VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade
(COM(2002) 17 – C5‑0088/2002 – 2002/0021(COD))

2 mei 2003 - ***I

Commissie juridische zaken en interne markt
Rapporteur: Toine Manders
Rapporteur voor advies: Mihail Papayannakis (*), Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid
'(*) Nauwere samenwerking tussen commissies - artikel 162 bis'

Procedure : 2002/0021(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A5-0145/2003
Ingediende teksten :
A5-0145/2003
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

PROCEDUREVERLOOP

Bij schrijven van 19 februari 2002 diende de Commissie, overeenkomstig artikel 251, lid 2 en artikel 175, lid 1 van het EG‑Verdrag, bij het Parlement het voorstel in voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (COM(2002) 17 – 2002/0021(COD)).

Op 11 maart 2002 gaf de Voorzitter van het Parlement kennis van de verwijzing van dit voorstel naar de Commissie juridische zaken en interne markt als commissie ten principale en naar de Economische en Monetaire Commissie en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid als medeadviserende commissies (C5‑0088/2002).

Op 24 april 2002 maakte de Voorzitter van het Parlement bekend dat het voorstel eveneens verwezen was naar de Commissie verzoekschriften als medeadviserende commissie.

Op 13 juni 2002 maakte de Voorzitter van het Parlement bekend dat de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid, aangewezen als medeadviserende commissie, betrokken wordt bij de opstelling van het verslag, overeenkomstig artikel 162 bis.

Op 21 november 2002 maakte de Voorzitter van het Parlement bekend dat het voorstel eveneens verwezen was naar de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie.

De Commissie juridische zaken en interne markt benoemde op haar vergadering van 29 februari 2000 Toine Manders tot rapporteur.

De commissie behandelde het Commissievoorstel en het ontwerpverslag op haar vergaderingen van 20 juni, 4 november, 28 november 2002 en 27 januari, 23 maart en 29 april 2003.

Op laatstgenoemde vergadering hechtte zij met 17 stemmen voor en 11 tegen haar goedkeuring aan de ontwerpwetgevingsresolutie.

Bij de stemming waren aanwezig: Giuseppe Gargani (voorzitter); Willi Rothley en Bill Miller (ondervoorzitters); Toine Manders (rapporteur); Ulla Maija Aaltonen, Paolo Bartolozzi, Luis Berenguer Fuster (verving Carlos Candal), Mario Borghezio (verving Alexandre Varaut, overeenkomstig artikel 153 lid 2 van het Reglement), Bert Doorn, Janelly Fourtou, Marie-Françoise Garaud, Evelyne Gebhardt, Fiorella Ghilardotti, José María Gil-Robles Gil-Delgado, Malcolm Harbour, Carlos Lage (verving François Zimeray, overeenkomstig artikel 153, lid 2 van het Reglement), Kurt Lechner, Klaus-Heiner Lehne, Neil MacCormick, Manuel Medina Ortega, Angelika Niebler (verving The Lord Inglewood), Marcelino Oreja Arburúa, Guido Sacconi (verving Maria Berger, overeenkomstig artikel 153, lid 2 van het Reglement), Anne-Marie Schaffner, Marianne L.P. Thyssen, Herman Vermeer (verving Diana Wallis), Phillip Whitehead (verving Arlene McCarthy, overeenkomstig artikel 153, lid 2 van het Relement) , Rainer Wieland, Joachim Wuermeling en Stefano Zappalà.

De adviezen van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en de Commissie verzoekschriften zijn bij dit verslag gevoegd. De Economische en Monetaire Commissie heeft op 21 januari 2003 besloten geen advies uit te brengen.)

Het verslag werd ingediend op 2 mei 2003.

De termijn voor de indiening van amendementen wordt bekendgemaakt in de ontwerpagenda voor de vergaderperiode waarin het verslag wordt behandeld./Termijn voor de indiening van amendementen: ..., ... uur.

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (COM(2002) 17 – C5‑0088/2002 – 2002/0021(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2002) 17[1]),

–   gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 175, lid 1 van het EG‑Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5‑0088/2002),

–   gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en interne markt en de adviezen van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en de Commissie verzoekschriften (A5-0145/2003),

1.   hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.   verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Door de Commissie voorgestelde tekstAmendementen van het Parlement
Amendement 1
Visum 1

-   Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,

-   Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1, en binnen een overgangsperiode van vijf jaar op artikel 95,

Motivering

De voorgestelde regeling zal veel gevolgen hebben voor het Europese bedrijfsleven. Vermeden moet worden dat een bedrijf zijn zetelkeuze laat afhangen van de meest gunstige wetgeving. Om concurrentieverstoring op de interne markt te voorkomen, is het belangrijk dat de richtlijn zo uniform mogelijk wordt toegepast in de lidstaten van de EU. Om deze reden wordt voorgesteld (na een overgangsperiode van vijf jaar) artikel 95 als rechtsgrondslag te nemen voor de herziene richtlijn met het oog op een maximale harmonisatie en een Europees ruimte waar dezelfde regeld gelden voor iedereen.

Amendement 2
Overweging 1

(1)   Thans zijn er in de Gemeenschap veel verontreinigde locaties die een aanzienlijk gezondheidsrisico opleveren, en de snelheid waarmee de biodiversiteit afneemt, is de voorbije decennia aanzienlijk toegenomen. Indien geen actie wordt ondernomen, zou dit in de toekomst kunnen resulteren in nog meer verontreinigde locaties en een nog groter biodiversiteitsverlies. Het zoveel mogelijk voorkomen en herstellen van milieuschade draagt bij tot de tenuitvoerlegging van de doelstellingen en beginselen van het communautaire milieubeleid als omschreven in artikel 174 van het Verdrag.

(1)   Thans zijn er in de Gemeenschap ca. 300.000 locaties die reeds geïdentificeerd zijn als potentieel of daadwerkelijk verontreinigd en dus een aanzienlijk gezondheidsrisico opleveren, en de snelheid waarmee de biodiversiteit afneemt, is de voorbije decennia aanzienlijk toegenomen. Indien geen actie wordt ondernomen, zou dit in de toekomst kunnen resulteren in nog meer verontreinigde locaties en een nog groter biodiversiteitsverlies. Het zoveel mogelijk voorkomen en herstellen van milieuschade draagt bij tot de tenuitvoerlegging van de doelstellingen en beginselen van het communautaire milieubeleid als omschreven in artikel 174 van het Verdrag.

 

Er zij gewezen op het belang van de plaatselijke omstandigheden voor het herstel van de schade.

Motivering

Deze schattingen, die gepubliceerd zijn door het Europees Milieuagentschap (Beheer van besmette locaties in West-Europa, juni 2000), worden opgenomen om de ernst van het probleem aan te tonen.

Bij de beoordeling van de aangebrachte schade mag het belang van de "plaatselijke omstandigheden" niet uit het oog verloren worden; verontreiniging van een locatie in middelgebergte wordt b.v. niet op dezelfde manier behandeld als die van een in een laagvlakte gelegen locatie.

Amendement 3
Overweging 2

(2)   Het voorkomen en het herstel van milieuschade dienen in de praktijk te worden gebracht door de bevordering van het in artikel 174, lid 2, van het Verdrag neergelegde beginsel dat de vervuiler betaalt. Een van de basisbeginselen van deze richtlijn dient daarom te zijn dat een exploitant wiens activiteiten milieuschade of een onmiddellijk gevaar voor milieuschade hebben veroorzaakt, financieel aansprakelijk wordt gesteld, zodat exploitanten ertoe worden aangespoord maatregelen te treffen en praktijken te ontwikkelen om het risico van belangrijke milieuschade zo klein mogelijk te maken, zodat de kans dat zij geconfronteerd worden met de financiële consequenties van hun aansprakelijkheid, wordt verkleind.

(2)   Het voorkomen en het herstel van milieuschade dienen in de praktijk te worden gebracht door de bevordering van het in artikel 174, lid 2, van het Verdrag neergelegde beginsel dat de vervuiler betaalt en overeenkomstig de strategie van de Europese Unie voor duurzame energie, zoals neergelegd in artikel 6 van het Verdrag. Een van de basisbeginselen van deze richtlijn dient daarom te zijn dat een exploitant wiens activiteiten milieuschade of een onmiddellijk gevaar voor milieuschade hebben veroorzaakt, tot een zekere grens financieel aansprakelijk wordt gesteld, zodat exploitanten ertoe worden aangespoord maatregelen te treffen en praktijken te ontwikkelen om het risico van belangrijke milieuschade zo klein mogelijk te maken, zodat de kans dat zij geconfronteerd worden met de financiële consequenties van hun aansprakelijkheid, wordt verkleind.

Motivering

Het milieu is al te lang naar de achtergrond gebannen geweest, ter wille van de economische behoeften en sociale aspiraties van Europa. Maar economische en sociale ontwikkeling is op de lange termijn alleen mogelijk wanneer het milieu en de natuurlijke rijkdommen in stand worden gehouden. De op een duurzame ontwikkeling gerichte strategie moet een werkelijke weerslag hebben op het beleid van de Unie en in alle Europese beleidsvormen moet er worden gezocht naar procedures om deze volledig in overeenstemming te brengen met de officiële verklaringen aangaande de bescherming van het milieu en de natuurlijke rijkdommen.

Amendement 4
Overweging 6

(6)   Wat de milieuschade betreft, dient deze richtlijn van toepassing te zijn op beroepsactiviteiten waaraan een risico voor de menselijke gezondheid en het milieu is verbonden. Welke activiteiten dit zijn, wordt in beginsel bepaald aan de hand van de desbetreffende communautaire wetgeving waarin de voorschriften zijn opgenomen met betrekking tot bepaalde activiteiten of praktijken die worden geacht een potentieel of feitelijk risico voor de mens of het milieu op te leveren.

(6)   Deze richtlijn is alleen van toepassing op de in de bijlage I opgesomde beroepsactiviteiten waaraan een risico voor de menselijke gezondheid en het milieu is verbonden.

Motivering

Aansprakelijkheid krachtens deze richtlijn is beperkt tot beroepsactiviteiten. Dit moet duidelijk worden gemaakt in overweging 6. Bovenstaande uitleg is overbodig. De beroepsactiviteiten in kwestie worden in de bijlage I opgesomd.

Amendement 5
Overweging 7 bis (nieuw)
 

(7 bis)    Deze richtlijn is niet alleen gebaseerd op het preventiebeginsel en beginsel van "de vervuiler betaalt", maar ook op het algemene beginsel van de zorgvuldigheidsplicht.

Motivering

In de meeste lidstaten bestaat reeds het principe van de zorgvuldigheidsplicht, daarom is het beter dit te harmoniseren binnen deze richtlijn.

Amendement 6
Overweging 7 ter (nieuw)
 

(7 bis)    Deze richtlijn laat nationaal vennootschapsrecht, en in het bijzonder nationale regels voor de aansprakelijkheid van werknemers voor handelingen verricht in het kader van de uitoefening van hun werkzaamheden onverlet.

Motivering

Voorkomen dient te worden dat er op grond van de richtlijn een mogelijkheid zou ontstaan om werknemers van een onderneming aansprakelijk te stellen. Het vennootschapsrecht bevat duidelijke regels die de aansprakelijkheid van werknemers en bestuurders regelen. Deze regels mogen niet door de richtlijn worden doorkruist.

Amendement 7
Overweging 8

(8)   Er dient uitdrukkelijk rekening te worden gehouden met het Euratom-Verdrag en met relevante internationale verdragen en Gemeenschapswetgeving die ten aanzien van de uitoefening van binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallende activiteiten in uitvoerigere en strengere regelgeving voorzien. Deze richtlijn, die bij de vaststelling van de bevoegdheden van de bevoegde instanties niet in aanvullende conflictregels voorziet, laat de regels inzake de internationale bevoegdheid van gerechten zoals bijvoorbeeld neergelegd in Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, onverlet. Deze richtlijn is niet van toepassing op activiteiten die in het belang van de landsverdediging worden verricht.

(8)   Deze richtlijn, die bij de vaststelling van de bevoegdheden van de bevoegde instanties niet in aanvullende conflictregels voorziet, laat de regels inzake de internationale bevoegdheid van gerechten zoals bijvoorbeeld neergelegd in Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, onverlet.

Motivering

Nucleaire risico's en de daaruit voortvloeiende milieuschade zijn zinnebeeldig voor activiteiten die schadelijk zijn voor het milieu. Zij doen absoluut niet onder voor de door de Commissie in het inleidende hoofdstuk van haar motivering bij het voorstel genoemde grote rampen en daarom valt niet te begrijpen om welke zakelijke redenen hiervoor een afzonderlijke regeling zou moeten gelden. De door de Commissie voorgestelde formulering zou tot het absurde resultaat leiden dat milieuschade in verband met de energieproductie uit splijtbaar materiaal helemaal niet onder de regeling zou vallen. De in het voorstel genoemde internationale overeenkomsten voorzien geen van allen in enige aansprakelijkheid voor schade aan het milieu. Bovendien hebben niet alle lidstaten deze overeenkomsten ondertekend.

De bedrijfstak van de kernenergie zou hierdoor een voorkeursbehandeling krijgen boven andere vormen van energieopwekking (zoals waterkracht), hetgeen op geen enkele wijze te rechtvaardigen valt.

Het is de Europese Unie niet verboden om voor de aansprakelijkheid voor schade aan het milieu intern strengere regels vast te stellen dan in deze overeenkomsten het geval is.

Daarom is het zinvol nucleaire risico's in Bijlage I op te nemen en te bepalen dat ook voor deze activiteiten een aansprakelijkheid in de zin van deze richtlijn geldt.

Amendement 8
Overweging 9

(9)   Aansprakelijkheid biedt niet voor alle vormen van milieuschade een oplossing. Wil aansprakelijkheid doeltreffend functioneren, dan moeten er een of meer identificeerbare veroorzakers (vervuilers) zijn, moet de schade concreet en kwantificeerbaar zijn, en moet er een oorzakelijk verband tussen de schade en de geïdentificeerde vervuiler of vervuilers worden aangetoond. Aansprakelijkheid is daarom geen geschikt instrument ter bestrijding van wijdverspreide, diffuse verontreiniging waarbij onmogelijk een verband kan worden gelegd tussen de negatieve milieueffecten en de activiteiten van bepaalde individuele personen.

(9)   Internationale verdragen en overeenkomsten waarin de aansprakelijkheid voor milieuschade onvoldoende wordt gedekt, moeten door de lidstaten die die verdragen en overeenkomsten hebben getekend en geratificeerd, worden gewijzigd om te zorgen voor een redelijke en evenredige omvang van de aansprakelijkheid.

Motivering

Sommige internationale verdragen en overeenkomsten vertonen duidelijk lacunes op het punt van de aansprakelijkheid voor milieuschade, zowel wat betreft de omvang van de aansprakelijkheid als de mogelijkheden zich aan aansprakelijkheid te onttrekken. Zie bijvoorbeeld artikel 3, sub 4, van het IMO-Verdrag. Beperking van aansprakelijkheid gaat ten koste van het milieu. Om een redelijke en evenredige omvang van de aansprakelijkheid te verzekeren, besloten de VS onmiddellijk na de ramp met de Exxon Valdez in 1989 tot opzegging van het IMO-Verdrag om vervolgens de Oil Pollution Act van 1990 uit te vaardigen. Terwijl de aansprakelijkheid bij de ramp met de Erika in 19999 volgens het IMO-Verdrag tot slechts 11 miljoen euro was beperkt, bedroeg de financiële schadevergoeding wegens aansprakelijkheid bij de ramp met de Exxon Valdez 4 miljard dollar.

Amendement 9
Overweging 14

(14)   Overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt, dient een exploitant die milieuschade veroorzaakt of een onmiddellijk gevaar doet ontstaan dat zich dergelijke schade voordoet, in beginsel de kosten van de noodzakelijke preventie‑ of herstelmaatregelen te dragen. In gevallen waarin een bevoegde instantie verplicht is of zelf of door middel van een derde maatregelen te treffen in de plaats van een exploitant, dient die instantie het nodige te doen om te garanderen dat de door haar gemaakte kosten op de exploitant worden verhaald. Voorts is het passend dat de exploitanten in laatste instantie de kosten van de evaluatie van milieuschade en, in voorkomend geval, de evaluatie van het onmiddellijk gevaar van het ontstaan van dergelijke schade dragen.

(14)   Overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt, dient een exploitant die milieuschade veroorzaakt of een onmiddellijk gevaar doet ontstaan dat zich dergelijke schade voordoet, in beginsel tot een zeker limiet de kosten van de noodzakelijke preventie‑ of herstelmaatregelen te dragen. In gevallen waarin een bevoegde instantie verplicht is of zelf of door middel van een derde maatregelen te treffen in de plaats van een exploitant, dient die instantie het nodige te doen om te garanderen dat de door haar gemaakte kosten op de exploitant worden verhaald. Voorts is het passend dat de exploitanten in laatste instantie de kosten van de evaluatie van milieuschade en, in voorkomend geval, de evaluatie van het onmiddellijk gevaar van het ontstaan van dergelijke schade dragen.

Amendement 10
Overweging 14 bis (nieuw)
 

(14 bis)    Het beginsel dat de vervuiler betaalt vereist dat een duidelijk causaal verband wordt aangetoond tussen de milieuschade of het onmiddellijke gevaar voor milieuschade en de handeling of nalatigheid van de exploitant op wie de kosten moeten worden verhaald en aan wie verzoeken tot het nemen van maatregelen moeten worden gericht.

Motivering

Het beginsel dat de vervuiler betaalt vereist dat een exploitant evenredig aan de mate waarin hij schade heeft veroorzaakt aansprakelijk worden gesteld.

Amendement 11
Overweging 16

(16)   Wanneer een exploitant de biodiversiteit schade heeft toegebracht bij andere beroepsactiviteiten dan die welke in deze richtlijn worden genoemd als oorzaken van een feitelijk of potentieel risico voor de mens of voor het milieu, dient die exploitant niet verplicht te worden de kosten van de uit hoofde van deze richtlijn genomen preventie‑ of herstelmaatregelen te dragen indien niet is bewezen dat deze exploitant een fout heeft begaan of nalatig is geweest.

Schrappen

Motivering

Schade aan de biodiversiteit vormt een geheel nieuwe categorie. De concrete omschrijving van dit schadebegrip levert grote problemen op en de praktische toepassing zal nog moeilijker worden. Hier wordt een gebied betreden dat volstrekt nieuw is voor degenen die het recht toepassen, maar vooral voor de potentiële verantwoordelijken. Daarom lijkt het niet wenselijk om ten aanzien van niet gevaarlijke activiteiten een aansprakelijkheidsregeling in te voeren voor deze nieuwe schadecategorie.

Amendement 12
Overweging 17

(17)   Er moet op passende wijze rekening worden gehouden met situaties waarin de betrokken schade of het onmiddellijk gevaar daarvoor het gevolg is van bepaalde gebeurtenissen waarop de exploitant geen vat heeft dan wel van uitstoot of gebeurtenissen die uitdrukkelijk waren toegestaan of waarvan de schadelijkheid niet bekend kon zijn toen die gebeurtenis of uitstoot plaatsvond, of waarin personen handelen in de hoedanigheid van liquidateur en voor het overige geen fouten begaan en niet nalatig zijn, of waarin een exploitant niets anders doet dan de ten aanzien van zijn activiteiten geldende voorschriften naleven. In dit verband kunnen zich situaties voordoen waarin het gerechtvaardigd is dat de lidstaten toch tot het nemen van maatregelen gehouden zijn, ook al dient de exploitant de kosten van de preventie‑ of herstelmaatregelen niet te dragen.

(17)   Er moet op passende wijze rekening worden gehouden met situaties waarin de betrokken schade of het onmiddellijk gevaar daarvoor het gevolg is van bepaalde gebeurtenissen waarop de exploitant geen vat heeft, dan wel van uitstoot of activiteiten die uitdrukkelijk waren toegestaan of waarvan de schadelijkheid niet bekend kon zijn toen die gebeurtenis of uitstoot plaatsvond, of waarin personen handelen in de hoedanigheid van liquidateur en voor het overige geen fouten begaan en niet nalatig zijn, of waarin een exploitant niets anders doet dan de ten aanzien van zijn activiteiten geldende voorschriften naleven. In dit verband kunnen zich situaties voordoen waarin het gerechtvaardigd is dat de lidstaten toch tot het nemen van maatregelen gehouden zijn, ook al dient de exploitant de kosten van de preventie‑ of herstelmaatregelen niet te dragen.

Motivering

De in de richtlijn voorziene aansprakelijkheid is verbonden aan activiteiten. Dit begrip moet daarom ook in de tekst van de richtlijn worden gebruikt. Daarom is het wenselijk hier niet te spreken van "gebeurtenissen", maar van "activiteiten" of "procédés".

Amendement 13
Overweging 17 bis (nieuw)
 

(17 bis)    Goede praktijken in de land- en bosbouw worden als uitzondering opgenomen.

Motivering

In het voorstel van de Commissie wordt niet expliciet melding gemaakt van goede praktijken in de land- en bosbouw, waarvoor geen vergunning vereist is en die daarom onder het toepassingsbereik van de richtlijn zouden vallen. Door goede praktijken in de land- en bosbouw als uitzondering op te nemen, zouden zij gelijk worden gesteld aan installaties waarvoor een specifieke vergunning is verstrekt. Dit is gerechtvaardigd daar de goede praktijken in land- en bosbouw een algemene standaard vormen voor economische activiteiten die in harmonie met de natuur zijn. Omdat deze praktijken met de tijd veranderen, zijn zij slechts ten dele in de wet geregistreerd.

Amendement 14
Overweging 19

(19)   Er moet in een passende regeling worden voorzien voor gevallen waarin de schade door meer exploitanten is veroorzaakt, met inbegrip van de mogelijkheid voor de lidstaten in hetzij hoofdelijke financiële aansprakelijkheid, hetzij een eerlijke en redelijke verdeling van de financiële aansprakelijkheid te voorzien.

(19)   Er moet in een passende regeling worden voorzien voor gevallen waarin de schade door meer exploitanten is veroorzaakt.

Motivering

De invoering van een hoofdelijke financiële aansprakelijkheid beantwoordt niet aan het doel van de richtlijn. Degene die milieuschade veroorzaakt moet voor deze schade - en uitsluitend voor deze schade - ter verantwoording worden geroepen (het beginsel van 'de vervuiler betaalt').

Amendement 15
Overweging 20

(20)   De bevoegde instanties dienen het recht te hebben gedurende een redelijke termijn, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de preventie‑ of herstelmaatregelen werden voltooid, de aan de maatregelen verbonden kosten op de exploitant te verhalen.

(20)   De bevoegde instanties dienen het recht te hebben gedurende een redelijke termijn, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de preventie‑ of herstelmaatregelen werden voltooid, de aan de maatregelen verbonden kosten op de exploitant te verhalen.

Motivering

Dit amendement is niet van toepassing op de Nederlandse tekst. In de Engelse tekst stond "verricht" (effected), welk woord de Milieucommissie in "voltooid" (completed) wil veranderen, maar dat is in de Nederlandse tekst reeds het geval.

Amendement 16
Overweging 22

(22)   Personen die van de milieuschade ongunstige gevolgen ondervinden of dreigen te ondervinden, moeten het recht hebben de bevoegde instantie om maatregelen te verzoeken. Milieubescherming is evenwel geen scherp afgebakend belang, en individuele personen stemmen niet steeds hun handelingen daarop af of verkeren niet steeds in de mogelijkheid dat te doen. Daarom moet een bijzondere status worden verleend aan gekwalificeerde partijen zodat zij op een juiste manier tot de doeltreffende uitvoering van deze richtlijn kunnen bijdragen.

(22)   Personen die van de milieuschade ongunstige gevolgen ondervinden of dreigen te ondervinden, moeten het recht hebben de bevoegde instantie om maatregelen te verzoeken. Milieubescherming is evenwel geen scherp afgebakend belang, en individuele personen stemmen niet steeds hun handelingen daarop af of verkeren niet steeds in de mogelijkheid dat te doen. Daarom moet aan gekwalificeerde partijen eveneens de mogelijkheid worden gegeven om op een juiste manier tot de doeltreffende uitvoering van deze richtlijn bij te dragen.

Motivering

Met het begrip "bijzondere status" moet voorzichtig worden omgegaan. Daaruit zou namelijk de conclusie kunnen worden getrokken dat gekwalificeerde partijen een bijzondere taak hebben en daarom aanspraak kunnen maken op openbare middelen.

Amendement 17
Overweging 24

(24)   De betrokken personen en gekwalificeerde partijen dienen toegang te hebben tot beroepsprocedures tegen de besluiten en handelingen van de bevoegde instantie of tegen het verzuim te handelen.

(24)   De betrokken personen en gekwalificeerde partijen dienen ook toegang te hebben tot beroepsprocedures tegen de besluiten en handelingen van de bevoegde instantie of tegen het verzuim te handelen en het recht hebben om in beroep te gaan. Het recht op beroep moet ook worden uitgebreid tot de exploitant..

Motivering

Zie motivering bij amendementen op artikel 15.

Amendement 18
Overweging 28

(28)   Op vóór het verstrijken van de voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn vastgestelde termijn toegebrachte schade dienen de bepalingen ervan niet van toepassing te zijn, en er dienen passende bepalingen te worden vastgesteld met betrekking tot gevallen waarin niet duidelijk is of de schade na de voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn vastgestelde termijn is veroorzaakt.

(28)   Op vóór het verstrijken van de voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn vastgestelde termijn toegebrachte schade dienen de bepalingen ervan niet van toepassing te zijn.

Motivering

Deze bepaling is overbodig. De bevoegde instantie moet uiteraard toetsen of de richtlijn in een bepaald geval van toepassing is. Dat geldt ook voor de toepassingsperiode.

Amendement 19
Overweging 28 bis (nieuw)
 

(28 bis)    Binnen een periode van 5 jaar moet de Commissie duidelijke definities, saneringsnormen en Europese calculatiemethoden vaststellen, in het bijzonder met betrekking tot bijlage II, die in deze richtlijn moeten worden opgenomen.

Motivering

Een aantal concepten in de ontwerprichtlijn is nog steeds niet voldoende duidelijk geformuleerd. Nauwkeurigere omschrijvingen zijn noodzakelijk, bijvoorbeeld voor concepten als "biodiversiteit", "referentietoestand", "tussentijdse verliezen" enzovoort. Bovendien zijn de richtsnoeren voor het herstel en de vaststelling van kosten van milieuschade in bijlage II nog steeds tamelijk vaag. Het is van het grootste belang dat de bevoegde instanties en andere betrokken partijen duidelijke richtsnoeren krijgen, ook met het oog op uniforme normen in de EU.

Amendement 20
Overweging 28 ter (nieuw)
 

(28 ter)    Binnen een periode van 5 jaar moet de Commissie een juridisch kader voorstellen voor een systeem voor milieurisicobeoordeling en -beheersing (ERAM) voor de preventie van milieuschade, waaronder gemeenschappelijke Europese voorwaarden en normen voor certificering en controleurs. Alleen bedrijven die ERAM toepassen mogen de stand van de techniek als verweermiddel aanvoeren.

Motivering

Op verzoek van de Commissie juridische zaken en interne markt heeft Ecoteam uit Trier onderzocht of het voorgestelde ERAM-systeem milieuschade zal voorkomen (projectnummer EP/IV/A/2001/06/04). Een van de conclusies van het onderzoek is dat het systeem milieuschade zal voorkomen, een van de belangrijkste doelen van de richtlijn. Het is van belang een Europees juridisch kader te creëren met de voorwaarden en normen die gelijke spelregels in de EU garanderen.

Het voorstel is dat bedrijven een dergelijk systeem op vrijwillige basis opzetten en het systeem overeenkomstig gemeenschappelijke Europese voorwaarden en normen als bedoeld in het juridisch kader van ERAM wordt gecertificeerd. De resultaten van de certificering moeten in een openbaar register worden gepubliceerd, dat door de nationale overheid, NGO's en andere betrokken partijen kan worden geraadpleegd. Het voorgestelde systeem zou vergelijkbaar moeten zijn met bestaande systemen voor de financiële boekhouding, die door de belastingdienst en andere betrokken partijen steekproefsgewijs kunnen worden gecontroleerd. Door een doeltreffend ERAM-systeem zal het aantal incidenten fors worden teruggebracht. De overheid zal de mogelijkheid hebben om zich meer te richten op bedrijven die zich schuldig maken aan wangedrag. Het ERAM-systeem zou moeten bestaan uit de beste elementen van de bestaande milieucontrolesystemen zoals EMAS, ISO 14001 e.a., gebaseerd op de beste praktijken over een periode van 5 jaar. De controleurs hebben een eigen verantwoordelijkheid en zijn verplicht de overheid te waarschuwen in geval van wangedrag. Vanwege de directe verband dat wordt gelegd met het verweermiddel van de stand van de techniek zullen de verzekeringsmaatschappijen toepassing van ERAM verplicht stellen.

Amendement 21
Overweging 29

(29)   De lidstaten dienen de Commissie verslag uit te brengen over de ervaringen die zij met de toepassing van deze richtlijn hebben opgedaan, teneinde de Commissie in staat te stellen, rekening houdend met de gevolgen voor duurzame ontwikkeling, te beoordelen of deze richtlijn moet worden herzien,

(29)   De lidstaten dienen de Commissie verslag uit te brengen over de ervaringen die zij met de toepassing van deze richtlijn hebben opgedaan, teneinde de Commissie in staat te stellen, rekening houdend met de gevolgen voor duurzame ontwikkeling en toekomstige risico's voor het milieu, over te gaan tot een herziening van de richtlijn binnen (5) jaren;

Motivering

In de richtlijn moet worden bepaald dat de in Bijlage I genoemde lijst van activiteiten op gezette tijden wordt herzien en bijgewerkt, om rekening te kunnen houden met nieuwe beroepsactiviteiten.

Amendement 22
Overweging 29 bis (nieuw)
 

(29 bis)    dringt er, gelet op overweging 16 van richtlijn 2001/18/EG en de toezegging van de Commissie om vóór eind 2001 een wetgevingsvoorstel over milieuaansprakelijkheid in te dienen, dat ook schade door GGO's zal bestrijken, bij de Commissie op aan dit voorstel onverwijld in te dienen.

Motivering

In het bemiddelingscomité bij de behandeling van richtlijn 2001/18 hebben de lidstaten erop aangedrongen in de richtlijn bepalingen op te nemen inzake aansprakelijkheid voor milieuschade veroorzaakt door industrieën die gebruik maken van de moderne biotechnologie. De Commissie moet daarom zo spoedig mogelijk een voorstel doen voor een reguleringskader voor de aansprakelijkheid van schade die door genetisch gemodificeerde organismen wordt berokkend ter afsluiting van de wetgeving die noodzakelijk is op het gebied van de moderne biotechnologie.

