VERSLAG over een Europees havenbeleid

14.7.2008 - (2008/2007(INI))

Commissie vervoer en toerisme
Rapporteur: Josu Ortuondo Larrea

Procedure : 2008/2007(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0308/2008
Ingediende teksten :
A6-0308/2008
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over een Europees havenbeleid

(2008/2007(INI))

Het Europees Parlement,

-     gezien de mededeling van de Commissie genaamd "Mededeling inzake een Europees havenbeleid" (COM(2007)0616),

-     gezien de mededeling van de Commissie genaamd "Naar een toekomstig maritiem beleid voor de Unie: Een Europese visie op de oceanen en zeeën" (COM(2006)0275),

-     onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 juli 2007 over een toekomstig maritiem beleid voor de Europese Unie: Een Europese visie op de oceanen en zeeën[1],

-     onder verwijzing naar zijn resolutie van 11 maart 2008 over een duurzaam Europees vervoersbeleid, rekening houdend met Europees energie- en milieubeleid[2],

-     gelet op Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand[3],

-     gelet op Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna[4],

-     gelet op Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen[5],

-     gelet op Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid[6],

-     gelet op artikel 299, lid 2 van het EG-Verdrag,

-     gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

-     gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme en het advies van de Commissie regionale ontwikkeling (A6-0308/2008),

A.  overwegende dat de toegang tot de markt voor havendiensten een onderwerp is waarover binnen het Parlement debat is gevoerd, naar aanleiding waarvan de Commissie de belanghebbende partijen uitgebreid geraadpleegd heeft,

B.   overwegende dat in bovengenoemde mededeling van de Commissie inzake een Europees havenbeleid geen nieuwe maatregelen worden voorgesteld met betrekking tot de toegang tot de markt voor havendiensten,

C.  overwegende dat de internationale dimensie van deze sector zicht leent voor een Europees havenbeleid op communautair niveau dat inspeelt op de comparatieve geopolitieke voordelen van de Europese havens,

D.  overwegende dat havens niet alleen van groot belang zijn voor de zeescheepvaart, de binnenvaart en het modaal vervoer in Europa, maar dat deze ook een spil vormen in het economisch beleid, zorgen voor werkgelegenheid en bijdragen aan de integratie van de bevolking,

E.   overwegende dat een Europees havenbeleid dat als hoofddoelstellingen heeft om het concurrentievermogen van het maritiem vervoer te vergroten en moderne en kwalitatief hoogwaardige diensten te verschaffen, de volgende vier beginselen zou moeten bevorderen: veiligheid - snelle dienstverlening - lage kosten - zorg voor het milieu,

F.   overwegende dat voor de Europese havens een aantal uitdagingen in het verschiet liggen, in het bijzonder op het gebied van milieu, mondialisering, duurzame ontwikkeling, werkgelegenheid en sociale condities, en met name op terreinen als veiligheid en levenslang leren, financiering, toegang tot de markt en het bestuur, alsook concurrentieverstorende en discriminerende maatregelen van derde landen op relevante geografische markten,

G.  overwegende dat het gezien het tekort in Europa aan gebieden waar de ontwikkeling van havens kan worden gerealiseerd, alsmede de schaarste aan natuurlijke habitats en de kwetsbaarheid daarvan, voor de wetgever van belang is evenwicht en juridische duidelijkheid te verkrijgen ten aanzien van de economische, maatschappelijke en milieuverplichtingen,

H.  overwegende dat de Europese havensector een aanzienlijke diversiteit kent en er in de komende jaren een sterke groei wordt verwacht,

I.    overwegende dat de verbreding van het Panamakanaal waarschijnlijk tot gevolg zal hebben dat de huidige tendens om steeds grotere schepen te gebruiken nog zal worden versterkt,

J.    overwegende dat moderne infrastructuur en effectieve verbindingen met het achterland en eilanden belangrijk zijn voor de havens,

1.   verwelkomt de eerder genoemde mededeling van de Commissie inzake een Europees havenbeleid;

2.   complimenteert de Commissie met de wijze waarop zij te werk is gegaan bij het opstellen van deze mededeling, in het bijzonder voor wat betreft de uitgebreide raadpleging die daarbij heeft plaatsgevonden;

3.   is verheugd dat de Commissie de nadruk legt op het invoeren van ‘zachte wetgeving’, zoals de publicatie van richtsnoeren en het verwijderen van administratieve hindernissen;

4.   herinnert aan het fundamentele belang van de havensector in de Europese Unie, zowel uit economisch, commercieel, maatschappelijk, milieutechnisch als uit strategisch oogpunt;

5.   is van mening dat voor de Commissie een belangrijke rol is weggelegd als het erom gaat ervoor te zorgen dat alle Europese havens hun potentieel volledig kunnen benutten;

6.   verwelkomt het voornemen van de Commissie om richtsnoeren op te stellen betreffende de tenuitvoerlegging van de communautaire milieuwetgeving bij de ontwikkeling van havens en de bijbehorende infrastructuur, met als hoofddoelstelling de bescherming van het mariene milieu en het havengebied; dringt er bij de Commissie op aan deze richtsnoeren vóór het einde van 2008 te publiceren;

7.   is van mening dat havens en natuur op duurzame wijze samen kunnen gaan, aangezien de vernietiging van de natuur vaak leidt tot economische schade aan andere sectoren, zoals het toerisme, de landbouw en de visserij, en nodigt de transportcommissaris daarom uit om bij het opstellen en handhaven van wetgeving en richtsnoeren inzake Europese havens en het milieu nauw samen te werken met de milieucommissaris;

8.   is van oordeel dat het doel van deze richtsnoeren moet zijn de rechtsonzekerheid die bepaalde milieurichtlijnen met zich meebrengen te behandelen, en tegelijkertijd bij het opstellen van milieubeleid daadwerkelijk rekening te houden met het specifieke karakter van de havens in de Unie;

