VERSLAG over de mededeling van de Commissie betreffende de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (de "Roadmap")
(COM(2002) 181 – C5‑0330/2002 – 2002/2174(COS))

6 november 2002

Commissie visserij
Rapporteur: Struan Stevenson

Procedure : 2002/2174(COS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A5-0380/2002
Ingediende teksten :
A5-0380/2002
Debatten :
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

PROCEDUREVERLOOP

Bij schrijven van 28 mei 2002 deed de Commissie haar mededeling betreffende de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (de "Roadmap") (COM(2002) 181 – 2002/2174(COS)) toekomen aan het Parlement.

Op 2 september 2002 gaf de Voorzitter van het Parlement kennis van de verwijzing van deze mededeling naar de Commissie visserij als commissie ten principale (C5‑0330/2002).

De Commissie visserij benoemde op haar vergadering van 19 juni 2002 Camilo Nogueira Román tot rapporteur.

De commissie behandelde de mededeling van de Commissie en het ontwerpverslag op haar vergaderingen van 19 juni, 9 juli, 12 en 30 september, 21 oktober en 5 november 2002.

Op dezelfde vergadering hechtte zij met 17 stemmen voor en 4 tegen haar goedkeuring aan de ontwerpresolutie.

Bij de stemming waren aanwezig: Struan Stevenson (voorzitter), Rosa Miguélez Ramos, Brigitte Langenhagen en Hugues Martin (ondervoorzitters), Camilo Nogueira Román (rapporteur), Elspeth Attwooll, Niels Busk, Arlindo Cunha, Nigel Paul Farage, Ian Stewart Hudghton, Salvador Jové Peres, Heinz Kindermann, Carlos Lage, Giorgio Lisi, Albert Jan Maat (verving Ioannis Marinos), John Joseph McCartin (verving Manuel Pérez Álvarez), Patricia McKenna, Seán Ó Neachtain, Fernando Pérez Royo (verving Vincenzo Lavarra), Dominique F.C. Souchet (verving Michael John Holmes), Catherine Stihler, Bernard Poignant, en Daniel Varela Suanzes-Carpegna.

Na afloop van de stemming over de wetgevingsamendementen heeft Camilo Nogueira Román zich teruggetrokken als rapporteur. De commissie heeft daarop besloten het verslag onder de naam van zijn voorzitter, de heer Struan Stevenson, in te dienen.

Het verslag werd ingediend op 6 november 2002.

ONTWERPRESOLUTIE

Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie betreffende de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (de "Roadmap") (COM(2002) 181 – C5‑0330/2002 – 2002/2174(COS))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie (COM(2002) 181 – C5‑0330/2002[1]),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie over het gemeenschappelijk visserijbeleid na 2002[2] en zijn op 18 januari 1999 goedgekeurde resolutie over de regionalisering van het gemeenschappelijk visserijbeleid,

–   gezien de conclusies van de Raad van 30 oktober 1997 over het beleid inzake visserijovereenkomsten met derde landen[3],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 oktober 2001 over de mededeling van de Commissie over visserij en armoedebestrijding[4],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 januari 2002 over het Groenboek van de Commissie over de toekomst van het gemeenschappelijk visserijbeleid[5],

–   gelet op artikel 47, lid 1 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie visserij (A5‑0380/2002),

A.   overwegende dat bij de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid de nadruk moet worden gelegd op een duurzame ontwikkeling van de visserij vanuit ecologisch, economisch en sociaal oogpunt, en dat de hervorming, om dat doel te bereiken, moet voorzien in maatregelen voor een verantwoordelijke, duurzame, in economisch opzicht rendabele en concurrerende visserij en een behoorlijke levensstandaard voor allen die van de visserij leven, en overwegende dat voor een succesvolle hervorming van het GVB een effectiever, ecologisch gebaseerde regeling voor het behoud en beheer van de visbestanden vereist is,