Amendement 23
Artikel 2, lid 1

1.   In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.   In deze richtlijn wordt verstaan onder:

(1)   "referentietoestand": de toestand waarin de natuurlijke rijkdommen en ecosysteemdiensten zich zouden hebben bevonden indien zich geen schade had voorgedaan, zoals gereconstrueerd aan de hand van historische gegevens, referentiegegevens, controlegegevens en gegevens over trends (zoals het aantal dode dieren), welke naar gelang van het geval afzonderlijk of in combinatie kunnen worden gebruikt;

(1)   "referentietoestand": de toestand waarin de natuurlijke rijkdommen en ecosysteemdiensten zich zouden hebben bevonden indien zich geen schade had voorgedaan, zoals gereconstrueerd aan de hand van historische gegevens, referentiegegevens, controlegegevens en gegevens over trends (zoals het aantal dode dieren), welke naar gelang van het geval afzonderlijk of in combinatie kunnen worden gebruikt;

(2)   "biodiversiteit": de natuurlijke habitats en soorten die in bijlage I van Richtlijn 79/409/EEG of in de bijlagen I, II en IV van Richtlijn 92/43/EEG worden genoemd, alsook habitats en soorten waarop die richtlijnen niet van toepassing zijn maar waarvoor beschermings‑ of instandhoudingsgebieden zijn aangewezen uit hoofde van de nationale wetgeving inzake natuurbehoud;

(2)   "Europese biodiversiteit": alle soorten en de beschermde locaties waar zij leven en habitats die uit hoofde van de communautaire en – indien de lidstaat zulks besluit - nationale wetgeving bescherming genieten, waarbij zowel moet worden gedacht aan bestaande wetgeving en latere wijzigingen daarop, als aan relevante toekomstige wetgeving;

(3)   "staat van instandhouding":

(3)   "staat van instandhouding":

(a)   met betrekking tot een natuurlijke habitat, de resultante van de invloeden die op de betrokken natuurlijke habitat en de daar voorkomende typische soorten inwerken en op lange termijn van invloed kunnen zijn op de natuurlijke verspreiding, de structuur en de functies van die habitat of het voortbestaan van de betrokken typische soorten, hetzij op het Europese grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, hetzij op het grondgebied van een lidstaat, hetzij in het natuurlijke verspreidingsgebied van die habitat;

(a)   met betrekking tot een natuurlijke habitat, de resultante van de invloeden die op de betrokken natuurlijke habitat en de daar voorkomende typische soorten inwerken en op lange termijn van invloed kunnen zijn op de natuurlijke verspreiding, de structuur en de functies van die habitat of het voortbestaan van de betrokken typische soorten, hetzij op het Europese grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, hetzij op het grondgebied van een lidstaat, hetzij in het natuurlijke verspreidingsgebied van die habitat;

(b)   met betrekking tot een soort, de resultante van de invloeden die op de betrokken soort inwerken en die op lange termijn van invloed kunnen zijn op de verspreiding en abundantie van de populaties daarvan, hetzij op het Europese grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, hetzij op het grondgebied van een lidstaat, hetzij in het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort;

(b)   met betrekking tot een soort, de resultante van de invloeden die op de betrokken soort inwerken en die op lange termijn van invloed kunnen zijn op de verspreiding en abundantie van de populaties daarvan, hetzij op het Europese grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, hetzij op het grondgebied van een lidstaat, hetzij in het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort;

(4)   "kosten": de kosten die verantwoord zijn op basis van de noodzaak, een juiste en doeltreffende toepassing van deze richtlijn te garanderen, inclusief de huishoudelijke, juridische en handhavingskosten, de kosten van het vergaren van gegevens en andere algemene kosten, en de kosten in verband met monitoring en toezicht;

(4)   "kosten": de proportionele kosten die verantwoord zijn op basis van de noodzaak, een juiste en doeltreffende toepassing van deze richtlijn te garanderen, inclusief de huishoudelijke, juridische en handhavingskosten, de kosten van het vergaren van gegevens en andere algemene kosten, en de kosten in verband met monitoring en toezicht;

(5)   "schade": een meetbare ongunstige verandering in enige natuurlijke rijkdom en/of de aantasting van een ecosysteemdienst, die direct of indirect is toegebracht en is veroorzaakt door enige binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende activiteiten;

 

(6)   "onmiddellijk gevaar": een voldoende waarschijnlijkheid dat zich in de nabije toekomst milieuschade zal voordoen;

(6)   "onmiddellijk gevaar": een voldoende waarschijnlijkheid dat zich in de nabije toekomst milieuschade zal voordoen;

(7)   "liquidateur": een persoon die overeenkomstig de desbetreffende nationale wetgeving wordt aangewezen voor het afhandelen van gevallen van insolventie, liquidaties, faillissementen en soortgelijke procedures;

(7)   "liquidateur": een persoon die overeenkomstig de desbetreffende nationale wetgeving wordt aangewezen voor het afhandelen van gevallen van insolventie, liquidaties, faillissementen en soortgelijke procedures;

(8)   "natuurlijke rijkdommen": biodiversiteit, water en bodem, met inbegrip van de ondergrond;

(8)   "natuurlijke rijkdommen": biodiversiteit, water en bodem, met inbegrip van de ondergrond;

(9)   "exploitant": elke persoon die een activiteit waarop deze richtlijn van toepassing is, uitvoert, met inbegrip van de houder van een vergunning of toelating voor het uitvoeren van een activiteit en/of de persoon die een activiteit laat registreren of er kennisgeving van doet;

(9)   "exploitant": elke persoon die een activiteit waarop deze richtlijn van toepassing is, uitvoert, met inbegrip van de houder van een vergunning of toelating voor het uitvoeren van een activiteit en/of de persoon die een activiteit laat registreren of er kennisgeving van doet;

(10)   "persoon": elke natuurlijke of rechtspersoon;

(10)   "persoon": elke natuurlijke of rechtspersoon;

(11)   "bodemverontreiniging" of "verontreiniging van bodem en ondergrond": de directe of indirecte inbreng in de bodem of de ondergrond, als gevolg van menselijke activiteiten, van stoffen, preparaten, organismen of micro‑organismen die schadelijk voor de menselijke gezondheid of de natuurlijke rijkdommen kunnen zijn;

(11)   "bodemverontreiniging" of "verontreiniging van bodem en ondergrond": de directe of indirecte inbreng in de bodem of de ondergrond, als gevolg van menselijke activiteiten, van stoffen, preparaten, organismen of micro‑organismen die schadelijk voor de menselijke gezondheid of de natuurlijke rijkdommen kunnen zijn;

(12)   "preventiemaatregelen": alle maatregelen die worden genomen na een gebeurtenis, een handeling of het nalaten van een handeling waardoor een onmiddellijk gevaar voor milieuschade wordt veroorzaakt, teneinde die schade te voorkomen of te beperken;

(12)   "preventiemaatregelen": alle maatregelen die worden genomen na een gebeurtenis, een handeling of het nalaten van een handeling waardoor een onmiddellijk gevaar voor milieuschade wordt veroorzaakt, teneinde die schade te voorkomen of te beperken;

(13)   "beroepsactiviteit": omvat ook niet op het maken van winst gerichte activiteiten en het verrichten van diensten ten behoeve van de bevolking;

(13)   "beroepsactiviteit": omvat ook niet op het maken van winst gerichte activiteiten en het verrichten van diensten ten behoeve van de bevolking;

(14)   "gekwalificeerde partij": elke persoon die er, overeenkomstig in het nationaal recht opgenomen criteria, belang bij heeft dat het herstel van milieuschade wordt gegarandeerd, met inbegrip van instanties en organisaties die blijkens hun statuten ten doel hebben het milieu te beschermen en die voldoen aan alle door het nationaal recht gestelde eisen;

(14)   "gekwalificeerde partij": elke persoon die er, overeenkomstig in het nationaal recht opgenomen criteria, belang bij heeft dat het herstel van milieuschade wordt gegarandeerd, met inbegrip van instanties en organisaties die blijkens hun statuten ten doel hebben het milieu te beschermen en die voldoen aan alle door het nationaal recht gestelde eisen;

(15)   "regeneratie": de terugkeer van aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemdiensten tot de referentietoestand;

(15)   "regeneratie": de terugkeer van aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemdiensten tot de referentietoestand;

(16)   "herstel": elke maatregel of combinatie van maatregelen die gericht is op herstel, rehabilitatie, of vervanging voor de aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemdiensten, of een gelijkwaardig alternatief voor die rijkdommen of diensten te verschaffen; met inbegrip van:

(16)   "herstel": elke maatregel of combinatie van maatregelen die gericht is op herstel, rehabilitatie, of vervanging voor de aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemdiensten, of een gelijkwaardig alternatief voor die rijkdommen of diensten te verschaffen; met inbegrip van:

(a)   herstel ter plaatse, dit wil zeggen elke maatregel, met inbegrip van natuurlijke regeneratie, waardoor aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemdiensten weer in de referentietoestand worden gebracht;

(a)   herstel ter plaatse, dit wil zeggen elke maatregel, met inbegrip van natuurlijke regeneratie, waardoor aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemdiensten weer in de referentietoestand worden gebracht;

(b)   compensatoir herstel, dit wil zeggen elke herstelmaatregel die ten aanzien van natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemdiensten wordt genomen op een andere plaats dan die waar de betrokken natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemdiensten werden aangetast, alsmede elke maatregel ter compensatie van tussentijdse verliezen van natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemdiensten die zich voordoen tussen het tijdstip van het toebrengen van de schade en de terugkeer van de aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemdiensten tot de referentietoestand;

(b)   compensatoir herstel, dit wil zeggen elke herstelmaatregel die ten aanzien van natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemdiensten wordt genomen op een andere plaats dan die waar de betrokken natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemdiensten werden aangetast, alsmede elke maatregel ter compensatie van tussentijdse verliezen van natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemdiensten die zich voordoen tussen het tijdstip van het toebrengen van de schade en de terugkeer van de aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemdiensten tot de referentietoestand;

(17)   "diensten" (of "ecosysteemdiensten"): de functies die natuurlijke rijkdommen vervullen ten behoeve van andere natuurlijke rijkdommen en/of het publiek;

(17)   "diensten" (of "ecosysteemdiensten"): de functies die natuurlijke rijkdommen vervullen ten behoeve van andere natuurlijke rijkdommen en/of het publiek;

(18)   "milieuschade":

(18)   "milieuschade":

(a)   schade aan de biodiversiteit, dit wil zeggen elke vorm van schade die een ernstig ongunstige uitwerking heeft op de staat van instandhouding van de biodiversiteit;

(a)   schade aan de biodiversiteit, dit wil zeggen elke vorm van schade aan of verontreiniging van habitats of elke vorm van schade aan soorten (met inbegrip van trekvogels) die een aanzienlijk ongunstige uitwerking heeft of gehad heeft op het bereiken en het behouden van de gunstige staat van instandhouding van de biodiversiteit, of die een aanzienlijke kans creëert dat een dergelijke uitwerking ontstaat;

(b)   schade aan wateren, dit wil zeggen elke vorm van schade die een zodanig negatief effect heeft op de ecologische toestand, het ecologisch potentieel en/of de chemische toestand van de betrokken wateren dat die toestand verslechtert of met grote waarschijnlijkheid zal verslechteren ten opzichte van een van de in Richtlijn 2000/60/EG omschreven categorieën, met uitzondering van de negatieve effecten waarop artikel 4, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG van toepassing is;

(b)   schade aan wateren, dit wil zeggen elke vorm van schade die een zodanig negatief effect heeft op de ecologische toestand, het ecologisch potentieel en/of de chemische toestand van de betrokken wateren dat die toestand verslechtert of met grote waarschijnlijkheid zal verslechteren ten opzichte van een van de in Richtlijn 2000/60/EG omschreven categorieën, met uitzondering van de negatieve effecten waarop artikel 4, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG van toepassing is;

(c)   bodemschade, dit wil zeggen elke vorm van schade die een ernstige potentiële of feitelijke aantasting veroorzaakt van de volksgezondheid ten gevolge van verontreiniging van bodem en ondergrond;

(c)   bodemschade, dit wil zeggen elke vorm van schade die een ernstige potentiële of feitelijke aantasting veroorzaakt van de volksgezondheid ten gevolge van verontreiniging van bodem en ondergrond;

(19)   "waarde": de maximumhoeveelheid goederen, diensten of geld die een persoon bereid is te besteden om een specifiek goed of een specifieke dienst te verkrijgen, of de minimumhoeveelheid goederen, diensten of geld die een persoon bereid is te aanvaarden in ruil voor het derven van een specifiek goed of een specifieke dienst. De totale waarde van een habitat of soort omvat de waarde die personen door het directe gebruik van die natuurlijke rijkdom ‑ bijvoorbeeld door zwemmen, bootjevaren, vogelwaarneming ‑ ontvangen, alsook de waarde die personen ongeacht het directe gebruik aan die habitats en soorten toekennen. Dit sluit het derven van financiële inkomsten door individuele personen uit;

 

(20)   "wateren": alle wateren waarop Richtlijn 2000/60/EG van toepassing is;

(20)   "wateren": alle wateren waarop Richtlijn 2000/60/EG van toepassing is;

(21)   "uitstoot": de inbreng in het milieu van stoffen, preparaten, organismen of micro‑organismen.

(21)   "uitstoot": de inbreng in het milieu van stoffen, preparaten, organismen of micro‑organismen.

Or.   en

Motivering

Wat betreft punt 2 moet biodiversiteit in deze richtlijn worden begrepen als Europese biodiversiteit. Met betrekking tot punt 5 is het overbodig om zowel 'schade' als 'milieuschade' te definiëren. Alle schade volgens deze richtlijn is milieuschade. Indien het geconsolideerde amendement 1 wordt goedgekeurd komen alle amendementen op artikel 2, lid 1, te vervallen. Het neemt amendement 32 en een deel van amendement 21 van de milieucommissie over.

Amendement 24
Artikel 3, lid 1 t/m 3

1.   1. Deze richtlijn is van toepassing op milieuschade die wordt veroorzaakt door de uitoefening van enige in bijlage I genoemde beroepsactiviteit alsook op elk onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich voordoet als gevolg van een van die activiteiten.

1.   Deze richtlijn is van toepassing op milieuschade die wordt veroorzaakt door de uitoefening van enige in bijlage I genoemde beroepsactiviteit alsook op elk onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich voordoet als gevolg van een van die activiteiten. Na een overgangsperiode van vijf (5) jaar, is deze richtlijn van toepassing op milieuschade als gevolg van de uitoefening van alle beroepsactiviteiten die vervuiling kunnen veroorzaken en op elk onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich voordoet als gevolg van een van die activiteiten, mits de Commissie overeenkomstig het gewijzigde artikel 20 een desbetreffend voorstel indient, dat vervolgens wordt geamendeerd en goedgekeurd door de Raad en het Parlement.

2.   Deze richtlijn is van toepassing op schade aan de biodiversiteit als gevolg van de uitoefening van enige andere beroepsactiviteit dan de in bijlage I genoemde, alsook op elk onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich voordoet als gevolg van een van die activiteiten.

Schrappen

3.   Deze richtlijn is niet van toepassing op milieuschade of enig onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich voordoet ten gevolge van een incident met betrekking waartoe de aansprakelijkheid of schadevergoeding geregeld is bij een van de volgende overeenkomsten, in voorkomend geval:

3.   Deze richtlijn is niet van toepassing op milieuschade of enig onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich voordoet ten gevolge van een incident met betrekking waartoe de aansprakelijkheid of schadevergoeding geregeld is bij een van de volgende overeenkomsten, in voorkomend geval:

(a)   het Internationaal Verdrag van 27 november 1992 inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie;

(a)   het Internationaal Verdrag van 27 november 1992 inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie;

(b)   het Internationaal Verdrag van 27 november 1992 inzake de instelling van een internationaal compensatiefonds voor schade door verontreiniging door olie;

(b)   het Internationaal Verdrag van 27 november 1992 inzake de instelling van een internationaal compensatiefonds voor schade door verontreiniging door olie;

(c)   het Internationaal Verdrag van 23 maart 2001 inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie uit scheepsbunkers;

(c)   het Internationaal Verdrag van 23 maart 2001 inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie uit scheepsbunkers;

(d)   het Internationaal Verdrag van 3 mei 1996 inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding in verband met het vervoer van gevaarlijke en schadelijke stoffen overzee;

(d)   het Internationaal Verdrag van 3 mei 1996 inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding in verband met het vervoer van gevaarlijke en schadelijke stoffen overzee;

(e)   het Verdrag van 10 oktober 1989 inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt tijdens het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor en over de binnenwateren.

(e)   het Verdrag van 10 oktober 1989 inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt tijdens het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor en over de binnenwateren.

 

Na een overgangsperiode van vijf (5) jaar is deze richtlijn toepasselijk op alle gevallen waarin de hoger genoemde overeenkomsten nog niet door de Europese Gemeenschap en/of de lidstaten zijn geratificeerd en nog niet in werking zijn getreden.

 

Na een overgangsperiode van vijf (5) jaar en op basis van een analyse van de Commissie van de hiaten tussen de toepasselijke internationale overeenkomsten en de communautaire wetgeving, ontwikkelt de Commissie voorstellen die, na goedkeuring door de Raad en het Parlement, deze richtlijn geschikt maken als aanvulling op bovengenoemde en alle andere overeenkomsten in geval van milieuschade of in geval van een onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich voordoet als gevolg van een incident ten aanzien waarvan onvoldoende regelingen inzake aansprakelijkheid of compensatie in deze overeenkomsten zijn vastgelegd.

Motivering

Indien het geconsolideerde amendement 2 wordt goedgekeurd komen alle amendementen op artikel 3 leden 1 tot 4 te vervallen. Het amendement neemt de amendementen 35, 36, 37 en 38 van de milieucommissie over.

Amendement 25
Artikel 3, lid 4, letter (d bis) (nieuw)
 

(d bis)    enige andere of toekomstige internationale overeenkomst inzake aansprakelijkheid of schadevergoeding in verband met schade door kernmateriaal.

Motivering

Schade die onder enige bestaande of toekomstige internationale overeenkomst valt, moet van het toepassingsgebied van de richtlijn worden uitgesloten.

Amendement 26
Artikel 3, lid 8

8.   Onverminderd het bepaalde in artikel 11, lid 3, verleent deze richtlijn particulieren geen recht op schadevergoeding voor economische verliezen die zij zouden kunnen hebben geleden als gevolg van milieuschade of onmiddellijk gevaar dat zich dergelijke schade voordoet.

8.   Deze richtlijn verleent geen recht op schadevergoeding voor economische verliezen als gevolg van milieuschade of onmiddellijk gevaar dat zich dergelijke schade voordoet.

Motivering

Stelsels voor burgerrechtelijke aansprakelijkheid zijn in de lidstaten reeds ver ontwikkeld. Het verband tussen deze stelsels en het voorstel moet duidelijk zijn.

Amendement 27
Artikel 3 bis (nieuw)
 

Artikel 3 bis

Bepaling en controle van de staat van instandhouding

Onverminderd artikel 11 van richtlijn 92/43/EEG bepalen en controleren de lidstaten de staat van instandhouding van de habitats en de soorten van de lijsten in bijlagen I, II en IV van die richtlijn.

Motivering

De lidstaten oefenen toezicht uit op de staat van instandhouding van de habitats, met bijzondere aandacht voor de prioritaire natuurlijke habitattypes en prioritaire soorten.

Amendement 28
Artikel 4, lid 1

1.   Wanneer zich nog geen milieuschade heeft voorgedaan maar onmiddellijk gevaar bestaat dat dergelijke schade zich zal voordoen, verplicht de bevoegde instantie de exploitant de nodige preventiemaatregelen te nemen of neemt zij zelf dergelijke maatregelen.

1.   Wanneer zich nog geen milieuschade heeft voorgedaan maar onmiddellijk gevaar bestaat dat dergelijke schade zich zal voordoen, is de procedure voor het nemen van preventiemaatregelen de volgende:.

 

(a)   de exploitant neemt onverwijld en zonder een verzoek daartoe van de bevoegde instantie af te wachten de nodige preventiemaatregelen; de exploitant stelt onmiddellijk de bevoegde overheid op de hoogte van het onmiddellijk gevaar en van de preventiemaatregelen die hij wil nemen;

 

(b)   de bevoegde overheid kan te allen tijde de exploitant verplichten de nodige preventiemaatregelen te nemen;

 

(c)   indien de exploitant nalaat en/of niet in staat is op te treden of op het verzoek in te gaan neemt de bevoegde overheid zelf de nodige preventiemaatregelen;

Motivering

Indien het geconsolideerde amendement 3 wordt goedgekeurd komen alle amendementen op artikel 4, lid 1 te vervallen. Het amendement neemt deel 1 van amendement 43 van de milieucommissie over.

Amendement 29
Artikel 5, lid 1

1.   Wanneer zich milieuschade heeft voorgedaan, verplicht de bevoegde instantie de exploitant de nodige herstelmaatregelen te nemen of neemt zij zelf dergelijke maatregelen.

1.   Wanneer zich milieuschade heeft voorgedaan, is de procedure voor het nemen van herstelmaatregelen de volgende:.

 

(a)   de exploitant neemt onverwijld en zonder een verzoek daartoe van de bevoegde instantie af te wachten de nodige herstelmaatregelen; de exploitant stelt onmiddellijk de bevoegde overheid op de hoogte van het onmiddellijk gevaar en van de herstelmaatregelen die hij wil nemen;

 

b)   de bevoegde overheid kan te allen tijde de exploitant verplichten de nodige herstelmaatregelen te nemen;

 

(c)   indien de exploitant nalaat en/of niet in staat is op te treden of op het verzoek in te gaan neemt de bevoegde overheid zelf de nodige herstelmaatregelen;

Motivering

Indien het compromisamendement 4 wordt goedgekeurd komen alle amendementen op artikel 5, lid 1 te vervallen. Het amendement neemt amendement 44 van de milieucommissie over.

Amendement 30
Artikel 5, lid 2

2.   Indien de exploitant geen gehoor geeft aan een verzoek dat uit hoofde van lid 1 aan hem wordt gericht, neemt de bevoegde instantie de nodige herstelmaatregelen.

2.   De bevoegde instantie kan te allen tijde:

 

a)   van de exploitant verlangen dat hij aanvullende informatie verstrekt over opgetreden schade;

 

b)   van de exploitant verlangen dat hij de nodige herstelmaatregelen neemt;

 

c)   de exploitant instructies geven over de nemen herstelmaatregelen waaraan deze gevolg moet geven, of

 

d)   zelf de nodige herstelmaatregelen nemen.

Motivering

Primair is de exploitant aansprakelijk voor het herstellen van de schade die aan het milieu is toegebracht. De verantwoordelijkheid van de instanties dient zich in de eerste fase te beperken tot toezicht en advisering. Daarmee zou een steviger basis worden gegeven aan het door de Commissie gewenste beginsel "de vervuiler betaalt". De autoriteiten moeten evenwel de bevoegdheid hebben tot het nemen van maatregelen als zij dat nodig achten.

Amendement 31
Artikel 5, lid 3

3.   Welke herstelmaatregelen noodzakelijk zijn, wordt bepaalde overeenkomstig bijlage II.

3.   Welke herstelmaatregelen noodzakelijk zijn, wordt bepaald op basis van de beste beschikbare technieken, die in economisch en technisch adequate omstandigheden zijn ontwikkeld en waarbij de kosten/batenverhouding in overweging worden genomen, op basis van de criteria van bijlage II.

Motivering

Het voorstel voor een richtlijn bevat een aantal algemene bepalingen in verband met o.m. de regels in verband met het garanderen van het herstel van de schade en het herstellen in de oorspronkelijke toestand. Er wordt echter niets gezegd over duidelijke praktische criteria of criteria voor de beoordeling van de economische haalbaarheid en doelmatigheid van de maatregelen.

Ook in verband met het herstel van milieuschade moet worden voorzien in het gebruik van de best mogelijke beschikbare technieken - zoals op het gebied van de geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging wordt bepaald door Richtlijn 96/61/EG (IPPC) - om ondubbelzinnige elementen te leveren voor de beoordeling van de technische en economische haalbaarheid en voor een kosten/baten-analyse van de keuzes van de bevoegde autoriteit betreffende de doelstellingen van de herstelmaatregelen en van de in bijlage II genoemde redelijke opties. Overigens lijkt het, gezien de inhoud van bijlage II, niet mogelijk deze te beschouwen als regels waar de bevoegde autoriteit zich aan moet houden om het herstel van de milieuschade te garanderen, maar eerder als criteria met indicatieve waarde.

Het aanwenden van de best mogelijke beschikbare technieken bij het herstellen van de schade is absoluut noodzakelijk, niet alleen voor het welslagen van de maatregelen maar ook om de economische toevalligheid van de hersteldoelstellingen in verband met de verzekering van de activiteiten te beperken. Deze toevalsfactor is momenteel de grootste hinderpaal voor het vinden van een voldoende verzekerings- en financiële dekking. Uit praktisch oogpunt is het grootste probleem momenteel het vinden van criteria voor het meten en kwantificeren van het risico en/of de milieuschade met het oog op het bepalen van het bedrag van de schadevergoeding en de beheerskosten van de verzekering.

Amendement 32
Artikel 5, lid 4 bis (nieuw)
 

4 bis.    Onverminderd enige verdere actie die door de bevoegde instantie krachtens dit artikel kan worden verlangd, zorgen de lidstaten ervoor dat wanneer exploitanten weten dat er milieuschade is opgetreden en zij over passende noodplannen beschikken, deze exploitanten verplicht en gemachtigd zijn de noodzakelijke herstelmaatregelen te nemen die mogelijk zijn binnen het kader van dergelijke noodplannen, zonder een verzoek daartoe van de bevoegde instantie af te wachten.

Motivering

Bevoegde instanties dienen eerst te overwegen of moet worden verlangd dat de aansprakelijke exploitant voorstellen voorlegt en de noodzakelijke herstelmaatregelen uitvoert. De bevoegde instantie dient alleen indien zelf op te treden indien zulks passend is of wanneer de exploitant in gebreke blijft. De exploitant moet worden gemachtigd om noodmaatregelen te nemen zonder een verzoek daartoe van de bevoegde instantie af te wachten.

Amendement 33
Artikel 6, lid 1, inleidende formule

1.   Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 9, lid 1, zorgen de lidstaten ervoor dat de noodzakelijke herstel‑ of preventiemaatregelen worden genomen:

1.   Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 9, lid 1, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde instanties, na een adequate evaluatie van de omstandigheden, de noodzakelijke herstel‑ of preventiemaatregelen nemen:

Motivering

Voorkomen moet worden dat in plaats van het principe dat de vervuiler betaalt, automatisch het beginsel krachtens hetwelk de belastingbetaler de rekening betaalt in werking treedt.

Amendement 34
Artikel 6, lid 2 bis (nieuw)
 

2 bis.    De lidstaten zijn in de in lid 1 genoemde gevallen verantwoordelijk voor de schade die wordt veroorzaakt door op hun grondgebied gevestigde exploitanten en gevolgen heeft of dreigt te hebben voor een andere lidstaat.

Motivering

De vraag wie bij grensoverschrijdende schade verantwoordelijk is, wordt in de tekst van de Commissie niet behandeld.

Amendement 35
Artikel 7, lid 1

1.   Onverminderd het bepaalde in de artikelen 8, 9 en 10 verhaalt de bevoegde instantie de kosten die zij in samenhang met het nemen van preventie- of herstelmaatregelen uit hoofde van deze richtlijn heeft gedragen, op de exploitant die de schade of het onmiddellijk gevaar voor schade heeft veroorzaakt.

1.   Onverminderd het bepaalde in de artikelen 8, 9, 10, 11 en 12, verhaalt de bevoegde instantie de kosten die zij in samenhang met het nemen van preventie- of herstelmaatregelen uit hoofde van deze richtlijn heeft gedragen, op de exploitant, indien zij een duidelijk causaal verband aantoont tussen de handelingen of nalatigheid van de exploitant en de milieuschade of het onmiddellijke gevaar daarvoor.

Motivering

Om redenen van duidelijkheid dienen de artikelen 11 en 12, die eveneens betrekking hebben op verhaal van kosten, in bovenvermelde opsomming opgenomen te worden. Voorts gebiedt het principe dat de vervuiler betaalt dat een exploitant aansprakelijk is naar gelang van de mate waarin hij schuldig is aan het ontstaan van de schade.

Amendement 36
Artikel 7, lid 2

2.   De bevoegde instantie verhaalt op de exploitant die de schade of het onmiddellijk gevaar voor schade heeft veroorzaakt, eveneens de kosten van het opmaken van de milieuschade en, in voorkomend geval, de kosten van de evaluatie van het onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich zal voordoen.

2.   De bevoegde instantie verhaalt op de exploitant of een derde persoon die de schade of het onmiddellijk gevaar voor schade heeft veroorzaakt, eveneens de kosten van het opmaken van de milieuschade en, in voorkomend geval, de kosten van de evaluatie van het onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich zal voordoen.

Motivering

Om alle vormen van aansprakelijkheid te dekken.

Amendement 37
Artikel 9, lid 1

1.   Onverminderd artikel 10 is deze richtlijn niet van toepassing op milieuschade of het onmiddellijk gevaar dat zich dergelijke schade voordoet ten gevolge van:

1.   Onverminderd artikel 10 is deze richtlijn niet van toepassing op milieuschade of het onmiddellijk gevaar dat zich dergelijke schade voordoet ten gevolge van:

(a)   een oorlogsdaad, vijandelijkheden, burgeroorlog of oproer;

(a)   een oorlogsdaad, vijandelijkheden, burgeroorlog, terrorisme, vandalisme of oproer;

(b)   een natuurverschijnsel van uitzonderlijke, onontkoombare en onbedwingbare aard;

(b)   een natuurverschijnsel van uitzonderlijke, onontkoombare en onbedwingbare aard;

(c)   een uitstoot of gebeurtenis die was toegestaan krachtens de toepasselijke wet‑ en regelgeving of uit hoofde van de vergunning of toestemming die aan de exploitant werd verleend;

(c)   een uitstoot of activiteit die specifiek en uitdrukkelijk was toegestaan krachtens de toepasselijke wet‑ en regelgeving of uit hoofde van de vergunning of toestemming die aan de exploitant werd verleend, voor wat betreft de gebruikelijke risico's binnen de grenzen van de verleende toestemming. In dat geval ligt de verantwoordelijkheid bij de bevoegde instantie;

(d)   uitstoot of activiteiten die overeenkomstig de stand van de wetenschappelijke en technologische kennis op het tijdstip dat de uitstoot of de activiteit plaatsvond, niet als schadelijk werden beschouwd.

(d)   uitstoot of activiteiten die overeenkomstig de stand van de wetenschappelijke en technologische kennis op het tijdstip dat de uitstoot of de activiteit plaatsvond, niet als schadelijk werden beschouwd.

Motivering

Het amendement maakt duidelijk dat een algemene exploitatievergunning de exploitant niet van zijn aansprakelijkheid ontheft. Om tot een ontheffing te komen, moeten de emissies of activiteiten specifiek zijn vermeld en goedgekeurd, waarbij bedacht moet worden dat een volledige vrijstelling soms alleen kan worden gerealiseerd als de vergunning of toestemming zeer gedetailleerd is en een beperkt toepassingsgebied heeft.

Een in de gehele Europese Unie aanvaard beheerssysteem voor milieurisicobeoordelingen zou in belangrijke mate kunnen bijdragen tot het voorkomen van milieuschade. Het succes van een dergelijk systeem hangt in de eerste plaats af van de wijze waarop het wordt toegepast. Het moet dus werkbaar zijn en mag geen belasting vormen voor de exploitant, met name in het midden- en kleinbedrijf.

In compromisamendement 11 zijn de amendementen 143, 144, 145, 148, 149, 150, 155, 156, 157, 158, 159 en 160 opgenomen.

Amendement 38
Artikel 9, lid 1, letter d bis) (nieuw)
 

(d bis)    activiteiten die beantwoorden aan goede praktijken in de land- en bosbouw,

Motivering

In het voorstel van de Commissie wordt niet expliciet melding gemaakt van goede praktijken in de land- en bosbouw, waarvoor geen vergunning vereist is en die daarom onder het toepassingsbereik van de richtlijn zouden vallen. Door goede praktijken in de land- en bosbouw als uitzondering op te nemen, zouden zij gelijk worden gesteld aan installaties waarvoor een specifieke vergunning is verstrekt. Dit is gerechtvaardigd daar de goede praktijken in land- en bosbouw een algemene standaard vormen voor economische activiteiten die in harmonie met de natuur zijn. Omdat deze praktijken met de tijd veranderen, zijn zij slechts ten dele in de wet vastgelegd.

Amendement 39
Artikel 10

Artikel 10

Toerekening van de kosten in samenhang met bepaalde preventiemaatregelen

Artikel 10

Toerekening van de kosten in samenhang met bepaalde preventie- en herstelmaatregelen

1.   De lidstaten zien erop toe dat de exploitanten in alle omstandigheden alle kosten dragen in samenhang met preventiemaatregelen die zij hoe dan ook hadden moeten nemen ter naleving van de wettelijke, bestuursrechtelijke en administratieve bepalingen, met inbegrip van eventuele vergunningen of toelatingen, die op hun activiteiten van toepassing zijn.

1.   De lidstaten zien erop toe dat de exploitanten in alle omstandigheden alle kosten dragen in samenhang met preventie- en herstelmaatregelen die zij hoe dan ook hadden moeten nemen ter naleving van de wettelijke, bestuursrechtelijke en administratieve bepalingen, met inbegrip van eventuele vergunningen of toelatingen, die op hun activiteiten van toepassing zijn.

Met het oog op de afbakening van de in lid 1 bedoelde wettelijke, bestuursrechtelijke en administratieve bepalingen wordt geen rekening gehouden met artikel 4.

Met het oog op de afbakening van de in lid 1 bedoelde wettelijke, bestuursrechtelijke en administratieve bepalingen wordt geen rekening gehouden met artikel 4.

 

3.   Onverminderd het voorgaande lid neemt de bevoegde overheid en een bevoegde rechtbank of gerechtelijke instantie bij de vaststelling van de mate van verantwoordelijkheid en het bedrag van de door een exploitant te betalen financiële compensatie in verband met de aansprakelijkheid, de volgende verzachtende omstandigheden in aanmerking:

 

(a)   een uitstoot of gebeurtenis die nadrukkelijk was toegestaan krachtens de toepasselijke wet- en regelgeving of uit hoofde van de vergunning of toestemming die aan de exploitant werd verleend. Een uitstoot of gebeurtenis en de te voorziene gevolgen ervan, welke nadrukkelijk en expliciet zijn toegestaan in de vergunning of toestemming die aan de exploitant werd verleend, kunnen als een uitzondering worden beschouwd voor zover het gaat om de gewone risico’s binnen het kader van de toestemming. In geval van schade ligt de verantwoordelijkheid dan bij de autoriteit die de toestemming heeft verleend;

 

(b)   uitstoot of activiteiten die overeenkomstig de stand van de wetenschappelijke en technologische kennis op het tijdstip dat de uitstoot of de activiteit plaatsvond, niet als schadelijk werden beschouwd , waarvoor maatregelen zijn genomen en die zijn beheerd overeenkomstig een systeem voor milieu-audit en -beheer van de betrokken exploitant, welke de milieuprestaties van de exploitant weergeeft en in overeenstemming is met de vereisten van de toepasselijke internationale normen voor risicobeoordeling van bedrijfsmatige en accidentele uitstoot. Indien een dergelijk systeem niet op een redelijke en efficiënte manier tot stand kan worden gebracht, met name voor KMO’s, kan de stand van de technologie als een uitzondering worden beschouwd.

Or.   en

Motivering

Indien het compromisamendement 10 wordt goedgekeurd komen alle amendementen op artikel 10 te vervallen. Het amendement neemt amendement 56 van de milieucommissie over.

Een uitstoot of gebeurtenis en de te voorziene gevolgen ervan, welke nadrukkelijk en expliciet zijn toegestaan in de vergunning of toestemming die aan de exploitant werd verleend, moet worden beschouwd als een factor op grond waarvan de financiële schadevergoeding met betrekking tot de aansprakelijkheid kan worden verlaagd. Een vergunning is alleen dan een werkelijke en volledige uitzondering indien de vergunning gebaseerd is op de maximale risico’s die een exploitant kan lopen. Daarom moet de vergunning uiterst gedetailleerd en zeer strikt gereguleerd zijn en een beperkt toepassingsgebied hebben. Het risiconiveau waarop de regelgeving in de vergunning gebaseerd is, geeft misschien niet altijd het werkelijke risiconiveau van de werkzaamheden van de exploitant weer. Dit kan dan op zijn beurt leiden tot onevenredige administratieve lasten voor de exploitanten. Daarom wordt een gedifferentieerd systeem van aansprakelijkheid voorgesteld. Volgens dit systeem kunnen de exploitanten kiezen tussen enerzijds een niveau van verantwoordelijkheid dat berust op een sterk gereguleerde en strikte vergunning die gepaard gaat met frequente en intensieve controles vanwege de overheid en anderzijds een open vergunningssysteem, dat naar maat is gesneden is op het werkelijke risiconiveau van de activiteiten van de exploitant. Bij de eerste optie ligt de volledige verantwoordelijkheid bij degene die de vergunning aflevert, meestal de overheid. Bij de tweede optie verschuift de verantwoordelijkheid voor de supervisie en controle van de milieuprestaties naar de exploitanten en de overheid zal controle uitoefenen via steekproeven zoals dat ook gebeurt voor het systeem van financiële boekhouding. Wegens de toegenomen autonomie en flexibiliteit van de bedrijven kan de overheid haar aandacht toespitsen op kleinere exploitanten. De introductie van een Europees aanvaard en erkend beheerssysteem voor milieurisicobeoordeling (ERAM) dat gecontroleerd wordt door gecertificeerde verificateurs, moet de administratieve lasten voor exploitanten verminderen. ERAM moet een Europees systeem voor risicobeoordeling worden te vergelijken met bestaande systemen bijv. ISO 14015 of 19001.

