VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de behandeling van verzekerings- en financiële diensten
15.9.2008 - (COM(2007)0747 – C6‑0473/2007 – 2007/0267(CNS)) - *
Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Joseph Muscat
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de behandeling van verzekerings- en financiële diensten
(COM(2007)0747 – C6‑0473/2007 – 2007/0267(CNS))
(Raadplegingsprocedure)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2007)0747),
– gelet op artikel 93 van het EGVerdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6‑0473/2007),
– gelet op artikel 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A6‑0344/2008),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG‑Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;
3. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;
4. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;
5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Amendement 1 Voorstel voor een richtlijn - wijzigingsbesluit Overweging 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(1) De financiëledienstensector levert een belangrijke bijdrage aan de groei, het concurrentievermogen en de werkgelegenheid, maar kan zijn rol slechts vervullen wanneer op de interne markt neutrale concurrentievoorwaarden heersen. Er moet worden voorzien in een kader dat rechtszekerheid biedt voor de btw-behandeling van financiële producten en van de verkoop en het beheer van die producten. |
De financiëledienstensector levert een belangrijke bijdrage aan de groei, het concurrentievermogen en de werkgelegenheid, maar kan zijn rol slechts vervullen wanneer op de interne markt neutrale concurrentievoorwaarden heersen. Er moet worden voorzien in een kader dat dergelijke neutrale voorwaarden biedt met betrekking tot de btw-behandeling van financiële producten en van de verkoop en het beheer van die producten. | |||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Rechtszekerheid wordt behandeld in de tweede overweging. De eerste overweging betreft het neutraliteitsbeginsel en de totstandbrenging van gelijke mededingingsvoorwaarden op de interne markt. | ||||||||||||||||
Amendement 2 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 2 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(2) De bestaande btw-vrijstellingsregels voor financiële en verzekeringsdiensten die zijn vastgesteld in Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, zijn achterhaald en worden op uiteenlopende wijze uitgelegd en toegepast. De complexiteit van de regelgeving en de verschillen in administratieve praktijken veroorzaken rechtsonzekerheid bij de marktdeelnemers en de belastingautoriteiten. Deze onzekerheid heeft aanleiding gegeven tot talrijke geschillen en heeft de administratieve lasten verhoogd. Er moet derhalve worden verduidelijkt welke verzekerings- en financiële diensten zijn vrijgesteld, om aldus meer rechtszekerheid te creëren en de administratieve lasten voor de marktdeelnemers en de autoriteiten te verminderen. |
(2) De bestaande btw-vrijstellingsregels voor financiële en verzekeringsdiensten die zijn vastgesteld in Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, zijn achterhaald en worden op uiteenlopende wijze uitgelegd en toegepast. De complexiteit van de regelgeving en de verschillen in administratieve praktijken veroorzaken rechtsonzekerheid bij de marktdeelnemers en de belastingautoriteiten en zorgen ervoor dat niet alle marktdeelnemers dezelfde uitgangspositie hebben. Deze onzekerheid heeft aanleiding gegeven tot talrijke geschillen en heeft de administratieve lasten verhoogd. Er moet derhalve worden verduidelijkt welke verzekerings- en financiële diensten zijn vrijgesteld, om aldus meer rechtszekerheid en een gelijke uitgangspositie voor alle marktdeelnemers in de EU te creëren en de administratieve lasten voor de marktdeelnemers en de autoriteiten te verminderen. | |||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Het is van belang te onderstrepen dat met de richtlijn gestreefd wordt naar een gelijke uitgangspositie in de Europese Unie voor alle marktdeelnemers en lidstaten. | ||||||||||||||||
