VERSLAG over het Jaarverslag over de mensenrechten in de wereld (2007) en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie

14.4.2008 - (2007/2274(INI))

Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: Marco Cappato

Procedure : 2007/2274(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0153/2008

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het Jaarverslag over de mensenrechten in de wereld (2007) en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie

(2007/2274(INI))

Het Europees Parlement,

–    gezien het negende Jaarverslag van de EU over de mensenrechten (2007)[1],

–    gelet op de artikelen 3, 6, 11, 13 en 19 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de artikelen 177 en 300 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

–    gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en alle andere relevante internationale instrumenten inzake de mensenrechten[2],

–    gezien het Handvest van de Verenigde Naties,

–    gezien alle mensenrechtenverdragen van de Verenigde Naties en de facultatieve protocollen daarbij,

 gezien de regionale instrumenten inzake de mensenrechten, in het bijzonder het Afrikaans Handvest voor de rechten van mensen en volkeren, het Facultatief Protocol betreffende de rechten van vrouwen in Afrika, het Amerikaans Verdrag inzake de rechten van de mens en het Arabisch Handvest voor de rechten van de mens,

–    gezien de inwerkingtreding op 1 juli 2002 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof en onder verwijzing naar zijn resoluties met betrekking tot het Internationaal Strafhof [3],

–    gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijding van mensenhandel en het EU-plan uit 2005 inzake de beste praktijken, normen en procedures bij de voorkoming en bestrijding van mensenhandel (2005)[4];

–    gezien Protocol nr. 13 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), inzake de afschaffing van de doodstraf onder alle omstandigheden,

- gezien het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (het Verdrag tegen foltering),

- gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind,

- gezien het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen en het facultatieve protocol daarbij,

- gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie[5],

- gezien de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst en de herziening daarvan[6],

- onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over de mensenrechten in de wereld,

- onder verwijzing naar zijn resoluties over de vijfde en zevende zitting van de Raad voor de rechten van de mens van de VN, aangenomen op respectievelijk 7 juni 2007[7] en 21 februari 2008[8], en over het resultaat van de onderhandelingen over de Raad voor de rechten van de mens van de VN (UNHRC),

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 februari 2006 over de mensenrechten- en democratieclausule in door de Europese Unie gesloten overeenkomsten[9],

- onder verwijzing naar zijn resoluties van 1 februari 2007[10] en van 26 april 2007[11] ten gunste van een wereldwijd moratorium op de doodstraf[12] en gezien de resolutie 62/149 over het moratorium op de doodstraf die de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 18 december 2007 heeft aangenomen,

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 september 2001 over genitale verminking van vrouwen[13], waarin wordt bevestigd dat genitale verminking bij vrouwen, in welke vorm dan ook en ongeacht de mate ervan, een daad van geweld is tegen de vrouw die neerkomt op schending van haar fundamentele rechten,

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 september 2007 over het functioneren van de mensenrechtendialogen en het mensenrechtenoverleg met derde landen[14], waaronder vrouwenrechten, die uitdrukkelijk in de mensenrechtendialogen[15] aan de orde moeten worden gesteld,

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 juli 2006 over vrijheid van meningsuiting op het Internet [16],

- onder wijzing naar alle spoedeisende mensenrechtenresoluties die door het Europees Parlement zijn aangenomen,

- gezien het EU-mensenrechtenforum voor NGO’s dat in december 2007 in Lissabon is gehouden,

- gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, dat op 30 maart 2007 door de Europese Gemeenschap en de meerderheid van haar lidstaten is ondertekend, waarin de verplichting is neergelegd dat bij maatregelen ter bevordering van de mensenrechten in derde landen ook de belangen en interesses van personen met een handicap in aanmerking moeten worden genomen,

- gezien het richtsnoer betreffende gehandicapten en ontwikkeling voor EU-delegaties en -diensten, dat in juli 2004 is gepubliceerd,

- gezien de VN-Verklaring over mensenrechtenverdedigers en de activiteiten van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN inzake de situatie van mensenrechtenverdedigers,

- gezien de Internationale Verklaring inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning, aangenomen in december 2006,

- gezien de richtsnoeren van de Europese Unie inzake respectievelijk de bevordering van de naleving van het internationale humanitaire recht[17], kinderen en gewapende conflicten, en mensenrechtenverdedigers, alsmede inzake de doodstraf, foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandelingen, dialogen over mensenrechten met derde landen en het stimuleren en beschermen van de rechten van het kind,

- gelet op artikel 45 en 112, lid 2 van zijn Reglement,

- gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6‑0153/2008),

A.     overwegende dat het Jaarverslag van de EU over de mensenrechten (2007), dat door de Raad en de Commissie is opgesteld, een algemeen overzicht geeft van de activiteiten die de instellingen van de Europese Unie binnen en buiten de Unie op het gebied van de mensenrechten ondernemen,

B.     overwegende dat het Jaarverslag 2007 strekt tot het onderzoeken en evalueren van en, in specifieke gevallen, het geven van opbouwende kritiek op, de mensenrechtenactiviteiten van de Commissie, de Raad en het Parlement,

C.     overwegende dat de staat van dienst die de Europese Unie zelf op het gebied van de mensenrechten heeft, ongetwijfeld een rechtstreeks effect heeft op haar geloofwaardigheid en haar vermogen voor het uitvoeren van een effectief buitenlands beleid,

D.     overwegende dat mensenrechten en de bescherming daarvan in een land, afhankelijk zijn van – en moeten worden bevorderd in samenhang met – het bestaan van een rechtsstaat, van democratisch bestuur, van machtenscheiding en politieke verantwoordelijkheid, alsook van politieke rechten die de houders ervan in staat stellen om zelf voor hun mensenrechten op te komen,

E.     overwegende dat geprobeerd moet worden om bij de onderhandelingen over en de tenuitvoerlegging van bilaterale en regionale handelsovereenkomsten meer aandacht te geven aan de eerbiediging van elementaire mensenrechten, in het bijzonder politieke rechten, zelfs wanneer het gaat om overeenkomsten met belangrijke handelspartners,

F.     overwegende dat rechtvaardigheid, vrijheid, democratie en de rechtsstaat, als waarborgen van fundamentele vrijheden en mensenrechten, de pijlers van duurzame vrede vormen; voorts overwegende dat duurzame vrede niet kan worden bereikt door het sluiten van akkoorden waarbij personen die zich schuldig hebben gemaakt aan systematische schending van mensenrechten of het internationaal humanitair recht, in bescherming worden genomen,

G.     overwegende dat de uitvoering van beleid gericht op het bevorderen van de mensenrechten in verscheidene regio’s van de wereld dreigt te falen, aangezien schendingen van mensenrechten onvermijdelijk gepaard gaan met een poging van de daders om het effect van beleid waarmee deze rechten worden bevorderd, te verminderen, met name in landen met een niet-democratische regering, waar mensenrechtenschendingen nodig zijn om die regering aan de macht te houden,

H.     overwegende dat in ontwikkelingslanden 82% van de mensen met een handicap nog steeds onder de armoedegrens leeft en nog steeds het slachtoffer is van de meest ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder ontzegging van het recht op leven en blootstelling aan onmenselijke of onterende behandeling; voorts overwegende dat in dit verband met name de situatie van kinderen met een handicap zorgen baart,

I.      overwegende dat ingevolge de Grondwet van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) “het genot van de grootst mogelijke mate van gezondheid een van de fundamentele rechten van ieder mens is, ongeacht diens ras, godsdienst of politieke overtuiging of de economische of sociale omstandigheden waarin hij leeft”; voorts overwegende dat de gezondheid van alle mensen van fundamenteel belang is voor het bereiken van vrede en veiligheid,

1.      betreurt het dat de Europese Unie nog ver weg is van het voeren van een samenhangend en krachtig beleid voor het handhaven en bevorderen van de mensenrechten in de wereld, en benadrukt dat het noodzakelijk is een dergelijk beleid effectiever uit te voeren; is van mening dat aanzienlijke vooruitgang moet worden geboekt om ervoor te zorgen dat de bestaande EU-mensenrechtenbepalingen strikt worden nageleefd;

2.      is van mening dat voor het realiseren van een aanzienlijke verbetering in het bevorderen van de mensenrechten stappen moeten worden genomen om het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU (GBVB), dat vaak wordt gehinderd doordat nationale belangen van lidstaten een overheersend gewicht krijgen, te versterken, en te garanderen dat de bevordering van de mensenrechten als een prioriteit in acht wordt genomen; zoals dat is beschreven in artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, strikt wordt uitgevoerd;

3.      verzoekt de Commissie en de Raad zich grotere inspanningen te getroosten bij het vergroten van het vermogen van de Europese Unie om snel te reageren op mensenrechtenschendingen door derde landen, niet in de laatste plaats door het mensenrechtenbeleid tot een integraal onderdeel te maken van het volledige buitenlandse EU-beleid jegens dergelijke landen en de kwesties op het gebied van mensenrechten systematisch aan te pakken binnen het raamwerk van de politieke dialoog op alle niveaus;

Algemene beginselen en voorstellen inzake mensenrechten, democratie, vrede en geweldloosheid

4.      verklaart opnieuw dat mensenrechten – zoals die worden gedefinieerd in de belangrijkste internationale instrumenten en verdragen, waaronder het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – historisch verworven rechten zijn die de mens van nature toekomen en die universeel zijn, die praktisch en effectief zijn, en waarvan de eerbieding een essentieel middel is voor het garanderen van de toepassing en handhaving van het internationaal recht en het handhaven van de orde, en voor het bevorderen van vrede, vrijheid, rechtvaardigheid en democratie;

5.      is van mening dat de daadwerkelijke berechting van mensenrechtenovertreders overal in de wereld, in lokale en nationale gerechten of, wanneer dat niet mogelijk is, supranationale gerechten, moet worden vastgelegd als expliciete hoofddoelstelling van EU-beleid, om te beginnen van het GBVB;

6.      is van mening dat het ondersteunen van gerechtelijke instanties op alle niveaus een van de voornaamste politieke doelstellingen van de Europese Unie zou moeten zijn, als onderdeel van de inspanningen om effectieve naleving van de mensenrechten te garanderen, en in het bijzonder voor het leveren van steun aan internationale rechtbanken;

7.      verzoekt de Commissie en de Raad derhalve om urgent actie te ondernemen voor het ondersteunen van alle gerechten waar mensenrechten worden verdedigd, op overeenkomstige wijze als in verband met de oprichting van het Internationaal Strafhof is gebeurd; is van mening dat in het bijzonder de overbelasting van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens moet worden aangepakt door de toekenning van aanvullende financiële middelen en dat maximale ondersteuning moet worden gegeven aan het Inter-Amerikaanse Hof voor de rechten van de mens en het Afrikaanse Hof voor de rechten van mensen en volkeren, en dat geholpen moet worden bij het faciliteren van de oprichting van een mensenrechtenhof door staten in Azië en de Stille Oceaan;

8.      is van mening dat het recht op democratie – zijnde het recht van elke burger om deel te nemen in het zelfbestuur van een volk, via instellingen die aan de regels van de rechtsstaat zijn onderworpen – een historisch verworven universeel mensenrecht is, dat uitdrukkelijk als zodanig wordt erkend in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de Verklaring van Wenen (1993) en de Millenniumverklaring van de Verenigde Naties; is van mening dat het bestaan van dit recht op democratie, voor de instellingen van de internationale gemeenschap, de Europese Unie en alle lidstaten betekent dat ze moeten werken aan het wegnemen van de belemmeringen die in de wereld bestaan voor de volledige uitoefening van dit recht, is van mening dat het strategisch doel zou moeten zijn een organisatie op te richten die zich inzet voor daadwerkelijke mondiale democratie en democratieën, hetzij door bestaande supranationale instellingen om te vormen en te versterken – waarbij de Gemeenschap van Democratieën als basis zou fungeren – of door nieuwe instellingen op te richten;

9.      is van mening dat geweldloosheid zoals gepraktiseerd door Ghandi, het meest geëigende middel is om ervoor te zorgen dat fundamentele mensenrechten maximaal worden genoten, gehandhaafd, bevorderd en geëerbiedigd; is voorts van mening dat de bevordering van mensenrechten een prioritaire doelstelling van het mensenrechten- en democratiebeleid van de Europese Unie moet zijn, en is voornemens een bijdrage te leveren aan het op de hoogte blijven en bestuderen van moderne theorieën over en hedendaagse toepassingen van het beginsel van geweldloosheid, deels door het maken van een vergelijkende analyse van ‘best practices’; stelt voor om dit idee een centrale politieke rol te geven en te dien einde in 2009 een Europese conferentie over geweldloosheid te organiseren en 2010 uit te roepen tot het ‘Europees Jaar van geweldloosheid’; doet een oproep aan de lidstaten om er zich sterk voor te maken dat onder auspiciën van de Verenigde Naties het decennium 2010-2020 wordt uitgeroepen tot het ‘Decennium van Geweldloosheid’;

Jaarverslag van de EU over de mensenrechten (2007)

10.    onderstreept het belang van het ‘Jaarverslag van de EU over de mensenrechten’ voor het analyseren en evalueren van het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie, en toont zich erkentelijk voor het feit dat in het verslag een overzicht wordt gegeven van het stijgende aantal mensenrechtengerelateerde activiteiten van de Europese Unie;

11.    is van mening dat meer en betere informatie moet worden verstrekt om zich een oordeel te kunnen vormen van voorgaand beleid en dat elementen en richtsnoeren moeten worden voorgesteld op basis waarvan de beleidsprioriteiten per land kunnen worden aangepast; herhaalt zijn verzoek om een regelmatige, periodieke evaluatie van het gebruik en de resultaten van EU-beleid, -instrumenten en -initiatieven betreffende mensenrechten in derde landen; verzoekt de Commissie en de Raad specifieke, kwantificeerbare indexen en criteria te ontwikkelen om de effectiviteit van dit beleid te meten;

12.    verwelkomt de openbare presentatie van het Jaarverslag 2007 door de Raad en de Commissie tijdens de plenaire vergadering van december 2007, die samenviel met de uitreiking van de jaarlijkse Sacharovprijs van het Parlement, voor de vrijheid van denken, aan Salih Mahmoud Mohamed Osman uit Soedan; constateert met tevredenheid dat het de gewoonte is geworden om elk jaar de plenaire vergadering van december te gebruiken om de aandacht te richten op de mensenrechtenactiviteiten van de Europese Unie;

13.    verzoekt de Raad en de Commissie eens te meer om landen te identificeren die extra zorgen baren omdat het er bijzonder moeilijk is mensenrechten te bevorderen, en om met het oog daarop criteria te ontwikkelen voor het geven van een ‘mensenrechtenscore’ aan landen, zodat de mensenrechtenprestaties van landen objectief kunnen worden beoordeeld, waardoor het mogelijk is specifieke beleidsprioriteiten vast te stellen;

Activiteiten van Raad en Commissie op het terrein van mensenrechten in internationale fora

14.    is van mening dat een kwantitatieve en kwalitatieve verbetering van het mensenrechtensecretariaat van de Raad de Europese Unie in staat zou stellen haar zichtbaarheid te vergroten en haar rol in het stimuleren en waarborgen van respect voor de mensenrechten in haar externe beleid te versterken; verwacht dat de aanstelling van een Hoge Vertegenwoordiger voor het GBVB, die tevens vicevoorzitter van de Commissie is, de samenhang en effectiviteit van de EU op dit gebied aanzienlijk zal verbeteren;

15.    is van mening dat de vooruitgang die is geboekt bij de oprichting van het Bureau voor de grondrechten de eerste stap vormt van de reactie op het verzoek van het Parlement tot instelling van een geïntegreerd raamwerk van regels en instellingen voor het verlenen van bindende kracht aan het Handvest van de grondrechten en voor het garanderen van naleving van het systeem dat is geregeld in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM); alsmede een omvangrijk EU-beleid te concipiëren voor minderhedenrechten; onderstreept het belang van het feit dat het mandaat van het Bureau ook geldt voor de landen die een stabilisatie- en associatieovereenkomst hebben afgesloten met de EU;

16.    is van mening dat het van essentieel belang is dat de speciale vertegenwoordigers van de Europese Unie in de toekomst een mandaat krijgen waarin het stimuleren en waarborgen van respect voor de mensenrechten expliciet is vermeld;

17.    is van mening dat de capaciteit van de Europese Unie voor het voorkómen van, reageren op, beheersen van en oplossen van crises onvoldoende is gebleken en verzoekt de Raad, na zijn eerdere aanbevelingen aangaande de oprichting van een Europees Civiel Vredeskorps, de civiele aspecten van het Europees veiligheids- en defensiebeleid geleidelijk om te vormen tot een “civiele vredesdienst” voor de beheersing van kortstondige civiele crises en langdurige vredesopbouw; is van mening dat de Europese Unie in dit kader netwerken van het maatschappelijk middenveld moet versterken die op subnationaal, nationaal en regionaal niveau in het veld zijn opgezet, teneinde vertrouwen, capaciteitsopbouw, monitoring en bewustmaking te bevorderen, waarmee tegelijkertijd steun wordt verleend voor de institutionalisering van de participatie van het maatschappelijk middenveld in regionale en subregionale vredes- en veiligheidsstructuren;

18.    herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om de EU-lidstaten en de derde landen waarmee toetredingsonderhandelingen lopen, aan te moedigen tot het ondertekenen en ratificeren van alle essentiële mensenrechtenverdragen van de Verenigde Naties en de Raad van Europa, alsook van de facultatieve protocollen bij die verdragen; wijst de EU-lidstaten met name op de noodzaak van ratificatie van het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers en hun gezinsleden, wat vooralsnog[18] door geen enkele lidstaat is gebeurd;

19.    verzoekt om de prompte ratificatie van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap door de Europese Gemeenschap en haar lidstaten; verzoekt met klem het facultatieve protocol bij dit verdrag te beschouwen als een integrant onderdeel daarvan, en roept ertoe op om gelijktijdig tot het verdrag en het protocol toe te treden;

20.    benadrukt de noodzaak van een sterkere betrokkenheid van de Europese Unie en haar lidstaten bij kwesties op het gebied van mensenrechten en democratie die in 2008 op een verscheidenheid van internationale fora aan de orde komen, zoals bij de werkzaamheden van de UNHRC, de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de ministerraad van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en de Raad van Europa;

21.    roept op tot betere samenwerking en coördinatie tussen de Raad van Europa en de Europese Unie; verwelkomt het feit dat de Raad van Europa en de Europese Unie op 11 mei 2007 een memorandum van overeenstemming hebben ondertekend en verzoekt beide partijen het ook in praktijk te brengen; doelt in dit verband met name op de volgende aanbevelingen in het verslag-Juncker:

         –    de aanbeveling om een mechanisme te creëren waarmee de Europese Unie zaken kan voorleggen aan de Commissaris voor de Mensenrechten, als aanvulling op het werk van de bestaande organen van de Europese Unie, in de context van de uitbreiding, het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB) of het stabilisatie- en associatieproces;

         –    de aanbeveling om een mechanisme op te zetten voor het bevorderen en versterken van de democratie en optimaal gebruik te maken van de expertise van de Europese Commissie voor Democratie door middel van het Recht;

         –    de aanbeveling om een systeem op te zetten om zaken door te verwijzen naar de deskundigheid van de Raad van Europa, teneinde coherentie en complementariteit tussen het werk van de Europese Unie en dat van de Raad van Europa te waarborgen;

22.    roept op tot betere samenwerking tussen de Raad van Europa en de Europese Unie op het gebied van het bevorderen van de rechten van minderheden en het beschermen van streek- en minderheidstalen; roept op tot het gebruik van de wettelijk bindende verdragen van de Raad van Europa, zoals het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden en het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden, en van zijn goed functionerende toezichtmechanisme; dringt aan op inachtneming van het advies van de adviescommissie van het verdrag betreffende de maatregelen die zijn genomen door de rapporterende staten en op inachtneming van de verslagen van het comité van deskundigen van het Handvest betreffende de vervulling van de beloften van de staten die partij zijn als het gaat om het werk van de EU-instellingen, in het bijzonder tijdens het toetredingsproces van de kandidaat-lidstaten;

23.    merkt op dat de UNHRC het potentieel heeft zich te ontwikkelen tot een nuttig kader voor de multilaterale inspanningen op mensenrechtengebied van de Europese Unie; betreurt dat het nieuwe orgaan er het afgelopen jaar niet in is geslaagd om de staat van dienst van de Verenigde Naties op het gebied van de mensenrechten te verbeteren; vertrouwt erop dat de invoering van het universeel periodiek toetsingsmechanisme zal leiden tot de eerste concrete resultaten en verbeteringen; verzoekt de Raad en de Commissie het verloop van dit proces zorgvuldig te volgen, teneinde er zeker van te zijn dat resolutie 60/251 van de Algemene Vergadering van de VN van 15 maart 2006 hiermee wordt geïmplementeerd, wat de start is van een universele periodieke toetsing, waarbij op basis van objectieve en betrouwbare informatie wordt onderzocht of de afzonderlijke staten hun mensenrechtenverplichtingen en -verbintenissen zijn nagekomen, op een wijze die een universele dekking verzekert en gelijke behandeling van alle staten; verzoekt de Raad het Parlement over deze kwestie te raadplegen;

24.    neemt met instemming kennis van het feit dat de klachtenprocedure die op de voorgaande ‘1503-procedure’ is gebaseerd, individuele personen en organisaties nog steeds in staat stelt om bij de UNHCR klachten in te dienen over grove mensenrechtenschendingen ten aanzien waarvan betrouwbare getuigenverklaringen bestaan, en verzoekt de Commissie en de Raad ervoor te zorgen dat niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) door het UNHRC gehoord kunnen worden, zodat NGO’s gebruik kunnen maken van het voorrecht dat ze op grond van hun raadgevende status hebben om schriftelijke mededelingen te doen en mondelinge verklaringen af te leggen;

25.    wijst opnieuw op het belang van de speciale procedures en landenmandaten binnen de UNHRC; wijst er met klem op dat het proces voor de vernieuwing van mandaten transparant moet zijn en dat er inspanningen moeten worden gedaan om onafhankelijke en ervaren kandidaten aan te wijzen die voldoende representatief zijn, zowel geografisch als met betrekking tot gender; is van mening dat het mandaat van het deskundigenpanel voor Darfur gekoppeld dient te worden aan dat van de speciale rapporteur voor Soedan; neemt kennis van het besluit van de Europese Unie om een resolutie te steunen waarin wordt gevraagd het mandaat van de mensenrechtendeskundigen voor Darfur niet te verlengen en om het besluit van de UNHRC te ondersteunen om de mandaten wat betreft Belarus en Cuba niet te verlengen;

26.    verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten te blijven aandringen op de instelling van lidmaatschapscriteria voor verkiezing voor de UNHRC, waaronder de afgifte van permanente uitnodigingen voor bijzondere procedures; roept voorts op tot monitoring van de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de verkiezingsbeloften van de regeringen van de VN-lidstaten; verzoekt voorts om aan de hand van dit criterium te bepalen of de Europese Unie kandidaatlanden moet steunen;

27.    doet in dit verband een oproep aan de Europese Unie om met democratische regeringen van andere regionale groepen formele betrekkingen aan te gaan om een begin te maken met officiële samenwerking en overleg binnen de UNHRC, teneinde op die manier het succes te verzekeren van initiatieven die de naleving moeten bewerkstelligen van de in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens vervatte beginselen; is van mening dat de multilaterale inspanningen die de Europese Unie in het kader van VN-fora op het gebied van de mensenrechten onderneemt, alleen effect kunnen sorteren wanneer dit gebeurt via de gecoördineerde actie van een alliantie van democratische staten uit verschillende regio’s, zoals blijkt uit de recente aanneming, op 18 december 2007, van de bovengenoemde resolutie van de Algemene Vergadering over het moratorium op de toepassing van de doodstraf;

28.    is verheugd over het feit dat de Commissie haar positie als voorzitter van het Kimberley-proces in het jaar 2007 heeft gebruikt voor het versterken van de mechanismen die zijn opgezet om de stroom van bloeddiamanten te stoppen; wijst opnieuw op het belang van het Kimberley-proces, gezien het verband dat bestaat tussen het stoppen van de handel in bloeddiamanten en het bereiken van duurzame vrede en veiligheid; verwelkomt Turkije en Liberia als nieuwe deelnemers aan het Kimberley-proces (vanaf 2007) alsook de hernieuwde toetreding van de Republiek Kongo (waarmee het totale aantal deelnemers nu 48 bedraagt, inclusief de Europese Gemeenschap, die 27 lidstaten vertegenwoordigt);