9.   onderstreept dat het noodzakelijk is om de havenautoriteiten en de lokale autoriteiten te betrekken bij het opstellen van de beheersplannen van de stroomgebieden en de zeehavens voor wat betreft de waterkwaliteit, overeenkomstig Richtlijn 2000/60/EG;

10. wijst erop dat de regionale gemeenschappen de inspanningen om de CO2-emissies van schepen en van het vervoer over land en door de lucht te verminderen, moeten steunen door de invoering van beheersplannen voor luchtkwaliteit en overeenkomstig het Marpol-Verdrag en Richtlijn 96/62/EG van de Raad van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit[7];

11. benadrukt dat een geïntegreerd Europees beleid moet worden ontwikkeld door middel van partnerschappen op interinstitutioneel, intersectoraal en multiterritoriaal niveau om het regionaal concurrentievermogen en de territoriale cohesie te versterken, zonder de sociale, de economische, de milieu- en de veiligheidsaspecten van het hele grondgebied uit het oog te verliezen;

12. stelt vast dat de Commissie zich zorgen maakt over de verdeling van de maritieme handelsstromen binnen Europa, en wijst erop dat de havensector een grote diversiteit kent en dat de kleine en middelgrote havens in Europa groeien; is bovendien van mening dat de Commissie rekening moet houden met de belangrijke veranderingen die in het internationale maritieme vervoer verwacht worden als gevolg van de technologische en economische vooruitgang in deze sector, de verbreding van het Panamakanaal en de grotere omvang en capaciteit van de schepen, welke aspecten ongetwijfeld van grote invloed zullen zijn op de sector;

13. vestigt de aandacht op de territoriale dimensie van de ontwikkeling van de Europese havens, en voornamelijk op de noodzaak van een grensoverschrijdende samenwerking en coördinatie tussen de aangrenzende havengebieden; benadrukt het belang van het Europees nabuurschapsbeleid en de regionale strategie voor de Middellandse Zee, de Oostzee en de Zwarte Zee; juicht het voorstel van de Commissie toe om een inventaris op te stellen van de knelpunten tussen de havens van de Europese Unie en de havens van de aangrenzende staten;

14. verzoekt de Commissie om systematisch de ontwikkeling te volgen van nieuwe technologieën en beheersmethoden die internationaal worden toegepast bij haven- en scheepsdiensten, in vracht- en passagiersterminals en in terminals voor transport over land, teneinde op basis hiervan beleid en initiatieven te bevorderen voor het ontwikkelen van communautaire havens en het verbeteren van de efficiency en productiviteit van die havens, ten bate van zowel de havens zelf als hun gebruikers;

15. is van mening dat de technologische veranderingen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de tussenliggende havens het hoofd kunnen bieden aan de uitdagingen van het toegenomen verkeersvolume, grote financiële gevolgen zullen hebben voor de betrokken regio's; is van mening dat deze regio’s hiervoor een beroep moeten kunnen doen op de Europese structuurfondsen, in het bijzonder om de aanschaf van geavanceerde technologische installaties te financieren, banen in innoverende bedrijfstakken te creëren en stedelijke gebieden weer in ere te herstellen nadat de havenactiviteiten naar de buitenkant van de steden zijn verplaatst;

16. is van mening dat de rechtszekerheid van de communautaire wetgeving op maritiem gebied, zoals die voortvloeit uit het internationaal wettelijk kader, afhangt van een snelle goedkeuring van ‘Erika III’, het derde pakket maatregelen op maritiem gebied,

17.  roept de Commissie en de lidstaten op de samenwerking tussen de Europese havens te bevorderen; benadrukt hierbij ook de rol van de havens in de regionale economie van het achterland; benadrukt in dit opzicht dat de harmonieuze ontwikkeling van de havens een sleutelelement is van het geïntegreerd maritiem beleid van de Unie;

18. benadrukt de maatschappelijke en culturele rol van havens voor de bevolking van het achterland, en acht het van wezenlijk belang dat het grote publiek meer bewust wordt gemaakt van het belang van havens voor ontwikkeling;

19. is van mening dat de zeescheepvaart en de binnenvaart niet los kunnen worden gezien van het land- en luchttransport en dat de verbindingen met het achterland van groot belang zijn voor het commerciële succes van een haven en het bijgevolg noodzakelijk is steun te verlenen voor de aanleg en onderlinge verbinding van havens, binnenlandse logistieke platforms en inlandterminals; is in die zin ook van mening dat het wenselijk is dat havens zowel met betrekking tot de trans-Europese vervoernetwerken (TEN-T’s) als bij de toekomstige ‘groene corridors’ van de Gemeenschap in een co-modaal systeem worden opgenomen, waardoor de vervoerscapaciteiten in de kustvaart en de binnenscheepvaart beter benut kunnen worden, evenals de daarbijbehorende verbindingen met vervoerswijzen over land en door de lucht, zodat er uiteindelijk een coherent en authentiek vervoerbeleid ontstaat;

20. steunt daarom de Commissie in haar voornemen om ter gelegenheid van de tussentijdse beoordeling van de TEN-T’s in 2010[8], de verbindingen met het achterland van havens en hun behoeften en gevolgen voor een evenwichtig netwerk van verkeersstromen te beoordelen;

21. is van mening dat een van de doelstellingen van de tussentijdse beoordeling van de TEN-T’s in 2010 moet zijn om de zeescheepvaart en de binnenvaart via de Europese havens met het vervoer over land te integreren;