B.   overwegende dat de Commissie ervoor moet zorgen dat de maatregelen die zij voorstelt voor het beheer van de visbestanden op actuele, onafhankelijke en verifieerbare wetenschappelijke gegevens berusten en dat zij, waar dat mogelijk is, moet vermijden om urgente maatregelen door te voeren, aangezien daarbij onvermijdelijk geen rekening wordt gehouden met de gevolgen die dergelijke maatregelen zullen hebben, zowel voor de visbestanden en de ecosystemen als wat betreft de economische en sociale maatregelen die daardoor noodzakelijk worden,

C.   overwegende dat de analyse van en de besluiten over het eerste pakket van de GVB-hervorming die betrekking hebben op politieke en begrotingsaspecten, op territoriale en sociale cohesie, op visbestanden en het milieu, op verantwoorde wijze kunnen worden onderschreven, zonder allereerst de doorslaggevende elementen van de GVB-hervorming onder de loep te nemen die in het tweede pakket voorkomen en die betrekking hebben op het Middellandse-Zeegebied, de economische, sociale en territoriale gevolgen van de hervorming, kennis over de visbestanden en de omvang van de vangsten van de diverse vloten, het beheer en de inspectie op basis van de personele, technische en budgettaire middelen waarover de Commissie moet kunnen beschikken en de aquacultuur,

D.   overwegende dat een succesvolle GVB-hervorming vereist dat de Commissie de beschikking krijgt over de benodigde technische middelen en personeel voor beheer en inspectie,

E.   overwegende dat bij de hervorming rekening moet worden gehouden met de aspecten die verband houden met de komende uitbreiding van de EU,

F.   overwegende dat de hervorming het exclusieve karakter van de communautaire bevoegdheid inzake het behoud en het beheer van de visbestanden niet in gevaar mag brengen,

G.   merkt op dat de duurzaamheid van de mariene ecosystemen van fundamenteel belang is voor de duurzaamheid van de visbestanden en daarom ook voor de overlevingskansen van de visserijsector op de langere termijn,

H.   overwegende dat het voor de toekomst van het GVB van essentieel belang is dat de besluiten op grond van duidelijke wetenschappelijke gegevens worden genomen en dat er daarom behoefte bestaat aan een versterking van het Wetenschappelijk Comité voor Visserij en Aquacultuur en een betere coördinatie tussen de Commissie en de laboratoria in de lidstaten; overwegende dat, in aanvulling op de rapporten van wetenschappelijke instituten, ook rekening moet worden gehouden met de adviezen die door de instituten van de visserijsector worden uitgebracht aangaande de situatie van de bestanden,

I.   overwegende dat er toereikende middelen beschikbaar moeten worden gesteld om een verbetering van het onderzoek mogelijk te maken,

J.   overwegende dat de quota in de communautaire wateren ook de situatie moeten weerspiegelen dat sommige lidstaten in aanvulling van hun eigen quota bovendien de exclusieve mogelijkheid hebben om te profiteren van met derde landen gesloten overeenkomsten, waarvoor de Europese Unie een prijs heeft betaald,

K.   overwegende dat 6- of 12-mijlszones in kustgebieden moeten worden ingevoerd als een permanent kenmerk van het GVB,

L.   overwegende dat het voorzorgsbeginsel, zoals dat in de mededeling van de Commissie van februari 2000 is uitgewerkt, moet worden toegepast op alle sectoren die bij de visserij betrokken zijn, dus ook op de industriële visvangst,

M.   overwegende dat de zelfvoorzieningsgraad van de EU voor visproducten minder dan 50% bedraagt,

N.   overwegende dat de Commissie de overgang op gemengde vennootschappen of de uitvoer van vaartuigen naar derde landen in haar voorstel niet als inkrimping van de capaciteit beschouwt, aangezien deze tactiek in het verleden is gebruikt om de streefcijfers voor de vermindering van de visserijvloten te omzeilen;

