Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B7-0443/2012Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B7-0443/2012

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over Zuid-Afrika: slachting onder stakende mijnwerkers

12.9.2012 - (2012/2783(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 122, lid 5, en artikel 110, lid 4, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
S&D (B7‑0443/2012)
Verts/ALE (B7‑0445/2012)
GUE/NGL (B7‑0446/2012)
ECR (B7‑0447/2012)
PPE (B7‑0448/2012)
ALDE (B7‑0450/2012)

José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Bernd Posselt, Sabine Verheyen, Elmar Brok, Michael Gahler, Filip Kaczmarek, Jarosław Leszek Wałęsa, Roberta Angelilli, Philippe Boulland, Giovanni La Via, Mario Mauro, Cristian Dan Preda, Tunne Kelam, Eija-Riitta Korhola, Sergio Paolo Francesco Silvestris, Laima Liucija Andrikienė, Zuzana Roithová, Monica Luisa Macovei, Sari Essayah, Elena Băsescu, Alf Svensson namens de PPE-Fractie
Véronique De Keyser, Ana Gomes, María Muñiz De Urquiza, Liisa Jaakonsaari, Mitro Repo, Raimon Obiols namens de S&D-Fractie
Charles Goerens, Morten Løkkegaard, Marietje Schaake, Louis Michel, Robert Rochefort, Graham Watson, Sonia Alfano, Marielle de Sarnez, Sarah Ludford, Kristiina Ojuland, Johannes Cornelis van Baalen, Jelko Kacin, Izaskun Bilbao Barandica namens de ALDE-Fractie
Judith Sargentini, Barbara Lochbihler, Raül Romeva i Rueda, Jean Lambert, Nicole Kiil-Nielsen, Catherine Grèze namens de Verts/ALE-Fractie
Charles Tannock namens de ECR-Fractie
Marie-Christine Vergiat, Jean-Luc Mélenchon, Patrick Le Hyaric, Younous Omarjee, Marisa Matias, Alda Sousa namens de GUE/NGL-Fractie

Procedure : 2012/2783(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B7-0443/2012
Ingediende teksten :
RC-B7-0443/2012
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over Zuid-Afrika: slachting onder stakende mijnwerkers

(2012/2783(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien het gezamenlijk actieplan van het strategisch partnerschap Zuid-Afrika-EU, het enige partnerschap dat tot dusverre tussen de EU en een Afrikaans land is gesloten,

–   gezien de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst ("Overeenkomst van Cotonou"),

–   gezien de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over fundamentele beginselen en rechten op het werk en de follow-up ervan,

–   gezien het "Global Compact"-initiatief van de VN en de richtsnoeren van de OESO voor multinationale ondernemingen,

–   gezien het kader voor duurzame ontwikkeling van de International Council for Mining and Metals (ICMM),

–   gezien de overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking die in 1999 is ondertekend tussen de Europese Unie en Zuid-Afrika, en die in 2009 is aangevuld met bepalingen over politieke en economische samenwerking,

–   gezien de persverklaring van president Jacob Zuma van 17 augustus 2012,

–   gezien de opmerkingen van de hoge vertegenwoordiger Catherine Ashton op 23 en 24 augustus 2012 na de elfde ministeriële politieke dialoog Zuid-Afrika-EU met minister van Buitenlandse Zaken Nkoana-Mashabane,

–   gezien de resolutie van 30 mei 2012 van de PPV ACS-EU over de sociale en milieugevolgen van mijnbouw in de ACS-landen,

–   gezien artikel 122, lid 5, en artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

A. overwegende dat er op 16 augustus 2012 bij de platinamijn van Marikana Lonmin in de provincie Noordwest, Zuid-Afrika, 34 mensen zijn doodgeschoten en dat er ten minste 78 gewonden zijn gevallen bij schermutselingen tussen de politie en stakende mijnwerkers; overwegende dat deze schietpartij werd voorafgegaan door verscheidene dagen van gewelddadige stakingsacties waarbij 10 mensen werden gedood, waaronder twee bewakers en twee politieagenten;

B.  overwegende dat er bij de stakingen 270 mijnwerkers zijn gearresteerd en dat zij werden beschuldigd van het vermoorden van hun eigen medestakers op grond van de "common purpose"-wet uit de apartheidstijd;

