Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B8-0007/2014Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B8-0007/2014

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de vrijheid van meningsuiting in Egypte

16.7.2014 - (2014/2728(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
ECR (B8‑0007/2014)
PPE (B8‑0008/2014)
ALDE (B8‑0009/2014)
Verts/ALE (B8‑0011/2014)
S&D (B8‑0013/2014)
GUE/NGL (B8‑0015/2014)

Cristian Dan Preda, Mariya Gabriel, Bogdan Brunon Wenta, Tunne Kelam, Jarosław Leszek Wałęsa, Seán Kelly, Petri Sarvamaa, Monica Luisa Macovei, Pavel Svoboda, Jaromír Štětina, László Tőkés, Pál Csáky, Eduard Kukan, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Andrej Plenković, Davor Ivo Stier, Franck Proust, Andrzej Grzyb, Lars Adaktusson namens de PPE-Fractie
Josef Weidenholzer, Victor Boştinaru, Pier Antonio Panzeri, Marc Tarabella, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Liisa Jaakonsaari, Goffredo Maria Bettini, Michela Giuffrida, Corina Creţu, Demetris Papadakis, Luigi Morgano, Ana Gomes namens de S&D-Fractie
Charles Tannock, Tomasz Piotr Poręba, Ryszard Czarnecki namens de ECR-Fractie
Marietje Schaake, Alexander Graf Lambsdorff, Izaskun Bilbao Barandica, Marielle de Sarnez, Jean-Marie Cavada, Charles Goerens, Louis Michel, Frédérique Ries, Ramon Tremosa i Balcells namens de ALDE-Fractie
Javier Couso Permuy, Marina Albiol Guzmán, Marie-Christine Vergiat, Lola Sánchez Caldentey, Pablo Echenique Robba namens de GUE/NGL-Fractie
Judith Sargentini, Tamás Meszerics, Michel Reimon, Klaus Buchner, Barbara Lochbihler, Margrete Auken, Ernest Maragall, Ulrike Lunacek namens de Verts/ALE-Fractie

Procedure : 2014/2728(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B8-0007/2014
Ingediende teksten :
RC-B8-0007/2014
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de vrijheid van meningsuiting in Egypte

(2014/2728(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn eerdere resoluties over Egypte, en met name die van 6 februari 2014 over de situatie in Egypte[1],

–   gezien zijn resolutie van 11 december 2012 over een strategie voor digitale vrijheid in het buitenlandbeleid van de EU[2],

–   gezien zijn resolutie van 13 juni 2013 over vrijheid van pers en media in de wereld[3],

–   gezien zijn resolutie van 23 oktober 2013 over "het Europees nabuurschapsbeleid: naar een sterker partnerschap. Standpunt van het Europees Parlement over de verslagen van 2012"[4],

–   gezien de EU-richtsnoeren inzake de vrijheid van meningsuiting online en offline van 12 mei 2014,

–   gezien de EU-richtsnoeren inzake mensenrechtenverdedigers,

–   gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Catherine Ashton, over Egypte, en in het bijzonder haar opmerkingen na de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juni 2014 betreffende de veroordelingen van journalisten van Al Jazeera en de doodvonnissen tegen meer dan 180 personen in Minya,

–   gezien de voorlopige verklaring van 29 mei 2014 van de EU-verkiezingsobservatiemissie voor de presidentsverkiezingen in Egypte,

–   gezien de verklaring van 29 mei 2014 van het hoofd van de delegatie van het Europees Parlement in de EU-verkiezingsobservatiemissie voor de presidentsverkiezingen in Egypte,

–   gezien de verklaringen van 23 juni 2014 van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Ban Ki-Moon, en de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten, Navi Pillav, over de oplegging van gevangenisstraffen aan diverse journalisten en de bevestiging van de doodvonnissen tegen diverse leden en aanhangers van de Moslimbroederschap,

–   gezien de associatieovereenkomst EU-Egypte van 2001, die in 2004 in werking is getreden en geschraagd is door het actieplan van 2007, en gezien het voortgangsverslag van de Commissie van 20 maart 2013 over de tenuitvoerlegging ervan,

–   gezien de grondwet van Egypte die op 14-15 januari 2014 bij referendum is aangenomen, in het bijzonder de artikelen 65, 70, 73, 75 en 155 ervan,

