Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B7-0122/2014Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B7-0122/2014

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Thailand

5.2.2014 - (2014/2551(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 122, lid 5, en artikel 110, lid 4, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
S&D (B7‑0122/2014)
PPE (B7‑0123/2014)
ALDE (B7‑0125/2014)
ECR (B7‑0126/2014)
Verts/ALE (B7‑0127/2014)

José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Krzysztof Lisek, Elmar Brok, Cristian Dan Preda, Bernd Posselt, Filip Kaczmarek, Tunne Kelam, Elena Băsescu, Monica Luisa Macovei, Mariya Gabriel, Philippe Boulland, Jean Roatta, Eduard Kukan, Roberta Angelilli, Petri Sarvamaa, Eija-Riitta Korhola, Giovanni La Via, Sergio Paolo Francesco Silvestris, Sari Essayah, Seán Kelly, Joachim Zeller, Laima Liucija Andrikienė, Davor Ivo Stier, Salvador Sedó i Alabart, Jarosław Leszek Wałęsa, Bogusław Sonik namens de PPE-Fractie
Véronique De Keyser, Robert Goebbels, Marc Tarabella, Joanna Senyszyn, Ana Gomes, Liisa Jaakonsaari, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Mitro Repo namens de S&D-Fractie
Phil Bennion, Marietje Schaake, Alexander Graf Lambsdorff, Louis Michel, Leonidas Donskis, Marielle de Sarnez, Izaskun Bilbao Barandica, Ramon Tremosa i Balcells, Johannes Cornelis van Baalen, Angelika Werthmann, Sarah Ludford, Hannu Takkula, Robert Rochefort namens de ALDE-Fractie
Reinhard Bütikofer, Gerald Häfner, Nicole Kiil-Nielsen, Raül Romeva i Rueda, Rui Tavares namens de Verts/ALE-Fractie
Charles Tannock, Adam Bielan namens de ECR-Fractie

Procedure : 2014/2551(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B7-0122/2014
Ingediende teksten :
RC-B7-0122/2014
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Thailand

(2014/2551(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn vorige resoluties over Thailand van 5 februari 2009[1], 20 mei 2010[2] en 17 februari 2011[3],

–   gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,

–   gezien de universele periodieke toetsing van Thailand door de VN-Mensenrechtenraad en de aanbevelingen daarvan van 5 oktober 2011,

–   gezien de verklaringen van de woordvoerder van Catherine Ashton, de hoge vertegenwoordiger van de EU, van 26 november 2013 over de politieke situatie in Thailand, van 13 december 2013 en 23 januari 2014 over de recente gebeurtenissen in Thailand, en van 30 januari 2014 over de aanstaande verkiezingen,

–   gezien de verklaring van de delegatie van de Europese Unie van 2 december 2013, die in overleg met de hoofden van de EU-vertegenwoordigingen in Thailand is opgesteld,

–   gezien de persbriefings van de woordvoerder van de hoge commissaris van de VN voor mensenrechten van 26 december 2013 en 14 januari 2014,

–   gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR) van 1966,

–   gezien de Grondbeginselen van de Verenigde Naties voor het gebruik van geweld en vuurwapens door politiefunctionarissen van 1990,

–   gezien de artikelen 122, lid 5, en 110, lid 4, van zijn Reglement,

A. overwegende dat in november 2013 in Thailand demonstraties uitbraken nadat het lagerhuis van het parlement van het land had ingestemd met een door de regeringspartij Pheu Thai (PTP) ingediende wet die amnestie toekende voor verschillende misdaden die sinds 2004 door politieke leiders en regeringsfunctionarissen, waaronder de voormalige premier Thaksin Shinawatra, de broer van de huidige premier Yingluck Shinawatra, zijn begaan; overwegende dat de voormalige premier zich sinds 2008 in zelfverkozen ballingschap bevindt om te voorkomen dat hij de aan hem - na een veroordeling in verband met aan corruptie gerelateerde praktijken - opgelegde gevangenisstraf van twee jaar zou moeten uitzitten;

B.  overwegende dat op 11 november 2013 in Bangkok onder aanvoering van de voormalige vicepremier Suthep Thaugsuban, de leider van de anti-regeringsgroep People’s Democratic Reform Committee (PDRC), vreedzame demonstraties tegen het voorstel voor de amnestiewet uitbraken; overwegende dat de straatprotesten doorgingen ondanks de verwerping van de amnestiewet door de Thaise senaat;