29.    is verheugd over het feit dat in december 2007 in Wenen, met de volledige steun van de Europese Unie, de derde internationale conferentie heeft plaatsgevonden voor het afsluiten van een internationaal verdrag waarbij overeenkomstig de beginselen van het internationaal humanitair recht een verbod wordt gesteld op de productie, het gebruik, de overdracht en de opslag van clusterbommen; doet een oproep aan Roemenië en Cyprus om net als alle andere EU-lidstaten de Verklaring van Oslo van 23 februari 2007 te ondertekenen[19]; steunt met kracht de conferenties in het kader van het Osloproces die van 18 tot 22 februari 2008 in Wellington werden gehouden en die zullen worden gehouden in Dublin van 19 tot 30 mei 2008; gaat ervan uit dat alle lidstaten van de Europese Unie het verdrag kunnen ondertekenen tijdens de plechtigheid die aan het einde van 2008 in Oslo wordt gehouden;

30.    verzoekt de Raad en de Commissie verder te gaan met hun krachtige inspanningen voor het bevorderen van universele ratificatie van het Statuut van Rome en vaststelling van de vereiste nationale uitvoeringswetgeving, conform Gemeenschappelijk Standpunt 2003/444/GBVB van de Raad van 16 juni 2003 betreffende het Internationaal Strafhof [20] en het Actieplan; wijst erop dat niet alle voorzitterschappen van de Raad dit gemeenschappelijke doel even krachtdadig nastreven; verzoekt alle voorzitterschappen om tijdens topconferenties met derde landen te wijzen op de noodzaak van samenwerking met het Internationaal Strafhof; verzoekt om genoemde inspanningen uit te breiden tot het bevorderen van de ratificatie en tenuitvoerlegging van het Verdrag betreffende de privileges en immuniteiten van het Internationaal Strafhof, dat voor het functioneren van het Hof een belangrijk instrument is; wijst op de inwerkingtreding op 8 december 2007 van de overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk inzake de tenuitvoerlegging van vonnissen en de inwerkingtreding van een vergelijkbare overeenkomst die in 2005 met Oostenrijk is gesloten, en verzoekt alle lidstaten met klem een vergelijkbare overeenkomst met het Strafhof te sluiten; beschouwt de Overeenkomst tussen het Internationaal Strafhof en de Europese Unie inzake samenwerking en bijstand als een belangrijke aanvulling op de verplichtingen van afzonderlijke lidstaten;

31.    verwelkomt het feit dat Japan in juli 2007 het Statuut van Rome heeft geratificeerd, waardoor in december 2007 in totaal 105 staten partij waren bij het verdrag; verzoekt de Tsjechische Republiek, die het Statuut van Rome als enige lidstaat nog niet heeft geratificeerd, met klem dit onverwijld te doen; roept alle landen die het Statuut van Rome nog niet hebben geratificeerd nogmaals op dit zo spoedig mogelijk te doen[21] , verzoekt Roemenië zijn bilaterale immuniteitsovereenkomst met de Verenigde Staten in te trekken;

32.    dringt er bij alle lidstaten op aan hun volledige medewerking te verlenen aan internationale strafrechtmechanismen, met name waar het erom gaat voortvluchtigen voor de rechter te brengen; wijst in dit verband met tevredenheid op de medewerking van de Democratische Republiek Kongo bij de overdracht van Germain Katanga aan het Internationaal Strafhof, de medewerking van Servië bij de arrestatie en overdracht van Zdravko Tolimir aan het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY), en de medewerking van Servië en Montenegro bij de arrestatie en overdracht van Vlastimir Đjorđjević aan het ICTY; constateert echter met bezorgdheid dat Sudan volhardt in zijn weigering om met het Internationaal Strafhof samen te werken bij de arrestatie en overdracht van Ahmad Muhammad Harun en Ali Muhammad Ali Abd-Al-Rahman; constateert verder met bezorgdheid dat de arrestatiebevelen van het Internationaal Strafhof voor vier leden van het Oegandese rebellenleger ‘Lord’s Resistance Army’ niet ten uitvoer zijn gelegd; stelt ook met bezorgdheid vast dat Radovan Karadžić en Ratko Mladić nog steeds voortvluchtig zijn en nog niet voor het ICTY zijn gebracht; roept in dit verband de Servische autoriteiten op het ICTY hun volledige medewerking te verlenen, zodat alle nog voortvluchtige aangeklaagden kunnen worden gearresteerd en de weg wordt vrijgemaakt voor de ondertekening van een stabilisatie- en associatieovereenkomst; is voorts van mening dat het proces tegen de voormalige president van Liberia, Charles Taylor, dat momenteel in Den Haag in het Speciaal Hof voor Sierra Leone wordt gevoerd, een belangrijke ontwikkeling is in de beëindiging van straffeloosheid;

33.    onderstreept de noodzaak van het versterken van het internationaal strafrechtsysteem en onderkent in dit verband het belang van het Justice Rapid Response-mechanisme, dat in november 2007 is geïmplementeerd als een nieuw internationaal samenwerkingsmechanisme voor het leveren van expertise en andere bijstand in gevallen waarin het in kaart brengen, verzamelen en bewaren van informatie een brede reeks mogelijkheden voor internationale en overgangsrechtspraak kan ondersteunen[22]; verzoekt het Internationaal Strafhof met klem zijn voorlichtingswerk te intensiveren, teneinde gemeenschappen via een constructieve interactie met het Strafhof bij lopend onderzoek te betrekken en zo begrip en steun voor zijn mandaat te bevorderen, de verwachtingen van gemeenschappen te sturen en die gemeenschappen in staat te stellen een internationaal strafproces te volgen en begrijpen; benadrukt de mogelijke rol van niet-justitiële mechanismen bij de aanpak van schendingen van mensenrechten en het internationaal strafrecht, mits de inspanningen die via zulke mechanismen worden ondernomen geen schijnvertoning vormen en het beginsel van een behoorlijke rechtsgang in acht wordt genomen;

34.    verwelkomt de aanneming door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van de resolutie over de rechten van inheemse volkeren en feliciteert de Raad en de lidstaten voor het steunen van de aanneming van deze tekst, waarmee staten nu een kader hebben voor het beschermen en bevorderen van de rechten van inheemse volkeren, zonder dat deze groepen worden uitgesloten of gediscrimineerd; stelt tegelijkertijd met bezorgdheid vast dat zonder nieuwe instrumenten die de tenuitvoerlegging van deze verklaring garanderen, niet te verwachten valt dat werkelijke verbeteringen zullen optreden in het leven van inheemse volkeren, in het bijzonder niet van die welke onder autoritaire en dictatoriale regimes leven, en verzoekt de Commissie dan ook met klem een vervolg te geven aan de tenuitvoerlegging van deze verklaring, in het bijzonder via het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR); en in het bijzonder alle lidstaten aan te sporen met spoed ILO-verdrag nr. 169 betreffende inheemse en in stamverband levende volken te ratificeren, dat de beginselen in de betreffende verklaring ondersteunt met een wettelijk bindend instrument;

35.    verzoekt de Commissie nogmaals een Europese kaderstrategie voor Roma te ontwikkelen, gezien de bijzondere maatschappelijke situatie van Roma-gemeenschappen in de Europese Unie, in de kandidaat-lidstaten en in de landen die betrokken zijn bij het stabilisatie- en associatieproces met betrekking tot de westelijke Balkan;

36.    verzoekt de EU met klem tijdens de Tweede Durban Conferentie een belangrijke rol te vervullen bij het bevorderen van een evenwichtige tekst die racisme bestrijdt en niet probeert democratische staten hun legitieme status te ontnemen en haat aan te wakkeren, zoals het geval was in Durban in 2001;

37.    merkt met spijt op dat, ondanks het feit dat de Commissie meerdere malen de ratificatie van ILO-verdrag nr. 169 heeft aanbevolen, nu, bijna twintig jaar na het van kracht worden daarvan, slechts drie lidstaten – Denemarken, Nederland en Spanje – het verdrag hebben geratificeerd; stimuleert daarom initiatieven om meer bewustzijn te kweken voor dit belangrijke wetgevende instrument en de wereldwijde effectiviteit ervan te verbeteren door ervoor te zorgen dat het door alle lidstaten wordt geratificeerd;

Resultaten EU-richtsnoeren inzake mensenrechten

38.    doet eens te meer een oproep aan de Commissie en de ambassades en consulaten van de lidstaten om ervoor te zorgen dat al hun personeel volledig op de hoogte is van de richtsnoeren inzake mensenrechten; is van mening dat de oprichting van de nieuwe Europese dienst voor extern optreden, proactief moet worden gebruikt voor het harmoniseren van de aanpak die de buitenlandse missies van de lidstaten en de Commissie op het terrein van de mensenrechten volgen, door het uitwisselen van structuren en personeel, zodat werkelijke EU-ambassades ontstaan;

39.    neemt kennis van de motivatie van de Duitse en Portugese voorzitterschappen om de laatste hand te leggen aan de EU-mensenrechtenrichtsnoeren betreffende de rechten van het kind; ziet uit naar de ontvangst, binnen een jaar, van ontwerpversies van de specifieke uitvoeringsmaatregelen, waarin het zwaartepunt zal liggen op implementatie van de holistische en veelomvattende aanpak die in de kernrichtsnoeren is vervat;

40.    verzoekt het voorzitterschap een manier te vinden om te komen tot een betere coördinatie en samenwerking tussen de werkgroepen van de Raad bij het ondernemen van demarches op terreinen van gemeenschappelijk belang, zoals het internationaal strafrecht en kinderen in gewapende conflicten (bijvoorbeeld tussen de Werkgroep Mensenrechten (COHOM) en de werkgroep die zich bezighoudt met het Internationaal Strafhof);

41.    verzoekt de Raad met klem de richtsnoeren zodanig te actualiseren dat het belang van de grootst mogelijke mate van gezondheid als een fundamenteel recht - in het bijzonder met betrekking tot pijnbestrijding - daarin volledig tot uitdrukking komt;

De doodstraf

42.    verwelkomt bovengenoemde resolutie 62/149 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties die op 18 december 2007 is aangenomen en waarin wordt opgeroepen tot een wereldwijd moratorium op de doodstraf, en ziet het positieve regio-overschrijdende karakter van dit initiatief;

43.    verzoekt de Raad met klem de richtsnoeren inzake de doodstraf zodanig te actualiseren dat ingevolge die richtsnoeren alle activiteiten moeten worden ondersteund die strekken tot de volledige tenuitvoerlegging van de resolutie van de Algemene Vergadering, waarin onder meer alle staten die nog steeds de doodstraf toepassen, worden opgeroepen internationale juridische waarborgen voor ter dood veroordeelden in acht te nemen, in het bijzonder de minimumwaarborgen in de bijlage bij resolutie 1984/50 van 25 mei 1984 van de Economische en Sociale Raad; wijst erop dat de resolutie voorziet in het verstrekken van informatie aan de secretaris-generaal over de toepassing van de doodstraf en inachtneming van de juridische waarborgen voor ter dood veroordeelden, en strekt tot een progressieve beperking van het gebruik van de doodstraf en vermindering van het aantal misdrijven waarop deze straf staat; wijst er verder op dat aan het slot van de resolutie alle lidstaten van de Verenigde Naties worden opgeroepen om in de aanloop naar de afschaffing van de doodstraf een moratorium op executies in te stellen;

44.    verzoekt het voorzitterschap om Italië, Letland, Polen en Spanje, die Protocol nr. 13 bij het EVRM, betreffende afschaffing van de doodstraf, nog niet hebben geratificeerd, dat alsnog te doen[23]; erkent in dit verband dat de richtsnoeren inzake de doodstraf wellicht met meer samenhang toegepast zouden worden wanneer de lidstaten dergelijke protocollen en verdragen zouden ondertekenen en ratificeren;

45.    verwelkomt het besluit van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 7 december 2007 om de gezamenlijke verklaring van de Raad van Europa/Europese Unie over de instelling van een “Europese dag tegen de doodstraf”, die elk jaar op 10 oktober zal worden gevierd, goed te keuren; is blij met het congres van de Europese Conferentie dat op 9 oktober 2007 in Lissabon is gehouden, waarin eens te meer is opgeroepen tot de totale afschaffing van de doodstraf in Europa en het bevorderen van de wereldwijde afschaffing van deze straf;

46.    verwelkomt de afschaffing van de doodstraf in Albanië op 25 maart 2007 (voor alle misdrijven), in Kirgizië op 27 juni 2007, in Rwanda op 26 juli 2007, in de staat New Jersey (Verenigde Staten) op 13 december 2007, en in Oezbekistan op 1 januari 2008; uit zijn ongerustheid over de mogelijkheid dat de doodstraf opnieuw wordt ingevoerd in Guatemala; betreurt niettemin het besluit van het parlement van Guatemala om de doodstraf opnieuw in te stellen of in te voeren ondanks het hoge misdaadcijfer in dat land dat een dergelijke maatregel niet rechtvaardigt;verwelkomt het besluit van China om alle zaken waarin de doodstraf wordt opgelegd te laten beoordelen door het Hooggerechtshof, maar blijft bezorgd over het feit dat China nog steeds wereldwijd het grootste aantal executies uitvoert; veroordeelt de toepassing van de doodstraf in Wit-Rusland, die ingaat tegen de Europese waarden; veroordeelt het toenemende gebruik van de doodstraf door het regime van Iran; maakt zich ernstig zorgen over het feit dat het Iraanse regime nog altijd de doodstraf oplegt aan verdachten onder de 18;

Foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling

47.    merkt op dat Griekenland, Hongarije, Letland, Litouwen en Slowakije het Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering (OPCAT) vooralsnog noch hebben ondertekend noch geratificeerd; merkt op dat Oostenrijk, België, Cyprus, Finland, Frankrijk, Duitsland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal en Roemenië genoemd instrument wel hebben ondertekend maar nog niet geratificeerd; doet een dringende oproep aan alle EU-lidstaten die OPCAT nog niet hebben ondertekend en/of geratificeerd, dit onverwijld te doen;

48.    is verontrust over het schijnbare gebrek aan engagement voor de mensenrechten van EU-lidstaten die weigeren hun handtekening te zetten onder bovengenoemd Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning; verzoekt alle EU-lidstaten die het verdrag nog niet hebben ondertekend en geratificeerd, dit onverwijld te doen[24];

49.    verwijst de Raad en de Commissie naar de recente studie ‘The Implementation of the European Union Guidelines on torture and other cruel, inhuman or degrading treatment or punishment’, die op 28 juni 2007 aan de Subcommissie mensenrechten van het Europees Parlement en in december 2007 aan de Werkgroep Mensenrechten is voorgelegd; verzoekt beide instellingen de daarin verwoordde aanbevelingen te volgen, bijv. de aanbeveling om een heldere wereldvisie te ontwikkelen met nationale aandachtspunten, waarbij lokale politieke, sociale, culturele en juridische contexten worden onderzocht; verzoekt de Commissie en de Raad om na analyse van deze studie haar delegaties en de missies van de lidstaten instructies te sturen voor de toepassing van de richtsnoeren;

50.    verzoekt de Commissie en de Raad de samenwerking met de Raad van Europa te verbeteren om een heel Europa omspannende zone in te stellen waarin foltering en andere vormen van mishandeling niet voorkomen, als een duidelijk signaal dat de Europese landen zich er serieus voor inzetten om dergelijke praktijken ook binnen hun grenzen uit te bannen;

51.    ziet uit naar het evaluatieverslag over de toepassing van de EU-richtsnoeren inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, dat aan de Werkgroep Mensenrechten zal worden voorgelegd; verwacht dat de werkgroep in het kader van de herziening van dit pakket richtsnoeren in discussie zal gaan over specifieke actiecriteria voor individuele gevallen, teneinde de toepassing van de richtsnoeren te verbeteren; doet de aanbeveling maatregelen aan te nemen die strekken tot eerbiediging van het absolute verbod op foltering en andere onmenselijke en vernederende straffen en zich te verzetten tegen elke poging tot het vaststellen van een EU-standpunt waarbij het faciliteren van de overdracht van personen naar een land waar ze mogelijk gefolterd zullen worden of andere onmenselijke en vernederende straffen zullen ondergaan, legitiem wordt geacht wanneer dit gebeurt op basis van een diplomatieke toezegging;

52.    verzoekt om een actualisering van de richtsnoeren inzake foltering en andere wrede onmenselijke en mensonterende behandeling of bestraffing in het licht van artikel 15 van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, meer in het bijzonder het recht van bedoelde personen op vrijwaring tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing;

53.    verzoekt om de vaste aanwezigheid van het voorzitterschap of het secretariaat van de Raad in de relevante VN-commissies, alsook om verdere samenwerking met de Raad van Europa en het Europees Comité inzake de voorkoming van foltering, ten einde op die manier degelijk en nuttig materiaal te kunnen verwerven voor de besluitvorming over demarches jegens bepaalde landen;

54.    verzoekt de Raad en de Commissie nadrukkelijk om alle internationale partners van de Europese Unie via demarches te bewegen tot de ratificatie en tenuitvoerlegging van internationale verdragen die een verbod stellen op foltering en mishandeling alsook tot het verschaffen van revalidatiehulp aan slachtoffers van foltering; verzoekt de Europese Unie de strijd tegen foltering en mishandeling tot een topprioriteit van haar mensenrechtenbeleid te maken, in het bijzonder door een versterkte implementatie van de EU-richtsnoeren en alle andere EU-instrumenten, zoals het EIDHR, en door ervoor te zorgen dat de lidstaten geen genoegen nemen met diplomatieke toezeggingen van derde landen wanneer personen een reëel risico lopen om te worden gefolterd of mishandeld;

Kinderen en gewapende conflicten

55.    verwelkomt het verslag van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor kinderen en gewapende conflicten, dat op 13 augustus 2007 is gepubliceerd, waarin wordt geconcludeerd dat de VN-lidstaten concrete en doelgerichte maatregelen moeten nemen tegen personen die zich bij herhaling schuldig maken aan schending van de rechten van het kind;

56.    verwelkomt het verslag en de aanbevelingen van de Secretaris-generaal van de VN over kinderen en gewapende conflicten in Birma; veroordeelt de ernstige schendingen van de rechten van kinderen in dat land en verzoekt COHOM prioriteit te geven aan Birma bij de tenuitvoerlegging van zijn richtsnoeren inzake kinderen en gewapende conflicten;

57.    is verheugd over de vorderingen die zijn gemaakt met de toepassing van de internationale normen voor de bescherming van het kind, meer in het bijzonder de vorderingen die zijn gemaakt met het ter verantwoording roepen van vermeende daders, zoals de aanklachten die door het Internationaal Strafhof zijn geformuleerd tegen vooraanstaande leiders van diverse strijdende facties in de Democratische Republiek Kongo en de aanklachten tegen vier hooggeplaatste leden van het rebellenleger ‘Lord's Resistance Army’; beschouwt de uitspraak van het Speciaal Hof voor Sierra Leone dat het ronselen of inzetten van kinderen jonger dan vijftien jaar voor gevechtshandelingen volgens het internationaal gewoonterecht een oorlogsmisdaad is, als een belangrijk resultaat van haar werkzaamheden, net als de veroordeling van militaire bevelhebbers voor het ronselen van kinderen;

58.    neemt met instemming kennis van het feit dat bij een groot scala aan onderhandelingen, overeenkomsten en verdragen, initiatieven voor vredesopbouw en vredeshandhaving alsook bij het opstellen van agenda’s meer aandacht wordt besteed aan kinderrechten; benadrukt echter dat clausules in vredesovereenkomsten die betrekking hebben op kinderen, specifiek dienen te zijn en de daarin verwoordde doelstellingen haalbaar;

59.    neemt met instemming kennis van het feit dat er meer aandacht wordt besteed aan kinderrechten in mechanismen waarbij vermeende misdadigers volgens het internationaal recht ter verantwoording worden geroepen (erkent de inspanningen die de Liberiaanse Commissie voor Waarheid en Verzoening in dit opzicht in 2007 heeft ondernomen), en beschouwt dit als een belangrijk middel om uitvoering te geven aan het recht van kinderen om deel te nemen in de besluitvorming over zaken die hun leven raken; benadrukt echter dat bij een dergelijke betrokkenheid steeds de belangen van het kind centraal moeten staan, onder meer door een leeftijdsgericht beleid en leeftijdsgerichte procedures te volgen en de revalidatie en reïntegratie van kindslachtoffers te bevorderen;

60.    verwelkomt de vooruitgang die is geboekt in de beleidsformulering met betrekking tot ‘Integrated Disarmament, Demobilisation and Reintegration Standards’ (2006) (geïntegreerde normen inzake ontwapening, demobilisatie en re-integratie) en de ‘Paris Principles and Guidelines on Children Associated with Armed Forces or Armed Groups’ (2007) (beginselen en richtsnoeren betreffende kinderen die tot strijdmachten of gewapende groepen hebben behoord); benadrukt echter dat deze instrumenten nu op effectieve wijze ten uitvoer moeten worden gelegd;

61.    is verheugd over het feit dat nog zeven landen (Argentinië, Kroatië, Guatemala, Laos, Mauritanië, Marokko en Oekraïne) zich door ondertekening van de zogenoemde "Paris Commitments" hebben verbonden om een einde te maken aan het ronselen van kinderen in gewapende conflicten, en betreurt dat de Verenigde Staten deze twee documenten niet hebben ondertekend, uit onvrede over de bepaling over het Internationaal Strafhof;

62.    verwelkomt het feit dat 11 lidstaten van de Europese Unie de Verklaring van Genève inzake gewapend geweld en ontwikkeling hebben ondertekend, waarmee het totale aantal staten die partij zijn op 42 komt; dringt er bij de overige 16 lidstaten van de Europese Unie die de Verklaring van Genève nog niet hebben ondertekend op aan dit onverwijld te doen;

63.    verzoekt de lidstaten die de facultatieve protocollen bij het Verdrag inzake de rechten van het kind nog niet hebben ondertekend en geratificeerd, dit onverwijld te doen[25];

64.    herinnert aan het uitblijven van een definitieve verzoening in onopgeloste conflicten in de landen van het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB); benadrukt dat dergelijke situaties een context scheppen waarin de rechtsorde en schendingen van de mensenrechten in de betreffende gebieden worden veronachtzaamd, en de waarborging van het respect voor alle rechten van het kind ernstig wordt gehinderd; roept op tot het met spoed aanpakken van de specifieke situatie van kinderen en hun gezinnen in de gebieden met onopgeloste conflicten in ENB-landen in de context van de stappen die de EU op dit gebied neemt;

65.    stelt vast dat het Portugese voorzitterschap navolging heeft gegeven aan de Duitse initiatieven die overeenkomstig de richtsnoeren zijn genomen en alle in prioriteitslanden gevestigde missies heeft geïnstrueerd de landspecifieke strategieën die op 15 juni 2007 door de Werkgroep Mensenrechten zijn aangenomen, te beschouwen als permanente instructies voor het werk dat de missiehoofden op het terrein van ‘kinderen in gewapende conflicten’ uitvoeren; neemt met instemming kennis van het feit dat het fungerend voorzitterschap de lokale voorzitterschappen ook landenverslagen van relevante NGO’s heeft toegestuurd; verwelkomt het initiatief van het Sloveense voorzitterschap om een onderzoek te laten uitvoeren naar de invloed van EU-maatregelen op kinderen die het slachtoffer zijn van een gewapend conflict; benadrukt in dit verband de beperkte invloed die de richtsnoeren hebben op kinderen in gewapende conflicten, met name als gevolg van het feit dat de meerderheid van de delegaties van de Commissie en de lidstaten niet op de hoogte is gebracht van het feit dat hun gastland werd gezien als een prioritair land voor de toepassing van deze richtsnoeren;

Verdedigers van de mensenrechten

66.    verzoekt de Raad en de Commissie om een meer transparante en systematische toepassing van de EU-richtsnoeren inzake mensenrechtenverdedigers, aangezien dit een belangrijk en innovatief instrument is dat speciaal is ontwikkeld voor het ondersteunen van mensenrechtenverdedigers en het beschermen van degenen die gevaar lopen;

67.    verzoekt de Commissie en de Raad in hun humanitaire en handelsbeleid maatregelen ter bestrijding van gedwongen kinderarbeid op te nemen;

68.    verwacht dat het aanwijzen van deze richtsnoeren als een prioritair onderdeel van het extern mensenrechtenbeleid van de Europese Unie, gevolgd zal worden door een effectieve omzetting ervan in lokale strategieën voor 120 landen; verzoekt de EU-lidstaten dringend hun standpunten inzake de bescherming van mensenrechtenverdedigers te harmoniseren;

