Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B7-0336/2013Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B7-0336/2013

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de toezichtprogramma's van de NSA in de VS, medewerking van IT-bedrijven, nationale intelligentiediensten en de gevolgen voor de privacy van EU-onderdanen

2.7.2013 - (2013/2682(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 110, leden 2 en 4, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
Verts/ALE (B7‑0336/2013)
PPE (B7‑0337/2013)
ALDE (B7‑0342/2013)
S&D (B7‑0343/2013)

Axel Voss, Manfred Weber, Véronique Mathieu Houillon, Salvatore Iacolino, Rafał Trzaskowski, Daniel Caspary namens de PPE-Fractie
Dimitrios Droutsas, Claude Moraes, Juan Fernando López Aguilar, Sylvie Guillaume namens de S&D-Fractie
Sophia in ‘t Veld, Sarah Ludford, Renate Weber, Cecilia Wikström, Nathalie Griesbeck, Leonidas Donskis, Ramon Tremosa i Balcells, Marielle de Sarnez, Andrea Zanoni, Hannu Takkula, Michael Theurer, Gianni Vattimo, Marietje Schaake namens de ALDE-Fractie
Rebecca Harms, Daniel Cohn-Bendit, Jan Philipp Albrecht, Judith Sargentini namens de Verts/ALE-Fractie


Procedure : 2013/2682(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B7-0336/2013
Ingediende teksten :
RC-B7-0336/2013
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de toezichtprogramma's van de NSA in de VS, medewerking van IT-bedrijven, nationale intelligentiediensten en de gevolgen voor de privacy van EU-onderdanen

(2013/2682(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien de artikelen 2, 3, 6 en 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 16 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–   gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM),

–   gezien Verdrag nr. 108 van 28 januari 1981 van de Raad van Europa tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en het aanvullend protocol daarbij van 8 november 2001,

–   gezien de wetgeving van de EU betreffende het recht op privacy en gegevensbescherming, met name Richtlijn 95/46/EG betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, Kaderbesluit 2008/977/JBZ over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, Richtlijn 2002/58/EG betreffende privacy en elektronische communicatie, en Verordening (EG) nr. 45/2001 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens,

–   gezien de voorstellen van de Commissie voor een verordening en een richtlijn over de herziening van de regelgeving inzake gegevensbescherming in de EU,

–   gezien de overeenkomst tussen de EU en de VS betreffende wederzijdse rechtshulp, die voorziet in de uitwisseling van gegevens voor preventie en onderzoek van criminele activiteiten, gezien het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken (CETS nr. 185), gezien de "Veilige haven"-overeenkomst tussen de EU en de VS (2000/520/EG) en gezien de lopende herziening van de "Veilige haven"-regeling,

–   gezien de Patriot Act en de Foreign Intelligence Surveillance Act (FISA) van de VS, met inbegrip van afdeling 702 van de wijzigingswet van 2008 (FISAAA),

–   gezien de lopende onderhandelingen over een kaderakkoord tussen de EU en de VS inzake de bescherming van persoonsgegevens als die worden doorgestuurd en verwerkt met het oog op de samenwerking van politie en justitie,

–   gezien zijn vorige resoluties over het recht op privacy en gegevensbescherming, met name zijn resolutie van 5 september 2001 over het bestaan van een mondiaal systeem voor het onderscheppen van particuliere en commerciële communicatie-uitingen (interceptiesysteem Echelon) [1],

–   gezien de verklaringen van de voorzitter van de Europese Raad, Herman van Rompuy, de voorzitter van het Europees Parlement, Martin Schulz, de vicevoorzitter van de Commissie/commissaris voor Justitie, grondrechten en burgerschap, Viviane Reding, en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Catherine Ashton,

–   gezien artikel 110, lid 2 en lid 4, van zijn Reglement,

A. overwegende dat het trans-Atlantische partnerschap tussen de EU en de VS gebaseerd moet zijn op wederzijds vertrouwen en respect, loyale en wederzijdse samenwerking, en de eerbiediging van de grondrechten en de rechtsstaat;

B.  overwegende dat de lidstaten verplicht zijn de grondrechten en fundamentele waarden in acht te nemen die in artikel 2 TEU en het Handvest van de grondrechten vastgelegd zijn;

C. overwegende dat momenteel wordt betwijfeld of deze principes worden geëerbiedigd, nu uit berichten in de internationale pers in juni 2013 is gebleken dat de Amerikaanse overheid via programma's zoals PRISM en met de hulp van Amerikaanse internetproviders toegang heeft tot de persoonsgegevens van EU-burgers en die op grote schaal verwerkt;

