Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B8-0846/2015Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B8-0846/2015

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over Angola

9.9.2015 - (2015/2839(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
ECR (B8-0846/2015)
Verts/ALE (B8-0848/2015)
PPE (B8-0853/2015)
ALDE (B8-0854/2015)
EFDD (B8-0857/2015)
GUE/NGL (B8-0859/2015)
S&D (B8-0861/2015)

Cristian Dan Preda, Davor Ivo Stier, Elmar Brok, Tunne Kelam, Eduard Kukan, Patricija Šulin, Lorenzo Cesa, Brian Hayes, Claude Rolin, Giovanni La Via, Marijana Petir, Jiří Pospíšil, Bogdan Brunon Wenta, Andrej Plenković, Therese Comodini Cachia, Mariya Gabriel, Tomáš Zdechovský, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Barbara Kudrycka, László Tőkés, Monica Macovei, Ivan Štefanec, Jaromír Štětina, David McAllister, Pavel Svoboda, Michaela Šojdrová, Tadeusz Zwiefka, Luděk Niedermayer, József Nagy, Francesc Gambús, Stanislav Polčák, Dubravka Šuica, Krzysztof Hetman, Gabrielius Landsbergis, Adam Szejnfeld, Elisabetta Gardini, Roberta Metsola namens de PPE-Fractie
Ana Gomes, Norbert Neuser, Victor Boştinaru, Knut Fleckenstein, Afzal Khan, Josef Weidenholzer, Maria Arena, Eric Andrieu, Nikos Androulakis, Zigmantas Balčytis, Richard Howitt, Pier Antonio Panzeri, Liisa Jaakonsaari, Hugues Bayet, Neena Gill, Miriam Dalli, Roberto Gualtieri, Victor Negrescu, Andrea Cozzolino, Eider Gardiazabal Rubial, David Martin, Brando Benifei, Andi Cristea, José Blanco López, Vilija Blinkevičiūtė, Biljana Borzan, Krystyna Łybacka, Vincent Peillon, Nicola Caputo, Cătălin Sorin Ivan, Doru-Claudian Frunzulică, Viorica Dăncilă, Tibor Szanyi, Nicola Danti, Sorin Moisă, Enrico Gasbarra, Kashetu Kyenge, Damiano Zoffoli, Javi López, Michela Giuffrida, Julie Ward, Maria Grapini, Flavio Zanonato, Demetris Papadakis, Jeppe Kofod, Marlene Mizzi, Claudia Tapardel, Alessia Maria Mosca, Tonino Picula, Miroslav Poche, Inmaculada Rodríguez-Piñero Fernández, Daciana Octavia Sârbu, Elena Valenciano, Andrejs Mamikins, Elena Gentile, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Momchil Nekov, Emilian Pavel, Jutta Steinruck, Liliana Rodrigues namens de S&D-Fractie
Charles Tannock, Mark Demesmaeker, Angel Dzhambazki, Geoffrey Van Orden, Anna Elżbieta Fotyga, Ryszard Antoni Legutko, Tomasz Piotr Poręba, Ryszard Czarnecki, Karol Karski, Branislav Škripek namens de ECR-Fractie
Javier Nart, Frédérique Ries, Marietje Schaake, Marielle de Sarnez, Ramon Tremosa i Balcells, Izaskun Bilbao Barandica, Juan Carlos Girauta Vidal, Pavel Telička, Maite Pagazaurtundúa Ruiz, Petras Auštrevičius, Valentinas Mazuronis, Ivo Vajgl, Martina Dlabajová, Beatriz Becerra Basterrechea, Nedzhmi Ali, Dita Charanzová, Gérard Deprez namens de ALDE-Fractie
Marisa Matias, Patrick Le Hyaric, Marie-Christine Vergiat, Barbara Spinelli namens de GUE/NGL-Fractie
Judith Sargentini, Maria Heubuch, Heidi Hautala, Jordi Sebastià, Bart Staes, Michèle Rivasi, Barbara Lochbihler, Ernest Urtasun, Bodil Valero, Davor Škrlec namens de Verts/ALE-Fractie
Ignazio Corrao, Fabio Massimo Castaldo, Piernicola Pedicini, Laura Agea, Laura Ferrara, Rolandas Paksas namens de EFDD-Fractie