C. overwegende dat het constitutioneel hof op 20 november 2013 een voorstel tot wijziging van de grondwet waarmee de senaat in een volledig gekozen orgaan zou worden omgevormd, verwierp, evenals een verzoek van de oppositie betreffende ontbinding van de Pheu Thai-partij, hetgeen de anti-regeringsprotesten verder aanwakkerde;

D.  overwegende dat vicepremier Suthep Thaugsuban de regering ervan heeft beschuldigd onwettig te zijn en heeft voorgesteld het parlement te vervangen door een onverkozen ‘volksraad’, die politieke en institutionele hervormingen zou moeten implementeren;

E.  overwegende dat tijdens de vele maanden van onrust meerdere mensen zijn gedood en honderden mensen gewond zijn geraakt, waaronder Kwanchai Praipana, een van de leiders van de Thaise regeringsgezinde fractie, die op 22 januari 2014 door schoten werd verwond, alsook Suthin Tharatin, een van de leiders van een Thaise anti-regeringsbeweging, die op 26 januari 2014 werd doodgeschoten;

F.  overwegende dat premier Yingluck Shinawatra op 21 januari 2014 in de hoofdstad Bangkok en de omringende provincies voor een periode van zestig dagen de noodtoestand heeft afgekondigd, in het kader waarvan openbare bijeenkomsten van meer dan vijf personen verboden zijn, personen die van het plegen van geweld verdacht worden tot dertig dagen kunnen worden vastgehouden, nieuwsberichten die geacht worden tot geweld aan te zetten kunnen worden gecensureerd, en regeringsorganen en ‑functionarissen die bij de handhaving van het decreet betrokken zijn immuniteit tegen strafrechtelijk vervolging genieten;

G. overwegende dat het constitutioneel hof op 24 januari 2014 bepaalde dat de verkiezingen vanwege de onrust mochten worden uitgesteld, maar dat de regering besloot vanaf 26 januari 2014 toch vervroegde verkiezingen te houden;

H. overwegende dat in Thailand op 2 februari 2014 algemene verkiezingen hebben plaatsgevonden en dat het stemmen begon op 26 januari 2014, ondanks de oproep van de kiescommissie om de verkiezingen vanwege de aanhoudende onrust uit te stellen;

I.   overwegende dat de belangrijkste oppositiepartij, de ‘democratische partij’, had aangekondigd niet aan de voor 2 februari 2014 geplande verkiezingen deel te zullen nemen;

J.   overwegende dat op 26 januari 2014 het stemmen in 83 van de 375 kiesdistricten in het hele land is gestaakt omdat anti-regeringsdemonstranten de toegang tot kiesbureaus blokkeerden, verkiezingsfunctionarissen tegenhielden en kiezers ervan weerhielden hun stemrecht uit te oefenen;

K. overwegende dat de premier, ondanks de lage opkomst en na een ontmoeting met de kiescommissie op 28 januari 2014, bevestigde dat 2 februari 2014 als geplande verkiezingsdatum zou worden gehandhaafd;

L.  overwegende dat in negen provincies helemaal niet is gestemd en dat demonstranten naar verluidt in delen van Bangkok en het zuiden van het land het verkiezingsproces hebben ontregeld, waardoor 8,75 miljoen kiezers in naar schatting 69 van de 375 kiesdistricten problemen hadden om hun stem uit te brengen;

M. overwegende dat de Thaise wetgeving bepaalt dat het parlement niet bijeen kan komen als niet ten minste 95% (d.w.z. 475 zetels) van de in totaal 500 zetels zijn bezet; overwegende dat dit betekent dat in de betroffen districten nieuwe verkiezingen zullen moeten worden gehouden;

N. overwegende dat het parlement niet bijeen zal kunnen komen en dat geen nieuwe regering gevormd zal kunnen worden, met het daaraan gerelateerde risico van het ontstaan van een politiek vacuüm, waardoor de crisis waarschijnlijk zal voortbestaan;

1.  maakt zich ernstige zorgen over het feit dat de politieke en sociaal-economische verschillen in Thailand zich steeds meer vertalen in gewelddadige botsingen tussen de regering en de oppositie, en tussen demonstranten en veiligheidstroepen, en geeft uiting aan zijn solidariteit met het Thaise volk, dat onder de onrust te lijden heeft, en alle families van wie dierbaren de afgelopen maanden zijn gedood of verwond;