22. verzoekt de betrokken regionale overheden een beleid voor meer multimodaal vervoer in werking te stellen, zodat er, naast de autosnelwegen, meer verkeer via het spoor en de binnenwateren gaat en een effectieve verbinding ontstaat tussen de havengebieden en de TEN-T’s alsook een effectievere verbinding tussen de havens en het achterland met name door gebruik te maken van het spoor of binnenlandse vaarwegen;

23. stelt vast dat de EU-havens moeten concurreren met havens in derde landen, waarvoor vaak niet dezelfde regels gelden, en dat zij ook te maken hebben met een discriminerend economisch beleid in buurlanden van de EU, bijvoorbeeld via een discriminerend tariefstelsel;

24. verzoekt de Commissie om opnieuw een studie te doen naar de veiligheid in havens en dit keer de kostenstijgingen en de gevolgen daarvan voor het concurrentievermogen van de EU-havens mee te nemen;

25. is ingenomen met het voornemen van de Commissie een inventaris op te maken van de problemen die op dit gebied door de EU-havens worden ondervonden en nodigt de Commissie uit te overwegen een register van deze problemen op te stellen, teneinde de problemen die ontstaan door de concurrentie met niet-EU-havens en als gevolg van concurrentiebeperkende en discriminerende maatregelen van buurlanden van de EU, op specifieke wijze te benaderen;

26. benadrukt de noodzaak van meer samenwerking met derde landen voor het opzetten en uitvoeren van programma’s voor de ontwikkeling, coördinatie en overdracht van knowhow tussen naburige havens;

27. is van oordeel dat de Commissie de mogelijkheid zou moeten bestuderen een communautair programma op te stellen over de vernieuwing van transportschepen, in het bijzonder de schepen bestemd voor de kustvaart en de binnenscheepvaart;

28. is van mening dat nieuwe technologieën, met name op het gebied van de informatica, een sleutelrol spelen voor de EU-havens – die toch al onder druk staan door de concurrentie die zij ondervinden van havens uit derde landen en soms te weinig ruimte hebben om verder te groeien – om hun efficiëntie en rentabiliteit te verbeteren;

29. dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om via de toepasselijke instanties haast te maken met de invoering van systemen voor “loodsen van op afstand”, teneinde in havens en op de redes de efficiency en veiligheid van de verkeersgeleiding te vergroten;

30. moedigt de Commissie aan verder onderzoek en innovatie in deze sector te stimuleren door middel van de kaderprogramma’s van de Unie, en nodigt de Commissie en de lidstaten uit onderzoek te ondersteunen op het gebied van veiligheid, teneinde het aantal ongelukken zoveel mogelijk terug te brengen, alsmede op het gebied van logistiek, met het oog op een betere benutting van de ruimte in de havens, en op milieugebied, om onder andere de CO2-emissie en vervuiling als gevolg van afvallozing te verminderen;

31. verzoekt de Commissie en de lidstaten om ondersteuning van de voorstellen die momenteel voor de Internationale Maritieme Organisatie liggen die ertoe strekken de huidige brandstof vóór 2020 te vervangen door diesel, alsook om ondersteuning van een eventuele uitbreiding van het toepassingsgebied van de regeling voor de emissiehandel tot de maritieme sector;

32. verzoekt de Commissie en de lidstaten om overeenkomstig het bepaalde in het SOLAS-Verdrag (voor de beveiliging van mensenlevens op zee) en het SAR-Verdrag (voor opsporing en redding op zee) actief steun te verlenen voor de continue verbetering van de vloot van opsporings- en reddingsdiensten (SAR) en andere SAR-functies in havens, en de samenwerking tussen maritieme reddingscoördinatiecentra verder te verbeteren;

33. is van mening dat de programma’s “Schoon schip” en “Schone haven” moeten worden uitgebreid;

34. nodigt de Commissie en de sector uit te overwegen stimuleringsmaatregelen aan te nemen die de scheepvaartmaatschappijen aanmoedigen het aantal leeg vervoerde containers terug te brengen en de capaciteit daarvan ten volle te benutten, en initiatieven in die richting (o.a. via onderzoeksprogramma’s) te steunen, rekening houdend met de werkelijke specifieke behoeften van klanten en met de milieuvereisten;

35. staat zeer gunstig tegenover het voornemen van de Commissie om een wetgevingsvoorstel te doen voor de oprichting van een Europese maritieme vervoersruimte zonder grenzen, en is van mening dat het doel van dit voorstel moet zijn een evenwichtige concurrentie tot stand te brengen tussen het maritieme vervoer en het vervoer over land in de Unie;

36. is er derhalve voorstander van dat in de Gemeenschap ingeklaarde goederen worden vrijgesteld van elke douanecontrole wanneer het gaat om maritiem vervoer op de korte vaart binnen de Gemeenschap, en zou eveneens graag zien, voor zover dat mogelijk is, dat er afzonderlijke havengebieden worden gecreëerd voor intracommunautair verkeer en internationaal verkeer, waarbij tevens gezorgd wordt voor vereenvoudiging van het vervoer binnen de interne markt en voor standaardisering en identificatie van speciale containers;

37. verzoekt de Commissie om herziening en verbetering van beleid voor het ontwikkelen en ondersteunen van de korte vaart;

38. nodigt de Commissie uit de mogelijkheid in overweging te nemen één enkel vervoersdocument voor containers in de Gemeenschap in te voeren, teneinde de administratieve procedures te vereenvoudigen;

39. nodigt de Commissie uit studie te verrichten naar de financiële stromen van overheidsinstanties naar de Europese commerciële havens, teneinde eventuele verstoorde concurrentieverhoudingen te kunnen identificeren en in de richtsnoeren inzake overheidssteun duidelijk te maken welk type steun aan havenautoriteiten als overheidssteun moet worden beschouwd; gelooft echter dat overheidsinvesteringen in de ontwikkeling van havens niet als overheidssteun moeten worden beschouwd wanneer deze rechtstreeks bedoeld zijn voor verbetering van het milieu of voor ontlasting van wegen en vermindering van het goederenvervoer over de weg, en zeker niet wanneer het van essentieel belang wordt geacht voor de economische, sociale en territoriale samenhang (bijv. eilanden), tenzij deze steun ten goede komt aan een enkele gebruiker of ondernemer;