Een stimulans en beloning voor het gebruik van ERAM is dat het alleen de ERAM-gebruikers is toegestaan het argument van de stand van de techniek ter verdediging aan te voeren. Indien een dergelijk systeem niet op een redelijke manier tot stand kan worden gebracht, met name voor landbouwers en KMO’s, kan de stand van de technologie als een uitzondering worden beschouwd.

Amendement 40
Artikel 11, lid 1

1.   Onverminderd het bepaalde in lid 2 mogen de lidstaten ten aanzien van gevallen waarin de bevoegde instantie met een voldoende graad van waarschijnlijkheid aannemelijk kan maken dat één en dezelfde schade door de handelingen of nalatigheid van meerdere exploitanten werd veroorzaakt, ofwel bepalen dat de betrokken exploitanten hoofdelijk financieel aansprakelijk worden gesteld voor die schade, ofwel bepalen dat de bevoegde instantie op een correcte en redelijke basis het aandeel van de kosten vaststelt dat door iedere exploitant moet worden gedragen.

1.   Onverminderd het bepaalde in lid 2 stelt de bevoegde instantie ten aanzien van gevallen waarin de bevoegde instantie met een voldoende graad van waarschijnlijkheid aannemelijk kan maken dat één en dezelfde schade door de handelingen of nalatigheid van meerdere exploitanten werd veroorzaakt, op een correcte en redelijke basis het aandeel van de kosten vast dat door iedere exploitant moet worden gedragen overeenkomstig de feitelijke en rechtstreekse aansprakelijkheid van elke exploitant voor de veroorzaakte schade.

Motivering

Indien het compromisamendement 7 wordt goedgekeurd komen alle amendementen op artikel 11, lid 1 te vervallen.

Amendement 41
Artikel 11, leden 2 en 3

2.   Exploitanten die kunnen aantonen in welke mate de schade het gevolg is van hun activiteiten, zijn alleen verplicht de kosten te dragen die samenhangen met dat deel van de schade.

Schrappen

3.   Deze richtlijn laat eventuele bepalingen van nationaal recht inzake regres onverlet.

Schrappen

Motivering

Het aspect van het veroorzaken door meerdere exploitanten moet uniform op Europees niveau worden geregeld en wel op zodanige wijze dat de veroorzaker slechts voor dat deel van het herstel moet betalen dat overeenkomt met het door hem veroorzaakte aandeel van de schade. Indien de aandelen niet kunnen worden vastgesteld, is het aan de instantie om in de afzonderlijke gevallen te zorgen voor een correcte en redelijke verdeling.

Amendement 42
Artikel 12

De bevoegde instantie is gerechtigd tegen de exploitant die de schade of het onmiddellijk gevaar voor schade heeft veroorzaakt, de procedure voor het verhalen van de kosten met betrekking tot alle uit hoofde van deze richtlijn genomen maatregelen in te leiden gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de betrokken maatregelen ten uitvoer zijn gelegd.

De bevoegde instantie is gerechtigd tegen de exploitant die de schade of het onmiddellijk gevaar voor schade heeft veroorzaakt, de procedure voor het verhalen van de kosten met betrekking tot alle uit hoofde van deze richtlijn genomen maatregelen in te leiden gedurende een periode van tien jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de schade zich heeft voorgedaan of redelijkerwijze ontdekt had kunnen zijn.

Motivering

Het tijdstip dat bepaalt wanneer de termijn gaat lopen moet zijn het moment waarop de schade bekend werd/had moeten worden, niet het moment waarop de instantie de laatste maatregelen heeft uitgevoerd, omdat dat rechtsonzekerheid met zich meebrengt en de schade derhalve onverzekerbaar is.

Amendement 43
Artikel 13, lid 1

1.   De lidstaten wijzen een bevoegde instantie of bevoegde instanties aan die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de taken waarin deze richtlijn voorziet.

1.   De lidstaten wijzen een of meer onafhankelijke en neutrale instanties aan die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de taken waarin deze richtlijn voorziet.

Wanneer een lidstaat beslist de bevoegde instantie niet te machtigen om verbindende besluiten vast te stellen of dergelijke besluiten te doen naleven, zorgt de lidstaat ervoor dat een rechtbank of een andere onafhankelijke en neutrale overheidsinstantie over de rechtsmacht beschikt om dergelijke besluiten vast te stellen en te doen naleven.

Wanneer een lidstaat beslist de bevoegde instantie niet te machtigen om verbindende besluiten vast te stellen of dergelijke besluiten te doen naleven, zorgt de lidstaat ervoor dat een rechtbank of een andere onafhankelijke en neutrale overheidsinstantie over de rechtsmacht beschikt om dergelijke besluiten vast te stellen en te doen naleven.

Motivering

Het doel van deze toevoeging is te garanderen dat juridische procedures op grond van deze richtlijn objectief en onpartijdig zijn zoals ook in het strafprocesrecht.

Amendement 44
Artikel 13, lid 5 bis (nieuw)
 

5 bis.    Alle door de bevoegde instantie uit hoofde van artikel 13 genomen besluiten laten het recht van exploitanten onverlet bij een rechtbank of een ander onafhankelijk en onpartijdig orgaan dat bij wet is opgericht, beroep tegen deze besluiten aan te tekenen. Deze beroepsprocedures leiden niet tot vertragingen bij het nemen van dringend noodzakelijke herstelmaatregelen, teneinde verdere milieu- en economische schade te voorkomen.

Motivering

Teneinde te voldoen aan artikel 6 van het Europees mensenrechtenverdrag en daarop gebaseerde jurisprudentie moet tegen alle handhavingsbesluiten van de bevoegde instanties beroep aangetekend kunnen worden.

Amendement 45
Artikel 13, lid 5 bis (nieuw)
 

5 bis.    In gevallen met een onmiddellijk gevaar van milieuschade zorgen de lidstaten voor procedures aan de hand waarvan de bevoegde instantie of de personen die de negatieve effecten van de schade ondervinden of dreigen te ondervinden en/of de gekwalificeerde entiteiten noodmaatregelen nemen tegen de exploitant, zonder dat eerst moet worden voldaan aan de procedures zoals bedoeld in dit artikel. In een dergelijk geval worden procedures waaraan niet is voldaan, indien geëigend, uitgevoerd zodra de noodmaatregelen zijn genomen.

Motivering

Op dit moment voorziet de richtlijn in een lang onderzoek voordat preventieve en herstelmaatregelen genomen kunnen worden. Wanneer er sprake is van een onmiddellijk gevaar van schade is dit niet goed en dienen er noodprocedures te bestaan.

Amendement 46
Artikel 14, lid 1

1.   Onverminderd eventuele onderzoeken die door de bevoegde instantie op eigen initiatief worden aangevat, hebben personen die de ongunstige effecten van milieuschade ondervinden of dreigen te ondervinden alsook de gekwalificeerde partijen het recht, aan de bevoegde instantie hun opmerkingen kenbaar te maken met betrekking tot enig geval van milieuschade waarvan zij kennis hebben, en hebben zij het recht de bevoegde instantie te verzoeken maatregelen te nemen krachtens deze richtlijn.

1.   Onverminderd eventuele onderzoeken die door de bevoegde instantie op eigen initiatief worden ingesteld, hebben personen die kunnen aantonen dat zij door milieuschade direct aan gevaar voor leven of gezondheid zijn blootgesteld, alsook de gekwalificeerde partijen het recht, aan de bevoegde instantie hun opmerkingen kenbaar te maken met betrekking tot enig geval van milieuschade waarvan zij kennis hebben, en hebben zij het recht de bevoegde instantie te verzoeken maatregelen te nemen krachtens deze richtlijn.

Motivering

Het begrip "ongunstige effecten" is juridisch onnauwkeurig en te ruim geformuleerd.

Amendement 47
Artikel 14, lid 2

2.   De bevoegde instantie heeft het recht te verlangen dat het verzoek om maatregelen vergezeld gaat van alle relevante informatie en gegevens ter ondersteuning van de opmerkingen die met betrekking tot de milieuschade in kwestie worden voorgelegd.

2.   Het verzoek om maatregelen dient vergezeld te gaan van alle relevante informatie en gegevens ter ondersteuning van de opmerkingen die met betrekking tot de milieuschade in kwestie worden voorgelegd.

Motivering

Deze wijziging spreekt vanzelf, want de exploitanten beschikken over grote hoeveelheden informatie.

Amendement 48
Artikel 15, lid 1

1.   Elke persoon of gekwalificeerde partij die een verzoek om maatregelen uit hoofde van deze richtlijn heeft ingediend, heeft toegang tot een procedure voor een rechtbank of een andere onafhankelijke en neutrale overheidsinstantie die bevoegd is de besluiten en handelingen of het verzuim om te handelen van de bevoegde instantie aan de procedurele en materieelrechtelijke voorschriften te beoordelen.

1.   Elke persoon voor wie gevaar dreigt als bedoeld in artikel 14, lid 1 of elke gekwalificeerde partij die een verzoek om maatregelen uit hoofde van deze richtlijn heeft ingediend, heeft toegang tot een procedure voor een rechtbank of een andere onafhankelijke en neutrale overheidsinstantie die bevoegd is de besluiten en handelingen of het verzuim om te handelen van de bevoegde instantie aan de procedurele en materieelrechtelijke voorschriften te beoordelen.

Motivering

Artikel 15 moet worden aangepast op basis van artikel 14.

Amendement 49
Artikel 16

De lidstaten bevorderen de gebruikmaking door de exploitanten van passende verzekeringen of andere vormen van financiële zekerheid. De lidstaten bevorderen ook de ontwikkeling van passende verzekerings‑ of andere financiële garantieinstrumenten en ‑markten door de geëigende deelnemers aan het economisch en financieel verkeer, met inbegrip van de sector van de financiële diensten.

1.   De lidstaten nemen maatregelen ter bevordering van een financieel garantiestelsel om ervoor te zorgen dat de exploitanten gebruik kunnen maken van passende verzekeringen of andere vormen van financiële zekerheid.

2.   De exploitant die verantwoordelijk is voor de schade wordt financieel aansprakelijk gesteld tot een per geval en per locatie vast te stellen maximum op een glijdende schaal die wordt vastgesteld door de lidstaten, waarbij met name rekening wordt gehouden met de risico's van de activiteiten en de jaaromzet.

Motivering

De kwestie van financiële zekerheid is een essentieel aspect van deze richtlijn. Een verzekering of andere vormen van financiële garanties zijn alleen werkbaar als de aansprakelijkheid duidelijk is afgebakend. De verzekeringsbranche, met inbegrip van de sector financiële diensten, moet de kans en de tijd krijgen om passende vormen van financiële zekerheid te creëren.

In compromisamendement 12 zijn de amendementen 211, 213, 214 en 215 opgenomen.

Amendement 50
Artikel 16, alinea 1 bis (nieuw)
 

1 bis.    Drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de maatregelen die door de lidstaten zijn genomen om de gebruikmaking door de exploitanten van passende verzekeringen of andere vormen van financiële zekerheid te bevorderen, en kan zij voorstellen indienen voor verplichte verzekering of andere vormen van financiële zekerheid.

Motivering

Het selecteren van passende verzekeringen of andere vormen van financiële zekerheid op grond van deze richtlijn is een bijzonder ingewikkelde zaak. De lidstaten moeten derhalve in staat zijn de vormen van financiële zekerheid af te stemmen op hun specifieke behoeften die uiteenlopen naargelang het type onderneming, het aandeel van de KMO's, de verzekeringskosten, enz. Dit amendement biedt de lidstaten voldoende tijd om passende financiële systemen in te voeren, deze te herzien en zonodig verplichte systemen op te zetten.

Amendement 51
Artikel 16, alinea 1 bis (nieuw)
 

Indien binnen vijf jaar na de in artikel 21 genoemde datum geen passende instrumenten en markten voor verzekeringen of andere vormen van financiële zekerheid zijn ontwikkeld, nemen de lidstaten maatregelen om een verplicht systeem van financiële zekerheid op te zetten en ervoor te zorgen dat de exploitanten voor de in bijlage I genoemde activiteiten over passende verzekeringen of andere vormen van financiële zekerheid beschikken.

Motivering

Het verzekeringswezen, met inbegrip van de sector financiële dienstverlening, dient de mogelijkheid te worden geboden passende vormen van financiële zekerheid voor milieuaansprakelijkheid volgens deze richtlijn te ontwikkelen. Gebeurt dit niet binnen vijf jaar na omzetting van deze richtlijn, dan dienen de lidstaten te voorzien in een systeem van verplichte financiële zekerheid/verzekering.

Amendement 52
Artikel 17

Wanneer milieuschade gevolgen heeft of dreigt te hebben voor meerdere lidstaten, werken die lidstaten samen teneinde ervoor te zorgen dat correcte en doeltreffende preventie‑ of, in voorkomend geval, herstelmaatregelen met betrekking tot alle milieuschade worden genomen.

Wanneer milieuschade gevolgen heeft of dreigt te hebben voor meerdere lidstaten, werken die lidstaten samen teneinde ervoor te zorgen dat correcte en doeltreffende preventie‑ of, in voorkomend geval, herstelmaatregelen met betrekking tot alle milieuschade worden genomen.

Ingeval er milieuschade is ontstaan, verstrekt de getroffen lidstaat onverwijld informatie aan andere lidstaten die hiervan mogelijkerwijze ongunstige effecten zouden kunnen ondervinden. Indien een lidstaat een geval van milieuschade buiten zijn eigen grondgebied vaststelt, rapporteert hij dat onmiddellijk aan de Commissie, die vervolgens elke andere belanghebbende lidstaat hierover informeert.

Motivering

Duidelijker moet worden vastgesteld in welke gevallen lidstaten verplicht zijn de Commissie en/of naburige landen te informeren over daadwerkelijke of dreigende milieuschade (b.v. Tsjernobyl, gasexplosies enz.)

Amendement 53
Artikel 18, lid 2

2.   Deze richtlijn belet niet dat de lidstaten passende bepalingen vaststellen met inbegrip van een verbod op meervoudige schadevergoeding, met betrekking tot situaties waarin de kans bestaat dat de schade twee keer wordt verhaald omdat tegelijk actie wordt ondernomen door een bevoegde instantie uit hoofde van deze richtlijn en door een persoon van wie de eigendommen schade hebben opgelopen.

2.   De lidstaten stellen passende bepalingen vast met inbegrip van een verbod op meervoudige schadevergoeding, met betrekking tot situaties waarin de kans bestaat dat de schade twee keer wordt verhaald omdat tegelijk actie wordt ondernomen door een bevoegde instantie uit hoofde van deze richtlijn en door een persoon van wie de eigendommen schade hebben opgelopen.

Motivering

Aansprakelijke exploitanten moeten niet twee keer moeten betalen voor dezelfde schade vanwege het bestaan van systemen voor civiele aansprakelijkheid en milieuaansprakelijkheid.

Amendement 54
Artikel 18 bis (nieuw)
 

Artikel 18 bis

Aanvullende wetgeving in verband met schade door GGO's

De Commissie dient een voorstel in als aanvulling op het regelgevingskader inzake aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door genetisch gemodificeerde organismen, teneinde de wetgeving de completeren die nodig is voor ontwikkeling op het gebied van moderne biotechnologie. Het voorstel betreft in het bijzonder schade veroorzaakt door de aanwezigheid van genetisch gemodificeerde organismen in producten waarvan de producenten geen gebruik hebben gemaakt van dergelijke organismen.

Motivering

Het is duidelijk dat het gebruik van GGO's tot vormen van schade kan leiden die niet worden gedekt door de richtlijn productaansprakelijkheid (richtlijn 85/374/EEG zoals laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 1999/34/EG), noch door het onderhavige voorstel voor aansprakelijkheid voor milieuschade. Met name schade voor boeren door de besmetting van conventionele of organische producten met GGO's wordt door geen van beide richtlijnen afgedekt. De Commissie moet derhalve zo snel mogelijk een regelgevingskader indienen voor schade door GGO's. Zo wordt de wetgeving gecompleteerd die nodig is voor ontwikkeling op het gebied van de moderne biotechnologie.

Amendement 55
Artikel 19, lid 2

2.   Wanneer de bevoegde instantie met een voldoende graad van waarschijnlijkheid aannemelijk kan maken dat de milieuschade werd veroorzaakt door een activiteit die heeft plaatsgegrepen na de in artikel 21, lid 1, genoemde datum, is deze richtlijn van toepassing tenzij de exploitant kan bewijzen dat de activiteit die de schade in kwestie heeft veroorzaakt, vóór die datum heeft plaatsgevonden.

Schrappen

Motivering

De richtlijn mag geen terugwerkende kracht hebben. Door de toepassing van de richtlijn te koppelen aan de aannemelijkheid en waarschijnlijkheid van het tijdstip waarop de schade is veroorzaakt, beoordeeld door de bevoegde instantie, draagt men niet bij aan de rechtszekerheid.

Amendement 56
Artikel 19, lid 3, alinea 1

3.   Lid 2 is niet van toepassing op exploitanten die binnen een termijn van een jaar na de in artikel 21, lid 1, genoemde datum aan de bevoegde instantie een verklaring hebben overgelegd waarin alle milieuschade wordt geïdentificeerd die veroorzaakt kan zijn door hun activiteiten vóór de in artikel 21, lid 1, genoemde datum.

(Niet van toepassing op de Nederlandse versie)

Motivering

Verduidelijking van de Duitse tekst

Amendement 57
Artikel 20

De lidstaten brengen uiterlijk op [vijf jaar na datum vermeld in artikel 22] verslag uit bij de Commissie over de bij de toepassing van deze richtlijn opgedane ervaring. De nationale verslagen dienen de in bijlage III genoemde informatie en gegevens te bevatten.

1.   De lidstaten brengen uiterlijk op [vijf jaar na datum vermeld in artikel 22] verslag uit bij de Commissie over de bij de toepassing van deze richtlijn opgedane ervaring. De nationale verslagen dienen de in bijlage III genoemde informatie en gegevens te bevatten.

Op basis hiervan dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad, eventueel vergezeld van een voorstel indien zij dit passend acht.

2.   Op basis hiervan dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad voorstellen in voor een nieuwe richtlijn die gebaseerd is op artikel 95 van het Verdrag en het volgende omvat:

 

(a)   een duidelijke Europese norm voor definities;

 

(b)   schoonmaak- en berekeningsmethoden;

 

(c)   een beheersysteem voor milieurisicobeoordelingen (ERAM-systeem) of andere soortgelijke systemen zoals bijv. EMAS of ISO ter voorkoming van milieuschade.

 

3.   In dit verband .

 

(a)   doet de Commissie op basis van een door haar uitgevoerde officiële analyse van de hiaten tussen de toepasselijke internationale overeenkomsten en de communautaire wetgeving, aanbevelingen over het al dan niet uitbreiden van het toepassingsgebied van de richtlijn ten aanzien van schade als gevolg van andere niet in deze richtlijn vermelde activiteiten

 

(b)   stelt de Commissie op basis van een evaluatie van de in Europa opgedane ervaring inzake financiële zekerheid een nieuw kader voor voor de instelling van een verplicht, geharmoniseerd stelsel inzake financiële zekerheid of richtsnoeren voor de nationale systemen;

 

(c)   ontwikkelt de Commissie op basis van een evaluatie van de opgedane ervaring gemeenschappelijke methodologieën en benaderingen voor de vaststelling van monetaire waarden en regelingen voor een eerlijke en doeltreffende vergoeding van verloren gegane niet gebruikte en tussentijdse waarden.

Motivering

Indien het geconsolideerde amendement op artikel 20 wordt goedgekeurd komen alle amendementen op dit artikel te vervallen. Het amendement neemt amendement 72 van de milieucommissie over.

Amendement 58
Artikel 21, lid 1, alinea 1

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 juni 2005 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 36 maanden na de inwerkingtreding aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Motivering

De richtlijn houdt voor alle lidstaten en met name voor de exploitanten een volledig nieuwe categorie schade in. Om een zorgvuldige omzetting mogelijk te maken en het bedrijfsleven in staat te stellen zich voldoende aan de nieuwe juridische situatie aan te passen, moet voor de omzetting in nationaal recht een periode van 3 jaar worden uitgetrokken.

Amendement 59
Artikel 23

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten en de Europese Commissie.

Motivering

Aangezien de Commissie wordt verzocht om samen met de lidstaten een Europees fonds voor de sanering van niet gedekte schade in te stellen, is deze richtlijn ook tot de Commissie gericht.

Amendement 60
Bijlage I, streepje 7, alinea 2

Deze activiteiten omvatten onder meer de exploitatie van stortplaatsen overeenkomstig Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen en de exploitatie van verbrandingsinstallaties overeenkomstig Richtlijn 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval.

Deze activiteiten omvatten onder meer de exploitatie van stortplaatsen overeenkomstig Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen en de exploitatie van verbrandingsinstallaties en van meeverbrandingsinstallaties overeenkomstig Richtlijn 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval.

Motivering

Verbranding en meeverbranding zouden eveneens tot het toepassingsgebied van de richtlijn moeten behoren. Beide activiteiten vallen namelijk onder de richtlijn betreffende de verbranding van afval, omdat zij betrekking hebben op de "thermische" behandeling van afval, hetzij om afval te vernietigen (verbranding), hetzij om energie op te wekken of om materiële producten te fabriceren (meeverbranding). Zij brengen gelijksoortige milieurisico's met zich mee waarvoor dezelfde regels moeten gelden ongeacht de exploitant.

Amendement 61
Bijlage I, streepje 13

-   Elk ingeperkt gebruik, met inbegrip van vervoer, van genetisch gemodificeerde micro‑organismen, als gedefinieerd in en vallende onder het toepassingsgebied van Richtlijn 90/219/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro‑organismen

-   Elk ingeperkt gebruik, met inbegrip van vervoer, van genetisch gemodificeerde micro‑organismen die schadelijke effecten op het milieu kunnen hebben, als gedefinieerd in en vallende onder het toepassingsgebied van Richtlijn 90/219/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro‑organismen

Motivering

Alleen als deze zinsnede, die de formulering in richtlijn 2001/18/EG volgt, wordt toegevoegd, is de voorgestelde richtlijn verenigbaar met de bestaande regelgeving en vallen er ook mogelijk gevaarlijke genetisch gemodificeerde organismen onder.

Amendement 62
Bijlage I, streepje 14

-   Elke doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu of verder gebruik of vervoer van genetisch gemodificeerde organismen, als gedefinieerd in en vallende onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad.

-   Elke doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu of verder gebruik of vervoer van genetisch gemodificeerde organismen, die schadelijke gevolgen voor het milieu zouden kunnen hebben, als gedefinieerd in en vallende onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad.

Motivering

Slechts met deze precisering, die teruggrijpt naar de bewoordingen van Richtlijn 2001/18/EG, is de voorgestelde richtlijn verenigbaar met de bestaande regelgeving en zal eventueel betrekking hebben op gevaarlijke genetisch gemodificeerde organismen.

Amendement 63
Bijlage II, punt 1

1.   In deze bijlage worden de regels uiteengezet die de bevoegde instanties moeten volgen om het herstel van milieuschade te waarborgen.

1.   In deze bijlage worden richtsnoeren opgenomen, waarmee de bevoegde instanties in het kader van de verplichte beoordeling rekening moeten houden bij het herstel van milieuschade.

Motivering

Aan de bevoegde autoriteiten dient bij het herstel van de milieuschade een beoordelingsmarge te worden gegund, om passend op het desbetreffende schadegeval te kunnen reageren.

Amendement 64
Bijlage II, punt 2.1

2.1.   Herstel van milieuschade, in de zin van schade aan de biodiversiteit en verontreiniging van wateren, wordt bereikt door de beschadigde habitats en soorten terug in hun referentietoestand te brengen. Mits inachtneming van punt 3.2.3. wordt deze doelstelling in beginsel bereikt door de beschadigde habitats, soorten en daarmee verbonden ecosysteemdiensten of relevante wateren terug in hun referentietoestand te brengen en door te compenseren voor de tussentijdse verliezen. Het herstel gebeurt via rehabilitatie, vervanging of het tot stand brengen van een gelijkwaardig substituut voor aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemdiensten op de oorspronkelijk beschadigde locatie of op een andere locatie.

2.1.   Herstel van milieuschade, in de zin van schade aan de biodiversiteit en verontreiniging van wateren, wordt bereikt door de beschadigde habitats en soorten terug in hun referentietoestand te brengen. Mits inachtneming van punt 3.2.3. wordt deze doelstelling in beginsel bereikt door de beschadigde habitats, soorten en daarmee verbonden natuurlijke rijkdommen of relevante wateren terug in hun referentietoestand te brengen. Het herstel gebeurt via rehabilitatie, vervanging of het tot stand brengen van een gelijkwaardig substituut voor aangetaste natuurlijke rijkdommen op de oorspronkelijk beschadigde locatie of op een andere locatie.

Motivering

Doel van de richtlijn is het herstel van milieuschade, dus primair het creëren van de toestand zoals die zonder aantasting zou zijn geweest. Vaak zal het niet mogelijk blijken de oude toestand geheel te herstellen; daarom moet worden gestreefd naar een gelijksoortige of gelijkwaardige toestand. Het idee van compensatoir herstel respectievelijk het compenseren van tussentijdse verliezen van natuurlijke rijkdommen is daarentegen niet gericht op herstel van het milieu, maar bezit trekken van een stelsel van boetes of strafrechtelijke schadevergoeding, wat met het doel van de richtlijn niets meer te maken heeft. Dit zou vooral leiden tot grote problemen in verband met de monetaire taxatie, waardoor de praktische toepasbaarheid van de nieuwe voorschriften ernstig bemoeilijkt zou worden en met name de verzekerbaarheid enorm in het gedrang zou komen.

Amendement 65
Bijlage II, punt 2.2

2.2.   Herstel van milieuschade, in de zin van waterverontreiniging en van schade aan de biodiversiteit, houdt ook in dat ernstige schade aan of ernstige potentiële risico’s voor de volksgezondheid worden weggenomen wanneer dergelijke schade of dergelijk risico aanwezig is.

2.2.   Herstel van milieuschade, in de zin van waterverontreiniging en van schade aan de biodiversiteit, houdt ook in dat significante schade aan of significante potentiële risico’s voor de volksgezondheid worden weggenomen wanneer dergelijke schade of dergelijk risico aanwezig is.

Motivering

Spreekt voor zich.

Amendement 66
Bijlage II, punt 2.3

2.3.   Wanneer verontreinigde bodems of ondergrond de volksgezondheid ernstig schaadt of het risico op dergelijke schade doet ontstaan, moeten de nodige maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat de relevante verontreinigende stoffen worden gecontroleerd, ingeperkt, verminderd of verwijderd, zodat de verontreinigde bodems geen ernstige schade of gevaar van ernstige schade voor de volksgezondheid meebrengen die onverenigbaar zijn met het huidige of aannemelijk toekomstige gebruik van het desbetreffende terrein. Welk toekomstig gebruik als aannemelijk wordt beschouwd, wordt vastgesteld op basis van de regelgeving voor de bodembestemming die van kracht was op het tijdstip van de schade.

2.3.   Wanneer verontreinigde bodems of ondergrond de volksgezondheid significant schaadt of het risico op dergelijke schade doet ontstaan, moeten de nodige maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat de relevante verontreinigende stoffen worden gecontroleerd, ingeperkt, verminderd of verwijderd, zodat de verontreinigde bodems geen significante schade of gevaar van significante schade voor de volksgezondheid meebrengen die onverenigbaar zijn met het huidige of aannemelijk toekomstige gebruik van het desbetreffende terrein. Welk toekomstig gebruik als aannemelijk wordt beschouwd, wordt vastgesteld op basis van de regelgeving voor de bodembestemming die van kracht was op het tijdstip van de schade.

Motivering

Spreekt voor zich.

Amendement 67
Bijlage II, punt 2.4

2.4.   Het bereiken van de doelstelling van deze richtlijn houdt ook in dat er herstel moet plaatsvinden om te compenseren voor tussentijdse verliezen die zijn geleden tussen de schadedatum en de datum van herstel van de referentietoestand.

Schrappen

Motivering

Zie motivering bij het amendement op Bijlage II, punt 2.1.

Amendement 68
Bijlage II, punt 3.1.3

3.1.3.   Voor elke optie buigt de bevoegde instantie zich over de mogelijke compenserende herstelmaatregelen om het tussentijds verlies van de natuurlijke rijkdommen en diensten in afwachting van het herstel te compenseren.

Schrappen

Motivering

Zie motivering op het amendement bij Bijlage II, punt 2.1.

Amendement 69
Bijlage II, punt 3.1.4

3.1.4.   De bevoegde instantie zorgt ervoor dat bij de vaststelling van de compensatoire herstelmaatregelen rekening wordt gehouden met de tijdsdimensie door verdiscontering van de waarde die aan de natuurlijke rijkdommen en/of diensten moet worden toegekend.

Schrappen

Motivering

Zie motivering bij het amendement op Bijlage II, punt 2.1.

Amendement 70
Bijlage II, punt 3.1.5

3.1.5.   In de mate van het haalbare moet de bevoegde instantie bij de vaststelling van de compenserende herstelmaatregelen in de eerste plaats kiezen voor acties die natuurlijke rijkdommen en/of diensten opleveren van hetzelfde type, dezelfde kwaliteit en vergelijkbare waarde als die welke beschadigd zijn geworden.

Schrappen

Motivering

Zie motivering bij het amendement op Bijlage II, punt 2.1.

Amendement 71
Bijlage II, punt 3.1.6

3.1.6.   Bij de bepaling van de omvang van de herstelmaatregelen met het oog op de totstandbrenging van natuurlijke rijkdommen en/of diensten van hetzelfde type, dezelfde kwaliteit en vergelijkbare waarde als die welke verloren zijn gegaan, kiest de bevoegde instantie bij voorkeur voor evaluatietechnieken waarbij de waarde van een rijkdom of dienst tegen een vergelijkbare rijkdom of dienst wordt afgewogen. In een dergelijke aanpak bepaalt de bevoegde instantie de omvang van de herstelmaatregelen die natuurlijke rijkdommen en/of diensten opleveren van eenzelfde kwaliteit als die welke verloren zijn gegaan.

Schrappen

Motivering

Zie motivering bij het amendement op Bijlage II, punt 2.1.

Amendement 72
Bijlage II, punt 3.1.7

3.1.7.   Wanneer deze eerste keuze van waardebepaling op basis van equivalente natuurlijke rijkdommen of diensten niet mogelijk blijkt, kunnen geldelijke waardebepalingstechnieken ten aanzien van de beschadigde locatie worden gebruikt om de compenserende herstelmaatregelen te kiezen.

Schrappen

Motivering

Zie motivering bij het amendement op Bijlage II, punt 2.1.

Amendement 73
Bijlage II, punt 3.1.8

3.1.8.   Als, naar het oordeel van de bevoegde instantie, een waardebepaling van de verloren gegane rijkdommen en/of diensten mogelijk is, maar een waardebepaling van de vervangende natuurlijke rijkdommen en/of diensten niet haalbaar is binnen een redelijke termijn of tegen redelijke kosten, kan de bevoegde instantie de geldelijke waarde van de verloren gegane natuurlijke rijkdommen en/of diensten schatten en de omvang van de herstelmaatregel kiezen ten belope van een bedrag dat gelijkwaardig is met de verloren gegane waarde.

Schrappen

Motivering

Zie de motivering bij het amendement op Bijlage II, punt 3.1.3, ingediend door mevrouw Niebler en de heer Inglewood.

Amendement 74
Bijlage II, punt 3.2.3

3.2.3.   Bij de evaluatie van de verschillende herstelopties heeft de bevoegde instantie het recht om maatregelen voor herstel in situ te kiezen die de beschadigde biodiversiteit, wateren of bodems niet terug in hun referentietoestand brengen. De bevoegde instantie heeft uitsluitend het recht een dergelijke beslissing te nemen, wanneer zij de diensten, rijkdommen of waarde waaraan ten gevolge van deze beslissing wordt verzaakt, compenseert door de compensatoire maatregelen te versterken en zo een soortgelijk niveau van diensten, rijkdommen of waarde te scheppen als dat waaraan is verzaakt. Deze aanvullende compensatoire maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de regels van paragraaf 3.1. en onderhavige paragraaf van deze bijlage.

3.2.3.   Bij de evaluatie van de verschillende herstelopties heeft de bevoegde instantie het recht om maatregelen voor herstel in situ te kiezen die de beschadigde biodiversiteit, wateren of bodems niet terug in hun referentietoestand brengen, indien volledig herstel onredelijk hoge kosten zou vergen.

Motivering

Zie motivering bij het amendement op Bijlage II, punt 2.1.

Amendement 75
Bijlage II, punt 3.2.4

3.2.4.   De bevoegde instantie moet de exploitant uitnodigen om samen te werken bij de tenuitvoerlegging van de in deze bijlage omschreven procedures zodat bedoelde procedures naar behoren en daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd. De deelname van de exploitant kan gebeuren in de vorm van, onder meer, het leveren van de nodige informatie en gegevens.

3.2.4.   De bevoegde instantie moet de exploitant uitnodigen om samen te werken bij de tenuitvoerlegging van de in deze bijlage omschreven procedures zodat bedoelde procedures naar behoren en daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd. Indien de exploitant de mogelijkheid van herstel niet voorstelt en/of uitvoert, kan de deelname van de exploitant gebeuren in de vorm van, onder meer, het leveren van de nodige informatie en gegevens.

Motivering

Biedt een uitgebreidere keuze aan herstelmogelijkheden.

