VERSLAG over een gemeenschappelijk immigratiebeleid voor Europa: beginselen, maatregelen en instrumenten

6.4.2009 - (2008/2331(INI))

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur: Simon Busuttil

Procedure : 2008/2331(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0251/2009
Ingediende teksten :
A6-0251/2009
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over een gemeenschappelijk immigratiebeleid voor Europa: beginselen, maatregelen en instrumenten

(2008/2331(INI))

Het Europees Parlement,

- gezien de mededeling van de Commissie van 17 juni 2008 getiteld "Een gemeenschappelijk immigratiebeleid voor Europa: beginselen, maatregelen en instrumenten" (COM(2008)0359),

- gezien het advies van het Comité van de regio's over een gemeenschappelijk immigratiebeleid voor Europa van 26 november 2008[1],

- gezien het Europees pact inzake immigratie en asiel, aangenomen door de Europese Raad op 15 en 16 oktober 2008[2],

- gezien Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven[3],

- gezien Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle-grensinterventieteams[4],

- gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herschikking) (COM(2008)0820),

- gezien de mededeling van de Commissie van 17 oktober 2008 getiteld "Eén jaar na Lissabon: het partnerschap van de EU en Afrika in de praktijk" (COM(2008)0617),

- gezien de mededeling van de Commissie van 13 februari 2008 "De voorbereiding van de volgende stappen in het grensbeheer in de Europese Unie" (COM(2008)0069),

- gezien het werkdocument van de Commissie getiteld "Evaluatie en monitoring van de uitvoering van het EU-plan inzake de beste praktijken, normen en procedures bij de voorkoming en bestrijding van mensenhandel" (COM(2008)0657),

- gezien de gemeenschappelijke strategie Afrika-EU en het eerste actieplan daarvan (2008-2010) – het Strategisch Partnerschap – overeengekomen tijdens de Afrikaans-Europese Top op 8 en 9 december 2007 in Lissabon[5],

- gezien de mededeling van de Commissie van 30 november 2006 getiteld "Eén jaar algehele aanpak van migratie: naar een alomvattend Europees migratiebeleid" (COM(2006)0735),

- gezien het Haags programma – Versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie, dat is aangenomen door de Europese Raad van 4-5 november 2004,

- gezien het Tampere-programma dat is aangenomen door de Europese Raad van 15 en 16 oktober 1999, waarin een coherente aanpak op het gebied van immigratie en asiel is vastgesteld,

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 maart 2009 over "De toekomst van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel"[6],

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 19 februari 2009 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad waarin sancties worden voorzien tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen[7],

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 5 februari 2009 over de Europese uitvoering van Richtlijn 2003/9/EG tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers en vluchtelingen: werkbezoeken van de Commissie burgerlijke vrijheden 2005-2008[8],

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 december 2008 over de evaluatie en de toekomstige ontwikkeling van het Frontex-agentschap en over het Europese grensbewakingssysteem Eurosur[9],

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 november 2008 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan[10],

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 november 2008 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken en betreffende een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven[11],

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 2 september 2008 over de evaluatie van het Dublin-systeem[12],

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 april 2008 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten[13],

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 september 2007 over het beleidsplan legale migratie[14],

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 september 2007 over de beleidsprioriteiten in het kader van de strijd tegen de illegale immigratie van onderdanen van derde landen[15],

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 juli 2006 over strategieën en middelen voor de integratie van immigranten in de Europese Unie[16],

- gelet op het Verdrag van Amsterdam op grond waarvan bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het gebied van immigratie en asiel zijn verleend aan de Gemeenschap en gelet op artikel 63 van het EG-Verdrag,

- gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

- gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie cultuur en onderwijs en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6‑0251/2009),

A. overwegende dat migratie naar Europa een gegeven blijft zolang er tussen Europa en andere delen van de wereld grote verschillen bestaan op het gebied van welvaart en levenskwaliteit,

B.  overwegende dat een gemeenschappelijke aanpak van immigratie in de EU noodzakelijk is geworden, vooral in een gemeenschappelijk gebied zonder interne grenscontroles, waar het al dan niet handelen van de ene lidstaat rechtstreeks van invloed is op andere lidstaten en de EU in het algemeen,

C. overwegende dat een slecht beheerde migratie de sociale cohesie in de landen van bestemming kan verstoren en tevens nadelige gevolgen kan hebben voor de landen van herkomst en de migranten zelf,

D. overwegende dat reguliere migratie een kans vormt waarvan zowel migranten, landen van herkomst, omdat hun migranten geld opsturen naar huis, als lidstaten kunnen profiteren; overwegende echter dat vooruitgang op het gebied van reguliere migratie hand in hand moet gaan met effectieve maatregelen voor de bestrijding van niet-reguliere immigratie, omdat het vooral deze immigratie is die het bestaan van criminele mensenhandelorganisaties mogelijk maakt,

E.  overwegende dat een echt gemeenschappelijk Europees immigratiebeleid niet enkel gebaseerd mag zijn op de bestrijding van niet-reguliere migratie, maar ook op de samenwerking met derde landen en doorreislanden en op het bestaan van een geschikt integratiebeleid,

F.  overwegende dat het migratiebeleid in Europa moet voldoen aan de normen van het internationaal recht, in het bijzonder het beleid dat betrekking heeft op mensenrechten, menselijke waardigheid en recht op asiel,

G. overwegende dat de Europese Unie een gastvrije omgeving is en dat moet blijven voor hen die het recht verkrijgen er te verblijven, of het nu gaat om immigranten om redenen van arbeid, gezinshereniging of studie of om personen die internationale bescherming behoeven,

H. overwegende dat migranten de voorbije decennia een heel belangrijke rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van de Europese Unie en van het Europees project en dat het van wezenlijk belang is dat te erkennen en tevens te erkennen dat de Europese Unie nog steeds migranten nodig heeft,

I.   overwegende dat volgens Eurostat de vergrijzing in de EU op de middellange termijn toeneemt, met als gevolg een verwachte vermindering van de beroepsbevolking met mogelijk wel bijna 50 miljoen tot 2060, en dat immigratie kan fungeren als een belangrijke aanjager voor goede economische resultaten in de EU,

J.   overwegende dat de strategie van Lissabon in haar plannen voor groei en werkgelegenheid te kampen heeft met een mogelijk gebrek aan arbeidskrachten dat het behalen van de doelstellingen in de weg kan staan, dat de werkloosheid momenteel toeneemt, en dat dit gebrek op de korte termijn kan worden verzacht door adequaat en gestructureerd beheer van de economische immigratie,

K. overwegende dat immigranten vaak onzekere banen of kwalitatief mindere banen hebben, of banen waarvoor zij overgekwalificeerd zijn,

L.  overwegende dat de EU zich ook meer moet inspannen om problemen als gevolg van tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden intern aan te pakken, door sectoren aan te boren die momenteel een lage participatiegraad kennen, zoals mensen met een handicap of een onderwijsachterstand, of langdurig werkloze, reeds in de EU verblijvende asielzoekers,

M. overwegende dat het aantal vrouwelijke immigranten in de EU voortdurend toeneemt en naar schatting 54% van het totale aantal immigranten uitmaakt,

N. overwegende dat vrouwelijke immigranten aanzienlijke problemen bij de integratie en de toegang tot de arbeidsmarkt ondervinden ten gevolge van hun lage opleidingsniveau en de negatieve stereotypen en praktijken die ze uit het land van herkomst hebben meegebracht, evenals de negatieve stereotypen en de discriminatie die in de lidstaten bestaan; overwegende dat veel hoog opgeleide jonge vrouwen naar de EU komen en hier relatief ongeschoold werk verrichten,

Algemene overwegingen

1.  is een groot voorstander van de instelling van een gemeenschappelijk Europees immigratiebeleid dat is gebaseerd op een hoge mate van politieke en operationele solidariteit, wederzijds vertrouwen, transparantie, partnerschap, gedeelde verantwoordelijkheid en gezamenlijke inspanningen op basis van gemeenschappelijke waarden en concrete acties, alsook op de waarden die worden erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

2.  herhaalt dat het beheer van migratiestromen moet gebeuren op basis van een gecoördineerde aanpak die rekening houdt met de demografische en economische situatie van de EU en haar lidstaten;

3.  is van mening dat de ontwikkeling van een gemeenschappelijk immigratiebeleid aanzienlijk gebaat zou zijn bij meer en regelmatig overleg met vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, zoals organisaties die actief zijn voor en met migrantengemeenschappen;