Procedure : 2015/2839(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B8-0846/2015
Ingediende teksten :
RC-B8-0846/2015
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over Angola

(2015/2839(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien zijn eerdere resoluties over Angola,

–       gezien de verklaring van de woordvoerder van de Hoge Vertegenwoordiger voor de mensenrechten van de Verenigde Naties van 12 mei 2015 over Angola,

–       gezien de gemeenschappelijke verklaring van 17 oktober 2014 na de eerste EU-Angola ministeriële bijeenkomst,

–       gezien het document "EU-Angola Joint Way Forward" van 23 juli 2012,

–       gezien de EU-richtsnoeren inzake voorvechters van de mensenrechten en inzake de vrijheid van meningsuiting,

–       gezien de conclusies van de Raad van juni 2014 naar aanleiding van het tienjarig bestaan van deze richtsnoeren,

–       gezien artikel 21 VEU en het strategisch EU-kader voor mensenrechten en democratie, waarin de EU zich engageert "zich te scharen achter vrijheids-, democratie- en mensenrechtenactivisten in de hele wereld",

–       gezien de in juni 2000 ondertekende Partnerschapsovereenkomst van Cotonou,

–       gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens uit 1948 en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten uit 1966,

–       gezien het Afrikaanse Handvest van de rechten van de mens en de volkeren,

–       gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4,van zijn Reglement,

A.     overwegende dat de Angolese regering haar greep op elke verdachte uitdaging van haar autoriteit heeft geïntensiveerd en zo de in de grondwet van Angola vastgestelde mensenrechten heeft geschonden; overwegende dat de vrijheid van vereniging en van vergadering in Angola onderdrukt blijven worden en dat de bezorgdheid toeneemt dat het leger en de inlichtingendiensten de drijvende krachten achter de arrestatie en vervolging van mensenrechtenactivisten zijn geworden;

B.     overwegende dat de mensenrechtenactivist José Marcos Mavungo op 14 maart 2015 zonder aanhoudingsbevel werd gearresteerd en dat openbaar aanklager António Nito op 28 augustus de rechtbank van de provincie Cabinda heeft gevraagd Mavungo tot 12 jaar cel te veroordelen voor het aanzetten tot oproer ondanks het feit dat geen enkel bewijs werd voorgelegd dat hij een misdaad heeft begaan;

C.     overwegende dat de advocaat Arão Bula Tempo op dezelfde dag werd gearresteerd voor vermeende betrokkenheid bij de organisatie van hetzelfde protest; overwegende dat Arão Tempo op 13 mei werd vrijgelaten in afwachting van zijn rechtszaak over opruiing;

D.     overwegende dat de journalist en mensenrechtenactivist Rafael Marques op 28 mei 2015 tot zes maanden cel en twee jaar voorwaardelijk werd veroordeeld voor de publicatie in 2011 van het boek "Blood Diamonds: Corruption and Torture in Angola" over meer dan 100 moorden en honderden gevallen van foltering in de diamantvelden van de regio Lundas die naar verluidt door veiligheidsagenten en soldaten zouden zijn gepleegd; overwegende dat de klachten over mensenrechtenschendingen in de Lundas-regio die Marques bij de openbare aanklager heeft ingediend, niet werden onderzocht;

E.     overwegende dat op 20 en 24 juni 2015 15 jeugdactivisten werden gearresteerd in verband met een private politieke discussie; overwegende dat de kapitein Zenóbio Lázaro Muhondo Zumba vervolgens op 30 juni werd gearresteerd wegens vermeende banden met de 15 gearresteerde activisten;

F.     overwegende dat al deze gevangenen op illegale en willekeurige wijze werden gearresteerd en beschuldigd van de voorbereiding van een opstand en een poging tot staatsgreep tegen de president en andere regeringsleden;