Amendement 76
Bijlage III, punt 6

6.   Zijn er procedures van beroep in rechte ingeleid door, hetzij aansprakelijke partijen, hetzij gekwalificeerde partijen? (Specificeer de identiteit van de eisers en het resultaat van deze procedures).

6.   Zijn er procedures van beroep in rechte of hoger beroep ingeleid door, hetzij aansprakelijke partijen, hetzij gekwalificeerde partijen? (Specificeer de identiteit van de eisers en het resultaat van deze procedures).

Motivering

Zie motivering bij amendement op artikel 15.

  • [1] Nog niet in het PB gepubliceerd.

ADVIES VAN DE COMMISSIE INDUSTRIE, EXTERNE HANDEL, ONDERZOEK EN ENERGIE

26 maart 2003

aan de Commissie juridische zaken en interne markt

inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade

(COM(2002) 17 – C5‑0088/2002 – 2002/0021(COD))

Rapporteur voor advies: Carlos Westendorp y Cabeza

PROCEDUREVERLOOP

De Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie benoemde op haar vergadering van 26 november 2002 Sir Robert Atkins tot rapporteur voor advies.

De commissie behandelde het ontwerpadvies op haar vergaderingen van 22 januari, 19 februari en 25 maart 2003.

Voor de definitieve stemming deelde Sir Robert Atkins mee dat de goedgekeurde amendementen een dusdanige wijziging van zijn aanvankelijke standpunt met zich mee hadden gebracht, dat hij niet langer als rapporteur voor advies kon optreden. Om die reden benoemde de commissie haar voorzitter, Carlos Westendorp y Cabeza tot rapporteur voor advies.

Op laatstgenoemde vergadering hechtte zij met 25 stemmen voor en 22 tegen bij 1 onthouding haar goedkeuring aan de hierna volgende amendementen.

Bij de stemming waren aanwezig: Carlos Westendorp y Cabeza (voorzitter), Peter Michael Mombaur (ondervoorzitter), Yves Piétrasanta (ondervoorzitter), Jaime Valdivielso de Cué (ondervoorzitter), Gordon J. Adam (verving Massimo Carraro), Per-Arne Arvidsson (verving Werner Langen), Sir Robert Atkins, Carlos Bautista Ojeda (verving Nuala Ahern, overeenkomstig artikel 153, lid 2 van het Reglement), Freddy Blak (verving Konstantinos Alyssandrakis), Guido Bodrato, Armonia Bordes (verving Fausto Bertinotti), Mario Borghezio (verving Marco Cappato), Felipe Camisón Asensio (verving Dominique Vlasto), Giles Bryan Chichester, Nicholas Clegg, Willy C.E.H. De Clercq, Marie-Hélène Descamps (verving Umberto Scapagnini), Harlem Désir, Concepció Ferrer, Francesco Fiori (verving Konrad K. Schwaiger), Colette Flesch, Glyn Ford, Cristina García-Orcoyen Tormo (verving Christian Foldberg Rovsing), Norbert Glante, Alfred Gomolka (verving Marjo Matikainen-Kallström), Laura González Álvarez (verving Gérard Caudron, overeenkomstig artikel 153, lid 2 van het Reglement), Michel Hansenne, Roger Helmer (verving Godelieve Quisthoudt-Rowohl), Hans Karlsson, Caroline Lucas, Astrid Lulling (verving Bashir Khanbhai, overeenkomstig artikel 153, lid 2 van het Reglement), Eryl Margaret McNally, Erika Mann, Angelika Niebler, Seán Ó Neachtain, Reino Paasilinna, Paolo Pastorelli, Ioannis Patakis (verving Marianne Eriksson, overeenkomstig artikel 153, lid 2 van het Reglement), Samuli Pohjamo, John Purvis, Imelda Mary Read, Mechtild Rothe, Paul Rübig, Esko Olavi Seppänen, Roseline Vachetta, W.G. van Velzen, Alejo Vidal-Quadras Roca en Olga Zrihen Zaari.

BEKNOPTE MOTIVERING

ACHTERGROND

In de richtlijn van de Commissie wordt een wettelijke regeling voorgesteld waarmee gewaarborgd moet worden dat de vervuiler de kosten draagt voor het herstel van toekomstige milieuschade. Dit moet een geharmoniseerd kader vormen in de gehele Europese Unie, waarbij gelijke omstandigheden worden bevorderd ter bescherming van zowel exploitanten als het milieu.

STANDPUNT VAN DE RAPPORTEUR VOOR ADVIES

Het hoofddoel van dit Commissievoorstel moet door de Commissie industrie worden verwelkomd. Het zorgt voor een gebalanceerde benadering waarmee druk kan worden uitgeoefend op exploitanten om vervuiling te voorkomen en schade te herstellen, terwijl er slechts een minimaal aantal regels wordt ingevoerd om dit te bereiken.

Het is niet de bedoeling om commentaar te leveren op de voorstellen van andere commissies, maar onze commissie heeft duidelijk aangegeven op het standpunt te staan dat fundamentele wijzigingen van dit voorstel voor een richtlijn tot een onwerkbaar en onpraktisch resultaat zouden leiden met betrekking tot dit toch al zo gecompliceerde onderwerp. Ik zou dan ook simpelweg een aantal elementen van de richtlijn willen opsommen die onder geen beding gewijzigd mogen worden, omdat anders de groei en ontwikkeling van handel en industrie belemmerd kunnen worden.

  • De richtlijn mag niet retroactief zijn.
  • De uitzonderingen met betrekking tot verleende vergunningen of de stand van de wetenschappelijke of technologische kennis moeten worden gehandhaafd.
  • Er moet verplichte aansprakelijkheid zijn, maar geen verplichte verzekering - het leidend beginsel van deze richtlijn is dat de vervuiler de milieuschade moet vergoeden die is veroorzaakt door zijn handelingen (ter dekking van herstelmaatregelen en dergelijke). Het besef dat milieuschade financiële gevolgen heeft zal er tevens toe leiden dat grotere inspanningen worden gedaan om te voorkomen dat milieuschade optreedt. Het beginsel dat de vervuiler betaalt is daarom gericht op herstel van schade en het stimuleren van preventieve maatregelen. Een verplichte regeling inzake verzekeringen zou deze relatie uit evenwicht brengen: exploitanten zouden vanwege het feit dat hun financiële aansprakelijkheid gedekt is door een verzekeringspolis/fonds/heffing... geen stimulans ondervinden om schade te voorkomen (en daarmee de kosten van het betalen voor de vervuiling). Een verplichte regeling inzake verzekeringen zou omschreven kunnen worden als het "verzekeraar betaalt-beginsel". Het aansprakelijkheidsrisico is dan verschoven van de exploitant naar de aanbieder van verzekeringsdiensten.
  • "Biodiversiteit" moet duidelijk worden omschreven.
  • "Hoofdelijke aansprakelijkheid" moet duidelijk worden omschreven.
  • Absolute uitsluiting van nucleaire en maritieme belangen die gedekt worden door de huidige internationale overeenkomsten.
  • Geen invoering van een "Superfund".

Iedereen moet sociale verantwoordelijkheid dragen voor de bescherming van het milieu, omdat het om een hulpbron gaat die uit de aard der zaak eindig is. Exploitanten moeten beseffen dat hun handelingen gevolgen hebben en dat zij zullen moeten betalen voor schade die zij hetzij met opzet, hetzij door onachtzaamheid veroorzaken en waarvoor artikel 9 geen uitzondering biedt. Het beginsel dat de vervuiler betaalt is onder deze voorwaarden aanvaardbaar. Als bovengenoemde punten worden gehandhaafd kan een richtlijn in het leven worden geroepen waarin de belangen van zowel de industrie als het milieu aan bod komen. Uw rapporteur voor advies heeft echter bedenkingen met betrekking tot de vaagheid van de definities en de juridische implicaties daarvan en wil daarom een aantal amendementen ter verduidelijking indienen.

AMENDEMENTEN

De Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie juridische zaken en interne markt onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Door de Commissie voorgestelde tekst[1]Amendementen van het Parlement
Amendement 1
Overweging 6

(6)   Wat de milieuschade betreft, dient deze richtlijn van toepassing te zijn op beroepsactiviteiten waaraan een risico voor de menselijke gezondheid en het milieu is verbonden. Welke activiteiten dit zijn, wordt in beginsel bepaald aan de hand van de desbetreffende communautaire wetgeving waarin de voorschriften zijn opgenomen met betrekking tot bepaalde activiteiten of praktijken die worden geacht een potentieel of feitelijk risico voor de mens of het milieu op te leveren.

(6)   Deze richtlijn is van toepassing op de in de bijlage I opgesomde beroepsactiviteiten waaraan een risico voor de menselijke gezondheid en het milieu is verbonden.

Motivering

Deze uitleg is overbodig. De beroepsactiviteiten in kwestie worden in de bijlage I opgesomd.

Amendement 2
Overweging 14 bis (nieuw)
 

(14 bis)    Het beginsel dat de vervuiler betaalt vereist dat een duidelijk causaal verband wordt aangetoond tussen de milieuschade of het onmiddellijke gevaar voor milieuschade en de handeling of nalatigheid van de exploitant op wie de kosten moeten worden verhaald en aan wie verzoeken tot het nemen van maatregelen moeten worden gericht.

Motivering

Het beginsel dat de vervuiler betaalt vereist dat een exploitant evenredig aan de mate waarin hij schade heeft veroorzaakt aansprakelijk worden gesteld.

Amendement 3
Overweging 17

(17)   Er moet op passende wijze rekening worden gehouden met situaties waarin de betrokken schade of het onmiddellijk gevaar daarvoor het gevolg is van bepaalde gebeurtenissen waarop de exploitant geen vat heeft dan wel van uitstoot of gebeurtenissen die uitdrukkelijk waren toegestaan of waarvan de schadelijkheid niet bekend kon zijn toen die gebeurtenis of uitstoot plaatsvond, of waarin personen handelen in de hoedanigheid van liquidateur en voor het overige geen fouten begaan en niet nalatig zijn, of waarin een exploitant niets anders doet dan de ten aanzien van zijn activiteiten geldende voorschriften naleven. In dit verband kunnen zich situaties voordoen waarin het gerechtvaardigd is dat de lidstaten toch tot het nemen van maatregelen gehouden zijn, ook al dient de exploitant de kosten van de preventie‑ of herstelmaatregelen niet te dragen.

(17)   Er moet op passende wijze rekening worden gehouden met situaties waarin de betrokken schade of het onmiddellijk gevaar daarvoor het gevolg is van bepaalde gebeurtenissen waarop de exploitant geen vat heeft dan wel van uitstoot of gebeurtenissen die uitdrukkelijk waren toegestaan of waarvan de schadelijkheid niet bekend kon zijn toen die gebeurtenis of uitstoot plaatsvond, of waarin personen handelen in de hoedanigheid van liquidateur en voor het overige geen fouten begaan en niet nalatig zijn, of waarin een exploitant niets anders doet dan de ten aanzien van zijn activiteiten geldende voorschriften naleven. In dit verband kunnen zich situaties voordoen waarin het gerechtvaardigd is dat de bevoegde instanties van de lidstaten toch tot het nemen van maatregelen gehouden zijn, ook al dient de exploitant de kosten van de preventie‑ of herstelmaatregelen niet te dragen.

Motivering

De voor milieukwesties bevoegde instantie verschilt naargelang van de lidstaat. De noodzakelijke maatregelen dienen te worden getroffen door de daartoe bevoegde instantie.

Amendement 4
Overweging 19

(19)   Er moet in een passende regeling worden voorzien voor gevallen waarin de schade door meer exploitanten is veroorzaakt, met inbegrip van de mogelijkheid voor de lidstaten in hetzij hoofdelijke financiële aansprakelijkheid, hetzij een eerlijke en redelijke verdeling van de financiële aansprakelijkheid te voorzien.

(19)   Er moet in een passende regeling worden voorzien voor gevallen waarin de schade door meer exploitanten is veroorzaakt, teneinde de lidstaten in staat te stellen de financiële aansprakelijkheid op een eerlijke en redelijke basis te verdelen.

Motivering

Het beginsel "de vervuiler betaalt" dient te worden nageleefd. De herstelkosten moeten worden betaald door degene die de schade heeft veroorzaakt, en niet door de rest van de sector, die niets te maken heeft met het negatieve effect van de aangerichte schade op het milieu.

Amendement 5
Overweging 26

(26)   De lidstaten bevorderen het gebruik door de exploitanten van alle passende verzekeringen of andere vormen van financiële zekerheid teneinde in een doeltreffende dekking van de uit deze richtlijn voortvloeiende financiële verplichtingen te voorzien.

(26)   De lidstaten bevorderen het gebruik door de exploitanten van alle passende verzekeringen teneinde in een doeltreffende dekking van de uit deze richtlijn voortvloeiende financiële verplichtingen te voorzien. Deze dekking dient beperkt te blijven tot milieuaansprakelijkheid.

Motivering

De vaststelling van andere soorten financiële garanties, met name door de instelling van fondsen, is niet in overeenstemming met het beginsel "de vervuiler betaalt", aangezien zich in dat geval situaties kunnen voordoen waarin degenen die geen milieuschade hebben veroorzaakt toch moeten betalen. In de richtlijn dient duidelijk te worden gesteld dat milieuaansprakelijkheid een nieuw begrip is van het bestuursrecht dat verschilt van de civiele aansprakelijkheid. Milieuaansprakelijkheid mag niet verder gaan dan de milieuschade zelf, aangezien voor de indirecte, uit de milieuaantasting voortvloeiende schade een specifiek rechtsstelsel geldt.

Amendement 6
Overweging 29

(29)   De lidstaten dienen de Commissie verslag uit te brengen over de ervaringen die zij met de toepassing van deze richtlijn hebben opgedaan, teneinde de Commissie in staat te stellen, rekening houdend met de gevolgen voor duurzame ontwikkeling, te beoordelen of deze richtlijn moet worden herzien.

(29)   De lidstaten dienen de Commissie verslag uit te brengen over de ervaringen die zij met de toepassing van deze richtlijn hebben opgedaan, teneinde de Commissie in staat te stellen, rekening houdend met de gevolgen voor duurzame ontwikkeling en de evolutie van de markt van milieuaansprakelijkheidsverzekeringen, te beoordelen of deze richtlijn moet worden herzien

Motivering

De evolutie van de verzekeringenmarkten dient te worden gevolgd, teneinde na te gaan of ze behoorlijk functioneren en of ze geen tekortkomingen vertonen.

Amendement 7
Artikel 2, lid 1, punt 1

1.   "referentietoestand": de toestand waarin de natuurlijke rijkdommen en ecosysteemdiensten zich zouden hebben bevonden indien zich geen schade had voorgedaan, zoals gereconstrueerd aan de hand van historische gegevens, referentiegegevens, controlegegevens en gegevens over trends (zoals het aantal dode dieren), welke naar gelang van het geval afzonderlijk of in combinatie kunnen worden gebruikt;

1.   "referentietoestand": de toestand waarin de natuurlijke rijkdommen en ecosysteemdiensten zich bevonden voordat de schade zich heeft voorgedaan, zoals gereconstrueerd aan de hand van historische gegevens, referentiegegevens, controlegegevens en gegevens over trends (zoals het aantal dode dieren), welke naar gelang van het geval afzonderlijk of in combinatie kunnen worden gebruikt;

Motivering

De formulering "zich zouden hebben bevonden indien zich geen schade had voorgedaan" schept verwarring ten aanzien van het moment waarop de schade zich heeft voorgedaan. De natuurlijke rijkdommen en ecosysteemdiensten dienen te worden hersteld in de staat waarin zij zich bevonden voordat de schade werd aangericht, en niet in een hypothetische staat die wordt bepaald op basis van onduidelijke reconstructies.

Amendement 8
Artikel 2, lid 1, punt 2

2.   "biodiversiteit": de natuurlijke habitats en soorten die in bijlage I van Richtlijn 79/409/EEG of in de bijlagen I, II en IV van Richtlijn 92/43/EEG worden genoemd, alsook habitats en soorten waarop die richtlijnen niet van toepassing zijn maar waarvoor beschermings‑ of instandhoudingsgebieden zijn aangewezen uit hoofde van de nationale wetgeving inzake natuurbehoud;

2.   "biodiversiteit": de op grond van artikel 4 van richtlijn 79/409/EEG of artikel 3 van richtlijn 92/43/EEG voor bescherming in aanmerking komende natuurlijke habitats en soorten in de daartoe in het kader van Natura 2000 aangewezen beschermingsgebieden;

Motivering

Een verduidelijking van artikel 2 is vereist, opdat alle habitats en soorten die aan de criteria van Natura 2000 voldoen, het onderwerp worden van wettelijke aansprakelijkheid, en niet alle habitats en soorten die genoemd worden in bijlage I van richtlijn 79/409/EEG (Vogelbeschermingsrichtlijn) en de bijlagen I en II van richtlijn 92/43/EEG (Habitat-richtlijn). Dit is voor de verzekerbaarheid van de schade aan de biodiversiteit een essentiële voorwaarde. De beschermde gebieden uit hoofde van Natura2000 dienen per slot van rekening voor de bescherming van soorten en habitats, welke door de bescherming van deze gebieden gegarandeerd kan worden.

Amendement 9
Artikel 2, lid 1, punt 4

4.   “kosten”: de kosten die verantwoord zijn op basis van de noodzaak, een juiste en doeltreffende toepassing van deze richtlijn te garanderen, inclusief de huishoudelijke, juridische en handhavingskosten, de kosten van het vergaren van gegevens en andere algemene kosten, en de kosten in verband met monitoring en toezicht;

4.   “kosten”: de proportionele kosten die verantwoord zijn binnen het kader van deze richtlijn op basis van de noodzaak om op juiste en doeltreffende wijze het voorkomen en herstellen van milieuschade te garanderen;

Motivering

De kosten moeten evenredig zijn aan de verantwoordelijkheid van de vervuiler, en toegestaan krachtens de nationale wetgeving. Het verhalen van de kosten is voorbehouden aan de nationale wetgevers.

Amendement 10
Artikel 2, lid 1, punt 19

19.   "waarde": de maximumhoeveelheid goederen, diensten of geld die een persoon bereid is te besteden om een specifiek goed of een specifieke dienst te verkrijgen, of de minimumhoeveelheid goederen, diensten of geld die een persoon bereid is te aanvaarden in ruil voor het derven van een specifiek goed of een specifieke dienst. De totale waarde van een habitat of soort omvat de waarde die personen door het directe gebruik van die natuurlijke rijkdom – bijvoorbeeld door zwemmen, bootjevaren, vogelwaarneming ‑ ontvangen, alsook de waarde die personen ongeacht het directe gebruik aan die habitats en soorten toekennen. Dit sluit het derven van financiële inkomsten door individuele personen uit;

Schrappen

Motivering

Dankzij het schrappen van het idee van de compensatie van de tussentijdse verliezen valt ook de eis van de problematische definitie van de evaluatie van natuurlijke rijkdommen weg, die door het ondervragen van personen zou moeten geschieden.

Amendement 11
Artikel 3, lid 1

1.   Deze richtlijn is van toepassing op milieuschade die wordt veroorzaakt door de uitoefening van enige in bijlage I genoemde beroepsactiviteit alsook op elk onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich voordoet als gevolg van een van die activiteiten.

1.   Deze richtlijn is van toepassing op milieuschade die wordt veroorzaakt door of in verband met de uitoefening van enige in bijlage I genoemde beroepsactiviteit alsook op elk onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich voordoet als gevolg van een van die activiteiten.

Motivering

Omwille van de duidelijkheid moet niet alleen schade die door de uitoefening van de activiteit wordt veroorzaakt, maar ook schade die daarmee verband houdt expliciet worden opgenomen.

Amendement 12
Artikel 3, lid 2

2.   Deze richtlijn is van toepassing op schade aan de biodiversiteit als gevolg van de uitoefening van enige andere beroepsactiviteit dan de in bijlage I genoemde, alsook op elk onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich voordoet als gevolg van een van die activiteiten.

Schrappen

Motivering

Schade aan de biodiversiteit vormt een geheel nieuwe categorie. De concrete omschrijving van dit schadebegrip levert grote problemen op en de praktische toepassing zal nog moeilijker worden. Hier wordt een gebied betreden dat volstrekt nieuw is voor degenen die het recht toepassen, maar vooral voor de potentiële verantwoordelijken. Daarom lijkt het niet wenselijk om ten aanzien van niet-gevaarlijke activiteiten een aansprakelijkheidsregeling in te voeren voor deze nieuwe schadecategorie. Zie tevens amendement 2.

Amendement 13
Artikel 3, lid 3, letter (e bis) (nieuw)
 

(e bis)    enige andere of toekomstige internationale overeenkomst inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding in verband met milieuschade.

Motivering

Schade die onder enige bestaande of toekomstige internationale overeenkomst valt, moet van het toepassingsgebied van de richtlijn worden uitgesloten.

Amendement 14
Artikel 3, lid 4, letter (d bis) (nieuw)
 

(d bis)    enige andere of toekomstige internationale overeenkomst inzake aansprakelijkheid of schadevergoeding in verband met schade door kernmateriaal.

Motivering

Schade die onder enige bestaande of toekomstige internationale overeenkomst valt, moet van het toepassingsgebied van de richtlijn worden uitgesloten.

Amendement 15
Artikel 3, lid 8

8.   Onverminderd het bepaalde in artikel 11, lid 3, verleent deze richtlijn particulieren geen recht op schadevergoeding voor economische verliezen die zij zouden kunnen hebben geleden als gevolg van milieuschade of onmiddellijk gevaar dat zich dergelijke schade voordoet.

8.   Deze richtlijn verleent geen recht op schadevergoeding voor economische verliezen als gevolg van milieuschade of onmiddellijk gevaar dat zich dergelijke schade voordoet.

Motivering

Stelsels voor burgerrechtelijke aansprakelijkheid zijn in de lidstaten reeds ver ontwikkeld. Het verband tussen deze stelsels en het voorstel moet duidelijk zijn.

Amendement 16
Artikel 4, lid 1

1.   Wanneer zich nog geen milieuschade heeft voorgedaan maar onmiddellijk gevaar bestaat dat dergelijke schade zich zal voordoen, verplicht de bevoegde instantie de exploitant de nodige preventiemaatregelen te nemen of neemt zij zelf dergelijke maatregelen.

1.   Wanneer zich nog geen milieuschade heeft voorgedaan maar onmiddellijk gevaar bestaat dat dergelijke schade zich zal voordoen, doet de bevoegde instantie het volgende:

 

a)   zij stelt de exploitant op de hoogte van de situatie en stelt een redelijke termijn vast om hierop te reageren,

en

 

b)   als er onvoldoende wordt gedaan, verplicht zij de exploitant de nodige preventiemaatregelen te nemen of neemt zij zelf dergelijke maatregelen.

Motivering

De exploitant moet in de gelegenheid worden gesteld schade te voorkomen, voordat de autoriteiten optreden.

Amendement 17
Artikel 5, titel

Herstel

Herstelmaatregelen

Motivering

Primair is de exploitant aansprakelijk voor het herstellen van de schade die aan het milieu is toegebracht. De verantwoordelijkheid van de instanties dient zich in de eerste fase te beperken tot toezicht en advisering. Daarmee zou een steviger basis worden gegeven aan het door de Commissie gewenste beginsel "de vervuiler betaalt". De autoriteiten moeten evenwel de bevoegdheid hebben tot het nemen van maatregelen als zij dat nodig achten.

Amendement 18
Artikel 5, lid 1

1.   Wanneer zich milieuschade heeft voorgedaan, verplicht de bevoegde instantie de exploitant de nodige herstelmaatregelen te nemen of neemt zij zelf dergelijke maatregelen.

1.   Wanneer zich milieuschade heeft voorgedaan, stelt de exploitant de bevoegde instantie onverwijld in kennis van alle relevante aspecten van de toestand en neemt hij de nodige herstelmaatregelen overeenkomstig artikel 6.

Motivering

Primair is de exploitant aansprakelijk voor het herstellen van de schade die aan het milieu is toegebracht. De verantwoordelijkheid van de instanties dient zich in de eerste fase te beperken tot toezicht en advisering. Daarmee zou een steviger basis worden gegeven aan het door de Commissie gewenste beginsel "de vervuiler betaalt". De autoriteiten moeten evenwel de bevoegdheid hebben tot het nemen van maatregelen als zij dat nodig achten.

Amendement 19
Artikel 5, lid 2

2.   Indien de exploitant geen gehoor geeft aan een verzoek dat uit hoofde van lid 1 aan hem wordt gericht, neemt de bevoegde instantie de nodige herstelmaatregelen.

2.   De bevoegde instantie kan te allen tijde:

 

a)   van de exploitant verlangen dat hij aanvullende informatie verstrekt over opgetreden schade;

 

b)   van de exploitant verlangen dat hij de nodige herstelmaatregelen neemt;

 

c)   de exploitant instructies geven over de nemen herstelmaatregelen waaraan deze gevolg moet geven, of

 

d)   zelf de nodige herstelmaatregelen nemen.

Motivering

Primair is de exploitant aansprakelijk voor het herstellen van de schade die aan het milieu is toegebracht. De verantwoordelijkheid van de instanties dient zich in de eerste fase te beperken tot toezicht en advisering. Daarmee zou een steviger basis worden gegeven aan het door de Commissie gewenste beginsel "de vervuiler betaalt". De autoriteiten moeten evenwel de bevoegdheid hebben tot het nemen van maatregelen als zij dat nodig achten.

Amendement 20
Artikel 5, lid 4 bis (nieuw)
 

4 bis.    Onverminderd enige verdere actie die de bevoegde instantie uit hoofde van dit artikel kan verlangen, zorgen de lidstaten ervoor dat, wanneer exploitanten weten dat er milieuschade is opgetreden en zij over passende noodplannen beschikken, deze exploitanten verplicht en gemachtigd zijn de nodige herstelmaatregelen te nemen die binnen het kader van dergelijke noodplannen mogelijk zijn, zonder een verzoek daartoe van de bevoegde instantie af te wachten.

Motivering

De exploitanten dienen gemachtigd te worden en kunnen zelfs op grond van andere wetgeving de verplichting hebben om bij het optreden van schade noodplannen uit te voeren om een snel herstel te verzekeren en verdere schade te voorkomen.

Amendement 21
Artikel 6, lid 2 bis (nieuw)
 

2 bis.    De lidstaten zijn in de in lid 1 genoemde gevallen verantwoordelijk voor de schade die wordt veroorzaakt door op hun grondgebied gevestigde exploitanten en gevolgen heeft of dreigt te hebben voor een andere lidstaat.

Motivering

De vraag wie bij grensoverschrijdende schade verantwoordelijk is, wordt in de tekst van de Commissie niet behandeld.

Amendement 22
Artikel 7, lid 1

1.   Onverminderd het bepaalde in de artikelen 8, 9 en 10 verhaalt de bevoegde instantie de kosten die zij in samenhang met het nemen van preventie- of herstelmaatregelen uit hoofde van deze richtlijn heeft gedragen, op de exploitant die de schade of het onmiddellijk gevaar voor schade heeft veroorzaakt.

1.   Onverminderd het bepaalde in de artikelen 8, 9, 10, 11 en 12, verhaalt de bevoegde instantie de kosten die zij in samenhang met het nemen van preventie- of herstelmaatregelen uit hoofde van deze richtlijn heeft gedragen, op de exploitant, indien zij een duidelijk causaal verband aantoont tussen de handelingen of nalatigheid van de exploitant en de milieuschade of het onmiddellijke gevaar daarvoor.

Motivering

Omwille van de duidelijkheid moet ook melding worden gemaakt van de artikelen 11 en 12, die eveneens het verhalen van kosten betreffen. Bovendien vereist het beginsel dat de vervuiler betaalt dat een exploitant evenredig aan de mate waarin hij schade heeft veroorzaakt aansprakelijk wordt gesteld.

Amendement 23
Artikel 7, lid 2

2.   De bevoegde instantie verhaalt op de exploitant die de schade of het onmiddellijk gevaar voor schade heeft veroorzaakt, eveneens de kosten van het opmaken van de milieuschade en, in voorkomend geval, de kosten van de evaluatie van het onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich zal voordoen.

2.   De bevoegde instantie verhaalt op de exploitant eveneens de kosten van het opmaken van de milieuschade en, in voorkomend geval, de kosten van de evaluatie van het onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich zal voordoen, indien zij een duidelijk causaal verband aantoont tussen de handelingen of nalatigheid van de exploitant en de milieuschade of het onmiddellijke gevaar daarvoor. De bevoegde instantie mag op de exploitant geen kosten verhalen die verband houden met ongegronde verzoeken tot het nemen van maatregelen.

Motivering

Het beginsel dat de vervuiler betaalt vereist dat een exploitant evenredig aan de mate waarin hij schade heeft veroorzaakt aansprakelijk wordt gesteld.

Amendement 24
Artikel 9, lid 1, letter a)

(a)   een oorlogsdaad, vijandelijkheden, burgeroorlog of oproer;

(a)   een oorlogsdaad, vijandelijkheden, burgeroorlog, terrorisme of oproer;

Motivering

Met het oog op de recente gebeurtenissen moeten ook terrorisme úitdrukkelijk als uitzondering worden genoemd.

Amendement 25
Artikel 9, lid 3, letter (a)

(a)   een handeling die door een derde werd verricht met de bedoeling schade te veroorzaken, voorzover de schade zich heeft voorgedaan ondanks het feit dat er passende veiligheidsmaatregelen waren getroffen; of

(a)   een handeling die door een derde werd verricht, voorzover de schade zich heeft voorgedaan ondanks het feit dat er passende veiligheidsmaatregelen waren getroffen; of

Motivering

De exploitant dient niet alleen te worden ontslagen van de verplichting de kosten te dragen als een derde een handeling verricht met de bedoeling schade te veroorzaken, maar ook als een derde bijvoorbeeld nalatig heeft gehandeld.

Amendement 26
Artikel 11, lid 1

1.   Onverminderd het bepaalde in lid 2 mogen de lidstaten ten aanzien van gevallen waarin de bevoegde instantie met een voldoende graad van waarschijnlijkheid aannemelijk kan maken dat één en dezelfde schade door de handelingen of nalatigheid van meerdere exploitanten werd veroorzaakt, ofwel bepalen dat de betrokken exploitanten hoofdelijk financieel aansprakelijk worden gesteld voor die schade, ofwel bepalen dat de bevoegde instantie op een correcte en redelijke basis het aandeel van de kosten vaststelt dat door iedere exploitant moet worden gedragen.

1.   Wanneer één en dezelfde schade door de handelingen of nalatigheid van meerdere exploitanten werd veroorzaakt, moet elk van hen de kosten dragen van het gedeelte van de herstelmaatregelen dat overeenkomt met zijn aandeel in de veroorzaakte schade.

Motivering

In het voorstel wordt het geheel aan de lidstaten overgelaten of bij schade die door meerdere exploitanten is veroorzaakt, wordt uitgegaan van een hoofdelijke dan wel een evenredige aansprakelijkheid. Dit punt dient op Europees vlak eenvormig te worden geregeld, en wel zo dat de verantwoordelijke alleen het gedeelte van de kosten van de herstelmaatregelen moet dragen dat overeenkomt met zijn aandeel in de veroorzaakte schade.

Amendement 27
Artikel 11, leden 2 en 3

2.   Exploitanten die kunnen aantonen in welke mate de schade het gevolg is van hun activiteiten, zijn alleen verplicht de kosten te dragen die samenhangen met dat deel van de schade.

Schrappen

3.   Deze richtlijn laat eventuele bepalingen van nationaal recht inzake regres onverlet.

Schrappen

Motivering

Het aspect van het veroorzaken door meerdere exploitanten moet uniform op Europees niveau worden geregeld en wel op zodanige wijze dat de veroorzaker slechts voor dat deel van het herstel moet betalen dat overeenkomt met het door hem veroorzaakte aandeel van de schade. Indien de aandelen niet kunnen worden vastgesteld, is het aan de instantie om in de afzonderlijke gevallen te zorgen voor een correcte en redelijke verdeling.

Amendement 28
Artikel 13, lid 5 bis (nieuw)
 

5 bis.    Exploitanten hebben het recht tegen elk door de bevoegde instantie uit hoofde van artikel 13 genomen besluit in beroep te gaan bij een rechtbank of een andere onafhankelijke en neutrale, bij wet ingestelde instantie.

Motivering

Voor uitvoeringsbesluiten dient een recht van beroep te gelden.

Amendement 29
Artikel 16

De lidstaten bevorderen de gebruikmaking door de exploitanten van passende verzekeringen of andere vormen van financiële zekerheid. De lidstaten bevorderen ook de ontwikkeling van passende verzekerings‑ of andere financiële garantie-instrumenten en ‑markten door de geëigende deelnemers aan het economisch en financieel verkeer, met inbegrip van de sector van de financiële diensten.

1.   De lidstaten verplichten de exploitanten gebruik te maken van passende verzekeringen of andere vormen van financiële zekerheid ter dekking van hun verantwoordelijkheden uit hoofde van deze richtlijn met betrekking tot de in bijlage I genoemde activiteiten [binnen vijf jaar te rekenen vanaf de in artikel 21 vermelde datum].

De lidstaten kunnen besluiten deze bepaling niet toe te passen op activiteiten met een gering risico.

 

2.   De lidstaten kunnen toestaan dat de financiële zekerheid in de tijd wordt beperkt en kunnen hiervoor een bovengrens vaststellen.

 

3.   De lidstaten nemen ook maatregelen ter bevordering van de ontwikkeling van financiële garantie-instrumenten en ‑markten door de geëigende deelnemers aan het economisch en financieel verkeer.

Motivering

Een verzekeringsplicht zou het belang van ecologische voorzorgsmaatregelen onderstrepen en daarmee een doeltreffende prikkel bieden om over te gaan op milieuvriendelijke installaties. Ook zou zo gegarandeerd zijn dat de autoriteiten de nodige herstelmaatregelen daadwerkelijk kunnen uitvoeren. Zonder deze plicht krijgen de regionale en lokale overheden - die ter plaatse verantwoordelijk zijn voor het afvalbeheer - te maken met grote financiële risico's.