69.    is van mening dat een consistente aanpak zich ook moet richten op het versterken van de capaciteitsopbouw onder mensenrechtenactivisten, onder wie degenen die zich richten op de verdediging van economische, sociale en culturele rechten, en het bevorderen van overleg- en interactiemechanismen tussen hen en hun regeringen over kwesties als democratische hervormingen en bevordering van de mensenrechten, met name wanneer democratiseringsprocessen in het geding zijn;

70.    verzoekt de Commissie en de Raad mensenrechtenverdedigers actief aan te moedigen tot het verspreiden van informatie over de theorie en praktijk van het beginsel van geweldloosheid en tot het bevorderen van kennisvergaring en informatie-uitwisseling over ‘best practice’, op basis van ervaringen van de mensen in het veld;

71.    verzoekt de Raad en de lidstaten om urgent de kwestie van de noodvisa voor mensenrechtenverdedigers te behandelen door een duidelijke verwijzing naar de specifieke situatie van mensenrechtenverdedigers op te nemen in de nieuwe Gemeenschappelijke visumcode en zo een specifieke en versnelde visumprocedure in het leven te roepen, waarbij gebruik kan worden gemaakt van de ervaring van de Ierse en Spaanse regering op dit punt; is van mening dat het soms nuttig is om bij demarches ten behoeve van mensenrechtenverdedigers vertrouwelijkheid te betrachten, maar dat het desalniettemin noodzakelijk is dat lokale vertegenwoordigers van de EU NGO’s in het veld steeds – op vertrouwelijke wijze – op de hoogte stellen van zulke demarches;

72.    merkt op dat in China, ondanks de aanzienlijke economische hervormingen, systematische schendingen van de politieke rechten en mensenrechten nog steeds voorkomen, bijvoorbeeld in de vorm van politieke gevangenschap, aanslagen op en intimidatie van juristen, mensenrechtenverdedigers en journalisten, onder wie de Weiquan-beweging, het ontbreken van een onafhankelijke rechterlijke macht, dwangarbeid, de schending van de vrijheid van meningsuiting en van godsdienst en de rechten van religieuze en etnische minderheden, willekeurige gevangenneming, het Laogai strafkampenstelsel en vermeende handel in organen; is nog even bezorgd over het feit dat journalisten en mensenrechtenactivisten, de Dalai Lama en de mensen om hem heen en beoefenaars van Falun Gong op de zwarte lijst worden geplaatst;

73.    betreurt het dat er nog slechts vijf mensenrechtenorganisaties geregistreerd zijn in Wit-Rusland en dat de autoriteiten deze groepen voortdurend proberen te intimideren en beheersen, en daarnaast herhaaldelijk verzoeken van andere mensenrechtengroeperingen die zich wettelijk willen laten registreren hebben afgewezen; verwelkomt het besluit van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in mei 2007 om het verzoek van Wit-Rusland om een zetel in het UNHRC te weigeren, onder verwijzing naar de slechte mensenrechtensituatie in dat land; dringt er opnieuw bij de Wit-Russische autoriteiten op aan dat ze moeten stoppen met het gebruik van intimidatie, pesterijen, gerichte arrestaties en politiek gemotiveerde vervolging van mensenrechtenverdedigers en burgeractivisten in Wit-Rusland;

74.    maakt zich ernstig zorgen over het feit dat de Iraanse autoriteiten in 2007 hun intimidatie van onafhankelijke mensenrechtenverdedigers en juristen hebben geïntensiveerd in een poging te voorkomen dat deze personen schendingen van de mensenrechten in de openbaarheid zouden brengen of zouden aanklagen; betreurt het dat de Iraanse regering NGO’s die maatschappelijke participatie aanmoedigen en aandacht vragen voor schendingen van de mensenrechten, waaronder de organisaties die juridische en maatschappelijke hulp verlenen aan vrouwelijke slachtoffers van geweld, de toegang tot het land hebben ontzegd;

75.    benadrukt eens te meer dat het belangrijk is het handboek voor de toepassing van de richtsnoeren beschikbaar te maken voor mensenrechtenactivisten in het veld; spoort de Werkgroep Mensenrechten aan om van de EU-richtsnoeren voor mensenrechtenverdedigers vertalingen in EU-talen te verspreiden die in derde landen de lingua franca zijn, en regionale bureaus en ambassades/delegaties vertalingen in belangrijke niet-EU-talen te verstrekken; neemt met tevredenheid kennis van het feit dat tot dusver vertalingen beschikbaar zijn in talen zoals het Russisch, Arabisch, Chinees en Farsi, maar benadrukt dat meer vertalingen op lokaal niveau moeten worden gemaakt; verzoekt de lidstaten met klem om het voor mensenrechtenverdedigers die zijn uitgenodigd voor het bijwonen van evenementen in de Europese Unie, of die op de vlucht zijn voor een verslechterende veiligheidssituatie, gemakkelijker te maken om een visum te krijgen;

Mensenrechtendialogen en officieel overleg met derde landen

76.    verzoekt de Raad en de Commissie de toepassing van de richtsnoeren voor mensenrechtendialogen aan een uitvoerige evaluatie te onderwerpen en duidelijke indicatoren te ontwikkelen voor het evalueren van het effect van de afzonderlijke dialogen alsook om criteria te formuleren voor het initiëren, stoppen en hervatten van dialogen;

77.    verzoekt opnieuw om mensenrechtendialogen zowel van toepassing te maken op de situatie in de derde landen als op die in de Europese Unie om de geloofwaardigheid van de betreffende dialoog te vergroten;

78.    doet opnieuw een oproep om mensenrechtenvraagstukken op het hoogste politieke niveau te bespreken, zodat mensenrechtenoverwegingen een groter politiek gewicht krijgen en wordt voorkomen dat lidstaten of derde landen kwesties op het gebied van mensenrechten los zien van de politieke dialoog; is van mening van dat deze dialogen daarom nooit moeten worden gebruikt om dit onderwerp alleen in bijeenkomsten op het niveau van deskundigen te behandelen en het op die manier ondergeschikt te maken aan andere politieke vraagstukken; verzoekt de Raad en de Commissie derhalve de volgende maatregelen te nemen;

         – openbaar maken van de doelstellingen die voor elke dialoog zijn vastgesteld en nagaan of deze doelstellingen zijn gehaald;

         – voorschrijven dat elke dialoog bij voorkeur jaarlijks en ten minste een keer per twee jaar aan een evaluatie wordt onderworpen;

         – ervoor zorg dragen dat bij elke vergaderreeks die in het kader van een dialoog plaatsvindt, niet alleen een serie technische besprekingen op ambtelijk niveau wordt gehouden, maar ook besprekingen waaraan personen met ministeriële verantwoordelijkheid deelnemen;

79.    wijst in dit verband eens te meer op de voorstellen die het Parlement heeft gedaan in zijn resolutie van 6 september 2007 over het functioneren van de mensenrechtendialogen en het mensenrechtenoverleg met derde landen; benadrukt in dit verband dat er in januari 2008 een dialoog is gestart tussen de Raad, de Commissie en de Subcommissie mensenrechten van het Parlement om de aanbevelingen van die resolutie aangaande de betrokkenheid van het Parlement bij dialogen in het algemeen ten uitvoer te leggen; herinnert in dat verband aan de verplichting van de Raad om het Parlement te raadplegen en zijn standpunten in overweging te nemen op grond van artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie;

80.     benadrukt de noodzaak van een drastische intensivering van de mensenrechtendialoog tussen de EU en China, en is bezorgd over het feit dat China op slechts twee derde van de individuele punten van zorg die de EU in het kader van deze dialoog ter sprake heeft gebracht, antwoord heeft gegeven; geeft uiting aan zijn zorg over de ernstige schending van de mensenrechten in China en wijst erop dat de Chinese staat van dienst op het gebied van de mensenrechten, ondanks de toezeggingen die het regime met het oog op de aanstaande Olympische Spelen en in overeenstemming met het Olympisch Handvest heeft gedaan, nog niet is verbeterd; verwelkomt het feit dat China werkt aan de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van de speciale rapporteur inzake foltering en de rechtbanken onlangs heeft geïnstrueerd niet af te gaan op bekentenissen; merkt op dat de Chinese regering ondanks herhaalde toezeggingen om het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten te ratificeren, dit nog steeds niet heeft gedaan; betreurt dat tijdens de Topconferentie EU-China die op 28 november 2007 in Peking is gehouden, geen gezamenlijke verklaring inzake de mensenrechten is aangenomen, ondanks het feit dat voorafgaande aan de top het voornemen daartoe bekend was gemaakt; verzoekt de Raad het Parlement na afloop van besprekingen uitgebreider over het verloop en de resultaten ervan te informeren, en onder meer een gedetailleerde lijst te overleggen van demarches die met betrekking tot individuele gevallen door de Raad en de lidstaten zijn ondernomen; merkt op dat zulke bezwaren meer aandacht moeten krijgen in de aanloop naar de Olympische Spelen in Peking, die een belangrijke historische kans bieden voor het bevorderen van de mensenrechten in China; blijft in dit opzicht verontrust over Chinese wetgeving, zoals de wetgeving inzake staatsgeheimen, die in de weg staat van de transparantie die nodig is voor het ontwikkelen van een goed bestuur en een rechtsstaat; is verontrust over de beperkingen die aan de vrijheid van Chinese en internationale media worden gesteld, onder meer met betrekking tot het gebruik van het Internet, bloggen en de toegang tot informatie; is ook nog steeds bezorgd over het feit dat onwelgevallige journalisten en mensenrechtenactivisten op een zwarte lijst worden geplaatst, wat onder is gebeurd met de Dalai Lama en de personen die aan hem zijn verbonden en met aanhangers van de religieuze beweging Falun Gong; dringt in dit verband aan op de onmiddellijke invrijheidstelling van de AIDS-activist Hu Jia; benadrukt dat aan de mensenrechtensituatie in China ook na afloop van de Olympische Spelen intensief aandacht moet worden besteed, net als aan de noodzakelijke veranderingen in relevante wetgeving; verzoekt de Europese Unie met klem om voortzetting van de handelsbetrekkingen met China afhankelijk te maken van het doorvoeren van mensenrechtenhervormingen in dat land, en verzoekt de Raad in dit verband om de mensenrechtensituatie in China aan een uitvoerige beoordeling te onderwerpen alvorens een nieuwe kaderovereenkomst voor partnerschap en samenwerking te sluiten; verzoekt de Raad en de Commissie om in de gesprekken met de Chinese regering de kwesties van de autonome regio Binnen-Mongolië, Oost-Turkmenistan en de autonome regio Tibet aan de orde te stellen en op actieve wijze de versterking van een open dialoog tussen de Chinese regering en afgezanten van de Tibetaanse regering in ballingschap te ondersteunen, en verder ook de gevolgen voor de mensenrechten van het beleid dat China ten aanzien van Afrika voert, in de dialoog te betrekken; is nog steeds verontrust over de stelselmatige schending van de mensenrechten van de etnische Oeigoeren in de autonome regio Xinjiang Uighur;

81.     beschouwt het nog steeds als zeer zorgwekkend dat de mensenrechtendialoog met Iran sinds 2004 is onderbroken als gevolg van het ontbreken van positieve ontwikkelingen bij het verbeteren van de mensenrechtensituatie en een gebrek aan medewerking van de kant van Iran; dringt er bij de Iraanse autoriteiten op aan deze dialoog te hervatten met het oog op ondersteuning van burgeractivisten voor de democratie en – via vreedzame middelen – bestaande processen te versterken die democratische, institutionele en constitutionele hervormingen kunnen bevorderen, de duurzaamheid van die hervormingen verzekeren, en de participatie in beleidsvormingsprocessen consolideren van alle Iraanse mensenrechtenverdedigers en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, en daardoor hun rol in het politieke debat versterken; maakt zich ernstig zorgen over het feit dat het respect voor de fundamentele mensenrechten, met name de vrijheid van meningsuiting en het recht op vereniging, in Iran is blijven verslechteren in 2007; veroordeelt de nieuwe zedelijkheidscampagne die de Iraanse autoriteiten sinds begin april 2007 voeren, waarbij duizenden mannen en vrouwen zijn gearresteerd in een poging "immoreel gedrag tegen te gaan"; veroordeelt de toenemende uitvoering door het Iraanse regime van de doodstraf;

82.    betreurt dat het overleg tussen de EU en Rusland over de mensenrechten geen resultaten heeft opgeleverd en verzoekt om het Parlement bij een dergelijk overleg te betrekken; ondersteunt de inspanningen van de Raad en de Commissie om een situatie te creëren waarbij het overleg beurtelings in Rusland en de EU plaatsvindt, waarbij behalve vertegenwoordigers van het ministerie van Buitenlandse Zaken ook vertegenwoordigers van andere Russische ministeries aan het overleg deelnemen, en waarbij de Russische delegatie deelneemt aan de vergaderingen van Russische en Europese parlementaire organen of NGO’s die rondom het overleg zijn georganiseerd; betreurt dat de Europese Unie maar een beperkt succes heeft gehad bij het tot stand brengen van een beleidswijziging omdat gevoelige kwesties aan de orde werden gesteld, zoals de situatie in Tsjetsjenië en andere Kaukasische republieken, straffeloosheid en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de behandeling van mensenrechtenverdedigers,en politiek gevangenen zoals Michaël Chodorkovsky, de onafhankelijkheid van de media en vrijheid van meningsuiting, de behandeling van etnische minderheden, eerbiediging van de rechtsstaat, bescherming van de mensenrechten binnen de strijdkrachten, discriminatie op grond van seksuele geaardheid, alsook andere kwesties; is van mening dat het reeds lang lopende debat over Tsjetsjenië moet worden uitgebreid met Ingoesjetië en Dagestan, waar sprake is van een verontrustende situatie; dringt er bij de Russische autoriteiten op aan de nationale minderheden in de republiek Mari-El te beschermen en ervoor te zorgen dat de mensenrechten en de minderheidsrechten worden geëerbiedigd in overeenstemming met de grondwet van Mari-El en de Europese normen; betreurt dat er geen einde komt aan de vervolging van journalisten, mensenrechtenverdedigers en NGO’s, bijvoorbeeld de recente intimidatie van medewerkers van ‘Novaya Gazeta’ en van een stichting ter bevordering van tolerantie, ‘Nizhny Novgorod’; is er bezorgd over dat in 2007 de nieuwe Russische wetgeving inzake NGO's, die in 2006 van kracht was geworden, willekeurig en selectief blijkt te worden toegepast en gebruikt is om legale NGO-activiteiten te hinderen, te beperken en te vervolgen, wat leidt tot toenemende onveiligheid en kwetsbaarheid van NGO's; deelt voorts de zorgen die tot uiting zijn gekomen in het verslag van Amnesty International uit 2007 betreffende de internationale situatie, over het feit dat het bureau van de openbaar aanklager blijft weigeren het recht van Michaël Chodorkovsky en zijn partner Platon Lebedow te erkennen op een eerlijk proces, in overeenstemming met de internationale regels, en geeft voorts uiting aan zijn ontsteltenis over de weigering om Wassili Alexanyan, ex-vice-voorzitter van Yukos een levenreddende medische behandeling te geven, ondanks herhaalde oproepen daartoe van het Europese Hof voor de rechten van de mens en de voorzitter van de parlementaire vergadering van de Raad van Europa ; verzoekt Rusland met klem aanvullende maatregelen te nemen voor het beschermen van de vrijheid van meningsuiting en de veiligheid van journalisten en mensenrechtenverdedigers; is in dit verband van mening dat Russische samenwerking met de OVSE, de Raad van Europa en de VN-mensenrechtenmechanismen, alsook de ratificatie door Rusland van alle relevante mensenrechtenverdragen – in het bijzonder Protocol nr. 14 bij het EVRM, waarbij het controlesysteem van het verdrag wordt gewijzigd – door de Europese Unie als een prioritaire doelstelling moet worden gezien; betreurt de onwil van Rusland om een voldoende groot aantal internationale verkiezingswaarnemers uit te nodigen, en dat te doen op een tijdstip dat de waarnemers nog voldoende tijd hebben om overeenkomstig de OVSE-regels hun werk te doen, zodat het voor het bureau voor democratische instellingen en mensenrechten (ODIHR) van de OVSE onmogelijk wordt de geplande waarneming van de verkiezingen overeenkomstig zijn mandaat uit te voeren en het dan ook gedwongen is het democratisch gehalte van de parlementsverkiezingen van 2007 en de presidentsverkiezingen van 2008 in twijfel te trekken; verzoekt de Commissie en de Raad met klem mensenrechtenkwesties (ook individuele gevallen) bij de Russische autoriteiten op het hoogste niveau en in het kader van de nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst, aan de orde te stellen; dringt er bij de Commissie op aan om, naast de mensenrechtenclausule, duidelijkere verplichtingen en efficiëntere mechanismen voor monitoring vast te stellen, teneinde de mensenrechtensituatie in dit land daadwerkelijk te verbeteren;

83.    verzoekt de Commissie en de Raad met klem om met alle buurlanden subcomités voor de mensenrechten op te zetten; herhaalt zijn verzoek om bij de voorbereiding van de bijeenkomsten van deze subcomités parlementariërs te betrekken en te worden geïnformeerd over de resultaten ervan; is van mening dat terwijl bij de eerste vergaderrondes, zoals in Tunesië, het belangrijkste aandachtspunt nog was de duurzaamheid van de subcomités te verzekeren en wederzijds vertrouwen onder de partners te bevorderen, het nu tijd is, zeker wat het subcomité EU-Marokko betreft, voor een meer resultaatgerichte fase, waarbij concrete benchmarks en voortgangsindicatoren worden vastgesteld en de mogelijkheid bestaat individuele gevallen naar voren te brengen; beklemtoont dat discussies over mensenrechten niet beperkt moeten blijven tot deze subcomités, en wijst op de noodzaak om deze kwesties tot op het hoogste niveau aan de orde te stellen in de politieke dialoog om de samenhang van het EU-beleid op dit terrein te vergroten en de verschillen te reduceren tussen de verklaringen over de mensenrechtensituatie die aan beide zijden worden afgelegd; is ingenomen met de verklaring van de Raad van 16 oktober 2007 dat de gesprekken over de toekomstige kaderovereenkomst EU-Libië onder andere specifiek betrekking zullen hebben op samenwerking en vooruitgang op het terrein van de mensenrechten;

84.    herinnert aan de verslechterende situatie in Syrië, waar de regeringsautoriteiten weigeren mensenrechtengroeperingen een officiële status te verlenen en waar mensenrechtengroeperingen worden geïntimideerd door de veiligheidsdiensten en hun leden gevangen worden gezet omdat een wettige status ontbreekt; veroordeelt de arrestatie van andersdenkenden en leden van oppositiepartijen, en verzoekt de Raad en de Commissie dringend de Syrische regering op te roepen de journalisten, mensenrechtenactivisten en onafhankelijke juristen die worden vastgehouden vrij te laten en de noodtoestand op te heffen;

85.    veroordeelt de maatregelen die de autoriteiten van Wit-Rusland hebben genomen tegen de oppositie; merkt op dat deze maatregelen steeds meer de vorm aannemen van systematische pogingen om leden van de oppositie te vernederen en slecht te behandelen; wijst bijvoorbeeld op de recente arrestatie van Sacharovprijswinnaar Alexander Milinkevitsj; merkt op dat de Europese Unie er niet in is geslaagd de situatie met betrekking tot de hervormingen van de mensenrechten in Wit-Rusland te verbeteren;

86.    spreekt daarnaast nogmaals zijn diepe verontrusting uit over de humanitaire crisis in de Gazastrook, en dringt er bij alle partijen op aan zich te houden aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens; wijst andermaal op de inhoud van zijn resolutie van 21 februari 2008 over de situatie in de Gazastrook[26];

87.    onderkent het belang van pogingen van de Commissie en de Raad voor het organiseren van een tweede vergaderronde in het kader van de mensenrechtendialoog EU-Oezbekistan, in mei 2008; wijst er eens te meer op dat het houden van een mensenrechtendialoog en deskundigenbijeenkomsten over het bloedbad dat in 2005 in Andijan plaatsvond, op zichzelf geen vooruitgang inhoudt en bijgevolg niet als reden kan worden aangevoerd voor het opheffen van sancties; merkt op dat het ontbreken van een onafhankelijk internationaal onderzoek naar het bloedbad in Andijan en van enige verbetering in de mensenrechtensituatie in Oezbekistan – de voorwaarden die de Europese Unie stelt voor het opheffen van sancties – er logischerwijs toe hebben geleid dat de sancties tegen Oezbekistan zijn verlengd; verwelkomt dat de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 15 -16 oktober 2007 specifieke voorwaarden heeft vastgesteld voor het handhaven van de opschorting van de visumbeperkingen, waaraan binnen zes maanden moet zijn voldaan; verzoekt de Commissie en de Raad kritisch te beoordelen of het besluit om enkele van de visumbeperkingen die de Europese Unie als onderdeel van haar sancties tegen Oezbekistan heeft ingesteld, voor een periode van zes maanden op te schorten, effect sorteert, en onderzoek te doen naar de algehele mensenrechtensituatie in het land; betreurt dat Oezbekistan vooralsnog op geen enkel van de genoemde punten vooruitgang heeft laten zien; spreekt zijn waardering uit voor het werk dat is verricht door het subcomité voor mensenrechten, dat elke zes maanden de mensenrechtensituatie grondig evalueert om de Raad te voorzien van regelmatige parlementaire evaluaties en aanbevelingen met betrekking tot het EU-beleid dat op dit gebied moet worden gevolgd; is verbijsterd over de presidentsverkiezingen die op 23 december 2007 in Oezbekistan hebben plaatsgehad, die volgens het Bureau voor democratische instellingen en mensenrechten van de OESO (ODIHR) werden gehouden in een “streng gecontroleerde politieke omgeving, waarin geen ruimte was voor werkelijke oppositie, en die in het algemeen niet voldeden aan tal van de verplichtingen voor democratische verkiezingen waaraan de OVSE-leden zich hebben verbonden”; veroordeelt de moorden op Mark Weil, oprichter en art-director van het onafhankelijke Ilkhom-theater (op 9 september 2007 in Tasjkent), en Alisher Saipov, journalist en criticus van het Oezbeekse regime (op 24 oktober 2007 in de Kirgizische stad Osh); herhaalt zijn oproep voor de onmiddellijke vrijlating van politieke gevangenen[27];

88.    ondersteunt de bereidheid van de Raad tot het instellen van een mensenrechtendialoog met elk van de vier nog overgebleven Centraal-Aziatische staten; verzoekt om dialogen die resultaatgericht zijn en volledig in overeenstemming met de EU-richtsnoeren voor mensenrechtendialogen met derde landen, wat betekent dat het maatschappelijk middenveld en het Europees Parlement bij deze dialogen moeten worden betrokken; verzoekt om de secretariaten van Raad en Commissie te voorzien van voldoende middelen ten behoeve van deze dialogen;

89.    merkt op dat de inzet van zowel Turkije als de EU voor het toetredingsproces van Turkije belangrijk is voor voortzetting van de mensenrechtenhervormingen in dat land;

90.    spreekt de hoop uit dat wordt vastgesteld wie verantwoordelijk zijn voor de moord op Benazir Bhutto en dat deze personen vervolgens zo spoedig mogelijk ter verantwoording worden geroepen; merkt op dat de mensenrechtensituatie in Pakistan in de loop van 2007 is verslechterd en wijst in dit verband met name op de bedreiging van de rechterlijke onafhankelijkheid en de persvrijheid; veroordeelt in dat kader de lastercampagne tegen Iftikhar Mohammad Chaudhry, voormalige opperrechter van Pakistan, alsmede het feit dat hij uit zijn functie is gezet en onder huisarrest is geplaatst; verzoekt de Raad en de Commissie steun te verlenen aan de beweging voor democratie die is gestart door de rechters en advocaten, in het bijzonder door enkele van hun vertegenwoordigers, onder wie mijnheer Chaudhry, uit te nodigen; merkt op dat een nieuw landenstrategiedocument voor Pakistan is vastgesteld en verwelkomt de integratie van overwegingen van conflictpreventie en mensenrechten in dat document; merkt op dat de gemengde commissie EG-Pakistan op 24 mei 2007 in Islamabad voor het eerst voor vergadering bijeen was, en benadrukt dat de mensenrechten bij alle volgende vergaderingen hoog op de agenda moeten staan;

Genitale verminking van vrouwen en andere schadelijke traditionele gebruiken

91.    benadrukt dat de inspanningen om een einde te maken aan alle vormen van genitale verminking van vrouwen, moeten worden geïntensiveerd, zowel op het niveau van basisgemeenschappen als op beleidsniveau, waarbij benadrukt moet worden dat vrouwelijk genitale verminking zowel een genderkwestie is als een schending van de mensenrechten met betrekking tot de lichamelijke integriteit;