D. overwegende dat deze twijfel niet alleen betrekking heeft op de activiteiten van de autoriteiten van de VS, maar ook op die van diverse EU-lidstaten, die volgens de internationale pers aan het PRISM-programma en andere dergelijke programma's hebben meegewerkt of toegang hebben gekregen tot de gecreëerde databases;

E.  overwegende dat verscheidene lidstaten bovendien soortgelijke toezichtprogramma's als PRISM hebben of de instelling daarvan bespreken;

F.  overwegende dat met name vragen zijn gerezen over de verenigbaarheid met de EU-wetgeving van de praktijk van het Government Communications Headquarters (GCHQ) van het VK, dat rechtstreeks onderzeese trans-Atlantische kabels voor digitale communicatie aftapt, in het kader van een programma met de codenaam Tempora; overwegende dat andere lidstaten kennelijk transnationale digitale communicatie aftappen zonder rechterlijk bevel maar op basis van speciale rechterlijke toestemming, gegevens doorsturen naar andere landen (Zweden), en hun spionagecapaciteit vergroten (Nederland, Duitsland); overwegende dat er in andere lidstaten verontrusting heerst over de aftapcapaciteiten van geheime diensten (Polen);

G. overwegende dat er aanwijzingen zijn dat EU-instellingen en ambassades en vertegenwoordigingen van de EU en de lidstaten door de VS in de gaten zijn gehouden en bespioneerd;

H. overwegende dat commissaris Reding de Amerikaanse minister van Justitie, Eric Holder, in een brief attent heeft gemaakt op de bezorgdheid in Europa en om verduidelijking en uitleg heeft gevraagd over PRISM en andere dergelijke programma's die gegevens verzamelen en opzoeken en de wetgeving krachtens dewelke dergelijke programma's kunnen worden toegestaan; overwegende dat de Amerikaanse overheid nog steeds geen volledig antwoord heeft gegeven, ondanks de besprekingen op de vergadering tussen de ministers van Justitie van de EU en de VS op 14 juni 2013 in Dublin;

I.   overwegende dat de lidstaten en de Commissie krachtens de "Veilige haven"-overeenkomst de plicht hebben de veiligheid en de integriteit van persoonsgegevens te garanderen; overwegende dat de bedrijven die volgens de internationale pers bij het PRISM-programma betrokken zijn, allemaal partij bij de "Veilige haven"‑overeenkomst zijn; overwegende dat de Commissie krachtens artikel 3 van deze overeenkomst de plicht heeft de overeenkomst op te zeggen of op te schorten indien de bepalingen van de overeenkomst niet worden nageleefd;

J.   overwegende dat de Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken, die door de EU en het Amerikaanse Congres is geratificeerd, bepaalt onder welke voorwaarden gegevens kunnen worden verzameld en uitgewisseld en op welke wijze hulp kan worden gevraagd en verleend bij het verkrijgen van bewijs in het ene land om strafrechtelijke onderzoeken of procedures in een ander land vooruit te helpen;

K. overwegende dat het ongelukkig zou zijn als de inspanningen om een trans-Atlantische handels- en investeringsovereenkomst te sluiten, waarmee de toewijding om het partnerschap tussen de EU en de VS verder te versterken wordt aangetoond, worden aangetast door de recente beweringen;

L.  overwegende dat commissaris Malmström op 14 juni 2013 de oprichting van een trans-Atlantische groep deskundigen heeft aangekondigd;

M. overwegende dat commissaris Reding de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk een brief heeft gestuurd om haar verontrusting uit te spreken over de berichten over het Tempora-programma in de media, met het verzoek om opheldering omtrent de reikwijdte en de werking van dit programma; overwegende dat de autoriteiten van het VK de spionageactiviteiten van GCHQ hebben verdedigd en hebben bekrachtigd dat zij volgens strenge wettelijke richtsnoeren opereren;

N. overwegende dat er op EU-niveau een hervorming van de gegevensbescherming aan de gang is, waarbij Richtlijn 95/46/EG wordt herzien en vervangen door de voorgestelde algemene verordening inzake gegevensbescherming en de gegevensbeschermingsrichtlijn betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens;