Een probleem is de eventuele niet-verzekerbaarheid. Vertegenwoordigers van de verzekeringsmaatschappen hebben erop gewezen dat zij de exploitanten geen dekking kunnen bieden in geval van onbeperkte aansprakelijkheid, strikte aansprakelijkheid met betrekking tot de in bijlage I genoemde activiteiten en "schade aan de biodiversiteit".

De bepalingen in de richtlijn dienen flexibel genoeg te zijn om de lidstaten en de exploitanten in staat te stellen volgens het subsidiariteitsbeginsel een praktische vorm van financiële zekerheid te kiezen.

Amendement 30
Artikel 17

Wanneer milieuschade gevolgen heeft of dreigt te hebben voor meerdere lidstaten, werken die lidstaten samen teneinde ervoor te zorgen dat correcte en doeltreffende preventie‑ of, in voorkomend geval, herstelmaatregelen met betrekking tot alle milieuschade worden genomen.

Wanneer milieuschade gevolgen heeft of dreigt te hebben voor meerdere lidstaten, dan brengt de lidstaat waar de schade zich heeft voorgedaan de lidstaten die ook dreigen te worden getroffen op de hoogte van het bestaan van het gevaar. De lidstaten werken samen teneinde ervoor te zorgen dat correcte en doeltreffende preventie‑ of, in voorkomend geval, herstelmaatregelen met betrekking tot alle milieuschade worden genomen.

Motivering

Er dient te worden voorzien in gezamenlijke actie, indien nodig.

Amendement 31
Bijlage II, punt 3.2.4

3.2.4.   De bevoegde instantie moet de exploitant uitnodigen om samen te werken bij de tenuitvoerlegging van de in deze bijlage omschreven procedures zodat bedoelde procedures naar behoren en daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd. De deelname van de exploitant kan gebeuren in de vorm van, onder meer, het leveren van de nodige informatie en gegevens.

3.2.4.   De bevoegde instantie moet de exploitant uitnodigen om samen te werken bij de tenuitvoerlegging van de in deze bijlage omschreven procedures zodat bedoelde procedures naar behoren en daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd. Indien de exploitant de mogelijkheid van herstel niet voorstelt en/of uitvoert, kan de deelname van de exploitant gebeuren in de vorm van, onder meer, het leveren van de nodige informatie en gegevens.

Motivering

Biedt een uitgebreidere keuze aan herstelmogelijkheden.

  • [1] PB C 151 van 25.06.02, blz. 132.

ADVIES VAN DE COMMISSIE MILIEUBEHEER, VOLKSGEZONDHEID EN CONSUMENTENBELEID

24 januari 2003

aan de Commissie juridische zaken en interne markt

inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade

(COM(2002) 17 – C5‑0088/2002 – 2002/0021(COD))

Rapporteur voor advies: Mihail Papayannakis

PROCEDUREVERLOOP

De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid benoemde op haar vergadering van 27 maart 2002 Mihail Papayannakis tot rapporteur voor advies.

De commissie behandelde het ontwerpadvies op haar vergaderingen van 9 juli 2002, 8 oktober 2002, 5 november 2002, 10 december 2002 en 22 januari 2003.

Op dezelfde/laatstgenoemde vergadering hechtte zij met 31 stemmen voor en 25 tegen bij 1 onthouding haar goedkeuring aan de hierna volgende amendementen.

Bij de stemming waren aanwezig: Caroline F. Jackson (voorzitter), Alexander de Roo, Anneli Hulthén en Mauro Nobilia (ondervoorzitters), Mihail Papayannakis (rapporteur voor advies), María del Pilar Ayuso González, Emmanouil Bakopoulos (verving Pernille Frahm), Hans Blokland, David Robert Bowe, John Bowis, Hiltrud Breyer, Martin Callanan, Dorette Corbey, Chris Davies, Avril Doyle, Anne Ferreira, Marialiese Flemming, Karl-Heinz Florenz, Cristina García-Orcoyen Tormo, Laura González Álvarez, Robert Goodwill, Françoise Grossetête, Jutta D. Haug (verving Torben Lund), Marie Anne Isler Béguin, Hedwig Keppelhoff-Wiechert (verving Raffaele Costa), Christa Klaß, Eija-Riitta Anneli Korhola, Hans Kronberger, Bernd Lange, Paul A.A.J.G. Lannoye (verving Patricia McKenna), Peter Liese, Giorgio Lisi (verving Cristina Gutiérrez Cortines), Jules Maaten, Minerva Melpomeni Malliori, Jorge Moreira da Silva, Emilia Franziska Müller, Riitta Myller, Ria G.H.C. Oomen-Ruijten, Marit Paulsen, Frédérique Ries, Dagmar Roth-Behrendt, Guido Sacconi, Jean Saint-Josse (verving Jean-Louis Bernié), Giacomo Santini (verving Giuseppe Nisticò), Karin Scheele, Horst Schnellhardt, Inger Schörling, Jonas Sjöstedt, María Sornosa Martínez, Catherine Stihler, Nicole Thomas-Mauro, Astrid Thors, Antonios Trakatellis, Elena Valenciano Martínez-Orozco, Kathleen Van Brempt, Peder Wachtmeister en Phillip Whitehead.

BEKNOPTE MOTIVERING

Inleiding

Op 23 januari 2002 publiceerde de Europese Commissie een nogal verward voorstel voor een verordening betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade. Aan de ontwikkeling van deze EU wetgeving gaat een lange voorgeschiedenis vooraf tot in de vroegere jaren '80, in welke periode er diverse halfslachtige pogingen zijn ondernomen om aansprakelijkheids- en verzekeringsbepalingen toe te passen op de richtlijn inzake het grensoverschrijdende vervoer van gevaarlijke afvalstoffen (84/631/EEG). Dit wetgevingsproces, dat reeds tien jaar lang loopt, omvat:

-   de publicatie in mei 1993 van het Groenboek betreffende herstel van milieuschade (COM(93) 47 def.);

-   de goedkeuring, in juni 1993, door de Raad van Europa van de "conventie van Lugano" inzake wettelijke aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door gevaarlijke activiteiten, welke door de lidstaten werd ondertekend, maar nog niet is geratificeerd;

-   snelle vooruitgang in de nationale en regionale wetgeving inzake milieuaansprakelijkheid binnen de lidstaten van de Europese Unie;

-   de goedkeuring door het Europees Parlement, in april 1994, van een resolutie waarin er bij de Commissie op wordt aangedrongen om "een voorstel in te dienen voor een richtlijn betreffende wettelijke aansprakelijkheid voor milieuschade";

-   de goedkeuring, in februari 2000, van een Witboek waarin het accent gelegd wordt op een aanpak waarbij wettelijke aansprakelijkheid (die traditionele schade dekt) centraal staat;

-   de goedkeuring door de Milieucommissie van het EP van een advies over het witboek betreffende milieu aansprakelijkheid, en

-   het huidige voorstel, dat gebaseerd is op een publiekrechtelijke benadering.

De ontoereikendheid van bepaalde definities:

Biodiversiteit, zoals die door de Commissie wordt gedefinieerd, beperkt zich tot habitats en soorten die onder de habitat- en vogelrichtlijnen vallen. Geraamd wordt dat op grond van deze definitie de richtlijn slechts van toepassing zal zijn op 13% van het grondgebied van de Europese unie en voor de overige 87% irrelevant zal zijn. Naast de bovengenoemde richtlijnen heeft de Europese Unie ook een aantal internationale verdragen en overeenkomsten geratificeerd betreffende de bescherming van specifieke soorten of gebieden; hieronder behoren de Conventies van Bonn en Bern. De aansprakelijkheidsregeling moet dus, als absoluut minimum, betrekking hebben op schade toegebracht aan alle soorten en habitats die bescherming genieten uit hoofde van de regionale, nationale, internationale en EU wetgeving, waarbij zowel aan bestaande wetgeving moet worden gedacht, als aan latere wijzigingen daarop en relevante toekomstige wetgeving.

De definitie van "bodemverontreiniging" of "verontreiniging van bodem en ondergrond", moet ook stralingsverontreiniging inhouden, teneinde een maximale bescherming van het publiek te verzekeren.

Milieuschade: volgens de ontwerprichtlijn treedt aansprakelijkheid voor het herstel van milieuschade pas op vanaf een bepaalde mate van "ernstige nadelige gevolgen". In het voorstel van de Commissie wordt een drempel van "ernstige nadelige gevolgen" ingevoerd. Dit doet de vraag rijzen wie de ernst van de schade in elk geval zal bepalen, en de maatstaf die hierbij moet worden aangelegd. De Commissie heeft geen gemeenschappelijk toepasselijke standaarden ontwikkeld om de ernst van effecten op het ecosysteem, habitats of soorten te beoordelen of voor methoden om deze ernst te testen.

De gemeenschappelijke normen moeten bepalingen omvatten inzake:

-   de omvang en de intensiteit van de schade,

-   de duur van de schade,

-   de vraag of de schade omkeerbaar is of onomkeerbaar, en

-   de gevoeligheid en zeldzaamheid van de bedreigde soorten of natuurgebieden.

GMO's

Het is van groot belang dat de definitie van "milieuschade" ook de Genetisch Gemodificeerde Organismen (GMO's) omvat. In de ontwerprichtlijn komen uitzonderingsbepalingen voor, die de producenten en exploitanten van GMO's vrijwaren van aansprakelijkheid voor aan het milieu toegebrachte schade. Volgens de ontwerprichtlijn is er geen sprake van aansprakelijkheid voor gebeurtenissen of activiteiten waarvoor een vergunning is verleend of die op grond van de toenmalige wetenschappelijke kennis niet als schadelijk werden beschouwd. Aansprakelijkheid zal daarom een illusoir karakter krijgen, omdat eventuele schadelijke gevolgen van een GMO waarvoor een markt vergunning is verleend nooit onder de milieuaansprakelijkheid zullen komen te vallen.

Schade aan de luchtkwaliteit moet ook in de definitie van "milieuschade" worden opgenomen, aangezien hiervan schadelijke effecten uitgaan op de menselijke gezondheid en het milieu.

Voorbijgaande verliezen

Een andere moeilijkheid betreft het begrip van compensatie voor voorbijgaande verliezen van natuurgebieden en de daardoor geleverde ecosysteemdiensten. De identificatie en kwantificering van deze voorbijgaande verliezen, die onlosmakelijk verbonden zijn aan de primaire keuze voor de optie van "herstel", zijn van fundamenteel belang voor de selectie van de compenserende maatregelen.

Reikwijdte

Het voorstel voorziet in de invoering van een nauwkeurig omschreven aansprakelijkheid voor schade die aan land, water en biodiversiteit berokkend wordt door de activiteiten welke genoemd worden in Bijlage I en ook in aansprakelijkheid op basis van schuld voor schade die door andere professionele activiteiten aan de biodiversiteit wordt toegebracht. De in Bijlage I genoemde lijst van gereguleerde activiteiten ziet echter voorbij aan een groot aantal potentiële bronnen van ernstige milieuschade. Een uitbreiding van deze lijst is daarom noodzakelijk.

Verontreiniging door aardolie en nucleaire schade worden van het bereik van de EU-richtlijn inzake milieu aansprakelijkheid uitgezonderd met het argument dat dit soort schade reeds door andere internationale overeenkomsten gedekt wordt. Dit is niet juist. Wat meer in het bijzonder de nucleaire schade aangaat, dekt de Conventie van Parijs slechts de traditionele schade en niet de milieuschade; door deze uitzondering wordt dus artikel 3.4 van de richtlijn volkomen ontkracht. De nucleaire schade moet in de richtlijn worden opgenomen, zodat deze voor compensatie in aanmerking komt, net als iedere andere vorm van schade aan het milieu. Geen enkele andere vorm van energie ontvangt dezelfde preferentiële behandeling, die thans aan kernenergie wordt gegeven.

Uitzonderingen

Het bereik en de effectiviteit van een strenge aansprakelijkheidsregeling zijn in sterke mate afhankelijk van de aard en de omvang van de toegestane uitzonderingen. De in de tekst van het voorstel voor een richtlijn opgenomen uitzonderingen betreffende "overeenkomstigheid met vergunning" en "state of the art", moet een volledig worden verwijderd, om ervoor te zorgen dat de herstelkosten werkelijk worden gedragen door hen die de milieuschade veroorzaken. Deze uitzonderingen kunnen niet als verdedigingen worden aanvaard, want dan zou het bereik van de aansprakelijkheidsregeling ernstig worden ingeperkt. De effectieve toepassing van het beginsel "de vervuiler betaalt" zou dan immers worden ondermijnd. Uit een juridische studie van de Commissie (http:/europa.eu.int/comm/environment/liability/legalstudy.htm) blijkt duidelijk dat in geen van de tien EU staten en de vijf OESO staten die op hun milieuaansprakelijkheidsregeling onderzocht werden, uitzonderingen worden toelaten in verband met "overeenkomstigheid met vergunning" of "state of the art".

Preventie en herstel

Het voorstel voorziet in invoering van een publiekrechtelijk regeling, met een bevoegde autoriteit die bevoegd is voor het vaststellen en verzekeren van passende preventie- en herstelmaatregelen. Het risico bestaat dat hierdoor een onredelijke last wordt gelegd op de schouders van de belastingbetaler. In principe moet de aanvankelijke aansprakelijkheid voor het nemen van de preventieve en herstelmaatregelen liggen bij de exploitant, waardoor vermeden wordt dat de overheden grotere lasten te dragen krijgen dan de daadwerkelijke vervuiler. Van aansprakelijkheid van de staat zal alleen sprake zijn in gevallen waarin de exploitant zijn verplichtingen niet nakomt. Dit systeem voorziet dus in een "veiligheidsnet", dat eventuele uitzonderingen of lacunes in de aansprakelijkheid dekt, welke voortvloeien uit de aansprakelijkheidsregeling, welke is ingevoerd om te waarborgen dat er inderdaad sprake zal zijn van maatregelen met het oog op de preventie en het herstel van schade. Aan de ene kant wordt de aansprakelijkheid duidelijk gelegd bij de exploitant die de vervuiling veroorzaakt. Aan de andere kant kan ook de bevoegde autoriteit worden verplicht om op te treden, bij voorbeeld wanneer de exploitant niet kan worden geïdentificeerd of uit hoofde van de richtlijn is vrijgesteld om zelf maatregelen te nemen. In de Duitse wetgeving heeft dit systeem zijn waarde al bewezen, maar het zou ook kunnen bijdragen om meer kracht bij te zetten aan het beginsel "de vervuiler betaalt".

Toegang tot de rechter

Het voorstel voorziet alleen in indirecte toegang tot de rechter, via de openbare autoriteit. Dit betekent dat indien de bevoegde autoriteiten, die voor zowel het verstrekken van de vergunningen als voor het toezicht op de naleving van de aansprakelijkheidsregels verantwoordelijk zijn, geen actie ondernemen tegen de vervuilers, de Europese burgers in gerechte alleen die autoriteiten kunnen aanspreken, en niet de vervuilers zelf. Het spreekt vanzelf dat deze situatie volstrekt onbevredigend is en geen rekening houdt met de beginselen van de Overeenkomst van Aarhus, die ook door de EG is ondertekend. Evenmin strookt dit met de aanpak van de Commissie betreffende het toekomstige bestuur van de EU en een betere participatie van de burgers aan het besluitvormingsproces. "Het betrokken publiek", zoals dat gedefinieerd wordt in artikel 2, lid 5, van de Overeenkomst van Aarhus, moet in het kader van de nationale wetgeving toegang hebben tot een herzieningsprocedure voor een rechtbank of een andere onafhankelijke en onpartijdigheid instantie die bij de wet is opgericht (art. 9 van de Overeenkomst van Aarhus).

Bewijslast

De bewijslast ten aanzien van het causale verband tussen de activiteit en de opgetreden schade ligt volgens het voorstel bij de bevoegde autoriteit. Een duidelijke verzachting van deze bewijslast zou goed stroken met het werkdocument van april 1998, waarin de Commissie reeds als volgt had geargumenteerd: "in het eerste stadium moet de klager bewijzen dat er sprake is van schade en wat de oorzaak daarvan is en moet hij argumenten aanvoeren, die het waarschijnlijk maken dat er een causaal verband tussen deze twee bestaat. Indien hij hierin slaagt, dan moet er een voor weerlegging in aanmerking komende veronderstelling bestaan dat de genoemde activiteit de oorzaak is geweest van de schade". De verdediger moet dan "met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid" bewijzen dat niet hij het geweest is die de schade heeft veroorzaakt. In de strenge aansprakelijkheidsregeling een van sommige lidstaten is de bewijslast een stuk geringer en er is een aantal regels ingevoerd om verandering te brengen in een bewijslast. Terwille van een strikte aansprakelijkheid is in Frankrijk de bewijslast omgekeerd; de exploitant wordt verondersteld de persoon te zijn bij wie de fout ligt. Hij is het die bewijzen moet dat er een andere oorzaak voor de schade is, wil hij van schuld worden vrijgesproken. In Griekenland geldt in gevallen van strikte aansprakelijkheid in feite ook een omkering van de bewijslast.

Gemeenschappelijke en afzonderlijke aansprakelijkheid

De rapporteur juicht het feit toe dat wanneer verschillende exploitanten door hun activiteiten of nalatigheid schade hebben veroorzaakt, zij gezamenlijk en afzonderlijk aansprakelijk zijn. Het overwegende beginsel in het burgerlijk recht in de grote meerderheid van de landen is dat van gezamenlijke en afzonderlijke aansprakelijkheid, met de kwalificatie dat het besluit op redelijke gronden moet worden genomen.

Professionele activiteiten

De lijst van professionele activiteiten waarop de richtlijn van toepassing is, is te eng gedefinieerd, zodat een hele reeks milieu-onvriendelijke activiteiten hiervan is uitgesloten. De lijst moet alle activiteiten omvatten die aan de milieuwetgeving van enige EU-staat onderworpen zijn, en ook een clausule bevatten die eventuele toekomstige wetgeving dekt. Het is daarom wenselijk dat bijlage I om de vijf jaar wordt geactualiseerd.

Financiële borgstelling

Financiële borgstelling, in de vorm van een verzekering en/of storting van een waarborgsom, moet in de richtlijn verplicht worden gesteld om ervoor te zorgen dat de financiële middelen voor de uitvoering van milieuherstel ook daadwerkelijk beschikbaar zijn. Deze vereiste impliceert de oprichting van een waarborgfonds, dat moet garanderen dat de kosten voor het herstel van "orphan sites" (terreinen van onbekende eigenaar) niet door de openbare autoriteiten worden gedragen. Binnen vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de richtlijn moeten de lidstaten garanderen dat de exploitanten een passende verzekering sluiten, of gebruik maken van een andere vorm van financiële borgstelling (waarschijnlijk met een plafond) om hun verantwoordelijkheden te dekken. In elk geval zou het zinvol zijn indien er verschillende verzekeringsniveaus zouden zijn, die de risico's weerspiegelen welke verbonden zijn aan de relevante activiteit van de exploitant. Een dergelijk systeem zou een extra prikkel vormen voor de exploitanten om de potentiële risico's van milieuschade te beperken, uit hoofde van het voorzorgs- en preventiebeginsel.

Conclusies

De voornaamste conclusie is dat deze hele reeks bepalingen tot ernstige verwarring kan leiden, vooral ook door de wijze waarop ze zijn gerangschikt. De richtlijn heeft een enigszins hybride karakter: in een publiekrechtelijk aanpak zijn er elementen overgebleven die eerder op een civielrechtelijke grondslag berusten. Publiekrechtelijke regelingen voorzien over het algemeen in een geringer aantal verweermiddelen; sommige bevatten er zelfs in het geheel geen. Over het algemeen voorzien zijn niet in een beperking van strikte aansprakelijkheid tot een lijst van activiteiten, maar gewoonlijk gaan zij er vanuit dat de verantwoordelijke partijen aansprakelijk worden gesteld, ongeacht de aard van hun activiteit. Zij bevatten ruimere definities van de aansprakelijke partijen en kunnen bepalingen bevatten betreffende historische schade.

De door de Commissie voorgestelde regeling heeft het risico dat zij ineffectief kan blijken als middel ter bescherming van het publiek. Een duidelijk kader voor de wettelijke aansprakelijkheid is een belangrijk element in elk juridisch systeem, omdat alleen zo kan worden gezorgd voor een daadwerkelijke toepassing van het beginsel "de vervuiler betaalt". Elke EG-wetgeving inzake milieu-aansprakelijkheid moet dus duidelijk, ondubbelzinnig, consistent en coherent zijn in haar effecten. Anders zou het gevolg kunnen zijn dat het in wezen gezonde beginsel van "de vervuiler betaalt" in de praktijk bijna evenveel kwaad zal doen als goed.

AMENDEMENTEN

De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie juridische zaken en interne markt onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Door de Commissie voorgestelde tekst[1]Amendementen van het Parlement
Amendement 2
Overweging 1

(1)   Thans zijn er in de Gemeenschap veel verontreinigde locaties die een aanzienlijk gezondheidsrisico opleveren, en de snelheid waarmee de biodiversiteit afneemt, is de voorbije decennia aanzienlijk toegenomen. Indien geen actie wordt ondernomen, zou dit in de toekomst kunnen resulteren in nog meer verontreinigde locaties en een nog groter biodiversiteitsverlies. Het zoveel mogelijk voorkomen en herstellen van milieuschade draagt bij tot de tenuitvoerlegging van de doelstellingen en beginselen van het communautaire milieubeleid als omschreven in artikel 174 van het Verdrag.

(1)   Thans zijn er in de Gemeenschap ca. 300.000 locaties die reeds geïdentificeerd zijn als potentieel of daadwerkelijk verontreinigd en dus een aanzienlijk gezondheidsrisico opleveren, en de snelheid waarmee de biodiversiteit afneemt, is de voorbije decennia aanzienlijk toegenomen. Indien geen actie wordt ondernomen, zou dit in de toekomst kunnen resulteren in nog meer verontreinigde locaties en een nog groter biodiversiteitsverlies. Het zoveel mogelijk voorkomen en herstellen van milieuschade draagt bij tot de tenuitvoerlegging van de doelstellingen en beginselen van het communautaire milieubeleid als omschreven in artikel 174 van het Verdrag.

 

Er zij gewezen op het belang van de plaatselijke omstandigheden voor het herstel van de schade.

Motivering

Deze schattingen, die gepubliceerd zijn door het Europees Milieuagentschap (Beheer van besmette locaties in West-Europa, juni 2000), worden opgenomen om de ernst van het probleem aan te tonen.

Bij de beoordeling van de aangebrachte schade mag het belang van de "plaatselijke omstandigheden" niet uit het oog verloren worden; verontreiniging van een locatie in middelgebergte wordt b.v. niet op dezelfde manier behandeld als die van een in een laagvlakte gelegen locatie.

Amendement 2
Overweging 2

(2)   Het voorkomen en het herstel van milieuschade dienen in de praktijk te worden gebracht door de bevordering van het in artikel 174, lid 2, van het Verdrag neergelegde beginsel dat de vervuiler betaalt. Een van de basisbeginselen van deze richtlijn dient daarom te zijn dat een exploitant wiens activiteiten milieuschade of een onmiddellijk gevaar voor milieuschade hebben veroorzaakt, financieel aansprakelijk wordt gesteld, zodat exploitanten ertoe worden aangespoord maatregelen te treffen en praktijken te ontwikkelen om het risico van belangrijke milieuschade zo klein mogelijk te maken, zodat de kans dat zij geconfronteerd worden met de financiële consequenties van hun aansprakelijkheid, wordt verkleind.

(2)   Het voorkomen en het herstel van milieuschade dienen in de praktijk te worden gebracht door de bevordering van het in artikel 174, lid 2, van het Verdrag neergelegde beginsel dat de vervuiler betaalt en overeenkomstig de strategie van de Europese Unie voor duurzame energie, zoals die is neergelegd in artikel 6 van het Verdrag. Een van de basisbeginselen van deze richtlijn dient daarom te zijn dat een exploitant wiens activiteiten milieuschade of een onmiddellijk gevaar voor milieuschade hebben veroorzaakt, financieel aansprakelijk wordt gesteld, zodat exploitanten ertoe worden aangespoord maatregelen te treffen en praktijken te ontwikkelen om het risico van belangrijke milieuschade zo klein mogelijk te maken, zodat de kans dat zij geconfronteerd worden met de financiële consequenties van hun aansprakelijkheid, wordt verkleind.

Motivering

Het milieu is al te lang naar de achtergrond gebannen geweest, ter wille van de economische behoeften en sociale aspiraties van Europa. Maar economische en sociale ontwikkeling is op de lange termijn alleen mogelijk wanneer het milieu en de natuurlijke rijkdommen in stand worden gehouden. De op een duurzame ontwikkeling gerichte strategie moet een werkelijke weerslag hebben op het beleid van de Unie en in alle Europese beleidsvormen moet er worden gezocht naar procedures om deze volledig in overeenstemming te brengen met de officiële verklaringen aangaande de bescherming van het milieu en de natuurlijke rijkdommen.

Amendement 3
Overweging 3

(3)   Daar de doelstellingen van de voorgestelde maatregel, namelijk het tot stand brengen van een gemeenschappelijke raamregeling voor het voorkomen en herstel van milieuschade tegen een geringe kostprijs voor de samenleving, niet op voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, wegens de omvang van de voorgestelde maatregel en de gevolgen ervan voor andere communautaire wetgeving zoals Richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand1 en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna2 alsook Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid3, beter op Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(3)   Daar de doelstellingen van de voorgestelde maatregel, namelijk het tot stand brengen van een gemeenschappelijke raamregeling voor het voorkomen en herstel van milieuschade tegen een geringe kostprijs voor de samenleving, niet op voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, wegens de omvang van de voorgestelde maatregel en de gevolgen ervan voor andere regionale, nationale, internationale en communautaire wetgeving zoals Richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand1 en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna2 alsook Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid3, beter op Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

Motivering

Door de voorgestelde actie ook tot nationale en internationale wetgeving uit te breiden, wordt er een ruimere mate van bescherming bereikt.

Amendement 4
Overweging 5

(5)   Bij de omschrijving van biodiversiteit moeten ook de beschermde gebieden en natuurgebieden die uit hoofde van nationale natuurbehoudwetgeving zijn aangewezen in aanmerking worden genomen. Wel moet rekening worden gehouden met specifieke situaties ten aanzien waarvan de communautaire richtlijnen of gelijkwaardige nationale bepalingen voorzien in bepaalde afwijkingen van de mate van bescherming die het milieu wordt geboden.

(5)   Bij de omschrijving van biodiversiteit moet ook de Conventie voor en Biodiversiteit, in aanmerking worden genomen, evenals referenties naar soorten, natuurgebieden en locaties die uit hoofde van de internationale, regionale, communautaire en nationale natuurbeschermingswetgevingen, alsook uit hoofde van relevante toekomstige wetgeving, beschermd zijn. Wel moet rekening worden gehouden met specifieke situaties ten aanzien waarvan de communautaire richtlijnen of gelijkwaardige nationale bepalingen voorzien in bepaalde afwijkingen van de mate van bescherming die het milieu wordt geboden. Biodiversiteit betekent variabiliteit onder de levende organismen uit alle bronnen, waaronder terrestrische, mariene en andere aquatische ecosystemen en de ecologische complexen waarvan zij deel uitmaken; dit omvat ook diversiteit binnen soorten, tussen soorten en binnen ecosystemen;

Motivering

Biologische verscheidenheid, ook wel biodiversiteit genoemd, moet niet alleen worden gedefinieerd in termen van beschermde gebieden of bescherming uit hoofde van nationale of EG wetgeving, maar ook in het licht van de verschillende internationale en regionale overeenkomsten en programma's, die een stevige grondslag vormen voor de bescherming van de natuurlijke rijkdommen in Europa en die in het bijzonder relevant zijn voor de bescherming van vogels en hun leefgebieden. Om een vollediger bescherming van het milieu te bereiken moet de definitie van biologische verscheidenheid in overeenstemming worden gebracht met de Conventie inzake Biodiversiteit.

Amendement 5
Overweging 6

(6)   Wat de milieuschade betreft, dient deze richtlijn van toepassing te zijn op beroepsactiviteiten waaraan een risico voor de menselijke gezondheid en het milieu is verbonden. Welke activiteiten dit zijn, wordt in beginsel bepaald aan de hand van de desbetreffende communautaire wetgeving waarin de voorschriften zijn opgenomen met betrekking tot bepaalde activiteiten of praktijken die worden geacht een potentieel of feitelijk risico voor de mens of het milieu op te leveren.

(6)   Wat de milieuschade betreft, dient deze richtlijn van toepassing te zijn op alle beroepsactiviteiten of praktijken waaraan een potentieel of feitelijk risico voor de menselijke gezondheid en het milieu is verbonden. Deze activiteiten of praktijken moeten in de richtlijn worden opgenomen, ongeacht of ze onder communautaire wetgeving vallen of niet.

Motivering

De beslissende factor bij de vaststelling van aansprakelijkheid voor milieuschade moet de ernst van de aan het milieu berokkende schade zijn en niet een of ander arbitrair criterium m.b.t. de activiteit waardoor de schade werd veroorzaakt. Een lijst van gereguleerde activiteiten zal niet doelmatig zijn, want deze zal nooit alle activiteiten dekken die gevaar voor het milieu kunnen opleveren.

Amendement 6
Overweging 6 bis (nieuw)
 

(6 bis)    Milieuschade in de zin van deze richtlijn betekent schade aan water, bodem en biodiversiteit ten gevolge van de al dan niet doelbewuste uitstoot van stoffen of materialen of straling in de lucht; door de lucht verspreide elementen vallen ook onder deze richtlijn voor zover zij schade aan water, bodem of biodiversiteit kunnen veroorzaken of een ernstig potentieel of feitelijk risico voor de volksgezondheid kunnen opleveren.

Motivering

Het voorstel voor een richtlijn is rechtstreeks van toepassing op schade aan de biodiversiteit, de waterkwaliteit en de bodem. Luchtverontreiniging komt er slechts indirect in ter sprake, namelijk in het geval zij deze schade veroorzaakt of ernstig risico oplevert voor de gezondheid van de mens. Deze situatie wordt in de ontwerprichtlijn niet in overweging genomen; het is van fundamenteel belang dat in de preambule duidelijk wordt gemaakt dat de activiteiten die luchtverontreiniging veroorzaken op een ondubbelzinnige manier binnen het kader van de milieuaansprakelijkheid vallen ondanks het feit dat de schade aan de luchtkwaliteit er niet in is opgenomen.

Amendement 7
Overweging 7

(7)   Met betrekking tot de schade aan de biodiversiteit dient deze richtlijn eveneens van toepassing te zijn op beroepsactiviteiten die uit hoofde van communautaire wetgeving nog niet direct of indirect als feitelijke of potentiële oorzaak van een risico voor de mens op het milieu worden aangemerkt.

(7)   Met betrekking tot de schade aan de biodiversiteit dient deze richtlijn eveneens van toepassing te zijn op beroepsactiviteiten die nog niet direct of indirect als feitelijke of potentiële oorzaak van een risico voor de mens op het milieu worden aangemerkt.

Motivering

Biodiversiteit moet niet alleen worden gedefinieerd in termen van beschermde gebieden of bescherming uit hoofde van nationale of EG wetgeving, maar ook in het licht van de verschillende internationale en regionale overeenkomsten en programma's, die een stevige grondslag vormen voor de bescherming van de natuurlijke rijkdommen in Europa en die in het bijzonder relevant zijn voor de bescherming van vogels en hun leefgebieden. Om een vollediger bescherming van het milieu te bereiken moet de definitie van biologische verscheidenheid in overeenstemming worden gebracht met de Conventie inzake Biodiversiteit.

Amendement 8
Overweging 8

(8)   Er dient uitdrukkelijk rekening te worden gehouden met het Euratom-Verdrag en met relevante internationale verdragen en Gemeenschapswetgeving die ten aanzien van de uitoefening van binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallende activiteiten in uitvoerigere en strengere regelgeving voorzien. Deze richtlijn, die bij de vaststelling van de bevoegdheden van de bevoegde instanties niet in aanvullende conflictregels voorziet, laat de regels inzake de internationale bevoegdheid van gerechten zoals bijvoorbeeld neergelegd in Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken1, onverlet. Deze richtlijn is niet van toepassing op activiteiten die in het belang van de landsverdediging worden verricht.

(8)   Deze richtlijn, die bij de vaststelling van de bevoegdheden van de bevoegde instanties niet in aanvullende conflictregels voorziet, laat de regels inzake de internationale bevoegdheid van gerechten zoals bijvoorbeeld neergelegd in Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken1, onverlet.

Motivering

Nucleaire risico's en de daaruit voortvloeiende milieuschade zijn zinnebeeldig voor activiteiten die schadelijk zijn voor het milieu. Zij doen absoluut niet onder voor de door de Commissie in het inleidende hoofdstuk van haar motivering bij het voorstel genoemde grote rampen en daarom valt niet te begrijpen om welke zakelijke redenen hiervoor een afzonderlijke regeling zou moeten gelden. De door de Commissie voorgestelde formulering zou tot het absurde resultaat leiden dat milieuschade in verband met de energieproductie uit splijtbaar materiaal helemaal niet onder de regeling zou vallen. De in het voorstel genoemde internationale overeenkomsten voorzien geen van allen in enige aansprakelijkheid voor schade aan het milieu. Bovendien hebben niet alle lidstaten deze overeenkomsten ondertekend.

De bedrijfstak van de kernenergie zou hierdoor een voorkeursbehandeling krijgen boven andere vormen van energieopwekking (zoals waterkracht), hetgeen op geen enkele wijze te rechtvaardigen valt.

Het is de Europese Unie niet verboden om voor de aansprakelijkheid voor schade aan het milieu intern strengere regels vast te stellen dan in deze overeenkomsten het geval is. Daarom is het zinvol nucleaire risico's in Bijlage I op te nemen en te bepalen dat ook voor deze activiteiten een aansprakelijkheid in de zin van deze richtlijn geldt.