Amendement 3 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 5 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(5) Bemiddeling bij verzekeringsdiensten en bemiddeling bij financiële diensten vereisen vergelijkbare werkwijzen. Daarom moeten beide vormen van bemiddeling op dezelfde wijze worden behandeld. |
(5) Bemiddeling bij verzekeringsdiensten en bemiddeling bij financiële diensten vereisen vergelijkbare werkwijzen. Daarom moeten beide vormen van bemiddeling op dezelfde wijze worden behandeld, met inbegrip van bemiddeling door een bemiddelaar die niet via een overeenkomst gebonden is aan of rechtstreeks contact heeft met een van de partijen bij een financiële of verzekeringstransactie tot de sluiting waarvan de bemiddelaar heeft bijgedragen. Daarbij omvat de belastingvrijstelling uniform alle activiteiten, met inbegrip van alle activiteiten waarmee de sluiting van een contract wordt voorbereid en nadien afgerond, die kenmerkend zijn voor een verzekeringsbemiddelaar of financiële bemiddelaar. | |||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Dit amendement dient om duidelijk te maken dat de vrijstelling op het gebied van de verzekeringsbemiddeling ten opzichte van de thans geldende wettelijke voorschriften niet beperkt mag worden. Optreden tegenover de individuele partijen die bij het contract betrokken zijn is daarbij niet dwingend noodzakelijk. Door de verduidelijking wordt de formulering bovendien aangepast aan artikel 2, punt 1, van richtlijn 2002/92/EG betreffende verzekeringsbemiddeling, die ook uitgaat van een ruime opvatting van het begrip “bemiddeling”. | ||||||||||||||||
Amendement 4 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 5 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(5 bis) Het is passend dat activiteiten voor het beheer van investeringsfondsen onder de vrijstelling blijven vallen indien deze worden uitgevoerd door marktdeelnemers die tevens derden zijn. | |||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Dit aspect komt aan de orde in artikel 135, lid 1bis, maar er is geen expliciete verwijzing naar diensten voor het beheer van fondsen die door een derde worden uitgevoerd. Met de nieuwe overweging worden twijfels weggenomen over de vraag of de vrijstelling voor derden ook geldt voor diensten voor fondsenbeheer. | ||||||||||||||||
Amendement 5 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 7 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
(7) Verzekerings- en financiëledienstverleners kunnen steeds vaker de voorbelasting op de door hen ingekochte prestaties precies toerekenen aan de te belasten diensten die zij verrichten. Wanneer deze diensten op een vergoeding zijn gebaseerd, kan de maatstaf van heffing voor deze diensten gemakkelijk worden bepaald. Daarom moeten ook deze marktdeelnemers de mogelijkheid krijgen om voor belastingheffing te kiezen. |
(7) Verzekerings- en financiëledienstverleners kunnen steeds vaker de voorbelasting op de door hen ingekochte prestaties precies toerekenen aan de te belasten diensten die zij verrichten. Wanneer deze diensten op een vergoeding zijn gebaseerd, kan de maatstaf van heffing voor deze diensten gemakkelijk worden bepaald. Daarom moeten ook deze marktdeelnemers de mogelijkheid krijgen om voor belastingheffing te kiezen zodat de bezorgdheid over dubbele belastingheffing wordt weggenomen die eventueel kan ontstaan als een dergelijke belastingheffing wordt gecoördineerd met nationale belastingen op verzekerings- en financiële diensten. | |||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Hoewel de BTW-optie op belasting en van het betrokken land afhankelijke belastingen op verzekerings- en financiële diensten idealiter in een BTW-richtlijn zouden moeten worden opgenomen, getuigt het van ambitie om op Europees niveau een onderwerp aan te pakken dat verband houdt met de soevereiniteit op belastingterrein van de lidstaten en dat niet direct in de toepassingssfeer van de BTW ligt. Toch is een dergelijke verwijzing in de preambule van de BTW-richtlijn van fundamenteel belang en ook nuttig, niet alleen om het definitieve BTW-systeem aan te kaarten en tot een bepaalde mate van harmonisering van de BTW-optie op belasting te komen, maar ook om dit onderwerp op de ECONFIN-agenda te krijgen. | ||||||||||||||||