4.  betreurt dat het gemeenschappelijk beleid inzake legale immigratie te beperkt is gebleven en verwelkomt de nieuwe wetgevingsinstrumenten die zijn aangenomen in het kader van het gemeenschappelijk Europees beleid voor legale immigratie;

5.  benadrukt dat een coherent en evenwichtig gemeenschappelijk Europees immigratiebeleid de geloofwaardigheid van de EU in haar relatie met derde landen vergroot;

6.  wijst er nogmaals op dat het doeltreffende beheer van migratie de betrokkenheid van de regionale en lokale autoriteiten vereist en werkelijke partnerschappen en samenwerking met derde landen van herkomst of doorreis, die vaak de indruk hebben dat hun eenzijdig beslissingen worden opgelegd; benadrukt dat een dergelijke samenwerking alleen mogelijk is wanneer het derde land de internationale wetgeving inzake mensenrechten en bescherming respecteert en de Geneefse Conventie (1951) heeft ondertekend;

7.  is van mening dat immigratie naar de EU niet de oplossing is voor de uitdagingen waarmee ontwikkelingslanden te maken hebben en dat een gemeenschappelijk immigratiebeleid moet worden gekoppeld aan een effectief ontwikkelingsbeleid van de landen van herkomst;

8.  verwelkomt de aanneming van het Europees pact inzake immigratie en asiel door de Europese Raad op 16 oktober 2008 en de maatregelen, instrumenten en voorstellen die de Commissie heeft gepresenteerd in haar voornoemde mededeling "Een gemeenschappelijk immigratiebeleid voor Europa: beginselen, maatregelen en instrumenten"; verzoekt de Raad en de Commissie snel met de uitvoeringsfase van deze toezeggingen te beginnen;

9.  verwelkomt de institutionele implicaties van het Verdrag van Lissabon, en in het bijzonder de uitbreiding van de medebeslissing en gekwalificeerde meerderheid voor het hele immigratiebeleid, de verduidelijking van de Europese bevoegdheid inzake visums en grenscontroles, en de uitbreiding van de Europese bevoegdheid op het gebied van asielzoekers en legale en niet-reguliere migratie;

10. is van mening dat een gemeenschappelijk immigratiebeleid ook de instelling van een gemeenschappelijk asielbeleid vereist en verwelkomt het verslag over de toekomst van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS) en het voorstel van de Commissie voor een verordening ter oprichting van een Europees bureau voor ondersteuning op asielgebied;

Welvaart en immigratie

Legale migratie

11. is van mening dat legale migratie nog steeds noodzakelijk is om te voorzien in de behoeften van Europa op het gebied van demografie, de arbeidsmarkt en de benodigde vaardigheden en door de gevolgen van demografische krimp en vergrijzing voor de economie; zij levert tevens een bijdrage aan de ontwikkeling van derde landen, door de uitwisseling van kennis en know how en door middel van betalingen door migranten; roept op tot de tenuitvoerlegging van veilige systemen om deze overschrijvingen naar derde landen te vereenvoudigen;

12. is van mening dat reguliere migratie het alternatief moet vormen voor niet-reguliere immigratie, aangezien het een legale, veilige en georganiseerde toegangsweg tot de Europese Unie vormt;

13. roept in herinnering dat er rond 2050 volgens de prognoses van de Commissie naar schatting 60 miljoen migrerende werknemers nodig zijn, hetgeen de noodzaak met zich meebrengt om migratie langs legale weg mogelijk te maken;

14. onderstreept de noodzaak van een uitgebreide evaluatie van de markt- en vaardighedenbehoeften van de EU; is echter van mening dat elke lidstaat controle moet houden over het aantal personen dat nodig is op zijn arbeidsmarkt en rekening moet houden met het beginsel van communautaire preferentie zolang de overgangsmaatregelen van toepassing zijn;

15. ondersteunt de ontwikkeling van nationale "immigratieprofielen" die op elk gewenst moment een totaalbeeld kunnen geven van de immigratiesituatie in een lidstaat en speciaal aandacht schenken aan de behoeften van de arbeidsmarkt;

16. wijst er nogmaals op dat het belangrijk is de aantrekkelijkheid van de EU voor hoogopgeleide werknemers te vergroten, ook door het beschikbaar stellen van informatie over de bestemming en de arbeidsmarkt van het gastland, waarbij rekening moet worden gehouden met de braindrain die dit tot gevolg kan hebben in de landen van herkomst; is van mening dat de braindrain zou kunnen worden verzacht door middel van tijdelijke of cirkelmigratie, door opleidingen te organiseren in de herkomstlanden zodat beroepen in belangrijke sectoren, met name onderwijs en gezondheidszorg, er kunnen blijven bestaan, en door middel van samenwerkingsovereenkomsten met de landen van herkomst; vraagt de lidstaten om niet actief personeel te werven in de ontwikkelingslanden waar in belangrijke sectoren zoals de gezondheidszorg en onderwijs een gebrek aan personele middelen is;

17. verzoekt de Commissie en de lidstaten om mechanismen, richtsnoeren en andere instrumenten uit te werken die tijdelijke en cirkelmigratie bevorderen, net als maatregelen, in samenwerking met de landen van herkomst, om het verlies van personele middelen te compenseren door concrete steun te bieden bij de opleiding van vakmensen voor belangrijke sectoren die getroffen worden door deze braindrain;

18. juicht toe dat de tekst over de blauwe kaart de deur heeft opengezet voor een gemeenschappelijk beleid inzake legale immigratie, maar herinnert de lidstaten eraan om nog meer te evolueren naar gemeenschappelijke normen en een immigratiebeleid dat niet beperkt is tot hoogopgeleide werknemers;

19. zegt tevreden te zijn over de aanneming van de blauwe kaart met betrekking tot de voorwaarden voor binnenkomst en verblijf voor hoogopgeleide onderdanen uit derde landen en dringt er bij de Commissie op aan om zo snel mogelijk initiatieven te ontplooien voor de overige arbeidscategorieën, zodat niet-reguliere immigratie en uitbuiting van immigranten zonder documenten efficiënt kunnen worden bestreden;

20. roept op tot nieuwe maatregelen om de opvang van studenten en onderzoekers en hun verplaatsing binnen de EU te vergemakkelijken;

21. wijst erop dat het belangrijk is de vaardigheden van immigranten te erkennen, vooral met het oog op de formele, niet-formele en informele kwalificaties verkregen in het land van herkomst; is van mening dat door deze erkenning de verspilling van vaardigheden wordt tegengegaan die nu telkens weer optreedt onder immigranten, met name vrouwen, die vaak werk doen waarvoor veel lagere kwalificaties zijn vereist dan zij hebben;

22. verzoekt de Commissie in toekomstige documenten over deze materie rekening te houden met de kwestie van erkenning van vaardigheden, en met de stimulans voor een leven lang leren, waarbij tevens door de lidstaten wordt gegarandeerd dat immigranten mogelijkheden krijgen om de taal van het gastland te leren, als een vorm van sociale, beroepsmatige en culturele integratie in de Europese Unie en om hen beter in staat te stellen de ontwikkeling van hun kinderen te ondersteunen; verzoekt de Commissie eveneens om gebruik te maken van de resultaten van het beraad over het taalonderwijs aan migrantenkinderen en het onderwijs in het land van verblijf van de taal en de cultuur van het land van herkomst, en dringt erop aan dat bij het voor te stellen kader de subsidiariteits- en evenredigheidsbeginselen in acht worden genomen;

23. bevestigt opnieuw dat het Europees netwerk voor werkgelegenheid en arbeidsmobiliteit (EURES) een geschikt instrument is om vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op transparante, verantwoorde en doelmatige wijze op elkaar af te stemmen; stelt daarom een uitbreiding van EURES voor om contact mogelijk te maken tussen Europese werkgevers die mensen zoeken met bepaalde kwalificaties en sollicitanten afkomstig uit derde landen; stelt voor dat de speciale centra (al opgezet en nog op te zetten) of de vertegenwoordigingen van de EU in derde landen worden gebruikt als verlengstuk van EURES, en dat de continuïteit van het voorlichtingswerk wordt gegarandeerd en uitgebreid met instrumenten en ondersteuning voor zelfstandig ondernemen of toegang tot microkredieten; benadrukt dat de behoefte van Europa aan hoogopgeleide arbeidskrachten niet mag leiden tot een brain drain uit derde landen, met alle schadelijke gevolgen van dien voor hun opkomende economieën en sociale infrastructuur;