Amendement 9
Overweging 9

(9)   Aansprakelijkheid biedt niet voor alle vormen van milieuschade een oplossing. Wil aansprakelijkheid doeltreffend functioneren, dan moeten er een of meer identificeerbare veroorzakers (vervuilers) zijn, moet de schade concreet en kwantificeerbaar zijn, en moet er een oorzakelijk verband tussen de schade en de geïdentificeerde vervuiler of vervuilers worden aangetoond. Aansprakelijkheid is daarom geen geschikt instrument ter bestrijding van wijdverspreide, diffuse verontreiniging waarbij onmogelijk een verband kan worden gelegd tussen de negatieve milieueffecten en de activiteiten van bepaalde individuele personen.

(9)   Aansprakelijkheid biedt niet voor alle vormen van milieuschade een oplossing. Wil aansprakelijkheid doeltreffend functioneren, dan moeten er een of meer identificeerbare veroorzakers (vervuilers) zijn, moet de schade concreet en kwantificeerbaar zijn, en moet er een oorzakelijk verband tussen de schade en de geïdentificeerde vervuiler of vervuilers worden aangetoond. Aansprakelijkheid is daarom een geschikt instrument ter bestrijding van wijdverspreide, diffuse verontreiniging wanneer het mogelijk is een verband te leggen tussen de negatieve milieueffecten en de activiteiten van bepaalde individuele personen

Motivering

In het licht van de Europese wetgevingen spreekt deze verklaring van zelf. Het is dus overbodig dit te beklemtonen.

Amendement 10
Overweging 10

(10)   Omdat het voorkomen en herstellen van milieuschade een taak is die rechtstreeks bijdraagt tot de uitvoering van het milieubeleid van de Gemeenschap, dient de overheid de bijzondere verantwoordelijkheid te worden toevertrouwd om te zorgen voor een passende uitvoering en handhaving van de regeling waarin deze richtlijn voorziet.

(10)   Omdat het voorkomen en herstellen van milieuschade een taak is die rechtstreeks bijdraagt tot de uitvoering van het milieubeleid van de Gemeenschap, dient de overheid de bijzondere verantwoordelijkheid te worden toevertrouwd om te zorgen voor een passende uitvoering en handhaving van de regeling waarin deze richtlijn voorziet.

Om te verzekeren dat het beginsel "de vervuiler betaalt" volledig wordt toegepast en de doelstellingen van de richtlijn ten volle worden bereikt, moeten gekwalificeerde instanties ook het recht hebben om rechtstreeks gerechtelijke stappen te ondernemen wanneer er onmiddellijke schade aan het milieu dreigt op te treden;

Motivering

De rechten die door de richtlijn aan de rechtstreeks betrokkenen en de gekwalificeerde instanties worden verstrekt, zijn te zwak en van te indirecte aard om te kunnen verzekeren dat de doelstellingen van de richtlijn worden bereikt. Alleen maar het recht hebben om de bevoegde autoriteiten te verzoeken stappen te ondernemen volstaat niet, evenmin als het recht om in beroep te gaan tegen een besluit van de bevoegde autoriteit. De doelstellingen van de richtlijn kunnen beter worden bereikt door groepen die het openbaar belang verdedigen de gelegenheid te geven om in geval van een onmiddellijke bedreiging van het milieu rechtstreeks gerechtelijke stappen te ondernemen.

Amendement 11
Overweging 12

(12)   Het herstel dient doeltreffend te zijn zodat wordt gewaarborgd dat de relevante hersteldoelstellingen worden bereikt. Hiertoe moeten passende richtsnoeren worden uitgewerkt, op de juiste toepassing waarvan de bevoegde instantie dient toe te zien.

(12)   Het herstel dient doeltreffend te zijn zodat wordt gewaarborgd dat de relevante hersteldoelstellingen worden bereikt en de beschadigde natuurlijke rijkdommen en/of de aangetaste ecosysteemdiensten weer in de referentietoestand worden hersteld. Bij het nemen van een besluit over de te nemen herstelmaatregelen moet rekening worden gehouden met het potentiële toekomstige gebruik van de beschadigde locatie. Hiertoe moeten passende richtsnoeren worden uitgewerkt, op de juiste toepassing waarvan de bevoegde instantie dient toe te zien.

Motivering

De zinssnede "te waarborgen dat de relevante hersteldoelstellingen worden bereikt" is vaag en subjectief. Meer in overeenstemming met de bewoording en de geest van dit voorstel zou zijn te spreken van de noodzaak om de beschadigde natuurlijke rijkdommen of aangetaste ecosysteemdiensten weer in de referentietoestand te herstellen. Deze toevoeging is noodzakelijk in het licht van de in artikel 2, lid 1, sub (16) gegeven definitie. Bij het besluit over de herstelmaatregelen moet ook rekening worden gehouden met het potentiële toekomstige gebruik dat er van de beschadigde locatie zal worden gemaakt. Dit is in overeenstemming met de milieuaansprakelijkheidswetgeving van verschillende lidstaten (zie vergelijkende juridische studie, http./europa.eu.int/comm/environment/liability/legalstudy.htm)

Amendement 12
Overweging 16

(16)   Wanneer een exploitant de biodiversiteit schade heeft toegebracht bij andere beroepsactiviteiten dan die welke in deze richtlijn worden genoemd als oorzaken van een feitelijk of potentieel risico voor de mens of voor het milieu, dient die exploitant niet verplicht te worden de kosten van de uit hoofde van deze richtlijn genomen preventie‑ of herstelmaatregelen te dragen indien niet is bewezen dat deze exploitant een fout heeft begaan of nalatig is geweest.

Schrappen

Motivering

De beslissende factor bij de vaststelling van aansprakelijkheid voor milieuschade moet de ernst van de aan het milieu berokkende schade zijn en niet een of ander arbitrair criterium m.b.t. de activiteit waardoor de schade werd veroorzaakt.

Amendement 13
Overweging 17

(17)   Er moet op passende wijze rekening worden gehouden met situaties waarin de betrokken schade of het onmiddellijk gevaar daarvoor het gevolg is van bepaalde gebeurtenissen waarop de exploitant geen vat heeft dan wel van uitstoot of gebeurtenissen die uitdrukkelijk waren toegestaan of waarvan de schadelijkheid niet bekend kon zijn toen die gebeurtenis of uitstoot plaatsvond, of waarin personen handelen in de hoedanigheid van liquidateur en voor het overige geen fouten begaan en niet nalatig zijn, of waarin een exploitant niets anders doet dan de ten aanzien van zijn activiteiten geldende voorschriften naleven. In dit verband kunnen zich situaties voordoen waarin het gerechtvaardigd is dat de lidstaten toch tot het nemen van maatregelen gehouden zijn, ook al dient de exploitant de kosten van de preventie‑ of herstelmaatregelen niet te dragen.

(17)   Er moet op passende wijze rekening worden gehouden met situaties waarin de betrokken schade of het onmiddellijk gevaar daarvoor het gevolg is van bepaalde gebeurtenissen waarop de exploitant geen vat heeft, of waarin personen handelen in de hoedanigheid van liquidateur en voor het overige geen fouten begaan en niet nalatig zijn. In dit verband kunnen zich situaties voordoen waarin het gerechtvaardigd is dat de lidstaten toch tot het nemen van maatregelen gehouden zijn, ook al dient de exploitant de kosten van de preventie‑ of herstelmaatregelen niet te dragen.

Motivering

De doelstelling van de richtlijn, d.w.z. het voorkomen en herstellen van milieuschade, kan niet worden verwezenlijkt wanneer een of meerdere van de vermelde uitzonderingen worden opgenomen.

Amendement 14
Overweging 20

(20)   De bevoegde instanties dienen het recht te hebben gedurende een redelijke termijn, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de preventie‑ of herstelmaatregelen werden voltooid, de aan de maatregelen verbonden kosten op de exploitant te verhalen.

(20)   De bevoegde instanties dienen het recht te hebben gedurende een redelijke termijn, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de preventie‑ of herstelmaatregelen werden voltooid, de aan de maatregelen verbonden kosten op de exploitant te verhalen.

Motivering

Dit amendement is niet van toepassing op de Nederlandse tekst. In de Engelse tekst stond "verricht" (effected), welk woord de Milieucommissie in "voltooid" (completed) wil veranderen, maar dat is in de Nederlandse tekst reeds het geval.

Amendement 15
Overweging 22

(22)   Personen die van de milieuschade ongunstige gevolgen ondervinden of dreigen te ondervinden, moeten het recht hebben de bevoegde instantie om maatregelen te verzoeken. Milieubescherming is evenwel geen scherp afgebakend belang, en individuele personen stemmen niet steeds hun handelingen daarop af of verkeren niet steeds in de mogelijkheid dat te doen. Daarom moet een bijzondere status worden verleend aan gekwalificeerde partijen zodat zij op een juiste manier tot de doeltreffende uitvoering van deze richtlijn kunnen bijdragen.

(22)   "Het betrokken publiek", dat wil zeggen het publiek dat van de milieuschade ongunstige gevolgen ondervindt of dreigt te ondervinden, of een belang heeft bij de besluitvorming op milieugebied, met inbegrip van non-gouvernementele organisaties die zich voor milieubescherming beijveren, moet het recht hebben de bevoegde instantie om maatregelen te verzoeken, bij de besluitvorming te worden betrokken en bij de rechterlijke macht in beroep te gaan. Daarom moet een bijzondere status ook worden verleend aan gekwalificeerde partijen zodat zij op een juiste manier tot de doeltreffende uitvoering van deze richtlijn kunnen bijdragen.

Motivering

Alle personen die hier rechtstreeks belang bij hebben en alle groeperingen die zich voor milieubescherming beijveren moeten het recht hebben om gerechtelijke stappen te ondernemen indien er direct gevaar voor het milieu dreigt. Deze wijziging is in overeenstemming met de Conventie van Aarhus inzake de toegankelijkheid van informatie, betrokkenheid van het publiek bij de besluitvorming en toegang tot de rechtelijke macht in milieukwesties.

Amendement 16
Overweging 24

(24)   De betrokken personen en gekwalificeerde partijen dienen toegang te hebben tot beroepsprocedures tegen de besluiten en handelingen van de bevoegde instantie of tegen het verzuim te handelen.

(24)   De betrokken personen en gekwalificeerde partijen dienen toegang te hebben tot beroepsprocedures tegen de besluiten en handelingen van de bevoegde instantie of tegen het verzuim te handelen en een recht te hebben om in beroep te gaan.

Motivering

Afhankelijk van de vigerende rechtordes in de lidstaten, is het van groot belang dat er niet alleen sprake is van een recht op "gerechtelijk heronderzoek", dat alleen het recht kan betekenen om te onderzoeken of het besluit van een bevoegde autoriteit al dan niet redelijk is, maar ook van een recht op beroep, waarbij de inhoudelijke en procedurele juistheid van dit besluit kan worden onderzocht en een vordering kan worden gedaan om onmiddellijk maatregelen te nemen.

Amendement 17
Overweging 26

(26)   De lidstaten bevorderen het gebruik door de exploitanten van alle passende verzekeringen of andere vormen van financiële zekerheid teneinde in een doeltreffende dekking van de uit deze richtlijn voortvloeiende financiële verplichtingen te voorzien.

(26)   Een systeem van verplichte financiële borgstelling moet deel uitmaken van de aansprakelijkheidsregeling. De lidstaten moeten maatregelen nemen om te verzekeren dat de exploitanten gebruik maken van passende verzekeringen of andere vormen van financiële zekerheid teneinde in een doeltreffende dekking van de uit deze richtlijn voortvloeiende financiële verplichtingen te voorzien.

Motivering

Als men wil dat de richtlijn haar doel van het voorkomen en herstel van milieuschade kan bereiken en ook daadwerkelijke uitvoering wil geven aan het beginsel "de vervuiler betaalt", dan is het van essentieel belang dat er een of andere vorm van verplichte financiële borgstelling wordt ingevoerd.

Amendement 18
Overweging 29

(29)   De lidstaten dienen de Commissie verslag uit te brengen over de ervaringen die zij met de toepassing van deze richtlijn hebben opgedaan, teneinde de Commissie in staat te stellen, rekening houdend met de gevolgen voor duurzame ontwikkeling, te beoordelen of deze richtlijn moet worden herzien,

(29)   De lidstaten dienen de Commissie verslag uit te brengen over de ervaringen die zij met de toepassing van deze richtlijn hebben opgedaan, teneinde de Commissie in staat te stellen, rekening houdend met de gevolgen voor duurzame ontwikkeling en toekomstige risico's voor het milieu, over te gaan tot een herziening van de richtlijn binnen (5) jaren;

Motivering

In de richtlijn moet worden bepaald dat de in Bijlage I genoemde lijst van activiteiten op gezette tijden wordt herzien en geactualiseerd, om rekening te kunnen houden met nieuwe professionele activiteiten.

Amendement 19
Overweging 29 bis (nieuw)
 

(29 bis)    dringt er, gelet op overweging 16 van richtlijn 2001/18/EG en de toezegging van de Commissie om vóór eind 2001 een wetgevingsvoorstel over milieuaansprakelijkheid in te dienen, dat ook schade door GGO's zal bestrijken, bij de Commissie op aan dit voorstel onverwijld in te dienen.

Motivering

In het overlegcomité hebben de lidstaten, bij de behandeling van richtlijn 2001/18 erop aangedrongen in de richtlijn bepalingen op te nemen inzake aansprakelijkheid voor milieuschade veroorzaakt door industrieën die gebruik maken van de moderne biotechnologie. De Commissie moet daarom zo spoedig mogelijk een voorstel doen voor een reguleringskader voor de aansprakelijkheid van schade die door genetisch gemodificeerde organismen wordt berokkend ter afsluiting van de wetgeving die noodzakelijk is op het gebied van de moderne biotechnologie.

Amendement 20
Artikel 2, lid 1, punt 1

1.   "referentietoestand": de toestand waarin de natuurlijke rijkdommen en ecosysteemdiensten zich zouden hebben bevonden indien zich geen schade had voorgedaan, zoals gereconstrueerd aan de hand van historische gegevens, referentiegegevens, controlegegevens en gegevens over trends (zoals het aantal dode dieren), welke naar gelang van het geval afzonderlijk of in combinatie kunnen worden gebruikt;

1.   "referentietoestand": de toestand waarin de natuurlijke rijkdommen en ecosysteemdiensten zich zouden hebben bevonden indien zich geen schade had voorgedaan, zoals gereconstrueerd, in het geval van biodiversiteit, op basis van de staat van instandhouding en in het bijzonder de totstandbrenging van een gunstige staat van instandhouding, en/of in relatie tot alle natuurlijke rijkdommen en diensten, inclusief biodiversiteit, aan de hand van historische gegevens, referentiegegevens, controlegegevens, data van milieueffectevaluaties (indien beschikbaar), informatie van gebieden waar geen milieuschade is opgetreden, maar die vergelijkbaar zijn met de beschadigde locatie en gegevens over trends (zoals het aantal dode dieren), welke naar gelang van het geval afzonderlijk of in combinatie kunnen worden gebruikt;

Motivering

Schade aan biodiversiteit wordt gedefinieerd door te verwijzen naar de staat van instandhouding van habitats en soorten, in het bijzonder de progressie in de richting van een gunstige staat van instandhouding. Vandaar dat het meest relevante criterium voor de referentietoestand in verband met biodiversiteit de staat van instandhouding/de progressie in de richting van een gunstige staat van instandhouding is. Dit moet in de definitie van "referentietoestand" tot uitdrukking komen. Anders zijn de manier waarop milieuschade wordt vastgesteld en de manier waarop de daadwerkelijke schade en het noodzakelijke herstel worden geïdentificeerd, niet met elkaar in overeenstemming en kunnen de doelstellingen van de richtlijn in de praktijk niet verwezenlijkt worden.

Bij het vaststellen van de referentietoestand is het ook nuttig rekening te houden met gegevens van milieueffectevaluaties en informatie uit gebieden die niet aan milieuschade blootgesteld geweest zijn, maar vergelijkbaar zijn met een locatie die daaraan wel is blootgesteld.

Amendement 21
Artikel 2, lid 1, punt 2

2.   "biodiversiteit": de natuurlijke habitats en soorten die in bijlage I van Richtlijn 79/409/EEG of in de bijlagen I, II en IV van Richtlijn 92/43/EEG worden genoemd, alsook habitats en soorten waarop die richtlijnen niet van toepassing zijn maar waarvoor beschermings‑ of instandhoudingsgebieden zijn aangewezen uit hoofde van de nationale wetgeving inzake natuurbehoud;

2.   "biodiversiteit": alle soorten en de beschermde locaties waar zij leven en habitats die uit hoofde van de internationale, communautaire, nationale en regionale wetgeving bescherming genieten, waarbij zowel moet worden gedacht aan bestaande wetgeving en latere wijzigingen daarop, als aan relevante toekomstige wetgeving; in geval van genetisch gemodificeerde organismen omvat biodiversiteit alle habitats en soorten die onder het toepassingsbereik van deze richtlijn vallen.

Motivering

De definitie van "biodiversiteit" moet niet alleen uit hoofde van de EU wetgeving beschermde habitats en soorten omvatten, maar ook rekening houden met bescherming uit hoofde van actuele en toekomstige nationale en internationale wetgeving.

Het herstel van de schade aan de biodiversiteit die wordt veroorzaakt door GMO's moet breder worden opgevat. Ook de schade aan niet-beschermde gebieden moet worden hersteld.

Amendement 22
Artikel 2, lid 1, punt 3

3.   "staat van instandhouding":

(a)   met betrekking tot een natuurlijke habitat, de resultante van de invloeden die op de betrokken natuurlijke habitat en de daar voorkomende typische soorten inwerken en op lange termijn van invloed kunnen zijn op de natuurlijke verspreiding, de structuur en de functies van die habitat of het voortbestaan van de betrokken typische soorten, hetzij op het Europese grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, hetzij in het natuurlijke verspreidingsgebied van die habitat;

3.   "staat van instandhouding":

(a)   met betrekking tot een natuurlijke habitat, de resultante van de invloeden die op de betrokken natuurlijke habitat en de daar voorkomende typische soorten inwerken en op lange termijn van invloed kunnen zijn op de natuurlijke verspreiding, de structuur en de functies van die habitat of het voortbestaan van de betrokken typische soorten op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is;

De staat van instandhouding van een natuurlijke habitat wordt als "gunstig" beschouwd wanneer:

-   het natuurlijke verspreidingsgebied van de habitat en de oppervlakte van die habitat binnen dat gebied stabiel zijn of toenemen, en

-   de voor behoud op lange termijn nodige specifieke structuur en functies bestaan en in de afzienbare toekomst vermoedelijk zullen blijven bestaan, en

-   de staat van instandhouding van de voor die habitat typische soorten gunstig is als bedoeld in letter b).

(b)   met betrekking tot een soort, de resultante van de invloeden die op de betrokken soort inwerken en die op lange termijn van invloed kunnen zijn op de verspreiding en abundantie van de populaties daarvan, hetzij op het Europese grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, hetzij op het grondgebied van een lidstaat, hetzij in het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort;

(b)   met betrekking tot een soort, de resultante van de invloeden die op de betrokken soort inwerken en die op lange termijn van invloed kunnen zijn op de verspreiding en abundantie van de populaties daarvan op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is;

De staat van instandhouding van een soort wordt als "gunstig" beschouwd wanneer:

-   uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven, en

-   het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden, en

-   er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden.

Motivering

"Staat van instandhouding" en "gunstige staat van instandhouding" worden gedefinieerd in de richtlijn inzake habitats. Het gebruik maken van bestaande concepten zoals deze zorgt voor coherentie binnen de milieuwetgeving van de EU en zal de interpretatie van deze richtlijn vergemakkelijken. Het gebruik maken van definities die bijna maar niet helemaal hetzelfde zijn, zal voor interpretatieproblemen zorgen.

Amendement 23
Artikel 2, lid 1, punt 4

4.   "kosten": de kosten die verantwoord zijn op basis van de noodzaak, een juiste en doeltreffende toepassing van deze richtlijn te garanderen, inclusief de huishoudelijke, juridische en handhavingskosten, de kosten van het vergaren van gegevens en andere algemene kosten, en de kosten in verband met monitoring en toezicht;

4.   "kosten": de kosten die verantwoord zijn op basis van de noodzaak, een juiste en doeltreffende toepassing van deze richtlijn te garanderen, inclusief de kosten van de evaluatie van milieuschade of een onmiddellijke dreiging van dergelijke schade, de huishoudelijke, juridische en handhavingskosten, de kosten van het vergaren van gegevens en andere algemene kosten, en de kosten in verband met monitoring en toezicht;

Motivering

Evaluatiekosten zijn rechtstreekse kosten die gemaakt worden voor het definiëren van het verwachte milieueffect van individuele projecten of activiteiten. Doorgaans omvat dit studies naar de referentietoestand, milieueffectanalyses en de voorbereiding van een Milieueffectstudie (MES). Evaluatie van milieuschade is een kostbaar proces. Bij een opsomming van de te maken kosten moet dus ook hieraan aandacht worden geschonken.

Amendement 24
Artikel 2, lid 1, definitie 5

5.   "schade": een meetbare ongunstige verandering in enige natuurlijke rijkdom en/of de aantasting van een ecosysteemdienst, die direct of indirect is toegebracht en is veroorzaakt door enige binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende activiteiten;

5.   "schade": een meetbare ongunstige verandering in enige natuurlijke rijkdom en/of de aantasting van een ecosysteemdienst, die direct of indirect is toegebracht;

Motivering

De bepaling dat schade het gevolg is van onder de richtlijn vallende activiteiten is te restrictief omdat technologische en andere ontwikkelingen kunnen resulteren in nieuwe activiteiten met een mogelijkerwijs schadelijke invloed op het milieu. Wetgevers, inclusief het Europees Parlement en de Raad, alsook de Commissie bij het uitoefenen van haar recht van initiatief, moeten niet gedwongen worden de richtlijn te moeten wijzigen alvorens aansprakelijkheid kan worden vastgesteld.

Amendement 25
Artikel 2, lid 1, punt 8

8.   "natuurlijke rijkdommen": biodiversiteit, water en bodem, met inbegrip van de ondergrond;

8.   "natuurlijke rijkdommen": biodiversiteit, water en bodem, met inbegrip van de ondergrond en de lucht;

Motivering

Door de emissie van luchtvervuilers wordt schade toegebracht aan natuurlijke rijkdommen die van essentieel belang zijn voor het milieu en de economie, zoals bossen, bodems en wateren. Ook kan deze emissie schadelijke gevolgen hebben voor de menselijke gezondheid. Lucht moet daarom als een van de natuurlijke rijkdommen worden beschouwd.

Amendement 26
Artikel 2, lid 1, punt 9

9.   "exploitant": elke persoon die een activiteit waarop deze richtlijn van toepassing is, uitvoert, met inbegrip van de houder van een vergunning of toelating voor het uitvoeren van een activiteit en/of de persoon die een activiteit laat registreren of er kennisgeving van doet;

9.   "exploitant": elke natuurlijke persoon, rechtspersoon, particuliere of publiekrechtelijke persoon die een activiteit waarop deze richtlijn van toepassing is, uitvoert of controleert, of, wanneer hierin in nationale wetgeving is voorzien, aan wie beslissende economische macht betreffende de technische werking van een dergelijke activiteit is gedelegeerd, met inbegrip van de houder van een vergunning of toelating voor het uitvoeren van een activiteit en/of de persoon die een activiteit laat registreren of er kennisgeving van doet; evenals eigenaars van een installatie of personen die de grond in gebruik hebben; ingeval een natuurlijke persoon, rechtspersoon, particuliere of publiekrechtelijke persoon een effectieve controle heeft over de exploitant, wordt deze geacht de operatie te leiden of te controleren in de zin van deze richtlijn;

Motivering

De definitie "elke natuurlijke persoon of rechtspersoon" sluit andere mogelijke aansprakelijke partijen uit. Ook andere partijen kunnen namelijk betrokken zijn bij de omschreven activiteiten. Deze exploitanten moeten in de regeling worden opgenomen, willen we het met de richtlijn beoogde doel bereiken, dat is dat alle exploitanten aansprakelijk worden gesteld. Een natuurlijke persoon, rechtspersoon, particuliere of publiekrechtelijke persoon die een effectieve controle uitoefent over een exploitant wordt geacht een volledige controle over deze laatste te hebben en moet daarom aansprakelijk worden gesteld voor de door hem veroorzaakte schade. Er worden diverse redenen aangevoerd om grondeigenaars en -gebruikers ook tot de aansprakelijke partijen te rekenen: zij hebben een langdurige verplichting om hun land in een veilige toestand te houden omdat zij ofwel geprofiteerd hebben van de aanwezigheid van vervuilende substanties ofwel zullen profiteren van de schoonmaakoperatie. Bovendien zou het feit dat kopers van grond met deze aansprakelijkheid worden geconfronteerd een prikkel voor hen vormen om de bodem aan een grondig onderzoek te onderwerpen alvorens tot aankoop over te gaan, hetgeen zou bijdragen tot de identificatie van vervuilingsproblemen.

Amendement 27
Artikel 2, lid 1, punt 11

11.   "bodemverontreiniging" of "verontreiniging van bodem en ondergrond": de directe of indirecte inbreng in de bodem of de ondergrond, als gevolg van menselijke activiteiten, van stoffen, preparaten, organismen of micro‑organismen die schadelijk voor de menselijke gezondheid of de natuurlijke rijkdommen kunnen zijn;

11.   "bodemverontreiniging" of "verontreiniging van bodem en ondergrond": de directe of indirecte inbreng in de bodem of de ondergrond, als gevolg van menselijke activiteiten, van stoffen, straling, preparaten, organismen of micro‑organismen die schadelijk of potentieel schadelijk voor de menselijke gezondheid of de natuurlijke rijkdommen kunnen zijn;

Motivering

In verband met bodemverontreiniging moet stralingsschade ook door de richtlijn worden gedekt, vooral gezien het feit dat voor veel stralingsschade toch al een vrijstelling wordt verleend op grond van artikel 3.4. Om een maximale bescherming aan het publiek te bieden, is het van belang dat ook wordt verwezen naar potentiële schade aan de menselijke gezondheid of natuurlijke rijkdommen.

Amendement 28
Artikel 2, lid 1, punt 14

14.   "gekwalificeerde partij": elke persoon die er, overeenkomstig in het nationaal recht opgenomen criteria, belang bij heeft dat het herstel van milieuschade wordt gegarandeerd, met inbegrip van instanties en organisaties die blijkens hun statuten ten doel hebben het milieu te beschermen en die voldoen aan alle door het nationaal recht gestelde eisen;

14.   "gekwalificeerde partij": elke rechtspersoon of natuurlijke persoon die er, overeenkomstig in het nationaal recht opgenomen criteria, belang bij heeft dat het herstel en de preventie van milieuschade worden gegarandeerd, met inbegrip van "het betrokken publiek", d.w.z. het publiek dat invloed ondervindt, of waarschijnlijk zal ondervinden, of een belang heeft bij de besluitvorming op milieugebied; niet-gouvernementele organisaties die zich voor milieubescherming beijveren en aan door de nationale wetgeving gestelde eisen voldoen, zullen geacht worden belanghebbend te zijn;

Motivering

De definitie van het voorstel is beperkt voor wat de toegang tot de rechter betreft en houdt onvoldoende rekening met de bepalingen van de Conventie van Aarhus, welke door de EU is ondertekend. Deze definitie strookt evenmin met de benadering van de Commissie ten aanzien van het toekomstige bestuur van de EU en een betere betrekking van de burgers bij het besluitvormingsproces.

Amendement 29
Artikel 2, lid 1, punt 18, letter (a)

(a)   schade aan de biodiversiteit, dit wil zeggen elke vorm van schade die een ernstig ongunstige uitwerking heeft op de staat van instandhouding van de biodiversiteit;

(a)   schade aan de biodiversiteit, dit wil zeggen elke verandering in de omstandigheden die een significant ongunstige uitwerking heeft op het bereiken of handhaven van de gunstige staat van instandhouding van de biodiversiteit, of dit dreigt te zullen hebben;

Motivering

Er moet een duidelijker definitie worden gegeven van de term "biodiversiteit". De drempelwaarde voor schade aan biodiversiteit en gezondheid moet "significante schade" zijn.

Amendement 30
Artikel 2, lid 1, punt 18, letter (b)

(b)   schade aan wateren, dit wil zeggen elke vorm van schade die een zodanig negatief effect heeft op de ecologische toestand, het ecologisch potentieel en/of de chemische toestand van de betrokken wateren dat die toestand verslechtert of met grote waarschijnlijkheid zal verslechteren ten opzichte van een van de in Richtlijn 2000/60/EG omschreven categorieën, met uitzondering van de negatieve effecten waarop artikel 4, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG van toepassing is;

(b)   schade aan wateren, dit wil zeggen elke vorm van schade die een zodanig negatief effect heeft of dreigt te zullen hebben op de ecologische toestand, het ecologisch potentieel, de kwantitatieve en/of de chemische toestand dat die toestand verslechtert of met grote waarschijnlijkheid zal verslechteren ten opzichte van een van de in Richtlijn 2000/60/EG omschreven categorieën, met uitzondering van de negatieve effecten waarop artikel 4, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG van toepassing is;

Motivering

In de kaderrichtlijn voor water worden drie factoren genoemd op grond waarvan de waterkwaliteit kan worden beoordeeld: de ecologische, chemische en kwantitatieve toestand. De Commissie laat na te spreken over de kwantitatieve toestand, hetgeen zou betekenen dat de regeling voor milieuaansprakelijkheid alleen zou gelden indien de kwalitatieve toestand van een bepaald watervoorkomen wordt aangetast.

Amendement 31
Artikel 2, lid 1, punt 18, letters (c) en (c bis) (nieuw)

(c)   bodemschade, dit wil zeggen elke vorm van schade die een ernstige potentiële of feitelijke aantasting veroorzaakt van de volksgezondheid ten gevolge van verontreiniging van bodem en ondergrond;

(c)   bodemschade, dit wil zeggen elke vorm van schade die een significante potentiële of feitelijke aantasting veroorzaakt van de volksgezondheid en de natuurlijke rijkdommen ten gevolge van verontreiniging van bodem en ondergrond, met inbegrip van de verontreiniging door GMO's;

(c bis)    schade aan de luchtkwaliteit, waaronder wordt verstaan elke aantasting waardoor belangrijke potentiële of daadwerkelijke schade wordt toegebracht aan de volksgezondheid, de biodiversiteit, het water of de bodem;

Motivering

Het is niet uitvoerbaar om een aansprakelijkheidsregeling alle vormen van milieuschade door alle vormen van activiteit te laten dekken. Dekking van minimale effecten op het milieu zou een aansprakelijkheidsregeling buitengewoon moeilijk en kostbaar in de uitvoering maken. Een manier om dit te voorkomen is om de aansprakelijkheidsregeling alleen toe te passen op schade die een zekere drempelwaarde te boven gaat. De voor biodiversiteit en volksgezondheid voorgestelde drempelwaarde is die van "significante schade". Ook moet er meer worden gedaan aan de schade veroorzaakt door GMO's. De luchtkwaliteit is van het allergrootste belang en moet dus in elk geval in de definitie van milieuschade worden opgenomen.

Amendement 32
Artikel 2, lid 1, punt 19

19.   "waarde": de maximumhoeveelheid goederen, diensten of geld die een persoon bereid is te besteden om een specifiek goed of een specifieke dienst te verkrijgen, of de minimumhoeveelheid goederen, diensten of geld die een persoon bereid is te aanvaarden in ruil voor het derven van een specifiek goed of een specifieke dienst. De totale waarde van een habitat of soort omvat de waarde die personen door het directe gebruik van die natuurlijke rijkdom ‑ bijvoorbeeld door zwemmen, bootjevaren, vogelwaarneming ‑ ontvangen, alsook de waarde die personen ongeacht het directe gebruik aan die habitats en soorten toekennen. Dit sluit het derven van financiële inkomsten door individuele personen uit;

Schrappen

Motivering

"Waarde" zoals hier gedefinieerd, zou alleen van toepassing zijn op compensatoir herstel. Dit is bij de toepassing van deze richtlijn controversieel, verwarrend en mogelijkerwijs niet erg nuttig.

Amendement 33
Artikel 2, lid 1, punt 21

21.   "uitstoot": de inbreng in het milieu van stoffen, preparaten, organismen of micro‑organismen.

21.   "uitstoot": de inbreng in het milieu van stoffen, straling, preparaten, organismen.

Motivering

Het verspreiden van radioactief materiaal heeft potentieel ernstige locale en grensoverschrijdende effecten. Incidenten houden vaak verband met het hanteren van radioactieve vloeistoffen, de opslag van splijtmateriaal, enz. De meeste incidenten die zich in Europa hebben voorgedaan waren het gevolg van menselijke fouten bij dit soort handelingen.

"Organismen" omvat ook micro-organismen.

Amendement 34
Artikel 2, lid 1, punt 21 bis (nieuw)
 

21 bis.    "organisme": elke cellulaire of niet-cellulaire biologische entiteit met het vermogen tot replicatie of tot overbrenging van genetisch materiaal, met inbegrip van virussen, viroïden, dierlijke en plantaardige cellen op kweek;

Motivering

De term "organisme" in artikel 2, lid 1, punt 21 moet gelijkgetrokken worden met artikel 2, punt 1 van richtlijn 2001/18/EG en meer in het bijzonder met de definitie van "micro-organisme" in artikel 2, onder a van richtlijn 90/219/EG van de Raad.

Amendement 35
Artikel 3, lid 1

1.   Deze richtlijn is van toepassing op milieuschade die wordt veroorzaakt door de uitoefening van enige in bijlage I genoemde beroepsactiviteit alsook op elk onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich voordoet als gevolg van een van die activiteiten.

1.   Deze richtlijn is van toepassing op milieuschade die wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt door de uitoefening van enigerlei beroepsactiviteit of door enigerlei stof die in het kader van om het even welke beroepsactiviteit wordt gebruikt, alsook op elk onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich voordoet als gevolg van een van die activiteiten of stoffen.

Motivering

De beslissende factor bij de vaststelling van aansprakelijkheid voor milieuschade moet de ernst van de aan het milieu berokkende schade zijn en niet een of ander arbitrair criterium m.b.t. de activiteit waardoor de schade werd veroorzaakt. Om redenen van duidelijkheid moet ook expliciet melding worden gemaakt van schade die niet door de activiteit zelve wordt veroorzaakt maar in verband daarmee.

