 2020-strategie;

1.  benadrukt dat de visserij een belangrijke sector van de EU-industrie is die de Europese burgers hoogwaardig voedsel levert en economische en sociale toegevoegde waarde creëert voor de Europese Unie; is derhalve van mening dat het hervormde GVB er borg voor moet staan dat de visbestanden duurzaam geëxploiteerd worden en op een gezond niveau worden gehouden, zodat de visserijactiviteiten op lange termijn kunnen blijven bestaan in de gebieden en gemeenschappen waar die van oudsher worden uitgeoefend;

2.  is van oordeel dat ecologische, economische en sociale duurzaamheid belangrijke doelstellingen van het GVB zijn en benadrukt dat de totstandbrenging van een duurzame visserijsector de hoogste prioriteit van het GVB moet zijn, opdat de huidige en toekomstige generaties kunnen blijven profiteren van de ecologische, sociale en economische voordelen die het vissen biedt;

3.  benadrukt dat visserij, mits goed beheerd, een grotere bijdrage zou kunnen leveren aan de Europese samenleving op gebieden als voedselzekerheid, werkgelegenheid, instandhouding van dynamische visserijgemeenschappen, en op vele andere wijzen; onderstreept dat gezonde visbestanden, gezonde mariene ecosystemen en instandhouding van mariene biodiversiteit op zichzelf collectieve goederen zijn die alleen geproduceerd worden als de visbestanden duurzaam worden beheerd en elke onnodige negatieve impact op het milieu zoveel mogelijk wordt voorkomen;

4.  acht het van cruciaal belang dat zeeën, die meer dan twee derde van het oppervlak van onze planeet beslaan, worden beschouwd als hulpbronnen die een essentiële rol spelen bij de productie van andere natuurlijke hulpbronnen (bijvoorbeeld visserij); acht het dan ook strategisch gezien onontbeerlijk dat in het GVB duidelijke en precieze maatregelen worden opgenomen om er via een op ecosystemen gebaseerde benadering voor te zorgen dat dit beleid de gewenste strategische rol kan spelen;

5.  benadrukt dat het GVB bijdraagt aan het halen van de doelstellingen van de EU- biodiversiteitsstrategie voor 2020 en aan de intentie van de EU om vóór 2020 een halt toe te roepen aan het verlies van biodiversiteit en de achteruitgang van ecosysteemdiensten door maatregelen te nemen ter waarborging van duurzame visserij, voorzorgsmaatregelen te treffen ter uitbanning van destructieve visserij, door te zorgen voor het herstel van overbeviste bestanden en door maatregelen te treffen ter bescherming van soorten waarop de visserij niet is gericht;

6.  herinnert eraan dat de visserijsector (inclusief aquacultuur) op economisch vlak naar schatting 34,2 miljard EUR aan inkomsten genereert, en dat de sector op sociaal vlak meer dan 350.000 banen creëert in de visserij zelf, de visverwerkingsindustrie en de afzet, in het bijzonder in kustgebieden en afgelegen gebieden en op eilanden;

7.  benadrukt dat de visserijsector een multifunctionele dimensie heeft en dat hij, afgezien van zijn drie traditionele activiteitengebieden en zijn zichtbare impact op economisch, ecologisch en sociaal vlak, ook een belangrijke rol speelt op tal van andere terreinen, zoals milieu, cultuur, recreatie en toerisme, wetenschap, energie en onderwijs, en wijst met name op de belangrijke rol die de kleinschalige visserij in dit verband speelt;

8.  verzoekt de Commissie naar behoren rekening te houden met het feit dat de visserijsector een belangrijke rol speelt op de volgende gebieden:

i)    op cultureel gebied - vanwege zijn rol in de gastronomie, de etnografie, de geschiedenis, de literatuur, de museumkunde, enz.;

ii)   op het gebied van recreatie en toerisme - vanwege de talrijke activiteiten die hij biedt, zoals excursies op zee met plaatselijke vissers, het observeren van walvissen en zeevogels, ecologisch duiken, enz.;

iii)   op wetenschappelijk gebied – door mariene en andere wetenschappers te helpen bij hun onderzoek;

iv)  op energiegebied - door de ontwikkeling van nieuwe technologieën te bevorderen waarvan de maatschappij in haar geheel later kan profiteren;

v)   op milieugebied - via het in stand houden van biologisch gevoelige geografische gebieden en kweek- en kraamgebieden langs de kust, alsook het schoonmaken van de zeeën;

vi)  op educatief gebied - door het vermogen om te genieten van het buiten zijn te ontwikkelen en respect voor de zee bij te brengen;

9.  benadrukt dat de visserijsector vanwege zijn multifunctionele dimensie zorgt voor collectieve goederen die ten goede komen aan de EU-burgers in het algemeen en niet alleen aan degenen die direct of indirect betrokken zijn bij de visserij, en dat dit feit moet worden erkend en naar waarde moet worden geschat; merkt voorts op dat een aanzienlijk aantal EU-burgers, en met name de bewoners van kustgebieden, profiteren van de multifunctionele dimensie van de visserijactiviteiten; is van mening dat bij de financiering van het GVB ten volle rekening moet worden gehouden met de multifunctionele dimensie van de visserijsector; onderstreept dat de productie van deze extra collectieve goederen niet moet worden gebruikt als excuus om noodzakelijke hervormingen van het GVB uit te stellen;

