Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B7-0079/2012Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B7-0079/2012

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de recente ontwikkelingen in Egypte

15.2.2012

ingediend overeenkomstig artikel 122, lid 5, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
PPE (B7‑0079/2012)
ECR (B7‑0082/2012)
S&D (B7‑0084/2012)
Verts/ALE (B7‑0085/2012)
ALDE (B7‑0087/2012)

Cristian Dan Preda, Elmar Brok, Mario Mauro, Ria Oomen-Ruijten, Hans-Gert Pöttering, Bernd Posselt, Filip Kaczmarek, Csaba Sógor, Laima Liucija Andrikienė, Roberta Angelilli, Tunne Kelam, Monica Luisa Macovei, Elena Băsescu, Eija-Riitta Korhola, Sari Essayah, Zuzana Roithová, Sergio Paolo Francesco Silvestris, Giovanni La Via, Eduard Kukan, Lena Kolarska-Bobińska, Bogusław Sonik, Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė namens de PPE-Fractie
Véronique De Keyser, Kristian Vigenin, Pino Arlacchi, Liisa Jaakonsaari, Rovana Plumb namens de S&D-Fractie
Marietje Schaake, Sonia Alfano, Louis Michel, Kristiina Ojuland, Robert Rochefort, Ramon Tremosa i Balcells, Edward McMillan-Scott, Marielle De Sarnez, Graham Watson, Izaskun Bilbao Barandica, Antonyia Parvanova, Jelko Kacin namens de ALDE-Fractie
Franziska Katharina Brantner, Hélène Flautre, Frieda Brepoels, Nicole Kiil-Nielsen, Margrete Auken, Raül Romeva i Rueda, Rui Tavares, Judith Sargentini, Barbara Lochbihler namens de Verts/ALE-Fractie
Charles Tannock, Peter van Dalen, Ryszard Antoni Legutko, Tomasz Piotr Poręba, Ryszard Czarnecki namens de ECR-Fractie
Bastiaan Belder, Jaroslav Paška

Procedure : 2012/2541(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B7-0079/2012
Ingediende teksten :
RC-B7-0079/2012
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de recente ontwikkelingen in Egypte

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn eerdere resoluties over Egypte, in het bijzonder die van 17 november 2011 over Egypte en met name over de blogger Alaa Abd El Fattah[1],

 

–   gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) van 1966, waarbij Egypte partij is,

–   gezien de verklaringen van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV), Catherine Ashton, van 2 februari 2012 over de tragedie in het voetbalstadion in Egypte en van 1 februari 2012 over de voortdurende onderdrukking van de burgerbevolking in Egypte,

–   gezien de Associatieovereenkomst EU-Egypte van 2004 en het in 2007 overeengekomen Actieplan,

–   gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 10 oktober 2011 en de conclusies van de Europese Raad over Egypte van 23 oktober 2011,

–   gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de VV/HV aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 25 mei 2011 met als titel "Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden";

–   gezien de ontwikkeling van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) sinds 2004, en met name de voortgangsverslagen van de Commissie over de tenuitvoerlegging daarvan,

–   gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de VV/HV aan de Europese Raad, het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over een partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart met de zuidelijke mediterrane landen,

–   gezien de EU-richtsnoeren inzake mensenrechtenactivisten van 2004, die in 2008 zijn geactualiseerd,

–   gezien artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de situatie van de ngo's in Egypte alarmerend is; overwegende dat in oktober 2011 de oprichting is aangekondigd van een toetsingscommissie voor civiele instellingen en ngo's ter verscherping van het wettelijk toezicht op de buitenlandse financiering van maatschappelijke organisaties en politieke stichtingen en dat de Centrale Bank naar aanleiding daarvan is verzocht alle bankovermakingen van en naar ngo's te controleren; overwegende dat de kantoren van tien met buitenlands geld gefinancierde organisaties zijn doorzocht, dat deze organisaties zijn onderzocht en dat er vervolgens door de Opperste Raad van de Strijdkrachten (SCAF) op 29 december 2011 tegen hen een verbod is uitgevaardigd; overwegende dat de onder militair bewind staande regering van Egypte op 5 februari 2012 heeft aangekondigd dat zij 19 Amerikaanse burgers en 24 anderen zou gaan berechten in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de buitenlandse financiering van non-profitorganisaties die actief zijn in Egypte; overwegende dat Egyptische rechters bezig zijn met een onderzoek naar vermeende illegale buitenlandse financiering van prodemocratische niet-gouvernementele organisaties en politieke stichtingen, en dat 44 verdachten, waaronder 19 Amerikanen, 14 Egyptenaren, 5 Serviërs, 2 Duitsers, 2 Libanezen, 1 Jordaniër en 1 Palestijn voor de criminele rechtbank in Caïro zijn gedaagd en het bevel hebben gekregen het land niet te verlaten;