Amendement 36
Artikel 3, lid 2

2.   Deze richtlijn is van toepassing op schade aan de biodiversiteit als gevolg van de uitoefening van enige andere beroepsactiviteit dan de in bijlage I genoemde, alsook op elk onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich voordoet als gevolg van een van die activiteiten.

Schrappen

Motivering

De beslissende factor bij het vaststellen van de milieuaansprakelijkheid is de daadwerkelijke schade aan het milieu en niet de arbitraire aard van de activiteiten die de schade heeft veroorzaakt.

Amendement 37
Artikel 3, lid 3

3.   Deze richtlijn is niet van toepassing op milieuschade of enig onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich voordoet ten gevolge van een incident met betrekking waartoe de aansprakelijkheid of schadevergoeding geregeld is bij een van de volgende overeenkomsten, in voorkomend geval:

3.   Deze richtlijn is van toepassing op milieuschade veroorzaakt door of in verband met of enig onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich voordoet in verband met zeevervoer, voorzover de in bijlagen A t/m I genoemde internationale overeenkomsten geen strengere bepalingen bevatten inzake de aansprakelijkheid voor deze schade.

(a)   het Internationaal Verdrag van 27 november 1992 inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie;

De richtlijn is toepasselijk op alle gevallen waarin de relevante internationale overeenkomsten nog niet door de Europese Gemeenschap en/of de lidstaten zijn geratificeerd en nog niet in werking zijn getreden.

(b)   het Internationaal Verdrag van 27 november 1992 inzake de instelling van een internationaal compensatiefonds voor schade door verontreiniging door olie;

In gevallen waarin de internationale verdragen die in bijlage I, deel A, worden opgesomd, milieuschade niet dekken, heeft deze richtlijn een aanvullende toepassing ten einde het volledige herstel te dekken van de milieuschade overeenkomstig Bijlage II.

(c)   het Internationaal Verdrag van 23 maart 2001 inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie uit scheepsbunkers;

 

(d)   het Internationaal Verdrag van 3 mei 1996 inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding in verband met het vervoer van gevaarlijke en schadelijke stoffen overzee;

 

(e)   het Verdrag van 10 oktober 1989 inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt tijdens het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor en over de binnenwateren.

 

Motivering

Het is voor de rapporteur onaanvaardbaar dat zeeverontreiniging door aardolie in artikel 3.3 van het toepassingsbereik van de richtlijn wordt uitgezonderd. De formulering van dit artikel in de richtlijn leidt automatisch tot uitsluiting van elk incident in verband met verontreiniging van het zeewater, omdat deze zouden worden geregeld door internationale overeenkomsten inzake verontreiniging afkomstig van schepen. Deze overeenkomsten beogen echter een doel dat verschillend is van dat van de richtlijn inzake milieuaansprakelijkheid. Bovendien komt biodiversiteit als zodanig, zonder dat er sprake is van schade aan eigendom of economische schade, in deze internationale overeenkomsten in het geheel niet aan de orde. Dat heeft dus tot gevolg dat er niets zal worden ondernomen met het oog op het herstel van de schade ten gevolge van ernstige aardolielozingen of emissies van andere gevaarlijke of schadelijke stoffen - kortom van milieuschade in de zin van deze richtlijn. Bovendien behoort de schade die door deze internationale overeenkomsten inzake verontreiniging door schepen wordt geregeld eerder tot de sfeer van de traditionele schade aan eigendom en economisch verlies, een ander soort schade dus dan die welke het onderwerp vormt van de richtlijn inzake milieuaansprakelijkheid. Om een overlapping tussen beide aansprakelijkheidsregelingen te voorkomen, wordt het volgende voorgesteld: de richtlijn zal van toepassing zijn op milieuschade ten gevolge van de verontreiniging door schepen, voorzover de internationale overeenkomsten inzake verontreiniging door schepen niet in aansprakelijkheid voor dergelijke schade voorzien. Wanneer milieuschade op grond van een van de internationale overeenkomsten kan worden gecompenseerd, hersteld of voorkomen, behoeft de onderhavige richtlijn niet te worden geactiveerd.

Bovendien is de onderhavige richtlijn van toepassing zolang bepaalde internationale overeenkomsten nog niet in werking zijn getreden, want anders zou er een potentiële lacune optreden bij de compensatie van milieuschade.

Amendement 38
Artikel 3, lid 4

4.   Deze richtlijn is niet van toepassing op de nucleaire risico’s en de milieuschade of het onmiddellijk gevaar dat zich dergelijke schade voordoet als gevolg van de ontplooiing van de activiteiten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van toepassing is, of als gevolg van een incident of activiteit met betrekking waartoe de aansprakelijkheid of schadevergoeding geregeld is bij een van de volgende overeenkomsten, in voorkomend geval:

4.   Deze richtlijn is van toepassing op de nucleaire risico’s en de milieuschade veroorzaakt door of in verband met, of het onmiddellijk gevaar dat zich dergelijke schade voordoet als gevolg van of in verband met de ontplooiing van de activiteiten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van toepassing is, of als gevolg van een incident of activiteit met betrekking waartoe de aansprakelijkheid of schadevergoeding geregeld is bij een van de overeenkomsten in deel B van bijlage I.

(a)   het Verdrag van Parijs van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie alsook het Aanvullend Verdrag van Brussel van 31 januari 1963;

De richtlijn is van toepassing in alle gevallen waarin de relevante internationale verdragen nog niet zijn geratificeerd door de Europese Gemeenschap en/of de lidstaten en nog niet in werking zijn getreden.

(b)   het Verdrag van Wenen van 21 mei 1963 inzake wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade en het Verdrag van Wenen van 12 september 1997 inzake aanvullende vergoedingen voor kernschade;

In gevallen waarin de internationale verdragen die worden opgesomd in bijlage I, deel B, milieuschade niet dekken, heeft deze richtlijn een aanvullende toepassing ten einde het volledige herstel te dekken van de milieuschade overeenkomstig Bijlage II.

(c)   het gezamenlijk protocol van 21 september 1988 betreffende de toepassing van het Verdrag van Wenen en het Verdrag van Parijs;

 

(d)   de Overeenkomst van Brussel van 17 december 1971 inzake de wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van het zeevervoer van nucleaire stoffen;

 

Motivering

Het amendement is in overeenstemming met amendement 27, dat straling opneemt in de definitie van de richtlijn. Het zorgt ervoor dat nucleaire risico's ook in het bereik van de richtlijn worden opgenomen.

Amendement 39
Artikel 3, lid 6

6.   Deze richtlijn is niet van toepassing op milieuschade of op onmiddellijk gevaar dat zich dergelijke schade voordoet als gevolg van wijdverspreide, diffuse verontreiniging waarbij onmogelijk een oorzakelijk verband kan worden gelegd tussen de schade en de activiteiten van bepaalde individuele exploitanten.

6.   Deze richtlijn is van toepassing op milieuschade of op onmiddellijk gevaar dat zich dergelijke schade voordoet als gevolg van wijdverspreide, diffuse verontreiniging waarbij mogelijk een oorzakelijk verband kan worden gelegd tussen de schade en de activiteiten van bepaalde individuele exploitanten.

Motivering

De door de Commissie voorgestelde formulering impliceert dat bij wijdverspreide en diffuse verontreiniging onmogelijk een oorzakelijk verband kan worden gelegd tussen de schade en de activiteiten van bepaalde individuele exploitanten. Soms is dit inderdaad moeilijk, maar het is niet altijd onmogelijk. De alternatieve tekst handhaaft de uitsluiting van situaties waarin inderdaad geen oorzakelijk verband kan worden gelegd, maar maakt tegelijkertijd duidelijk dat wanneer dat verband wel kan worden gelegd de bepalingen van deze richtlijn gewoon van toepassing zijn.

Amendement 40
Artikel 3, lid 7

7.   Deze richtlijn is niet van toepassing op activiteiten die uitsluitend de landsverdediging dienen.

Schrappen

Motivering

Deze uitzondering vormt een belangrijke hindernis bij het aansprakelijk stellen van exploitanten die milieuschade hebben veroorzaakt, waardoor het beginsel "de vervuiler betaalt" in feite buiten spel wordt gezet.

Amendement 41
Artikel 3, lid 8

8.   Onverminderd het bepaalde in artikel 11, lid 3, verleent deze richtlijn particulieren geen recht op schadevergoeding voor economische verliezen die zij zouden kunnen hebben geleden als gevolg van milieuschade of onmiddellijk gevaar dat zich dergelijke schade voordoet.

8.   Onverminderd het bepaalde in artikel 11, lid 3, en zonder afbreuk te doen aan de desbetreffende nationale wetgeving, verleent deze richtlijn particulieren geen recht op schadevergoeding voor economische verliezen die zij zouden kunnen hebben geleden als gevolg van milieuschade of onmiddellijk gevaar dat zich dergelijke schade voordoet.

Motivering

In verband met deze kwestie moet het subsidiariteitsbeginsel van toepassing zijn. In lidstaten waar nationale wetten een recht op compensatie voor economische verliezen bieden, prevaleren deze wetten boven de onderhavige richtlijn.

Amendement 42
Artikel 3 bis (nieuw)
 

Artikel 3 bis

Bepaling en controle van de staat van instandhouding

Onverminderd artikel 11 van richtlijn 92/43/EEG bepalen en controleren de lidstaten de staat van instandhouding van de habitats en de soorten in de lijsten in de bijlage I, II en IV van die richtlijn.

Motivering

De lidstaten oefenen toezicht uit op de staat van instandhouding van de habitats, met bijzondere aandacht voor de prioritaire natuurlijke habitattypes en prioritaire soorten.

Amendement 43
Artikel 4

1.   Wanneer zich nog geen milieuschade heeft voorgedaan maar onmiddellijk gevaar bestaat dat dergelijke schade zich zal voordoen, verplicht de bevoegde instantie de exploitant de nodige preventiemaatregelen te nemen of neemt zij zelf dergelijke maatregelen.

1.   Wanneer zich nog geen milieuschade heeft voorgedaan maar onmiddellijk gevaar bestaat dat dergelijke schade zich zal voordoen, neemt de exploitant onverwijld en zonder een verzoek daartoe van de bevoegde instantie af te wachten de nodige preventiemaatregelen.

2.   Onverminderd eventuele aanvullende maatregelen welke de bevoegde instantie krachtens lid 1 kan voorschrijven, bepalen de lidstaten dat exploitanten, wanneer zij zich bewust zijn of bewust zouden moeten zijn van een onmiddellijk gevaar, verplicht zijn de nodige maatregelen te treffen om te voorkomen dat zich milieuschade voordoet, zulks zonder een verzoek in die zin van de bevoegde instantie af te wachten.

Schrappen

3.   De lidstaten bepalen dat de exploitanten wanneer zulks dienstig is, en in ieder geval wanneer het onmiddellijk gevaar voor belangrijke milieuschade ondanks de door de betrokken exploitant genomen preventiemaatregelen niet verdwijnt, verplicht zijn de bevoegde instantie over de situatie te informeren.0

3.   De lidstaten bepalen dat de exploitanten wanneer zulks dienstig is, en in ieder geval wanneer het onmiddellijk gevaar voor belangrijke milieuschade ondanks de door de betrokken exploitant genomen preventiemaatregelen niet verdwijnt, verplicht zijn de bevoegde instantie onverwijld over alle relevante aspecten van de situatie te informeren.

 

3 bis.    De bevoegde instantie kan:

(a)   van de exploitant eisen dat deze informatie verstrekt over een eventuele onmiddellijke dreiging van milieuschade, of gevallen waarin een dergelijke dreiging wordt vermoed;

(b)   de exploitant instructies geven betreffende de te nemen nodige herstelmaatregelen;

(c)   de exploitant verplichten de nodige preventieve maatregelen te nemen;

(d)   zelf de nodige preventieve maatregelen nemen, wanneer er sprake is van urgentie vanwege een onmiddellijke dreiging van schade en de exploitant heeft nagelaten zelf op te treden;

4.   Indien een exploitant de verplichtingen waarin de leden 1 en 2 voorzien, niet naleeft, neemt de bevoegde instantie de nodige preventiemaatregelen.

4.   Indien een exploitant de verplichtingen waarin de leden 1 of 3 (b) en (c) voorzien, niet naleeft, neemt de bevoegde instantie de nodige preventiemaatregelen.

 

(Deze situatie mag er in geen geval toe leiden dat het beginsel "de vervuiler betaalt" vervangen wordt door het beginsel "de belastingplichtige betaalt")

 

4 bis.    De exploitant en de bevoegde instantie maken de milieuschade onmiddellijk bekend aan andere lidstaten die gevolgen van deze milieuschade zouden kunnen ondervinden.

Motivering

De aansprakelijkheid voor het nemen van preventieve maatregelen wanneer er een onmiddellijke dreiging van schade bestaat, berust in eerste instantie bij de exploitant. Wanneer de schade urgent lijkt en de exploitant geen maatregelen neemt, moet de openbare instantie de nodige maatregelen kunnen nemen in de plaats van de exploitant. De verantwoordelijkheden van de lidstaten blijven dus bestaan in gevallen waar de exploitant zijn verplichtingen niet nakomt.

Amendement 44
Artikel 5

1.   Wanneer zich milieuschade heeft voorgedaan, verplicht de bevoegde instantie de exploitant de nodige herstelmaatregelen te nemen of neemt zij zelf dergelijke maatregelen.

1.   Wanneer zich milieuschade heeft voorgedaan, moet de exploitant onverwijld de bevoegde instantie op de hoogte stellen van alle relevante aspecten van de situatie en de nodige herstelmaatregelen nemen; wanneer de exploitanten opmerken dat milieuschade heeft plaatsgevonden en adequate noodplannen voorhanden zijn, zijn deze exploitanten verplicht en gemachtigd de nodige herstelmaatregelen te nemen, die mogelijk zijn in het kader van deze noodplannen, zonder te wachten op een verzoek daartoe van de bevoegde instantie.

 

1 bis.    De bevoegde instantie kan op elk moment:

(a)   de exploitant verplichten de nodige herstelmaatregelen te nemen;

(b)   de exploitant verplichten aanvullende informatie te geven over de opgetreden schade;

(c)   de exploitant instructies geven betreffende de te nemen nodige herstelmaatregelen; of

(d)   zelf de nodige herstelmaatregelen nemen.(Deze situatie mag er in geen geval toe leiden dat het beginsel "de vervuiler betaalt" vervangen wordt door het beginsel "de belastingplichtige betaalt")

 

1 ter.    De bevoegde instantie besluit welke herstelmaatregelen overeenkomstig Bijlage II moeten worden uitgevoerd in samenwerking met de betrokken exploitant.

2.   Indien de exploitant geen gehoor geeft aan een verzoek dat uit hoofde van lid 1 aan hem wordt gericht, neemt de bevoegde instantie de nodige herstelmaatregelen.

2.   Indien de exploitant zijn verplichtingen uit hoofde van lid 1 niet nakomt, richt de bevoegde instantie een verzoek tot de exploitant om de nodige herstelmaatregelen ten nemen, of neemt deze zelf.

3.   Welke herstelmaatregelen noodzakelijk zijn, wordt bepaalde overeenkomstig bijlage II.

schrappen

4.   Wanneer zich meer gevallen van milieuschade hebben voorgedaan op zodanige wijze dat de bevoegde instantie niet kan garanderen dat de noodzakelijke herstelmaatregelen gelijktijdig worden genomen, is de bevoegde instantie gerechtigd te bepalen welk geval van milieuschade eerst moet worden hersteld.

4.   Wanneer zich meer gevallen van milieuschade hebben voorgedaan op zodanige wijze dat de bevoegde instantie niet kan garanderen dat de noodzakelijke herstelmaatregelen gelijktijdig worden genomen, is de bevoegde instantie gerechtigd te bepalen welk geval van milieuschade eerst moet worden hersteld.

Bij het nemen van deze beslissing houdt de bevoegde instantie onder meer rekening met de aard, de omvang en de ernst van de verschillende gevallen van de betrokken milieuschade alsook de mogelijkheden tot natuurlijke regeneratie.

Bij het nemen van deze beslissing houdt de bevoegde instantie onder meer rekening met de aard, de omvang en de ernst van de verschillende gevallen van de betrokken milieuschade alsook eventuele risico's voor de volksgezondheid en de mogelijkheden tot herstel in de primaire toestand.

Motivering

De aansprakelijkheid voor het nemen van preventieve maatregelen wanneer er een onmiddellijke dreiging van schade bestaat, berust in eerste instantie bij de exploitant. De verantwoordelijkheid van de autoriteiten moet in eerste instantie beperkt blijven tot controle en advies. Dit systeem zou leiden tot versterking van het door de Commissie gewenste beginsel van “de vervuiler betaalt”. De autoriteiten hebben evenwel de bevoegdheid nodig om maatregelen uit te voeren wanneer zij dat noodzakelijk achten. De exploitanten moeten de mogelijkheid krijgen, en zelfs uit hoofde van de wetgeving hiertoe worden verplicht, om noodhulpplannen ten uitvoer te leggen wanneer schade optreedt, ten einde spoedig herstel te verzekeren en grotere schade te voorkomen.

Amendement 45
Artikel 6, lid 1, inleidende formule

1.   Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 9, lid 1, zorgen de lidstaten ervoor dat de noodzakelijke herstel‑ of preventiemaatregelen worden genomen:

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de noodzakelijke herstel‑ of preventiemaatregelen worden genomen:

Motivering

Spreekt van zelf na de schrapping van 4 woorden in artikel 9, lid 1.

Amendement 46
Artikel 6, lid 1, letters (b) en (c)

(b)   wanneer de exploitant kan worden aangewezen, maar deze over onvoldoende financiële middelen beschikt om enige noodzakelijke preventie‑ en herstelmaatregel te nemen;

Schrappen

(c)   wanneer de exploitant kan worden aangewezen, maar deze over onvoldoende financiële middelen beschikt om alle noodzakelijke herstel‑ of preventiemaatregelen te nemen; of

Schrappen

Motivering

Opname van deze punten biedt exploitanten onnodig sterke juridische mogelijkheden zich te onttrekken aan de verplichtingen inzake de nodige preventieve en herstelmaatregelen.

Amendement 47
Artikel 46, lid 2

2.   De maatregelen die worden genomen uit hoofde van lid 1, onder a), b) en c), laten de financiële aansprakelijkheid van de betrokken exploitant uit hoofde van deze richtlijn alsook de artikelen 87 en 88 van het EG‑Verdrag onverlet.

2.   De maatregelen die worden genomen uit hoofde van lid 1, onder a) laten de financiële aansprakelijkheid van de betrokken exploitant uit hoofde van deze richtlijn alsook de artikelen 87 en 88 van het EG‑Verdrag onverlet.

Motivering

De schrapping van de letters b) en c) in artikel 6, lid 2 is een gevolg van amendement 46.

Amendement 48
Artikel 7, lid 2

2.   De bevoegde instantie verhaalt op de exploitant die de schade of het onmiddellijk gevaar voor schade heeft veroorzaakt, eveneens de kosten van het opmaken van de milieuschade en, in voorkomend geval, de kosten van de evaluatie van het onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich zal voordoen.

2.   De bevoegde instantie verhaalt op de exploitant of een derde persoon die de schade of het onmiddellijk gevaar voor schade heeft veroorzaakt, eveneens de kosten van het opmaken van de milieuschade en, in voorkomend geval, de kosten van de evaluatie van het onmiddellijk gevaar dat dergelijke schade zich zal voordoen.

Motivering

Om alle vormen van aansprakelijkheid te dekken.

Amendement 49
Artikel 7, lid 2 bis (nieuw)
 

2 bis.    Onder voorbehoud van het bepaalde in de artikelen 8, 9 en 10 hebben personen en/of gekwalificeerde entiteiten die geconfronteerd zijn of kunnen worden met de negatieve gevolgen van milieuschade en die kosten hebben gemaakt voor preventieve maatregelen in verband met de schade of het onmiddellijke gevaar voor schade uit hoofde van de richtlijn, het recht deze kosten te verhalen op de exploitant die de schade heeft veroorzaakt.

Motivering

Indien personen en/of gekwalificeerde entiteiten die schade hebben ondervonden kosten maken voor het nemen van preventieve maatregelen, doen zij dat in plaats van de bevoegde instantie. Zij moeten derhalve dezelfde rechten hebben betreffende het verhalen van deze kosten op de exploitant die de schade heeft veroorzaakt.

Amendement 50
Artikel 9, lid 1, inleidende formule

1.   Onverminderd artikel 10 is deze richtlijn niet van toepassing op milieuschade of het onmiddellijk gevaar dat zich dergelijke schade voordoet ten gevolge van:

1.   Deze richtlijn is niet van toepassing op milieuschade of het onmiddellijk gevaar dat zich dergelijke schade voordoet ten gevolge van:

Motivering

Spreekt voor zich.

Amendement 51
Artikel 9, lid 1, letter (a)

(a)   een oorlogsdaad, vijandelijkheden, burgeroorlog of oproer;

(a)   een oorlogsdaad, vijandelijkheden, burgeroorlog, terrorisme of oproer;

Motivering

In het licht van de recente gebeurtenissen moet terrorisme als een uitzondering worden opgenomen.

Amendement 52
Artikel 9, lid 1, letter c)

(c)   een uitstoot of gebeurtenis die was toegestaan krachtens de toepasselijke wet‑ en regelgeving of uit hoofde van de vergunning of toestemming die aan de exploitant werd verleend;

Schrappen

Motivering

Deze uitzondering vormt een regelrechte ondermijning van het beginsel "de vervuiler betaalt", want zij creëert situaties waarin exploitanten hun aansprakelijkheid voor de door hen veroorzaakte milieuschade kunnen ontlopen. Hierdoor zouden de financiële lasten uiteindelijk op de schouders van de belastingbetalers worden gelegd. Een dergelijk verweer is geen onderdeel van de bestaande nationale aansprakelijkheidsregelingen voor milieuschade in de lidstaten van de EU.

Amendement 53
Artikel 9, lid 1, letter d)

(d)   uitstoot of activiteiten die overeenkomstig de stand van de wetenschappelijke en technologische kennis op het tijdstip dat de uitstoot of de activiteit plaatsvond, niet als schadelijk werden beschouwd.

Schrappen

Motivering

Indien dit verweer gehandhaafd blijft, worden hierdoor het voorzorgsbeginsel en het beginsel "de vervuiler betaalt" ondermijnd, omdat het exploitanten mogelijk wordt gemaakt hun aansprakelijkheid te ontlopen. De toch al beperkte mate van strikte aansprakelijkheid zal daardoor nog verder worden aangetast en de voorgestelde regeling wordt de facto getransformeerd in een aansprakelijkheidsregeling die op schuld berust, met de mogelijkheid dat ernstige milieuschade niet zal worden gedekt.

Amendement 54
Artikel 9, lid 2

2.   Het bepaalde in lid 1, onder c) en d), is niet van toepassing wanneer de exploitant nalatig is geweest.

Schrappen

Motivering

Gevolg van de schrappingen in de amendementen 52 en 53.

Amendement 55
Artikel 9, lid 3, letter a)

a)   een handeling die door een derde werd verricht met de bedoeling schade te veroorzaken, voorzover de schade zich heeft voorgedaan ondanks het feit dat er passende veiligheidsmaatregelen waren getroffen; of

a)   een handeling die door een derde werd verricht al dan niet met de bedoeling schade te veroorzaken, voorzover de schade zich heeft voorgedaan ondanks het feit dat er passende veiligheidsmaatregelen waren getroffen; of

Motivering

In deze paragraaf moet ook rekening worden gehouden met de onopzettelijkheid van een door een derde verrichte handeling.

Amendement 56
Artikel 10, lid 1

1.   De lidstaten zien erop toe dat de exploitanten in alle omstandigheden alle kosten dragen in samenhang met preventiemaatregelen die zij hoe dan ook hadden moeten nemen ter naleving van de wettelijke, bestuursrechtelijke en administratieve bepalingen, met inbegrip van eventuele vergunningen of toelatingen, die op hun activiteiten van toepassing zijn.

1.   De lidstaten zien erop toe dat de exploitanten in alle omstandigheden alle kosten dragen in samenhang met alle maatregelen die zij hoe dan ook hadden moeten nemen ter naleving van de wettelijke, bestuursrechtelijke en administratieve bepalingen die op hun activiteiten van toepassing zijn.

Motivering

Het doel van de richtlijn is niet alleen de preventie van milieuschade, maar ook het nemen van herstelmaatregelen indien er schade optreedt. De exploitant moet dus aansprakelijk worden gesteld voor de kosten van alle maatregelen en niet alleen voor die van preventieve maatregelen. De hier voorgestelde schrappingen hangen logisch samen met amendement 52.

Amendement 57
Artikel 11

1.   Onverminderd het bepaalde in lid 2 mogen de lidstaten ten aanzien van gevallen waarin de bevoegde instantie met een voldoende graad van waarschijnlijkheid aannemelijk kan maken dat één en dezelfde schade door de handelingen of nalatigheid van meerdere exploitanten werd veroorzaakt, ofwel bepalen dat de betrokken exploitanten hoofdelijk financieel aansprakelijk worden gesteld voor die schade, ofwel bepalen dat de bevoegde instantie op een correcte en redelijke basis het aandeel van de kosten vaststelt dat door iedere exploitant moet worden gedragen.

1.   Indien één en dezelfde schade door de handelingen of nalatigheid van meerdere exploitanten werd veroorzaakt, zullen de lidstaten, onverlet hun recht op volledig verhaal van de kosten, ofwel bepalen dat de betrokken exploitanten hoofdelijk financieel aansprakelijk worden gesteld voor die schade, tenzij een aansprakelijke partij kan aantonen dat zij slechts een gedeeltelijke aansprakelijkheid draagt, in welk geval de bevoegde instantie op een correcte en redelijke basis het aandeel van de kosten vaststelt dat door iedere exploitant moet worden gedragen, of de zaak naar een bevoegde rechtbank kan verwijzen.

 

Indien er, in het geval van door meerdere partijen veroorzaakte schade, tussen de exploitanten onderling of tussen de exploitant en de nationale instantie geschillen bestaan over de mate van aansprakelijkheid, wordt de verdeling van de kosten in verband met de schade door de terzake bevoegde rechter of overeenkomstige instantie vastgesteld.

2.   Exploitanten die kunnen aantonen in welke mate de schade het gevolg is van hun activiteiten, zijn alleen verplicht de kosten te dragen die samenhangen met dat deel van de schade.

Exploitanten die kunnen aantonen in welke mate de schade het gevolg is van hun activiteiten, zijn alleen verplicht de kosten te dragen die samenhangen met dat deel van de schade.

 

2 bis.    Bij installaties die door meerdere partijen worden geëxploiteerd, dient de aansprakelijkheid voor de kleinere deelnemers beperkt te worden tot hun proportionele aandeel, terwijl voor de grotere deelnemers het beginsel van gezamenlijke en onderscheiden aansprakelijkheid wordt gehandhaafd.

3.   Deze richtlijn laat eventuele bepalingen van nationaal recht inzake regres onverlet.

3.   Deze richtlijn laat eventuele bepalingen van nationaal recht inzake regres onverlet.

Motivering

In het geval van een geschil over de mate van aansprakelijkheid van verschillende exploitanten, kan de kwestie worden verwezen naar de bevoegde rechtbank, zodat de rechter over de toewijzing van de kosten van beslissen. Proportionele aansprakelijkheid zal van toepassing zijn op kleinere deelnemers aan installaties die door diverse partijen worden geëxploiteerd.

Amendement 58
Artikel 12

De bevoegde instantie is gerechtigd tegen de exploitant die de schade of het onmiddellijk gevaar voor schade heeft veroorzaakt, de procedure voor het verhalen van de kosten met betrekking tot alle uit hoofde van deze richtlijn genomen maatregelen in te leiden gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de betrokken maatregelen ten uitvoer zijn gelegd.

De bevoegde instantie is gerechtigd tegen de exploitant die de schade of het onmiddellijk gevaar voor schade heeft veroorzaakt, de procedure voor het verhalen van de kosten met betrekking tot alle uit hoofde van deze richtlijn door de bevoegde instantie genomen preventieve of herstelmaatregelen in te leiden gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de betrokken maatregelen werden afgerond of de datum waarop de exploitant die aansprakelijk is voor de schade of het onmiddellijke gevaar voor schade werd geïdentificeerd, afhankelijk van welke van de twee de laatste is.

Motivering

Deze tekst beoogt de bevoegde instanties een voldoende lange periode te geven na het nemen van preventieve of herstelmaatregelen voor het verhalen van de kosten op de relevante exploitanten. Het amendement wil een en ander verder verduidelijken.

Amendement 59
Artikel 13, lid 5 bis (nieuw)
 

5 bis.    Alle door de bevoegde instantie uit hoofde van artikel 13 genomen besluiten laten het recht van exploitanten onverlet bij een rechtbank of een ander onafhankelijk en onpartijdig orgaan dat bij wet is opgericht, beroep tegen deze besluiten aan te tekenen. Deze beroepsprocedures leiden niet tot vertragingen bij het nemen van dringend noodzakelijke herstelmaatregelen, teneinde verdere milieu- en economische schade te voorkomen.

Motivering

Teneinde te voldoen aan artikel 6 van het Europees mensenrechtenverdrag en daarop gebaseerde jurisprudentie moet tegen alle handhavingsbesluiten van de bevoegde instanties beroep aangetekend kunnen worden.

Amendement 60
Artikel 13, lid 5 bis (nieuw)
 

5 bis.    In gevallen met een onmiddellijk gevaar van milieuschade zorgen de lidstaten voor procedures aan de hand waarvan de bevoegde instantie of de personen die de negatieve effecten van de schade ondervinden of dreigen te ondervinden en/of de gekwalificeerde entiteiten noodmaatregelen nemen tegen de exploitant, zonder dat eerst moet worden voldaan aan de procedures zoals bedoeld in dit artikel. In een dergelijk geval worden procedures waaraan niet is voldaan, indien geëigend, uitgevoerd zodra de noodmaatregelen zijn genomen.

Motivering

Op dit moment voorziet de richtlijn in een lang onderzoek voordat preventieve en herstelmaatregelen genomen kunnen worden. Wanneer er sprake is van een onmiddellijk gevaar van schade is dit niet goed en dienen er noodprocedures te bestaan.

Amendement 61
Artikel 14, lid 1

1.   Onverminderd eventuele onderzoeken die door de bevoegde instantie op eigen initiatief worden aangevat, hebben personen die de ongunstige effecten van milieuschade ondervinden of dreigen te ondervinden alsook de gekwalificeerde partijen het recht, aan de bevoegde instantie hun opmerkingen kenbaar te maken met betrekking tot enig geval van milieuschade waarvan zij kennis hebben, en hebben zij het recht de bevoegde instantie te verzoeken maatregelen te nemen krachtens deze richtlijn.

1.   Onverminderd eventuele onderzoeken die door de bevoegde instantie op eigen initiatief worden aangevat, heeft het "betrokken publiek", met inbegrip van niet-gouvernementele organisaties, het recht, aan de bevoegde instantie hun opmerkingen kenbaar te maken met betrekking tot enig geval van milieuschade waarvan zij kennis hebben, en hebben zij het recht de bevoegde instantie te verzoeken maatregelen te nemen krachtens deze richtlijn om in het geval van onmiddellijk gevaar voor milieuschade de zaak aan de rechtbank voor te leggen

Motivering

Op grond van de benadering van de Commissie m.b.t. de toekomstige wijze van bestuur van de Europese Unie en de door de EU ondertekende Overeenkomst van Aarhus is het nodig dat de burgers beter betrokken worden bij het besluitvormingsproces.

De richtlijn biedt de direct betroffenen en de gekwalificeerde entiteiten te weinig en te indirecte rechten om te waarborgen dat de doelstellingen van de richtlijn worden verwezenlijkt. Het volstaat niet bij de bevoegde instantie een verzoek om actie te kunnen indienen of te beschikken over het recht om procedures van beroep in rechte in verband met besluiten van de bevoegde instantie in te leiden. Dit neemt in de regel zeer veel tijd in beslag. Anderzijds worstelen bevoegde instanties soms met belangenconflicten en kunnen ze niet altijd voldoen aan de verplichtingen die op hen rusten uit hoofde van de wetgeving. Tegen deze achtergrond, en rekening houdende met het feit dat het bij deze richtlijn in sterke mate gaat om het openbaar belang, moet belangengroeperingen en individuen het recht geboden worden vervuilers in het geval van onmiddellijk gevaar van schade aan het milieu rechtstreeks aan te pakken. Dit zal tevens een positief effect hebben op het zelfregulerend vermogen van de exploitanten en de civiele samenleving.

Amendement 62
Artikel 14, lid 2

2.   De bevoegde instantie heeft het recht te verlangen dat het verzoek om maatregelen vergezeld gaat van alle relevante informatie en gegevens ter ondersteuning van de opmerkingen die met betrekking tot de milieuschade in kwestie worden voorgelegd.

2.   Het verzoek om maatregelen dient vergezeld te gaan van alle relevante informatie en gegevens ter ondersteuning van de opmerkingen die met betrekking tot de milieuschade in kwestie worden voorgelegd.

Motivering

Deze wijziging spreekt vanzelf, want de exploitanten beschikken over grote hoeveelheden informatie.

Amendement 63
Artikel 14, lid 6 bis (nieuw)
 

6 bis.    Wanneer een persoon die ongunstige effecten van milieuschade ondervindt, een gekwalificeerde partij of de bevoegde instantie maatregelen neemt tegen de exploitant, zijn de in artikel 13 genoemde procedures van toepassing.

Motivering

Dit amendement beoogt slechts een verband te leggen tussen de artikelen 13 en 14.

Amendement 64
Artikel 15, lid 1

1.   Elke persoon of gekwalificeerde partij die een verzoek om maatregelen uit hoofde van deze richtlijn heeft ingediend, heeft toegang tot een procedure voor een rechtbank of een andere onafhankelijke en neutrale overheidsinstantie die bevoegd is de besluiten en handelingen of het verzuim om te handelen van de bevoegde instantie aan de procedurele en materieelrechtelijke voorschriften te beoordelen.