–   gezien de Egyptische wet nr. 107 van 24 november 2013 betreffende het recht op samenscholingen, optochten en vreedzame betogingen,

–   gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966, waarbij Egypte partij is,

–   gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,

–   gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering onmisbare pijlers zijn van een democratische en pluralistische samenleving; overwegende dat de vrijheid van pers en media essentiële onderdelen van een democratie en een open samenleving vormen; overwegende dat in de in 2014 aangenomen Egyptische grondwet de fundamentele vrijheden, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting en vergadering, zijn verankerd;

B.  overwegende dat schendingen van de fundamentele vrijheden en mensenrechten - met inbegrip van geweld, opruiing, haatzaaien, pesterijen, intimidatie en censuur jegens politieke tegenstanders, vreedzame betogers, journalisten, bloggers, vakbondsvertegenwoordigers, activisten van maatschappelijke organisaties en minderheden door overheidsinstanties, veiligheidstroepen en -diensten en andere groeperingen - in Egypte nog altijd een wijdverspreid fenomeen zijn; overwegende dat de vrijheid van vereniging, de vrijheid van vergadering en de vrijheid van meningsuiting sinds juli 2013 punten van bijzondere zorg zijn gebleven; overwegende dat Egypte in het door Freedom House gepubliceerde Freedom in the World-verslag over 2014 is ingeschaald als "niet vrij";

C. overwegende dat de pers, media en digitale vrijheden herhaaldelijk en in toenemende mate onder druk worden gezet door de Egyptische regering; overwegende dat journalisten en nieuwsmedia, sociale media en het internet zijn aangevallen of gecensureerd; overwegende dat de Egyptische media extreem gepolariseerd zijn, waarbij zij zijn onderverdeeld in pro- en anti-Morsigroepen, hetgeen de polarisering van de Egyptische samenleving versterkt; overwegende dat volgens Journalisten zonder Grenzen ten minste 65 journalisten zijn gearresteerd, terwijl 17 van hen nog altijd gevangen zitten; overwegende dat ten minste zes journalisten in Egypte zijn omgekomen sinds juli 2013;

D. overwegende dat op 23 juni 2014 20 Egyptische en buitenlandse journalisten, onder wie drie journalisten van Al-Jazeera - de Australische Peter Greste, de Canadees-Egyptische Mohamed Fahmy en de Egyptische Baher Mohamed - evenals, bij verstek, de Nederlandse Rena Netjes, zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen van tussen de zeven en tien jaar; overwegende dat zij werden beschuldigd van "het vervalsen van nieuws" en van deelname aan of ondersteuning van een terroristische groepering; overwegende dat journalisten worden opgesloten en worden gebrandmerkt als criminelen of "terroristen" simpelweg omdat zij hun werk doen; overwegende dat Rena Netjes er valselijk van werd beschuldigd voor Al Jazeera te werken;

E.  overwegende dat er, volgens talrijke getuigen, tijdens de rechtszittingen sprake was van diverse onregelmatigheden en voorbeelden van absurde praktijken; overwegende dat internationale waarnemers, inclusief ambassades van enkele EU-lidstaten, deze rechtszaak hebben bijgewoond; overwegende dat de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten, Navi Pillav, deze gerechtelijke procedures heeft gehekeld als "vol met procedurele onregelmatigheden en in strijd met internationale mensenrechtenwetgeving"; overwegende dat de Egyptische president Abdul Fattah al-Sisi recentelijk heeft erkend dat deze vonnissen negatieve gevolgen hadden en heeft verklaard dat hij zou willen dat de beklaagden onmiddellijk na hun arrestatie waren uitgezet in plaats van te worden berecht; overwegende dat tegen deze vonnissen in beroep kan worden gegaan in een proces dat maanden zou kunnen duren;

