Parlementaire vraag - O-000159/2012Parlementaire vraag
O-000159/2012

  Goedkeuring van de toetreding van acht derde landen tot het Verdrag van Den Haag over de burgerlijke aspecten van internationale kinderontvoering van 1980

Vraag met verzoek om mondeling antwoord O-000159/2012
aan de Commissie
Artikel 115 van het Reglement
Klaus-Heiner Lehne, Luigi Berlinguer, Eva Lichtenberger, Francesco Enrico Speroni, Alexandra Thein, Tadeusz Zwiefka
namens de Commissie juridische zaken

Procedure : 2012/2791(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
O-000159/2012
Ingediende teksten :
O-000159/2012 (B7-0367/2012)
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

Het Verdrag van Den Haag over de burgerlijke aspecten van internationale kinderontvoering van 1980 is een uiterst belangrijke overeenkomst, daar hiermee een systeem is ingesteld waarmee ontvoerde kinderen snel naar hun eigen land van verblijf kunnen worden teruggebracht.

Wil het verdrag van toepassing zijn tussen een toetredende staat en een staat die reeds partij is bij het verdrag, moet de toetreding worden aanvaard door de staat die reeds partij is.

De Commissie is van mening dat de EU exclusieve externe bevoegdheid op het gebied van internationale kinderontvoering heeft verworven doordat zij reeds gebruikt heeft gemaakt van haar interne bevoegdheid op dit gebied, met name via Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad.

Daarom heeft de Commissie acht voorstellen voor een besluit ingediend waarmee de lidstaten worden verzocht namens de Unie akkoord te gaan met de toetreding van acht derde landen.

De Raad blokkeert deze besluiten echter momenteel en weigert het Parlement te raadplegen, waardoor verdere vooruitgang niet mogelijk is, kennelijk omdat de Raad het beginsel dat aan de besluiten ten grondslag ligt om juridische redenen aanvecht.

Kan de Commissie bevestigen dat de Unie exclusieve externe bevoegdheid op dit terrein bezit?

Kan de Commissie een ruwe schatting geven van het aantal individuele gevallen van internationale kinderontvoering waarop deze vertraging wellicht een negatieve invloed heeft gehad, gezien het feit dat Rusland en Marokko – landen waarmee een aanzienlijk aantal EU-burgers familiebanden heeft – twee van de acht landen in kwestie zijn?

Is de Commissie het eens met de ondertekenaars van deze vraag dat de Raad zijn juridische tegenwerpingen tegen deze besluiten moet intrekken en goedkeuring ervan mogelijk moet maken?

Ingediend: 13.9.2012

Doorgezonden: 17.9.2012

Uiterste datum beantwoording: 24.9.2012