B.  overwegende dat de ngo's ook worden beschuldigd van het opzetten en aanhouden van kantoren in Egypte zonder toestemming van de regering, maar dat de door de organisaties conform de desbetreffende instructies ingediende aanvragen voor registratie door de Egyptische autoriteiten meer dan vijf jaar lang zijn genegeerd; overwegende dat deze beschuldigingen het eindresultaat zijn van de escalatie van het harde juridische optreden tegen nationale en internationale ngo's in Egypte, dat indruist tegen het internationale recht inzake de mensenrechten en de inspanningen ondermijnt om de democratische waarden te bevorderen en de mensenrechten te vrijwaren;

C. overwegende dat ten minste 74 mensen zijn omgekomen en honderden gewond zijn geraakt na schermutselingen die uitbraken tijdens een voetbalwedstrijd in Port Said tussen Caïro club Al Ahly en de lokale club Al Masr;

D. overwegende dat de politie daarbij opvallend passief is gebleven; overwegende dat de woede en speculatie dat deze schermutselingen mogelijkerwijs politiek zouden zijn gemotiveerd, in combinatie met eisen om een einde te maken aan het militaire bewind, hebben geleid tot straatdemonstraties om te protesteren tegen elke vorm van – militaire of andere – dictatuur in de dagen die volgden op de tragedie in het voetbalstadion en hebben geresulteerd in nog meer doden en gewonden; overwegende dat de politie op de demonstranten blijft vuren met traangas, maar ook met hagel en rubberkogels;

E.  overwegende dat de viceminister van Volksgezondheid Hesham Sheiha de stadiontragedie de grootste ramp in de geschiedenis van het Egyptische voetbal heeft genoemd; overwegende dat de SCAF helikopters heeft laten aanrukken om gewonde teamleden en fans van de bezoekende club naar een militair hospitaal te laten overvliegen; overwegende dat sport vooral in tijden van transitie en sociale onrust een verbindende functie zou moeten vervullen en een gevoel van normaliteit moet bieden en tot verzoening tussen verdeelde gemeenschappen zou moeten leiden;

F.  overwegende dat het welslagen van het Europese nabuurschapsbeleid en het succes van de hervormingen op het gebied van de mensenrechten, en specifiek van de rechten van vrouwen, staat of valt met de betrokkenheid van de burgermaatschappij bij de uitvoering van het beleid in de respectieve sectoren;

G. overwegende dat de SCAF er een omstreden agenda op na blijkt te houden, aangezien de noodtoestand nog niet volledig is opgeheven en nog steeds kan worden toegepast in geval van "gewelddadigheid", een begrip dat alle ruimte laat voor interpretatie en willekeurige toepassing; overwegende dat er volgens internationale en nationale organisaties in de afgelopen 10 maanden van het militaire bewind geen sprake is geweest van verbetering van de bescherming van de mensenrechten in Egypte; overwegende dat er nog steeds burgers worden berecht voor militaire tribunalen, en dat bloggers, journalisten en mensenrechtenactivisten worden onderworpen aan directe of indirecte intimidatie, hetgeen heeft bijgedragen aan de groeiende spanningen en heeft geleid tot verdere burgerprotesten; overwegende dat de SCAF heeft nagelaten onderzoeken in te stellen naar de berichten omtrent seksueel misbruik van vrouwelijke demonstranten, waarbij zogenaamde "maagdelijkheidtests" zijn uitgevoerd en doodsbedreigingen zijn geuit en andere schendingen van de mensenrechten hebben plaatsgevonden;

H. overwegende dat bij de verkiezingen voor de Volksvergadering in de periode van november 2011 tot januari 2012 de Vrijheids- en rechtvaardigheidspartij van de Moslimbroederschap 47% van de stemmen heeft behaald en de door salafisten gedomineerde Noor-partij 25% van de stemmen kreeg, waarbij het aantal gekozen vrouwelijke parlementsleden van 64 naar 8 is teruggezakt; overwegende dat de presidentsverkiezingen naar verwachting in juni zullen plaatsvinden; overwegende dat er geen internationale instellingen, waaronder de EU, als waarnemers bij de verkiezingen zijn uitgenodigd;

I.   overwegende dat het Europees Parlement herhaaldelijk heeft opgeroepen tot de opheffing van de noodtoestand, die sinds 1981 van kracht was, tot versterking van de democratie en tot eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden in Egypte; overwegende dat de Europese Unie herhaaldelijk heeft verklaard gehecht te zijn aan de vrijheid van gedachte, de vrijheid van geweten en de vrijheid van godsdienst en heeft benadrukt dat regeringen overal ter wereld de plicht hebben deze vrijheden te waarborgen;