1.  spreekt zijn blijvende steun uit voor de trans-Atlantische inspanningen in het kader van de strijd tegen terrorisme en georganiseerde misdaad, maar verklaart zich zeer bezorgd over PRISM en andere soortgelijke programma's, omdat deze, als de momenteel beschikbare informatie wordt bevestigd, een ernstige schending zouden inhouden van het grondrecht van de burgers en inwoners van de EU op privacy en gegevensbescherming, alsook van het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven, de vertrouwelijkheid van communicatie, het vermoeden van onschuld, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van informatie en de vrijheid van ondernemerschap;

2.  veroordeelt ten stelligste het bespioneren van EU-vertegenwoordigingen, omdat dit, als de momenteel beschikbare informatie wordt bevestigd, niet alleen een ernstige schending van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer zou betekenen, maar ook gevolgen voor de trans-Atlantische betrekkingen zou hebben; vraagt de Amerikaanse autoriteiten om onmiddellijke opheldering van de kwestie;

3.  vraagt de Amerikaanse autoriteiten de EU onverwijld volledige informatie te verstrekken over PRISM en andere soortgelijke programma's waarmee gegevens verzameld worden, met name wat de rechtsgrond, de noodzakelijkheid en de evenredigheid ervan betreft, alsmede de maatregelen die zijn genomen om bescherming van de grondrechten van de EU-burgers te waarborgen, bijvoorbeeld een beperking van het toepassingsgebied en de duur, de voorwaarden voor inzage en onafhankelijke controle, overeenkomstig het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken en zoals commissaris Reding in haar brief van 10 juni 2013 aan de Amerikaanse minister van Justitie, Eric Holder heeft gevraagd; verzoekt de Amerikaanse autoriteiten om opschorting en herziening van alle wetten en spionageprogramma's die in strijd zijn met het grondrecht van EU-onderdanen op privacy en gegevensbescherming, de soevereiniteit en rechtsbevoegdheid van de EU en de lidstaten en het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken;

4.  verzoekt de Commissie, de Raad en de lidstaten om alle instrumenten te overwegen waarover zij beschikken in gesprekken en onderhandelingen met de VS, zowel op politiek niveau als op dat van deskundigen, teneinde bovengenoemde doelstellingen te bereiken, tot en met een eventuele opschorting van de TFTP-overeenkomst (opsporingsprogramma voor financiering van terrorisme) en de PNR-overeenkomst (passagiersnamenregistratie);

5.  verlangt dat de trans-Atlantische groep deskundigen, als aangekondigd door commissaris Malmström en waaraan het Parlement zal deelnemen, een passend niveau van veiligheidsmachtiging en toegang tot alle relevante documenten krijgt, om zijn werk adequaat en binnen een bepaalde termijn te kunnen uitvoeren; eist voorts dat het Parlement in deze deskundigengroep op adequate wijze is vertegenwoordigd;

6.  verzoekt de Commissie en de Amerikaanse autoriteiten zo snel mogelijk de onderhandelingen over het kaderakkoord inzake de bescherming van persoonsgegevens als die worden doorgestuurd en verwerkt met het oog op de samenwerking van politie en justitie, te hervatten; verzoekt de Commissie er bij deze onderhandelingen voor te zorgen dat het akkoord op zijn minst voldoet aan de volgende criteria:

a) de EU-burgers wordt het recht verleend op informatie, wanneer hun gegevens in de VS worden verwerkt;

b) er wordt voor gezorgd dat de EU-burgers toegang genieten tot het rechtsstelsel van de VS op een wijze die gelijk is aan degene die geldt voor VS-burgers;

c)  er wordt met name recht van verhaal verleend;

7.  vraagt de Commissie erop toe te zien dat de EU-normen voor gegevensbescherming en de onderhandelingen over het EU-gegevensbeschermingspakket niet worden ondergraven door trans-Atlantische partnerschapsovereenkomst voor handel en investeringen (TTIP) met de VS;

8.  verzoekt de Commissie, gezien de recente onthullingen, een volledige evaluatie van de "Veilige haven"-overeenkomst krachtens artikel 3 van de overeenkomst te verrichten;

9.  toont zich zeer bezorgd over de onthullingen over de vermeende toezichtprogramma's die door de lidstaten worden beheerd, hetzij met de hulp van de Amerikaanse NSA, hetzij unilateraal; verzoekt alle lidstaten te controleren of deze programma's verenigbaar zijn met het primaire en secundaire EU-recht, met name artikel 16 van het VWEU inzake gegevensbescherming, en met de verplichtingen van de EU op het gebied van grondrechten die voortvloeien uit het EVRM en de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten;

