VERSLAG over het periodiek verslag 2004 en de aanbeveling van de Europese Commissie over de vorderingen van Turkije op de weg naar toetreding

3.12.2004 - (COM(2004)0656 - C6-0148/2004 - 2004/2182(INI))

Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: Camiel Eurlings


Procedure : 2004/2182(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0063/2004
Ingediende teksten :
A6-0063/2004
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het periodiek verslag 2004 en de aanbeveling van de Europese Commissie over de vorderingen van Turkije op de weg naar toetreding

(COM(2004)0656 - C6-0148/2004 - 2004/2182(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien het periodiek verslag 2004 en de aanbeveling de Europese Commissie over de vorderingen van Turkije op de weg naar toetreding van 6 oktober 2004 (COM(2004)0656 - C6-0148/2004)[1],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 1 april 2004 over het periodiek verslag 2003 van de Commissie over de vorderingen van Turkije op de weg naar toetreding[2] en zijn vorige resoluties uit de periode van 18 juni 1987 t/m 1 april 2004,

–   gezien de conclusies van de Europese Raad van Kopenhagen (21-22 juni 1993), Helsinki (10-11 december 1999), Kopenhagen (12-13 december 2002), Thessaloniki (19-20 juni 2003) en Brussel (12-13 december 2003),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Begrotingscommissie (A6‑0063/2004),

A. overwegende dat de Commissie tot de conclusie is gekomen dat Turkije in toereikende mate voldoet aan de politieke criteria van Kopenhagen en heeft aanbevolen toetredingsonderhandelingen te beginnen,

B.  overwegende dat de Europese Raad in 2002 heeft besloten dat, als Turkije aan de politieke criteria van Kopenhagen voldoet, de Europese Unie onverwijld toetredingsonderhandelingen zal beginnen,

C. overwegende dat er in Turkije een ingrijpende wetgevende en institutionele convergentie in de richting van de Europese normen heeft plaatsgevonden, vooral sinds de verkiezingen in 2002,

D. overwegende dat de Commissie heeft aangegeven dat de toetreding van Turkije zal verschillen van vorige toetredingen vanwege de gecombineerde weerslag van de bevolking, de grootte, de ligging, alsmede het economische, militaire en veiligheidspotentieel van Turkije,

E.  overwegende dat een democratisch en economisch stabiel Turkije voor heel Europa van groot voordeel zal zijn,

F.  verwijzend naar de conclusies van de Europese Raden van Helsinki en Kopenhagen, waarin de politieke wil van Turkije om toe te treden tot de EU openlijk werd erkend door expliciete toekenning van het recht op de status van volwaardig kandidaat-toetredingsland,

G. overwegende dat de Commissie een strategie voor het toetredingsproces voorstelt, die bestaat uit drie pijlers, respectievelijk de samenwerking ter versterking en ondersteuning van het hervormingsproces in Turkije, de specifieke voorwaarden voor het voeren van toetredingsonderhandelingen in het kader van een Intergouvernementele Conferentie tijdens welke voor besluiten eenparigheid van stemmen vereist zijn (criteria voor het openen en afsluiten van hoofdstukken en de mogelijkheid van het opnemen van lange overgangsperioden voor wat betreft het vrije verkeer van werknemers, de landbouw en de tenuitvoerlegging van het structuurbeleid (Cohesiefonds), alsmede het opnemen van specifieke regelingen en voortdurende waarborgen) en een aanzienlijk intensievere politieke en culturele dialoog die de volkeren in de lidstaten van de EU en Turkije nader tot elkaar brengt,

H. overwegende dat de Commissie geen datum voor het aanknopen van de toetredingsonderhandelingen heeft voorgesteld en erop heeft gewezen dat het toetredingsproces een open proces is waarvan het resultaat niet van tevoren kan worden gewaarborgd,

I.   overwegende dat de Commissie heeft verklaard dat de onomkeerbaarheid van het hervormingsproces en vooral de tenuitvoerlegging ervan ten aanzien van de fundamentele vrijheden over een langere periode moeten worden gegarandeerd,

J.   overwegende dat de Commissie heeft verklaard dat, wat het resultaat van de onderhandelingen of het daaropvolgende ratificatieproces ook moge zijn, de betrekkingen tussen de EU en Turkije er garant voor moeten staan dat Turkije stevig in de Europese structuren verankerd blijft,

K. overwegende dat de Commissie zal voorstellen het partnerschap voor de toetreding in het voorjaar 2005 te herzien en vanaf eind 2005 een jaarlijks algemeen overzicht zal indienen van de wijze waarop de politieke hervormingen worden geconsolideerd en uitgebouwd,

L.  overwegende dat de Commissie, overeenkomstig het Verdrag betreffende de EU, in het geval van een ernstige en aanhoudende inbreuk op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en de rechtsstaat aan de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid zal besluiten, zal aanbevelen de onderhandelingen op te schorten,

M. overwegende dat de Commissie heeft aangegeven dat de EU haar financiële vooruitzichten voor de periode vanaf 2014 zal moeten vastleggen alvorens de onderhandelingen kunnen worden afgesloten,

N. overwegende dat in de verklaring van de Europese Raad van juni 2003 staat dat "het vermogen van de Unie om nieuwe leden op te nemen, met handhaving van de dynamiek van de Europese integratie, ook een belangrijke overweging [is] in het algemeen belang van zowel de Unie als de kandidaatlanden",

O. overwegende dat uit een studie van de Commissie naar de weerslag van de toetreding van Turkije is gebleken dat de toetreding een ingrijpende hervorming van vele communautaire beleidsterreinen onontbeerlijk maakt,

P.  overwegende dat de regering van Turkije in samenwerking met het parlement de laatste jaren belangrijke grondwettelijke en wetgevende veranderingen heeft goedgekeurd,