Amendement 6 Voorstel voor een richtlijn - wijzigingsbesluit Overweging 8 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
|
(8 bis) De Raad dient er bij de vaststelling van maatregelen inzake het keuzerecht voor belasting overeenkomstig richtlijn 2006/112/EG op toe te zien dat zij overal in de interne markt op gelijke wijze worden toegepast. In afwachting van de vaststelling van deze voorschriften door de Raad moeten lidstaten de nauwkeurig omschreven regels kunnen vastleggen voor toepassing van het alternatief. Lidstaten delen aan de Commissie zes maanden vóór vaststelling ontwerpmaatregelen op dit gebied mede. In deze periode beoordeelt de Commissie de ontwerpmaatregelen en zij publiceert een aanbeveling. | |||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Ten gevolge van de te onduidelijke formulering van artikel 137 bis moet een overweging worden ingelast om ervoor te zorgen dat de Raad een uniform voorschrift vaststelt dat versplintering van de markt voorkomt. | ||||||||||||||||
Amendement 7 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 – letter a Richtlijn 2006/112/EC Artikel 135 – lid 1 – letter a | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Wanneer “herverzekering” in de toepassingssfeer in brede zin van de vrijstellingsbepaling voor “verzekering” wordt opgenomen, kan er bij verwijzing naar bepalingen voor herverzekeringen bij wetgevingsvoorstellen systematisch naar “verzekering” worden verwezen, waarbij aan de benadering die al in de voorstellen werd gevolgd kan worden vastgehouden. | ||||||||||||||||
Amendement 8 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 – letter a Richtlijn 2006/112/EG Artikel 135 – lid 1 – letter d | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
De afschaffing van dit belastingvrijstellingsvoorschrift zou ertoe leiden dat over alle verkopen van vorderingen omzetbelasting zou moeten worden betaald, wat ernstige consequenties zou hebben, vooral ook op de markt voor ABS (asset-backed securities) in Duitsland. Dan zou namelijk over de verkoop van de vordering van de crediteur aan de voor de investeringsdoeleinde opgerichte onderneming omzetbelasting moeten worden betaald, evenals over de inning van de vordering of het beheer van de vordering door de crediteur, als bijkomende prestaties bij de verkoop van de vordering. | ||||||||||||||||
Amendement 9 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 – letter a Richtlijn 2006/112/EG Artikel 135 – lid 1 – letter e | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
De formulering “omzet bij transacties met effecten“ is beter omdat effectentransacties als overige prestaties en niet als leveranties gekwalificeerd moeten worden. | ||||||||||||||||
Amendement 10 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 – letter a Richtlijn 2006/112/EG Artikel 135 – lid 1 – letter g bis (nieuw) | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Derivaten moeten, los van de onderliggende waarde, vrijgesteld worden van omzetbelasting. De plicht tot betaling van omzetbelasting kan pas ingaan als de uitvoering van een transactie leidt tot omzet waarover belasting moet worden betaald. | ||||||||||||||||
Amendement 11 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 – letter b Richtlijn 2006/112/EG Artikel 135 – lid 1 bis | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Amendement 12 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 2 Richtlijn 2006/112/EC Artikel 135 bis – punt 1 | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Bij de definitie van de transacties die vrijgesteld zijn moet nadrukkelijk rekening worden gehouden met zowel co-verzekering als risicopooling en groepsverzekering, aangezien deze polissoorten alle veel gebruikt worden in de verzekeringssector om dekking voor bepaalde risicocategorieën te verlenen. | ||||||||||||||||
Amendement 13 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 2 Richtlijn 2006/112/EG Artikel 135 bis – punt 8 – inleidende formule | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
De formulering is beter omdat effectentransacties als overige prestaties en niet als leveranties gekwalificeerd moeten worden. | ||||||||||||||||