40. verzoekt de Commissie richtsnoeren te publiceren betreffende overheidssteun aan havens in 2008; is van mening dat deze richtsnoeren moeten gelden voor het havengebied als zodanig, waarbij een onderscheid moet worden gemaakt tussen toegangs- en verdedigingsinfrastructuur, en projectgerelateerde infra- en suprastructuur, maar niet tussen verschillende categorieën havens;

41. staat achter de bredere toepassing van de transparantievoorschriften van Richtlijn 2006/111/EG van de Commissie van 16 november 2006 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen[9], maar nodigt de Commissie uit te overwegen om een lagere jaarlijkse inkomstendrempel vast te stellen in plaats van een absolute verplichting;

42. neemt in het bijzonder nota van de door de Commissie gemaakte analyse voor wat betreft de havenconcessies en nodigt de Commissie uit rekening te houden met het feit dat de havenautoriteiten op dit gebied belang hebben bij enige flexibiliteit, met name voor wat betreft verlenging van concessies waaraan grote investeringen zijn verbonden, maar is van oordeel dat deze flexibiliteit niet gebruikt mag worden om de concurrentie binnen de havens te beperken;

43. is van mening dat het van het allergrootste belang is de vrijheid van dienstverlening en de specifieke eisen van de havens in evenwicht te houden, en benadrukt dat publiek-private samenwerking nodig is om de havens te moderniseren;

44. moedigt het gebruik aan van de programma’s inzake de Europese territoriale samenwerking in het kader van het cohesiebeleid en van de samenwerkingsprogramma's van het nabuurschapsbeleid en het uitbreidingsbeleid van de EU; moedigt de Commissie, de lidstaten en de betrokken regionale overheden aan om in het kader van de medefinanciering van haveninfrastructuren zoveel mogelijk een grensoverschrijdende strategie toe te passen voor het benutten van de bestaande capaciteiten;

45. ondersteunt ten zeerste de rol van non-profit trusthavens die in lokale handen zijn, en verzoekt lokale, regionale, nationale en Europese overheden met klem om maatregelen te nemen tegen het verval van deze havens, aangezien hun maatschappelijke, recreatieve en toeristische baten voor de omringende gemeenschappen verder reiken dan de economische functie die deze havens in eerste instantie hebben;

46. wijst er met de meeste klem op dat bij alle discussies over het Europese maritieme beleid mee moet spelen dat de Europese pleziervaart een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van de plaatselijke economie omdat de jachthavens enerzijds het achterland promoten en een trekpleister zijn voor toeristen die de haven en zijn omgeving willen ontdekken, maar ook omdat zij een belangrijke bron van inkomsten vormen voor de plaatselijke handelaren;

47. is ingenomen met de nadruk die wordt gelegd op de dialoog binnen de havensector; moedigt de oprichting van een comité voor sociale dialoog aan en is van mening dat dit comité zich zal moeten bezighouden met onderwerpen die de havens aangaan, waaronder ook de rechten van werknemers, de havenconcessies en de ILO-Conventie Nr. 152 van 1979 inzake veiligheid en gezondheid op het werk (dokwerk);

48. benadrukt het belang van bescherming en een zo goed mogelijke opleiding van havenarbeiders; steunt de Commissie in haar wens dat havenarbeiders een wederzijds erkende basiskwalificatie krijgen, teneinde de flexibiliteit in deze sector te ondersteunen; daarvoor dienen om te beginnen de verschillende bestaande systemen voor beroepskwalificaties voor havenarbeiders met elkaar te worden vergeleken; is evenwel van mening dat deze basiskwalificatie niet mag veroorzaken dat het gemiddelde kwalificatieniveau van een havenarbeider in een lidstaat naar beneden gaat;

49. stelt voor het thema beroepskwalificaties en levenslang leren met de sociale partners te bespreken in het toekomstige Europese comité voor sociale dialoog;

50. moedigt de Commissie aan de uitwisseling van goede praktijken in de havensector in zijn algemeenheid te bevorderen, en meer in het bijzonder voor wat betreft innovatie en de opleiding van werknemers, teneinde de kwaliteit van de dienstverlening, het concurrentievermogen en de aantrekkingskracht van de sector voor investeerders te vergroten;

51. verwelkomt het voorstel voor de invoering van de Europese zeevaartdag, op 20 mei, en steunt in het bijzonder de invoering van een "open dag", waardoor het publiek een beter begrip kan krijgen van het werk en het belang van de havensector;

52. verzoekt de Commissie met klem om zich overeenkomstig de resolutie van het Parlement van 8 mei 2008 over de Trans-Atlantische Economische Raad[10] verder in te spannen voor wijziging van Amerikaanse wetgeving die ertoe strekt dat voor de VS bestemde lading voor honderd procent moet worden gecontroleerd, en ervoor te zorgen dat samenwerking plaatsvindt op basis van de wederzijdse erkenning van “geautoriseerde ondernemers”en op basis van de normen die in het kader van de Werelddouaneorganisatie (C-TPAT, SAFE) zijn overeengekomen; verzoekt de Commissie een raming te maken van de kosten voor het bedrijfsleven en de EU-economie van een 100%-controle van voor de VS bestemde zeevrachtcontainers, alsook een beoordeling van de mogelijke effecten op douanewerkzaamheden;

53. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.