92.    dringt erop aan vrouwenrechten bij alle mensenrechtendialogen uitdrukkelijk aan de orde te stellen, en in het bijzonder de noodzaak van het bestrijden en uitbannen van alle vormen van discriminatie van en geweld tegen vrouwen en meisjes, waaronder begrepen, in het bijzonder, abortus als middel voor genderselectie, alle vormen van schadelijke traditionele gebruiken of gewoonten, zoals genitale verminking van vrouwen en gedwongen huwelijken of huwelijken op jonge leeftijd, alle vormen van mensenhandel, huiselijk geweld en vrouwenmoord, uitbuiting op de werkplaats en andere vormen van economische uitbuiting, en beroepen van staten op gebruiken, tradities of religieuze overwegingen van welke aard dan ook, bedoeld om hun plicht om dergelijke wreedheden uit te bannen te ontlopen, af te wijzen;

93.    verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten de mensenrechtenclausule te gebruiken om de bestrijding van alle vormen van vrouwelijke genitale verminking tot een prioriteit te maken in de betrekkingen met derde landen, in het bijzonder die landen die binnen het kader van de Overeenkomst van Cotonou preferentiële betrekkingen met de Europese Unie hebben (nu op grond van de Europese Partnerschapsovereenkomsten), en druk op deze landen uit te oefenen om de wetgevende, bestuurlijke, juridische en preventieve maatregelen te nemen die nodig zijn om een einde aan deze praktijken te maken;

94.    herinnert aan de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en benadrukt dat toegang tot onderwijs en gezondheidszorg een fundamenteel mensenrecht is; gelooft dat gezondheidsprogramma’s, met inbegrip van seksuele en reproductieve gezondheid, bevordering van gendergelijkheid, zelfbeschikking voor vrouwen en de rechten van het kind, prominent aanwezig moeten zijn in het ontwikkelings- en mensenrechtenbeleid van de EU, vooral daar waar seksueel geweld wijdverbreid is en vrouwen en kinderen aan het risico van hiv/aids worden blootgesteld of waar hun de toegang tot voorlichting, preventie en/of behandeling wordt onthouden; roept de Commissie op fundamentele rechten van werknemers en de agenda voor waardig werk te integreren in haar ontwikkelingsbeleid, en met name in handelsgerelateerde steunprogramma’s;

95.    verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten om in het bijzonder te bevorderen dat de lidstaten van de Afrikaanse Unie het Protocol van de Afrikaanse Unie betreffende de rechten van vrouwen in Afrika ratificeren en ten uitvoer leggen;

96.    verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) te versterken en ervoor te zorgen dat middelen worden toegewezen voor activiteiten die erop zijn gericht een einde te maken aan alle vormen van vrouwelijke genitale verminking;

Algemene beoordeling van de activiteiten van Commissie en Raad, met inbegrip van de resultaten van de twee voorzitterschappen

97.    betreurt de voortdurende schendingen van mensenrechten en democratische beginselen door de militaire junta in Birma en prijst de vastbeslotenheid die de Europese Unie aan de dag legt om de gestelde doelen te bereiken: een open en oprechte 'trilaterale dialoog' tussen het militaire regime, de democratische oppositie (te weten de Nationale Liga voor Democratie, die de verkiezingen van 1990 heeft gewonnen) en de etnische nationaliteiten, met het oog op het waarborgen van de nationale verzoening die nodig is voor een overgang naar democratie in Birma en de vestiging van een rechtmatige, democratisch gekozen burgerregering die de mensenrechten eerbiedigt en de betrekkingen met de internationale gemeenschap herstelt; verwelkomt het gemeenschappelijk standpunt dat de Raad in november 2007 heeft vastgesteld waarbij niet alleen de bestaande beperkende maatregelen worden verlengd maar ook aanvullende beperkende maatregelen worden ingevoerd, maar betreurt dat deze maatregelen niet gelden voor cruciale sectoren als de energiesector en financiële en banksancties tegen het militaire regime; veroordeelt de brute reactie van de Birmese autoriteiten op de demonstraties van de Boeddhistische monniken en alle andere vreedzame demonstranten; betreurt de voortdurende arrestaties en gevangenneming van democratische activisten en journalisten en verzoekt de Raad aandacht te blijven vragen voor de mensenrechtensituatie in Birma als een topprioriteit in de Raad voor de mensenrechten van de VN en druk te blijven uitoefenen voor een tweede bezoek aan het land door Tomas Ojea Quintana, de speciale VN-rapporteur voor mensenrechten in Birma, om de schendingen van de mensenrechten verder in kaart te brengen; verwelkomt de benoeming van Piero Fassino als speciale gezant van de EU voor Birma, verzoekt de Commissie de Birmese pro-democratiebeweging actief te ondersteunen in het kader van het EIDHR; veroordeelt de moord op Padoh Mahn Sha, de algemeen secretaris van de Karen National Union (KNU), die werd vermoord in zijn huis in Thailand; verwacht dat een onderzoek zal plaatsvinden naar de omstandigheden waaronder deze moord heeft plaatsgevonden, en dat de EU uiting geeft aan haar afkeuring bij het militaire regime en aandringt op een betere bescherming voor uitgeweken democratische leiders uit Birma in Thailand; vreest dat Birmese vluchtelingen in Maleisië zich in een uiterst kwetsbare situatie bevinden en blootstaan aan arrestatie, detentie, mishandeling en deportatie door de Maleisische autoriteiten; dringt er bij de Raad op aan een beroep te doen op de Maleisische autoriteiten om een einde te maken aan de slechte behandeling van vluchtelingen, de UNHCR aan te moedigen alle vluchtelingen te registreren om meer bescherming te bieden en er bij meer landen op aan te dringen Birmese vluchtelingen uit Maleisië op te nemen;

98.    verzoekt het voorzitterschap van de Raad zich te concentreren op landen die wat mensenrechtenschendingen betreft, extra zorgen baren; spoort de Raad in het bijzonder aan om de EU-richtsnoeren inzake mensenrechtenverdedigers volledig te implementeren en extra middelen toe te wijzen voor projecten uit hoofde van het EIDHR, met name voor het bevorderen van democratie in Belarus, Birma, Cuba, Eritrea, Laos, Noord-Korea, Oezbekistan, Vietnam en Zimbabwe; is van mening dat de ontwikkeling en uitvoering van deze projecten niet afhankelijk mag worden gesteld van de toestemming of samenwerking van het betreffende regime;

99.    is verheugd over het feit dat op 18 oktober 2007 de eerste “Europese dag tegen de mensenhandel” wordt gehouden, bedoeld voor bewustmaking over het probleem van de mensenhandel en om de aandacht te vestigen op de langdurige betrokkenheid van de Europese Unie bij de bestrijding hiervan;

100.  verwelkomt het EU-mensenrechtenforum voor NGO’s over economische, sociale en culturele rechten dat door het Portugese voorzitterschap en de Commissie werd georganiseerd en in december 2007 in Lissabon werd gehouden; ondersteunt de aanbevelingen van het forum, dat nogmaals heeft bevestigd dat mensenrechten onscheidbaar en universeel zijn en heeft laten zien dat de interne en externe aspecten van het EU-beleid aan elkaar zijn gerelateerd; moedigt de Raad en de Commissie daarom aan de huidige duurzaamheidseffectbeoordeling die is uitgevoerd door het DG Handel van de Commissie te versterken door middel van een adequate mensenrechteneffectbeoordeling;

101.  verwelkomt de vierde vergadering van het EU-netwerk van contactpunten inzake personen die verantwoordelijk zijn voor genocide, oorlogsmisdaden en misdrijven tegen de menselijkheid, die op 7 en 8 mei 2007 in Den Haag werd gehouden; neemt kennis van het werk dat tijdens deze vergadering is verricht, die geheel gewijd was aan Rwanda en aan strafrechtelijk onderzoek door Europese staten naar verdachten uit dat land; betreurt dat het niet is gelukt tijdens het Portugese voorzitterschap een vijfde vergadering van het netwerk te organiseren; herinnert de Raad aan de belofte onder elk voorzitterschap een dergelijke vergadering te organiseren;

102.  verzoekt het voorzitterschap van de Raad het gebrek aan actie van de Europese Unie met betrekking tot Darfur aan de orde te stellen; verwelkomt de hybride operatie van de Afrikaanse Unie en de Verenigde Naties in Darfur (UNAMID), die op 31 juli 2007 door de VN-Veiligheidsraad eenstemmig bij resolutie 1769 (2007) is goedgekeurd, als een kleine stap in de goede richting; merkt op dat UNAMID het werk van de missie van de Afrikaanse Unie in Sudan (AMIS) op 31 december 2007 heeft overgenomen en in eerste instantie een mandaat heeft tot 31 juli 2008; verwacht dat de 7 000 man sterke AMIS, die tot dusver verantwoordelijk was voor vredeshandhaving, zullen samensmelten met UNAMID en dat alle noodzakelijke maatregelen worden genomen om UNAMID in staat te stellen haar mandaat te vervullen, onder meer door regelmatig na te gaan hoeveel blauwhelmen moeten worden ingezet; dringt er desalniettemin op aan dat de arrestatiebevelen die door het Internationaal Strafhof met betrekking tot Darfur zijn uitgevaardigd, zo spoedig mogelijk ten uitvoer worden gelegd; merkt op dat de ontoereikendheid van de maatregelen ter bestrijding van de humanitaire ramp in Darfur een van de redenen was waarom de politieke en sociale situatie in Tsjaad verslechterde; roept op tot onmiddellijke maatregelen om dat land meer hulp te bieden;

103.  uit zijn bezorgdheid over het rebelse offensief in N'Djamena in Tsjaad begin februari 2008; benadrukt het belang van de betrokkenheid van de EU bij het opvoeren van de diplomatieke druk voor een wapenstilstand in Tsjaad om de getroffen burgers te beschermen en besprekingen die zijn gericht op vrede en nationale verzoening in dat land te steunen; veroordeelt de afstraffing van politieke tegenstanders door de Tsjadische regering in de hoofdstad N'Djamena na de couppoging in februari; verzoekt de Raad met klem zijn uiterste best te doen om de vrijheid van politieke oppositie in Tsjaad te waarborgen; onderstreept de ernst van de vluchtelingen- en ontheemdencrisis in Oost-Tsjaad, waar meer dan 400 000 vluchtelingen en in eigen land ontheemden worden opgevangen in 12 kampen langs de oostgrens van Tsjaad; verwelkomt de oprichting van de EU-vredesmissie EUFOR TCHAD/RCA en haar essentiële doelstelling, de bescherming van vluchtelingen, ontheemden en humanitaire hulpverleners in dit crisisgebied;

104.  verwelkomt het feit dat binnen de Verenigde Naties een aanvang is gemaakt met de invoering van een uniforme gedragscode voor alle categorieën personeel die zijn betrokken bij missies voor vredeshandhaving; merkt op dat de taskforce die is belast met het opstellen van een actieplan, heeft aangegeven dat in alle gedragscodes van het Permanent Comité van VN-organisaties een reeks van zes kernbeginselen moet worden geïntegreerd, waaronder het beginsel dat seksuele handelingen met personen jonger dan achttien jaar verboden zijn, ongeacht de leeftijd waarop iemand op de betreffende locatie wordt geacht meerderjarig dan wel seksueel meerderjarig te zijn; verwelkomt het feit dat deze gedragscode nu geldt voor iedereen die in dienst van de VN is betrokken bij vredeshandhaving of humanitair werk; verwelkomt de oprichting van ‘Personal Conduct Units’ binnen die VN-missies in Burundi, Ivoorkust, de Democratische Republiek Congo en Haïti, die onderzoek doen naar beschuldigingen van wangedrag en slachtoffers bijstaan; verwacht dat de gedragscode binnen alle VN-missies volledig zal worden geïmplementeerd en dat personeel waarvan is bewezen dat het zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting of seksueel misbruik van kinderen, strafrechtelijk zal worden bestraft;

105.  verwelkomt het feit dat de Raad regelmatig geactualiseerde lijsten opstelt van aandachtslanden ten aanzien waarvan aanvullende gecoördineerde inspanningen worden ondernomen gericht op implementatie van de EU-richtsnoeren inzake respectievelijk kinderen en gewapende conflicten, de doodstraf (zogenoemde “landen die op een keerpunt staan”) en mensenrechtenverdedigers; merkt op dat iets vergelijkbaars ook is voorzien onder de implementatiestrategie voor de nieuwe EU-richtsnoeren inzake de bevordering en bescherming van de rechten van het kind; spoort de Commissie en de Raad aan een dergelijke lijst – die de Europese Unie onder andere in staat stelt om effectiever te reageren op mensenrechtenschendingen, via demarches, verklaringen en andere actievormen – ook op te stellen voor de EU-richtsnoeren inzake foltering; spoort de Raad en de Commissie aan om bij het vaststellen van aandachtslanden ook gebruik te maken van de speciale mechanismen van de VN en de aanbevelingen en spoedeisende resoluties van het Europees Parlement in aanmerking te nemen;

106.  herhaalt haar verzoek om bij alle gesprekken met derde landen over mensenrechten en democratie, alsook in alle instrumenten, documenten en verslagen betreffende mensenrechten en democratie, met inbegrip van de jaarverslagen, uitdrukkelijk discriminatievraagstukken aan de orde te stellen, waaronder begrepen de rechten van etnische, nationale en linguïstische minderheden, godsdienstvrijheid – met inbegrip van de discriminatie van religieuze minderheden ,discriminatie op basis van kaste, de bescherming en bevordering van de rechten van inheemse volkeren, de rechten van vrouwen, van kinderen, van inheemse volkeren, van personen met een handicap, met inbegrip van personen met een verstandelijk handicap, en van personen van alle seksuele geaardheden, waarbij hun vertegenwoordigende organisaties in en buiten de Europese Unie, voor zover van toepassing, volledig betrokken moeten worden bij bedoelde gesprekken en het opstellen van bedoelde documenten.

De programma’s voor buitenlandse hulp van de Commissie

Het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR)

107.  spreekt zijn bezorgdheid uit over de kennelijke fraude bij de presidentsverkiezingen in Kenia in december 2007, die werd gevolgd door de gewelddadigheden in dat land, en roept op tot het respecteren van de mensenrechten, waaronder het recht op vrijheid van meningsuiting, het recht op vergadering en vereniging, alsmede vrije en eerlijke verkiezingen;

108.  verwelkomt de aanneming van een financieel instrument voor externe hulp, dat specifiek gericht is op de bevordering van de mensenrechten en de democratie, het EIDHR, en het feit dat rekening is gehouden met de prioriteiten van het Parlement in de programmeringsdocumenten voor 2007 en 2008;

109.  roept op tot volledige transparantie in de wijze waarop uit hoofde van het EIDHR financiële middelen worden besteed en projecten worden geselecteerd en beoordeeld; verzoekt om publicatie op het Internet van alle geselecteerde projecten, voor zover dit de veiligheid van de begunstigde niet in gevaar brengt;

110.  verwelkomt de presentatie in het kader van het EIDHR van een nieuw project dat het mogelijk maakt om in geval van urgentie op korte termijn actie te ondernemen voor het beschermen van mensenrechtenverdedigers; roept de Commissie op dit nieuwe project snel en effectief in te voeren;

111.  stelt voor het budget van het EIDHR vanaf 2009 te verhogen, in het bijzonder om extra financiële middelen beschikbaar te maken voor zowel projecten in ‘moeilijke’ landen als projecten die rechtstreeks worden uitgevoerd door de delegaties van de Commissie met de lokale organisaties van het maatschappelijk middenveld, zodat alle landen waar dergelijke projecten worden uitgevoerd toegang hebben tot de financiële middelen van de Gemeenschap;

112.  verzoekt de Commissie het aantal medewerkers dat word toegewezen voor de tenuitvoerlegging van het EIDHR aan te passen, zowel op de hoofdkantoren als binnen de delegaties, om rekening te houden met de bijzonderheden en problemen van dit nieuwe instrument, om de noodzakelijke menskracht en expertise beschikbaar te maken, waarbij rekening wordt gehouden met het zeer gevoelige karakter van de projecten die het ondersteunt, de noodzaak de actoren van het maatschappelijk middenveld die deze projecten uitvoeren te beschermen en het belang van de politieke doelstelling die het vertegenwoordigt;

113.  roept op het personeel van de EU-delegaties in derde landen specifieke scholing te geven op het gebied van mensenrechten en democratie, tot op het hoogste niveau, in het bijzonder met het oog op de projecten die worden uitgevoerd volgens de richtsnoeren en die dringend noodzakelijk zijn om de verdedigers van mensenrechten te steunen; roept ook op tot het opnemen van een mensenrechtencomponent in de tweejaarlijkse scholing van delegatieleiders, in het licht van de nieuwe taken van de delegaties op dit gebied;

114.  verzoekt de Commissie te zorgen voor samenhang tussen de politieke prioriteiten van de Unie en de projecten en programma’s die zij ondersteunt, in het bijzonder met betrekking tot haar bilaterale programma’s met derde landen; roept voorts op tot het garanderen van coherentie tussen de programma’s en de thematische instrumenten, en tot het versterken van deze instrumenten, aangezien deze de enige manier zijn waarop de Unie projecten kan uitvoeren in derde landen zonder de steun van de autoriteiten van de betreffende landen;

115.  stelt vast dat in 2007 uit hoofde van het EIDHR in totaal 30,1 miljoen euro, of 23% van alle EIDHR-gelden die werden besteed, werd vastgelegd voor verkiezingswaarnemingsmissies van de EU, en dat dat jaar elf van zulke missies werden uitgezonden;

116.  stelt vast dat ongeveer 50% van alle EIDHR-gelden voor projecten die in 2007 werden aanbesteed, ging naar grote thematische projecten, en slechts 24% naar landspecifieke steunregelingen (eenzelfde percentage als voor microprojecten); stelt tevens vast dat slechts een klein gedeelte van de middelen was bestemd voor Azië en doet de aanbeveling om opnieuw na te denken over de geografische verdeling van middelen;

117.  merkt op dat de nodige zorgvuldigheid moet worden betracht bij de financiering van internationale organisaties die worden gefinancierd uit vastgelegde bijdragen van lidstaten, zoals het Internationaal Strafhof, aangezien het verstrekken van financiële steun aan zulke organisaties gelijk staat aan het subsidiëren van de verdragsluitende staten, die zich hebben verbonden tot het verstrekken van financiële middelen aan deze organisaties, en het voortbestaan in gevaar brengt van projecten en instellingen die afhankelijk zijn van EIDHR-middelen, zoals NGO-projecten en het legacy program en voorlichtingswerk van het Speciaal Hof voor Sierra Leone;

Verkiezingsondersteuning en verkiezingswaarneming

118.   merkt tevreden op dat de EU steeds meer gebruik maakt van verkiezingsondersteuning en verkiezingswaarneming om de democratie in derde landen te bevorderen, en dat de kwaliteit en onafhankelijkheid van deze missies in brede kring wordt erkend;

119.  maant tot meer waakzaamheid met betrekking tot de selectiecriteria voor de landen waar verkiezingsondersteuning en –waarneming plaatsvindt en met betrekking tot naleving van de methodologie en regels die op internationaal niveau zijn geformuleerd, in het bijzonder als het gaat om het onafhankelijke karakter van de missie;

120.  is van mening dat verkiezingsondersteuning en verkiezingswaarneming in dit stadium, gezien de ervaringen uit het verleden, zouden moeten worden opgenomen in een continu proces dat een ondersteuningsfase voorafgaand aan de verkiezingen omvat voor het vestigen van democratie en mensenrechten, en, het belangrijkste, een fase na de verkiezingen voor het ondersteunen en evalueren van het democratisch proces met het oog op het versterken van de rechtsorde en het verstevigen van democratische instellingen, politiek pluralisme, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de rol van het maatschappelijk middenveld;

121.  herinnert eraan dat de noodzaak van een beleid voor na de verkiezingen deel uitmaakt van de rechtsgrondslag van het EIDHR;

122.  verzoekt het verkiezingsproces, inclusief de stadia voor en na de verkiezingen, op te nemen in de verschillende niveaus van de politieke dialoog met de betreffende derde landen, om de coherentie van het EU-beleid te waarborgen en de cruciale rol van mensenrechten en democratie opnieuw te bevestigen;

123.  herinnert de Commissie en de Raad voorts aan het feit dat voor elk land strategieën voor democratie en mensenrechten moeten worden opgesteld, iets waar sommige lidstaten al mee begonnen zijn, aangezien dit essentiële middelen zijn om de coherentie van het gevolgde beleid te waarborgen, ook tijdens de verkiezingsprocessen;

124.  verzoekt de Commissie buitenlandse zaken voor de tussentijdse evaluatie de stand van zaken op te maken met betrekking tot de uitvoering van de verschillende onderdelen van het EIDHR;

Toepassing van de mensenrechten- en democratieclausule in externe overeenkomsten

125.  betreurt dat de mensenrechten- en democratieclausule, die een essentieel onderdeel vormt van alle samenwerkings- en partnerschapsovereenkomsten met derde landen, door het ontbreken van een adequaat handhavingsmechanisme nog steeds niet concreet wordt toegepast;

126.  wijst in dit verband eens te meer op de voorstellen die het Parlement heeft gedaan in zijn resolutie van 14 februari 2006 over de mensenrechten- en democratieclausule in door de Europese Unie gesloten overeenkomsten; benadrukt in het bijzonder dat het noodzakelijk is dergelijke clausules op te nemen in alle EU-overeenkomsten, waaronder sector-specifieke overeenkomsten;

127.  verzoekt de Raad en de Commissie gebruik te maken van de context van het verlopen van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomsten met diverse buurlanden en Rusland, en van de besprekingen voor nieuwe overeenkomsten, om mensenrechten en de effectieve dialoog daarover een belangrijke plaats te geven in toekomstige overeenkomsten, onder meer in de vorm van een follow-upmechanisme;

128.  roept nogmaals op de mensenrechtenclausule te implementeren via een meer transparante overlegprocedure tussen de partijen, waarbij in detail wordt vastgelegd welke politieke en juridische mechanismen worden gebruikt ingeval van een verzoek om schorsing van bilaterale samenwerking op grond van herhaalde en/of systematische mensenrechtenschendingen in strijd met het internationale recht; is van mening dat een dergelijke clausule ook gedetailleerde informatie moet bevatten over een mechanisme voor het schorsen van een samenwerkingsovereenkomst alsook over een ‘waarschuwingsmechanisme’;

129.  stelt vast de Europese Unie in 2007 geen enkele nieuwe overeenkomst heeft gesloten die een mensenrechtenclausule bevat;

130.  neemt met instemming kennis van het feit dat het verzuim van de regering van Belarus om gevolg te geven aan ook maar één van de aanbevelingen die de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) in 2004 heeft gedaan, de Commissie en de Raad in juni 2007 hebben doen besluiten de handelspreferenties die dat land onder het stelsel van algemene preferenties (SAP) waren toegekend, tijdelijk in te trekken;

131.   is van mening dat het waarborgen van effectieve democratie en bescherming van de mensenrechten aan de buitengrenzen van de EU een van de voornaamste prioriteiten zou moeten zijn van de inspanningen van de EU om mensenrechten in het beleid te integreren; verzoekt de Commissie en de Raad hun integratie-inspanningen verder te versterken in het ENB, het strategische partnerschap met Rusland en de betrekkingen met Turkije en de landen van de westelijke Balkan, en bovendien optimaal gebruik te maken van de bestaande regionale samenwerkingskaders in die regio’s; wijst nogmaals op de specifieke noodzaak van het aanpakken van schendingen van de mensenrechten in de gebieden met onopgeloste conflicten in de betreffende landen, die de versterking van de rechtsorde en de democratie aan de huidige buitengrenzen van de EU ernstig hinderen;

Integratie van mensenrechten

132.  verzoekt de Commissie door te gaan met het nauwgezet controleren van de toekenning van SAP+-subsidies aan landen die door het schenden van burgerrechten of politieke rechten of door het opleggen van dwangarbeid ernstig tekortschieten in de tenuitvoerlegging van de acht IAO-verdragen betreffende fundamentele arbeidsnormen; vraagt de Commissie criteria op te stellen voor het intrekken van algemene tariefpreferenties op grond van mensenrechtenoverwegingen;