O.   overwegende dat de Commissie nog niet over toereikende technische, budgettaire en personele middelen beschikt om aan haar verplichting om het GVB te controleren en uit te voeren, te voldoen; overwegende dat er voor het toezicht op en de uitvoering van het GVB een nieuw regelgevend kader nodig is; overwegende dat het nuttig zou zijn een gemeenschappelijk inspectiesysteem in de EU in te voeren,

P.   overwegende dat de EU haar internationale samenwerking op visserijgebied zou moeten versterken en een duurzame visserij zou moeten waarborgen en daarbij altijd de legitieme wensen van haar partners, en met name de ontwikkelingslanden, moet respecteren,

Q.   overwegende dat de EU een internationaal visserijbeleid moet uitstippelen waarin de ontwikkeling van de Europese visserijsector gecombineerd wordt met een doortastende samenwerking met de ontwikkelingslanden en een actief en deskundig beheer van de deelname aan regionale visserijorganisaties en VN-programma's die gericht zijn op een duurzame ontwikkeling van de visserijactiviteit,

R.   overwegende dat gemengde vennootschappen een belangrijke rol spelen bij de samenwerking met derde landen, de ontwikkeling van hun visserijactiviteiten, en de vangst, verwerking en afzet van vis in de Europese visserijsector,

S.   overwegende dat de Unie een zo goed mogelijk wetgevingskader moet scheppen voor de ontwikkeling van de aquacultuur als een alternatief voor de traditionele visvangst, op basis van een strategie die gericht is op het scheppen van arbeidsplaatsen, met name voor gemeenschappen die van de visserij afhankelijk zijn, voedselveiligheid, voldoende financiële en personele middelen voor het wetenschappelijk onderzoek en respect voor het milieu,

T.   overwegende dat in de mededeling van de Commissie inzake aquacultuur het belang van deze sector voor de EU wordt benadrukt en er een strategie voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur wordt voorgesteld,

U.   overwegende dat het gemeenschappelijk visserijbeleid betrekking heeft op een economische en sociale sector die zeer belangrijk is voor bepaalde delen van de EU en dat het noodzakelijk is deze sector zowel vanuit het oogpunt van de natuur als van de economische bedrijvigheid te behouden,

V.   overwegende dat de Commissie in haar voorstellen geen rekening heeft gehouden met de noodzaak om in de EU een territoriaal evenwicht te waarborgen; overwegende dat de Commissie van mening is dat de hervorming van het GVB tussen 2003 en 2006 de werkgelegenheid van 28.000 vissers zal bedreigen, d.w.z. 11% van de arbeidsplaatsen op zee; overwegende dat dit kan leiden tot de leegloop van de kustgebieden die kenmerkend voor de Unie zijn,

W.   overwegende dat de hervorming vergezeld moet gaan van overleg met de lidstaten teneinde de sociaal-economische gevolgen van de hervorming te evalueren en een actieplan op te zetten voor de geïntegreerde ontwikkeling van de gemeenschappen die van de visserij afhankelijk zijn,

X.   overwegende dat er vaak weinig mogelijkheden voor diversificatie buiten de visserij bestaan voor de gemeenschappen in kustgebieden die van de visserij afhankelijk zijn,

Y.   overwegende dat bij het beoordelen van alternatieve modellen voor het visserijbeheer een institutionele vorm moet worden gekozen die borg staat voor het realiseren van de doelstellingen van duurzame ontwikkeling en waaruit een eenvoudige, coherente en transparante beheersstrategie kan worden afgeleid,

Z.   overwegende dat de vissers het met de visserijverordeningen nagestreefde doel moeten begrijpen en die niet moeten zien als maatregelen die door buitenstaanders willekeurig aan hen worden opgelegd, of die niet op voldoende actuele en verifieerbare wetenschappelijke gegevens gebaseerd zouden zijn; dat daarom vissers en andere belanghebbende partijen bij het besluitvormingsproces moeten worden betrokken, zodat er rekening kan worden gehouden met hun ervaringen en er bij hen vertrouwen wordt gewekt in de beheersregelingen,