C. overwegende dat de aanklagers, na de publieke verontwaardiging, de aanklacht wegens moord tegen de op 16 augustus gearresteerde mijnwerkers hebben ingetrokken en dat de behandeling van de aanklacht wegens openbare geweldpleging is uitgesteld tot het onderzoek is afgerond;

D. overwegende dat de schietpartij het bloedigste incident tussen de politie en betogers is sinds de afschaffing van de apartheid in 1994;

E.  overwegende dat het incident in het bredere perspectief gezien moet worden van de enorme sociaal-economische ongelijkheden in het land; overwegende dat Zuid-Afrika er sinds de val van het apartheidsregime in geslaagd is een democratische staat op te bouwen, maar nog steeds kampt met ernstige economische en sociale problemen, dat er nog steeds veel ongelijkheid heerst, veel armoede en dat het land een hoog werkloosheidspercentage heeft;

F.  overwegende dat de president Zuma deze tragische stand van zaken na de bloedige schietpartij publiekelijk heeft betreurd;

G. overwegende dat er een gerechtelijke onderzoekscommissie is ingesteld door president Zuma om onderzoek te doen naar de dood van de mijnwerkers en dat Zuid-Afrika's onafhankelijk directoraat voor politieonderzoek (IPID) ook een onderzoek is gestart; overwegende dat er een interministeriële commissie is opgericht om te zoeken naar een duurzame oplossing van de problemen die geleid hebben tot deze dodelijke schietpartij;

 

H. overwegende dat het uitblijven van een hervorming van de regeling voor arbeidsgeschillen heeft geleid tot aanzienlijke economische kosten voor Zuid-Afrika en buitenlandse investeerders kopschuw heeft gemaakt;

 

I.   overwegende dat de stakende mijnwerkers een loongeschil hadden met de eigenaar van platinamijn Lonmin, een aan de Londense beurs genoteerde mijnbouwonderneming – de op twee na grootste ter wereld;

J.   overwegende dat de sterke rivaliteit tussen politieke partijen en tussen vakbonden heeft bijgedragen tot het geschil, met name de spanningen tussen de National Union of Mineworkers (NUM) en de Association of Mineworkers and Construction Union (AMCU);

K. overwegende dat de afgezette voormalige voorzitter van de jongerenorganisatie van het ANC (ANCYL) Julius Malema de stakende mijnwerkers en de AMCU heeft gesteund;

L.  overwegende dat de mineralen en delfstoffen van Zuid-Afrika worden geëxporteerd, o.a. naar de landen van de Europese Unie; overwegende dat de mijnbouwsector kampt met een afnemende vraag en stijgende beheerskosten;

M. overwegende dat sommige werknemers van de Marikana Lonmin platinamijn nog steeds staken voor een beter loon;

N. overwegende dat er op 5 september 2012 een sterke politiemacht aanwezig was toen meer dan 3000 stakende mijnwerkers door de straten bij de Marikana-mijn trokken, de grootste vreedzame protestbetoging sinds de schietpartij op 16 augustus;

O. overwegende dat de stakingsactie is overgeslagen naar andere mijnen en dat op 5 september vier mensen gewond geraakt zijn bij een confrontatie bij de Gold One Modder East-mijn toen bewakers rubberkogels afvuurden op stakende mijnwerkers;

1.  veroordeelt de dodelijke schietpartij op stakende mijnwerkers op 16 augustus streng, alsmede het voorafgaande geweld waarbij tien mensen om het leven kwamen, waaronder twee bewakers en twee politieagenten;

2.  betuigt zijn innige deelneming met de nabestaanden van allen die hun leven hebben verloren sinds het begin van de Marikana-mijncrisis;

3.  is verheugd over het besluit van president Zuma om een onderzoekscommissie in te stellen en over het initiatief van het onafhankelijk directoraat voor politieonderzoek (IPID) om onderzoek te doen naar de dood van de mijnwerkers;

4.  dringt er bij de onderzoekscommissie op aan transparantie te betrachten, uiterst onafhankelijk en onpartijdig te werk te gaan en ervoor te zorgen dat haar onderzoek een aanvulling vormt op dat van het onafhankelijk directoraat voor politieonderzoek (IPID);

5.  dringt er bij alle betrokken partijen op aan hun medewerking te verlenen aan de onderzoekscommissie om vast te stellen wat er feitelijk is gebeurd in Marikana;