133.  wijst op de Verklaring inzake het recht op ontwikkeling, aangenomen bij resolutie 41/128 van 4 december 1986 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarin wordt erkend dat het recht op ontwikkeling een onvervreemdbaar mensenrecht is en dat staten als eersten verantwoordelijk zijn voor het scheppen van voorwaarden die dienstig zijn voor het realiseren van dit recht en internationaal ontwikkelingsbeleid moeten formuleren dat strekt tot de volledige realisering ervan; verzoekt om maatregelen die waarborgen dat internationale ontwikkelingsprogramma’s die inspelen op deze verantwoordelijkheid van staten, toegankelijk zijn voor personen met een handicap en hen niet uitsluiten, overeenkomstig artikel 32 van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, dat op 30 maart 2007 door de EG is ondertekend;

134.  herinnert de Raad aan zijn belofte de mensenrechten te integreren in het gehele GBVB en ander EU-beleid, zoals is beschreven in zijn nota die op 7 juni 2006 is bekrachtigd door het Politiek en Veiligheidscomité; roept op tot verdere voortzetting van de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen in die nota; herinnert de Raad in het bijzonder aan de verplichtingen van de geografische werkgroepen voor het signaleren van de belangrijke mensenrechtenkwesties, -prioriteiten en strategieën als onderdeel van hun totale planning, en voor het instellen van een meer systematische uitwisseling met internationale NGO’s en mensenrechtenverdedigers;

135.  herinnert eraan dat de algemene begroting van de EU voor 2008 voorziet in kredieten ten behoeve van maatregelen voor personen met een handicap en dat gecontroleerd moet worden of deze als communautaire hulp voldoen aan het bepaalde in artikel 32 van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, en verzoekt om een strikte uitvoering van deze begrotingsvoorzieningen en een strenge controle op de besteding van de middelen;

136.  verzoekt de Raad al het mogelijke te doen voor het realiseren van het fundamentele recht op gezondheid wat betreft pijnbestrijding en toegang tot opiumbevattende pijnstillers; merkt op dat het Internationale Comité van toezicht op verdovende middelen de internationale gemeenschap heeft gevraagd het voorschrijven van pijnstillers te bevorderen, op voorwaarde van strenge controle door erkende internationale en nationale toezichthouders, zoals gespecialiseerde bureaus van de nationale regeringen en de Verenigde Naties, met name in arme landen, aangezien voor meer dan 150 landen melding wordt gemaakt van ernstige onderbehandeling; verzoekt de Commissie en de Raad te streven naar de openstelling van het lidmaatschap van de Wereldgezondheidsorganisatie voor alle staten, zoals is vastgelegd in artikel 3 van haar Statuut, zodat de effectiviteit en de universaliteit van de programma’s van de Wereldgezondheidsorganisatie zullen toenemen;

137.  veroordeelt onvoorwaardelijk alle vormen van uitbuiting van kinderen, of het nu is in de vorm van seksuele uitbuiting, waaronder begrepen kinderporno en kindersekstoerisme, of dwangarbeid, evenals alle vormen van mensenhandel; verzoekt de Commissie en de lidstaten de problemen van duizenden straatkinderen en kinderen die gedwongen worden om te bedelen te erkennen als een ernstige sociale en mensenrechtenkwestie en maatregelen te nemen om die op te lossen, en roept de lidstaten op sancties op te leggen aan degenen die verantwoordelijk zijn voor het vernederen van kinderen die worden gedwongen om te bedelen;

138.  dringt er bij de Commissie op aan om onder Europese en locale ondernemingen maatschappelijk verantwoord ondernemerschap te bevorderen; verzoekt de Raad het Parlement verslag te doen van iedere feedback van de speciale vertegenwoordiger van de VN inzake het bedrijfsleven en mensenrechten die duidelijkheid verschaft over de verantwoordelijkheids- en aansprakelijkheidsnormen die voor transnationale en andere zakelijke ondernemingen gelden met betrekking tot mensenrechtenschendingen;

139.  erkent dat het immigratiebeleid een belangrijk punt is geworden op de agenda voor het in- en externe beleid van de EU en dat de Unie in haar teksten heeft geprobeerd een koppeling tot stand te brengen tussen immigratie en ontwikkeling en te waarborgen dat de fundamentele rechten van immigranten worden gerespecteerd; beweert echter dat de werkelijkheid haaks staat op de inhoud van deze teksten; benadrukt dat overeenkomsten betreffende de overname van illegale immigranten moeten worden gesloten met derde landen die over de wettelijke en institutionele mechanismen beschikken om de overname van hun staatsburgers af te handelen en hun rechten te beschermen;

140.  verzoekt de Raad ervoor te zorgen dat de rechten van vluchtelingen, asielzoekers en migranten in de praktijk volledig in acht wordt genomen wanneer de samenwerking met derde landen over immigratie- en asielzaken wordt versterkt; benadrukt dat voor het monitoren van de mensenrechtenprestaties op dit terrein, met name het mechanisme van het ENB moet worden gebruikt; verzoekt de Raad en de Commissie ervoor te zorgen dat in het kader van samenwerking tegen illegale immigratie het uiterste wordt gedaan om ervoor te zorgen dat de politie en de gerechtelijke instanties in derde landen de mensenrechten respecteren, en verzoekt de Raad en de Commissie ervoor te zorgen dat er geen ondersteuning wordt gegeven aan politie- en gerechtelijke instanties in landen die zich schuldig maken aan ernstige en systematische schendingen van de mensenrechten en/of geen verslag doen over de besteding van de relevante middelen;

141.  verzoekt de Commissie en de Raad om EU-initiatieven voor de bestrijding van vervolging en discriminatie op grond van seksuele geaardheid en genderidentiteit, te internationaliseren, bijv. door het bepleiten van de aanneming van een VN-resolutie over deze kwestie en het verlenen van steun aan NGO’s en andere actoren die zich inzetten voor gelijkheid en non-discriminatie; spreekt zijn afkeuring uit over het feit dat veel landen homoseksueel gedrag hebben gecriminaliseerd, dat Iran, Saudi-Arabië, Jemen, Sudan, Mauritanië, de Verenigde Arabische Emiraten en delen van Nigeria homoseksuele activiteiten met de dood bestraffen, dat 77 landen wetten hebben die de staat de bevoegdheid geven mensen voor homoseksuele handelingen te vervolgen en eventueel een gevangenisstraf op te leggen, en dat verscheidene landen, waaronder Pakistan, Bangladesh, Uganda, Kenia, Tanzania, Zambia, Malawi, Niger, Burkina Faso, Sierra Leone, Maleisië en India (waar de betreffende bepalingen in het wetboek van strafrecht op dit moment aan een rechterlijke toetsing worden onderworpen) wetten hebben die voorzien in gevangenisstraffen van 11 jaar tot levenslang voor zulke handelingen; geeft zijn volledige steun aan de Yogyakarta-beginselen betreffende de toepassing van het internationaal recht inzake mensenrechten met betrekking tot seksuele geaardheid en genderidentiteit; verzoekt de lidstaten met klem om personen die in het land van herkomst het gevaar lopen dat ze wegens hun seksuele geaardheid of genderidentiteit worden vervolgd, asiel te verlenen;

142.  doet met het oog op de geplande ministeriële bijeenkomst van 2009 van het VN-Bureau voor drugs en georganiseerde misdaad een oproep aan de Commissie en de Raad om ervoor te zorgen dat de financiering van internationale agentschappen, zoals die van de Verenigde Naties voor de bestrijding van illegale drugs, nooit wordt gebruikt als een middel om direct of indirect steun te verlenen aan veiligheidsdiensten van landen die zich schuldig maken aan ernstige en systematische schendingen van de mensenrechten of de doodstraf toepassen in drugszaken; verzoekt om bij gelegenheid van de aanstaande zitting van de VN-Commissie voor verdovende middelen een document op te stellen waarin een uitvoerig en gedetailleerd overzicht wordt gegeven van de ‘best practices’ van alle EU-lidstaten met betrekking tot mensenrechten en drugsbeleid;

143.  hamert er nogmaals op dat het interne beleid van de Europese Unie naleving van het internationaal recht inzake de mensenrechten dient te bevorderen en dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat hun wetgeving strookt met onder andere de verplichtingen die voortvloeien uit de verdragen van Genève en aanvullende protocollen daarbij, het Verdrag tegen foltering, het Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van genocide, en het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof; is ingenomen met de vooruitgang die in sommige lidstaten is geboekt met de toepassing van universele jurisdictie; doet een oproep aan de Raad, de Commissie en de lidstaten om met het oog op meer coherentie van het in- en externe beleid, de bestrijding van straffeloosheid voor ernstige internationale misdaden in te passen in de ontwikkeling van een gemeenschappelijke Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid;

144.  geeft opnieuw uiting aan zijn bezorgdheid over restricties op de inhoud van het Internet – of die nu gelden voor de verspreiding of voor de ontvangst van informatie – die door regeringen worden opgelegd en niet volledig conform het beginsel van de vrijheid van meningsuiting zijn; verzoekt de Raad en de Commissie in dit verband communautaire voorschriften te formuleren inzake de handel met derde landen in goederen, waaronder begrepen software, hardware en andere vergelijkbare producten, die uitsluitend zijn bestemd voor het verrichten van algemene bewakingsactiviteiten en het beperken van de toegang tot het Internet op een wijze die niet strookt met de vrijheid van meningsuiting, alsook voorschriften inzake de in- en uitvoer van zulke goederen, uitgezonderd goederen die uitsluitend zijn bestemd voor het beschermen van kinderen; is van mening dat hetzelfde moet gelden voor bewakings- en/of militaire technologie bestemd voor landen waar systematisch de mensenrechten worden geschonden; verzoekt tevens om concrete maatregelen om te voorkomen dat Europese ondernemingen bedoelde landen persoonsgegevens verstrekken die gebruikt kunnen worden voor het schenden van de mensenrechten, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting;

Effectiviteit van het optreden van het Europees Parlement in zaken waarbij de mensenrechten in het geding zijn

145.  verzoekt de Raad deel te nemen aan debatten over spoedeisende resoluties en de Subcommissie mensenrechten een meer constructieve rol te geven in het ontwikkelen van consistente en transparante criteria voor de selectie van urgente thema’s;

146.  beveelt aan resoluties en andere belangrijke documenten met betrekking tot mensenrechtenvraagstukken te vertalen in de taal die wordt gesproken in het doelgebied, en in het bijzonder in talen die niet worden erkend door regeringen die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen;

147.  betreurt ten zeerste de afwijzing door de Birmese en Cubaanse autoriteiten van zijn verzoek om een delegatie van het Parlement een bezoek te laten brengen aan voormalige winnaars van de Sacharovprijs; is van mening dat het Parlement de oprichting moet faciliteren van een netwerk van Sacharovprijswinnaars, die vervolgens regelmatig in het Parlement bijeenkomen;

148.  herinnert de delegaties van het Parlement eraan dat bij bezoeken aan derde landen een interparlementair debat over de mensenrechtensituatie in dat land, een vast onderdeel van hun agenda dient te zijn;

149.  betuigt zijn tevredenheid over het werk van zijn Tijdelijke Commissie verondersteld gebruik door de CIA van Europese landen voor het vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen, en over het op 14 februari 2007(2) aangenomen verslag van die commissie[28]; verzoekt de Europese Unie en de lidstaten om op alle niveaus samen te werken bij het opsporen en aanklagen van de praktijk van buitengewone uitlevering, nu en de toekomst; roept in dit verband commissaris Frattini op verslag uit te brengen aan het Parlement over de antwoorden op zijn brieven van 23 juli 2007 aan de Poolse en Roemeense regering, waarin hij gedetailleerde informatie vroeg over de uitkomsten van de onderzoeken die in beide landen hebben plaatsgevonden, en over de resultaten van de vragenlijst die naar alle EU-lidstaten is gestuurd over hun respectieve wetgeving ter bestrijding van terrorisme, zoals is aangekondigd tijdens de plenaire vergadering in september 2007;

°

°         °

150.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en kandidaatlidstaten, de Verenigde Naties, de Raad van Europa, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, en de regeringen van de overige landen die in deze resolutie worden genoemd.ANNEX I

A) INDIVIDUAL CASES RAISED BY THE EUROPEAN PARLIAMENT BETWEEN JANUARY AND DECEMBER 2007

THE SAKHAROV PRIZE 2007

 

The Winner of the SAKHAROV PRIZE 2007:

 

 

Salih Mahmoud OSMAN

 

SHORTLISTED NOMINEES

 

BACKGROUND

 

 

Mrs Zeng JINYAN

Mr Hu JIA

 

 

Chinese human rights defenders. He is an AIDS and environmental activist. She is a cyber-dissident reporting daily on her blog examples of human rights abuses in China. He has been under house arrest and is currently detained. A letter of concern was sent.

 

Salih Mahmoud OSMAN

 

 

Human rights attorney working with the Sudan Organization against torture, providing free legal representation for many victims of Sudan's civil war and human rights abuses.

 

 

Anna POLITKOVSKAYA

 

Russian journalist and human rights activist known for her opposition to the Chechen conflict.

She was shot dead on 7 October 2006.

COUNTRY

NAME

BACKGROUND

ACTION TAKEN BY PARLIAMENT

Angola

Sarah Wykes

She is an activist of Global Witness. She held an important presentation in the hearing of the ACP-EU JPA Political Affairs Committee on 14 September 2006. On 18 February 2007, while conducting research, Dr Wykes was arrested in Angola and charged with espionage. She has been released on bail.

A letter of concern was sent on 14 May 2007.

Bangladesh

Sigma Huda

The renowned Bangladeshi lawyer, human rights activist and UN Special Rapporteur on Trafficking in Persons was convicted in July 2007 and sentenced to 3 years in prison on charges of bribery and corruption.

In its resolution adopted on 6 September 2007, the European Parliament raised concerns about the conditions under which she was imprisoned and urged the Bangladeshi authorities to provide Ms Huda with all the necessary medical treatment and help required by her health condition and to respect her rights to receive visits from her family and friends in prison.

On 17 July 2007, UN Secretary-General Ban-Ki Moon called on the Bangladeshi authorities to fully respect Ms Huda's fundamental rights.

Sheikh Hasina,

Khaleda Zia,

Moudud Ahmed

 

Three former Prime ministers detained or charged (among over 160 political leaders and with more then 100000 civilians) due to repressive measures (including a ban on all political activity) introduced by the military-backed Caretaker Government to end corruption.

On 27 August 2007 the Supreme Court overturned a High Court sentence for the release on bail of the former Prime Minister and Awami League president Sheikh Hasina, who has been imprisoned since 16 July 2007.

The former Prime Minister Khaleda Zia and her son were arrested on 3 September 2007 in Dhaka on allegations of corruption.

In its resolution adopted on 6 September 2007, the European Parliament raised concerns about the arrest and justification for ongoing detention of Awami League president Sheikh Hasina, arrested on 16 July 2007 and charged with extortion, and of Bangladesh Nationalist Party president Khaleda Zia, charged with corruption. The Parliament called on the Bangladeshi authorities to conduct the trial in a transparent way and according to the rule of law and, more particularly, called on the government to base its anti-corruption campaign solely on facts relevant in the context of criminal proceedings concerning corruption.

Anwar Hossain,

Harun Ur Rashid,

Saidur Rahman Khan,

Abdus Sobhan

Members of the teachers' association Shikkhok Samity who have been arrested subsequent to the students' and teachers' unrest which erupted in August 2007 at Dhaka university.

In its resolution adopted on 6 September 2007, the European Parliament called for their immediate release.

Burma

(Myanmar)

Aung San Suu Kyi

The National League for Democracy (NLD) leader, Nobel Peace Prize Laureate and Sakharov Prize winner has spent 11 of the last 17 years under house arrest.

In its resolutions adopted on 21 June, 6 September and 27 September 2007, the European Parliament called for the immediate release and full freedom of movement and expression of Aung San Suu Kyi.

In its resolution adopted on 27 September 2007, the European Parliament:

- demanded the immediate and unconditional release of all those who have been arrested since the protests began on 19 August 2007,

- utterly condemned the brutal response by the Burmese authorities to the peaceful demonstrations began on 19 August 2007 and expresses its horror at the killing of peaceful protestors,

- reiterated its calls for the cessation of the current illegitimate constitutional process, and its replacement by a fully representative National Convention including the National League for Democracy and other political parties and groups.

In its resolution adopted on 21 June 2007, the European Parliament insisted on the immediate release of U Win Tin and all political prisoners – estimated to number over 1200 – held by the SPDC.

A special session of the Human Rights Council was held on Myanmar at the initiative of the EU, in October 2007.

Min Ko Naing,

Ko Ko Gyi

Leaders of the 88 Generation Students, Min Ko Naing, has already spent 16 years in prison, and Ko Ko Gyi, 15 years.

 

U Win Tin

A 77-year old journalist detained as a political prisoner for almost two decades now for writing a letter to the UN on the ill-treatment of political prisoners and the poor conditions in which they are held.

Burmese Buddhist monks

With ten of thousands of other peaceful demonstrators protested as of 19 August 2007 against the anti-democratic and repressive regime in Burma and many of them were arrested.

Rawang Nang,

Chinlai Nin Ram,

Nanghkyi Hkaw Dang,

Pu Ram

The four girls, aged between 14 and 16 years, were gang-raped by army officers and then arrested.

A letter of concern was sent on 10 April 2007.

Cambodia

Hy Vuthy

President of the Free Trade Union of Workers in the Kingdom of Cambodia (FTUWKC) at the Suntex garment factory was shot dead on 24 February 2007.

In its resolution adopted on 15 March 2007, the European Parliament condemned the killing of Hy Vuthy and all other acts of violence against trade unionists and urged the Cambodian authorities to launch an urgent, impartial and effective investigation into the murders of Hu Vuthy, Chea Vichea, Ros Sovannarith and Yim Ry, to make the findings public and to bring the persons responsible to justice. The Parliament called on the authorities to give Born Sammang and Sok Sam Oeum a prompt retrial which complies with international standards.

Chea Vichea

FTUWKC President, was shot dead on 22 January 2004.

Ros Sovannarith

FTUWKC President at the Trinunggal Komara factory; was murdered on 7 May 2004.

Born Sammang

They were arrested for the alleged murder of Chea Vichea and later convicted and sentenced to 20 years’ imprisonment despite the lack of any credible evidence against them.

Sok Sam Oeun

China

Yang Maodong

This writer was imprisoned.

In its resolution adopted on 13 December 2007, the European Parliament called on the Chinese authorities:

- to allow an independent body to have access to Gedhun Choekyi Nyima, the Panchen Lama of Tibet, and his parents, as requested by the UN Committee on the Rights of the Child, and

- to release the writer Yang Maodong and the other 50 cyber-dissidents and web users imprisoned in China.

Gedhun Choekyi Nyima

Panchen Lama of Tibet.

Ismail Semed

Uyghur political prisoner and activist in support of Uyghurs’ human rights was executed on the morning of 8 February 2007 in Urumchi.

A letter of concern was sent on 27 March 2007.

Bu Dongwei

He was sentenced to two and a half years of forced labour for being a Falun Gong practitioner.

On 28 February, the European Parliament called for his release.

Guo Feixiong

Human rights defender, he was arrested on 30 September 2006 with charges of illegal business activity.

A letter of concern was sent on 5 June 2007.

Zhang Lianying

She was beaten into a coma on 20 March 2007. She has been detained at the Beijing Women´s Labor Camp since 14 June 2005 simply because she is an adherent of the Falun Gong. Her recent beating is very likely to be linked to the fact that her husband, Mr Niu Jinping, met Mr Edward McMillan-Scott, Vice-President of the European Parliament, in China during his visit in May 2006 in order to brief him on the plight of his wife and other Falun Gong practitioners held and often tortured in prisons.

In two letters of concern of 21 May 2007 the President of the European Parliament urged the Commission and the Council to raise these individual cases in all discussions with the Chinese authorities and in particular at the forthcoming round of the EU Human Rights Dialogue with China in Berlin on 14-15 May 2007.

Cao Dong

Another Falun Gong practitione. He also met Vice-President McMillan-Scott in May 2006. Following the meeting, he was abducted by the Chinese police and his location remained unknown for several months. On 8 February 2007 he was sentenced to five years of imprisonment.

Yoo Sang-Joon

North Korean refugee residing in China and facing trial in Inner Mongolia. There were fears that, after his trial, he may have been deported to North Korea where he was likely to face execution.

A letter of concern was sent to the Chinese authorities on 26 November 2007.

Chen Tao

Farmer in Sichuan province, executed in mid-2006.

A letter of concern was sent to the Chinese authorities on 23 January 2007.

Congo-Brazaville

Guy Yombo

He was murdered on 23 January 2007 in a police station of Brazzaville.

A letter of concern was sent on 10 April 2007.

Christian Mounzéo,

Brice Mackosso

Human rights defenders, coordinators of the campaign "Publiez Ce Que Vous Payez" condemned to one year of prison.

A letter of concern was sent on 10 April 2007.

Côte d'Ivoire

Guy-André Kieffer

French Canadian journalist. He was kidnapped on 16 April 2004 in Cote d'Ivoire.

A letter of concern was sent on 1 June 2007.

Cuba

Damas de Blanco

2005 Sakharov Prize laureates.

In its resolution adopted on 21 June 2007, the European Parliament urged the Cuban authorities immediately to allow the Damas de Blanco to leave the island so that they can accept the Parliament's invitation in order to receive the Sakharov Prize in person.

Oswaldo Payá Sardiñas

2002 Sakharov Prize laureate.

In its resolution adopted on 21 June 2007, the European Parliament renewed its invitation and demanded that the Cuban authorities permit him to travel to Europe so that he could address the European institutions.

Egypt

Wasfi Sadek Ishaq,

Karam Klieb Endarawis

Two young Copts murdered on 3 October 2007.

In its resolution adopted on 15 November 2007 on Christian communities, the European Parliament expressed concerns about these murders.

Karim Amer

Abd al-Karim Nabil Suleiman, better known by his pen name Karim Amer, who was condemned to nine years in prison due to the fact that he had posted articles criticizing Islam.

A letter of concern was sent on 15 February 2007.

Ayman Nour

According to information received, he was mistreated by the police.

A letter of concern was sent on 22 May 2007 and on 05 July 2007.

Mohammed Ahmed Hegazy

His freedom of religion was not respected, and his right to life and security of person was threatened, as well as that of his wife.

A letter of concern was sent on 10 September 2007.

Association for Human Rights Legal Aid

This NGO was dissolved by a decree of the Governor of Cairo in September 2007.

A letter of concern was sent on 20 December 2007.

Ethiopia

 

Hailu Shawel,

Professor Mesfin Woldemariam,

Dr Yacob Hailemariam,

Dr Berhanu Nega,

Ms Birtukan Mideksa

On 11 June 2007, among 38 senior opposition figures, the following human rights defenders were found guilty of charges related to mass protests following disputed elections two years ago:

Hailu Shawel, President of the Coalition for Unity and Democracy,

Professor Mesfin Woldemariam, former Chair of the Ethiopian Human Rights Council,

Dr Yacob Hailemariam, UN Special Envoy and former Prosecutor of the International Criminal Tribunal for Rwanda,

Dr Berhanu Nega, Mayor-elect of Addis Ababa, and

Ms Birtukan Mideksa, former judge.

All of them were declared "prisoners of conscience" by Amnesty International.

In its resolution adopted on 21 June 2007, the European Parliament:

- deplored this decision and condemned the fact that this occurred without defence proceedings in a judicial process that did not respect international standards,

- urged the Ethiopian Government to promptly investigate the incidents involving students in Dembi Dollo and Ghimbi and to hold those responsible accountable (in January 2007 police forces allegedly beat and severely injured students in the towns of Dembi Dollo and Ghimbi, causing the death of three of them, and detained between 30 and 50 students),

- condemned the arrests of independent journalists and asks the Ethiopian Government to guarantee freedom of the press.

Etenesh Yiman

This wife of an opposition candidate, was shot down outside her house in front of her children

Serkalem Fasil

This journalist was six months pregnant when she was arrested. She was denied adequate medical care.

In its resolution adopted on 21 June 2007, the European Parliament welcomed the release of 28 defendants on 10 April 2007, including seven journalists, one of whom was Serkalem Fasil.

Georgia

Sozar Subari

Georgian police troops used excessive force while trying to disperse anti-government demonstrations, among them Georgian Public Defender Mr Sozar Subari, on 7 November 2007 in Tbilisi and on 8 November 2007 in Batumi.

A letter of concern was sent on 4 November 2007.

Guatemala

Eduardo José D'Aubuisson Munguía,

William Rizziery Pichinte Chávez,

José Ramón González Rivas,

Gerardo Napoleón Ramírez

Three Members of the Central American Parliament, the Salvadoreans Eduardo José D'Aubuisson Munguía, William Rizziery Pichinte Chávez and José Ramón González Rivas, as well as their driver, Gerardo Napoleón Ramírez, were brutally murdered as they were driving towards the PARLACEN plenary meeting. Their charred and abandoned corpses were found near Guatemala City.

