VERSLAG over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector en tot wijziging van de Richtlijnen 1999/35/EG en 2002/59/EG

25.2.2009 - (PE-CONS 3723/2008 – C6‑0046/2009 – 2005/0240(COD)) - ***III

Delegatie van het Europees Parlement in het bemiddelingscomité
Voorzitter van de delegatie: Rodi Kratsa-Tsagaropoulou
Rapporteur: Jaromír Kohlíček

Procedure : 2005/0240(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0101/2009
Ingediende teksten :
A6-0101/2009
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector en tot wijziging van de Richtlijnen 1999/35/EG en 2002/59/EG

(PE-CONS 3723/2008 – C6‑0046/2009 – 2005/0240(COD))

(Medebeslissingsprocedure: derde lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst (PE-CONS 3723/2008 – C6‑0046/2009),

–   gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt[1] inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2005)0590),

–   gezien zijn in tweede lezing geformuleerde standpunt[2] inzake het gemeenschappelijk standpunt van de Raad[3],

–   gezien het advies van de Commissie over de amendementen van het Parlement op het gemeenschappelijk standpunt (COM(2008)0827)[4],

–   gelet op artikel 251, lid 5 van het EG-Verdrag,

–   gelet op artikel 65 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van zijn delegatie in het bemiddelingscomité (A6‑0101/2009),

1.  hecht zijn goedkeuring aan de gemeenschappelijke ontwerptekst;

2.  verzoekt zijn Voorzitter het besluit samen met de voorzitter van de Raad overeenkomstig artikel 254, lid 1 van het EG-Verdrag te ondertekenen;

3.  verzoekt zijn secretaris-generaal het besluit te ondertekenen nadat is nagegaan of alle procedures naar behoren zijn uitgevoerd, en met de secretaris-generaal van de Raad zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

4.  verzoekt zijn Voorzitter deze wetgevingsresolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

  • [1]  PB C 74 E van 20.3.2008, blz. 546.
  • [2]  Aangenomen teksten van 24.9.2008, P6_TA(2008)0444.
  • [3]  PB C 184 E van 22.7.2008, blz. 23.
  • [4]  Nog niet in het PB gepubliceerd.

TOELICHTING

I. Achtergrond

I. Het derde maritieme pakket

Het derde maritieme pakket (ook bekend als het Erika III-pakket) werd eind 2005 door de Commissie voorgesteld. Dit pakket volgde op het Erika I- en Erika II-pakket, die na het ongeluk met de “Erika” in 1999 voor de Franse Atlantische kust werden samengesteld. Een andere aanleiding was de resolutie van het Parlement van 21.4.2004, opgesteld door de tijdelijke commissie voor de verbetering van de veiligheid op zee (“MARE”), die werd ingesteld na het ongeluk met de “Prestige” in 2002.

Het algemene doel van het derde maritieme pakket is een verdere versterking van de bestaande veiligheidswetgeving van de EU en de omzetting in Gemeenschapswetgeving van de voornaamste internationale instrumenten. De zeven voorstellen uit het pakket zijn gericht op de voorkoming van ongelukken (door verbetering van de kwaliteit van Europese vlaggen, herziening van de wetgeving inzake de havenstaatcontrole en het toezicht op het scheepvaartverkeer en door verbetering van de voorschriften betreffende classificatiebedrijven) en het waarborgen van een doeltreffende reactie in geval van een ongeluk (door ontwikkeling van een geharmoniseerd kader voor het onderzoek van ongelukken, de invoering van regels voor de schadeloosstelling van passagiers in geval van een ongeluk en door invoering van voorschriften over de aansprakelijkheid van de reder, gekoppeld aan een verplicht verzekeringsprogramma).