24. is van mening dat immigranten uit zogenaamde derde landen binnen de Unie het recht op mobiliteit toegekend moet worden, zodat zij - legaal wonend in een lidstaat - zonder tewerkstellingsvergunning in een andere lidstaat als grensarbeider mogen werken en dat het volledige recht op vrij verkeer van werknemers deze immigranten toegekend wordt na een periode van vijf jaar legaal verblijf in een lidstaat;

25. onderstreept de betekenis van coördinatie van de lokale en regionale instanties, waar de voornaamste verantwoordelijkheid voor het onderwijs ligt, en de nationale en Europese instanties bij het beheer van de behoeften van de arbeidsmarkt, in de geest van het principe van communautaire preferentie; onderstreept dat een dergelijke samenwerking onmisbaar is voor de doelmatige invoering van een immigratiebeleid welk geschikt is om het gebrek aan arbeidskrachten dat optreedt in bepaalde sectoren en lidstaten aan te vullen, en voor een doelmatige en adequate integratie van immigranten;

26. verzoekt de Commissie meer informatie te verstrekken in de landen van herkomst over de mogelijkheden van legale migratie alsmede over de rechten en plichten van migranten als zij eenmaal in de EU aankomen;

27. verzoekt de lidstaten de communautaire financieringsmechanismen met betrekking tot het immigratiebeleid goed te gebruiken, opdat meer en betere banen voor immigranten kunnen worden gecreëerd;

Integratie

28. benadrukt dat integratie bevorderlijk is voor de culturele diversiteit in de EU en gebaseerd zou moeten zijn op sociale insluiting, non-discriminatie, gelijke kansen, met name door de mogelijkheid van toegang tot gezondheidszorg, onderwijs, taalopleiding en werkgelegenheid; is van mening dat integratiebeleid ook gebaseerd moet zijn op geschikte en innovatieve programma's en erkent de sleutelrol die lokale en regionale overheden, vakbonden, migrantenorganisaties, beroepsfederaties en -verenigingen kunnen spelen in de integratie van migranten;

29. steunt de integratie-inspanningen van de lidstaten en van reguliere migranten en degenen die recht hebben op internationale bescherming, waarbij rekening moet worden gehouden met respect voor de identiteit en waarden van de EU en haar lidstaten, waaronder respect voor de mensenrechten, de rechtsorde, de democratie, tolerantie en gelijkheid, vrijheid van meningsuiting en leerplicht voor kinderen; herinnert eraan dat het integratieproces in twee richtingen moet verlopen en dat zulks aanpassingen vereist van zowel de immigranten als de bevolking van het gastland, zoals is vastgesteld in de door Raad aangenomen gemeenschappelijke basisprincipes (GBP's) en dat daarbij profijt kan worden getrokken uit de uitwisseling van goede praktijken; erkent dat integratie moeilijker te bereiken is in de lidstaten die te maken hebben met een significante migratiedruk als gevolg van hun bijzondere geografische ligging, maar is van mening dat het een doel is dat we moeten blijven nastreven; verzoekt de andere lidstaten vanuit het oogpunt van solidariteit een bijdrage te leveren om deze druk te verlichten, zodat een betere integratie mogelijk is van mensen die internationale bescherming genieten en woonachtig zijn in een EU-lidstaat, terwijl legale migratie gelijktijdig wordt bevorderd;

30. benadrukt dat een goed integratieproces het beste instrument is om wantrouwen en verdenkingen tussen autochtone burgers en migranten weg te nemen en van fundamenteel belang is om xenofobische ideeën en acties de kop in te drukken;

31. ondersteunt de ontwikkeling van wederzijdse leermechanismen en de uitwisseling van aanbevolen werkwijzen tussen de lidstaten om gastlanden beter in staat te stellen om te gaan met de groeiende diversiteit, alsmede het gebruik van gemeenschappelijke indicatoren en voldoende statistische capaciteit om de resultaten van het integratiebeleid te evalueren;

32. roept in herinnering dat de betrokkenheid van migrantenorganisaties die een unieke rol spelen in het integratieproces van cruciaal belang is en migranten de mogelijkheid biedt tot democratische participatie; roept de lidstaten op om de maatschappelijke betrokkenheid bij het integratieproces te stimuleren door migranten te bewegen tot deelname aan het maatschappelijke en politieke leven in het gastland, lid te worden van politieke partijen en vakbonden, alsmede stemrecht te geven voor gemeenteraadsverkiezingen;

33. juicht het initiatief toe van de Commissie en van het Europees Economisch en Sociaal Comité om de samenhang tussen de integratiebeleidslijnen te versterken door de oprichting van een Europees Integratieforum waarbij sociale organisaties en immigrantenverenigingen betrokken zijn en dat tot doel heeft ervaringen uit te wisselen en aanbevelingen te doen; verzoekt de lidstaten om hun inspanningen op het gebied van integratie te coördineren met de uitwisseling van de in de nationale integratieplannen vervat zijnde beste praktijken;

34. verzoekt de Commissie voldoende financiële steun te verlenen voor de structurele en culturele integratie van immigranten, eveneens door middel van EU-programma's als "Een leven lang leren", "Burgers voor Europa", "Jeugd in actie" en "Cultuur 2007-2013"; stelt vast dat leraren meestal slecht voorbereid zijn op grote aantallen migrantenkinderen in de klas en verzoekt om betere scholing voor leraren en adequate financiële steun;

35. wijst erop dat programma's voor een leven lang leren een cruciale rol spelen in het integratieproces door de ontwikkeling van vaardigheden, met name het leren van talen; beschouwt de onbelemmerde deelname aan programma's voor een leven lang leren als een recht en een kans voor nieuwkomers;

36. verzoekt de Commissie en de lidstaten om een beleid tegen discriminatie, met inbegrip van discriminatie van overheidswege, te blijven bevorderen;

37. verzoekt de lidstaten met klem de relevante richtlijnen na te leven en te steunen: de Richtlijnen 2000/78/EG, 2000/43/EG en 2004/113/EG, om discriminatie te bestrijden;

38. roept de lidstaten op om het Internationale Verdrag ter bescherming van alle arbeidsmigranten en hun gezinsleden dat op 18 december 1990[17] door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties werd aangenomen, te ratificeren;

39. verzoekt de Commissie om gendergerelateerde gegevens over immigratie in de EU te verzamelen en ervoor te zorgen dat deze door het Europees instituut voor gendergelijkheid worden geanalyseerd om de bijzondere behoeften en problemen van vrouwelijke immigranten beter in kaart te brengen, evenals de meest geschikte methodes om hen in de samenleving van de gastlanden te integreren;

40. roept de lidstaten op, bij de bepaling van hun integratiebeleid, ten volle rekening te houden met de genderdimensie en de specifieke situatie en behoeften van vrouwelijke immigranten;

41. verzoekt de lidstaten te garanderen dat de grondrechten van vrouwelijke immigranten worden geëerbiedigd, ongeacht de vraag of hun verblijfsstatus al dan niet legaal is;

42. verzoekt de lidstaten voorlichtingscampagnes voor vrouwelijke immigranten te ondersteunen met het doel hen te informeren over hun rechten, mogelijkheden op het gebied van (taal)onderwijs, beroepsopleidingen en toegang tot werkgelegenheid, en om gedwongen huwelijken, genitale verminking bij vrouwen en andere vormen van psychologische of lichamelijke dwang te voorkomen;

Veiligheid en immigratie

Geïntegreerd grensbeheer

43. benadrukt de behoefte aan een uitgebreid masterplan met een uiteenzetting van de algemene doelstellingen en architectuur van de Europese strategie voor grensbeheer, inclusief details over de wijze waarop alle betrokken programma's en regelingen kunnen worden geoptimaliseerd; is van mening dat de Commissie, vanuit het oogpunt van de architectuur van de Europese strategie voor grensbeheer, eerst een analyse dient te maken van de doelmatigheid van de bestaande grensbeheersystemen van de lidstaten, zodat op dit vlak een optimale synergie kan worden verkregen en om in het kader van een geïntegreerd Europees grensbeheer meer te weten te komen over kosteneffectiviteit van de voorgestelde nieuwe systemen, zoals een inreis-uitreisregistratie, elektronisch systeem voor reisvergunningen (ESTA), automatische grenscontrole en programma betreffende geregistreerde reizigers;