Amendement 14 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 2 Richtlijn 2006/112/EC Artikel 135 bis – punt 8 – letter c | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Met het amendement wordt de definitie van “investeringsfondsen” verruimd. De verandering van punt c) betekent dat belegging in fondseenheden (of het bij het fonds in kwestie nu om effecten, onroerend goed of pensioenfondsen gaat) onder de van kracht zijnde vrijstellingsregelingen blijven vallen. | ||||||||||||||||
Amendement 15 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 2 Richtlijn 2006/112/EC Artikel 135 bis – punt 8 – letter c bis (nieuw) | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Het bovenstaande punt c bis) is opgenomen om onder de vrijgestelde financiële diensten ook transacties in afgeleide financiële instrumenten en de bijbehorende opties te laten vallen. De definitie bestrijkt alle contant vereffende derivaten, ongeacht de aard van de onderliggende activa (grondstoffen en/of financiële instrumenten). | ||||||||||||||||
Amendement 16 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 2 Richtlijn 2006/112/EC Artikel 135 bis – punt 9 | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Amendement 17 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 2 Richtlijn 2006/112/EC Artikel 135 bis – punt 10 | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Het voorstel dwingt de beheerders van investeringsfondsen ertoe, de BTW-status te controleren van de activa waarin zij het kapitaal van hun investeerders beleggen. Deze definitie is te beperkend in vergelijking met de in de bedrijfstak algemeen aanvaarde. In het amendement wordt voorgesteld de definitie van beleggingsfonds te gebruiken die de Commissie zelf gebruikt in het witboek over de verbetering van het kader voor de interne markt voor beleggingsfondsen Door bij de definitie ook pensioenfondsen en vehikels voor het beheer en de uitvoering van collectieve pensioenvoorzieningen te betrekken wordt er een gelijke uitgangspositie voor iedereen geschapen en worden vervalsingen vermeden. | ||||||||||||||||
Amendement 18 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 2 Richtlijn 2006/112/EC Artikel 135 bis – punt 11 | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
“Adviserend” of “adviesdiensten” moet worden opgenomen om onder de definitie ook de diensten te laten vallen die een derde adviseur levert welke investeringsbeslissingen neemt op basis van de volledige inachtneming van de regelgeving en de fondsvoorschriften, waarna hij de fondsbeheerder dienovereenkomstig adviseert. Nog een reden om dit soort investeringsadvies aan de fondsbeheerder vrij te stellen is dat de optredende BTW-kosten anders uiteindelijk aan de investeerder in rekening worden gebracht. | ||||||||||||||||
Amendement 19 Voorstel voor een richtlijn - wijzigingsbesluit Artikel 1 - punt 3 Richtlijn 2006/112/EG Artikel 137 – lid 1 – letter a | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Zie de amendementen 3 en 4. Daar het recht om te kiezen voor belastingheffing uitsluitend geldt voor B-B-transacties, moet voor B-C-transacties de huidige regel van kracht blijven. | ||||||||||||||||
Amendement 20 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 Richtlijn 2006/112/EG Artikel 137 bis – lid 1 | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Amendement 21 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 Richtlijn 2006/112/EC Artikel 137 bis – lid 1 bis (nieuw) | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Betere wetshandhaving en een raadgevende rol voor het Europees Parlement. | ||||||||||||||||
Amendement 22 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 Richtlijn 2006/112/EC Artikel 137 bis – lid 2 | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Amendement 23 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 Richtlijn 2006/112/EG Artikel 137 ter – punt 1 | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Opdat de kostenverdelingsregeling ook werkelijk tot de vooruitgang voor de interne markt kan leiden waarop gehoopt wordt, moeten met name twee aspecten van de regeling worden veranderd. 1. ook niet de EU gevestigde ondernemingen moeten lid kunnen worden van een dergelijk samenwerkingsverband. 2. het moet mogelijk zijn dat dergelijke samenwerkingsverbanden aan derden diensten kunnen verlenen op basis van algemene omzetbelastingtechnische beginselen zonder dat daardoor hun principiële belastingvrijstelling in het geding komt. | ||||||||||||||||