G.     overwegende dat de 15 activisten in voorhechtenis worden gehouden, niet formeel werden aangeklaagd, geen volledige toegang hebben tot juridische bijstand, geen bezoek kunnen ontvangen van familieleden die voedsel willen verstrekken en in afzondering worden gehouden;

H.     overwegende dat de activisten werden gearresteerd en in hun woonsten werd binnengevallen zonder dat de autoriteiten een bevelschrift hebben voorgelegd; overwegende dat zij naar verluidt fysiek en psychologisch werden gefolterd en met de dood bedreigd;

I.      overwegende dat de autoriteiten bedreigingen uiten tegen de moeders van de jonge gevangenen die zich mobiliseren, en dat de regeringspartij MPLA demonstraties van medestanders die om hun vrijlating vragen, heeft verhinderd; overwegende dat een vreedzame betoging van verwanten van de gevangenen op 8 augustus in Luanda door de veiligheidstroepen ter plaatse werd aangevallen en gewelddadig onderdrukt;

J.      overwegende dat in juli 2015 vier mensenrechtenactivisten en een correspondent van Radio Deutsche Welle tijdelijk werden vastgehouden tijdens een bezoek aan andere activisten in een gevangenis in de provincie Luanda op beschuldiging van de intentie politiek te voeren in de gevangenis;

K.     overwegende dat het recht op vreedzaam protest en het recht op vereniging en meningsuiting in de grondwet van Angola worden erkend;

L.     overwegende dat er meldingen zijn van een bloedbad van de politie tegen volgers van de religieuze sekte Luz do Mundo in april 2015 in Huambo; overwegende dat in uiteenlopende bronnen sprake is van tientallen tot duizenden doden en veel ontheemden; overwegende dat de regering er gedurende maanden niet in is geslaagd de hoogdringendheid van een onafhankelijk onderzoek in te zien en tegelijkertijd het hoge aantal slachtoffers krachtig blijft ontkennen; overwegende dat de ombudsman momenteel een verslag over de gebeurtenissen voorbereidt;

M.    overwegende dat de hoge commissaris voor mensenrechten van de VN heeft aangedrongen op een internationaal onderzoek naar het incident, hetgeen de regering ertoe heeft aangezet een juridisch onderzoek te openen;

N.     overwegende dat de regering van Angola ook kleinschalige en massale gedwongen uitzettingen heeft opgevoerd in Luanda en andere steden om personen die in informele nederzettingen wonen en straathandelaars, ook zwangere vrouwen en vrouwen met kinderen, te verwijderen;

O.     overwegende dat in maart 2015 nieuwe wetgeving werd ingevoerd voor een verhoogde controle op niet-gouvernementele organisaties;

P.     overwegende dat het maatschappelijk middenveld herhaaldelijk vraagtekens heeft geplaatst bij de band tussen corruptie, de uitputting en verduistering van natuurlijke hulpbronnen door de heersende elite en schendingen van de mensenrechten van personen die een bedreiging vormen voor de status quo en deze aan de kaak stellen;

Q.     overwegende dat ondanks de beloften van de regering van Angola om meer inspanningen te leveren ter verbetering van haar systeem voor de bestrijding van witwassen en van financiering van terrorisme (AML/CFT) en enige geboekte vooruitgang, blijft de Financial Action Task Force, een op het initiatief van de G7 opgerichte intergouvernementele organisatie om beleid ter bestrijding van witwassen te ontwikkelen, strategische gebreken in het AML/CFT-systeem van Angola vaststellen;

R.     overwegende dat uit onafhankelijke verslagen blijkt dat de olie-inkomsten, de belangrijkste bron van de regering, niet werden benut voor duurzame ontwikkeling of lokale gemeenschappen, terwijl de heersende elite rijker is geworden;

S.     overwegende dat Angola grote mineralen- en aardoliereserves heeft en een van de snelst groeiende economieën ter wereld is, zeker sinds het einde van de burgeroorlog; overwegende dat de economische groei zeer ongelijk is en het leeuwendeel van de rijkdom van het land in handen is van een disproportioneel klein deel van de bevolking;