AA.   overwegende dat het noodzakelijk is de rol, de bevoegdheden en de samenstelling van de regionale adviesraden te verduidelijken, omdat deze potentieel een zeer belangrijk instrument zijn bij de verbetering van het visserijbeheer voor de gehele Europese Unie,

Inleiding

1.   betreurt het dat de Commissie haar voorstellen pas nu indient terwijl de hervorming van het GVB in 2002 moet worden doorgevoerd;

2.   verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat er geen juridisch vacuüm is waardoor de visbestanden bedreigd zouden kunnen worden als de hervorming van het GVB niet uiterlijk eind 2002, overeenkomstig het oorspronkelijke draaiboek van de Commissie, ten uitvoer wordt gelegd;

3.   eist dat de GVB-hervorming alle ecologische, economische en sociale elementen omvat die van essentieel belang zijn voor een duurzame ontwikkeling;

4.   wenst dat een specifieke begroting wordt uitgewerkt en goedgekeurd die de levensvatbaarheid en toepassing van de GVB-hervorming garandeert;

5.   wenst dat de GVB-hervorming beantwoordt aan een toekomstvisie over de politieke en economische organisatie van de visserijsector en de EU-vloot en over de levensvatbaarheid ervan;

Instandhouding van de visbestanden en visserijbeheer

6.   wenst dat de hervorming van het GVB berust op een gedegen kennis van de situatie van de visbestanden en gericht is op een geleidelijk herstel van deze bestanden om een duurzaam beheer van de visserijsector van de Unie te waarborgen;

7.   verlangt meer investeringen in wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling;

8.   hecht groot belang aan de tenuitvoerlegging van een zorgvuldig ontworpen voorzorgsbenadering van visserijontwikkeling, zoals opgenomen in bijlage 2 van de VN-Overeenkomst inzake visbestanden van 1995;

9.   wenst dat het beheer van de visbestanden waar mogelijk naar gelang de situatie van iedere vissoort wordt gemoduleerd op grond van de biologische stand van zaken en dat, indien dit niet mogelijk is, het voorzorgsbeginsel wordt toegepast;

10.   is verheugd over het voorstel van de Commissie om meerjarenbeheerprogramma's op te zetten, gebaseerd op de voorzorgsbenadering, met referentiestreefcijfers voor biomassa en vissterfte; benadrukt dat de doelstellingen ervan slechts verwezenlijkt kunnen worden indien de streefcijfers behoedzaam genoeg zijn en de plannen aangepast kunnen worden;

11.   wenst dat de beheersplannen meerjarig zijn, meerdere soorten omvatten en dat hierin het teruggooien van vis zoveel mogelijk wordt beperkt;

12.   wenst dat specifieke maatregelen worden goedgekeurd om de vangst op verschillende soorten pootvissen te voorkomen;

13.   wenst de toepassing van het voorzorgsbeginsel in het kader van de GVB-hervorming, zoals werd besproken in de mededeling van de Commissie terzake van februari 2000, rekening houdend met het niveau van wetenschappelijk risico en de beheerwijze ervan;

14.   wenst dat het voorzorgsbeginsel op de industriële visserij wordt toegepast op dezelfde basis als op andere visserijtakken;

15.   benadrukt het belang van onderzoek naar de selectiviteit en de impact op het milieu van vistuig, en wenst daarom:

  • -meer onderzoek met het oog op een grotere selectiviteit van vistuig en een kleinere impact op de mariene habitat, waarbij zowel wetenschappers als de visserijindustrie betrokken moeten worden;
  • -striktere technische maatregelen om bijvangst en teruggooi te verminderen, zelfs indien daardoor de vangst van doelsoorten verminderd zou worden;

16.   acht het noodzakelijk dat het beleid voor het Middellandse-Zeegebied in de GVB-hervorming wordt opgenomen en dat de internationale samenwerking met derde landen wordt versterkt om een geïntegreerd beheer van de visbestanden te verwezenlijken;