Amendement 24 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 Richtlijn 2006/112/EG Artikel 137 ter – punt 3 | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Amendement 25 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 Richtlijn 2006/112/EG Artikel 137 ter – punt 4 | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Opdat de kostenverdelingsregeling ook werkelijk tot de vooruitgang voor de interne markt kan leiden waarop gehoopt wordt, moeten met name twee aspecten van de regeling worden veranderd. 1. ook niet de EU gevestigde ondernemingen moeten lid kunnen worden van een dergelijk samenwerkingsverband. 2. het moet mogelijk zijn dat dergelijke samenwerkingsverbanden aan derden diensten kunnen verlenen op basis van algemene omzetbelastingtechnische beginselen zonder dat daardoor hun principiële belastingvrijstelling in het geding komt. | ||||||||||||||||
Amendement 26 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 Richtlijn 2006/112/EG Artikel 137 ter – punt 5 | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Opdat de kostenverdelingsregeling ook werkelijk tot de vooruitgang voor de interne markt kan leiden waarop gehoopt wordt, moeten met name twee aspecten van de regeling worden veranderd. 1. ook niet de EU gevestigde ondernemingen moeten lid kunnen worden van een dergelijk samenwerkingsverband. 2. het moet mogelijk zijn dat dergelijke samenwerkingsverbanden aan derden diensten kunnen verlenen op basis van algemene omzetbelastingtechnische beginselen zonder dat daardoor hun principiële belastingvrijstelling in het geding komt. | ||||||||||||||||
Amendement 27 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 4 bis (nieuw) Richtlijn 2006/112/EC Artikel 169 – letter c | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Om te zorgen voor een gelijke uitgangspositie voor de sectoren banken, verzekeringen en fondsen moeten beheersdiensten voor investeringsfondsen die aan derde landen worden geleverd ook voor BTW-aftrek in aanmerking komen. | ||||||||||||||||
Amendement 28 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 2 – lid 1 – alinea 1 | ||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2009 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn. |
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan deze richtlijn te voldoen, en zien erop toe dat de eindconsument gebaat zal zijn bij de herstructurering van de huidige BTW-regeling. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn. | |||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||
Elk economisch besluit moet gebaseerd worden op een heldere en cijfermatige analyse van het onderliggende thema. De Commissie moet een dergelijk onderzoek doen, waarmee moet worden aangetoond dat de gemiddelde klant voordeel zal hebben van een wijziging van de huidige BTW-regeling voor financiële diensten. Bij dit onderzoek moet ook worden gekeken naar de huidige omvang van de bijkomende diensten die steeds meer naar lagelonenlanden worden uitbesteed en naar de eventuele toeneming van uitbestede, bijkomende en aanvullende diensten die voor een vergroting van de BTW-vrijstelling in de sector financiële diensten zorgen. |
TOELICHTING
Achtergrond
Dit voorstel is de eerste poging van de Commissie om een stuk wetgeving te actualiseren en in overeenstemming met de economische realiteit te brengen, dat de afgelopen dertig jaar vrijwel ongewijzigd is gebleven. Sinds 1977 zijn de meeste financiële diensten, met inbegrip van verzekeringen en het beheer van beleggingsfondsen, vrijgesteld van BTW. Hoewel de exacte redenen voor de vrijstelling nooit helder zijn geformuleerd,[1] lijkt de hoofdreden te schuilen in de technische complexiteit van het belasten van financiële diensten. Als complement van deze vrijstelling kan BTW die betaald is om de vrijgestelde diensten te kunnen leveren niet worden teruggevorderd; deze voorbelasting wordt daarom wel niet-invorderbare, ingebedde of "verborgen BTW" genoemd.