F.  overwegende dat duizenden demonstranten en gewetensgevangenen in Egypte zijn vastgezet sinds het Egyptische leger in juli 2013 de macht overnam; overwegende dat arrestaties en gevallen van willekeurige detentie ook na de verkiezing van president al-Sisi in mei 2014 hebben plaatsgevonden; overwegende dat een rechtbank Alaa Abdel Fattah, een prominente activist die een leidende rol speelde in de revolutie van 2011, en anderen op 11 juni 2014 tot vijftien jaar gevangenisstraf heeft veroordeeld wegens schending van wet 107 betreffende het recht op samenscholingen, optochten en vreedzame betogingen uit 2013 (Demonstratiewet); overwegende dat andere prominente activisten, onder wie Mohamed Adel, Ahmed Douma, Mahienour El-Massry en Ahmed Maher, evenals vooraanstaande vrouwenrechtenverdedigers, zoals Yara Sallam en Sana Seif, nog altijd gevangen zitten; overwegende dat de rechtbank van Caïro voor urgente aangelegenheden op 28 april 2014 toestemming heeft gegeven voor een verbod op de jeugdbeweging "6 april";

G. overwegende dat regeringsfunctionarissen hebben erkend dat de autoriteiten sinds januari 2014 ten minste 16 000 personen gevangen hebben gezet, met inbegrip van 1 000 betogers, en dat velen van hen werden opgepakt wegens de uitoefening van hun rechten op vrije vergadering, vereniging en meningsuiting, of vanwege hun vermeende banden met de Moslimbroederschap; overwegende dat honderden studenten eveneens zijn gearresteerd tijdens protesten en schermutselingen;

H. overwegende dat naar schatting 1 400 betogers zijn gedood als gevolg van het gebruik van excessief en willekeurig geweld door de veiligheidstroepen in juli 2013; overwegende dat geen enkele overheidsfunctionaris ter verantwoording is geroepen voor dergelijke daden of voor andere vormen van misbruik jegens betogers tijdens het afgelopen jaar; overwegende dat de onderzoekscommissie die in December 2013 is ingesteld er naar algemeen oordeel tot dusverre niet in is geslaagd een grondig, geloofwaardig en onpartijdig onderzoek uit te voeren naar de gewelddadige incidenten die sinds juli 2013 hebben plaatsgevonden;

I.   overwegende dat artikel 65 van de Egyptische grondwet bepaalt dat de vrijheid van gedachte en opvatting wordt gewaarborgd, en dat eenieder het recht heeft om zijn of haar mening verbaal, schriftelijk, door middel van beelden, of met om het eender welke andere uitdrukkings- en publicatiemiddelen te uiten; overwegende dat de EU-verkiezingsobservatiemissie voor de presidentsverkiezingen in Egypte van mei 2014 in haar voorlopige verklaring heeft gesteld dat hoewel de nieuwe grondwet een brede reeks grondrechten bevat, de eerbiediging van deze rechten niet voldoet aan de grondwettelijke beginselen, en dat in het land een algemeen klimaat van beperkte vrijheid van meningsuiting kan worden waargenomen, met zelfcensuur door journalisten tot gevolg;

J.   overwegende dat artikel 73 van de Egyptische grondwet stelt dat burgers het recht hebben om openbare bijeenkomsten, optochten, demonstraties en alle vormen van vreedzaam protest te organiseren, zonder daarbij wapens te dragen, door hiervoor overeenkomstig de wettelijke bepalingen kennisgeving te doen, en dat het recht op vreedzame en particuliere vergadering wordt gewaarborgd zonder dat voorafgaande kennisgeving vereist is, terwijl veiligheidstroepen dergelijke bijeenkomsten niet mogen bijwonen, volgen of afluisteren; overwegende dat de goedkeuring, in November 2013, van wet 107 betreffende het recht op samenscholingen, optochten en vreedzame betogingen (demonstratiewet), waarmee beperkingen worden ingesteld voor openbare bijeenkomsten en demonstraties en waarmee veiligheidstroepen gemachtigd worden excessief geweld tegen betogers te gebruiken, een ernstige bedreiging vormt voor de vrijheid van vergadering;

K. overwegende dat de afgelopen maanden vreedzame demonstraties uiteen zijn gedreven en vele betogers zijn gearresteerd en gevangen zijn gezet op grond van de demonstratiewet; overwegende dat een vreedzame mars in Heliopolis waarbij werd opgeroepen tot intrekking van de demonstratiewet en vrijlating van degenen die op grond van die wet worden vastgehouden, op 21 juni 2014 door de politie uiteen is gedreven, en dat de politie op één dag meer dan 50 mensen in verband met deze gebeurtenis heeft gearresteerd; overwegende dat meer dan 20 van deze arrestanten nog steeds worden vastgehouden en zullen worden berecht;