6.  dringt er bij de onderzoekscommissie op aan te onderzoeken wat de onderliggende oorzaak is van het buitensporige gebruik van geweld door de politie en geeft uiting aan zijn bezorgdheid over het gebruik van de "common purpose"-wet uit de apartheidstijd;

7.  is bezorgd dat de gevestigde sociale partners van Zuid-Afrika in de ogen van de burgers aan legitimiteit inboeten door de aanhoudende signalen van corruptie, op alle niveaus;

8.  dringt er bij de Zuid-Afrikaanse autoriteiten en Lonmin op aan ervoor te zorgen dat de slachtoffers en de familieleden van de slachtoffers toegang hebben tot de rechter, compensatie krijgen en worden geholpen;

9.  dringt aan op een eerlijke behandeling van alle gearresteerden volgens gerechtelijke procedures, en tevens op een onpartijdig en transparant politieonderzoek;

10. betreurt dat Lonmin er niet in geslaagd is het arbeidsgeschil met de nodige tact te behandelen en dat het bedrijf iedere verantwoordelijkheid afwijst, maar is verheugd over de aankondiging van het bedrijf dat het stakers niet zal ontslaan als ze niet weer aan het werk gaan, in tegenstelling tot wat het bedrijf eerder had geëist;

11. is uiterst bezorgd over de dreiging met geweld door de stakende mijnwerkers, met name de intimidatie van mijnwerkers die met de dood bedreigd zouden zijn als ze blijven werken; dringt er bij alle betrokken partijen op aan erop toe te zien dat protesten vreedzaam verlopen;

12. is bezorgd dat de confrontatie bij de Gold One Modder East-mijn een teken is dat de arbeidsonrust kan overslaan naar de goudsector, wat tot een uitbreiding van het geweld zou kunnen leiden;

13. herinnert alle partijen aan hun verplichting de internationale wetgeving te eerbiedigen, inclusief ILO-beginselen en –prioriteiten en de Zuid-Afrikaanse grondwet waarin de vrijheid van vereniging, de vrijheid van vergadering, en de vrijheid van meningsuiting zijn verankerd;

14. dringt er bij de Zuid-Afrikaanse autoriteiten, de vakbonden en Lonmin op aan alles in het werk te stellen om snel te komen tot een allesomvattende en eerlijke oplossing van het conflict en van het loongeschil om de vrede en stabiliteit in het gebied te herstellen;

15. dringt aan op onmiddellijke beslechting van de geschillen en conflicten tussen de NUM en de AMCU;

16. hamert erop dat er iets gedaan wordt aan de kwestie van billijke beloning van de werknemers in de Zuid-Afrikaanse mijnen en aan de ongelijke salarisschalen;

17. erkent dat de Zuid-Afrikaanse regering een reeks stappen heeft genomen om de arbeidsomstandigheden in de mijnbouwindustrie te verbeteren en dringt er bij de autoriteiten op aan hun inspanningen voort te zetten;

18. dringt er bij de Zuid-Afrikaanse regering op aan om werk te maken van de ontwikkeling van de vaardigheden binnen het Zuid-Afrikaanse politiekorps, met name om gewelddadige demonstraties te controleren en het gebruik van scherpe munitie; dringt aan op intensivering van de samenwerking op het gebied van politietraining tussen de EU en Zuid-Afrika;

19. verzoekt de Commissie een controlemechanisme op te zetten dat gericht is op het voorkomen van de invoer in de EU van mijnbouwproducten die gewonnen zijn zonder dat sociale, arbeids-, veiligheids- en milieunormen zijn geëerbiedigd; moedigt de Commissie aan een kwaliteitslabel voor mijnbouwproducten in te voeren die gewonnen zijn met inachtneming van sociale, arbeids-, veiligheids- en milieunormen;

20. dringt er bij de Zuid-Afrikaanse regering op aan de onderliggende oorzaak van het geweld aan te pakken, o.a. de onrustbarende kloof tussen arm en rijk, de stijging van de jeugdwerkloosheid, de arbeids- en levensomstandigheden van de werknemers om zo een einde te maken aan de extreme economische ongelijkheid;

21. is bereid Zuid-Afrika te blijven ondersteunen en benadrukt dat een duurzaam en gerichter partnerschap nodig is om het land te helpen de sociaal-economische problemen op te lossen;

22. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, het parlement en de regering van Zuid-Afrika, de covoorzitters van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, het pan-Afrikaans Parlement en de Afrikaanse Unie.