Q. overwegende dat het aanknopen van toetredingsonderhandelingen zou moeten inhouden dat aan de politieke criteria is voldaan en dat de Europese Unie in staat zal zijn Turkije op te nemen en toch de dynamiek van de Europese integratie te handhaven, en overwegende dat het naleven van "alle criteria" van Kopenhagen de basis vormt voor toetreding tot de Unie,

R.  overwegende dat een van de criteria van Kopenhagen "het vermogen van de Unie om nieuwe leden op te nemen, met handhaving van de dynamiek van de Europese integratie" is,

S.  overwegende dat het nieuwe Wetboek van strafrecht en de Wet op de tussenliggende instanties voor hoger beroep op respectievelijk 12 oktober 2004 en 7 oktober 2004 van kracht zijn geworden, terwijl de Wet op de verenigingen en het besluit over het Wetboek van strafvordering, de wetgeving tot oprichting van de gerechtelijke politie en de wet op de penitentiaire voorschriften en maatregelen nog moeten worden goedgekeurd,

T.  overwegende dat Turkije, ondanks de ingrijpende wijzigingen die zijn aangebracht middels twee belangrijke pakketten van grondwetswijzigingen in 2001 en 2004, een grondwet heeft gehandhaafd die in 1982 werd goedgekeurd,

U. overwegende dat een volledig parlementair toezicht op de militaire uitgaven en de controle van de rekeningen van het leger in de praktijk moet worden gewaarborgd op basis van de goedgekeurde hervormingen,

V. overwegende dat zowel in 2003 als in 2004 honderden gevallen van foltering bij de Turkse overheidsinstanties en mensenrechtenorganisaties zijn gemeld en dat in 2003 meer dan 2000 asielaanvragen van Turkse burgers door lidstaten van de EU zijn ingewilligd,

W. overwegende dat de Commissie onderstreept dat de wetgeving en de uitvoeringsmaatregelen verder geconsolideerd en uitgebreid moeten worden, vooral inzake het beleid van nultolerantie in de strijd tegen foltering en mishandeling, en de uitvoering van bepalingen inzake de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid, de godsdienstvrijheid, de vrouwenrechten, de rechten van het kind met inbegrip van het verbod op kinderarbeid, en de normen van de Internationale Arbeidsorganisatie,

X. overwegende dat ondanks de introductie van een uitgebreid hervormingsprogramma, de onderwijs- en opleidingsstelsels bepaalde hiaten blijven vertonen en dat het daarom wenselijk is om het educatieve aanbod in de minst bevoorrechte regio's te verbeteren en voorts te zorgen voor beter schoolbezoek, met name van meisjes,

Y. overwegende dat Turkije bij de versterking van de godsdienstvrijheid zijn hervormingen moet voortzetten om met spoed de gelijke behandeling van alle religieuze gemeenschappen en minderheden te waarborgen, mede op het gebied van de eigendomsrechten, hun rechtspositie, scholen en intern beheer, regels inzake milieuplanning en de opleiding van de clerus,

Z.  overwegende dat de Grieks-orthodoxe hogeschool van Chalki nog niet heropend is, ondanks vorige oproepen van het Europees Parlement aan de Turkse autoriteiten,

AA. overwegende dat er nog steeds geen geïntegreerde strategie voor de economische, sociale en culturele ontwikkeling van de bevolking in het zuidoosten van Turkije is goedgekeurd en dat de terugkeer van intern ontheemden in het zuidoosten wordt beperkt en gehinderd door het systeem van de dorpswachters en het ontbreken van materiële bijstand,

BB. overwegende dat Turkije nog niet de uitspraken van het Europese Hof voor de rechten van de mens, met inbegrip van het herstel van het eigendomsrecht in de zaak Loizidou en de uitspraak van het Hof in de zaak Cyprus versus Turkije, ten uitvoer heeft gelegd,

CC. overwegende dat Leyla Zana en haar collega's uiteindelijk na ten onrechte te hebben vastgezeten, zijn vrijgelaten en thans werken aan een betere integratie van de Koerden in het algemene politieke leven in Turkije,

DD. overwegende dat Leyla Zana en de Koerdische politieke partijen, de Turkse christenen van alle gezindten (waaronder rooms-katholieken) en Turkse organisaties voor de mensenrechten allen warm voorstander zijn van het aanknopen van onderhandelingen over de toetreding tot de EU,

EE.  overwegende dat de grens tussen Turkije en Armenië nog steeds niet door de Turkse autoriteiten heropend is, waardoor zij een kans hebben gemist om betrekkingen van goed nabuurschap met Armenië op te bouwen,

FF.  overwegende dat het weer voor pelgrims openstellen van het Armeense nationale mausoleum in Noord-Anatolië, de afschaffing van het verbod op het gebruik van minderheidstalen zoals het Armeens en Koerdisch, en voorts het opmerkelijke werk van Turkse historici over de volkerenmoord, alsmede het herstel van de officiële betrekkingen met de Armeense republiek essentiële stappen in de goede richting zijn, maar dat dit proces nog moet worden afgerond, met name door de heropening van de Turks-Armeense grens;

GG. overwegende dat de internationale gemeenschap in de bredere context van de kwestie Cyprus bezorgd blijft over de niet-erkenning door Turkije van de republiek Cyprus en het feit dat meer dan 30 000 Turkse soldaten in Noord-Cyprus gelegerd zijn,

HH. overwegende dat Turkije dankzij een voorzetting van het democratiseringsproces en het programma van sociale en economische moderniseringen:

-    een belangrijke rol zou kunnen vervullen in een aantal transnationale vraagstukken (energie, watervoorraden, vervoer, grensbeheer, bestrijding van het terrorisme);

-    een positieve invloed zou kunnen uitoefenen op de ontwikkeling van seculiere democratische staten in de islamitische wereld als tegenwicht tegen religieus fundamentalisme;