  • [1]  Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0343.
  • [2]  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0087.
  • [3]  PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1.
  • [4]  PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.
  • [5]  PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1.
  • [6]  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.
  • [7]  PB L 296 van 21.11.1996, blz. 55.
  • [8]  Zie artikel 19 van Verordening (EG) nr. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie (PB L 162 van 22.6.2007, blz. 1).
  • [9]  PB L 318 van 17.11.2006, blz. 17.
  • [10]  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0192.

TOELICHTING

Context

De onderhavige mededeling van de Commissie is het resultaat van een uitgebreide raadpleging door de Commissie over een Europees havenbeleid. Deze raadpleging heeft plaatsgevonden naar aanleiding van twee weinig succesvolle richtlijnen die op dit gebied zijn opgesteld. De mededeling maakt onderdeel uit van de Europese agenda voor goederenvervoer, die ook mededelingen omvat over een actieplan op logistiek gebied, over een spoorwegnet met voorrang voor goederenverkeer en over snelwegen op zee.

De hevige debatten die over de twee eerdere, onlangs door het Europees Parlement verworpen richtlijnen hebben plaatsgevonden, benadrukken het belang van de havens in Europa. Dat heeft niet alleen met economische factoren te maken, maar ook met de rol van havens binnen de maatschappij. De uitgebreide raadpleging door de Commissie in het kader van de voorbereiding van deze mededeling getuigt van een nieuwe benadering, alsmede van het belang dat de Commissie hecht aan deze sector.

De havensector is een sterk groeiende sector. Het maritieme vervoer is een vervoerswijze die van kritiek belang is voor zowel de Europese handel als de wereldhandel. Bovendien is deze sector uiterst gevoelig voor de mondialisering, die onder andere gekenmerkt wordt door het internationale profiel ervan: bepaalde Europese havenconcessies zijn namelijk in handen van maatschappijen of zelfs havenautoriteiten van derde landen. Zo zijn ook bepaalde Europese havens in beheer van autoriteiten of maatschappijen van derde landen.

De mededeling van de Commissie

De mededeling is onderverdeeld in zes hoofdgebieden. Het eerste gedeelte gaat over de prestaties van de havens en de verbindingen met het achterland. Gezien de groei van de wereldhandel en het gebrek aan ruimte rondom een groot deel van de huidige Europese havens is de beste oplossing om de prestaties van de havens te verbeteren. De verbindingen met het achterland zijn van levensbelang voor een haven. Tijdens het opstellen van dit verslag heeft uw rapporteur de gelegenheid gehad de haven van Antwerpen te bezoeken, welk bezoek hem van het belang van de verbindingen over land heeft overtuigd. De Commissie is van haar kant voornemens deze kwestie betreffende de prestaties aan de autoriteiten van de lidstaten over te laten, alsmede aan de marktwerking. De Commissie wil dit vraagstuk evalueren bij de beoordeling van het trans-Europese vervoersnetwerk in 2010.

Het tweede deel betreft de uitbreiding van de capaciteit van de havens zonder schade aan het milieu aan te brengen. De Commissie herinnert eraan dat de Europese havens niet altijd over een optimale locatie voor hun ontwikkeling beschikken, terwijl die ontwikkeling van levensbelang is voor de maritieme sector. De Commissie erkent dat bepaalde belanghebbenden van mening zijn dat er rechtsonzekerheid heerst omtrent de wetgeving op dit gebied, in het bijzonder voor wat betreft de habitatrichtlijn en de vogelrichtlijn. Om hier een antwoord op te geven is de Commissie voornemens richtsnoeren op te stellen betreffende de toepassing van de communautaire milieuwetgeving op dit vlak.

Het onderwerp afvalverwerking wordt op communautair niveau in Richtlijn 2000/59/EG betreffende havenontvangstvoorzieningen aan de orde gesteld. De Commissie is van mening dat er nog verder werk gemaakt moet worden van de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. De Commissie zal de belanghebbende partijen raadplegen en zal een voorstel doen om het bestaande mechanisme van de richtlijn te verbeteren. Tevens zal zij de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) helpen met het opstellen van maatregelen om de emissie van vervuilende stoffen in de havens te verminderen.

In het deel van de mededeling over modernisering gaat de Commissie in op de door haar verwachte verbetering van de verbindingen tussen wal en schip als gevolg van nieuwe technologische systemen zoals SafeSeaNet, AIS (systeem voor automatische identificatie) en LRIT (identificatie en volgen van schepen over lange afstanden). In zijn initiatiefverslag over de korte vaart (2004/2161(INI)) doet het Europees Parlement de aanbeveling de administratieve procedures te beperken, zonder daarbij de veiligheidsaspecten en de douanecontroles uit het oog te verliezen.

Ook de Commissie wenst de administratieve procedures te beperken en de procedures voor maritiem vervoer op de korte vaart te vereenvoudigen. Nu is het zo dat douanecontrole dient plaats te vinden op maritiem vervoer tussen de lidstaten van de Europese Unie, omdat de Europese havens aan de buitengrenzen van de Unie gelegen zijn. Het maritieme vervoer bevindt zich dus in een ongunstige positie ten opzichte van de andere vervoerswijzen, omdat hiervoor binnen de Unie niet dezelfde regels gelden. De Commissie zal in oktober 2008 een wetgevingsvoorstel doen voor de oprichting van een Europese maritieme vervoersruimte zonder grenzen. Het doel van dit wetgevingsvoorstel is de administratieve handelingen te vereenvoudigen en, indien mogelijk, schepen die in de Gemeenschap ingeklaarde goederen vervoeren, vrij te stellen van deze administratieve handelingen. De Commissie heeft al voorgesteld de douane- en handelsformaliteiten niet langer op papier te vervullen en één loket op te richten voor het indienen van gegevens.