10. verzoekt de Commissie bijstand te verlenen aan kleine vissershavens die zwaar getroffen zijn door de dalende vangsten die het gevolg zijn van overbevissing;

11. benadrukt dat de visserijsector (die zowel het vissen op wilde soorten als de aquacultuur omvat) een van de belangrijkste pijlers van de voedselzekerheid in de Europese Unie is, en dat de GVB-hervorming de duurzaamheid en de stabiliteit van de sector dus moet garanderen, zodat deze in de toekomst visserijproducten van voldoende kwaliteit kan leveren, in hoeveelheden die volstaan om te voorzien in de vraag van meer dan een half miljard Europese burgers;

12. wijst nadrukkelijk op de mogelijkheden die mariene en zoetwateraquacultuur biedt als aanvulling op de belangrijke bijdrage die de visserij al levert aan de voedselzekerheid in de EU; benadrukt dat er een specifiek beleid moet komen om de ecologische duurzaamheid van de aquacultuursector te waarborgen; verzoekt de Commissie algemene kwalitatieve criteria voor de aquacultuur vast te stellen waaraan binnen de hele EU voldaan moet worden en waarbij rekening wordt gehouden met de ecologische en sociale gevolgen van aquacultuur; verzoekt de Commissie voorts te garanderen dat geïmporteerde aquacultuurproducten overeenkomstig de desbetreffende Europese duurzaamheids- en kwaliteitsnormen zijn geproduceerd, d.w.z. overeenkomstig de normen inzake milieu en dierenwelzijn;

13. benadrukt dat de recreatievisserij niet aan de orde is gesteld in de voorstellen die de Commissie op 13 juli 2011 heeft ingediend; benadrukt dat deze vorm van visserij apart moet worden behandeld in het kader van de hervorming van het GVB;

14. onderstreept dat verdere diversificatie van direct of indirect aan de visserij gelieerde activiteiten de uittocht van werknemers uit de sector kan helpen vertragen, de gewoonten en tradities in de verschillende regio's levend kan houden en een halt kan toeroepen aan de ontvolking van sommige kustgebieden;

15. wijst erop dat het beheer van de visserij steeds meer steunt op wetenschappelijke gegevens, hetgeen toegepast onderzoek op dit gebied stimuleert, kennis bevordert en technologische ontwikkeling en innovatie in de hand werkt, wat spoort met de EU 2020-strategie voor de bevordering van slimme groei;

16. wijst erop dat de visserijsector afhankelijk is van de gezondheid van de bestanden en van het evenwicht van het ecosysteem, en dat de hervorming van het GVB ervoor moet zorgen dat de rol van de sector als hoeder en beheerder van de mariene hulpbronnen weer centraal komt te staan, om zo een doeltreffendere, groenere en concurrentiekrachtigere economie tot stand te brengen, overeenkomstig de doelstellingen van de EU 2020-strategie voor de bevordering van duurzame groei;

17. wijst erop dat de visserijactiviteiten met al hun dimensies, waaronder duurzame aquacultuur, met hun directe en indirecte impact en de collectieve goederen die zij produceren, voor sociale en territoriale cohesie zorgen, beroepsopleiding stimuleren en de sociale en economische dynamiek bevorderen, overeenkomstig de doelstellingen van de EU 2020-strategie voor de bevordering van inclusieve groei;

18. benadrukt dat de visserijsector zowel als zodanig als via het geïntegreerd maritiem beleid (GMB) moet bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Rio +20 voor een open economie, alsook aan het scheppen van banen en het uitbannen van armoede;

19. verklaart dat visserijactiviteiten een belangrijke rol spelen in de bredere context van het GMB en een essentiële factor vormen van het beleid inzake maritieme ruimtelijke ordening en in het kader van het Europees Maritiem en Visserijfonds;

20. verzoekt de Commissie de multifunctionaliteit van de visserijsector en de waarde van het brede scala aan collectieve goederen die de sector produceert te erkennen;

21. verzoekt de Commissie er in haar toekomstige beleidsvoorstellen en -besluiten voor te zorgen dat het GVB bijdraagt aan het halen van algemene beleidsdoelstellingen, zoals de EU 2020-strategie; is van mening dat in dit cruciale proces van hervorming van het GVB moet worden erkend dat het GVB een bron van ontwikkeling is in de context van het Europees Groeiproject en dat moet worden gezorgd voor de voorwaarden waarmee het zijn volledige potentieel kan ontwikkelen; verzoekt de Commissie bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van dit beleid rekening te houden met de specifieke kenmerken van visserij en van kustgebieden;

22. verzoekt de Commissie het conditionaliteitsconcept, dat ook in het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt gebruikt, in het hervormde GVB op te nemen, zodat gezorgd wordt voor positieve discriminatie voor milieuvriendelijke visserijpraktijken, bijvoorbeeld door makkelijkere toegang tot subsidies;

23. verzoekt de Commissie de ontwikkeling van parallelle activiteiten te bevorderen door een legale oplossing te vinden waarmee vissers de mogelijkheid krijgen om, zonder daar financieel voor te worden bestraft, andere bronnen van inkomsten te ontwikkelen binnen het brede scala aan visserijgerelateerde activiteiten;

24. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.