Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B7-0561/2012Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B7-0561/2012

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over het besluit van de Israëlische regering om de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever uit te breiden

11.12.2012 - (2012/2911(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 110, leden 2 en 4, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
Verts/ALE (B7‑0561/2012)
ALDE (B7‑0566/2012)
GUE/NGL (B7‑0567/2012)
ECR (B7‑0568/2012)
PPE (B7‑0569/2012)
S&D (B7‑0571/2012)

José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Ioannis Kasoulides, Elmar Brok, Roberta Angelilli, Tokia Saïfi, Hans-Gert Pöttering, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou namens de PPE-Fractie
Véronique De Keyser, Ana Gomes, María Muñiz De Urquiza, Emer Costello, Pino Arlacchi, Richard Howitt namens de S&D-Fractie
Annemie Neyts-Uyttebroeck, Ivo Vajgl, Niccolò Rinaldi, Graham Watson, Marielle de Sarnez, Louis Michel, Izaskun Bilbao Barandica, Marietje Schaake, Alexandra Thein namens de ALDE-Fractie
Daniel Cohn-Bendit namens de Verts/ALE-Fractie
Charles Tannock, Ryszard Czarnecki, Adam Bielan namens de ECR-Fractie
Patrick Le Hyaric, Kyriacos Triantaphyllides, Martina Anderson, Willy Meyer, Marie-Christine Vergiat, Younous Omarjee, Marisa Matias, Alda Sousa namens de GUE/NGL-Fractie

Procedure : 2012/2911(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B7-0561/2012
Ingediende teksten :
RC-B7-0561/2012
Debatten :
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over het besluit van de Israëlische regering om de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever uit te breiden

(2012/2911(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien het Handvest van de Verenigde Naties,

–   gezien de relevante VN-resoluties: resoluties 181 (1947) en 194 (1948) van de Algemene Vergadering van de VN, en resoluties 242 (1967), 338 (1973), 1397 (2002), 1515 (2003) en 1850 (2008) van de VN-Veiligheidsraad,

–   gezien de Akkoorden van Oslo ("Declaration of Principles on Interim Self-Government Arrangements") van 13 september 1993,

–   gezien de interimovereenkomst over de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook van 28 september 1995,

–   gezien de verklaringen van Catherine Ashton, vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, meer bepaald die van 8 juni 2012 en van 2 december 2012 over de uitbreiding van de nederzettingen,

–   gezien het besluit van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 29 november 2012 om Palestina de status van niet-lidstaat met waarnemersstatus toe te kennen,

–   gezien de conclusies van de Raad van 10 december 2012 en 14 mei 2012 over het vredesproces in het Midden-Oosten,

–   gezien artikel 110, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de Israëlische regering op 2 december 2012 plannen aankondigde voor de bouw van 3 000 nieuwe wooneenheden op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem; overwegende dat de aangekondigde plannen de levensvatbaarheid van de tweestatenoplossing zouden ondergraven, in het bijzonder met betrekking tot het E1-gebied, waar de bouw van nederzettingen de Westelijke Jordaanoever in tweeën zou delen en zo de stichting van een levensvatbare, aaneengesloten en soevereine Palestijnse staat onmogelijk zou maken;

B.  overwegende dat de Israëlische regering op 2 december 2012 heeft aangekondigd een bedrag van 100 miljoen USD aan Palestijnse belastingopbrengsten niet uit te keren; overwegende dat de maandelijkse belastingovermakingen een kernelement voor de begroting van de Palestijnse Autoriteit vormen; overwegende dat de Israëlische minister van financiën Yuval Steinitz heeft verklaard dat de belastingopbrengsten worden ingehouden om Palestijnse schulden aan het Israëlische elektriciteitsbedrijf te voldoen;

C. overwegende dat de EU herhaaldelijk heeft bevestigd dat zij voorstander blijft van een tweestatenoplossing, waarbij de staat Israël en een onafhankelijke, democratische, aaneengesloten en levensvatbare staat Palestina zij aan zij in vrede en veiligheid leven;

D. overwegende dat door de Akkoorden van Oslo van 1993 het gebied van de Westelijke Jordaanoever in drie zones werd verdeeld, namelijk de zones A, B en C; overwegende dat zone C, die onder controle staat van de Israëlische civiele en veiligheidsautoriteiten, 62% van het gebied van de Westelijke Jordaanoever uitmaakt en het enige aangrenzende gebied is met vruchtbare grond en veel hulpbronnen; overwegende dat in de interimovereenkomst over de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook van 1995 staat dat zone C geleidelijk aan de Palestijnse jurisdictie zou worden overgedragen;