17.   vestigt de aandacht op de noodzaak binnen het beheer van de visbestanden rekening te houden met de specifieke biologische kenmerken van de vissoorten in de Middellandse Zee en die van de ultraperifere regio's;

18.   wenst dat er spoedig gevolg wordt gegeven aan de wens van de Commissie om de oprichting van een organisatie van landen die aan de Middellandse Zee grenzen te ondersteunen en dat de Commissie terstond de ad hoc-werkgroep voor het Middellandse-Zeegebied in het kader van het Raadgevend Comité voor visserij en aquacultuur weer instelt;

Gevolgen van het instandhoudingsbeleid voor de vissersvloot

19.   wenst dat de lijst van vissoorten die geacht worden zich in de gevarenzone te bevinden door deskundigen wordt herzien en dat voor de duurzaamheid van de visbestanden veiligheidsgrenzen worden vastgesteld;

20.   meent dat de levensvatbaarheid van het GVB afhangt van de inkrimping van zowel de capaciteit als de visserijinspanningen, maar verzoekt de Commissie rekening te houden met eerdere inspanningen van de lidstaten op dit terrein wanneer zij komt met voorstellen voor sloop;

21.   meent dat gemengde vennootschappen kunnen bijdragen tot een betere samenwerking met derde landen en de ontwikkeling van hun visserijsector;

Toegang tot de wateren en visgronden

22.   wenst in ieder geval dat de uitzonderingsregel met betrekking tot de vrije toegang overeenkomstig artikel 299, lid 2 van het EG-Verdrag voor de ultraperifere regio's wordt uitgebreid tot 50 mijl;

23.   verzoekt de Commissie na te gaan of het haalbaar is de milieueffecten van afzonderlijke vloten in aanmerking te nemen, zodat visserijvloten die gebruikmaken van vistuig en methoden met beperkte gevolgen voor het milieu met voorrang toegang krijgen tot visbestanden;

24.   verzoekt de Commissie de al bedreigde visbestanden van de Noordzee te beschermen en te verzekeren dat open toegang tot de Noordzee wordt uitgesloten zolang er geen wetenschappelijke bewijzen zijn voor de omvang en waarde van niet-gequoteerde soorten en geen actuele en verifieerbare wetenschappelijke onderzoeken naar de potentiële frequentie en risico's van bijvangst van gequoteerde soorten en andere potentiële schade aan de mariene omgeving;

Toezicht en uitvoering

25.   wenst dat de Commissie en de lidstaten bevoegd worden controle op de visserij uit te oefenen, maar meent dat de oprichting van regionale adviesraden zou bijdragen aan doeltreffend toezicht op plaatselijk niveau;

26.   benadrukt dat de Commissie bij de tenuitvoerlegging van het hervormde GVB uitsluitend in noodsituaties en op kortetermijnbasis eenzijdig op mag treden; zij moet hierbij voldoende rekening houden met de beschikbare adviezen van belanghebbenden;

27.   wenst dat de Commissie over toereikende technische, budgettaire en personele middelen beschikt om aan haar verplichtingen met betrekking tot de controle op en de uitvoering van het GVB te voldoen; wenst dat de hervorming van het GVB wordt doorgevoerd in combinatie met de nieuwe regeling voor de controle op en de uitvoering van het GVB en een gemeenschappelijke inspectiestructuur in de EU;

28.   verzoekt om de invoering in de EU van een geharmoniseerd systeem van minimumsancties voor ernstige schendingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid teneinde het vertrouwen van de vissers in het basisbeginsel van gelijke behandeling te vergroten;

Internationale visserij

29.   wenst dat in het kader van de GVB-hervorming rekening wordt gehouden met het belang van de internationale betrekkingen en overeenkomsten voor de Europese Unie; wijst erop dat de EU binnen de externe sector van haar visserijbeleid niet voldoende aandacht schenkt aan de administratieve, personele, technische en budgettaire aspecten; wenst dat een actieplan wordt opgezet om de internationale rechtsorde te versterken en aan te vullen teneinde het gebruik van schepen die onder goedkope vlag varen, te verbieden; wenst dat een actieplan wordt opgezet om de vispopulaties buiten de communautaire wateren beter in kaart te brengen;