T.     overwegende dat de economische crisis in het land na de sterke daling van de olie-inkomsten waarschijnlijk meer sociale onrust en protesten tegen de regering zal uitlokken;

U.     overwegende dat Angola in oktober 2014 zijn engagement ten aanzien van de politieke dialoog en samenwerking, waarover in het document EU-Angola Joint Way Forward overeenstemming werd bereikt, waarin goed bestuur, democratie en mensenrechten essentiële pijlers zijn;

V.     overwegende dat overeenkomstig artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou de uitwisseling van informatie over goed beheer en mensenrechten minstens één maal per jaar plaatsvindt in een formele politieke dialoog in het kader van het document EU-Angola Joint Way Forward van 2012;

1.      is ernstig bezorgd over de snel verslechterende situatie op het vlak van mensenrechten, grondvrijheden en democratische ruimte in Angola alsook over de ernstige misbruiken door de veiligheidstroepen en het gebrek aan een onafhankelijk rechtsstelsel;

2.      vraagt de Angolese autoriteiten alle mensenrechtenactivisten onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten, met inbegrip van Marcos Mavungo en de 15+1 in juni 2015 gearresteerde activisten, en alle klachten tegen hen te laten vallen; verlangt de onmiddellijke en onvoorwaardelijke invrijheidstelling van alle andere activisten, gewetensgevangenen of politieke tegenstanders die op willekeurige basis zijn gearresteerd en enkel voor hun politieke standpunten, werk als journalist of deelname aan vreedzame activiteiten worden vastgehouden;

3.      dringt er bij de autoriteiten op aan ervoor te zorgen dat de gevangenen niet worden gefolterd of slecht behandeld en volledige bescherming en toegang tot hun familie en advocaten te garanderen;

4.      vraagt de Angolese autoriteiten onmiddellijk een einde te stellen aan gevallen van arrestatie op willekeurige basis, illegale opsluitingen en foltering door de politie en veiligheidstroepen; herhaalt dat alle beschuldigingen van mensenrechtenschendingen door politie en veiligheidstroepen, met inbegrip van foltering, onmiddellijk onafhankelijk en grondig moeten worden onderzocht en dat de daders voor de rechter moeten verschijnen;

5.      is uiterst bezorgd over de continue pogingen om het recht op vrije meningsuiting, vreedzame vergadering en vereniging en de mediavrijheid te beperken en de toegenomen inbreuken op deze vrijheden door de autoriteiten en vraagt de Angolese autoriteiten ervoor te zorgen dat deze vrijheden onmiddellijk en onvoorwaardelijk worden gegarandeerd; roept de Angolese autoriteiten voorts op tot het uitvoeren van de bepalingen van de VN-verklaring van de rechten van de mens, het Afrikaans Handvest van de rechten van de mens en de volkeren en andere door Angola geratificeerde internationale en regionale mensenrechteninstrumenten;

6.      vraagt de EU-Delegatie in Luanda resultaat te leveren met betrekking tot de beloften van de EDEO om mensenrechtenactivisten wereldwijd te steunen en te beschermen via concrete, zichtbare maatregelen die vooral omvatten het waarnemen van processen, politieke en materiële steun aan mensenrechtenactivisten, hun advocaten en families en het systematisch ter sprake brengen van mensenrechten door de EU en de lidstaten bij de Angolese autoriteiten op alle niveaus, ook het hoogste; vraagt de delegatie eveneens de politieke dialoog met de Angolese regering op te voeren in alle politieke, handels- en ontwikkelingsbetrekkingen om ervoor te zorgen dat het land zijn nationale en internationale mensenrechtenengagementen nakomt zoals beloofd tijdens de eerste EU-Angola ministeriële bijeenkomst in oktober 2014; dringt er bij de delegatie op aan hiertoe alle gepaste instrumenten te benutten, met inbegrip van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten;

7.      vraagt de EU en de lidstaten het hoge niveau van corruptie bij de Angolese autoriteiten te erkennen, waardoor de eerbiediging van de mensenrechten en de ontwikkeling ernstig worden ondermijnd, voor elk contact met Angola de beginselen van de toolbox voor de mensenrechtenbenadering toe te passen en de kernsectoren van het nationaal indicatief programma van Angola in het kader van het 11e EOF te herzien;