In its resolution adopted on 15 March 2007, the European Parliament expressed its total repudiation of all the murders concerned and expected the Guatemalan government to guarantee full independence, liberty and security to the Guatemalan judicial authorities in their investigation of these crimes.

Pedro Zamora

Trade unionist in Puerto Quetzal killed in 2007.

INDIA

Taslima Nasreen

Ms Nasreen, Sakharov Prize 1994, was threatened to death for publishing a novel "the shame" harshly contested by Islamic fundamentalists. She had to leave the Indian state of western Bengal where she used to live.

In 2008, her visa for India was extended. She remains under threat.

A letter of concern was sent on 29 November 2007 and again on 04 February 2008.

Iraq

Father Pius Afas,

Father Mazen Ishoa

Two Catholic priests kidnapped on 14 October 2007.

In its resolution adopted on 15 November 2007 on Christian communities, the European Parliament raised concerns at the recent violent events in Iraq.

Zuhair Youssef Astavo Kermles,

Luay Solomon Numan

Two Assyrian Christian members of the organisation National Union of Bet-Nahrin assassinated on 28 June 2007.

P. Ragheed Ganni

On 3 June 2007, this Chaldean priest and three deacons who were his assistants were murdered.

Samar Sa'ad 'Abdullah,

Wassan Talib,

Zeynab Fadhil,

Liqa' Qamar

Iraqi young women sentenced to death penalty.

A letter was sent to appeal for a pardon or commutation of sentences on 23 February 2007.

Iran

Jafar Kiani

On 5 July 2007, he was executed by stoning in the village of Aghche-kand (Qazvin Province).

 

In its resolution adopted on 25 October 2007, the European Parliament:

- strongly condemned the execution by stoning of Mr Jafar Kiani, called on the Iranian authorities to implement their declared moratorium on stoning and demanded that the Islamic Penal Code of Iran be reformed in order to abolish stoning,

- called on the Iranian authorities to unconditionally release all prisoners of conscience, notably the journalists Emaddedin Baghi, Ako Kurdnasab, Ejlal Ghavami, Mohammad Sadegh Kaboudvand, Said Matinpour, Adnan Hassanpour, Abdolvahed Botimar, Kaveh Javanmard and Mohammad Hassan Fallahieh, the unionists Mansour Osanlou, Ebrahim Madadi and Mahmoud Salehi, and the students Ehsan Mansouri, Majid Tavakoli and Ahmad Ghassaban,

- condemned the arrest and imprisonment of human rights defender Dr Sohrab Razzaghi on 24 October 2007 and called for his immediate and unconditional release,

- proposed to restart the EU-Iran Human Rights Dialogue, which has been interrupted since June 2004.

The Presidency on behalf of the EU made two declarations on 25 May 2007 and 3 August 2007 concerning the death sentence imposed on Sian Paymard, Adnan Hassanpour, Abdolvahed "Hiva" Botimar, Mr Ali Mahin Torabi and the imminent execution of Mr Behnam Zare.

 

Sian Paymard,

Adnan Hassanpour,

Abdolvahed "Hiva" Botimar,

Mr Behnam Zare,

Mr Ali Mahin Torabi

Death sentence imposed on Sian Paymard, Adnan Hassanpour, Abdolvahed "Hiva" Botimar, Ali Mahin Torabi and imminent execution of Mr Behnam Zare.

These journalists – Adnan Hassanpour and Abdolvahed Botimar – have been sentenced to death.

Mansour Osanlou,

Ebrahim Madadi,

Mahmoud Salehi

Arrests of renowned trade union leaders due to the increase of the repression of the trade union movement: Mansour Osanlou, president of the Syndicate of Workers of Tehran and Suburbs Bus Company (SWTBC), and his deputy, Ebrahim Madadi, as well as Mahmoud Salehi, former President of the Bakery Workers' Union.

 

Emaddedin Baghi,

Ako Kurdnasab,

Ejlal Ghavami,

Mohammad Sadegh Kaboudvand,

Said Matinpour Adnan Hassanpour,

Abdolvahed Botimar,

Kaveh Javanmard Mohammad Hassan Fallahieh

Journalists and prisoners of conscience.

Ehsan Mansouri,

Majid Tavakoli,

Ahmad Ghassaban

Students and prisoners of conscience.

Dr Sohrab Razzaghi

Human rights defender arrested and imprisoned on 24 October 2007.

Rasool Ali Mezrea

Iranian asylum-seekers who have been sent back to Iran by third countries run severe risks of persecution, as shown by the recent case of Rasool Ali Mezrea, a member of the Al Ahwaz Liberation Organisation, who is threatened with execution after having been forcibly returned from Syria, despite his status as a recognised UNHCR refugee.

Mohammad Hassan Talebi,

Mohammad Hossein Jaafari,

Vahid Shokoohi Nia

Iranian asylum seekers persecuted on the basis of their sexual orientation and threatened to be expelled from Greece.

In its resolution adopted on 25 October 2007, the European Parliament called on the EU Member States to refrain from expulsions of Iranian asylum-seekers, including those persecuted on the basis of their sexual orientation, and called on Greece not to return Mohammad Hassan Talebi, Mohammad Hossein Jaafari and Vahid Shokoohi Nia to Iran.

Majed Albughbish,

Raisan Sawari,

Ghassem Salamat,

Mohammad Jaab Pour,

Abdulamir Farjallah Jaab,

Alireza Asakreh,

Khalaf Derhab Khudayrawi,

Alireza Asakreh,

Malek Banitamim,

Ali Matouri Zadeh

On 14 February 2007, the Iranian authorities executed three men in the Southern province of Khuzistan: Majed Albughbish, Raisan Sawari, and Ghassem Salamat. Mohammad Jaab Pour, Abdulamir Farjallah Jaab, Alireza Asakreh and Khalaf Derhab Khudayrawi were executed on 24 January 2007 and Alireza Asakreh, Malek Banitamim and Ali Matouri Zadeh were executed on 19 December 2006.

On 7 March 2007, the European parliament strongly condemned these acts.

Kyrgyz Republic

Ramazan Dyryldaev

The Office of the Kyrgyz Committee for Human Rights (KCHR) was burnt out while its Chairman was attacked on 12 and 13 September.

A letter of concern was sent on 2 October 2007

Alisher Saipov

Kyrgyz journalist of Uzbek origin. He was shot to death on 24 October 2007 in the Kyrgyz city of Osh.

A letter of concern was sent on 31 October 2007.

Lebanon

Rafik Hariri

Former Lebanese Prime Minister assassinated.

In its resolution adopted on 12 July 2007, the European Parliament welcomed the UN Security Council resolution setting up the international tribunal to try those responsible for the assassination of Rafik Hariri.

Libya

Kristiana Vulcheva,

Nasya Nenova,

Valentina Siropulo,

Valya Chervenyashka,

Snezhana Dimitrova,

Ashraf al-Haiui

Five Bulgarian nurses and a Palestinian doctor sentenced to death by the Libyan Criminal Court of 19 December 2006 who spent eight years in prison.

They were released in July 2007 and received in plenary in the EP (Strasbourg) on November 2007.

In its resolution adopted on 18 January 2007, the European Parliament condemned the verdict of the Libyan Criminal Court.

 

Mexico

Hester Van Nierop,

Brenda Susana Margaret Searle

Two Dutch citizens victims of "feminicide" in 1998 and 2001.

In its resolution adopted on 11 October 2007, the European Parliament stated that the convicted perpetrators were sentenced to 33 and 39 years imprisonment respectively on 26 February 2007. The sentence is the subject of a pending appeal.

 

Morocco

El Ghalia Djimi

 

A human rights defender and the Vice-President of the ASVDH (Association Sahraouie des Victimes des Violations Graves des Droits Humains Commises par l`Etat Marocain). She was limited in her right to free movement and freedom of expression.

Ms. Djimi was invited to the European Parliament in April 2007.

A letter of concern was sent on 13 November 2007.

Brahim Sabbar,

Ahmed Sbai,

Mohamed Tahlil

These members of the ASVDH (Association Sahraouie des Victimes des Violations Graves des Droits Humains Commises par l`Etat Marocain) were imprisoned.

A letter of concern was sent on 13 November 2007.

Occupied Palestinian Territories

Alan Johnston

BBC journalist who was abducted at gunpoint on 12 March 2007 while returning home in Gaza City.

 

In its resolution adopted on 26 April 2007, the European Parliament called for Mr Johnston to be immediately and unconditionally released unharmed and returned to safety.

In its resolution adopted on 12 July 2007 on the Middle East, the European Parliament welcomed the release of the BBC journalist.

Gilad Shalit

Israeli corporal imprisoned.

In its resolution adopted on 12 July 2007, the European Parliament stressed that a series of confidence-building measures should be taken by both Israelis and Palestinians including the immediate release of all imprisoned Palestinian former ministers, legislators and mayors and the Israeli caporal Gilad Shalit.

Eldad Regev

Ehud Goldwasser

Two abducted Israeli soldiers.

In its resolution adopted on 12 July 2007, the European Parliament called for a sign of life from these two soldiers to be given by their kidnappers and called for their immediate release.

Rami Khader Ayyad

Owner of a Christian library murdered on 7 October 2007.

In its resolution adopted on 15 November 2007 on Christian communities, the European Parliament deplored this murder.

Pakistan

Benazir Bhutto

 

Leader of the Pakistan Peoples Party (PPP), assassinated on 27 December 2007.

In its resolution adopted on 15 November 2007, the European Parliament:

- raised concerns about the arrest of more than 3 000 citizens, including leaders of political parties, lawyers, journalists, human rights activists and representatives of civil society. The Parliament demanded that the house arrest of Benazir Bhutto, leader of the PPP, of Asma Jahangir, Chair of the independent Human Rights Commission and UN special rapporteur on freedom of religion or belief, and of I.A. Rehman, the founder of that organisation, be put to an immediate end. The Parliament was alarmed that a detention order remained in place against Hina Jilani, the UN Special Representative of the Secretary General on Human Rights Defenders.

- demanded that judicial independence be restored by reinstating the judiciary, demanded the immediate release of all representatives of the ban associations who have been arrested after peaceful street protests and denounced in particular the unlawful house arrest of Chief Justice Chaudhry (already raised in its resolution of 12 July 2007) and the imprisonment of Aitzaz Ahsan, President of the Supreme Court Bar Association.

Asma Jahangir

 

Chair of the independent Human Rights Commission and UN special rapporteur on freedom of religion or belief, was placed under house arrest. (According to information received, she is no longer under house arrest.)

Hina Jilani

UN Special Representative of the Secretary General on Human Rights Defenders. A detention order was issued against her. (According to information received, this detention order has been dropped in the meantime.)

I.A. Rehman

Founder of the independent human rights commission was placed under house arrest.

Iftikhar Mohammad Chaudhry

Chief of Justice. He was placed under house arrest.

Aitzaz Ahsan

President of the Supreme Court Bar Association. He was imprisoned.

Arif Khan

Protestant Bishop. He was assassinated with his wife on 29 August 2007.

In its resolution adopted on 15 November 2007 on Christian communities, the European Parliament raised concerns at the recent violent events in Pakistan.

Philippines

Giancarlo Bossi

This Catholic priest was kidnapped.

In its resolution adopted on 15 November 2007 on Christian communities, the European Parliament deplored this kidnapping.

Ms Siche Bustamante-Gandinao

A dedicated human rights activist who was killed just days after testifying to the UN Special Rapporteur on extrajudicial, summary or arbitrary executions.

In its resolution adopted on 26 April 2007, the European Parliament condemned in the strongest terms this murder and raised concerns about the lack of any police investigation concerning this important case.

Russia

Galina Kozlova

Member of the board of the Mari national organisation Mari Ušem, editor of the literary magazine Ontšõko and wife of Vladimir Kozlov, chair of the Mari Council. She was brutally attacked on 25 January and suffered head injuries resulting in concussion and severe headaches, dizziness and eyesight problems.

In its resolution adopted on 15 March 2007, the European Parliament:

- strongly condemned the attack on Galina Kozlova, which has so far not led to any convictions or even arrests, and the continuing harassment of, and assaults on, activists, leading cultural figures and independent journalists in Mari El,

- called on the federal and local authorities to bring the perpetrators of these acts to justice and ensure respect for freedom of expression,

- called on the Commission to raise the issue of Finno-Ugric minorities in Russia, and concerns regarding the situation in Mari El, during the regular EU-Russia human rights dialogue and at the forthcoming EU-Russia Summit.

Mikhail Khodorkovsky

The Swiss Federal Tribunal decided on 13 August 2007 that his prosecution and that of Mr Yukos by the Russian authorities was illegal and politically motivated.

In its resolutions adopted on 10 May and 14 November 2007, the European Parliament, expressed concerns over democracy and human rights in Russia, over the independence of the judiciary, as exemplified by the Yukos case, over increased control of the media, over the inability of the Russian police and judicial authorities to find those responsible for murders of journalists and over repressive measures taken against the opposition.

Gari Kimovič Kasparov,

Maria Gaidar,

Stephan Stuchlik

 

Following a march on 14 April 2007, leaders of the United Front Civic Front, former world chess champion Gari Kimovič Kasparov and Maria Gaidar, the daughter of Russia's first post-Soviet reformist prime minister were detained. Many journalists, including ARD (German Television) correspondent Stephan Stuchlik, who tried to capture the events and disseminate them to the West, were also beaten and arrested.

On 15 April 2007 another protest, albeit far smaller, organised by the same grouping, was broken up in a similar way in St Petersburg. Gari Kimovič Kasparov was detained before the protest began. Some demonstrators were arrested whilst en route to the event.

In its resolution adopted on 26 April 2007, the European Parliament:

- strongly condemned the use of excessive force by the Russian anti-riot police during last weekend's peaceful demonstrations in Moscow and St Petersburg,

- called on the Russian authorities to comply with their international obligations and to respect freedom of expression and freedom of assembly,

- called on the Council of Europe to investigate the human rights violations that took place at these peaceful demonstrations.

Gari Kimovič Kasparov was received in plenary at the European Parliament in May 2007.

 

Rwanda

Idesbald Byabuze Katabaruka

Professor and human rights defender. He was detained in a prison in Kigali.

A letter of concern was sent on 10 April 2007.

Saudi Arabia

A 19-year-old woman, known as 'the Qatif '

She was sentenced to 90 lashes following an incident in which she was alone in a car talking with a man who was not a close relative when she was attacked and gang-raped. The General Court of Qatif (Saudi Arabia) reviewed the sentence in November 2007 and condemned her to six months in prison and 200 lashes.

In its resolution adopted on 13 December 2007, the European Parliament:

- deplored the decision taken by the General Court of Qatif to punish the rape victim,

- called on the Saudi Arabian authorities to quash the sentence and drop all charges against the victim of the rape,

- insisted that the Saudi Arabian Government take further steps aimed at lifting restrictions on women's rights.

Abdul Rahman Al-Lahem

The Qatif girl's lawyer. He was banned from the courtroom and from any future representation of his client after attempts to take legal action against the Ministry of Justice for failing to provide him with a copy of the verdict concerning his client so that he could prepare an appeal.

He faced a disciplinary hearing at the Ministry of Justice, where sanctions can include suspension for three years and disbarment.

Fatima and Mansour Al-Timani

Mr Al-Lahem also defended the case of this couple, parents of two children, who were forcibly divorced in July 2007 on the request of the wife's brother, based on the argument that Fatima's tribal lineage was superior to that of her husband. Both were incarcerated for prolonged periods (months), together with their children for refusing to accept the divorce. Since then Fatima has been obliged to live in a shelter because she refuses to return to her family.

Rizana Nafeek

A Sri Lankan domestic worker who was sentenced to capital punishment in June 2007 for the death of an infant in her custody when she was only 17 years old.

Siti Tarwiyah Slamet,

Susmiyati Abdul Fulan

Indonesian domestic workers who were beaten to death by their employing family in August 2007 while two others were critically wounded.

Ahmadiyya Muslim Jamaat

He is suffering discrimination for his religious beliefs.

A letter requesting more information was sent on 23 January 2007.

Somalia

Isse Abdi Isse

Human rights defender. He was shot dead on 14 March 2007 in a hotel in Mogadishu.

A letter of concern was sent on 9 May 2007

Sudan

Sadia Idriss Fadul

 

A criminal court in the Managil province, Gazira state, central Sudan, headed by Judge Hatim Abdurrahman Mohamed Hasan, sentenced Sadia Idriss Fadul (a 22-year-old female from the Fur ethnic group, Darfur) and Amouna Abdallah Daldoum (a 23-year-old female of the Tama ethnic group, Darfur) on 13 February 2007 and 6 March 2007 respectively to death by stoning for having committed adultery.

According to a letter sent by the Embassy of the Republic of the Sudan in Brussels, the death sentences were quashed.

In its resolution adopted on 24 May 2007, the European Parliament:

- welcomed the quashing of the death sentences – if indeed they are confirmed by the court itself – and calls on the Sudanese Government to guarantee the physical and psychological integrity of Sadia Idriss Fadul and Amouna Abdallah Daldoum,

- called on the Sudanese Government to repeal the death sentences against, and guarantee the physical and psychological integrity of, Abdelrhman Zakaria Mohamed and Ahmed Abdullah Suleiman.

Amouna Abdallah Daldoum

Abdelrhman Zakaria Mohamed

On 3 May 2007 the criminal court of Nyala in south Darfur sentenced them, both males aged 16, to death for hanging on murder, causing injury intentionally and robbery.

Ahmed Abdullah Suleiman

 

Syria

 

Michel Kilo

Mahmoud Issa

Michel Kilo, a militant pro-democracy writer who was arrested on 14 May 2006, mainly because of his position on the Beirut-Damascus Declaration and sentenced with Mahamoud Issa on 13 May 2007 to a three-year prison term.

In its resolution adopted on 24 May 2007, the European Parliament:

- expressed its concern at the restrictions imposed on, and the charges made against, Mahmoud Issa, Fayek El Mir, Aref Dalila, Kamal al-Labwani, Anwar Al Bunni, Michel Kilo, Suleiman Al-Shamar and Khalil Hussein for exercising their democratic rights and engaging in peaceful activities,

- urged the relevant Syrian bodies to reverse the abovementioned judgments, drop the charges still pending in the Military Court of Damascus and release all the above-mentioned prisoners of conscience and political prisoners.

 

Suleiman Al-Shamar and Khalil Hussein

Suleiman Al-Shamar, leading member of the Democratic National Community, and Khalil Hussein, President of the Public Relations Office at the Kurd Future Trend, were sentenced to ten years" imprisonment for "weakening the national ethic" and "conspiring with a foreign country".

Fayek El Mir and Aref Dalila

These members of various human rights organisations in Syria have been detained in solitary confinement for six years now.

Kamal al-Labwani

Syrian security forces arrested this physician and co-founder of the Democratic Liberal Gathering, on 8 November 2005 upon his return from a trip to Europe, the United States and Egypt. He was sentenced to 12 years' imprisonment with hard labour on politically motivated charges.

Anwar Al Bunni

A founding member of the Syrian Human Rights Organisation and a lawyer specialising in human rights issues, who was arrested on the streets of Damascus in 2006 when he was on the verge of taking up a post as the director of a human rights centre financed by the European Union. He was sentenced to five years' imprisonment for "spreading false information harmful to the state".

A letter of concern was sent on 15 February 2007.

Moldova (Transnistria)

Tudor Popa

Andrei Ivantoc

They were subjected to degrading treatment and prohibited from returning to their homes.

 

In its resolution adopted on 12 July 2007, the European Parliament:

- welcomed the release of Andrei Ivanţoc and Tudor Popa, but deplored the fact that their release by the separatist regime of Tiraspol was declared as resulting from the expiry of their term of imprisonment, and not due to the implementation of the decision of the ECHR,

- condemned the fact that Andrei Ivanţoc was subjected to violence and attacks on his human dignity upon his release, as film footage taken by witnesses to his release testifies.

Members of the Llascu Group

They were arrested and detained on charges of terrorism. This represented an illegal act of the Transnistrian separatist regime and did not meet international standards.

In its resolution adopted on 12 July 2007, the European Parliament strongly deplored the lack of respect for human rights and human dignity in Transnistria, as reflected by the trial and detention of the Ilaşcu Group, and called for the immediate and full implementation of the judgment of the ECHR of 8 July 2004 in the case of Ilaşcu.

Valentin Besleag

A mayoral candidate in legitimate local elections in Corjova arrested on 2 June 2007.

In its resolution adopted on 12 July 2007, the European Parliament demanded the cessation of deprivation of freedom of persons for political activity; in this respect condemned the arrest on 2 June 2007 and subsequent treatment of Valentin Besleag.

Tunisia

Maître Mohamed Abbou

A lawyer and human rights defender. He was detained for publishing articles critical towards the Tunisian government.

A letter of concern was sent on 15 February 2007.

Ousama Abbadi,

Mohammed Amine Jaziri,

Ramzi el Aifi,,

Oualid Layouni,

Mahdi Ben Elhaj,

Ziad Fakraoui

They were tortured to stop them from continuing their hunger strike while in detention.

Two letters of concern were sent on 25 February 2007 to the Tunisian authorities.

Omar Mestiri

A journalist for the on-line Newspaper Kalima. He was wrongly accused of defamation. This also led to the authorities closing the on-line Newspaper.

A letter of concern was sent on 26 July 2007 to the Tunisian authorities.

Maître Raouf Ayadi

A renowned human rights defender. He was assaulted by the Police as he prepared to represent a group of young people indicted on terrorism charges before the tribunal of first instance of Tunis.

A letter of concern was sent on 26 July 2007 to the Tunisian authorities.

Turkey

Andrea Santoro

Father Andrea Santoro was a Catholic priest who was murdered in the Santa Maria Church in Trabzon, Turkey, where he served as a member of the Catholic church's Fidei donum missionary program.

In its resolution adopted on 24 October 2007, the European Parliament:

- strongly condemned the murders of Hrant Dink, of the Christian priest Andrea Santoro, and of three Christians in Malatya,

- deplored the fact that a number of people are still being prosecuted under Article 301 of the Penal Code,

- strongly condemned the recent conviction of Saris Seropyan and Arat Dink under this article and urged the government and the newly elected parliament to make sure that all provisions of the Penal Code allowing for arbitrary restrictions on the expression of non-violent opinions are removed and that freedom of expression and freedom of the press are guaranteed.

Hrant Dink

A Turkish-Armenian editor, journalist and columnist. As the editor-in-chief of the bilingual Turkish-Armenian newspaper Agos (Ակօս), he was a prominent member of the Armenian minority in Turkey.

He was assassinated in Istanbul in January 2007.

Saris Seropyan

The Turkish-Armenian journalists Saris Seropyan and Arat Dink (son of assassinated Turkish-Armenian journalist Hrant Dink) were given a one year suspended sentence for violation of article 301 of the Turkish Penal Code: 'insulting Turkishness'.

Arat Dink

Tilmann Geske,

Necati Aydin,

Ugur Yuksel

Three Christians murdered during the attacks on the Christians publishing house Zirve on 18 April 2007.

In its resolution adopted on 15 November 2007, the European Parliament noted that it was horrified by theses attacks and recalled its resolution of 24 October 2007 on EU-Turkey relations and its strong condemnation of the murders of Hrant Dink and the Catholic priest Andrea Santoro.

United States of America

 

Abu Omar

This Egyptian cleric had been granted asylum in Italy, was abducted in Milan on 17 February 2003, transferred from Milan to the NATO military base of Avano by car, and then flown, via the NATO military base of Ramstein in Germany, to Egypt, where he was held incommunicado and tortured.

In its resolution adopted on 14 February 2007 on the alleged use of European countries by the CIA for the transportation and illegal detention of prisoners, the European Parliament condemned extraordinary renditions.

Abou Elkassim Britel

This Italian citizen was arrested in Pakistan in March 2002 by the Pakistani police and interrogated by US Pakistani officials, and subsequently rendered to the Moroccan authorities and imprisoned in the detention facility "Temara".

Bisher Al-Rawi,

Jamil El-Banna

Bisher Al-Rawi, an Iraqi citizen, and Jamil El-Banna, a Jordanian citizen, both residents in the United Kingdom, were arrested by Gambian authorities in Gambia in November 2002, turned over to US agents, and flown to Afghanistan and then to Guantanamo where they remain detained in the absence of a trial or any form of judicial assistance.

Binyam Mohammed

This Ethiopian citizen and resident in the United Kingdom was held in at least two secret detention facilities, in addition to military prisons.

Martin Mubanga

This UK citizen was arrested in Zambia in 2002 and subsequently flown to Guantanamo where he was detained and tortured for four years without trial or any form of judicial assistance and then released without charge.