L.  overwegende dat in artikel 75 van de Egyptische grondwet wordt gesteld dat alle burgers het recht hebben om op democratische wijze niet-gouvernementele verenigingen en stichtingen op te richten; overwegende dat organisaties van het Egyptische maatschappelijk middenveld onlangs hun ernstige bezorgdheid hebben geuit over het meest recente wetsvoorstel inzake ngo's, waardoor maatschappelijke groeperingen aan volledig toezicht zouden worden onderworpen en ondergeschikt zouden worden gemaakt aan veiligheids- en bestuursorganen, en waardoor het veroordelen van mensenrechtenverdedigers zou worden toegestaan;

M. overwegende dat de Egyptische interim-autoriteiten in september 2013 het Moslimbroederschap hebben verboden, de leiders ervan hebben opgesloten, haar activa in beslag hebben genomen, haar media het zwijgen hebben opgelegd en het lidmaatschap ervan strafbaar hebben gesteld; overwegende dat een Egyptisch gerechtshof op 21 juni 2014 de terechtstellingen van 183 leden en aanhangers van het Moslimbroederschap heeft bekrachtigd, waartoe in een eerder massaproces was besloten; overwegende dat deze vonnissen de laatste zijn in een reeks gerechtelijke vervolgingen en procedures die getekend werden door procedurele onregelmatigheden en een inbreuk vormden op het internationaal recht;

N. overwegende dat recente rechtspraktijken ernstige twijfels oproepen over de onafhankelijkheid van het rechtssysteem en over het vermogen ervan om de verantwoordingsplicht te waarborgen; overwegende dat met name de uitspraken waarmee de doodstraf wordt opgelegd de voorzichten op stabiliteit op lange termijn in Egypte dreigen te ondermijnen;

O. overwegende dat in artikel 155 van de Egyptische grondwet is vastgesteld dat de president van de Republiek na overleg met het kabinet gratie kan verlenen of een straf kan verminderen;

P.  overwegende dat de rechtsstaat, fundamentele vrijheden en de mensenrechten alsook sociale rechtvaardigheid en een hogere levensstandaard voor de burgers cruciale elementen zijn in de overgang naar een open, vrije, democratische en welvarende Egyptische maatschappij; overwegende dat onafhankelijke vakbonden en maatschappelijke organisaties hierbij een cruciale rol spelen en dat vrije media in elke democratie een cruciaal onderdeel van de samenleving vormen; overwegende dat de Egyptische vrouwen zich in de huidige periode van politieke en maatschappelijke overgang in het land in een zeer kwetsbare situatie blijven bevinden;

Q. overwegende dat het niveau en de intensiteit van de betrokkenheid van de EU bij Egypte conform het herziene Europese nabuurschapsbeleid, en met name als gevolg van de "meer voor meer"-strategie op stimulansen moet zijn gebaseerd en daarom afhangen van de vooruitgang die het land boekt in termen van democratie, de rechtsstaat, mensenrechten en gendergelijkheid;

1.  veroordeelt met klem en roept op tot een onmiddellijke beëindiging van alle uitingen van geweld, opruiing, haatzaaiende taal, pesterijen, intimidatie en censuur jegens politieke tegenstanders, manifestanten, journalisten, bloggers, vakbondsvertegenwoordigers, vrouwenrechtenactivisten, actoren uit het maatschappelijk middenveld en minderheden door overheidsinstanties, veiligheidstroepen en -diensten en andere groeperingen in Egypte; herinnert de Egyptische regering aan zijn verantwoordelijkheid om te zorgen voor de beveiliging en veiligheid van alle burgers, ongeacht hun politieke standpunt, hun lidmaatschap van een politieke partij of hun politieke overtuiging, en om te waarborgen dat de vrijheid van vereniging, van vergadering, van meningsuiting alsmede de persvrijheid kunnen worden uitgeoefend zonder willekeurige beperkingen en censuur in het land; verzoekt de Egyptische autoriteiten zich in te zetten voor een dialoog en voor geweldloosheid, alsook voor een inclusief bestuur;

2.  spreekt zijn diepste bezorgdheid uit over een reeks recente gerechtelijke besluiten in Egypte, waaronder de lange celstraffen die op 23 juni 2014 werden opgelegd aan drie journalisten van Al Jazeera en 11 andere verdachten die bij verstek werden veroordeeld, alsook over de bekrachtiging van de terechtstellingen van 183 personen;