30.   staat volledig achter het standpunt van de Commissie dat de activiteiten van de Gemeenschap op het terrein van de internationale visserij duurzame en verantwoorde visserij moeten garanderen, met hetzelfde engagement als de visserij in de wateren van de EU, en dat deze op dezelfde normen gebaseerd moeten zijn, met inachtneming van onder andere controle en handhaving, evaluatie van visbestanden en selectiviteit van vistuig;

31.   erkent de legitieme aspiraties van ontwikkelingslanden om hun eigen visserijsector te ontwikkelen; verzoekt de Commissie en de Raad in dit verband minimumnormen vast te stellen met het oog op de sluiting van internationale overeenkomsten, gebaseerd op de FAO-gedragscode voor verantwoorde visserij; overeenkomsten dienen:

  • -op regionale basis gesloten te worden met alle landen die in kustwateren en op volle zee op de betreffende soorten vissen;
  • -doeltreffende controle- en toezichtsprogramma's te omvatten;
  • -flexibele aanpassing van visserijmogelijkheden mogelijk te maken op basis van een evaluatie van de bronnen, rekening houdend met de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens en in overeenstemming met de behoeften van de plaatselijke visserijsector;
  • -het voorzorgsbeginsel toe te passen als neergelegd in de gedragscode voor verantwoorde visserij;
  • -beschermingsmaatregelen toe te passen voor kleinschalige visserij en voor de visserij voor eigen levensonderhoud (met name door strikte handhaving van een beschermingszone);
  • -de beginselen van behoorlijk bestuur in acht te nemen, waarbij financiële compensatie dient te worden betaald en benut in overeenstemming met deugdelijke begrotingspraktijken en nationale armoedebestrijdingsplannen;
  • -doeltreffende controle- en toezichtsprogramma's te omvatten;

32.   dringt erop aan dat visserijovereenkomsten in de openbare sector blijven en door de Commissie worden gesloten en beheerd, aangezien dit de enige manier is om een afdoende mate van transparantie en verantwoordingsplicht te handhaven; staat afwijzend tegenover de toenemende tendens naar particuliere regelingen, waarover de EU-autoriteiten geen enkele controle hebben;

33.   wenst dat de EU haar ontwikkelingsbeleid beter coördineert met de externe aspecten van het GVB teneinde doeltreffender bij te dragen aan het tweeledige doel om de bevoorrading van de EU-markt zeker te stellen en in de betrokken ontwikkelingslanden voor een duurzame ontwikkeling te zorgen; benadrukt dat commerciële visserijovereenkomsten alleen gesloten mogen worden als hiermee aan dit tweeledige doel wordt voldaan; wenst dat de internationale overeenkomsten met ontwikkelingslanden in de eerste plaats ingegeven worden door de wens om de armoede uit te roeien;

34.   wenst een internationaal EU-visserijbeleid waarin de ontwikkeling van de Europese sector gekoppeld wordt aan een doortastende samenwerking met de ontwikkelingslanden ten gunste van hun visserijsector, en tevens aan een actieve en deskundige deelname aan de regionale visserijorganisaties waarbij in het kader van de VN-programma's inzake een duurzame ontwikkeling van de visserijactiviteiten met de kustlanden wordt samengewerkt;

35.   acht het nuttig het GVB in stand te houden en te perfectioneren zodat de EU in een bedrijfstak die op mondiaal niveau opereert haar gewicht in de schaal kan leggen, met inachtneming van milieufactoren en sociaal-economische factoren;

36.   wijst op het belang van gemengde vennootschappen voor de Europese visserijsector bij de samenwerking met derde landen;

37.   keert zich tegen het opleggen van unilaterale beperkingen voor de vissers uit de Gemeenschap die actief zijn in de internationale wateren van het Middellandse-Zeegebied, aangezien de beoogde gevolgen daarvan teniet worden gedaan door de aanwezigheid van derde landen die niet aan deze beperkingen onderworpen zijn;