1.  betuigt zijn solidariteit met het Egyptische volk in deze cruciale democratische transitieperiode in het land; dringt er bij de Egyptische autoriteiten op aan volledig garant te staan voor de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, met inbegrip van de rechten van de vrouw, de vrijheid van godsdienst, geweten en denken, de bescherming van minderheden en de strijd tegen discriminatie op grond van seksuele geaardheid, de vrijheid van pers en media, de vrijheid van vereniging en vreedzame vergadering, een eerlijke rechtsgang, en de vrijheid van meningsuiting, omdat deze rechten essentiële componenten zijn van een waarachtige democratie;

2.  roept op tot onmiddellijke opheffing van de strafrechtelijke vervolging van ngo's en politieke stichtingen; dringt er bij de Egyptische autoriteiten op aan ervoor te zorgen dat alle inspecties van nationale of buitenlandse maatschappelijke organisaties worden uitgevoerd in volledige transparantie en onpartijdigheid, en conform de correcte juridische procedures en de internationale normen inzake mensenrechten en fundamentele vrijheden; is van mening dat deze aanvallen een ernstige schending vormen van het recht op vrijheid van vereniging, zoals bepaald in artikel 22 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten; verzoekt de Egyptische autoriteiten een nieuwe verenigingswet aan te nemen op basis van internationale mensenrechtennormen en in nauw overleg met ngo's en mensenrechtenorganisaties en prodemocratiegroepen; spreekt zijn volledige steun uit voor de inzet, het belang en de hoge kwaliteit van de activiteiten van deze organisaties bij de ondersteuning van de burgermaatschappij en het Egyptische volk om de vrede, de democratie en de mensenrechten te bevorderen;

3.  betreurt ten zeerste het hoge verlies aan mensenlevens en het grote aantal gewonden dat in Port Said is gevallen en betuigt zijn medeleven met de families van de slachtoffers; dringt aan op een onafhankelijk onderzoek naar de incidenten die tot deze tragedie hebben geleid en staat erop dat degenen die hiervoor verantwoordelijk zijn worden berecht;

4.  maakt zich zorgen over de beschuldigingen dat de schermutselingen politiek gemotiveerd waren, en dringt er bij de Egyptische autoriteiten dringend op aan een ​​onafhankelijk onderzoek naar de gebeurtenissen van 1 februari 2012 in te stellen;

5.  spreekt zijn krachtige steun uit voor hervormingen die leiden tot de instelling van democratie, de rechtsstaat en sociale rechtvaardigheid in Egypte, overeenkomstig de wil van het Egyptische volk; herhaalt zijn oproep tot opheffing van de noodtoestand; benadrukt nogmaals het belang van goed bestuur, de bestrijding van corruptie, en de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in Egypte, dringt aan op duidelijkheid in het grondwettelijk proces, alsook met betrekking tot de tijdslijn en de toe te passen beginselen, om ervoor te zorgen dat elke grondwettelijke bepaling inclusief is en geen mogelijkheid laat voor discriminatie van wie dan ook in de Egyptische samenleving; benadrukt nogmaals de noodzaak om het opperste gezag zo snel mogelijk over te dragen aan een democratisch gekozen burgerregering;

6.  benadrukt het belang van het houden van vrije, eerlijke en transparante verkiezingen, en spoort de EU en haar lidstaten ertoe aan de Egyptische autoriteiten, politieke partijen en de burgermaatschappij te blijven steunen en bijstaan in hun inspanningen om dit doel te bereiken; dringt er bij de SCAF op aan onafhankelijke waarnemers toe te laten om als getuige te fungeren en toezicht te houden bij de komende presidentsverkiezingen; dringt er bij de VV/HP op aan de oprichting te ondersteunen van een taskforce waarbij ook het Europees Parlement moet zijn betrokken en die kan voorzien in de behoefte aan ondersteuning van het democratische overgangsproces, zoals verwoord door degenen die zich inzetten voor democratische veranderingen, en in het bijzonder voor vrije en democratische verkiezingen en institutionele opbouw, inclusief de ontwikkeling van een onafhankelijke rechterlijke macht;

7.  is verheugd over de vrijlating van de gevangen bloggers Alaa Abd El Fattah en Maikel Nabil Sanad; verzoekt de Egyptische autoriteiten eens te meer te waarborgen dat bloggers, journalisten en mensenrechtenactivisten in Egypte niet het slachtoffer worden van directe of indirecte pesterijen of intimidatie; is verheugd over de vrijlating van politieke gevangenen, maar herhaalt dat ze hoe dan ook niet hadden mogen worden berecht door militaire rechtbanken; is van mening dat de betrokken gevangenen derhalve hadden moeten worden vrijgesproken in plaats van begenadigd;

8.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de parlementen en regeringen van de lidstaten en de Egyptische autoriteiten.