Khaled El-Masri

 

This German citizen was abducted on 31 December 2003 (in the Former Yugoslav Republic of Macedonia), illegally held in Skopje until January 2004 and transported to Afghanistan where he was held until May 2004 and subjected to degrading and inhuman treatment.

Maher Arar

This Canadian Citizen was detained in the US and eventually deported to Syria under the US policy of extraordinary renditions. He claimed that he was subjected to torture while in Syrian detention.

Ahmed Agiza,

Mahammed El-Zari

Egyptian citizens, who were seeking asylum in Sweden, were expelled in December 2001.

They were deported to Egypt, outside the rule of law, and were subjected to degrading treatment by US officials.

Murat Kurnaz

This Turkish citizen resident in Germany was arrested in Pakistan in November 2001, transferred to the US units across the border in Afghanistan by the Pakistani police on no legal basis and with no judicial assistance, and finally flown to Guantanamo at the end of January 2002, whence he was released on 24 August 2006 without charge, having been tortured in all locations where he had been led.

Mohammed Zammar

This German citizen was arrested without formal charge on 8 December 2001 at the Casablanca airport in Morocco and tortured in Morocco and Syria.

Abdel-Halim Khafagy

This Egyptian citizen and long-term resident in Germany was probably arrested in Bosnia and Herzegovina in September 2001 on suspicion of being a terrorist and abducted to a prison on a US 'Eagle Base' military base in Tuzla where he was severely mistreated and detained under inhumane conditions.

Masaad Omer Behari

This Sudanese citizen and resident in Austria since 1989 was abducted at Amman airport on 12 January 2003 on his way back to Vienna from Sudan. He was later illegally secretly detained in a prison close to Amman in the absence of a trial or legal assistance. He was tortured and ill-treated there until 8 April 2003, when he was released without charge.

Gamal Menshawi

This Egyptian citizen and resident in Austria was arrested on his way to Mecca at Amman airport in February 2003, and later brought to Egypt where he was secretly detained until 2005 in the absence of a trial or legal assistance.

Abdurahman Khadr

He was allegedly transported from Guantanamo to Tuzla in Bosnia and Herzegovina on 6 November 2003.

Mustafa Setmariam Nasarwho

This Spanish citizen was abducted in Syria in October 2005 and rendered to US agents.

The European Parliament called on the Spanish authorities to take all necessary steps to allow him to face a fair trial before competent judicial authorities.

Kenneth Foster

He was sentenced to death without committing or assisting in any murder.

A letter of concern was sent on 27 August 2007.

Uzbekistan

Norboi Kholzhigitov,

Khayatulla Kholzhigitov,

Sattor Izraev,

Khabibulla Akpulatov,

Nasim Isakov,

Azam Formonov,

Alisher Karamatov,

Yadgar Turlibekov,

Jamshid Karimov,

Dilmurod Muhiddinov,

Mutabar Tadzhibaeva,

Saidjahon Zainabitdinov,

Ihtiyor Hamroev,

The family of Ahmadjan Madmarov,

Ihtiyor Hamroev

These human rights defenders are detained in prison or psychiatric hospitals, sometimes subjected to torture and ill-treatment.

Letter of concern were sent on 15 January, on May 15 2007, and on 3 July 2007.

In its resolution of 15 November 2007, the European Parliament called upon the Uzbek authorities:

- to release these human rights defenders.

Mihra Rittmann

The Ministry of Justice in Uzbekistan refused to officially recognize this Human Rights Watch Office's Associate.

A letter of concern was sent on 03 July 2007.

In its resolution of 15 November 2007, the European Parliament called upon the Uzbek authorities to:

- officially recognize the Human Rights Watch office.

Elena Urlaeva

Chairwoman of the Human Rights Alliance of Uzbekistan. She reportedly suffered continuous harassment and was physically attacked.

A letter of concern was sent on 15 January 2007.

Umida Niazova

Translator at the office of Human Rights Watch in Tashkent. She was sentenced to seven years of probation.

-An appeal for dropping all charges against her was sent on 15 January 2007

- A further letter of concern was sent on 19 April 2007 calling for the release of Unida Niazova, and 15 May 2007.

- Her sentence was commuted to seven years imprisonment.

Ikhtior Khamroev

University student detained since August 2006. He was subjected to physical attacks and there were concerns surrounding the fairness of his trial.

The Parliamentary Delegation to Uzbekistan wrote a letter to Commissioner Ferrero-Waldner requesting her to bring Ikhtior's case to the attention of the Uzbek authorities.

Vietnam

Thich Huyen Quang,

Thich Quang Do

The Patriarch of the Unified Buddhist Church of Vietnam, Thich Huyen Quang (87 years old), and his deputy, Thich Quang Do (79 years old), winner of the 2006 Rafto Prize for human rights work have been imprisoned without trial in their monastery since 1982 for the sole reason of being ardent supporters of religious freedom, human rights and democracy.

In its resolution adopted on 12 July 2007, the European Parliament called for the immediate and unconditional release of all individuals imprisoned for the sole reason of having peacefully and legitimately exercised their right to freedom of opinion, freedom of expression, freedom of the press and freedom of religion.

Nguyen Van Ly,

Nguyen Van Dai,

Le Thi Cong Nhan

Vietnam continues to hold trials with no respect for the presumption of innocence, the rights of the defendant or the independence of judges, as shown by the trials of the Catholic priest Nguyen Van Ly (30 March 2007), and of the lawyers Nguyen Van Dai and Le Thi Cong Nhan (11 May 2007).

Nguyen Phong,

Nguyen Binh Thanh,

Tran Quoc Hien,

Le Nguyen Sang,

Nguyen Bac Truyen,

Huynh Nguyen Dao,

Duong Thi Tron,

Le Van Soc,

Nguyen Van Thuy,

Nguyen Van Tho,

Thich Huyen Quang

Thich Quang Do

Bui Thi Kim Thanh

These people were sentenced to several years in prison, which constitutes a violation of their human rights:

Catholic priest Nguyen Van Ly (sentenced to eight years' imprisonment), Nguyen Phong (six years), Nguyen Binh Thanh (five years), the lawyer Nguyen Van Dai (five years) (all members of the pro-democracy and reform group Bloc 8406) and the lawyer Le Thi Cong Nhan, spokeswoman for the Progression Party, (four years), Tran Quoc Hien, representative of the Workers-Farmers Organisation, (five years), Le Nguyen Sang, leader of the People's Democratic Party (PDP), (five years), Nguyen Bac Truyen (four years), Huynh Nguyen Dao (three years), the Hoa Hao Buddhists Duong Thi Tron (six years), Le Van Soc (six years) and Nguyen Van Thuy (five years), Nguyen Van Tho (four years), Thich Huyen Quang, Patriarch of the Unified Buddhist Church of Vietnam, Thich Quang Do and Bui Thi Kim Thanh.

Zimbabwe

Gift Tandare

This opposition activist was shot. His body was snatched and secretly buried without his family's knowledge.

In its resolution adopted on 26 April 2007, the European Parliament strongly condemned the Mugabe dictatorship for its relentless oppression of the Zimbabwean people, opposition parties and civil society groups and its destruction of the Zimbabwean economy, which has deepened the misery of millions of Zimbabweans.

Itai Manyeruke

He died a day after being severely beaten up by the police.

Edmore Chikomba

He deceased on 30 March 2007.

Morgan Tsvangirai

Chairman of the Movement for Democratic Change (MDC) and opposition leader. He was arrested on 28 March 2007 and subject to brutal treatment by the police forces.

Ian Makone

This opposition activist, special adviser to Morgan Tsvangirai, was put in detention.

Nelson Chamisa

He was attacked on his way to Harare airport, where he was to take a flight to attend the meetings of the Joint Parliamentary Assembly (ACP-EU JPA).

Nelson Chamisa,

Grace Kwinjeh,

Lovemore Mdhuku,

William Bango,

Sekai Holland,

Tendai Biti,

Arthur Mutambara

These opposition leaders were arrested and subjected to brutal treatment by the police forces and prohibited to seek medical treatment outside Zimbabwe.

Raymond Majongwe

The human rights defender, Secretary General of the Progressive Teachers' Union of Zimbabwe (PTUZ) and his wife Loice Majongwe were harassed on 1 February 2007 by police officers in Harare

A letter of concern was sent on 21 February 2007.

B) UPDATES OF CASES RAISED BY THE EUROPEAN PARLIAMENT IN THE PREVIOUS ANNUAL REPORT BETWEEN APRIL 2006 AND MARCH 2007

NAME

BACKGROUND

ACTIONS TAKEN BY THE EUROPEAN PARLIAMENT

UPDATE ON 2007

BANGLADESH

Salah Uddin Shoaib Choudhury

Journalist and director of the newspaper "Weekly Blitz", which promotes dialogue among the religions and for the recognition of Israel. He was arrested on 29 November 2003 and released 17 months later. Nevertheless he is still in danger of being sentenced to death at his trial for sedition, which was due to open on 13 November 2006.

In its resolution of 15 November 2006, the European Parliament called for the review of his trial and for his release. The charges against him are contrary to all standards of international law and to all conventions on violations of press freedom. The resolution was also deploring recent acts of violence and strongly condemned the physical attacks on journalists, NGO staff, trade unionists and others. The resolution also expressed disapproval regardig the violence related to the forthcoming general elections and the transition.

Since his release from prison he was called to appear before the authorities for 36 times in the 31 months. Every time he risks potential re-incarceration. He was awarded the Monaco Media Forum Prize 2007.

BULGARIA

Michael Shields

An 18 years-old British citizen, subjected to an unfair trial and sent to prison in Bulgaria, in spite of the fact that another person confessed to the crime in question.

A letter of concern was sent on 13 June 2006.

 

Bulgaria’s president Georgi Parvanov declared he would not pardon him but also that the case can be reopened in Bulgaria if “sufficient new evidence” are presented.

ECUADOR

Mirek Krygier

Polish citizen, imprisoned.

A letter of concern was sent on 15 November 2006.

No information available.

IRAN

Keyvan Ansari

Prisoner of conscience.

In a resolution adopted on 15 November 2006, the European Parliament raised concerns regarding various human rights violations in Iran, including the ill-treatment of political prisoners, the prosecution of juvenile offenders, also concerning the issue of minority rights, freedom of religion and of the press, and women's rights. In the resolution, the Iranian authorities were called on to unconditionally release all prisoners of conscience; these five persons were explicitly mentioned.

Dr Keyvan Ansari went on hunger strike on 14 July in protest at their continuing detention. On September 2007 he was sentenced to 3 years and six months imprisonment on charges of threatening National Security.

Keyvan Rafii

Prisoner of conscience.

The hearing of the case of Keyvan Rafi’i, now held in prison was postponed for a fourth time on 29 July. On 20 May, his father, sister and brother had been taken to an Intelligence Ministry facility in Tehran. They were released at around 10pm after lengthy interrogation.

Kheirollah Derakhshandi

Prisoner of conscience.

 

Kheyrollah Derakhshandi, held in prison, was severely beaten in March 2007, leaving him with persistent pain in his back and left arm. He is being denied medical care. His 75-year-old father, Mojtaba Derakhshandi, was summoned to appear in court for giving an interview to a news agency about his son’s medical condition. He was later released on bail and warned not to speak to the press.

Abolfazl Jahandar

Prisoner of conscience.

Abdolfazl Jahandar went on hunger strike on 14 July in protest at their continuing detention. He is said to be protesting at the prison officials’ refusal to transfer him to the section for political prisoners. He is also in poor health.

Koroush Zaim

Prisoner of conscience.

 

He is out of prison, residing in Iran.

Farshid Yadollahi

Lawyers, imprisoned while defending Sufis in Qom.

In its resolution of 15 November 2006, the European Parliament also addressed the freedom of religion and expressed concerns about the arrests of these persons.

They are out of prison but they still face legal problems with the authorities.

Omid Behrouzi

Ayatollah Sayad Hossein,

Kazemeyni Boroujerdi

He was advocating for years that politics and religion should be separated. He was arrested reportedly with more than 400 of his followers.

In its resolution of 16 November 2006, the European Parliament expressed concern for his arrest.

He is still imprisoned, serving a 15 year sentence.

Motjaba Saminejad

Imprisoned journalist/ webblogger (reporters without borders).

In its resolution of 15 November 2006, the European Parliament called for the release of all imprisoned journalists and webbloggers.

Out of prison, residing in Iran.

Ahmad Raza Shiri

Imprisoned journalist/ webblogger.

Out of prison on suspended sentence.

Arash Sigarchi

Imprisoned journalist/ webblogger.

Out of prison, residing in the US.

Manoucher Mohammadi

Student activist, imprisoned.

The European Parliament called for his release, requesting that students should not be barred from higher education due to their peaceful political activities.

Out of prison, residing in the US.

Mausavi Khoini

 Human rights defender.

A letter of concern was sent on 20 October 2006.

Still in detention.

Kobra Rahmanpoor

Convicted in January 2002 and is still uncertain about when the sentence is to be executed, if at all.

A letter of concern was sent on 13 July 2006 regarding their case.

Judiciary suspended her execution sentence (she was convicted of murdering her mother in law).

Nazanin Mahabad Fatehi

Convicted in March 2005 for killing one of the three men, who tried to rape her and her cousin.

She was released on 15 January 2007, after the court of appeal declared her innocence. However, she still has to pay compensation of € 25.000.

Fatemeh Hagigat Prozheh

 A 35 year old woman who is convicted of killing her temporary husband (Seegheh in Islam). She has alleged that her husband, a drug addict, attempted to rape her 15 year old daughter from a previous marriage.

Fatemeh’s death sentence was confirmed.

Delara Darabi

She broke into a house with her partner, allegedly killed the woman, whose house she and her partner broke into. She denied the crime but she is still imprisoned, on death row. On 20 January she attempted suicide in her cell. She was a minor (17 years old) when she committed the crimes in question.

Her death sentence has been confirmed by the Iranian Supreme Court and her execution may be imminent. Her attorney is intending to appeal the verdict. In January 2007, Delara attempted suicide Delara's physical and emotional health is still unstable.

Sa'id Masouri

Sentenced to death and awaiting execution, she has been held in solitary confinement in Section 209 of Evin Prison since late 2004.

With regards to their case a letter of concern was sent on 17 May 2006.

No further information received.

Khaled Hardiani

Sentenced to death and on death row, involved in hijacking a plane in 2001.

Pardoned after being convicted of endangering national security (in relation to the hijacking plot).

Farhang Pour Mansouri

Sentenced to death and on death row, involved in hijacking a plane in 2001.

No further information received.

Shahram Pour Masori

Sentenced to death as a minor and on death row, involved in hijacking a plane in 2001.

No further information received.

ISRAEL

Ziyad Hmeidan

Student and human rights defender, detained by Israeli authorities without charges or trial since 23 May 2005.

A letter of concern was sent on 20 July 2006.

He was released on 18 March 2007.

NORTH KOREA

Son Jong Nam

He is a Christian believer. He was reportedly tortured by the National Security Agency, and was then sentenced to death for alleged treason without a trial and without procedural safeguards required under international human rights law.

In a resolution adopted on 15 June 2006, the European Parliament urged the government of the DPRK to provide information on his case and not to proceed with his execution

No further information received.

RUSSIA

Mikhael Khodorkovsky

Russian citizen, successful businessman and philanthropist, convicted after an unfair trial and subjected to difficult prison conditions; detained in a prison in Siberia.

With regards to their case, a letter of concern was sent on 22 November 2006.

On February 5, 2007, the Kremlin brought additional charges against him to ensure that he would not be released from prison in October 2007, when he would have been eligible for parole after having served half of his original sentence.

Platon Lebedev

Russian citizen convicted after an unfair trial and subjected to difficult prison conditions. Suffers from serious health problems.

Lebedev is currently serving his sentence in a remote area of Siberia.

Anna Politkovskaya

Journalist, murdered on 7 October 2006. A highly respected investigative reporter, known as the symbol of honest journalism in Russia, she was awarded many prizes, among others the Prize Olof Palme. She courageously stood up defending human life and dignity. She exposed and objectively reported on various forms of crimes against humanity, especially in Chechnya.

In its resolution of October 2006, the European Parliament paid tribute to her work and merits. The European Parliament called on the Russian authorities to conduct an independent and efficient investigation to find and punish those responsible for this cowardly crime. The President of the Parliament also expressed his concerns regarding the issue in a letter of concern. In November 2006, a hearing took place on the Subcommittee on Human Rights on Human rights defenders in Russia. At the EU-Russia Summit, the European Union insisted that Russia must respect human rights in every field of the EU-Russia cooperation.

The European Parliament nominated her posthumously for the 2007 Sakharov Prize.

The room for press conferences in Brussels was named after her.

SYRIA

Anwar al Bunni

Following an unfair trial that appeared to be politically driven, Anwar al-Bunni was sentenced by Damascus Criminal Court on 24 April 2007 to a five-year prison term on charge of “spreading false information harmful to the state”. He is serving his sentence in a mixed ward with criminal prisoners in ‘Adra prison.

In its resolution of 15 June 2006, the European Parliament urged Syrian authorities to reconsider all cases of political prisoners and to release immediately all prisoners of conscience. The Parliament also requested that all detained or imprisoned persons be given prompt, regular and unrestricted access to their lawyers, doctors and families. The European Parliament pointed out that respect for human rights constitutes a vital component of any future EU-Syria Association Agreement and called on Syria to respect its commitments within the framework of the Barcelona Process and along the lines of the European Neighbourhood Policy. In May 2006 several civil society activists were arrested and tortured because of signing a petition for improving the Syrian-Lebanese relations in view of the UN Security Council Resolution n° 1680. There were also some of these persons among those arrested.

Following his conviction Anwar al-Bunni was also brought to trial before Damascus Military Court on charges of “slandering a public administration”, Article 376 of the Syrian Penal Code. His new charge appears to be related to a memo he wrote and presented months ago as part of his defence and in which he criticised the Syrian Minister of Social Affairs and Labour as well as the Syrian Prisoners’ Association.  The memo was found in his cell at prison during prison guards’ inspection. Anwar al-Bunni’s next military trial session is on 7 February 2008.

Michel Kilo

Writer, released on 19 October 2006, but he was brought before the Criminal Court in Damascus again on 31 October 2006 to face new charges.

His trial was postponed, for the second time, to 19 February 2007. He was sentenced on 13 May 2007 to three years in prison for "undermining national sentiment".

Kamal Al-Labwani

On 10 May 2007 Damascus Criminal Court sentenced him to 12 years imprisonment following an unfair trial. The charge relates to Kamal al-Labwani’s visit to Europe and the USA in 2005 where he met human rights organisations and government officials and called for a process of peaceful democratic reform in Syria.

Kamal al-Labwani is serving his sentence in ‘Adra prison in mixed ward with criminal prisoners. He may face additional prison terms of between three and five years. This measure against Kamal al-Labwani appears to be based on his criticism of the Syrian government in a document he wrote and presented in his defence at the final trial session on 10 May 2007.

Mahmoud Issa

Civil society activist. Mahmoud 'Issa's charges relate to his involvement in Beirut-Damascus Declaration, a petition signed by some 300 Syrian and Lebanese nationals calling for the normalization of relations between their two countries.

On 13 May 2007 Mahmoud ‘Issa was found guilty of “weakening nationalist sentiment” and was sentenced to three years imprisonment. He is kept in a mixed ward with criminal prisoners. It is alleged that charges against him have no legal basis.  

Professor Suleiman Shummar

Civil society activist, detained for signing the above-mentioned petition.

Suleiman Shummar was sentenced in absentia to ten years in jail on charges of “weakening nationalist sentiment” and "exposing Syria to hostile acts".

Muhammad Mahfud

Civil society activist, detained for signing the above-mentioned petition.

Muhammad Mahfud was released on bail of 1,000 Syrian Lira (US $20) from ‘Adra prison on 25 September 2006. All charges against him were dropped.

Mahmoud Meri'i

Civil society activist, detained for signing the above-mentioned petition.

Mahmoud Meri’i was freed on 17 July 2006, on payment of 1,000 Syrian Lira (US$20) bail.

Yasser Melhem

Civil society activist, detained for signing the above-mentioned petition.

No further information received.

Omar Adlabi

Civil society activist, detained for signing the above-mentioned petition.

No further information received.

TURKEY

Behic Asci

Lawyer, started a hunger strike on 5 April 2005 to show solidarity with the political prisoners subjected to poor Turkish prison conditions. On 22 January 2007, after 293 days, he stopped the strike, but announced his intention to resume it later.

A letter of concern was sent on 15 November 2006.

Behic Asci did not resume his hunger strike, he is recovering at his home.

Michal Majevski

Polish citizen arrested in July 2006. He was a minor when committing the crime and the punishment was disproportionate.

A letter of concern was sent on 28 September 2006.

No further information received.

Jonathan Sugden

Well-known expert on Turkey, detained by Turkish security forces and was subjected to deportation.

A letter of concern was sent on 24 April 2006.

Jonathan Sugden is now able to travel to Turkey.

UNITED STATES OF AMERICA

Pablo Ibar

Spanish citizen found guilty of murder and condemned to death by the Court of Florida in 2000. On 9 March 2006, the Supreme Court reaffirmed his conviction and refused to grant him a new trial.

A letter of concern was sent on 26 April 2006.

Still on death row.

Allen W. Bridgers

Sentenced to death, on death row

A letter of concern was sent on 6 July 2006.

Still on death row.

UZBEKISTAN

Umida Niazova

Umida Niazova was a human rights defender and translator of Human Rights Watch's office in Tashkent. She was sentenced to seven years in prison.

Letters of concern were sent in January and April 2007.

On 08 May 2007, her sentence was commuted to seven-year suspended sentence. Under the term of the commuted sentenced she was obliged to regularly report to the neighbourhood police.

YEMEN

Ali Al-Dailami

Ali al-Dailami, Executive Director of the Yemeni Organization for the Defence of Democratic Rights and Freedom was reportedly being held incommunicado and subjected to ill-treatment since his arrest and detention on 9 October 2006.

A letter of concern was sent on 26 October 2006.

He was released in November 2006, one month after his arrest.

VIETNAM

Nguyen Van Ly

Catholic priest and co-editor of the underground online magazine Tu do Ngôn luan (Free Speech). He was imprisoned from May 2001 to early 2005. He was arrested again on 19 February 2007 and is currently under house arrest.

 A letter of concern was sent on 27 July 2006.

His support for the "Manifesto on Freedom and Democracy for Vietnam" has led to his sentence on March 30, 2007 for an additional eight years in prison.

Nguyen Gia Thieu

Sentenced to 20 years of imprisonment and a fine of 25 million USD.

He is still detained.