Aquacultuur

38.   is verheugd over de mededeling van de Commissie inzake aquacultuur waarin het belang van deze bedrijfstak voor de EU wordt benadrukt, en verlangt een duidelijke en samenhangende strategie voor de duurzame ontwikkeling van aquacultuur;

39.   aanvaardt dat aquacultuur de visvangst in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid kan aanvullen, maar is bezorgd over de negatieve gevolgen voor het milieu door:

  • -gebruik van chemicaliën en antibiotica,
  • -eutrofiëring,
  • -verstoring van mariene ecosystemen als gevolg van industriële visserij ten behoeve van vismeel en visolie voor visvoer,
  • -verspreiding van ziekten,
  • -interactie tussen wilde vis en gekweekte vis die ontsnapt is of wordt vrijgelaten;

40.   wenst dat de GVB-hervorming de rationele en duurzame ontwikkeling van aquacultuurmethoden als een van haar prioriteiten beschouwt; wenst dat de Unie de voorwaarden schept voor de ontwikkeling van de aquacultuur op basis van een werkgelegenheidsstrategie, met name in de gebieden die van de visserij afhankelijk zijn, de voedselveiligheid, adequate financiële middelen en personeel voor wetenschappelijk onderzoek, het milieubehoud, waarborgen tegen de ontwikkeling van genetisch gemanipuleerde vis en bescherming van consumenten tegen genetisch gemanipuleerde vis door de invoer ervan uit derde landen te voorkomen;

41.   verzoekt de Commissie in het kader van de GVB-hervorming de verwerkende industrie integraal te benaderen en steunmaatregelen te bevorderen om de gevolgen van de externe liberalisering van de visserijmarkt met name voor de conservenindustrie op te vangen;

Sociale dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid

42.   eist dat de visserij binnen de GVB-hervorming beschouwd wordt als een economische en sociale sector die zowel vanuit het oogpunt van de natuur als van de economische bedrijvigheid behouden moet worden;

43.   wenst dat bij het doorvoeren van de hervorming voorrang wordt verleend aan de voorgestelde sociaal-economische maatregelen ter compensatie van de gevolgen van de hervorming; wenst dat in het kader van de hervorming serieuze aandacht wordt geschonken aan het probleem van de werving van jongeren en de rol van vrouwen in visserijactiviteiten;

44.   verlangt dat tevoren in elke lidstaat wordt geverifieerd of de geplande sociaal-economische maatregelen daadwerkelijk ten uitvoer gelegd kunnen worden en dat de versterking van de sociale dialoog ook van toepassing is op de voorlichting en de raadpleging voorafgaande aan de vaststelling van maatregelen met sociaal-economische gevolgen;

Economisch beheer van de visserij in de Unie

45.   erkent dat de steun van de vissers voor de regulering van de visserij zal toenemen door vissersorganisaties en andere belanghebbende partijen bij het besluitvormingsproces te betrekken en zodoende een groter vertrouwen te kweken in de degelijkheid van de wetenschappelijke basis van het systeem;

46.   benadrukt dat het noodzakelijk is de rol, de bevoegdheden en de samenstelling van de regionale adviesraden te verduidelijken, omdat deze potentieel een zeer belangrijk instrument zijn bij de verbetering van het visserijbeheer voor de gehele Europese Unie;

47.   waardeert het voorstel om de transparantie te verbeteren door de resultaten van de lidstaten met betrekking tot de GVB-regels te publiceren, met inbegrip van gegevens over de vangsten en vloten van de lidstaten, de inspectiewerkzaamheden en andere relevante indicatoren inzake de GVB-regels;

48.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

  • [1] PB nog niet gepubliceerd.
  • [2] PB C 339 van 10.11.1997, blz. 6.
  • [3] Visserijraad - persmededeling 11687/97.
  • [4] PB C 112 van 9.5.2002, blz. 216.
  • [5] PB nog niet gepubliceerd.