-    een positieve invloed zou kunnen hebben op de resultaten van het buitenlands beleid van de EU in een aantal potentieel instabiele buurregio's, zoals het Middellandse-Zeegebied, het Midden-Oosten, de Kaukasus en Centraal-Azië,

1.  is verheugd over het politieke hervormingsproces in Turkije en de goedgekeurde wets- en grondwetswijzigingen die in werking zijn getreden, alsmede over de vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van de hervormingen sedert het Europees Parlement op 5 juni 2003 zijn resolutie over de voortgang van Turkije op de weg naar toetreding heeft aangenomen[3]; is niettemin van mening dat de Turkse autoriteiten nog meer hervormingen moeten goedkeuren en ten uitvoer leggen, en de huidige hervormingen in de praktijk moeten brengen om volledig aan de politieke criteria te voldoen;

2.  is verheugd over de indrukwekkende inspanningen van de Turkse autoriteiten met het oog op een ingrijpende wetgevende en institutionele convergentie in de richting van de Europese normen;

3.  is ingenomen met de positieve ontwikkelingen in de Turkse economie die met name tot uiting komen in de vermindering van het macro-economische onevenwicht en hogere groeipercentages,

4.  is verheugd over de aanhoudende sterke motivatie en politieke wil die de Turkse regering en de overgrote meerderheid van de door het Turkse volk gekozen vertegenwoordigers aan de dag leggen om naar de Europese Unie toe te groeien; uit tevens zijn tevredenheid over de brede steun onder de bevolking die in de opiniepeilingen tot uiting komt;

5.  stelt met tevredenheid vast dat Turkije de afgelopen jaren heeft voldaan aan een aantal aanbevelingen en eisen die in resoluties van het Parlement zijn opgenomen, met name de volledige afschaffing van de doodstraf, de uitbreiding van belangrijke grondrechten en fundamentele vrijheden, de terugdringing van de rol van de Nationale Veiligheidsraad en het intrekken van de staat van beleg in het zuidoosten van Turkije; stelt vast dat hiermee gevolg is gegeven aan een aantal aanbevelingen in resoluties van het Parlement; betreurt het echter dat reserves zijn uitgesproken over het convenant van burgerlijke en politieke rechten en het convenant van economische, sociale en culturele rechten;

6.  stelt vast dat dankzij de door de Turkse autoriteiten doorgevoerde hervormingen een gunstiger werkklimaat voor niet-gouvernementele organisaties is ontstaan, met name voor wat betreft de bevordering van de mensenrechten, nodigt de Turkse regering uit haar inspanningen op te voeren om de praktijken van intimidatie en vervolging van mensenrechtenactiviteiten en mensenrechtenorganisaties volledig uit te bannen;

7.  is met name verheugd over de hervorming van de strafvordering waardoor de rechten van de verdediging worden versterkt; is echter van mening dat artikel 305 van het nieuwe Turkse Wetboek van strafrecht dat sancties oplegt bij vermeende "gevaren voor de nationale veiligheid" met een toelichting die betrekking heeft op de vrijheid van meningsuiting, vooral ten aanzien van de kwesties Cyprus en Armenië, onverenigbaar is met het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden uit 1950; dringt derhalve aan op de onmiddellijke herroeping van dit artikel;

8.  is verheugd over de vrijlating van Leyla Zana en haar collega's van de voormalige Democratische Partij (DEP) en dringt aan op een rechtvaardige en billijke revisie en de onmiddellijke vrijlating van alle gevangenen die in Turkije zijn veroordeeld voor de geweldloze uiting van hun meningen;

9.  is verheugd over het feit dat de Turkse regering wetswijzigingen heeft doorgevoerd die scholen in staat stellen lessen in moedertalen andere dan de Turkse taal te geven (Koerdisch, Tsjerkessisch, Armeens en andere), die het mogelijk maken mediaprogramma's uit te zenden en stations op te richten en te exploiteren welke in andere talen uitzenden; doet een beroep op de Turkse regering om alle nog bestaande beperkingen op het gebied van t.v.- en radio-uitzendingen en onderwijs in minderheidstalen in te trekken;

10. dringt er bij Turkije krachtig op aan deze wetswijzigingen en de toepassing ervan uit te breiden tot onderwijs en uitzendingen voor niet-islamitische minderheden (Grieken, Armeniërs, joden, Assyriërs);

11. dringt er bij Turkije op aan zijn opvattingen over etnische en religieuze minderheden drastisch te herzien door bijvoorbeeld de aandacht te vestigen op hun bijdrage aan het culturele erfgoed van het land; dringt er met name bij de Turkse autoriteiten op aan, in overweging te nemen een aantal van deze specifieke bijdragen zoals Hasankeyf, Ani, Zeugma of Aktamar voor te dragen voor opname in de World Heritage List van de UNESCO;

12. doet een dringend beroep op de Turkse autoriteiten om op alle niveaus en in alle aspecten een "nultolerantie"-aanpak toe te passen om foltering volledig uit te roeien, aangezien er bij de Turkse overheidsinstanties en mensenrechtenorganisaties nog steeds gevallen van foltering worden gemeld en de nultolerantie-aanpak niet genoeg in de praktijk wordt gebracht;

13. stelt de Turkse regering voor om bij de hervorming van het strafprocesrecht de verjaringswet voor alle strafzaken bij de opening van het proces af te schaffen; dringt er bij het Turkse rechtswezen en met name bij de openbare aanklagers op aan zich vooral te richten op zaken waarin beschuldigingen van folter een rol spelen, gezien het feit dat momenteel slechts weinig justitiële onderzoeken en zaken tegen verdachte folteraars worden geopend; dringt er bij Turkije op aan het personeelsbestand bij het openbaar ministerie uit te breiden om resultaten te boeken;