De Commissie wil daarnaast de administratieve procedures voor schepen verbeteren. Zij is voornemens in 2009 een beleidsdocument te publiceren over de ontwikkeling van een "e‑maritime"-programma. Zij hoopt dat de technologische vooruitgang in de informatica- en communicatiesector zal leiden tot een betere efficiëntie in de Europese havens. Zo zal de Commissie in 2009 een reeks generische indicatoren voor alle vervoerswijzen opstellen. Deze indicatoren zijn een praktisch hulpmiddel om kwaliteitsmeting van diensten aan te moedigen, maar ook om de gevolgen van deze vervoerswijze voor het milieu vast te stellen.

Het vierde deel van de mededeling geeft een overzicht van de havenactiviteiten in Europa en de van toepassing zijnde regels. Het doel zou zijn om binnen Europa aan alle havens gelijke kansen te bieden, waarvan in de huidige situatie geen sprake is. Hier moet nog wel op de diversiteit binnen de havensector in Europa worden gewezen, welke diversiteit terug te vinden is in de wijze waarop de autoriteiten van de lidstaten het beheer binnen de sector hebben geregeld. Over dit onderwerp zal de Commissie eveneens in oktober 2008 richtsnoeren vaststellen betreffende overheidssteun aan havens.

Voor wat betreft de rol van de havenautoriteiten schetst de Commissie de diversiteit binnen deze sector. Zij legt uit dat de Europese havens worden beheerd door hetzij strikt private ondernemingen, hetzij publieke entiteiten of ondernemingen. De Commissie is echter niet voornemens de diverse praktijken binnen deze sector voor wat betreft de goederenafhandelingsdiensten en de technisch-nautische diensten te harmoniseren. De Commissie herinnert eraan dat de Verdragsregels, en met name de bepalingen inzake mededinging en de interne markt, van toepassing zijn op het verlenen van diensten van algemeen economisch belang, alsmede de regels van de interne markt betreffende de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverlening.

Om de transparantie in de havensector te verbeteren wil de Commissie de in Richtlijn 2006/111/EG vastgestelde bepalingen inzake transparantie zonder uitzondering uitbreiden tot alle commerciële havens. Thans is deze richtlijn alleen van toepassing op havens met een jaaromzet van meer dan 40 miljoen euro.

Voor wat betreft de havenconcessies benadrukt de Commissie het feit dat hierop de regels en beginselen van het Verdrag van toepassing zijn. Zij haalt op dit punt de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen aan, waaruit blijkt dat wanneer concessies worden verleend, de verplichtingen inzake transparantie en mededingen op deze concessieovereenkomsten van toepassing zijn. Ook kunnen op grond van deze jurisprudentie de aanbestedingsprocedures op onpartijdigheid/neutraliteit worden getoetst. In het kader van de concurrentie op dit gebied moet de duur van de concessieovereenkomsten zodanig worden gekozen dat de vrije mededinging niet wordt beperkt. Toch moet rekening worden gehouden met het risico dat een concessiehouder neemt (afschrijven op investeringen), en moet hem de mogelijkheid worden geboden om te zorgen voor een redelijke vergoeding. De kwestie betreffende de verlenging van concessies is niet onbelangrijk. Hier wordt impliciet op de noodzaak tot mededinging gedoeld, maar de havenautoriteiten zouden uiteraard graag zien dat een aflopende concessieovereenkomst via een vereenvoudigde administratieve procedure kan worden verlengd.

Daarnaast wil de Commissie helpen bij het verspreiden van beste praktijken op het gebied van transparantie van havengelden en een inventaris opmaken van de problemen die de Europese havens ondervinden met de havens uit derde landen. Zoals hiervoor reeds is aangegeven, zijn de havens uit buurlanden vaak niet gebonden aan dezelfde regels en eisen als de Europese havens, waardoor zij in een voordelige positie kunnen verkeren ten opzichte van de Europese havens.

Het vijfde deel gaat over de verbindingen tussen havens en steden. De Commissie herinnert eraan dat zij heeft voorgesteld een Europese maritieme dag te organiseren. Bovendien wil de Commissie voorstellen een open dag te houden om het publiek uit te nodigen de havens te ontdekken en meer te leren over de rol daarvan binnen de maatschappij. De Commissie zal nagaan welke financieringsbronnen beschikbaar zijn om de integratie van de havens in de steden waaraan zij gelegen zijn te verbeteren. De Commissie overweegt eveneens na te gaan welk effect de huidige beveiligingsmaatregelen hebben, teneinde deze beter te laten samengaan met de toegankelijkheid van de havengebieden.

Tot slot gaat de Commissie in het laatste deel van de mededeling in op de werkzaamheden in de havens. Zij zal de oprichting van een Europees comité voor sectoriële dialoog binnen de havensector aanmoedigen. De Commissie zal ook een voorstel doen voor een wederzijds erkend kader voor de opleiding van havenarbeiders. Voor wat betreft de veiligheid en gezondheid op het werk herinnert de Commissie aan de bestaande regels en aan vorige mededelingen van de Commissie over dit onderwerp. Zij zal erop toezien dat de bestaande regels worden nageleefd en de statistieken over ongevallen worden bijgehouden via Eurostat.

Het advies van uw rapporteur - hoofdpunten

Uw rapporteur staat positief tegenover de mededeling van de Commissie. In de ontwerpresolutie van het Europees Parlement wordt in het bijzonder het belang van deze sector in Europa benadrukt, alsmede de diversiteit daarvan.

Voor wat betreft de publicatie van richtsnoeren over de tenuitvoerlegging van de communautaire milieuwetgeving in deze sector wordt in het verslag gewezen op het belang van een gemeenschappelijke visie op milieu en havenontwikkeling. Het is nodig rekening te houden met de specifieke kenmerken van de havensector wanneer milieubeleid in wetgeving wordt omgezet.