2.  vraagt de Thaise autoriteiten een diepgaand onderzoek in te stellen naar alle gevallen van recent geweld waarbij doden en gewonden zijn gevallen, en de verantwoordelijken te vervolgen;

3.  vraagt alle partijen de beginselen van de rechtstaat en democratie te eerbiedigen; onderstreept dat verkiezingen vrij en eerlijk moeten zijn, en veroordeelt de destructieve acties van anti-regeringsdemonstranten, die kiezers ervan hebben weerhouden op 26 januari 2014 en 2 februari 2014 hun stem uit te brengen;

4.  verzoekt de Thaise autoriteiten de vrijheid van meningsuiting en het recht van (vreedzame) vergadering en verzameling te waarborgen; verzoekt de autoriteiten de noodtoestand onmiddellijk in te trekken, aangezien met de bestaande wetten adequaat op de huidige situatie kan worden ingespeeld;

5.  vraagt zowel de regeringsaanhangers, als de anti-regeringsdemonstranten af te zien van elke vorm van politiek geweld en hun activiteiten te ontplooien binnen het democratische en constitutionele kader van het land;

6.  verzoekt de leider van de ‘democratische partij’ het parlement, dat door het volk van Thailand is gekozen, in staat te stellen zijn mandaat te vervullen;

7.  onderstreept dat het voorstel van de People’s Democratic Reform Party voor een onverkozen ‘volksraad’, die de regering zou vervangen en het land tot maximaal twee jaar zou besturen, ondemocratisch is;

8.  spoort de regering, de kiescommissie en de oppositie met klem aan onmiddellijk een constructieve dialoog te beginnen en een inclusief en van deadlines voorzien proces van institutionele en politieke hervormingen te starten, dat zou kunnen worden goedgekeurd middels een nationaal referendum en in aansluiting waarop inclusieve, veilige, vrije en eerlijke verkiezingen zouden kunnen worden gehouden;

9.  is er verheugd over dat de nationale mensenrechtencommissie intellectuelen, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, religieuze leiders en de vier oud-premiers Anand Panyarachun, Banharn Silapa-acha, Chavalit Yongchaiyudh en Chuan Leekpai voor overleg bijeen heeft geroepen, teneinde een oplossing voor het beëindigen van de crisis uit te werken;

10. verzoekt het leger met klem neutraal te blijven en een positieve rol te vervullen, in het belang van een vreedzame oplossing van de huidige crisis;

11. maakt zich zorgen over de bezetting van openbare gebouwen en televisiestations, de intimidatie van de media en de beschuldigingen van strafrechtelijke smaad aan het adres van twee in Phuket werkzame journalisten;

12. herinnert eraan dat in de Grondbeginselen van de Verenigde Naties voor het gebruik van geweld en vuurwapens door politiefunctionarissen staat dat autoriteiten zich, in de mate van het mogelijke, van niet-gewelddadige middelen moeten bedienen alvorens over te gaan tot het gebruik van geweld en vuurwapens, en dat zij zich, wanneer het wettelijke gebruik van geweld en vuurwapens onvermijdelijk is geworden, terughoudend moeten opstellen en hun optreden evenredig moeten laten zijn aan de gedragingen van de demonstranten;

13. spreekt zijn steun uit voor democratie in Thailand, en wijst op de buitengewoon goede betrekkingen tussen de EU en Thailand, alsook op de rol van Thailand als een bron van welvaart en stabiliteit in de regio; onderstreept dat de EU en Thailand momenteel over een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst onderhandelen, en dat reeds gesloten vergelijkbare overeenkomsten in de regel van de partijen verlangen dat zij hun toegewijdheid aan democratische beginselen en mensenrechten bekrachtigen;

14. spoort de internationale gemeenschap aan alles te doen dat in haar vermogen ligt om een eind aan het geweld te maken; verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid met klem de politieke situatie van nabij te volgen en voor coördinatie met ASEAN en de Verenigde Naties te zorgen, teneinde dialoog te bevorderen en de democratie in Thailand te versterken;

15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regering en het parlement van Thailand, de secretaris-generaal van ASEAN en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.