14. nodigt in dit verband de Turkse autoriteiten uit hun inspanningen te verdubbelen met het oog op een betere tenuitvoerlegging, en met name om meer vastberadenheid aan de dag te leggen bij de aanpak van de straffeloosheid, en onderstreept de noodzaak van versterking van educatieve programma's die een verandering moeten bewerkstelligen in de mentaliteit van politieagenten en ordestrijdkrachten, teneinde te zorgen voor een strikte eerbiediging van het recht;

15. dringt er bij de Turkse minister van Binnenlandse Zaken op aan een beleid te voeren waarbij onmiddellijk en uit beginsel een administratief en disciplinair onderzoek wordt ingesteld tegen elke politieagent die van foltering of mishandeling wordt beschuldigd;

16. verzoekt de Turkse autoriteiten om de wet op verenigingen, het nieuwe Wetboek van strafrecht en de wet op de tussenliggende beroepsinstanties ten uitvoer te leggen en het besluit over het Wetboek van strafvordering, de wetgeving inzake de oprichting van de gerechtelijke politie en de wet op de penitentiaire voorschriften en maatregelen goed te keuren;

17. doet een beroep op de Turkse autoriteiten de wet op de stichtingen ingrijpend te hervormen, na overleg met de desbetreffende instanties, bijvoorbeeld de betrokken NGO's en het brede scala aan religieuze gemeenschappen, zoals het geval zou moeten zijn bij al deze wetten;

18. dringt er bij de Commissie buitenlandse zaken en haar Subcommissie mensenrechten op aan de mensenrechtensituatie in Turkije en de eerbiediging van de mensenrechten in het veld scherp in het oog te houden, vooral wat betreft de uitvoering van het beginsel van nultolerantie ten aanzien van foltering, de terugkeer van ontheemden in overleg met internationale instanties, de uitvoering van de campagne en de wet tot het uitbannen van geweld tegen vrouwen, de bescherming en bevordering van minderheidsrechten, godsdienstvrijheid, vrijheid van meningsuiting en persvrijheid alsmede de vrijheid van de vakbonden;

19. dringt andermaal aan op de hervorming van het kiesstelsel door de verlaging van de kiesdrempel van 10 procent, zodat meer politieke krachten in de nationale vergadering vertegenwoordigd zijn, met inbegrip van partijen waarin het Koerdische element overheerst;

20. is van oordeel dat het opstellen van een nieuwe grondwet een bijkomend en waarschijnlijk noodzakelijk blijk van de zeer ingrijpende aard van de veranderingen is die voor de toetreding tot de EU nodig zijn, en merkt op dat een moderne grondwet de basis kan vormen voor de modernisering van het Turkse staatsbestel;

21. wijst andermaal op de noodzaak de inspanningen voor te zetten met het oog op een bekwaam en onafhankelijk rechtswezen en doet een beroep op de Turkse autoriteiten om ervoor te zorgen dat alle wetswijzigingen snel ten uitvoer worden gelegd, met name wanneer ze betrekking hebben op de bescherming van de mensenrechten en leiden tot een gedragsverandering op alle niveaus van het rechtswezen;

22. dringt er bij de Turkse regering op aan de huidige inspectiediensten te hervormen door de betreffende taken toe te wijzen aan onafhankelijke inspectiediensten die over genoeg middelen moeten kunnen beschikken om doeltreffend in alle regio's van Turkije te kunnen optreden en die gemachtigd moeten zijn om te allen tijde alle detentiefaciliteiten in politiebureaus te inspecteren in nauwe samenwerking met onafhankelijke Turkse NGO's voor de mensenrechten;

23. zegt zijn onvoorwaardelijke steun toe aan alle organisaties en personen van het maatschappelijk middenveld die zich in Turkije inzetten voor de fundamentele vrijheden;

24. doet een beroep op de Turkse autoriteiten om energiek hun strijd voort te zetten tegen de corruptie, die nog steeds een ingrijpende weerslag op het economische, politieke en sociale leven heeft; is ingenomen met de bestrijding door de Turkse autoriteiten van de corruptie, en met de ratificatie van het OESO-verdrag tegen omkoping, het VN-Verdrag tegen corruptie en het lidmaatschap van de groep van staten van de Raad van Europa tegen corruptie (GRECO);

25. is verheugd over de hervormingen die het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen hebben versterkt, en wijst erop dat de rechten van de vrouw in het nieuwe Wetboek van strafrecht beter zijn geregeld, maar toont zich andermaal bezorgd over het feit dat huiselijk geweld en andere vormen van geweldpleging jegens vrouwen nog steeds wijdverbreid zijn, vooral in de onderontwikkelde en plattelandsgebieden, en verzoekt de Turkse autoriteiten om aan de slachtoffers volledige rechtsbescherming en juridische en economische bijstand te bieden, alsmede opvangtehuizen en soortgelijke faciliteiten, en steun te bieden aan NGO's die deze opvangtehuizen en soortelijke faciliteiten beheren; dringt er bij de Commissie op aan dergelijke inspanningen in het kader van de hulpprogramma's van de EU te ondersteunen en doet een beroep op de Turkse autoriteiten om programma's op te zetten om analfabetisme onder vrouwen uit te bannen;

26. uit zijn tevredenheid over het feit dat de Turkse autoriteiten zijn overgegaan tot wijzigingen in het Wetboek van strafrecht teneinde alle juridische bepalingen te schrappen die zouden kunnen wijzen op een zekere toegeeflijkheid jegens misdaden die zijn ingegeven door eergevoelens; benadrukt echter de noodzaak om de voorwaarden te creëren die mensen in staat moeten stellen in alle veiligheid en vertrouwelijk aangifte te doen van dergelijke misdrijven en ervoor te zorgen dat deze categorie misdrijven daadwerkelijk wordt onderzocht en vervolgd;