Toen de oorspronkelijke wetgeving werd aangenomen (1977) beheerden financiële en verzekeringsinstellingen het grootste deel van hun eigen administratieve en ondersteunende activiteiten lokaal. Instellingsstructuren hadden een nationale basis en waren voornamelijk gericht op het bedienen van binnenlandse markten. Dit landschap is sindsdien radicaal veranderd. De belangrijkste kenmerken van deze evolutie zijn een trend naar grensoverschrijdende consolidatie binnen de Gemeenschap en de groei van de uitbestede diensten. Deze ontwikkelingen zijn niet alleen het gevolg van de globalisering van de markt maar bovenal de uitkomst van de succesvolle uitvoering van het Actieplan Financiële diensten (APFD), dat heeft geleid tot de ontmanteling van obstakels voor integratie en tegelijkertijd de consolidatie sterk heeft bevorderd. De evolutie van de bedrijfstakken sinds 1977, gevoegd bij wijzigingen in wetgeving en toezicht, heeft het risico van niet-invorderbare belasting vergroot. In de financiële sector absorberen hogere belastingen de eerste voordelen die het gevolg zijn van efficiencywinst als gevolg van grensoverschrijdende consolidatie en uitbesteding. Dit wekt zorgen over de consistentie met de APFD-doelstelling om de "verborgen BTW" in de interne markt te laten voortbestaan.
De wetgeving die de Commissie voorstelt te moderniseren is niet alleen verouderd maar is ook steeds onduidelijker geworden. Dat schept juridische onzekerheid. Het Europees Hof van Justitie is regelmatig verzocht te interveniëren om duidelijkheid te scheppen over de interpretatie en toepassing van wetgeving die niet langer aansluit bij een economische context die niet was voorzien toen zij werd opgesteld. De vraag rijst – om met de Commissie te spreken – of door verwaarlozing van de wetgeving “het Hof van Justitie is gedwongen uitspraken te doen om het belastingbeleid te bepalen”.
Bovendien zijn de aftrekpercentages, die door de lidstaten zijn bepaald binnen de discretionaire bevoegdheid die de huidige wetgeving hun verleend, niet in overeenstemming met het beginsel van neutraliteit. De ongelijkheid tussen de lidstaten wordt geïllustreerd door een onderzoek van het Internationaal Belastingdocumentatiebureau naar de aftrekmethoden met betrekking tot voorbelasting die in de lidstaten worden toegepast, waaruit bleek dat de invorderingspercentages uiteenliepen van 0% tot 74%, ondanks het feit dat in de BTW-richtlijn een zekere mate van harmonisatie lijkt te zijn voorzien. Ter voorbereiding van de effectbeoordeling werd aan de lidstaten gevraagd cijfers te overleggen over de waarde van de feitelijk ontvangen BTW die kan worden toegeschreven aan niet-invorderbare BTW die is betaald door financiële dienstverleners en verzekeraars alsook over de waarde van de BTW die zij hebben misgelopen door de vrijstelling van die diensten. Naar het schijnt heeft minder dan de helft van de lidstaten op deze vraag geantwoord.
Doelstellingen
Teneinde voornoemde zorgen weg te nemen stelt de Commissie voor de BTW-wetgeving te hervormen. Daarmee wil zij:
1. de juridische zekerheid vergroten voor alle betrokkenen, van de bedrijfstak tot de nationale belastingdiensten, en daarbij de administratieve last verlichten waarmee zij aan hun belastingplicht moeten voldoen alsmede budgettaire zekerheid scheppen voor de lidstaten;
2. een meer consistente toepassing van de belasting waarborgen en gelijke concurrentievoorwaarden op de interne markt scheppen door wegneming van de concurrentieverstoring als gevolg van het huidige BTW-regime voor financiële diensten;
3. bedrijven beter in staat stellen de gevolgen van niet-aftrekbare BTW voor hun activiteiten te beheren;
4. meer in het algemeen het beginsel van belastingneutraliteit bevorderen, een van de fundamenten van het BTW-stelsel in de EU.