I.2 Dit voorstel

Het voorstel voor een richtlijn tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector en tot wijziging van de Richtlijnen 1999/35/EG en 2002/59/EG werd op 23.11.2005 door de Commissie aangenomen. Evenals de andere voorstellen van het derde maritieme pakket omvat het aanbevelingen van de tijdelijke commissie MARE, die vooral bezorgd was over de uiterste trage gang van zaken bij het onderzoek naar aanleiding van het ongeluk met de “Prestige”. Het fundamentele doel van dit voorstel is het vaststellen van duidelijke en bindende richtsnoeren op EU-niveau voor het uitvoeren van technisch onderzoek naar scheepsongelukken en het geven van feedback om ongevallen in de toekomst te voorkomen. Daartoe bevat het bij voorbeeld bepalingen over de verplichting technisch onderzoek na ongelukken uit te voeren, de status en de methoden van dergelijk onderzoek, het uitbrengen van verslag, een Europese gegevensbank voor ongevallen op zee en veiligheidsaanbevelingen die de feedback ter voorkoming van verdere ongevallen moeten leveren.

II. De wetgevingsprocedure voorafgaande aan de bemiddeling

II. 1 Het derde maritieme pakket in de eerste en tweede lezing

Het Parlement heeft het maritieme pakket altijd als één geheel beschouwd en om die reden werden de afzonderlijke onderdelen daarvan altijd samen behandeld. De eerste lezing van de zeven voorstellen vond in maart/april 2007 plaats. In de Raad werd op bijeenkomsten in juni en november 2007 politieke overeenstemming bereikt over zes van de acht voorstellen (waarbij één dossier in een richtlijn en een verordening werd gesplitst). Twee dossiers (over de verplichtingen van de vlaggenstaten en wettelijke aansprakelijkheid) bleven echter geblokkeerd omdat de lidstaten zich op het standpunt stelden dat dergelijke wetgeving niet op EU-niveau moet worden vastgesteld. Een in april 2008 ondernomen poging de dossiers te deblokkeren had geen succes.

De lidstaten trachtten het Parlement onder druk te zetten om door te gaan met de wetgevingsprocedure van de zes voorstellen door de gemeenschappelijke standpunten door te geven. Het Parlement ging uiteindelijk akkoord met deze benadering teneinde vooruitgang te bereiken.

Nadat de gemeenschappelijke standpunten in juni 2008 waren doorgegeven bleef het Parlement niettemin druk op de Raad uitoefenen om vooruitgang bij de twee resterende dossiers (inmiddels bekend als de “missing two”) te boeken. Dit gebeurde door de belangrijkste elementen van deze dossiers via amendementen op te nemen in een aantal actieve wetgevingsdossiers van het pakket.

Daarnaast verliepen de onderhandelingen over de zes dossiers in de tweede lezing zonder succes. Het lot van de “missing two” en ook moeilijkheden bij enkele dossiers leidden tot het besluit om voor geen enkel dossier tot overeenkomst in tweede lezing te komen. In de plenaire vergadering greep het Parlement terug op zijn amendementen op alle dossiers uit de eerste lezing, evenals op de amendementen die de voornaamste elementen van de “missing two” bevatten. Vervolgens werden de zes dossiers aan de bemiddeling onderworpen.

II.2 Dit voorstel in de eerste en tweede lezing

Bij de eerste lezing had het Parlement 24 amendementen aangenomen die betrekking hadden op het onderscheid tussen het onderzoek naar ongevallen en het onderzoek in strafzaken, de vertrouwelijkheid van documenten, de bescherming van getuigen, de onafhankelijkheid en de bevoegdheden van de onderzoeksinstantie, de betrokkenheid van het EAMV, de uiterste termijn voor het starten van het onderzoek, het vermijden van parallel onderzoek, comitologie, een behoorlijke behandeling van zeevarenden en de feedback mechanismen.

Het gemeenschappelijk standpunt bevatte slechts een gering aantal van de amendementen van het EP, vooral betreffende comitologie. Bovendien bevatte het nieuwe elementen, zoals een beperking van de toepassingssfeer tot zeer ernstige ongevallen en een flexibeler methodologie, die de lidstaten slechts tot de “beginselen” van een gemeenschappelijke methodologie verplichtte.

Evenals bij de andere dossiers vonden er onderhandelingen gedurende de tweede lezing plaats. Voor dit dossier werd een trialoog gehouden, waarbij vooruitgang op enkele kleine punten werd geboekt.