44. benadrukt dat voor geïntegreerd grensbeheer een evenwicht moet worden gevonden dat enerzijds recht doet aan het vrij verkeer van een groeiende groep mensen en anderzijds de veiligheid van EU-burgers vergroot; ontkent niet dat het gebruik van gegevens duidelijke voordelen biedt; maar is tegelijkertijd van mening dat voor het behoud van het publieke vertrouwen in het regeringsoptreden moet worden voorzien in voldoende gegevensbescherming, toezicht en verhaalmechanismen;

45. roept op tot een haalbaarheidsonderzoek van een integrale, vierledige aanpak waarbij immigranten die naar de EU reizen systematisch in elke fase van hun reis worden gecontroleerd;

46. benadrukt dat de Europese strategie voor grensbeheer in het kader van het partnerschap EU-Afrika en het Europees nabuurschapbeleid (Oostelijk Partnerschap, EUROMED) tevens moet worden aangevuld met concrete maatregelen gericht op versterking van de grenzen van derde landen;

47. roept op tot vervanging van de huidige nationale Schengen-visa door uniforme Europese Schengen-visa, waardoor gelijke behandeling van alle visumaanvragers mogelijk wordt; wenst geïnformeerd te worden over het exacte tijdschema en de details inzake het beleidsonderzoek en technisch onderzoek van de Commissie om de haalbaarheid, praktische gevolgen en impact te bepalen van een systeem dat staatsburgers van derde landen verplicht een elektronische reisvergunning aan te vragen voordat zij naar de EU reizen (elektronisch systeem voor reisvergunningen, ESTA); roept op tot een betere samenwerking tussen de consulaten van de lidstaten en een vrijwillige, geleidelijke instelling van gezamenlijke consulaire diensten inzake visums;

48. vraagt de Raad om instelling van mechanismen die gebaseerd zijn op solidariteit tussen de lidstaten om de kosten die voortvloeien uit grenscontroles te delen en de nationale beleidsmaatregelen van diezelfde lidstaten te coördineren;

Niet-reguliere migratie

49. beschouwt de bestrijding van niet-reguliere immigratie als een cruciaal onderdeel van een allesomvattend Europees immigratiebeleid, en betreurt het derhalve dat een effectieve besluitvorming op dit vlak wordt gehinderd door het gebrekkige vermogen van de lidstaten tot een werkelijke samenwerking die wederzijdse belangen voor ogen heeft;

50. is geschokt door het menselijk leed dat wordt veroorzaakt door illegale migratieroutes over zee, met name aan de zuidelijke zeegrenzen van de Unie, waar mensen met bootjes gevaarlijke tochten naar Europa ondernemen vanaf de Afrikaanse kust; dringt aan op snelle maatregelen om voor eens en voor altijd een einde te maken aan dit menselijk leed en de dialoog en de samenwerking met de landen van herkomst te versterken;

51. herinnert aan het feit dat niet-reguliere immigratie vaak wordt uitgevoerd door criminele netwerken die tot nu toe efficiënter zijn gebleken dan gemeenschappelijke Europese actie; is ervan overtuigd dat deze netwerken verantwoordelijk zijn voor de dood van de honderden mensen die jaarlijks omkomen op zee; herinnert de lidstaten eraan dat zij door hun internationale verplichtingen een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid hebben om het leven van mensen op zee te redden; verzoekt daarom de Commissie en de Raad hun inspanningen in de strijd tegen georganiseerde misdaad, mensenhandel en -smokkel die zich voordoet in verschillende delen van de EU, te verdubbelen, en in het bijzonder om deze netwerken volledig te ontmantelen door niet alleen de mensensmokkelaars aan te pakken, want uiteindelijk zijn zij maar de zichtbare draaispil, maar ook zij die bovenaan de ladder staan en het meeste profijt halen uit deze criminele activiteiten;

52. roept de Commissie op om bewustwordingsprogramma's in landen van doorreis of herkomst meer te richten op de gevaren van niet-reguliere migratie;

53. verwelkomt de goedkeuring van de nieuwe richtlijn die sancties mogelijk maakt tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen en beschouwt dit als een effectief instrument om de uitbuiting van migrerende werknemers tegen te gaan en een van de belangrijkste pullfactoren voor niet-reguliere migratie aan kracht te laten inboeten;

54. dringt er bij de lidstaten op aan niet te dralen bij de omzetting van de nieuwe richtlijn die sancties oplegt aan werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen uit derde landen;

55. is van mening dat het absoluut noodzakelijk is om de dialoog met de landen van herkomst te versterken en om met die landen samenwerkingsovereenkomsten af te sluiten teneinde paal en perk te kunnen stellen aan deze niet-reguliere migratie die onmenselijk is en waarvan de gevolgen dramatisch zijn;

56. is van mening dat het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (FRONTEX), ondanks herhaalde verhogingen van zijn begroting op aandringen van het Parlement, als gevolg van haar beperkte mandaat nog steeds onvoldoende coördinatie voor de controles van de buitengrenzen van de Unie levert, hetgeen te wijten is aan de gebrekkige inspanning om derde landen te bewegen tot betrokkenheid, met name op het vlak van maritieme operaties;

57. verwelkomt het initiatief van de Commissie voor een voorstel tot herziening van het mandaat van FRONTEX en is van mening dat de versterking daarvan dringend noodzakelijk is, met name door middel van de uitbreiding van zijn coördinatiecapaciteit en zijn vermogen permanente missies te coördineren in gebieden met een hoge migratiedruk op verzoek van de betrokken lidstaten en samen te werken met derde landen; is van mening dat er tevens nadruk moet worden gelegd op uitbreiding van het vermogen van FRONTEX om risicoanalyses te maken en inlichtingen te verzamelen;

58. is van mening dat FRONTEX adequate middelen vereist, niet alleen financiële middelen, om zijn mandaat op een zinvolle manier te kunnen vervullen en verzoekt om de inzet van nieuwe technologieën in de strijd tegen niet-reguliere migratie en roept de lidstaten op meer technische middelen bijeen te brengen; roept de Commissie op wetgevingsvoorstellen in te dienen voor de instelling van verplichte solidariteit voor het centraal register van beschikbare technische uitrusting (CRATE) op dezelfde manier als is voorzien voor de snelle-grensinterventieteams (RABIT’s);

59. verzoekt FRONTEX en de Commissie een onderzoek met schattingen uit te voeren naar de mogelijkheid dat FRONTEX eigen uitrusting krijgt en naar de vereisten voor de mogelijke opwaardering van de maritieme operaties van FRONTEX tot een EU-kustwacht, zonder de eigen grenscontroles van de lidstaten te ondermijnen;

60. is van mening dat FRONTEX alleen volledig effectief kan zijn als de inspanningen op het gebied van aanvullende handelingen, zoals overname en samenwerking met derde landen, worden geïntensiveerd; roept de Commissie op FRONTEX in dit opzicht te steunen;

61. steunt de oprichting van gespecialiseerde FRONTEX-bureaus om specifieke situaties aan grenzen met een bepaalde gevoeligheid te behandelen en beter te beoordelen, in het bijzonder als het gaat om de oostelijke landgrenzen en de zuidelijke zeegrenzen;

62. merkt op dat de FRONTEX-operaties worden gehinderd door verschillen in de interpretatie van juridische terminologie, de interpretatie van het internationaal zeerecht en verschillen in nationale wetgeving en procedures; roept op tot een uitgebreid onderzoek naar de mogelijkheden van een gezamenlijke aanpak en naar de verschillen tussen nationale wetgevingen en procedures die als een belemmering gelden;

63. roept op tot verdere, permanente samenwerking tussen FRONTEX en nationale organisaties en agentschappen;

64. roept op tot een verdere ontwikkeling van het concept van een Europees grensbewakingssysteem (EUROSUR), mede op basis van een betere coördinatie tussen de lidstaten;

65. merkt op dat illegale immigranten niet zozeer door de nationale zeemacht worden aangetroffen, maar eerder door vissers, particuliere boten en private werknemers op zee; benadrukt de behoefte om deze partijen te informeren over de plicht die ze uit hoofde van de internationale wetgeving hebben om hulp te bieden aan immigranten in nood en roept op tot een mechanisme voor compensatie van de werktijd die verloren gaat als gevolg van reddingsoperaties;

66. onderstreept dat er grote behoefte bestaat aan betrouwbare statistieken om concrete instrumenten op te richten om niet-reguliere migratie op Europees niveau te bestrijden en verzoekt de Commissie om de vereiste maatregelen te nemen om deze statistieken te leveren;