27. doet een beroep op alle betrokken partijen om de vijandelijkheden in het zuidoosten van het land onmiddellijk te staken; verzoekt de Turkse regering actiever te werken aan een verzoening met die Koerdische krachten die hebben besloten de wapens neer te leggen;

28. verzoekt de Turkse autoriteiten meer in het werk te stellen om te zorgen voor volledige eerbiediging van het recht op onderwijs voor alle vrouwen die vanuit hun familie of door cultuurbepaalde factoren beperkt worden in hun toegang tot lager of middelbaar onderwijs;

29. wijst erop dat de situatie in het zuidoosten van het land sinds 1999 is verbeterd, zowel in termen van veiligheid als van eerbiediging van de fundamentele vrijheden; doet een dringend beroep op de Turkse regering om plannen te ontwikkelen om mensen die dit wensen te helpen naar hun dorpen en steden in het zuidoosten terug te keren, en de problemen die thans worden veroorzaakt door het systeem van de dorpswachters, serieus aan te pakken; doet een dringend beroep op Turkije de dorpswachters te ontwapenen en het systeem van dorpswachters af te schaffen; dringt er bij Turkije op aan nauw samen te werken met internationale instellingen als de Verenigde Naties, de Europese Unie en de Raad van Europa om de terugkeer van binnenlandse ontheemden te ondersteunen en te bespoedigen, overeenkomstig de leidende beginselen van de VN inzake binnenlandse ontheemden, en dringt er bij de autoriteiten op aan een integraal regionaal ontwikkelingsconcept op te stellen om het zuidoosten als regio economisch te ontwikkelen en de modernisering van de maatschappij als geheel te stimuleren;

30. doet een beroep op Turkije de geografische beperking op het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 op te heffen;

31. doet een beroep op de Turkse autoriteiten om de IAO-normen voor vakbondsrechten toe te passen en meer wetgeving inzake het verbod op kinderarbeid in te voeren;

32. doet een beroep op de Turkse regering de oprichting van vakbonden toe te staan en de vrijheid van vergadering te bevorderen door herroeping van de clausule dat voor de oprichting van nieuwe organisaties de voorafgaande toestemming van de overheid is vereist;

33. verzoekt de Turkse regering om de politieke macht van het leger verder in te perken via aanhoudende hervormingen;

34. juicht het toe dat het beginsel van de voorrang van het internationale recht boven het nationale recht is verankerd in de Turkse grondwet, in zoverre het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens betreft en dringt er bij de Turkse autoriteiten op aan alle bepalingen daarvan te eerbiedigen en de uitspraken van het Europese Hof voor de rechten van de mens onverwijld ten uitvoer te leggen;

35. is van mening dat de regeringen van Turkije en Armenië hun proces van verzoening moeten voortzetten, eventueel met de hulp van een bilateraal comité van onafhankelijke deskundigen om de tragische ervaring uit het verleden beslist te boven te komen, en verzoekt de Turkse regering de grenzen met Armenië zo snel mogelijk te heropenen;

36. verzoekt Turkije in het kader van een voortgezet streven naar meer stabiliteit in de regio en betere betrekkingen met zijn buren aandacht te hebben voor de behoefte van zijn buurlanden aan water, met bijzondere verwijzing naar de Zuid-Mesopotamische moerasgebieden in Irak en Iran, waar de waterdoorstroming als gevolg van de bouw van de Ataturk-dam aanzienlijk is verminderd; verzoekt dat Turkije met zijn buren, met inbegrip van Syrië, werkgroepen opricht, met het oog op de eerlijke en billijke verdeling van het water uit de rivieren die in Turkije ontspringen;

37. doet andermaal een beroep op de Turkse autoriteiten om onmiddellijk een einde te maken aan alle activiteiten waarbij religieuze minderheden en gemeenschappen worden gediscrimineerd en dwarsgezeten, met inbegrip van het gebied van de eigendomsrechten, hun rechtspositie, scholen en intern beheer, regels inzake milieuplanning en de opleiding van de clerus, en verzoekt om, als eerste teken van daadwerkelijke toepassing, de Grieks-orthodoxe hogeschool van Chalki onmiddellijk te heropenen; verzoekt Turkije deze problemen aan te pakken overeenkomstig de desbetreffende jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens; verzoekt om de erkenning en bescherming van de alevieten, met inbegrip van de erkenning van Cem-huizen als religieuze centra, alsmede om de erkenning dat godsdienstonderwijs vrijwillig moet zijn en niet alleen de soennitische islam moet betreffen; dringt aan op de bescherming van de grondrechten van alle christelijke minderheden en gemeenschappen in Turkije (b.v. de Grieken in Istanboel en op Imvros en Tenedos);

38. betreurt dat, hoewel het de democratische wil van de Grieks-Cypriotische gemeenschap respecteert, er geen oplossing is gevonden en verzoekt de Turkse autoriteiten om hun constructieve houding te handhaven bij het zoeken naar een regeling van de kwestie Cyprus die leidt tot een billijke oplossing waarover moet worden onderhandeld op basis van het plan-Annan en de beginselen waarop de EU is gebaseerd, en om overeenkomstig de desbetreffende VN‑resoluties hun bezettingsmacht volgens een gedetailleerd tijdschema spoedig terug te trekken; is van mening dat een dergelijke terugtrekking van de Turkse bezettingsmacht een noodzakelijke stap is op weg naar een vermindering van de spanning, een hervatting van de dialoog tussen de partijen en de voorbereiding van een duurzame oplossing; doet een beroep op de Turkse autoriteiten om de republiek Cyprus te erkennen; vestigt de aandacht van de Turkse autoriteiten op het feit dat het om intergouvernementele onderhandelingen gaat tussen Turkije enerzijds en 25 lidstaten van de Europese Unie anderzijds, dat de republiek Cyprus één van deze lidstaten is en dat het aanknopen van onderhandelingen uiteraard inhoudt dat Turkije Cyprus erkent;