Na het mislukken van de onderhandelingen diende het Parlement bij de tweede lezing op 24.9.2008 de meeste amendementen uit de eerste lezing weer in en verwierp het merendeel van de nieuwe elementen uit het gemeenschappelijk standpunt, omdat hiermee getracht werd de richtlijn te veranderen in een aanbeveling zonder bindende kracht.

III. Bemiddeling

III. 1 Het derde maritieme pakket in de bemiddeling

Naar aanleiding van de tweede lezing op 24 september 2008 en aangezien de politieke wil aanwezig was om de bemiddeling onder het Franse voorzitterschap af te sluiten, werd de bemiddelingsdelegatie van het Parlement zeer snel, op 7 oktober 2008, samengesteld onder leiding van mevrouw Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, lid van het Europees Parlement.

Tegelijkertijd begon ook de door het Parlement op de Raad uitgeoefende druk om tot overeenstemming over de “missing two” te komen tot resultaten te leiden. Na een informele Raadsbijeenkomst, waarop het punt in aanwezigheid van voorzitter Paola Costa van de Commissie vervoer en toerisme werd besproken, werd op 9 oktober 2008 over de beide dossiers politieke overeenstemming bereikt

Het Parlement en de Raad hielden twee trialogen (op 4 november en 2 december) plus een informele bijeenkomst op 18 december over de moeilijkste dossiers die voorgelegd zouden worden aan het bemiddelingscomité, waarmee de onderhandelingen werden afgesloten. De delegatie van het Parlement kwam tweemaal bijeen (op 5 november en 3 december) in aanvulling op de vergaderingen van het onderhandelingsteam waarvan - vanwege de omvang van het pakket - bij wijze van uitzondering de coördinatoren van de Commissie vervoer en toerisme deel uitmaakten.

Op 8 december werd overeenstemming bereikt over de laatste nog te behandelen punten van het moeilijkste dossier (van de heer Costa). Op die avond overhandigde het Parlement het voorzitterschap ook brieven waarin het zich bereid verklaarde tot een akkoord te komen over punten waarover men het al vroeg bij de tweede lezing van de “missing two” eens was geworden, zodat de Raad de gelegenheid zou hebben zijn twee gemeenschappelijke standpunten op zijn zitting van 9 december aan te nemen.

In het bemiddelingscomité werd de Raad vertegenwoordigd door de heer Bussereau, fungerend voorzitter van de Raad en minister van Vervoer van Frankrijk. Ondervoorzitter TAJANI vertegenwoordigde de Commissie. Hiermee werd eens te meer aangetoond dat verplaatsing van zeer moeilijke onderhandelingen naar het allerhoogste politieke niveau en de dynamiek van een bemiddelingsavond voor het verschil tussen wel of geen akkoord kunnen zorgen.

Het resultaat van de bemiddeling is voor het Parlement per saldo uiterst positief. Niet alleen werd er over de “missing two” gelijktijdig overeenstemming bereikt, maar ook werd een groot aantal verbeteringen aangebracht in de bij de bemiddeling tot stand gekomen teksten. Dit was voornamelijk te danken aan de solidariteit tussen de leden die er niet in berustten dat één dossier werd afgesloten zonder dat er een akkoord over alle dossiers tot stand was gekomen.

Uit de speciale omstandigheden rondom het maritieme pakket is echter ook gebleken dat het niet ideaal is als hetzelfde voorzitterschap verantwoordelijk is voor de onderhandelingen in tweede en derde lezing. In het Coreper leek het voor het voorzitterschap erg moeilijk de lidstaten ervan te overtuigen dat zij toch nog een poging moesten doen, aangezien de onderhandelingen in psychologische zin al te lang hadden geduurd. Aan de andere kant was voor het Parlement met de bemiddeling een geheel nieuwe fase aangebroken, hoewel deze in de Raad onder hetzelfde voorzitterschap als een voortzetting van de oude werd beschouwd.