3.  is verontrust over de steeds strengere aanpak van en de fysieke aanvallen op zowel de media als het maatschappelijk middenveld in Egypte, waardoor zij niet vrijelijk hun werk kunnen doen; veroordeelt de intimidatie, opsluiting en vervolging van nationale en internationale journalisten en actoren uit het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van bloggers, enkel omdat zij hun werk doen; herhaalt zijn verzoek om een onmiddellijk, onafhankelijk, toegewijd en onpartijdig onderzoek naar zaken van onevenredig gebruik van geweld of willekeurige opsluiting door veiligheidstroepen en overheidsinstanties, en om degenen die hiervoor verantwoordelijk zijn ter verantwoording te roepen;

4.  betreurt dat de media en het internet aan censuur onderhevig zijn en dat de toegang tot bepaalde blogs en sociale netwerken ingeperkt is; veroordeelt de pesterijen waaronder een aantal kranten en audiovisuele media te lijden hebben;

5.  roept de Egyptische autoriteiten op om alle gedetineerden en/of veroordeelden wegens het op vreedzame wijze uitoefenen van hun recht op vrijheid van meningsuiting en vergadering onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten, alsook alle mensenrechtenverdedigers; verzoekt de Egyptische rechterlijke macht om te waarborgen dat alle gerechtelijke procedures in het land voldoen aan de vereisten van een vrij en eerlijk proces, en om de eerbiediging van de rechten van verdachten te waarborgen; verzoekt de Egyptische autoriteiten opdracht te geven tot de uitvoering van een onafhankelijk en onpartijdig onderzoek naar alle meldingen van slechte behandeling, en ervoor te zorgen dat alle gedetineerden toegang hebben tot alle medische hulp die zij eventueel nodig hebben;

6.  benadrukt dat de antiterrorismewet van Egypte ook is gebruikt om in een aantal rechtszaken tot een veroordeling te komen; dringt er bij de president op aan om onverwijld op te treden, ook via zijn grondwettelijk recht om gratie te verlenen, teneinde te waarborgen dat er geen doodstraf wordt uitgevoerd en dat niemand in Egypte kan worden vastgehouden op grond van een vonnis dat is uitgesproken in een gerechtelijke procedure die niet aan voornoemde vereisten voldoet; verzoekt de autoriteiten om onverwijld een officieel moratorium op executies in te stellen, als een eerste stap in de richting van de afschaffing ervan;

7.  verzoekt de bevoegde Egyptische autoriteiten de wet op protestdemonstraties te herroepen of te wijzigen en om de nieuwe, door het ministerie van Maatschappelijke Solidariteit gepresenteerde ngo-wet te herzien, conform de artikelen 65, 73 en 75 van de Egyptische grondwet, internationale normen en de internationale verplichtingen van het land, en om te waarborgen dat alle bestaande en toekomstige wetgeving in het land in overeenstemming is met de grondwet en die normen en verplichtingen;

8.  herinnert eraan dat de onlangs goedgekeurde Egyptische grondwet het pad heeft geëffend voor de opbouw van een land dat vrijheid en democratie eerbiedigt en dat van rechten en rechtvaardigheid een manier van leven maakt; herinnert de Egyptische regering eraan dat vrijheid van meningsuiting, persvrijheid en digitale vrijheid, alsook het recht op deelname aan vreedzame manifestaties, fundamentele mensenrechten in een democratie zijn, zoals erkend in de nieuwe Egyptische grondwet;

9.  herinnert de bevoegde Egyptische autoriteiten aan hun nationale en internationale wettelijke verplichtingen, en verzoekt president al-Sisi en de Egyptische regering om prioriteit te verlenen aan de bescherming en de bevordering van de mensenrechten en om ervoor te zorgen dat er verantwoording wordt afgelegd voor schendingen van de mensenrechten;

10. dringt er bij de bevoegde Egyptische autoriteiten op aan van koers te veranderen en concrete maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de bepalingen van de nieuwe grondwet inzake fundamentele rechten en vrijheden, inclusief de vrijheid van meningsuiting en vergadering, volledig ten uitvoer worden gelegd, waarbij zij laten zien dat zij de mensenrechten en de rechtsstaat eerbiedigen en beginnen met de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van gewetensgevangenen;