39. dringt er bij de Raad op aan zijn beloften na te komen en een einde te maken aan het isoleren van de Turks-Cypriotische gemeenschap; verwacht een spoedige goedkeuring van de desbetreffende pakketten inzake economische steunverlening en van rechtstreekse handel met het noordelijk deel van het eiland;

40. herinnert de Turkse autoriteiten eraan dat alle onopgeloste geschillen met de buurlanden overeenkomstig het Handvest van de VN en de desbetreffende verdragen moeten worden bijgelegd; wijst de Turkse autoriteiten voorts op de positieve weerslag op het toetredingsproces van goede verhoudingen met de buurlanden en van het zich onthouden van dreigementen en met spanningen gepaard gaande militaire activiteiten; wijst erop dat, zoals vastgelegd in de conclusies van de Europese Raad van Helsinki, bij ontstentenis van een regeling onopgeloste grensgeschillen aanhangig moet worden gemaakt bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag met het oog op een definitieve oplossing; nodigt de Turkse autoriteiten tevens uit alle bestaande beperkingen op te heffen voor onder Cypriotische vlag varende schepen die worden gebruikt in de handel van een lidstaat van de Europese Unie;

41. doet een beroep op de Commissie om alle noodzakelijke politieke hervormingen in het herziene partnerschap voor de toetreding op te nemen en onderstreept de noodzaak van aanhoudende en doeltreffende steun van de Gemeenschap die is gebaseerd op een herzien partnerschap voor de toetreding en zoveel mogelijk is afgestemd op de behoeften van Turkije ten aanzien van de naleving van de criteria van Kopenhagen;

42. verzoekt de Commissie, de Raad en de lidstaten alle nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de Europese grondwet van kracht wordt, zodat de EU aan de eerste vereisten voor haar vlotte functionering kan voldoen en haar vermogen nieuwe lidstaten op te nemen vergroot;

43.is verheugd over de aanbeveling van de Commissie om toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van de wetswijzigingen, de eerbiediging van de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en de rechtsstaat, alsmede over haar toezegging om in aansluiting op het Verdrag betreffende de Europese Unie en de Grondwet voor Europa met een aanbeveling te komen om de onderhandelingen op te schorten indien sprake is van een ernstige en aanhoudende inbreuk op deze beginselen; dringt er bij de Commissie en de Raad op aan het Parlement hierover te raadplegen;

44. herinnert aan de conclusies van de Europese Raad van 21-22 juni 1993, waarin de criteria van Kopenhagen voor het lidmaatschap van de EU werden vastgelegd en doet een beroep op de Europese Raad om in zijn besluit over het aanknopen van onderhandelingen met Turkije te verklaren dat het vermogen van de Unie om Turkije als lidstaat op te nemen, met handhaving van de dynamiek van de Europese integratie, een belangrijk criterium voor toetreding is, zowel vanuit het oogpunt van de Unie als dat van de kandidaatlanden";

45. moedigt de Turkse autoriteiten aan de hervormingen door te zetten die zijn gericht op versterking van de mechanismen voor bescherming van de mensenrechten, zoals de mogelijkheid die burgers wordt geboden om bij een onafhankelijke instantie een klacht in te dienen, en acht het in dit verband dus belangrijk dat op korte termijn de functie van ombudsman in het leven wordt geroepen;

46. benadrukt in dit verband het belang van uitwisselings- en opleidingsprogramma's voor officieren van justitie en rechters en van het bijwonen van symposia over het Gemeenschapsrecht, die Turkije in samenwerking met de EU, enkele lidstaten en de Raad van Europa heeft opgezet;

47. verzoekt de Commissie en de Raad om een jaarlijkse follow-up van de impactstudie en om andere relevante studies inzake een mogelijke toetreding van Turkije, met inbegrip van de noodzakelijke hervormingen van de beleidsterreinen van de EU, en hun conclusies voor te leggen aan het Europees Parlement en de nationale parlementen van de lidstaten;

48. onderstreept dat Turkije alleen door zich bereid te tonen de waarden van de EU te omhelzen via een vastberaden uitvoering en aanhoudende hervormingen, in staat is de onomkeerbaarheid van het hervormingsproces te garanderen en de nodige steun bij de meerderheid van de publieke opinie in de EU te verwerven; verwacht van de Commissie en de Raad dat zij op basis van de feiten aantonen dat dit ook is gebeurd;

49. verzoekt in dit verband de Commissie en de Raad om aan het Europees Parlement en de nationale parlementen van de lidstaten jaarlijks verslag uit te brengen over de voortgang van Turkije bij het voldoen aan de politieke criteria en om in hetzelfde verslag alle in dat jaar gemelde en geverifieerde gevallen van foltering op te nemen, alsmede het aantal Turkse asielzoekers die door de lidstaten van de EU in dat jaar zijn aanvaard;

50. verzoekt de Commissie, wanneer de onderhandelingen over de diverse hoofdstukken zijn begonnen om, na raadpleging van het Europees Parlement, in het geval van een ernstige en aanhoudende inbreuk op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en de rechtsstaat, aan te bevelen de onderhandelingen op te schorten, overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie,

51. constateert dat de onderhandelingen met Turkije slechts kunnen worden afgesloten nadat de financiële vooruitzichten van de EU voor de periode na 2014 zijn vastgesteld;

52. merkt op dat de budgettaire gevolgen van de toetreding van Turkije tot de EU pas volledig kunnen worden beoordeeld, wanneer de parameters voor de financiële onderhandelingen met Turkije zullen zijn bepaald in het kader van de financiële vooruitzichten voor de periode na 2014;