Maatregelen
Drie maatregelen zijn de belangrijkste die worden voorgesteld om deze doelstellingen te bereiken:
1. Modernisering van de definitie van vrijgestelde financiële en verzekeringsdiensten.
2. De mogelijkheid voor belastingplichtigen om te kiezen voor belasting van hun financiële en verzekeringsdiensten, zoals nieuw geformuleerd in het voorstel van de Commissie. Zo'n belastingkeuze bestaat nu reeds in de BTW-richtlijn, zij het alleen voor financiële diensten, [2] maar wordt nu overgelaten aan de lidstaten en niet op grote schaal gebruikt.[3] De huidige beperkte beschikbaarheid van deze keuze is naar het oordeel van de Commissie potentieel verstorend.
3. Invoering van een sectorgebonden BTW-vrijstelling bij afspraken over kostendeling.
Voorlopige opmerkingen
De voorgestelde maatregelen kunnen worden beoordeeld vanuit het oogpunt van ondernemingen, belastingdiensten en consumenten.
Vanuit het oogpunt van ondernemingen: Zoals uit de analyse van de Commissie blijkt, is het genereren van niet-invorderbare betaalde BTW, in overeenstemming met de Lissabon-strategie, een belangrijke factor geworden in het besluitvormingsproces over waar en hoe een onderneming financiële of verzekeringsdiensten verleent.
Vanuit het oogpunt van belastingdiensten: De wetgever dient zich te realiseren dat elke verandering waarbij de aftrekbaarheid wordt verhoogd in afwezigheid van compenserende maatregelen, zal leiden tot een verminderde BTW-opbrengst voor de lidstaten.
Vanuit het oogpunt van consumenten: Het is niet duidelijk in hoeverre de voordelen in termen van doelmatigheid en kostenbesparing zullen worden doorgegeven aan de klanten. In de effectbeoordeling wordt terecht gewaarschuwd dat er altijd een risico bestaat dat de kostenbesparing uit commerciële overwegingen ongelijkmatig over het klantenbestand wordt verdeeld en dat zakelijke klanten een deel van de kosten van niet-aftrekbare BTW blijven dragen.
Na een eerste beoordeling van het voorstel is de rapporteur van mening:
1. Dat de reikwijdte van het voorstel kan worden beoordeeld als positief, vooral omdat meer juridische zekerheid wordt geschapen. De door de Commissie voorgestelde nieuwe definities zijn langverwacht en bruikbaar om de achterstand op de economische realiteit in te lopen.
2. Dat de consistentie van de definities met het APFD moet worden gewaarborgd. Toch moeten de nieuwe definities, vanwege de noodzaak van een strikte interpretatie van de BTW-vrijstellingen, indien mogelijk enger worden geformuleerd dan die welke zijn voorzien in de regels van de interne markt.
3. Dat er behoefte is aan een grondig en prudent onderzoek naar het effect dat de verruimde keuze voor het belasten van financiële diensten en verzekeringen zal hebben op de uiteindelijke consumentenprijzen, waarbij in het bijzonder rekening moet worden gehouden met de beperkte ervaring met het gebruik van de keuzemogelijkheid en de afwezigheid van betrouwbare cijfers waarmee de gevolgen nauwkeurig kunnen worden vastgesteld. De vereenvoudiging van procedures voor ondernemingen mag niet ten koste gaan van de prijzen voor consumenten. Deze zorg is des te belangrijker ten aanzien van de opname van de verzekeringssector in de werkingssfeer van het speciale BTW-vrijstellingsregime, vooral in landen waar assurantiebelastingen bestaan.
● Te veel cruciale details worden aan de lidstaten overgelaten wat betreft de werkingssfeer van de keuzemogelijkheid (bijvoorbeeld of deze alleen geldt voor bepaalde betaalde diensten, enzovoort). Dientengevolge zal de uiteindelijke uitkomst afhangen van de exacte details van de uitvoeringsmaatregelen. Zoals gezegd bevestigt het voorstel, hoewel het aangeeft dat de Raad de uitvoeringsmaatregelen moet overnemen, desalniettemin dat bij afwezigheid van maatregelen van de Raad de lidstaten deze regels zullen vaststellen. Het voorstel zou garanties moeten bevatten waarmee versplintering van de markt wordt voorkomen indien lidstaten het oneens zijn over de wijze van uitvoering van het recht om te kiezen voor vrijstelling.