III.2 Dit voorstel in de bemiddeling

De geprekken over dit dossier warden voorlopig afgesloten na de twee trialogen van 4.11 En 2.12 plus een informele bijeenkomst op 13.11. Ook werd veel vooruitgang bereikt naar aanleiding van nieuwe voorstellen van het Coreper en de uitwisseling van compromisvoorstellen van de Commissiediensten en de rapporteur voorafgaand aan deze bijeenkomsten. De vertrouwelijkheidskwestie werd opgelost na een informele raadpleging van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming (ETGB) door de rapporteur. Zijn aanbevelingen werden zowel door het Parlement als de Raad geaccepteerd.

IV. Centrale punten in het bereikte akkoord

Bij de bemiddeling werden voor de meeste nog onopgeloste punten compromissen gevonden die een aanzienlijke versterking en verbetering van de bepalingen van de richtlijn betekenen. Centrale punten in het bereikte akkoord zijn:

· Toepassingsgebied: Na intrekking van de amendementen waarmee voorgesteld werd noodsignalen onder de richtlijn te laten vallen (am. 3, 7, 8, 10, 14, 17 en 20) slaagde het Parlement erin de Raad ervan te overtuigen dat de verplichting moet worden ingevoerd bij alle ernstige ongevallen tot een voorlopige beoordeling over te gaan (am. 9, 13, 14, 18 en 28). Wanneer een onderzoeksinstantie besluit geen volledig veiligheidsonderzoek te doen, dan moeten de redenen daarvan worden gegeven en een korte beschrijving daarvan wordt opgenomen in de Europese gegevensbank voor ongevallen op zee. De mogelijkheid een vereenvoudigd verslag na een onderzoek van een ernstig ongeval op te stellen, werd uitgesloten.

· Methodologie voor het onderzoek van ongevallen (voornamelijk am. 15): Het Parlement kon de Raad ervan overtuigen dat hij moest accepteren dat de werkzaamheden van de onderzoekers gebaseerd moeten zijn op een gemeenschappelijke methodiek en niet alleen op de beginselen van een gemeenschappelijke methodologie. Dit werd mogelijk gemaakt na een akkoord over de vraag wanneer een onderzoeker de gemeenschappelijke methodologie mag loslaten. Vastgelegd werd dat dit uitsluitend mogelijk is in een specifiek geval en mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Het Parlement versterkte de gemeenschappelijke methodologie verder door schrapping van de bepaling waarin de Commissie en de lidstaten werd gevraagd richtsnoeren te ontwikkelen die gebruikt zouden worden voor de uitvoering van de gemeenschappelijke methodologie.

· Besluit over het onderzoek (voornamelijk am. 16, 18, 19 en 20): Oorspronkelijk had het Parlement voorgesteld parallel onderzoek door diverse lidstaten naar hetzelfde ongeluk bij besluit van de Commissie te voorkomen. In de loop van de onderhandelingen ging het Parlement ermee akkoord dat in uitzonderlijke en goed gemotiveerde gevallen (bijvoorbeeld met het oog op de nationaliteit van de slachtoffers, de locatie van het ongeluk en de vlag die het schip voert) parallel onderzoek kan worden uitgevoerd. Het Parlement slaagde er echter in het beginsel van één onderzoek te versterken en de mogelijkheid voor het uitvoeren van parallel onderzoek op een zeer beperkende wijze te omschrijven. Bovendien ging de Raad akkoord met het amendement van het Parlement waarin geëist wordt dat een onderzoek in ieder geval niet later dan twee maanden na het ongeluk mag starten.

· Behoorlijke behandeling van zeevarenden (am. 1 en 33): Hier werden dezelfde teksten opgenomen waarover overeenstemming was bereikt in het dossier van de heer Sterckx over het toezicht op het vaartuigverkeer. In een overweging wordt gewezen op het belang voor de veiligheid op zee van een behoorlijke behandeling van zeevarenden in geval van een ongeluk en in een artikel in de tekst wordt de lidstaten gevraagd rekening te houden met de bepaling van de IMO-richtsnoeren op dit punt.