E.  overwegende dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 29 november 2012 met een overweldigende meerderheid, met 138 stemmen voor, 9 tegen bij 41 onthoudingen, besloot Palestina de status van waarnemer zonder lidmaatschap van de VN toe te kennen;

1.  geeft uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over de aankondiging van de Israëlische regering op de Westelijke Jordaanoever, waaronder in Oost-Jeruzalem, ongeveer 3 000 nieuwe woningen te zullen bouwen;

2.  benadrukt opnieuw dat een dergelijke uitbreiding de vooruitzichten op een levensvatbaar Palestina en op Jeruzalem als gedeelde hoofdstad van zowel Palestina als Israël in gevaar kan brengen;

3.  benadrukt dat de Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem in strijd zijn met het internationaal recht; roept ertoe op alle constructies van nederzettingen door Israël en alle Israëlische uitbreidingsactiviteiten onmiddellijk, volledig en permanent stop te zetten, en een eind te maken aan het uitzetten van Palestijnse gezinnen uit hun huizen en aan het slopen van Palestijnse woningen;

4.  veroordeelt de verklaringen van de politieke leider van Hamas, Khaled Meshal, waarin hij weigert de staat Israël te erkennen en zich ondubbelzinnig uitspreekt tegen wat voor Israëlische aanwezigheid dan ook in Jeruzalem, en roept Hamas ertoe op het bestaansrecht van Israël te erkennen;

5.  betreurt ten zeerste het besluit van de Israëlische regering om een bedrag van 100 miljoen USD aan Palestijnse belastingopbrengsten niet uit te keren, waardoor de begroting van de Palestijnse Autoriteit wordt geschaad, en dringt aan op de onmiddellijke overmaking van deze opbrengsten; spoort de betrokken partijen ertoe aan om voor alle nog onafgedane financiële meningsverschillen met de bemiddeling van de EU een oplossing te vinden;

6.  herhaalt zijn krachtige steun voor de tweestatenoplossing, met als basis de grenzen van 1967 en Jeruzalem als hoofdstad van beide staten, waarbij een solide staat Israël en een onafhankelijke, democratische, aaneengesloten en levensvatbare Palestijnse staat zij aan zij in vrede en veiligheid leven; benadrukt opnieuw dat het gebruik van vreedzame en geweldloze middelen de enige manier is om tot een rechtvaardige en duurzame vrede tussen Israëli's en Palestijnen te komen en roept in dit verband op tot hervatting van de rechtstreekse vredesonderhandelingen tussen de twee partijen; dringt er bij alle partijen op aan zich te onthouden van unilaterale maatregelen die de vredesinspanningen en de vooruitzichten op een na onderhandelingen tot stand gekomen vredesakkoord zouden kunnen ondermijnen of doorkruisen;

7.  dringt opnieuw aan op de volledige en daadwerkelijke toepassing door de EU en haar lidstaten van de bestaande EU-wetgeving en bilaterale overeenkomsten tussen de EU en Israël, en onderstreept dat alle bepalingen van de associatieovereenkomst tussen de EU en Israël met betrekking tot de eerbiediging van de mensenrechten van de Palestijnen moeten worden nageleefd; herhaalt dat de EU zich ervoor inzet om een voortdurende, volledige en doeltreffende toepassing van de bestaande EU-wetgeving en bilaterale overeenkomsten met betrekking tot producten uit de nederzettingen te waarborgen;

8.  blijft in deze geest oproepen tot een Palestijnse verzoening als middel tot hereniging van de Palestijnen die in de Gazastrook, op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem leven en deel uitmaken van hetzelfde Palestijnse volk;

9.  vraagt de Palestijnse Autoriteit en de Israëlische regering met nadruk om het vredesproces in het Midden-Oosten opnieuw op te pakken; onderstreept bovendien het belang van de bescherming van de Palestijnse bevolking en haar rechten in zone C en in Oost-Jeruzalem, hetgeen cruciaal is om de levensvatbaarheid van de tweestatenoplossing te handhaven;

10. dringt er bij de EU en haar lidstaten eens te meer op aan om, onder meer in het Kwartet, een actievere politieke rol te vervullen bij de inspanningen om een rechtvaardige en duurzame vrede tussen Israëli's en Palestijnen te bereiken; steunt de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie in haar pogingen om tot een geloofwaardig vooruitzicht op de hervatting van het vredesproces te komen;

11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en de parlementen van de lidstaten, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor het vredesproces in het Midden-Oosten, de voorzitter van de Algemene Vergadering van de VN, de regeringen en de parlementen van de leden van de VN-Veiligheidsraad, de afgezant van het Midden-Oostenkwartet, de Knesset en de regering van Israël, de president van de Palestijnse Autoriteit en de Palestijnse Wetgevende Raad.