Terugkeer

67. is van mening dat migranten die geen recht hebben op internationale bescherming of niet-regulier op het grondgebied van de lidstaten verblijven, moeten worden verplicht het grondgebied van de Europese Unie te verlaten; neemt in dit verband nota van de aanneming van de Terugkeerrichtlijn en verzoekt de lidstaten om in het kader van de omzetting erover te waken dat eventuele in hun intern recht vastgestelde gunstigere bepalingen bewaard blijven; verzoekt de lidstaten te garanderen dat bij de terugkeer van illegale migranten voldoende rekening wordt gehouden met de wet en met de waardigheid van de betrokken personen en dat de voorkeur wordt gegeven aan vrijwillige terugkeer;

68. roept op tot de oprichting van een systeem voor terugkeercounseling in gesloten en open opvangcentra zodat een contactpunt ontstaat voor mensen die meer willen weten over hulp bij terugkeer;

69. roept de Commissie op om monitoring van teruggekeerde migranten in de landen van herkomst mogelijk te maken en mechanismen voor sociale en beroepsmatige reïntegratie ter plekke te ondersteunen;

70. verzoekt de lidstaten om bij voorkeur hun overnamebeleid in te passen in een gemeenschappelijk beleid in de plaats van in bilaterale akkoorden;

71. vraagt dat wat betreft de overnameakkoorden het Parlement en zijn bevoegde commissies geregeld op de hoogte zouden worden gebracht van het verloop van de discussies met derde landen en van eventuele obstakels waarmee de onderhandelaars geconfronteerd worden;

72. roept de Commissie op om ervoor te zorgen dat de lidstaten alleen bilaterale overnameovereenkomsten sluiten met derde landen die de mensenrechten van teruggekeerde personen ten volle garanderen en het Verdrag van Genève (1951) hebben ondertekend;

73. verzoekt de Commissie te streven naar de effectieve handhaving van de verplichting van derde landen om hun staatsburgers die niet-regulier op het grondgebied van de EU verblijven terug te nemen, zoals is bepaald in artikel 13 van de Overeenkomst van Cotonou van 23 juni 2000; roept op tot versterking van deze bepalingen tijdens de onderhandelingen over de nieuwe ACS-overeenkomst (overeenkomst met de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan);

74. benadrukt de noodzaak van een werkelijk Europees aspect van het terugkeerbeleid door middel van de wederzijdse erkenning van terugkeerbesluiten; dringt aan op meer samenwerking tussen de lidstaten als het gaat om de tenuitvoerlegging van vertrek en uitzetting en de versterking van de rol van FRONTEX in gezamenlijke terugkeeroperaties;

75.roept op tot versterking van de samenwerking, onder meer door middel van consulaire samenwerking, met landen van herkomst en van doorreis, om overnameprocedures te vereenvoudigen, en verzoekt de Commissie de bestaande overnameovereenkomsten te evalueren om de tenuitvoerlegging ervan te bevorderen en er lering uit te trekken die bij de onderhandeling over toekomstige overeenkomsten kan worden gebruikt;

76. roept de Raad op om wettelijke regelingen te maken ten behoeve van een Europees laissez-passer dat wordt verstrekt aan illegaal verblijvende onderdanen van derde landen en bedoeld is om de overname door derde landen beter te laten verlopen. Er dient actie te worden ondernomen om het Europese laissez-passer op te nemen in de overnameovereenkomsten van de EU, zodat het een bindend karakter krijgt voor de betrokken derde landen;

Solidariteit en immigratie

Coördinatie tussen lidstaten

77. betreurt het ten zeerste dat de lidstaten onvoldoende solidariteit hebben getoond als het gaat om de groeiende uitdaging van immigratie; roept op tot een dringende herziening van het kaderprogramma Solidariteit en beheer van de migratiestromen voor de periode 2007-2013[18] en de vier financiële instrumenten daarvan om deze af te stemmen op de nieuwe realiteit die voortkomt uit de toenemende migratiedruk en ervoor te zorgen dat ze kunnen worden gebruikt voor het aanpakken van dringende behoeften, zoals in het geval van massale migratietoestromen;

78. neemt nota van de toezeggingen die de lidstaten in het voornoemde Europees pact inzake immigratie en asiel hebben gedaan met betrekking tot de noodzaak van solidariteit; verwelkomt met name de opname van een vrijwillig mechanisme voor lastendeling, dat het mogelijk maakt personen die recht hebben op internationale bescherming te verplaatsen van lidstaten die te maken hebben met specifieke en buitenproportionele druk op hun nationale asielstelsels, met name als gevolg van hun geografische ligging of bevolkingsopbouw, naar andere lidstaten, en roept de lidstaten op om deze toezeggingen uit te voeren; verwelkomt tevens het feit dat in de EU-begroting voor 2009 vijf miljoen euro voor dit doel is uitgetrokken in het kader van het Europees Vluchtelingenfonds; dringt echter aan op de invoering van bindende instrumenten; verzoekt de Commissie dit mechanisme direct ten uitvoer te leggen en onmiddellijk een wetgevingsinitiatief voor te stellen om een dergelijk mechanisme op Europees niveau op permanente basis in te stellen;

79. verwelkomt de herschikking van de Dublin-verordening en de voorgestelde bepalingen voor een mechanisme om Dublin-overdrachten op te schorten indien een overdracht tot gevolg heeft dat mensen die een verzoek hebben ingediend met ontoereikende beschermingsnormen te maken krijgen in verantwoordelijke lidstaten, met name op het gebied van opvangvoorzieningen en toegang tot de asielprocedure, alsmede in gevallen waar Dublin-overdrachten een lastenverzwarend effect hebben op lidstaten die al te kampen hebben met een specifieke, onevenredige druk, die met name het gevolg is van hun geografische ligging of demografische situatie; benadrukt echter dat deze bepalingen zonder de invoering van een tweezijdig bindend instrument voor alle lidstaten, slechts de waarde van een politieke uitspraak zullen hebben en geen effectief instrument vormen om een lidstaat werkelijk te steunen;

80. verwelkomt het voorstel van de Commissie tot herschikking van de verordening inzake de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken en herinnert de lidstaten aan hun verplichtingen voor het nemen van vingerafdrukken en toezenden van gegevens onder de huidige Eurodac-verordening; is van mening dat biometrische gegevens, zoals vingerafdrukken, moeten worden benut om grenscontroles doeltreffender te maken;

Samenwerking met derde landen

81. betreurt het dat de samenwerking met derde landen onvoldoende resultaten heeft opgeleverd, met uitzondering van de samenwerking van Spanje met derde landen zoals Senegal en andere landen van subsaharisch Afrika en Noord-Afrika; roept op tot gerichte steun aan derde landen van doorreis of herkomst om deze te helpen een effectief systeem voor grensbeheer op te bouwen, waarbij FRONTEX moet worden ingezet voor bijstandsverlening bij grensbeheer in deze landen;

82. herinnert de Commissie, de Raad en de lidstaten eraan dat het van wezenlijk belang is om in het verlengde van de ministerconferenties EU-Afrika van Tripoli, Rabat en Lissabon over migratie en ontwikkeling de dialoog met de landen van herkomst en van doorreis voort te zetten;

83. roept op tot de uitvoering van de beleidsinstrumenten die zijn ontwikkeld in het kader van "Een alomvattende aanpak van migratie"[19], het "Rabat-proces" (2006) over migratie en ontwikkeling en het partnerschap EU-Afrika inzake migratie, mobiliteit en werkgelegenheid (Lissabon, december 2007);

84. benadrukt het belang van een ontwikkelingsbeleid in derde landen van herkomst of doorreis als middel om de uitdaging van immigratie bij de wortels aan te pakken; roept op tot een betere coördinatie van het immigratie- en ontwikkelingsbeleid van de Unie, waarbij volledig rekening moet worden gehouden met strategische doelstellingen zoals de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling;

85. merkt echter op dat het ontwikkelingsbeleid niet het enige alternatief voor migratie kan zijn want er kan geen solidaire ontwikkeling zijn zonder permanente mobiliteit;

86. roept op tot een betere samenwerking met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en andere internationale organisaties bij de oprichting van nieuwe regionale kantoren in kwetsbare gebieden waar praktische hulp gewenst is voor onder meer legale migratie of vrijwillige terugkeer van immigranten;

87. benadrukt het belang van de oprichting van informatie- en beheerscentra voor migratie, zoals de opening van het centrum in Mali in oktober 2008; is van mening dat deze centra de aanpak van migratieproblemen in belangrijke mate kunnen ondersteunen door de situatie van potentiële migranten, teruggekeerde migranten en migranten die in de EU verblijven, tegen het licht te houden; roept de Commissie op om de nodige informatie te verstrekken over de bouw van andere centra in het kader van het partnerschap EU-Afrika en vraagt de Commissie te onderzoeken of dergelijke centra ook in de oostelijke buurlanden kunnen worden opgericht;