4. Dat, zoals de effectbeoordeling van de Commissie aantoont, een van de gevolgen van grensoverschrijdende consolidatie is dat de belastingopbrengst uit betaalde BTW voornamelijk toekomt aan de lidstaat waar de dienst door de dienstverlener wordt geschapen, niet aan de lidstaat waar de (zakelijke of particuliere) consument is gevestigd. Zijn er beschermingsmaatregelen waarmee ook een onevenwichtige herverdeling van het ontstaan van belastingopbrengst kan worden voorkomen? Gezien het gebrek aan betrouwbare informatie over de gevolgen van de voorgestelde maatregelen zou in de wetgevingstekst de verplichting kunnen worden opgenomen om te analyseren hoe de maatregelen hebben uitgewerkt, alsmede de verplichting om daarvan verslag te doen aan De Raad en het Parlement.
- [1] Deze bestonden voornamelijk in de onmogelijkheid om belastbare bedragen en aftrekbare BTW-bedragen vast te stellen zonder onaanvaardbare administratieve lasten te genereren en zonder juridische en boekhoudkundige complicaties te veroorzaken voor zowel de ondernemingen als de fiscale autoriteiten van de lidstaten.
- [2] De bestaande BTW-richtlijn bepaalt dat lidstaten belastingplichtigen een recht van keuze voor belasting met betrekking tot financiële diensten mogen toestaan; in het Commissievoorstel wordt bepaald dat lidstaten dat recht aan belastingplichtigen moeten toestaan.
- [3] Momenteel gunnen alleen België, Duitsland, Estland, Frankrijk en Litouwen hun belastingplichtigen dit keuzerecht.
PROCEDURE
Titel |
Belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de behandeling van verzekerings- en financiële diensten |
|||||||
Document- en procedurenummers |
COM(2007)0747 – C6-0473/2007 – 2007/0267(CNS) |
|||||||
Datum raadpleging EP |
18.12.2007 |
|||||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
ECON 15.1.2008 |
|||||||
Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmaking |
JURI 15.1.2008 |
|
|
|
||||
Geen advies Datum besluit |
JURI 6.2.2008 |
|
|
|
||||
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Joseph Muscat 15.1.2008 |
|
|
|||||
Behandeling in de commissie |
1.4.2008 |
2.6.2008 |
16.7.2008 |
|
||||
Datum goedkeuring |
10.9.2008 |
|
|
|
||||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
40 1 0 |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Mariela Velichkova Baeva, Pervenche Berès, Sebastian Valentin Bodu, Sharon Bowles, Udo Bullmann, David Casa, Christian Ehler, Elisa Ferreira, José Manuel García-Margallo y Marfil, Jean-Paul Gauzès, Benoît Hamon, Gunnar Hökmark, Karsten Friedrich Hoppenstedt, Sophia in ‘t Veld, Othmar Karas, Christoph Konrad, Guntars Krasts, Kurt Joachim Lauk, Andrea Losco, Astrid Lulling, Gay Mitchell, Joseph Muscat, John Purvis, Dariusz Rosati, Eoin Ryan, Antolín Sánchez Presedo, Margarita Starkevičiūtė, Ivo Strejček, Ieke van den Burg, Cornelis Visser, Sahra Wagenknecht |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Daniel Dăianu, Ján Hudacký, Piia-Noora Kauppi, Baroness Sarah Ludford, Thomas Mann, Poul Nyrup Rasmussen |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Evelyne Gebhardt, Eleonora Lo Curto, Florencio Luque Aguilar, Pierre Pribetich |
|||||||