1.   Elke persoon, gekwalificeerde partij of elk betrokken publiek in de zin van de Overeenkomst van Aarhus, die een verzoek om maatregelen uit hoofde van deze richtlijn heeft ingediend, heeft toegang tot een procedure voor een rechtbank of een andere onafhankelijke en neutrale overheidsinstantie die bevoegd is de besluiten en handelingen of het verzuim om te handelen van de bevoegde instantie aan de procedurele en materieelrechtelijke voorschriften te beoordelen.

Motivering

Iedere persoon heeft het recht om te leven in een milieu dat bevorderlijk is voor zijn gezondheid en welzijn, en heeft dus het recht op bescherming van zijn milieu. Om van dit recht gebruik te kunnen maken en hun plichten te kunnen nakomen, moeten de burgers het recht hebben op informatie, inspraak hebben bij de besluitvorming en zich naar aanleiding van milieukwesties tot de rechter kunnen wenden.

Amendement 65
Artikel 16

De lidstaten bevorderen de gebruikmaking door de exploitanten van passende verzekeringen of andere vormen van financiële zekerheid. De lidstaten bevorderen ook de ontwikkeling van passende verzekerings‑ of andere financiële garantieinstrumenten en –markten door de geëigende deelnemers aan het economisch en financieel verkeer, met inbegrip van de sector van de financiële diensten.

De lidstaten nemen maatregelen tot invoering van een verplicht financieel garantiesysteem, in een vorm en mate die in onder bona fide bedrijven gebruikelijk zijn, om ervoor te zorgen dat de exploitanten binnen vijf jaar vanaf de inwerkingtreding van de richtlijn gebruik maken van passende verzekeringen of andere financiële garantie-instrumenten. De lidstaten bevorderen de gebruikmaking door andere exploitanten van passende verzekeringen of andere vormen van financiële zekerheid.

De lidstaten nemen ook maatregelen voor het bevorderen van de ontwikkeling van passende financiële garantieinstrumenten en –markten door de geëigende deelnemers aan het economische en financiële verkeer.

Vanaf vijf jaar na de datum bedoeld in artikel 21, lid 1 verplichten de lidstaten de exploitanten passende verzekeringen of andere financiële garantieinstrumenten af te sluiten ter dekking van de kosten voor het voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van artikel 6, lid 1 op het gebied van de preventie of het herstel van schade aan biodiversiteit.

Motivering

Een systeem van verplichte financiële borgstelling moet deel uitmaken van de aansprakelijkheidsregeling. Door het ontbreken van een verplichte verzekering wordt er een grote financiële last gelegd op de lokale en gemeentelijke autoriteiten die verplicht zijn herstelmaatregelen te nemen wanneer een exploitant nalaat gevolg te geven aan het verzoek van de bevoegde instanties of wanneer de reparatiekosten de financiële mogelijkheden van de exploitant te boven gaan.

Een dergelijke regeling is bedoeld voor exploitanten die de in Bijlage I genoemde activiteiten verrichten; exploitanten die andere activiteiten verrichten dan die welke in Bijlage I worden genoemd, worden ook aangemoedigd dergelijke instrumenten te gebruiken.

Amendement 66
Artikel 17

Wanneer milieuschade gevolgen heeft of dreigt te hebben voor meerdere lidstaten, werken die lidstaten samen teneinde ervoor te zorgen dat correcte en doeltreffende preventie‑ of, in voorkomend geval, herstelmaatregelen met betrekking tot alle milieuschade worden genomen.

Wanneer milieuschade gevolgen heeft of dreigt te hebben voor meerdere lidstaten, werken die lidstaten samen teneinde ervoor te zorgen dat correcte en doeltreffende preventie‑ of, in voorkomend geval, herstelmaatregelen met betrekking tot alle milieuschade worden genomen. Ingeval er milieuschade is ontstaan, verstrekt de getroffen lidstaat onverwijld informatie aan andere lidstaten die hiervan mogelijkerwijze ongunstige effecten zouden kunnen ondervinden. Indien een lidstaat een geval van milieuschade buiten zijn eigen grondgebied vaststelt, rapporteert hij dat onmiddellijk aan de Commissie, die vervolgens elke andere belanghebbende lidstaat hierover informeert.

Motivering

Duidelijker moet worden vastgesteld in welke gevallen lidstaten verplicht zijn de Commissie en/of naburige landen te informeren over daadwerkelijke of dreigende milieuschade (b.v. Tsjernobyl, gasexplosies enz.)

Amendement 67
Artikel 18, lid 2

2.   Deze richtlijn belet niet dat de lidstaten passende bepalingen vaststellen met inbegrip van een verbod op meervoudige schadevergoeding, met betrekking tot situaties waarin de kans bestaat dat de schade twee keer wordt verhaald omdat tegelijk actie wordt ondernomen door een bevoegde instantie uit hoofde van deze richtlijn en door een persoon van wie de eigendommen schade hebben opgelopen.

2.   De lidstaten stellen passende bepalingen vast met inbegrip van een verbod op meervoudige schadevergoeding, met betrekking tot situaties waarin de kans bestaat dat de schade twee keer wordt verhaald omdat tegelijk actie wordt ondernomen door een bevoegde instantie uit hoofde van deze richtlijn en door een persoon van wie de eigendommen schade hebben opgelopen.

Motivering

Aansprakelijke exploitanten moeten niet twee keer moeten betalen voor dezelfde schade vanwege het bestaan van systemen voor civiele aansprakelijkheid en milieuaansprakelijkheid.

Amendement 68
Artikel 18 bis (nieuw)
 

Artikel 18 bis

Aanvullende wetgeving in verband met schade door GGO's

De Commissie dient een voorstel in als aanvulling op het regelgevingskader inzake aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door genetisch gemodificeerde organismen, teneinde de wetgeving de completeren die nodig is voor ontwikkeling op het gebied van moderne biotechnologie. Het voorstel betreft in het bijzonder schade veroorzaakt door de aanwezigheid van genetisch gemodificeerde organismen in producten waarvan de producenten geen gebruik hebben gemaakt van dergelijke organismen.

Motivering

Het is duidelijk dat het gebruik van GGO's tot vormen van schade kan leiden die niet worden gedekt door de richtlijn productaansprakelijkheid (richtlijn 85/374/EEG zoals laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 1999/34/EG), noch door het onderhavige voorstel voor aansprakelijkheid voor milieuschade. Met name schade voor boeren door de besmetting van conventionele of organische producten met GGO's wordt door geen van beide richtlijnen afgedekt. De Commissie moet derhalve zo snel mogelijk een regelgevingskader indienen voor schade door GGO's. Zo wordt de wetgeving gecompleteerd die nodig is voor ontwikkeling op het gebied van de moderne biotechnologie.

Amendement 69
Artikel 19, lid 1

1.   Deze richtlijn is niet van toepassing op schade veroorzaakt door activiteiten die hebben plaatsgegrepen vóór de in artikel 21, lid 1, genoemde datum. In het bijzonder is deze richtlijn niet van toepassing op schade veroorzaakt door afval waarvan de verwijdering op geoorloofde wijze heeft plaatsgevonden in erkende verwijderingsinstallaties vóór de in artikel 21, lid 1, genoemde datum en voor stoffen die in het milieu werden geloosd vóór de in artikel 21, lid 1, genoemde datum.

1.   Deze richtlijn is van toepassing op milieuschade veroorzaakt na de in artikel 21, lid 1 bedoelde datum, tenzij de exploitant kan aantonen dat de schade het gevolg is van een activiteit die plaatsvond en werd beëindigd vóór de in artikel 21, lid1 bedoelde datum.

Motivering

De formulering van artikel 19 is verwarrend en misleidend. Daarom doen wij het voorstel voor de toepassing van de richtlijn uit te gaan van de datum waarop de schade werd veroorzaakt. Dit vermindert ook de problemen voor de bevoegde instantie ten aanzien van de bewijslast doordat deze in eerste instantie wordt beperkt tot het moeten bewijzen dat de schade op een bepaalde datum werd veroorzaakt. Indien de activiteit die de schade veroorzaakte voor de relevante datum ophield, en een exploitant gebruikt dit als een reden om aan aansprakelijkheid te ontsnappen, dan rust de bewijslast daarvoor bij de exploitant en niet bij de bevoegde instantie.

Amendement 70
Artikel 19, lid 1 bis (nieuw)
 

1 bis.    Deze richtlijn is niet van toepassing op schade die het gevolg is van een emissie, gebeurtenis of incident dan meer dan 40 jaar eerder heeft plaatsgevonden.

Motivering

De richtlijn mag geen terugwerkende kracht hebben. Het aanhalen van voorbeelden lijkt niet nodig. Het gaat niet aan bepalingen ten gunste van de autoriteiten op nemen over de graad van aannemelijkheid en waarschijnlijkheid van het tijdstip waarop de schade is veroorzaakt. In weerwil van het in lid 1 vermelde beginsel dat terugwerkende kracht uitgesloten is, kan dit er namelijk toe leiden dat een exploitant toch tot herstelmaatregelen wordt verplicht, hoewel de schade vóór de inwerkingtreding van de richtlijn is ontstaan, omdat hij het volledige tegenbewijs moet leveren dat de activiteit al vóór de referentiedatum heeft plaatsgevonden. In twijfelgevallen zal de instantie volgens de beginselen van het bestuursrecht moeten aantonen dat de bepalingen van de richtlijn moeten worden toegepast.

Amendement 71
Artikel 19, lid 3

3.   Lid 2 is niet van toepassing op exploitanten die binnen een termijn van een jaar na de in artikel 21, lid 1, genoemde datum aan de bevoegde instantie een verklaring hebben overgelegd waarin alle milieuschade wordt geïdentificeerd die veroorzaakt kan zijn door hun activiteiten vóór de in artikel 21, lid 1, genoemde datum.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te garanderen dat de milieueffectverklaring welke door de exploitanten wordt ingediend, op het stuk van kwaliteit en waarheidsgetrouwheid betrouwbaar is.

Schrappen

Motivering

De bepaling inzake de tijdsduur waarop lid 2 van toepassing is bevat een omstreden (en niet voor weerlegging in aanmerking komend) "vermoeden ten gunste van de exploitant", dat door de instantie niet eens met een verwijzing naar tekortkomingen in het verslag kan worden opgeheven. Dat betekent dat een door de exploitant alleen opgesteld verslag een effect heeft dat0 de bewijslast voor de instantie aanzienlijk bemoeilijkt. Deze bepaling is op niets gebaseerd en moet daarom worden geschrapt.

Natuurlijk staat het elke exploitant vrij om na de inwerkingtreding van de richtlijn maatregelen te nemen die voor hem de bewijslast vergemakkelijken in gevallen waarin het twijfelachtig is of een geval van schade vóór of na de inwerkingtreding van de richtlijn is opgetreden. Zulke rapporten of adviezen die in opdracht van de exploitant zijn opgesteld, zijn dan onderworpen aan de gebruikelijke evaluatie van de aangevoerde bewijzen overeenkomstig de bepalingen van leden 1 en 2.

Amendement 72
Artikel 20

Verslagen

Verslagen en herziening van de richtlijn

De lidstaten brengen uiterlijk op [vijf jaar na datum vermeld in artikel 22] verslag uit bij de Commissie over de bij de toepassing van deze richtlijn opgedane ervaring. De nationale verslagen dienen de in bijlage III genoemde informatie en gegevens te bevatten.

De lidstaten brengen uiterlijk op [42 maanden na datum vermeld in artikel 22] en daarna iedere drie jaar verslag uit bij de Commissie over de bij de toepassing van deze richtlijn opgedane ervaring. De nationale verslagen dienen de in bijlage III genoemde informatie en gegevens te bevatten.

Op basis hiervan dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad, eventueel vergezeld van een voorstel indien zij dit passend acht.

Op basis hiervan dient de Commissie uiterlijk op [vijf jaar na de datum vermeld in artikel 22, lid 1] een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad dat vergezeld gaat van passend geachte voorstellen, waarin met name rekening wordt gehouden met:

-   de behoefte aan uitbreiding van bijlage I;

-   de gevolgen van de uitzondering zoals bedoeld in artikel 9 van de richtlijn op het doeltreffend functioneren van de aansprakelijkheidsregeling; en

-   nieuwe ontwikkelingen op het gebied van financiële zekerheid en schade-evaluatie;

Motivering

Dit amendement ligt op dezelfde lijn als het amendement op overweging 29. Het is belangrijk een nauwkeuriger omschrijving te geven van de aspecten waaraan bijzondere aandacht moet worden gegeven bij de herziening van de richtlijn (naar het voorbeeld van de bepalingen in de ontwerprichtlijn inzake emissiehandel).

Amendement 73
Bijlage I, titel

IN ARTIKEL 3, LID 1, BEDOELDE ACTIVITEITEN

IN ARTIKEL 16, LID 1, BEDOELDE ACTIVITEITEN

Motivering

Gezien de aangebrachte wijzigingen moet bijlage I de basis vormen voor de verplichte verzekering van de daarin vervatte activiteiten.

Amendement 74
Bijlage I, streepje -1 (nieuw)
 

-   de exploitatie van nucleaire installaties overeenkomstig artikel 2, lid 1 van richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren.

Motivering

Ook de kernenergiesector moet onder deze bepalingen vallen.

Amendement 75
Bijlage I, streepje 7, alinea 1

-   Alle afvalbeheeractiviteiten, zoals de inzameling, het vervoer, de nuttige toepassing en de verwijdering van afvalstoffen, inclusief het toezicht op dergelijke activiteiten en de nazorg op de stortplaatsen, die overeenkomstig Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen1 en Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen2 onderworpen zijn aan een vergunnings‑ of registratieplicht.

-   Alle afvalbeheeractiviteiten, zoals de inzameling, het vervoer, medeverbranding, transport, de nuttige toepassing en de verwijdering van afvalstoffen, inclusief het zelftoezicht op dergelijke activiteiten en de nazorg op de stortplaatsen, die overeenkomstig Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen1 en Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen2 onderworpen zijn aan een vergunnings‑ of registratieplicht en verordening nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap.

Motivering

Het is belangrijk ervoor te zorgen dat het vervoer van afvalstoffen wordt beschouwd als een activiteit in de zin van bijlage I.

Met het oog op een optimale milieubescherming moet in deze alinea gewag gemaakt worden van het meeverbranden van afval.

De tekst in bijlage I dient zo te worden gewijzigd dat hij niet tot enig misverstand kan leiden over de verantwoordelijkheid van de plaatselijke autoriteiten. De lokale autoriteiten krijgen hun milieuaansprakelijkheid niet als gevolg van hun officiële taak als toezichthouders. Een betere term dan het woord "toezicht" is het woord "zelfcontrole", aangezien dit het verband tussen de werkelijke handelende persoon en de aansprakelijkheid duidelijker naar voren brengt.

Amendement 76
Bijlage I, streepje 7, alinea 2

Deze activiteiten omvatten onder meer de exploitatie van stortplaatsen overeenkomstig Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen en de exploitatie van verbrandingsinstallaties overeenkomstig Richtlijn 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval.

Deze activiteiten omvatten onder meer de exploitatie van stortplaatsen overeenkomstig Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen en de exploitatie van verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties overeenkomstig Richtlijn 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval.

Motivering

De werkingssfeer van de richtlijn zou zowel de verbranding moeten dekken (waarop dit voorstel is gericht), als de meeverbranding (momenteel niet in het voorstel opgenomen). Deze twee activiteiten vallen nl. onder de richtlijn "afvalverbranding", aangezien zij de "thermische" behandeling van afval betreffen, ofwel met het doel van verwijdering (verbranding), ofwel met het doel van energie- of materiaalproductie (meeverbranding). Deze activiteiten brengen milieurisico's van dezelfde aard met zich mee, die aan dezelfde regels moeten worden onderworpen, ongeacht de exploitanten.

Amendement 77
Bijlage I, streepje 13

–   Elk ingeperkt gebruik, met inbegrip van vervoer, van genetisch gemodificeerde micro-organismen, als gedefinieerd in en vallende onder het toepassingsgebied van Richtlijn 90/219/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen.

–   Elk ingeperkt gebruik, met inbegrip van vervoer, waarbij genetisch gemodificeerde micro-organismen zijn betrokken, als gedefinieerd in Richtlijn 90/219/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen of recombinant genetisch materiaal1 en elk gebruik van andere GGO's dan micro-organismen waarbij inperkingsmaatregelen bij de wet vereist zijn ter beperking van hun contact met de bevolking in het algemeen en het milieu.

____________

1 "Recombinant genetisch materiaal" moleculen die buiten levende cellen worden geconstrueerd door samenvoeging van natuurlijke of synthetische DNA-segmenten en DNA-moleculen die zich in een levende cel door celdeling kunnen voortplanten, of moleculen die voortkomen uit de voortplanting door celdeling van de hierboven beschreven moleculen.

Motivering

Als de richtlijn alleen betrekking heeft op activiteiten "vallende onder het toepassingsgebied van" richtlijn 90/219/EEG zouden niet alleen activiteiten die op grond van die richtlijn zijn goedgekeurd, zijn uitgezonderd van bijlage I (zie art. 9, lid 1, letter c) van het Commissievoorstel), maar ook niet goedgekeurde activiteiten, omdat zij buiten het toepassingsgebied van richtlijn 90/219/EEG vallen. In dit geval zou het toepassingsgebied van bijlage I volledig afhankelijk zijn van eenvoudige comitologiebesluiten die worden genomen overeenkomstig artikel 3, tweede streepje van richtlijn 90/219/EEG.

Bijlage I moet niet alleen van toepassing zijn op activiteiten waarbij geen gehele GGO's zijn betrokken, maar ook op recombinant genetisch materiaal dat, op grond van welbekende persistentie ook voor milieuschade kan zorgen.

Hoewel het ingeperkte gebruik van GGO's die geen micro-organismen zijn momenteel niet in de EU-wetgeving wordt geregeld, moet de milieuschade die door dergelijke organismen kan ontstaan, niet van bijlage I worden uitgezonderd.

Amendement 78
Bijlage I, streepje 14

–   Elke doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu of verder gebruik of vervoer van genetisch gemodificeerde organismen, als gedefinieerd in en vallende onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad.

–   Elke doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu of verder gebruik, vervoer en op de markt brengen van genetisch gemodificeerde organismen, als gedefinieerd in Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad, en elke andere vorm van het op de markt brengen van genetisch gemodificeerde organismen die onder het toepassingsgebied vallen van wetgeving gebaseerd op artikel 12 van die richtlijn.

Motivering

Richtlijn 2001718/EEG heeft betrekking op gevallen van doelbewuste introductie in het milieu en eveneens op het op de markt brengen ("ter beschikking stellen van derden", zie art. 2, lid 4) van GGO's. Het feit dat het "op de markt brengen" van GGO's van bijlage I wordt uitgezonderd, zou betekenen dat bedrijven die (niet-goedgekeurde) GGO's op de markt brengen profijt kunnen hebben van artikel 8 van de voorgestelde richtlijn, terwijl landbouwers die dergelijke GGO's cultiveren dit niet zouden kunnen.

Als de richtlijn slechts betrekking heeft op het op de markt brengen "onder het toepassingsgebied" van richtlijn 2001/18/EG, dan zouden commerciële activiteiten die bij wijze van "sectorale wetgeving" (zie art. 12) buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen of kunnen vallen, ook van bijlage I zijn uitgezonderd. In dit geval zou bijlage I niet van toepassing zijn op GGO's die vallen onder verordening (EEG) nr. 2309/93 van de Raad (zie art. 12, lid 2 van richtlijn 2001/18/EG), en de bijlage zou niet langer van toepassing zijn op GGO's die bestemd zijn om te worden gebruikt voor voedingsmiddelen of voeders nadat het voorstel van de Commissie voor een verordening inzake genetisch gemodificeerd voedsel en diervoeder (COM(2001) 425) is aangenomen.

Amendement 79
Bijlage I, streepje 14 bis (nieuw)
 

-   De exploitatie van installaties voor energieopwekking door middel van kernsplijting, het vervoer van splijtmateriaal voor de energieopwekking, de exploitatie van installaties voor de productie van nucleair splijtmateriaal, de exploitatie van installaties voor de opwerking of de voorlopige of definitieve opslag van nucleair splijtmateriaal

Motivering

Nucleaire risico's en de daaruit voortvloeiende milieuschade zijn zinnebeeldig voor activiteiten die schadelijk zijn voor het milieu. Zij doen absoluut niet onder voor de door de Commissie in het inleidende hoofdstuk van haar motivering bij het voorstel genoemde grote rampen en daarom valt niet te begrijpen om welke zakelijke redenen hiervoor een afzonderlijke regeling zou moeten gelden.

De door de Commissie voorgestelde formulering zou tot het absurde resultaat leiden dat milieuschade in verband met de energieproductie uit splijtbaar materiaal helemaal niet onder de regeling zou vallen. De in het voorstel genoemde internationale overeenkomsten voorzien geen van allen in enige aansprakelijkheid voor schade aan het milieu. Bovendien hebben niet alle lidstaten deze overeenkomsten ondertekend.

De bedrijfstak van de kernenergie zou hierdoor een voorkeursbehandeling krijgen boven andere vormen van energieopwekking (zoals waterkracht), hetgeen op geen enkele wijze te rechtvaardigen valt.

Het is de Europese Unie niet verboden om voor de aansprakelijkheid voor schade aan het milieu intern strengere regels vast te stellen dan in deze overeenkomsten het geval is.

Daarom is het zinvol nucleaire risico's op te nemen in Bijlage I en te bepalen dat ook voor deze activiteiten een aansprakelijkheid in de zin van deze richtlijn geldt.

Amendement 80
Bijlage A bij Bijlage I (nieuw)
 

A.   Internationale overeenkomsten waarnaar wordt verwezen in artikel 3, lid 3

(a)   Internationaal Verdrag van 27 november 1992 inzake wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie;

(b)   Internationaal Verdrag van 27 november 1992 inzake de instelling van een internationaal compensatiefonds voor schade door verontreiniging door olie;

(c)   Internationaal Verdrag van 23 maart 2001 inzake wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie uit scheepsbunkers;

(d)   Internationaal Verdrag van 3 mei 1996 inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding voor schade in verband met het vervoer van gevaarlijke en schadelijke stoffen overzee;

(e)   het Verdrag van 10 oktober 1989 inzake wettelijke aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt tijdens het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor en over de binnenwateren.

Motivering

Vloeit voort uit de amendementen 37 en 38.

Amendement 81
Bijlage B bij Bijlage I (nieuw)
 

B.   Internationale overeenkomsten waarnaar in artikel 3, lid 4, wordt verwezen:

(a)   het Verdrag van Parijs van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid van derden op het gebied van de kernenergie, alsook het Aanvullend Verdrag van Brussel van 31 januari 1963;

(b)   het Verdrag van Wenen van 21 mei 1963 inzake wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade, alsook het Verdrag van Wenen van 12 september 1997 inzake aanvullende schadeloosstelling voor kernschade;

(c)   Het Gezamenlijk Protocol van 21 september 1988 betreffende de toepassing van het Verdrag van Wenen en het Verdrag van Parijs;

(d)   de Overeenkomst van Brussel van 17 december 1971 inzake de wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van het zeevervoer van nucleaire stoffen.

Motivering

Vloeit voort uit de amendementen 37 en 38.

Amendement 82
Bijlage II, inleiding

In deze bijlage worden de regels uiteengezet die de bevoegde instanties moeten volgen om het herstel van milieuschade te waarborgen.

In deze bijlage worden de regels uiteengezet die men moet volgen om het herstel van milieuschade te waarborgen, met gebruikmaking van de beste beschikbare optie, waarbij de kosten gedekt worden door de exploitant.

Motivering

Om de tekst in overeenstemming te brengen met de eerdere desbetreffende amendementen.

Amendement 83
Bijlage II, punt 2.1

2.1.   Herstel van milieuschade, in de zin van schade aan de biodiversiteit en verontreiniging van wateren, wordt bereikt door de beschadigde habitats en soorten terug in hun referentietoestand te brengen. Mits inachtneming van punt 3.2.3. wordt deze doelstelling in beginsel bereikt door de beschadigde habitats, soorten en daarmee verbonden ecosysteemdiensten of relevante wateren terug in hun referentietoestand te brengen en door te compenseren voor de tussentijdse verliezen. Het herstel gebeurt via rehabilitatie, vervanging of het tot stand brengen van een gelijkwaardig substituut voor aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemdiensten op de oorspronkelijk beschadigde locatie of op een andere locatie.

2.1.   Herstel van milieuschade wordt bereikt door de beschadigde habitats en soorten terug in hun referentietoestand te brengen. Mits inachtneming van punt 3.2.3. wordt deze doelstelling in beginsel bereikt door de beschadigde habitats, soorten en daarmee verbonden ecosysteemdiensten of relevante wateren, bodems of ondergrond terug in hun referentietoestand te brengen en door te compenseren voor de tussentijdse verliezen. Het herstel gebeurt via rehabilitatie, vervanging of het tot stand brengen van een gelijkwaardig substituut voor aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemdiensten op de oorspronkelijk beschadigde locatie of op een andere locatie.

Motivering

Problematisch zijn de in het voorstel genoemde uiteenlopende hersteldoelstellingen voor de verschillende typen milieu. Aan de ene kant wordt bij de milieugoederen "biodiversiteit" en "wateren" geëist dat ze zoveel mogelijk in hun oorspronkelijke toestand moeten worden hersteld, terwijl "bodems" pas beschermd en aan een compensatieplicht onderworpen zijn wanneer de bodemvervuiling werkelijke risico's voor de gezondheid met zich meebrengt.

Deze uiteenlopende behandeling is niet te verdedigen en komt neer op een verregaande vergunning tot vervuiling van de bodems.

Amendement 84
Bijlage II, punt 2.2

2.2.   Herstel van milieuschade, in de zin van waterverontreiniging en van schade aan de biodiversiteit, houdt ook in dat ernstige schade aan of ernstige potentiële risico’s voor de volksgezondheid worden weggenomen wanneer dergelijke schade of dergelijk risico aanwezig is.

2.2.   Herstel van milieuschade, in de zin van waterverontreiniging en van schade aan de biodiversiteit, houdt ook in dat significante schade aan of significante potentiële risico’s voor de volksgezondheid worden weggenomen wanneer dergelijke schade of dergelijk risico aanwezig is.

Motivering

Spreekt voor zich.

Amendement 85
Bijlage II, punt 2.3

2.3.   Wanneer verontreinigde bodems of ondergrond de volksgezondheid ernstig schaadt of het risico op dergelijke schade doet ontstaan, moeten de nodige maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat de relevante verontreinigende stoffen worden gecontroleerd, ingeperkt, verminderd of verwijderd, zodat de verontreinigde bodems geen ernstige schade of gevaar van ernstige schade voor de volksgezondheid meebrengen die onverenigbaar zijn met het huidige of aannemelijk toekomstige gebruik van het desbetreffende terrein. Welk toekomstig gebruik als aannemelijk wordt beschouwd, wordt vastgesteld op basis van de regelgeving voor de bodembestemming die van kracht was op het tijdstip van de schade.

2.3.   Wanneer verontreinigde bodems of ondergrond de volksgezondheid significant schaadt of het risico op dergelijke schade doet ontstaan, moeten de nodige maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat de relevante verontreinigende stoffen worden gecontroleerd, ingeperkt, verminderd of verwijderd, zodat de verontreinigde bodems geen significante schade of gevaar van significante schade voor de volksgezondheid meebrengen die onverenigbaar zijn met het huidige of aannemelijk toekomstige gebruik van het desbetreffende terrein. Welk toekomstig gebruik als aannemelijk wordt beschouwd, wordt vastgesteld op basis van de regelgeving voor de bodembestemming die van kracht was op het tijdstip van de schade.

Motivering

Spreekt voor zich.

  • [1] PB C 151 van 25.6.2002, blz. 132.

ADVIES VAN DE COMMISSIE VERZOEKSCHRIFTEN

27 januari 2003

aan de Commissie juridische zaken en interne markt

inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade

(COM(2002) 17 – C5‑0000/2002 – 2002/0021(COD))

Rapporteur voor advies: Vitaliano Gemelli

PROCEDUREVERLOOP

De Commissie verzoekschriften benoemde op haar vergadering van 21 maart 2002 Vitaliano Gemelli tot rapporteur voor advies.

De commissie behandelde het ontwerpadvies op haar vergadering van 22/23 januari 2003.

Op dezelfde vergadering hechtte zij met algemene stemmen haar goedkeuring aan de hierna volgende conclusies.

Bij de stemming waren aanwezig: Vitaliano Gemelli (voorzitter en rapporteur voor advies), Roy Perry en Astrid Thors (ondervoorzitters), Richard A. Balfe, Herbert Bösch, Janelly Fourtou, Laura González Álvarez, Stephen Hughes (verving Proinsias De Rossa overeenkomstig artikel 153, lid 2 van het Reglement), Margot Keßler, Jean Lambert, Guido Sacconi, en María Sornosa Martínez.

BEKNOPTE MOTIVERING

Stop de vervuiling, de Gemeenschap is hard op weg een vuilnisbelt te worden!

Wie ruimt de rotzooi op? Hoeveel gaat dat kosten en wie zal het betalen?

Kan voor altijd aangetaste natuur ooit nog in haar oorspronkelijke staat worden hersteld?

1.   Steeds vaker bereiken dergelijke vragen ons Parlement via de verzoekschriften die onze medeburgers op persoonlijke titel, als lid van een vereniging of via natuurbeschermingsorganisaties toesturen.

2.   In deze zittingsperiode hebben ons reeds een onnoemelijk aantal verzoekschriften over milieukwesties bereikt: dit kan eenvoudig worden vastgesteld door te kijken naar enkele gegevens. Ongeveer 1/3 van de verzoekschriften die bij het Europees Parlement in het jaar 2002 werden ingediend (ofte wel 1.700) hadden betrekking op milieuproblemen, en betroffen voor het merendeel problemen waarvoor deze richtlijn een oplossing probeert te bieden.

3.   Rapporteur wil in de eerste plaats het algemene gevoelen van de leden van zijn commissie verwoorden door vast te stellen dat de Europese burger “er genoeg van heeft”, genoeg van met olie besmeurde kusten, met afval overspoelde natuurreservaten[1] en natuurlijke habitats die zijn omgevormd tot woonwijken of bungalowparken. Rapporteur wil zich in dit advies verder opwerpen als spreekbuis voor de honderdduizenden die moedeloos afhaken en zelfs de energie niet meer kunnen opbrengen om hun verontwaardiging en hun eisen over een leefbaar milieu te uiten.

4.   De leus “produceer en consumeer – produceer en consumeer: er is altijd genoeg” en de tegenhanger ervan “vervuil – vervuil, er blijft altijd nog wel iets over”, dreigen zo langzamerhand iedere betekenis te verliezen op een planeet die volledig is vervuild door zijn bewoners, of dit nu producenten of consumenten zijn.

5.   Het Europees Parlement heeft in zijn rol van woordvoerder van de publieke opinie en in zijn functie van wetgever van de Unie tot taak nieuwe maatregelen te nemen om tot nieuwe oplossingen te komen. Deze oplossingen mogen niet beperkt blijven tot het ongedaan maken van de vervuiling of het laten betalen van de vervuiler, maar moeten ook gericht zijn op het voorkomen van milieuschade, als men tenminste wil dat onze generatie, die slechts het vruchtgebruik heeft van de natuur, deze natuur kan overdragen aan de volgende generatie.

6.   Biedt de huidige richtlijn een adequate oplossing voor de eisen en vragen die hierboven aan de orde zijn gesteld? Kan de Gemeenschap de kosten dragen die de vervuiling met zich meebrengt? Kan de zo ernstig bedreigde biodiversiteit eigenlijk überhaupt nog gered worden? Is onze ontwikkeling vanuit milieuoogpunt eigenlijk echt wel duurzaam? De toekomst zal moeten uitwijzen of de juiste aanpak wordt gevolgd en of de onderhavige richtlijn op milieugebied een nieuw tijdperk van verantwoordelijkheidsbesef inluidt.

7.   Rapporteur is optimistisch gestemd en schaart zich achter de doelstellingen die de Europese Commissie zich in de onderhavige richtlijn stelt, namelijk:

-   handelend optreden is absoluut noodzakelijk en gedoogt geen uitstel,

-   er moet gewerkt worden aan doelmatige preventiemaatregelen die geleidelijk steeds verder worden uitgewerkt,

-   er moet voor worden gezorgd dat publieke middelen worden gebruikt voor het financieren van het herstel van de schade,

-   er moeten vormen van grensoverschrijdende samenwerking worden georganiseerd aangezien vervuiling nu eenmaal vaak een grensoverschrijdend karakter heeft,

-   het beginsel “de vervuiler betaalt” moet nader worden uitgewerkt en verduidelijkt,

-   er moeten duidelijke maatregelen worden ingesteld voor de gevallen waarin de vervuiler niet vaststaat en de gewraakte vervuiling niet ongedaan kan worden gemaakt.

8.   Rapporteur wenst derhalve geen amendementen op de wetgevingstekst in te dienen, een standpunt dat ook wordt ingenomen door de rapporteur van de Commissie juridische zaken en interne markt en van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid.

De tekst, zoals gewijzigd na stemming over de honderden amendementen die reeds zijn behandeld, zal een adequaat en degelijk antwoord van het Parlement vormen op een wetgevingsvoorstel van zo groot belang.

Rapporteur wil zich nogmaals opwerpen als vertolker in het Parlement van de verwachtingen van de Europese burgers ten aanzien van een nieuwe aanpak door de Unie van de problemen van milieuaansprakelijkheid en het herstel van milieuschade.

CONCLUSIES

Gelet op het bovenstaande ziet de Commissie verzoekschriften af van het voorstellen van amendementen op het wetgevingsvoorstel, aangezien zij alle vertrouwen heeft in de rapporteur ten principale, de heer Manders, en de Commissie juridische zaken en interne markt in haar geheel.

  • [1] Men denke bijvoorbeeld aan de dramatische vervuiling van het natuurreservaat Donana in Spanje, waar een delegatie van de Commissie verzoekschriften een bezoek aan heeft gebracht en waar de situatie nog verre van normaal is.