10. benadrukt dat alle bedrijven die diensten in de EU aanbieden zonder uitzondering de EU-wetgeving moeten naleven en aansprakelijk zijn voor eventuele inbreuken;

11. benadrukt dat bedrijven die onder de jurisdictie van derde landen vallen, gebruikers in de EU duidelijk moeten waarschuwen dat hun persoonsgegevens mogelijk op geheim bevel worden verwerkt door rechtshandhavingsinstanties of inlichtingendiensten;

12. betreurt dat de Commissie het voormalige artikel 42 van de uitgelekte versie van de verordening over gegevensbescherming heeft geschrapt; verzoekt de Commissie uiteen te zetten waarom ze daartoe heeft besloten; verzoekt de Raad de benadering van het Parlement te volgen en opnieuw een dergelijke bepaling op te nemen;

13. onderstreept dat burgers in democratische en open staten, die gebaseerd zijn op de rechtsstaat, het recht hebben over ernstige schendingen van hun grondrechten te worden geïnformeerd, en het recht hebben deze aan de kaak te stellen, ook tegenover hun eigen regering; onderstreept de behoefte aan procedures die klokkenluiders in staat stellen ernstige schendingen van grondrechten te onthullen en de noodzaak om dergelijke personen de nodig bescherming te verlenen, ook op internationaal niveau; spreekt zijn voortdurende steun uit aan onderzoeksjournalisme en vrijheid van de media;

14. verzoekt de Raad dringend sneller werk te maken van het hele gegevensbeschermingspakket en in het bijzonder de voorgestelde richtlijn gegevensbescherming;

15. vindt dat er een Europese tegenhanger moet worden opgericht van de gemengde parlementair-gerechtelijke controle- en onderzoekscommissies inzake inlichtingendiensten die momenteel in bepaalde lidstaten bestaan;

16. draagt zijn Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken op de kwestie grondig te onderzoeken, in samenwerking met de nationale parlementen en de Amerikaans-Europese deskundigengroep, en tegen het eind van het jaar verslag uit te brengen, met de volgende opdracht:

     a) verzameling van alle relevante informatie en gegevens, zowel van Amerikaanse als van Europese bronnen (informatieverzameling);

     b) onderzoek van de spionageactiviteiten waaraan de Amerikaanse autoriteiten zich schuldig zouden hebben gemaakt, alsmede de eventuele spionageactiviteiten van bepaalde lidstaten (vaststellen van verantwoordelijkheden);

     c) beoordeling van de gevolgen van de spionageprogramma's voor: de grondrechten van de EU-burgers (met name het recht op eerbiediging van privéleven en -communicatie, de vrijheid van meningsuiting, het vermoeden van onschuld en het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel); de feitelijke gegevensbescherming, zowel binnen de EU als voor EU-burgers buiten de EU, met focus in het bijzonder op de doeltreffendheid van de EU-wetgeving met betrekking tot extraterritorialiteitsmechanismen; de veiligheid van de EU in het tijdperk van cloud computing; de meerwaarde en proportionaliteit van de programma's in kwestie voor de strijd tegen het terrorisme; de externe dimensie van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (beoordeling van de validiteit van besluiten over het adequate karakter voor EU-transfers naar derde landen, bijvoorbeeld in het kader van de "Veilige haven"-overeenkomst, internationale overeenkomsten en andere juridische instrumenten waarmee wordt voorzien in rechtshulp en samenwerking) (schade- en risicoanalyse);

     d) identificatie van de geschiktste mechanismen voor verhaal in geval schendingen worden bevestigd (administratief en gerechtelijk verhaal en regelingen voor schadevergoeding);

     e) indiening van voorstellen om verdere schendingen te voorkomen en te zorgen voor geloofwaardige bescherming op hoog niveau van de persoonsgegevens van de EU-burgers met adequate middelen, met name de goedkeuring van een volwaardig gegevensbeschermingspakket (aanbevelingen voor het beleid en wetgeving);

     f) formulering van aanbevelingen ter versterking van de IT-veiligheid in de EU-instellingen, -organen en -agentschappen door middel van behoorlijke interneveiligheidsregels voor communicatiesystemen, om ongeoorloofde toegang en de bekendmaking of het verlies van informatie en persoonsgegevens te voorkomen en te remediëren (remediëring van inbreuken op de beveiliging);

17. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de Raad van Europa, de parlementen van de lidstaten, de president, de Senaat en het Huis van afgevaardigden van de Verenigde Staten en de ministers van Binnenlandse Veiligheid en Justitie van de Verenigde Staten.