De verbindingen met het hinterland vertegenwoordigen een aanzienlijk belang voor de havens en de ontwikkeling daarvan. Een haven met een gunstige ligging kan zijn potentieel niet benutten wanneer er geen goede verbindingen voorhanden zijn. Bovendien moet het maritieme vervoer op dezelfde wijze behandeld worden als de andere vervoerswijzen. Uw rapporteur nodigt de Commissie daarom uit in haar voorstel over maritiem vervoer zonder grenzen gelijke voorwaarden voor deze sector te creëren. Het maritieme vervoer op de korte vaart in Europa moet niet in een nadelige positie verkeren en in de Gemeenschap ingeklaarde goederen zouden niet opnieuw aan een douanecontrole in Europa onderworpen moeten worden.

Voor wat betreft de technologie wordt in het verslag de belangrijke rol van nieuwe technologieën in deze sector onderstreept. De nieuwe technologieën kunnen de havens de mogelijkheid bieden de druk te weerstaan die zij ondervinden als gevolg van de concurrentie met havens uit derde landen en het gebrek aan ruimte om zich verder te ontwikkelen, en zo hun efficiëntie en rentabiliteit te vergroten. De concurrentie met de havens uit derde landen is een bron van zorg, omdat deze havens niet aan dezelfde regels en verplichtingen zijn gebonden als onze Gemeenschap, en zij dus voordeel kunnen ondervinden van het feit dat op hen soepelere wetgeving inzake overheidssteun of milieu van toepassing is.

ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (16.4.2008)

aan de Commissie vervoer en toerisme

inzake een Europees havenbeleid
(2008/2007(INI))

Rapporteur voor advies: Pierre Pribetich

SUGGESTIES

De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie vervoer en toerisme onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  steunt de wens van de Commissie om de Europese havens bij te staan in hun zoektocht naar modernisering waarbij rekening wordt gehouden met het milieu, door voorrang te geven aan stimuleringsmaatregelen door middel van richtsnoeren in plaats van door te proberen een gereglementeerde harmonisatie te bewerkstelligen die als gevolg van de zeer uiteenlopende praktijksituaties van de Europese havens moeilijk toepasbaar zou zijn; hoopt dat zulke richtsnoeren ertoe leiden dat havens meer rechtszekerheid krijgen om de nodige investeringen te doen om tegemoet te komen aan de verwachtte toename van het zeevervoer; roept daarom de Commissie en de lidstaten op de samenwerking tussen de Europese havens te bevorderen; benadrukt hierbij ook de rol van de havens in de regionale economie van het achterland; benadrukt in dit opzicht dat de harmonieuze ontwikkeling van de havens een sleutelelement is van het geïntegreerd maritiem beleid van de Unie;

2.  benadrukt dat een geïntegreerd Europees beleid moet worden ontwikkeld door middel van partnerschappen op interinstitutioneel, intersectoraal en multiterritoriaal niveau om het regionaal concurrentievermogen en de territoriale cohesie te versterken, zonder de sociale en economische aspecten, en de milieu- en veiligheidsaspecten van het hele grondgebied uit het oog te verliezen;

3.  benadrukt dat de Commissie de belanghebbende partijen en de steden dient te helpen bij het tot stand brengen van een gestructureerde dialoog teneinde het imago van de havens te verbeteren en te zorgen voor een betere integratie van de havens in hun steden en het stadsleven; benadrukt dat het er immers om gaat het duurzame karakter van de havenactiviteiten te waarborgen; merkt ook op dat de mix van wonen en werken een goede zaak is voor de duurzaamheid (minder verkeer) en leefbaarheid van de steden en omliggende regio's;

4.  vestigt de aandacht op de territoriale dimensie van de ontwikkeling van de Europese havens, en voornamelijk op de noodzaak van een grensoverschrijdende samenwerking en coördinatie tussen de aangrenzende havengebieden; benadrukt het belang van het Europees nabuurschapsbeleid en de regionale strategie voor de Middellandse Zee, de Oostzee en de Zwarte Zee; juicht het voorstel van de Commissie toe om een inventaris op te stellen van de knelpunten tussen de havens van de Europese Unie en de havens van de aangrenzende staten;

5.  herinnert eraan dat de grootste havens van de Unie over het algemeen goed geoutilleerd en efficiënt zijn, maar dat er niettemin nog steeds aanzienlijke verschillen bestaan op het gebied van uitrusting en technologie tussen de havens van de nieuwe en de oude lidstaten;

6.  is van mening dat de technologische veranderingen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de tussenliggende havens het hoofd kunnen bieden aan de uitdagingen van het toegenomen verkeersvolume, grote financiële gevolgen zullen hebben voor de betrokken regio's; is van mening dat deze regio’s hiervoor een beroep moeten kunnen doen op de Europese structuurfondsen, in het bijzonder om de aanschaf van geavanceerde technologische installaties te financieren, banen in innoverende bedrijfstakken te creëren en stedelijke gebieden weer in ere te herstellen door de havenactiviteiten naar de buitenkant van de steden te verplaatsen;

7.  moedigt tegelijkertijd het gebruik aan van de programma’s inzake de Europese territoriale samenwerking in het kader van het cohesiebeleid en van de samenwerkingsprogramma's van het nabuurschapsbeleid en het uitbreidingsbeleid van de EU; moedigt de Commissie, de lidstaten en de betrokken regionale overheden aan om in het kader van de medefinanciering van haveninfrastructuren zoveel mogelijk een grensoverschrijdende strategie toe te passen voor het benutten van de bestaande capaciteiten;