· Bescherming van getuigen/vertrouwelijkheid van documenten (am. 12, 22, 23 en 25): Naar aanleiding van het advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming (ETGB) werd het artikel over vertrouwelijkheid herschreven. Er wordt duidelijk gemaakt dat de richtlijn gegevensbescherming van toepassing is (mede door het opnemen van een daartoe strekkende standaardoverweging) en er wordt een nieuwe redactie ingevoerd om de tekst gelijk te trekken met de bepalingen over de bescherming van gegevens en de toegang tot documenten. Hierdoor werd het ook mogelijk amendement 25 over de betrekkingen met derde landen in te trekken, aangezien de uitwisseling van gegevens met derde landen nu onderworpen zou zijn aan de voorschriften van de richtlijn gegevensbescherming. Tenslotte werd er een overweging over de bescherming van getuigen aan de tekst toegevoegd.

· Overige punten: Voor een aantal andere amendementen werden voor beide partijen aanvaardbare oplossingen gevonden, bijvoorbeeld over de punten verslaglegging en follow-up, de verplichting informatie aan onderzoekers te verstrekken en de verantwoordelijkheid van de autoriteit voor de onafhankelijkheid van het onderzoek.

V. Conclusie

Aangezien het akkoord veel verder gaat dan wat in eerdere stadia van de procedure mogelijk was, beveelt de delegatie het Parlement aan de gemeenschappelijke ontwerptekst in derde lezing goed te keuren.

PROCEDURE

Titel

Door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector en tot wijziging van de Richtlijnen 1999/35/EG en 2002/59/EG

Document- en procedurenummers

PE-CONS 3723/2008 – C6 0046/2009 – 2005/0240(COD)

Voorzitter van de delegatie: ondervoorzitter

Rodi Kratsa-Tsagaropoulou

Commissie ten principale:

Voorzitter:

TRANPaolo Costa

 

Rapporteur(s)

Jaromír Kohlíček

Voorstel van de Commissie

COM(2005)0590 - C6-0056/2006

Datum eerste lezing EP – P-nummer

25.4.2007

P6_TA(2007)0147

Gewijzigd voorstel van de Commissie

Gemeenschappelijk standpunt Raad

  Datum bekendmaking

5721/5/2008 - C6-0226/200819.6.2008

 

Standpunt Commissie (art. 251, lid 2, tweede alinea, derde streepje)

COM(2008)0206

Datum tweede lezing EP – P-nummer

24.9.2008

P6_TA(2008)0444

Advies van de Commissie(art. 251, lid 2, derde alinea, punt c))

 

COM(2008)0827

Datum ontvangst tweede lezing door de Raad

10.10.2008

Datum brief van de Raad inzake niet-goedkeuring amendementen van het EP

27.11.2008

Vergaderingen bemiddelingscomité

8.12.2008

Datum stemming delegatie EP

8.12.2008

Uitslag stemming

+:

–:

0:

140

0

 

Aanwezige leden

Paolo Costa, Emanuel Jardim Fernandes, Luis de Grandes Pascual, Georg Jarzembowski, Anne E. Jensen, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Rosa Miguélez Ramos, Gilles Savary, Brian Simpson, Dirk Sterckx, Silvia-Adriana Ţicău, Dominique Vlasto, Corien Wortmann-Kool

Aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Inés Ayala Sender, Renate Sommer

Aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Datum overeenstemming bemiddelingscomité

8.12.2008

Overeenstemming bij briefwisseling

Datum constatering goedkeuring gemeenschappelijke ontwerptekst en toezending aan EP en Raad

3.2.2009

Datum indiening

25.2.2009

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

VERLENGING VAN TERMIJNEN

Termijn tweede lezing Raad

0.0.0000

Termijn bijeenroeping bemiddelingscomité

        Instelling – datum

0.0.0000

 

[Raad] – 0.0.0000

Termijn werkzaamheden bemiddelingscomité

        Instelling – datum

3.2.2009

 

EP – 19.1.2009

Termijn aanneming besluit

        Instelling – datum

0.0.0000

[Raad] – 0.0.0000