53. onderstreept dat de aanbeveling van de Commissie om te onderhandelen over lange overgangsperioden, speciale regelingen op gebieden zoals het structuurbeleid en de landbouw, en permanente waarborgen voor het vrije verkeer van werknemers in de toetredingsovereenkomst, geen negatieve weerslag mag hebben op de inspanningen van Turkije om te voldoen aan het acquis;

54. onderstreept het belang van de mening van de burgers van de EU over een eventuele toetredingsovereenkomst; verzoekt de Turkse regering en de Commissie derhalve in het licht van de derde pijler campagnes te starten om de burgers zowel in de EU als in Turkije voor te lichten via uitwisselingsprogramma's en publieke evenementen die voor meer bewustzijn van het integratieproces zorgen en het wederzijds begrip bevorderen; verwacht van de Commissie concrete voorstellen voor maatregelen om dit proces daadwerkelijk te steunen en een diepgaandere politieke en culturele dialoog tussen de samenlevingen van de EU en Turkije te stimuleren; onderstreept dat het proces van de convergentie van Turkije in de richting van de criteria van de EU op een billijke en transparante wijze moet plaatsvinden;

55. onderstreept dat het aanknopen van de onderhandelingen het startpunt zal vormen voor een langdurig proces dat door de aard zelf een open proces is dat niet "a priori" en automatisch in toetreding uitmondt; onderstreept echter dat de onderhandelingen het Turkse lidmaatschap van de EU tot doel hebben, maar dat de verwezenlijking van dit streven zal afhangen van de inspanningen aan beide zijden en dat toetreding derhalve niet het automatische gevolg van het aanknopen van de onderhandelingen is;

56. is van oordeel dat het, in het kader van een mogelijke toetreding, thans aan de Turkse autoriteiten is om aan te tonen dat zij daadwerkelijk aan de politieke criteria van Kopenhagen kunnen voldoen en gedurende een langere periode te bekrachtigen dat het hervormingsproces, dat moet worden voortgezet en uitgevoerd, fundamenteel en onomkeerbaar is;

57. verzoekt de Turkse autoriteiten veelvuldige bezoeken van en een dialoog met het Europees Parlement te bevorderen, zonder beperkingen;

58. is van mening dat, of de onderhandelingen nu wel of niet succesvol worden afgesloten, de betrekkingen tussen de EU en Turkije er garant voor moeten staan dat Turkije stevig in de Europese structuren verankerd blijft;

59. is van oordeel dat het aanknopen van toetredingsonderhandelingen kan worden aanbevolen op voorwaarde dat er overeenstemming bestaat over het volgende:

-    in de eerste fase van de onderhandelingen moet prioriteit worden gegeven aan de volledige naleving van de politieke criteria; derhalve moeten de onderhandelingen op ministersniveau van start gaan met de beoordeling van de vraag of Turkije zowel in theorie als in de praktijk volledig voldoet aan de politieke criteria, met name op het gebied van de mensenrechten en de volledige fundamentele vrijheden, waarbij tegelijkertijd de mogelijkheid wordt geboden om andere hoofdstukken op de onderhandelingsagenda te plaatsen;

-    overeenkomstig de eisen van de Commissie moeten, voorafgaand aan de start van de onderhandelingen, nog zes belangrijke wetgevingshoofdstukken worden goedgekeurd en toegepast;

-    alle door de Commissie geplande mechanismen voor het nauwe toezicht, de intensieve politieke dialoog en, indien nodig, een mogelijke opschorting van de onderhandelingen moeten volledig inzetbaar zijn;

60. verzoekt de Europese Raad om, gelet op de algemene vooruitgang die in het Commissieverslag wordt vastgesteld en rekening houdend met bovenstaande bepalingen in deze resolutie, zonder onnodige vertraging de onderhandelingen met Turkije van start te laten gaan;

61. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa, de voorzitter van het Europees Hof voor de rechten van de mens, en de regering en het parlement van Turkije.

16.11.2004

ADVIES VAN DE BEGROTINGSCOMMISSIE

aan de Commissie buitenlandse zaken

inzake het periodiek verslag 2004 en de aanbeveling van de Europese Commissie over de vorderingen van Turkije op weg naar toetreding

(COM(2004)0656 – C6-0148/2004 – 2004/2182(INI))

Rapporteur voor advies: Bárbara Dührkop Dührkop

SUGGESTIES

De Begrotingscommissie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

Financiële aspecten

1.  herinnert eraan dat het Europees Parlement, de Raad en de Commissie reeds in 2003 overeengekomen zijn Turkije op te nemen in de rubriek Pretoetredingsstrategie van de financiële vooruitzichten en de financiële steun voor de periode 2004-2006 aanzienlijk te verhogen, waarbij een bedrag van 1.050 miljoen euro voor deze drie jaar werd uitgetrokken;

2.  is ingenomen met het feit dat de absorptie van Gemeenschapsmiddelen in Turkije, na een oorspronkelijk achterstand, inmiddels drastisch is toegenomen; heeft daarom besloten in zijn eerste lezing van de begroting 2005 de betalingen voor de begrotingslijnen 22 02 04 01 - Pretoetredingssteun voor Turkije en 22 02 04 02 - Afsluiting van de eerdere samenwerking met Turkije met 100 miljoen euro te verhogen, zodat zij aansluiten bij de geraamde betalingen en zodat de RAL wordt weggewerkt;

3.  onderstreept dat wat de nieuwe financiële vooruitzichten betreft in de kredieten voor Turkije zal worden voorzien naar gelang van de betrekkingen tussen de EU en Turkije en het bestaande begrotingskader;