8.  juicht het voorstel van de Commissie toe om op Gemeenschapsniveau een aantal gemeenschappelijke eisen te definiëren op het gebied van beroepsopleiding voor havenarbeiders met als doel hun mobiliteit te verhogen door de wederzijdse erkenning van hun opleiding en van de harmonieuze ontwikkeling van de havens;

9.  verzoekt de betrokken territoriale gemeenschappen een beleid voor meer multimodaal vervoer in werking te stellen, zodat er, naast de autosnelwegen, meer verkeer via het spoor en de binnenwateren gaat en een effectieve verbinding ontstaat tussen de havengebieden en de trans-Europese vervoersnetwerken alsook een effectievere verbinding tussen de havens en het achterland met name door gebruik te maken van het spoor of binnenlandse vaarwegen, en roept de Commissie op om de 2010 - 'mid term review' aan te wenden om meer middelen te creëren, zodat meer gebruik kan worden gemaakt van de tussenliggende havens door de goederen eerst te lossen en dan met kleinere schepen naar kleinere havens, en dus zo dicht mogelijk bij de eindbestemming, te vervoeren, waardoor de grootste havens en de streek daaromheen worden ontlast; benadrukt daarom het nut van een betere diversificatie van de losplaatsen om het wegverkeer aanzienlijk te verminderen en een oplossing te bieden voor het terugkerende probleem van de congestie in de buurt van havens; verzoekt om terzelfder tijd en bij de planning van havenuitbreidingen nauwkeurig te onderzoeken of deze kleinere losplaatsen die dichter bij de eindbestemming liggen, de toename van het aantal lossingen wel aankunnen, ook op het gebied van hun infrastructuur en verkeersassen, zodat het probleem niet wordt verschoven naar andere havengebieden;

10. onderstreept dat het noodzakelijk is om, overeenkomstig de kaderrichtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid[1], de havenautoriteiten en de lokale autoriteiten te betrekken bij het opstellen van de beheersplannen van de stroomgebieden en de zeehavens voor wat betreft de waterkwaliteit; wijst erop dat de territoriale gemeenschappen de inspanningen om de CO2-emissies van schepen en van het vervoer over land en door de lucht te verminderen, moeten steunen door de invoering van beheersplannen voor luchtkwaliteit en overeenkomstig het Marpol-Verdrag en de kaderrichtlijn 96/62/EG van de Raad van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit [2];

11. verzoekt om de oprichting van een communautair netwerk voor de uitwisseling van de optimale werkwijzen tussen de havens van de Unie; verzoekt de regionale organisaties waarvan lidstaten van de Unie en derde landen deel uitmaken, zoals de Organisatie voor Economische Samenwerking in het Zwarte-Zeegebied, procedures en bijbehorende praktijken goed te keuren om de regionale handel te bevorderen en de kosten te verlagen;

12. wenst zeker eraan te herinneren dat bij gesprekken over het Europese maritieme beleid de Europese pleziervaart een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van de plaatselijke economie omdat de jachthavens enerzijds het achterland promoten en een trekpleister zijn voor toeristen die de haven en zijn omgeving willen ontdekken, maar ook omdat zij een belangrijke bron van inkomsten vormen voor de plaatselijke handelaren.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

8.4.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

48

0

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Emmanouil Angelakas, Stavros Arnaoutakis, Elspeth Attwooll, Rolf Berend, Jana Bobošíková, Victor Boştinaru, Antonio De Blasio, Petru Filip, Gerardo Galeote, Iratxe García Pérez, Eugenijus Gentvilas, Gábor Harangozó, Filiz Hakaeva Hyusmenova, Mieczysław Edmund Janowski, Rumiana Jeleva, Gisela Kallenbach, Tunne Kelam, Evgeni Kirilov, Miloš Koterec, Constanze Angela Krehl, Sérgio Marques, Miroslav Mikolášik, James Nicholson, Jan Olbrycht, Maria Petre, Markus Pieper, Pierre Pribetich, Elisabeth Schroedter, Grażyna Staniszewska, Catherine Stihler, Margie Sudre, Kyriacos Triantaphyllides, Lambert van Nistelrooij, Vladimír Železný

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Bernadette Bourzai, Jan Březina, Brigitte Douay, Den Dover, Emanuel Jardim Fernandes, Francesco Ferrari, Madeleine Jouye de Grandmaison, Ramona Nicole Mănescu, Ljudmila Novak, Mirosław Mariusz Piotrowski, Zita Pleštinská, Samuli Pohjamo, Manfred Weber

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Jean-Paul Gauzès, Jacques Toubon

  • [1]  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.
  • [2]  PB L 296 van 21.11.1996, blz. 55.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

24.6.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

41

0

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Gabriele Albertini, Inés Ayala Sender, Etelka Barsi-Pataky, Michael Cramer, Luis de Grandes Pascual, Arūnas Degutis, Christine De Veyrac, Petr Duchoň, Saïd El Khadraoui, Robert Evans, Francesco Ferrari, Brigitte Fouré, Mathieu Grosch, Georg Jarzembowski, Timothy Kirkhope, Dieter-Lebrecht Koch, Jaromír Kohlíček, Bogusław Liberadzki, Eva Lichtenberger, Seán Ó Neachtain, Josu Ortuondo Larrea, Paweł Bartłomiej Piskorski, Reinhard Rack, Brian Simpson, Renate Sommer, Dirk Sterckx, Silvia-Adriana Ţicău, Yannick Vaugrenard

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Margrete Auken, Philip Bradbourn, Nathalie Griesbeck, Lily Jacobs, Elisabeth Jeggle, Maria Eleni Koppa, Helmuth Markov, Rosa Miguélez Ramos, Vural Öger, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Corien Wortmann-Kool

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Ioannis Gklavakis, Helmut Kuhne, Maria Petre