11. benadrukt het belang van de scheiding der machten als een grondbeginsel van de democratie, en wijst op het feit dat de rechterlijke macht niet mag worden gebruikt als een instrument voor politieke vervolging en onderdrukking, en stelt voor om de wet op de gerechtelijke autoriteiten te herzien om een daadwerkelijke scheiding der machten te waarborgen, wat zou leiden tot een onafhankelijke en onpartijdige rechtsbedeling;

12. moedigt de vertegenwoordigers van de EU-delegatie en de ambassades van de EU-lidstaten in Caïro ertoe aan om aanwezig te zijn bij politiek gevoelige rechtszaken van Egyptische en buitenlandse journalisten, bloggers, vakbondsvertegenwoordigers en maatschappelijke activisten;

13. betreurt het feit dat het geweld tegen vrouwen ondanks een nieuwe wet inzake seksuele intimidatie is toegenomen, met name in de openbare ruimte, met tientallen gevallen van verkrachting en seksueel geweld tijdens manifestaties; dringt er bij de Egyptische autoriteiten op aan om LGBT'ers niet meer te straffen voor het uiten van hun seksuele geaardheid en het uitoefenen van hun recht van vergadering, op basis van de "losbandigheidswet", en om alle LGBT'ers vrij te laten die op grond van die wet zijn gearresteerd en gevangengenomen; dringt er bij de Egyptische regering op aan nationale strategieën vast te stellen voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen en LGBT'ers en de uitbanning van alle vormen van discriminatie, waarbij wordt gewaarborgd dat groepen die de rechten van vrouwen en LGBT'ers verdedigen, alsook andere maatschappelijke organisaties, op doeltreffende wijze worden geraadpleegd en betrokken bij het gehele proces;

14. bevestigt opnieuw dat pers- en mediavrijheid een essentieel element van democratie en een open samenleving vormen, en dat zij als zodanig tot de kernpunten van het EU-optreden met betrekking tot Egypte moeten behoren, als onderdeel van een bredere, coherente EU-strategie die gericht moet zijn op het verbeteren van de rechten, vrijheden en kansen van Egyptenaren in het kader van de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en het land;

15. spreekt andermaal zijn grote solidariteit uit met het Egyptische volk in de huidige moeizame transitieperiode in hun land; verzoekt om een gemeenschappelijke strategie van de lidstaten ten aanzien van Egypte; dringt er nogmaals bij de Raad, de VV/HV en de Commissie op aan in de bilaterale betrekkingen van de Unie met en bij de financiële steun van de Unie aan Egypte actief te werken op basis van het conditionaliteitsbeginsel ("meer voor meer") en rekening te houden met de grote economische uitdaging waar het land voor staat; pleit in dit verband opnieuw voor duidelijke en gezamenlijk overeengekomen criteria; herhaalt zijn belofte om het Egyptische volk te ondersteunen bij het proces in de richting van democratische en economische hervormingen;

16. verzoekt de VV/HV om op te helderen welke specifieke maatregelen werden getroffen naar aanleiding van het besluit van de Raad Buitenlandse Zaken om de EU-bijstand aan Egypte te herzien; verzoekt in het bijzonder om opheldering over de status van: i) het geplande programma voor de hervorming van het strafrecht; ii) de EU-programma's voor begrotingssteun; iii) het programma ter bevordering van de handel en de binnenlandse markt; en iv) de deelname van Egypte aan regionale EU-programma's als Euromed Police en Euromed Justice;

17. verzoekt om een EU-breed verbod op de uitvoer naar Egypte van inbraak- en bewakingstechnologieën die kunnen worden gebruikt om burgers te bespioneren en onderdrukken, en om een verbod, in overeenstemming met het Akkoord van Wassenaar, op de uitvoer van beveiligingsapparatuur of militaire hulp die kan worden ingezet voor de onderdrukking van vreedzaam protest;

18. moedigt de VV/HV ertoe aan om EU-steun te winnen voor een resolutie over de situatie in Egypte tijdens de volgende bijeenkomst van de VN-Mensenrechtenraad, waardoor onder meer een internationaal onderzoek zou worden gestart naar de moord op manifestanten en de beschuldigingen van foltering en slechte behandeling door veiligheidstroepen in het afgelopen jaar;

19. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de parlementen en regeringen van de lidstaten, en de president van de Arabische Republiek Egypte en zijn interim-regering.