88. benadrukt dat alle overeenkomsten met landen van herkomst en doorreis hoofdstukken moeten bevatten over samenwerking op het gebied van immigratie en roept op tot een ambitieus beleid met derde landen voor samenwerking van politie en justitie bij de bestrijding van internationale criminele organisaties die betrokken zijn bij mensensmokkel en berechting van de betrokken personen, in samenwerking met Europol en Eurojust; verzoekt de Commissie eveneens haar steun aan derde landen te intensiveren, inclusief financiële en technische hulp om een sociaal-economisch klimaat te creëren waarin niet-reguliere migratie, drugshandel en georganiseerde misdaad worden ontmoedigd;

89. verzoekt de Commissie om de onderhandeling over globale Europese overeenkomsten, zoals die welke werd ondertekend met Kaapverdië, te promoten, verder te onderhandelen met Marokko, Senegal en Libië en overeenkomsten te promoten met de belangrijkste herkomstlanden;

90. roept op tot het steunen van derde landen in de ontwikkeling van hun nationaal wetgevingskader en oprichting van immigratie- en asielstelsel dat volledig in overeenstemming is met de internationale wetgeving en roept derde landen van doorreis tevens op om de Geneefse Conventie (1951) betreffende de status van vluchtelingen te ondertekenen en respecteren;

91. verzoekt de lidstaten na te denken over de kwestie van milieuvluchtelingen, migranten die we vandaag niet kunnen beschouwen als economische migranten en die ook niet erkend worden als vluchtelingen in de zin van de Geneefse Conventie;

0

0 0

92. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

TOELICHTING

Inleiding

Het is duidelijk dat immigratie een van de belangrijkste uitdagingen is waarvoor Europa zich momenteel gesteld ziet. We kunnen bij het aanpakken van deze uitdaging een beleid voeren dat erop gericht is deze uitdaging tot een kans te maken óf we kunnen de situatie verkeerd aanpakken, hetgeen alle betrokkenen duur zal komen te staan.

De ervaring heeft geleerd dat immigratie een gemeenschappelijke aangelegenheid is waarbij de EU-landen, tot voordeel van allen, gezamenlijk kunnen en moeten optreden. Individuele landen, ongeacht hun grootte, die op zichzelf probeerden een adequate oplossing te vinden, ondervonden daarbij aanzienlijke problemen. Des te meer in een gebied waarin vrijheid van verkeer van toepassing is en in het Schengengebied.

Door de gemeenschappelijke buitengrenzen is het al dan niet handelen van de ene lidstaat van invloed op de belangen van de andere lidstaten. Evenzo is een situatie dat één lidstaat gebukt gaat onder migratiedruk een situatie die de gehele Unie aangaat. Daarom wordt er een beroep gedaan op de EU om een doorslaggevende rol te spelen bij het opstellen van een gemeenschappelijk Europees immigratiebeleid.

Uw rapporteur is van mening dat de drang om een werkelijk gemeenschappelijk Europees immigratiebeleid te vormen nu niet meer te stoppen is en dat de Europese Unie de kans moet grijpen dit beleid werkelijkheid te maken. Anders zullen we er de rest van ons leven spijt van hebben.

De programma’s van Tampere (1999-2004) en Den Haag (2004-2009) hebben ervoor gezorgd dat er belangrijke successen zijn geboekt en de bijdrage van het Europees Parlement werd steeds verwelkomd. Het immigratiebeleid blijft echter fragmentarisch en het is nodig dat de stukken één coherent geheel gaan vormen. Maar er is meer nodig. Er moet een gemeenschappelijke beleidsvisie worden opgesteld, die gebaseerd is op successen uit het verleden, maar ook gericht is op de toekomst. Teneinde dit voor elkaar te krijgen, is er meer ambitie nodig en moeten EU-lidstaten hun nationale trots opzij zetten en met elkaar afspreken beter samen te werken.

Uw rapporteur verwelkomt het Europees pact inzake immigratie en asiel dat op 16 oktober 2008 door de Europese Raad is aangenomen en waarin ondubbelzinnig werd erkend dat Europa vorderingen moet maken op het gebied van een gemeenschappelijk beleid. De beginselen, maatregelen en instrumenten voor een gemeenschappelijk immigratiebeleid worden eindelijk gedefinieerd. Aangezien het mandaat van het Europees Parlement voor de periode 2004-2009 ten einde loopt, hoopt uw rapporteur een korte beschrijving te geven van de richtlijnen waarop de visie van het Parlement ten aanzien van een gemeenschappelijk Europees immigratiebeleid in de komende jaren zou moeten voortborduren.

Er wordt in dit verslag getracht alle dimensies van immigratie te behandelen teneinde een compleet beeld te geven. Voor afzonderlijke instrumenten en maatregelen is echter een grondigere analyse vereist.

Europa loopt het gevaar te worden verrast door gebeurtenissen

Tenzij er snel vorderingen worden gemaakt bij het vormen van een gemeenschappelijk immigratiebeleid, loopt Europa het gevaar te worden verrast door gebeurtenissen. Dramatische gebeurtenissen aan de buitengrenzen hebben laten zien dat we al laat zijn. In de afgelopen jaren is de migratiedruk aan de nieuwe oostelijke en zuidelijke grenzen van de Unie toegenomen. In het zuiden is de druk vooral erg hoog vanwege het fenomeen van de bootvluchtelingen die de levensgevaarlijke overtocht wagen in de hoop het Europese vasteland te bereiken.

Er voltrekt zich een dodelijke menselijke tragedie, waarbij op zee elk jaar honderden mensenlevens verloren gaan en het is stuitend dat er wellicht niet eens aandacht wordt geschonken aan deze tragedie. Naar verluidt zijn er in 2007 meer mensen omgekomen in het Middellandse Zeegebied en bij de Canarische Eilanden dan in de oorlog in Libanon, en in 2008 zijn er op zee meer mensen omgekomen dan in de oorlog in Gaza. Deze menselijke tragedie moet onmiddellijk een halt worden toegeroepen.

Duizenden immigranten worden op zee gered en de EU-lidstaten dragen in dit opzicht een grote verantwoordelijkheid. Van de 2 700 immigranten die in 2008 in Malta aankwamen, werden er bijvoorbeeld meer dan tweeduizend op zee gered toen bootladingen immigranten die onderweg waren naar Lampedusa (Italië), in nood waren en werden gered door het marine-eskader van de Maltese strijdkrachten, dat regelmatig bij gevaarlijke reddingsoperaties op volle zee is betrokken.

Sommige lidstaten worden sterker blootgesteld aan de migratiedruk dan andere lidstaten. De Canarische Eilanden (Spanje), Lampedusa (Italië), Malta en Cyprus zijn vooral getroffen, net als andere lidstaten, zoals Griekenland. Maar terwijl immigranten die op Lampedusa of op de Canarische Eilanden aankomen snel naar het vasteland van Italië of Spanje kunnen worden overgebracht, kunnen immigranten die op Malta aankomen niet worden overgeplaatst, omdat het Europese immigratiebeleid nog niet voorziet in dit soort overplaatsingen binnen de EU.

Het gemeenschappelijk Europees immigratiebeleid moet daarom ook omgezet worden in een solidair beleid ten aanzien van de lidstaten die aan de buitengrenzen van Europa liggen, aangezien deze lidstaten de grenzen van de Unie beschermen. En als migranten in deze landen arriveren, trekken ze na verloop van tijd gewoonlijk naar andere delen van de Unie.

1. Welvaart en immigratie

Tenzij Europa een vesting wil worden die de ogen sluit voor de duidelijke aantrekkingskracht van het continent voor immigranten uit derde landen, moet een gemeenschappelijk immigratiebeleid per definitie regels bevatten met betrekking tot de legale toegang tot Europa. In feite betekent een legale toegangsweg tot Europa ook dat de omvang van en motieven voor illegale wegen enorm worden gereduceerd.

Het wordt nauwelijks betwijfeld dat legale migratie een bijdrage kan leveren aan de economische groei in de EU en vooral kan voorzien in de behoeften van die lidstaten die verlegen zijn om migranten om de staat van hun arbeidsmarkt of van de demografie in het land te verbeteren. Bovendien maken migranten geld naar hun vaderland over en dragen op die manier bij aan de ontwikkeling van hun land van herkomst. Derhalve kan legale migratie, mits er goede afspraken worden gemaakt, een win-winsituatie opleveren.