4.  neemt met belangstelling kennis van het feit dat het Commissievoorstel voor de nieuwe financiële vooruitzichten 2007-2013[4] pretoetredingssteun aan Turkije omvat in een nieuwe rubriek 4: Buitenlands beleid onder de sub-rubriek De EU als mondiale partner; is ingenomen met deze aanpak, aangezien die aansluit bij het besluit van het Parlement in het verslag Böge/Colom I Naval over de aanpassing van de financiële vooruitzichten in verband met de uitbreiding[5] om de reikwijdte van de rubriek Pretoetreding te verruimen teneinde andere vormen van partnerschap en nauwere samenwerking met buurlanden en eventuele toetredingskandidaten op te nemen;

PROCEDURE

Titel

Het periodiek verslag 2004 en de aanbeveling van de Europese Commissie over de vorderingen van Turkije op de weg naar toetreding

Procedurenummer

2004/2182(INI)

Commissie ten principale

AFET

Nauwere samenwerking

-

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Bárbara Dührkop Dührkop

26.10.2004

Behandeling in de commissie

15.11.2004

 

 

 

 

Datum goedkeuring suggesties

15.11.2004

Uitslag eindstemming

voor:

tegen:

onthoudingen:

19

1

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Laima Liucija Andrikienė, Reimer Böge, Gérard Deprez, Brigitte Douay, Den Dover, Salvador Garriga Polledo, Neena Gill, Genowefa Grabowska, Catherine Guy-Quint, Anne Elisabet Jensen, Silvana Koch-Mehrin, Wiesław Stefan Kuc, Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk, Alain Lamassoure, Hans Peter Martin (neemt niet aan de stemming deel), Janusz Lewandowski, Vladimír Maňka, Jan Mulder, Wojciech Roszkowski, Antonis Samaras, Helga Trüpel, Kyösti Tapio Virrankoski, Marilisa Xenogiannakopoulou

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers

 

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2)

 

PROCEDURE

Titel

Het periodiek verslag 2004 en de aanbeveling van de Europese Commissie over de vorderingen van Turkije op de weg naar toetreding

Procedurenummer

2004/2182(INI)

Reglementsartikel

art. 45

Commissie ten principale
Datum bekendmaking

AFET

18.11.2004

Medeadviserende commissies
  Datum bekendmaking

DEVE
18.11.2004

INTA
18.11.2004

BUDG
18.11.2004

CONT
18.11.2004

 

 

ECON
18.11.2004

EMPL
18.11.2004

ENVI
18.11.2004

ITRE
18.11.2004

 

 

IMCO
18.11.2004

TRAN
18.11.2004

REGI
18.11.2004

AGRI
18.11.2004

 

 

PECH
18.11.2004

CULT
18.11.2004

JURI
18.11.2004

LIBE
18.11.2004

 

 

AFCO
18.11.2004

FEMM
18.11.2004

PETI
18.11.2004

 

 

Geen advies
  Datum besluit

DEVE
6.10.2004

INTA
18.11.2004

CONT
30.11.2004

ECON
25.10.2004

 

 

EMPL
2.12.2004

ENVI
30.11.2004

ITRE
26.10.2004

IMCO
23.11.2004

 

 

TRAN
23.11.2004

REGI
24.11.2004

AGRI
23.11.2004

PECH
25.11.2004

 

 

CULT
25.11.2004

JURI
24.11.2004

LIBE
10.11.2004

AFCO
26.10.2004

 

 

FEMM
25.11.2004

PETI
2.12.2004

 

 

 

Nauwere samenwerking
Datum bekendmaking

 

 

 

 

 

In verslag opgenomen ontwerpresoluties

 

 

 

Rapporteur
  Datum benoeming

Camiel Eurlings
13.9.2004

 

Vervangen rapporteur

Arie M. Oostlander

 

Behandeling in de commissie

26.10.2004

15.11.2004

22.11.2004

30.11.2004

 

Datum goedkeuring

30.11.2004

Uitslag eindstemming

voor:

tegen:

onthoudingen:

50

18

6

Bij de eindstemming aanwezige leden

Panagiotis Beglitis, Bastiaan Belder, Monika Beňová, Emma Bonino, André Brie, Elmar Brok, Philip Claeys, Simon Coveney, Véronique De Keyser, Giorgos Dimitrakopoulos, Camiel Eurlings, Anna Elzbieta Fotyga, Jas Gawronski, Maciej Marian Giertych, Ana Maria Gomes, Alfred Gomolka, Klaus Hänsch, Richard Howitt, Anna Ibrisagic, Toomas Hendrik Ilves, Ville Itälä, Jelko Kacin, Georgios Karatzaferis, Ioannis Kasoulides, Helmut Kuhne, Joost Lagendijk, Vytautas Landsbergis, Armin Laschet, Francisco José Millán Mon, Philippe Morillon, Pierre Moscovici, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Baroness Nicholson of Winterbourne, Raimon Obiols i Germà, Vural Öger, Justas Vincas Paleckis, Tobias Pflüger, João de Deus Pinheiro, Mirosław Mariusz Piotrowski, Paweł Bartłomiej Piskorski, Lydie Polfer, Bernd Posselt, Michel Rocard, Libor Rouček, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, György Schöpflin, Gitte Seeberg, Ursula Stenzel, Hannes Swoboda, István Szent-Iványi, Konrad Szymański, Antonio Tajani, Paavo Väyrynen, Inese Vaidere, Geoffrey Van Orden, Ari Vatanen, Jan Marinus Wiersma, Karl von Wogau, Luis Yañez-Barnuevo García, Josef Zieleniec

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Irena Belohorská, Michael Gahler, Milan Horáček, Marie Anne Isler Béguin, Erik Meijer, Pasqualina Napoletano, Doris Pack, Athanasios Pafilis, Józef Pinior, Miguel Portas, Bogusław Rogalski, Inger Segelström, María Elena Valenciano Martínez-Orozco

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid  2)

Ljudmila Novak

Datum indiening– A6

03.12.2004

A6-0063/2004

Opmerkingen

...