  • [1]  Document 13288/1/07 van de Raad.
  • [2]  Zie de bijlage bij deze resolutie.
  • [3]  PB C 379 van 7.12.1998, blz. 265; PB C 262 van 18.9.2001, blz. 262; PB C 293 E van 28.11.2002, blz. 88; PB C 271 E van 12.11.2003, blz. 576.
  • [4]  PB C 311 van 9.12.2005, blz. 1.
  • [5]  PB C 303 van 14.12.2007, blz. 1.
  • [6]  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3; PB L 209 van 11.8.2005, blz. 27.
  • [7]  Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0235.
  • [8]  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0065.
  • [9]  PB C 290 E van 29.11.2006, blz. 107.
  • [10]  PB C 250 E van 25.10.2007, blz. 91.
  • [11]  PB C 74 E van 20.3.2008, blz. 775.
  • [12]  PB C 250 E van 25.10.2007, blz. 91.: Aangenomen teksten P6_TA(2007)0166.
  • [13]  PB C 77 E van 28.3.2002, blz. 126
  • [14]  Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0381.
  • [15]  Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0381.
  • [16]  PB C 303 E van 13.12.2006, blz. 879.
  • [17]  PB C 327 van 23.12.2005, blz. 4.
  • [18]  Juni 2007.
  • [19]  Meer dan 140 vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld en 138 staten namen deel (waarvan er 94 de Verklaring van Oslo hebben ondertekend of hun steun voor het Oslo-proces hebben uitgesproken).
  • [20]  PB L 150 van 18.6.2003, blz. 67.
  • [21]  Op 13 maart 2008, hadden 87 staten het Verdrag van Rome niet geratificeerd: Algeria, Angola, Armenia, Azerbaijan, Bahamas, Bahrain, Bangladesh, Belarus, Bhutan, Brunei, Cameroon, Cape Verde, Chile, China, Côte d'Ivoire, Cuba, Czech Republic, Democratic People's Republic of Korea, Egypt, El Salvador, Equatorial Guinea, Eritrea, Ethiopia, Grenada, Guatemala, Guinea-Bissau, Haiti, India, Indonesia, Iran, Iraq, Israel, Jamaica, Kazakhstan, Kiribati, Kuwait, Kyrgyzstan, Laos, Lebanon, Libya, Madagascar, Malaysia, Maldives, Mauritania, Federated States of Micronesia, Moldova, Monaco, Morocco, Mozambique, Myanmar/Burma, Nepal, Nicaragua, Oman, Pakistan, Palau, Papua New Guinea, Philippines, Qatar, Russian Federation, Rwanda, Saint Lucia, Sao Tome and Principe, Saudi Arabia, Seychelles, Singapore, Solomon Islands, Somalia, Sri Lanka, Sudan, Suriname, Swaziland, Syria, Thailand, Togo, Tonga, Tunisia, Turkey, Turkmenistan, Tuvalu, Ukraine, United Arab Emirates, United States of America, Uzbekistan, Vanuatu, Vietnam, Yemen, Zimbabwe.
  • [22]  http://www.justicerapidresponse.org/Documents1/JRR_NY_NOV07_FinalOutcomeDocument.pdf.
  • [23]  Op 10 januari 2008 hadden Italië, Letland, Polen en Spanje Protocol nr. 13 bij het EVRM, inzake de afschaffing van de doodstraf onder alle omstandigheden, wel ondertekend maar nog niet geratificeerd.
  • [24]  EU-lidstaten die het verdrag hebben ondertekend (per december 2007): Oostenrijk, België Cyprus, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Italië, Litouwen, Luxemburg, Malta, Portugal, Slowakije, Slovenië, Spanje en Zweden. (Het verdrag is slechts door twee landen geratificeerd: Albanië en Argentinië. Voor de inwerkingtreding ervan zijn twintig ratificaties nodig.)
  • [25]  Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie (per november 2007): niet geratificeerd door Tsjechië, Finland , Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Luxemburg, Malta en het Verenigd Koninkrijk.
    Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten (per oktober 2007): niet geratificeerd door Estland, Griekenland, Hongarije en Nederland; niet geratificeerd noch ondertekend door Cyprus.
  • [26]  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0064.
  • [27]  In het bijzonder van Mutabar Tadjibaeva, voorzitter van mensenrechtenorganisatie ‘Plammenoe Serdtse’, en van de volgende twaalf mensenrechtenverdedigers: Saidjahon Zainabitdinov, Nosim Isakov, Norboi Kholjigitov, Abdusattor Irzaev, Habibulla Okpulatov, Azam Formonov, Alisher Karamatov, Mamarajab Nazarov,
    Dilmurad Mukhiddinov, Rasul Khudainasarov, Bobumurod Mavlanov en Ulugbek Kattabekov.
  • [28]  PB C 287 E van 29.11.2007, blz. 309.
    2 PB C 287 E van 29.11.2007, blz. 309

ANNEX II

LIST OF RESOLUTIONS

List of resolutions adopted by the European Parliament between January 2007 and December 2007, and relating directly or indirectly to human rights violations in the world

(http://www.europarl.europa.eu/comparl/afet/droi/others/default.htm)

Country

Date of adoption of resolution

 

 

AFRICA

 

 

CHAD

13.12.07

ETHIOPIA

21.06.07

GUINEA

15.02.07

NIGERIA

15.03.07 ; 24.05.07

SOMALIA

15.11.07

SUDAN

15.02.07 (Darfur) ; 24.05.2007 ; 12.07.07 (Darfur) ; 25.10.07

ZIMBABWE

26.04.07

The financing of the Special Court in Sierra Leone

06.09.07

EU partnership in the Horn of Africa

10.05.07

State of play of EU-Africa relations

25.10.07

 

AMERICA

 

 

CUBA

21.06.07

GUATEMALA

15.03.07

VENEZUELA

24.05.07

Murder of women in Mexico and Central America

11.10.07

SWIFT, the PNR agreement and the transatlantic dialogue on these issues

14.02.07

Transportation and illegal detention of prisoners

14.02.07

 

ASIA

 

 

BANGLADESH

06.09.07

BURMA (MYANMAR)

21.06.07 ; 06.09.07 ; 27.09.07

CAMBODIA

15.03.07

CHINA

13.12.07

INDIA

01.02.07

KASHMIR

24.05.07

PAKISTAN

12.07.07 ; 25.10.07 ; 15.11.07

PHILIPPINES

26.04.07

UZBEKISTAN

15.11.07

TIBET

15.02.07

VIETNAM

12.07.07

Comfort women during world war II (Japan)

13.02.07

 

EUROPE

 

 

MOLDOVA

12.07.07

RUSSIA

15.02.07 ; 26.04.07 ; 10.05.07 ; 14.11.07

TURKEY

24.10.07

Women in Turkey

13.02.07

Attack on Galina Kozlova

15.03.07

 

MIDDLE EAST

 

 

IRAN

25.10.07

PALESTINE ( GAZA)

11.10.07

SYRIA

24.05.07

The humanitarian situation of Iraqi refugees

15.02.07 ; 12.07.07

Women's rights in Saudi Arabia

13.12.07

Kidnapping in Gaza of the journalist Alan Johnston

26.04.07

Death sentence imposed on medical personnel in Libya

18.01.07

Middle East

12.07.07

EU strategy for reform in the Arab world

10.05.07

 

MISCELLANEOUS

 

 

EU Human rights dialogues and consultations on human rights with third countries

06.09.07

Universal moratorium on the death penalty

01.02.07 ; 26.04.07 ; 27.09.07

United Nations Human Rights Council

07.06.07

Christian Communities

15.11.07

Annual report on Human Rights in the World 2007 and the EU's policy on the matter.

26.04.07

10th anniversary of the Mine Ban Treaty (Ottawa Convention)

13.12.07

ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (4.3.2008)

aan de Commissie buitenlandse zaken

inzake het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld 2007 en het EU-beleid inzake de mensenrechten
(2007/2274(INI))

Rapporteur voor advies: Thijs Berman

SUGGESTIES

De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken de onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  roept de Raad en de Commissie op er zorg voor te dragen dat op doelmatige wijze een op mensenrechten gebaseerde benadering van ontwikkeling wordt gevolgd, waarbij wordt uitgegaan van vijf kernbeginselen: toepassing van het internationale mensenrechtenkader, eigen verantwoordelijkheid voor de rechthebbenden, participatie in ontwikkeling, non-discriminatie en bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen, verantwoordingsplicht;

2.  is ingenomen met de inspanningen van de Commissie om mensenrechten, democratie en behoorlijk bestuur te bevorderen in het kader van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking; dringt erop aan dat deze aspecten als transversale elementen in alle programma’s worden geïntegreerd en pleit voor specifieke doelstellingen, maatstaven en indicatoren in alle thematische, regionale en landenstrategiedocumenten én in de jaarlijkse actieprogramma’s;

3.  roept de Commissie op bijzondere nadruk te leggen op de integratie van mensenrechtenaspecten in het jaarlijkse actieprogramma voor China dat in 2008 wordt gepresenteerd;

4.  herinnert aan de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en benadrukt dat toegang tot onderwijs en gezondheidszorg een fundamenteel mensenrecht is; gelooft dat gezondheidsprogramma’s, met inbegrip van seksuele en reproductieve gezondheid, bevordering van gendergelijkheid, zelfbeschikking voor vrouwen en de rechten van het kind, prominent aanwezig moeten zijn in het ontwikkelings- en mensenrechtenbeleid van de EU, vooral daar waar seksueel geweld wijdverbreid is en vrouwen en kinderen aan het risico van hiv/aids worden blootgesteld of waar hun de toegang tot voorlichting, preventie en/of behandeling wordt onthouden;

5.  roept de Commissie op fundamentele rechten van werknemers en de agenda voor waardig werk te integreren in haar ontwikkelingsbeleid, en met name in handelsgerelateerde steunprogramma’s;

6.  dringt aan op cohesie van het beleid van de EU met mensenrechtenbeginselen op alle beleidsterreinen, met inbegrip van handel, landbouw, visserij, migratie en wapenhandel; benadrukt dat bij de onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten met de ACS-landen rekening moet worden gehouden met mogelijke nadelige invloeden voor de mensenrechten en vooral voor economische en sociale rechten;

7.  is blij met het partnerschap tussen Afrika en de EU op het gebied van democratisch bestuur en mensenrechten binnen de gezamenlijke Afrika-EU-strategie; doet niet alleen op de EU maar ook op de AU een beroep om zich beide te blijven inzetten voor mensenrechten door systematisch een op mensenrechten gebaseerde benadering te integreren in het African Peer Review Mechanism en door regionale mensenrechteninstellingen, in het bijzonder de Afrikaanse Commissie voor de rechten van de mens en de volkeren en het Afrikaans Hof voor de rechten van de mens en de volkeren, te versterken;

8.  merkt op dat ondanks het grote aantal vredes- en internationale bemiddelingsprocessen dat door de internationale gemeenschap in gang is gezet, diverse Afrikaanse landen gebukt gaan onder gewapende conflicten, waarbij burgers nog steeds te maken hebben met aanvallen en door hun regeringen onvoldoende worden beschermd; herinnert met name aan de situatie in Soedan/Darfur, waar nog steeds ernstige mensenrechtenschendingen voorkomen; benadrukt de beschermingsverplichting van de internationale gemeenschap en onderstreept dat landen die via grootschalige handelsgerelateerde investeringen betrokken zijn bij een conflict in een land, een bijzondere verantwoordelijkheid hebben jegens de bevolking van dat land.

9.  benadrukt het belang van een snelle inzet van EUFOR-troepen in Tsjaad om de regio te stabiliseren, en de bescherming van de humanitaire ruimte en van de burgers te waarborgen; is van mening dat de EU en haar lidstaten invloed moeten uitoefenen op de autoriteiten van Tsjaad en het land moeten oproepen zijn verplichtingen op het gebied van de internationale en regionale humanitaire en mensenrechten na te komen; verzoekt in het bijzonder alle oppositieleiders die om uitsluitend politieke redenen gevangen zijn genomen onverwijld in vrijheid te stellen;

10.  benadrukt dat het noodzakelijk is de cruciale steun van de EU voor de bemiddelingspogingen onder leiding van de heer Kofi Annan in Kenia te handhaven; benadrukt dat het noodzakelijk is alle partijen betrokken te houden bij het vinden van aanvaardbare oplossingen voor het ontwikkelen van een strategie na de verkiezingen, die is gericht op verzoening, het voorkomen van etnische zuiveringen en de terugkeer van alle in eigen land ontheemde personen naar hun plaats van herkomst;

11.  herinnert aan het feit dat in situaties van fragiliteit en gebrek aan stabiele instellingen de mensenrechten vaak niet worden gerespecteerd of in gevaar zijn; verzoekt de Raad en de Commissie daarom met klem het proces van het definiëren van een omvangrijke strategie voor het omgaan met fragiele staten te versnellen, op basis van de ervaringen in Soedan, Afghanistan, Zimbabwe, de Democratische Republiek Congo en Kenia;

12.  verzoekt de Europese Unie en de lidstaten ervoor te zorgen dat de inspanningen voor de stabilisatie, de opbouw van de vrede en de bescherming van burgers in Afghanistan worden voortgezet en van voldoende middelen worden voorzien zolang dat nodig is, wat onder meer neerkomt op de levering van troepen die beschikken over het noodzakelijke mandaat en de noodzakelijke uitrusting; waarschuwt dat de prijs voor de mislukking in Afghanistan buitengewoon hoog zou zijn als het gaat om de mensenrechten, in het bijzonder de vrouwenrechten; benadrukt dat duurzame verbetering van burgerlijke instellingen essentieel is voor de wederopbouw en verzoening.

RESULTAAT VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

3.3.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

19

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Thijs Berman, Danutė Budreikaitė, Ryszard Czarnecki, Nirj Deva, Alain Hutchinson, Romana Jordan Cizelj, Glenys Kinnock, Luisa Morgantini, Horst Posdorf, Pierre Schapira, Frithjof Schmidt, Jürgen Schröder, Johan Van Hecke

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

John Bowis, Fiona Hall, Manolis Mavrommatis, Csaba Őry, Ralf Walter

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Glyn Ford

ADVIES van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (27.3.2008)

aan de Commissie buitenlandse zaken

over het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld (2007) en hetmensenrechtenbeleid van de Europese Unie
(2007/2274(INI))

Rapporteur voor advies: Giusto Catania

SUGGESTIES

De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken de onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. overwegende dat het jaarverslag van de EU over de mensenrechten in de wereld 2007 zich voornamelijk op activiteiten buiten de Unie concentreert en dat daarin een vergelijkbare, uitvoerige beschrijving van activiteiten en problemen op mensenrechtengebied binnen de Unie ontbreekt,

B.  overwegende dat het Europees Agentschap voor de grondrechten (het Agentschap) op 1 maart 2007 in Wenen is opgericht en een eerste stap vormt waarmee gehoor wordt gegeven aan het verzoek van het Parlement om te komen tot een geïntegreerd kader voor regelgeving en instellingen waarmee het Handvest voor de grondrechten van de Europese Unie bindende kracht krijgt, en ervoor wordt gezorgd dat het systeem in acht wordt genomen dat is vastgelegd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en tevens een uitgebreid EU-beleid inzake de rechten van minderheden wordt uitgestippeld; overwegende dat het belangrijk is dat het mandaat van het Agentschap ook betrekking heeft op de landen die stabilisatie- en associatieovereenkomsten hebben gesloten met de EU,

C. overwegende dat de opneming van het Handvest voor de grondrechten in het nieuwe Verdrag en het bindende karakter van het Handvest een goede zaak is, hoewel het Handvest in een aantal lidstaten niet bindend is,

D. overwegende dat het Parlement met de Raad van Europa moet blijven samenwerken op het gebied van de bescherming van de mensenrechten,

1.  verzoekt de Raad in zijn toekomstige jaarverslagen over de mensenrechten in de wereld de situatie van de mensenrechten in de wereld te analyseren in combinatie met de evaluatie van de situatie van de mensenrechten in elke lidstaat op basis van het jaarverslag van het Agentschap; overwegende dat uit de gecombineerde analyse zou blijken dat de Unie zich in gelijke mate inzet voor de bescherming van de mensenrechten binnen en buiten haar grenzen om te voorkomen dat met twee maten wordt gemeten;

2.  dringt er bij de Raad op aan zijn ad hoc-werkgroep over de grondrechten en het burgerschap in een permanente werkgroep om te zetten die zijn werkzaamheden parallel aan die van de Werkgroep mensenrechten (COHOM) verricht, en dringt er bij de Commissie op aan een portefeuille inzake de mensenrechten en de fundamentele vrijheden aan één commissaris toe te wijzen;

3.   is bezorgd over het feit dat de internationale samenwerking in de strijd tegen terrorisme vaak heeft geleid tot een verlaging van het niveau van bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en is van mening dat de EU zich op internationaal niveau sterker moet maken voor een strategie die is gebaseerd op volledige inachtneming van internationale normen en verplichtingen op het gebied van de mensenrechten;

4.  dringt bij de instellingen van de EU en bij de lidstaten aan op de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen in de resolutie van het EP van 14 februari 2007 over het verondersteld gebruik door de CIA van Europese landen voor het vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen[1], die ten doel hebben opheldering te krijgen over de rol van de lidstaten in de illegale praktijk van buitengewone uitleveringen en ervoor te zorgen dat de Unie en de lidstaten in de toekomst niet meer bij dergelijke schendingen van de mensenrechten betrokken zijn;

5.  wijst op zijn resoluties over de schendingen van de mensenrechten in het detentiecentrum van Guantánamo Bay en dringt er bij de instellingen van de EU en de lidstaten op aan om zich te blijven inzetten voor de sluiting van dat detentiecentrum, aangezien het bestaan ervan alleen al een negatief signaal blijft uitzenden ten aanzien van de wijze waarop de strijd tegen het terrorisme zou moeten worden gevoerd; verzoekt derhalve de Raad en de Commissie om een internationaal initiatief te bevorderen waardoor de regering van de Verenigde Staten overeenkomstig internationaal recht ermee instemt dat de gedetineerden hetzij een eerlijk proces krijgen of worden vrijgelaten en dat zij de vluchtelingenstatus en een veilige verblijfplaats in de VS of elders krijgen, ten einde te voorkomen dat zij worden gerepatrieerd naar landen waar zij een reëel risico van foltering of vervolging lopen;

6.  moedigt de EU aan om een holistischer en sterker geïntegreerd beleid ter bestrijding van foltering te voeren en deze thematiek niet als een op zichzelf staande kwestie te benaderen; roept de EU op een breed scala aan maatregelen tegen foltering te overwegen, met inbegrip van preventie, bijstand aan slachtoffers alsmede bestrijding van straffeloosheid; roept de lidstaten tevens op toereikende middelen toe te wijzen voor steun aan en rehabilitatie van slachtoffers van marteling;

7.  spoort de EU aan zich te blijven inzetten voor één ruimte van veiligheid, vrijheid en rechtvaardigheid, zodat het met een uniform immigratiebeleid mogelijk wordt de rechten van onderdanen van landen buiten de EU die op Europees grondgebied aankomen, optimaal te beschermen en stelt vast dat in een aantal lidstaten de bepalingen inzake de ruimte van veiligheid, vrijheid en rechtvaardigheid niet bindend zijn;

8.  neemt nota van de nieuwe wetgevingspakketten op het gebied van legale migratie, grenscontrole en illegale tewerkstelling; blijft van oordeel dat de EU een gemeenschappelijk migratiebeleid moet introduceren dat is gericht op de rechten van migranten, mogelijkheden voor legale immigratie en de strijd tegen de mensenhandel;

9.  betreurt dat er geen analyses zijn verricht naar de situatie van de mensenrechten in verband met migratie binnen de EU;

10. vraagt de lidstaten de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van asielzoekers en immigranten volledig in acht te nemen, ongeacht de vraag of zij legaal of illegaal op Europees grondgebied verblijven, aangezien dat een voorwaarde is voor het waarborgen van een geloofwaardig EU-beleid op het gebied van de mensenrechten zowel binnen de EU als daarbuiten;

11. herinnert eraan dat het doel van de totstandbrenging van een gemeenschappelijk asielbeleid gelegen moet zijn in de bescherming van het individu, en niet in het terugdringen van asielaanvragen of het afwentelen ervan op derde landen met een slechte staat van dienst op mensenrechtengebied;

12. roept de lidstaten op hun asielbeleid te verbeteren en vrouwen die met genitale verminking worden bedreigd hierin op te nemen en al het daarmee verband houdende geweld een halt toe te roepen;

13. veroordeelt rechtvaardigingen op basis van traditionele, culturele of religieuze waarden die door sommige lidstaten worden gebruikt om zich aan de verplichting te onttrekken geweld tegen vrouwen, met name in verband met de genitale verminking van vrouwen, uit te bannen;

14.  is van oordeel dat het mondiger maken van vrouwen door hun volledige toegang te bieden tot informatie, diensten en voorzieningen op het gebied van seksualiteit en reproductieve gezondheid, ertoe leidt dat zij beter kunnen onderhandelen over veilige seks en zich beter kunnen beschermen tegen seksueel overdraagbare aandoeningen, waaronder HIV/AIDS;

15. roept de Commissie en de lidstaten op voorlichtingscampagnes te bevorderen over gelijke kansen voor en gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de bestrijding van geweld tegen en discriminatie van vrouwen;

16. roept de Raad en de Commissie op in hun beleid maatregelen op te nemen ter bescherming van de rechten van kinderen en stappen te ondernemen tegen kinderhandel en alle vormen van exploitatie, waaronder kinderarbeid;

17. vestigt de aandacht op discriminatie en gewelddadige vervolging op grond van seksuele geaardheid in bepaalde landen; roept de Europese instellingen en de lidstaten op alle vormen van discriminatie op grond van seksuele geaardheid en genderidentificatie binnen de EU uit te bannen en hiertegen juridische stappen te ondernemen;

18. toont zich uiterst bezorgd over de situatie van onderdanen uit landen buiten de EU die de vluchtelingenstatus aanvragen op grond van seksuele geaardheid, zoals Mehdi Kazemi en Pegah Emambakhsh, die het gevaar lopen uit het Verenigd Koninkrijk te worden gerepatrieerd naar Iran en daar te worden geëxecuteerd; wijst erop dat uitwijzing van personen naar een land buiten de EU waar zij mogelijk worden vervolgd, gemarteld of gedood, een schending van de Europese en internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten vormt; vraagt de Europese instellingen en betrokken lidstaten tot een oplossing te komen opdat deze twee personen niet naar Iran worden gerepatrieerd en de tenuitvoerlegging van Europese asielwetgeving in de lidstaten in het oog te houden en te evalueren; vraagt de Commissie deze kwesties aan te pakken en hiervoor een oplossing te vinden middels de ophanden zijnde wijzigingen op Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend[2] en Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming[3];

19. roept de voorzitterschappen van de Raad op het NGO-mensenrechtenforum op zodanige wijze te organiseren dat het maatschappelijk middenveld en de EU-instellingen ook diepgaande discussies kunnen voeren over mensenrechtenbescherming in de lidstaten;

20. toont zich verheugd over de uitbreiding van de gewone wetgevingsprocedure (voorheen de medebeslissingsprocedure) in het Verdrag van Lissabon naar meer terreinen op het gebied van justitie, vrijheid en binnenlandse zaken, waardoor het Parlement een grotere rol krijgt in aangelegenheden die te maken hebben met de bescherming van mensenrechten binnen en buiten de EU;

21. roept de Raad en de Commissie op de ontwikkeling van mechanismen in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid te bevorderen, aangezien dit beleid een grote invloed heeft op de bescherming en bevordering van mensenrechten, de rechtsstaat en democratische hervorming, alsmede op de verspreiding van de waarden van mensenrechten en de capaciteitsvergroting in dezen.

22. roept de lidstaten op zich te blijven inzetten voor bescherming en bevordering van de grondrechten buiten de EU.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

26.3.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

32

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Alexander Alvaro, Philip Bradbourn, Giusto Catania, Carlos Coelho, Esther De Lange, Panayiotis Demetriou, Gérard Deprez, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Bárbara Dührkop Dührkop, Armando França, Urszula Gacek, Patrick Gaubert, Lilli Gruber, Jeanine Hennis-Plasschaert, Ewa Klamt, Wolfgang Kreissl-Dörfler, Stavros Lambrinidis, Henrik Lax, Roselyne Lefrançois, Sarah Ludford, Rareş-Lucian Niculescu, Inger Segelström, Vladimir Urutchev, Ioannis Varvitsiotis, Manfred Weber

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Edit Bauer, Ignasi Guardans Cambó, Sophia in ‘t Veld, Metin Kazak, Jean Lambert, Jörg Leichtfried, Siiri Oviir, Nicolae Vlad Popa

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Tobias Pflüger

  • [1]  PB C 287 E van 29.11.2007, blz. 309.
  • [2]  PB L 50 van 25 februari 2003, blz. 1.
  • [3]  PB L 304 van 30 september 2004, blz. 12.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

2.4.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

60

0

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Roberta Alma Anastase, Bastiaan Belder, André Brie, Elmar Brok, Colm Burke, Marco Cappato, Philip Claeys, Giorgos Dimitrakopoulos, Hélène Flautre, Hanna Foltyn-Kubicka, Michael Gahler, Bronisław Geremek, Maciej Marian Giertych, Alfred Gomolka, Klaus Hänsch, Richard Howitt, Jana Hybášková, Anna Ibrisagic, Jelko Kacin, Ioannis Kasoulides, Metin Kazak, Maria Eleni Koppa, Helmut Kuhne, Johannes Lebech, Francisco José Millán Mon, Pasqualina Napoletano, Annemie Neyts-Uyttebroeck, null Nicholson of Winterbourne, Raimon Obiols i Germà, Vural Öger, Ria Oomen-Ruijten, Cem Özdemir, Justas Vincas Paleckis, Béatrice Patrie, Alojz Peterle, Hubert Pirker, Samuli Pohjamo, Michel Rocard, Raül Romeva i Rueda, Libor Rouček, Christian Rovsing, Katrin Saks, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Jacek Saryusz-Wolski, György Schöpflin, Charles Tannock, Inese Vaidere, Ari Vatanen, Kristian Vigenin, Zbigniew Zaleski, Josef Zieleniec

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Laima Liucija Andrikienė, Giulietto Chiesa, Árpád Duka-Zólyomi, Milan Horáček, Marie Anne Isler Béguin, Georg Jarzembowski, Tunne Kelam, Doris Pack, Antolín Sánchez Presedo, Inger Segelström, Csaba Sándor Tabajdi, Luis Yañez-Barnuevo García