8.      betreurt dat, ondanks de voltooiing van een nationaal onderzoek in 2007 en een omvangrijk mijnbestrijdingsprogramma, er nog altijd geen zekerheid over de omvang van de dreiging van APL en ERW bestaat; verzoekt de EU erop toe te zien dat de fondsen doeltreffend worden gebruikt en dit na afloop te beoordelen en ervoor te zorgen dat de toegewezen middelen op efficiënte en gerichte manier worden ingezet om het noodzakelijke doel van landopruiming te verwezenlijken;

9.      dringt er bij de gerechtelijke autoriteiten van Angola op aan dat zij hun onafhankelijkheid van elke politieke instrumentalisering bevestigen en dat zij de bescherming van de door de rechtsinstrumenten erkende rechten, zoals toegang tot justitie en het recht op een eerlijk proces, garanderen;

10.    dringt er bij de regering van Angola op aan dringend een transparant en geloofwaardig onderzoek uit te voeren naar het bloedbad in Huambo en de ontheemde overlevenden steun te bieden; herhaalt de vraag van de VN om een bijkomend internationaal en onafhankelijk onderzoek;

11.    blijft bezorgd over het feit dat maatregelen ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en kinderen niet werden uitgevoerd; vraagt de autoriteiten de bestrijding van schadelijke traditionele praktijken, zoals de stigmatisering van kinderen die van hekserij worden beschuldigd, te intensiveren;

12.    herinnert aan de toezegging die door Angola is gedaan in het kader van de overeenkomst van Cotonou om de democratie, de rechtstaat en de mensenrechtenbeginselen te eerbiedigen, onder meer de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van de media, goed bestuur en transparantie inzake politieke functies; dringt erop aan dat de regering van Angola deze bepalingen verdedigt overeenkomstig artikel 11, letter b, en de artikelen 96 en 97 van de overeenkomst van Cotonou, en vraagt, indien dit niet gebeurt, dat de Commissie de desbetreffende procedure overeenkomstig de artikelen 8, 9 en 96 van de overeenkomst van Cotonou inleidt;

13.    vraagt de EU en de lidstaten de transparantie van de handel in alle natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van aardolie, aan de orde te stellen en meer bepaald de bestaande wetgeving over verslaglegging per land ten volle ten uitvoer te leggen en te monitoren; roept de Angolese autoriteiten en buitenlandse ondernemingen ertoe op bij te dragen aan een verbeterd bestuur in de winningsindustrie door zich te houden aan het initiatief voor transparantie in de winningsindustrie en de uitvoering van het Kimberleyproces te toetsen; roept de Angolese regering ertoe op een plan in te dienen om zich bij het "Open Government Partnership" te voegen en een concreet plan op te stellen om voortaan corruptie te bestrijden, transparantie en verantwoording aan het publiek te verbeteren;

14.    moedigt samenwerking en coördinatie tussen de EU en de VS over de tenuitvoerlegging van artikel 1504 (Section 1504) van de Wet Dodd-Frank (Dodd-Frank Act) aan;

15.    vraagt de nationale administratie en toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten alerter te zijn met betrekking tot de naleving van de Europese wetgeving ter bestrijding van het witwassen van geld, met inbegrip van normatieve zorgvuldigheidsbeginselen en degelijke risicoanalyses, vooral wanneer van Angola afkomstige politiek prominente personen betrokken zijn;

16.    is verheugd dat de Angolese regering problemen in verband met compensatie in geval van de inbeslagname van land erkent en is ingenomen met meldingen in de media dat de distributie- en compensatiemechanismen zijn verbeterd; moedigt de regering aan haar inspanningen in die zin voort te zetten;

17.    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Afrikaanse Unie, de Afrikaanse Commissie voor de rechten van de mens en volken, de regeringen van de landen van zuidelijk Afrika, de president en het parlement van Angola, de regering van de VS, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de VN-Mensenrechtenraad en de PPV ACS-EU.