1.1 Legale migratie

Aan legale migratie moeten duidelijke, transparante en eerlijke regels ten grondslag liggen, hoewel het in dit stadium van ontwikkeling duidelijk is dat elke lidstaat de controle moet houden over het aantal werknemers dat deze lidstaat in de arbeidsmarkt kan integreren, waarbij het beginsel van de communautaire preferentie naar behoren in acht moet worden genomen. Na de goedkeuring van de blauwe kaart is het nu ook tijd om vervolgstappen te zetten en laaggeschoolde en seizoenswerknemers kansen te bieden.

Er moet ook rekening worden gehouden met de gevolgen van braindrain, maar hoogopgeleide werknemers uit derde landen verplaatsen zich hoe dan ook en dan kunnen ze maar beter in Europa terechtkomen. Uw rapporteur steunt de bevordering van de ‘mobiliteit van hoogopgeleiden’ door middel van het stimuleren van tijdelijke of cirkelmigratie, teneinde de negatieve gevolgen te verzachten.

1.2 Integratie

De integratie van legale immigranten die gedurende lange tijd in een lidstaat kunnen verblijven, dient te worden ondersteund, omdat hun integratie zowel de migranten als de samenleving van het gastland voordelen biedt. Beleidsinstrumenten moeten ervoor zorgen dat het integrerende migranten mogelijk wordt gemaakt deel te nemen aan de lokale gemeenschap, waarbij diversiteit op de werkplek en op scholen wordt aangemoedigd en discriminatie wordt bestreden. Migranten die willen integreren, moeten echter bereid zijn de identiteit en waarden van de EU en haar lidstaten, waaronder de mensenrechten, de rechtsorde, de democratie, tolerantie en gelijkheid, te respecteren. Integratie is ongetwijfeld moeilijker te bereiken in landen die te maken hebben met een uitzonderlijk hoge migratiedruk. Het ontbreekt deze landen immers aan de capaciteit voor de integratie van grote aantallen migranten en migranten zijn hoe dan ook vaak van plan naar andere delen van Europa te trekken.

2. Veiligheid en immigratie

De Europese Unie kan alleen geloofwaardig zijn als het gaat om legale migratie als ze eerst laat zien dat ze vooruitgang kan boeken op het gebied van de illegale immigratie. Uw rapporteur is van mening dat Europa als collectief nog niet genoeg heeft gedaan in de strijd tegen de illegale immigratie en dat er te langzaam en te weinig vooruitgang wordt geboekt. Dit komt voornamelijk doordat er in Europa nog altijd geen gemeenschappelijke instrumenten beschikbaar zijn die een stevigere aanpak van het probleem van de illegale toegangswegen mogelijk maken. Het is dus niet zo verbazingwekkend dat immigratieroutes de zwakste schakel doorbreken. Europa moet sterk leiderschap tonen en voorgoed een eind maken aan de illegale immigratie, vooral als er daarbij sprake is van georganiseerde misdaad en mensensmokkel, en waarbij ongelukkige slachtoffers op een onbeschrijflijke manier aan hun einde komen.

2.1 Geïntegreerd grensbeheer

De lidstaten moeten de volledige controle over hun grenzen behouden. Uit de realiteit is echter gebleken dat de lidstaten die aan migratiedruk worden blootgesteld – ongeacht hun grootte – niet in staat zijn hun eigen grenzen met succes te beschermen. Europa moet daarom alle toepasselijke instrumenten, niet in de laatste plaats nieuwe technologieën zoals biometrie, inzetten om deze lidstaten bij de effectieve bescherming van hun grenzen te helpen.

2.2 Frontex

Uw rapporteur is van mening dat het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (Frontex) de aangewezen instantie is voor het kanaliseren van het collectieve antwoord van Europa op de illegale immigratie. Het Parlement heeft dit agentschap al ondersteund door de operationele begroting van dit agentschap met meer dan vijftig miljoen euro te verhogen. Dit agentschap is echter niet doeltreffend genoeg geweest en het moet worden versterkt door zowel een verhoging van zijn financiële middelen als een vergroting van zijn operationele capaciteit. Daartoe moet ook een systeem van verplichte solidariteit worden ingesteld, waarbij lidstaten die geld voor het register van het agentschap (CRATE) toezeggen hun beloften ook daadwerkelijk nakomen en aan de missies van het agentschap deelnemen. Helaas heeft de ervaring tot nu toe geleerd dat Frontex-missies, vooral patrouilles op zee, gebrekkig zijn doordat EU-lidstaten niet over de brug komen of nalaten deel te nemen. We moeten daarom dergelijke missies heroverwegen en opnieuw bezien of het agentschap de beschikking moet krijgen over zijn eigen middelen. Bovendien is de effectiviteit van Frontex alleen optimaal als er sprake is van een adequaat niveau van samenwerking vanuit en met derde landen.

2.3 Terugkeer

Onderdanen van derde landen die illegaal op het grondgebied van de EU verblijven, moeten vertrekken of moeten worden teruggestuurd. Effectieve terugkeermaatregelen zijn derhalve essentieel. De lidstaten moeten de voorkeur geven aan vrijwillige terugkeer en ze moeten samenwerken als het gaat om de tenuitvoerlegging van vertrek en uitzetting, onder andere door het organiseren van gezamenlijke terugkeeroperaties waarbij Frontex wordt betrokken.

3. Solidariteit en immigratie

Aan een gemeenschappelijk immigratiebeleid moet solidariteit ten grondslag liggen. Dit heeft echter tot nu toe ontbroken en maar al te vaak werden lidstaten die met een hevige migratiedruk worden geconfronteerd aan hun lot overgelaten. Dit heeft er weer toe geleid dat het vertrouwen in Europa werd ondermijnd. Het Verdrag van Lissabon zou dit vertrouwen weer kunnen herstellen, omdat de bepalingen in het Verdrag erop gericht zijn de capaciteit van de Unie om op het gebied van de immigratie gezamenlijk op te treden, te versterken.

3.1 Coördinatie tussen lidstaten

De financiële instrumenten van het algemeen programma Solidariteit en beheer van de migratiestromen (2007-2013) waren een goede stap in de juiste richting, maar ze zijn te langzaam van start gegaan en ze moeten worden herzien, zodat rekening kan worden gehouden met de nieuwe realiteit die voortkomt uit de veranderende scenario’s.

Uw rapporteur is van mening dat het mechanisme voor lastendeling, zoals dat in het Europees pact inzake immigratie en asiel is voorzien, zo snel mogelijk ten uitvoer moet worden gelegd en verzoekt de Europese Commissie dit mechanisme zonder uitstel in te zetten. Dit zal in eerste instantie bestaan uit een vrijwillig programma dat het mogelijk maakt personen die recht hebben op internationale bescherming te verplaatsen van lidstaten die te maken hebben met specifieke en buitenproportionele druk naar andere lidstaten. Het Parlement heeft in de EU-begroting voor 2009 al vijf miljoen euro voor dit doel uitgetrokken in het kader van het Europees Vluchtelingenfonds. Op basis van de hiermee opgedane ervaring dient de Commissie vervolgens met een voorstel te komen ten aanzien van de vraag hoe dit mechanisme in een bindend en permanent instrument kan worden omgezet.

Er moet solidariteit worden betracht in het geval van reddingsoperaties op zee die onder de jurisdictie van derde landen vallen en door middel van de herziening van de Dublin-verordening.

3.2 Samenwerking met derde landen

Ten slotte kan een gemeenschappelijk immigratiebeleid niet functioneren als er geen zinvol partnerschap bestaat met derde landen, ongeacht of dat landen van herkomst of van doorreis zijn.

Het feit dat samenwerking met derde landen een doorslaggevende rol kan spelen, is reeds onomstotelijk bewezen. In 2008 werd bijvoorbeeld door de samenwerking van Spanje met Senegal en Mauritanië het aantal vluchtelingen dat op de Canarische Eilanden arriveerde met wel zeventig procent verminderd. Omgekeerd stond in het centrale Middellandse Zeegebied Libië minder open voor samenwerking en steeg de aankomst van vluchtelingen.

Migratiekwesties moeten derhalve volledig in het Europese beleid ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking en in ander extern beleid van de Unie worden geïntegreerd. Uw rapporteur is van mening dat hiertoe alle overeenkomsten met derde landen hoofdstukken moeten bevatten over samenwerking op het gebied van immigratie, met inbegrip van bepalingen over kansen op het gebied van legale migratie, de controle van illegale immigratie en overname van vluchtelingen. In bepaalde derde landen moeten regionale bureaus worden opgericht die praktische ondersteuning bieden op het gebied van legale migratie en vrijwillige terugkeer van immigranten.

ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (3.3.2009)

aan de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken

inzake een gemeenschappelijk immigratiebeleid voor Europa: beginselen, maatregelen en instrumenten
(2008/2331(INI))

Rapporteur voor advies: Jamila Madeira

SUGGESTIES

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A.  overwegende dat volgens EUROSTAT de vergrijzing in de EU op de middellange termijn toeneemt, met als gevolg een verwachte vermindering van de beroepsbevolking met mogelijk wel bijna 50 miljoen tot 2060, en dat immigratie kan fungeren als een belangrijke aanjager voor goede economische resultaten in de EU,

B.   overwegende dat de strategie van Lissabon in haar plannen voor groei en werkgelegenheid te kampen heeft met een mogelijk gebrek aan arbeidskrachten dat het behalen van de doelstellingen in de weg kan staan, dat de werkloosheid momenteel toeneemt, en dat dit gebrek op de korte termijn kan worden verzacht door adequaat en gestructureerd beheer van de economische immigratie,

C.  overwegende dat de EU zich ook meer moet inspannen om problemen als gevolg van tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden intern aan te pakken, door sectoren aan te boren die momenteel een lage participatiegraad kennen, zoals mensen met een handicap of een onderwijsachterstand, of langdurig werkloze, reeds in de EU verblijvende asielzoekers,

D.  overwegende dat we nooit onze morele plicht mogen vergeten om de deur open te houden voor vluchtelingen die oprecht asiel nodig hebben vanwege vervolging en levensbedreigende situaties,

1.   acht het noodzakelijk het essentiële karakter van het verschijnsel migratie voor de EU alsmede het economisch potentieel daarvan te erkennen, opdat een samenstel van adequaat en verantwoord beleid wordt bevorderd met betrekking tot voorwaarden voor toegang tot werkgelegenheid, huisvesting, opleiding, levenslang leren, sociale zekerheid en overdracht van pensioenrechten en arbeidsmobiliteit binnen de EU;

2.   is van mening dat illegale arbeid moet worden tegengegaan, gezien het feit dat dit de rechten van migrerende werknemers aantast; is van mening dat het essentieel is een Europees beleid te bevorderen dat illegale migrerende werknemers aanmoedigt zich te melden bij de autoriteiten, terwijl tegelijkertijd wordt gewaarborgd dat de maatregelen die daartoe worden genomen niet leiden tot gericht aanpakken en versnelde terugkeerprocedures die in strijd zijn met hun rechten, omdat deze werknemers zich al in een ondergeschikte positie bevinden als ze in Europa aankomen, zelfs al is dat legaal; acht het cruciaal dat ook onzeker werk in het algemeen wordt bestreden, aangezien dit probleem in het bijzonder migrerende werknemers aangaat, en hun toch al kwetsbare situatie verergert of hun rechten aantast; roept op deelvisies als "security first" te vermijden en voor een algemeen beleid te kiezen dat rekening houdt met de druk van werkloosheid en van het gebrek aan mogelijkheden in de landen van herkomst, vooral voor jongeren en vrouwen, waarbij wordt benadrukt dat zowel de EU als de derde landen van goed beheerde migratieprocessen kunnen profiteren;

3.   wijst erop dat het belangrijk is de vaardigheden van immigranten te erkennen, vooral met het oog op de formele, niet-formele en informele kwalificaties verkregen in het land van herkomst; is van mening dat door deze erkenning de verspilling van vaardigheden wordt tegengegaan die nu telkens weer optreedt onder immigranten, met name vrouwen, die vaak werk doen waarvoor veel lagere kwalificaties zijn vereist dan zij hebben;

4.   verzoekt de Commissie in toekomstige documenten over deze materie rekening te houden met de kwestie van erkenning van vaardigheden, en met de stimulans voor een leven lang leren, waarbij tevens door de lidstaten wordt gegarandeerd dat immigranten mogelijkheden krijgen om de taal van het gastland te leren, als een vorm van sociale, beroepsmatige en culturele integratie in de Europese Unie en om hen beter in staat te stellen de ontwikkeling van hun kinderen te ondersteunen; verzoekt de Commissie eveneens om gebruik te maken van de resultaten van het beraad over het taalonderwijs aan migrantenkinderen en het onderwijs in het land van verblijf van de taal en de cultuur van het land van herkomst, en dringt erop aan dat bij het voor te stellen kader de subsidiariteits- en evenredigheidsbeginselen in acht worden genomen;

5.   bevestigt opnieuw dat het principe van gelijke kansen, vooral waar het gaat om toegang tot werkgelegenheid voor personen met gelijke kwalificatie, ook van toepassing moet zijn op immigranten; benadrukt dat erkenning van kwalificaties volgens een duidelijke en doorzichtige procedure dient te verlopen, opdat immigranten legaal werk kunnen krijgen dat is afgestemd op hun feitelijke kwalificaties en toegelaten worden tot overheidsdiensten en vrije beroepen;

6.   bevestigt opnieuw dat EURES een geschikt instrument is om vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op transparante, verantwoorde en doelmatige wijze op elkaar af te stemmen; stelt daarom een uitbreiding van EURES voor om contact mogelijk te maken tussen Europese werkgevers die mensen zoeken met bepaalde kwalificaties en sollicitanten afkomstig uit derde landen; stelt voor dat de speciale centra (al opgezet en nog op te zetten) of de vertegenwoordigingen van de EU in derde landen worden gebruikt als verlengstuk van EURES, en dat de continuïteit van het voorlichtingswerk wordt gegarandeerd en uitgebreid met instrumenten en ondersteuning voor zelfstandig ondernemen of toegang tot microkredieten; benadrukt dat de behoefte van Europa aan hoogopgeleide arbeidskrachten niet mag leiden tot een brain drain uit derde landen, met alle schadelijke gevolgen van dien voor hun opkomende economieën en sociale infrastructuur;

7.   is van mening dat immigranten uit zogenaamde derde landen binnen de Unie het recht op mobiliteit toegekend moet worden, zodat zij - legaal wonend in een lidstaat - zonder tewerkstellingsvergunning in een andere lidstaat als grensarbeider mogen werken en dat het volledige recht op vrij verkeer van werknemers deze immigranten toegekend wordt na een periode van 5 jaar legaal verblijf in een lidstaat;

8.   onderstreept de betekenis van coördinatie op lokaal en regionaal niveau, waar de voornaamste verantwoordelijkheid voor het onderwijs ligt, evenals op nationaal en Europees niveau bij het beheer van de behoeften van de arbeidsmarkt, in de geest van het principe van communautaire preferentie; onderstreept dat een dergelijke samenwerking onmisbaar is voor de doelmatige invoering van een immigratiebeleid welk geschikt is om het gebrek aan arbeidskrachten dat optreedt in bepaalde sectoren en lidstaten aan te vullen, en voor een doelmatige en adequate integratie van immigranten;

9.   verzoekt de lidstaten zich in te zetten voor een geschikt model voor doelmatige integratie van immigranten in de landen van de Europese Unie, en tegelijkertijd de eerbiediging van al hun culturele, religieuze, ideologische, raciale of andere verschillen te waarborgen; herinnert eraan dat werkelijke sociale cohesie tot stand komt door middel van ondersteunende structuren van sociale en educatieve aard, alsmede taal en gezinshereniging; stelt voor een dicht bij de burger staand beleid in te voeren dat pleit voor het inzetten van overheidspersoneel met kennis van talen en culturen van derde landen, en dat waarborgt dat scholen multiculturaliteit en kennis van de verschillende aanwezige culturen in het vakkenpakket opnemen;

10. verzoekt de lidstaten de communautaire financieringsmechanismen met betrekking tot het immigratiebeleid goed te gebruiken, opdat meer en betere banen voor immigranten kunnen worden gecreëerd;

11. verzoekt de Commissie en de lidstaten zich in te zetten voor concrete beleidsmaatregelen en programma’s ter bevordering en bewerkstelliging van gezinshereniging van immigranten, als waarborg voor sociale stabiliteit;

12. verzoekt de Commissie en de lidstaten om een beleid tegen discriminatie, met inbegrip van discriminatie van overheidswege, te blijven bevorderen;

13. is van mening dat een integrale visie van een gemeenschappelijk immigratiebeleid voorbij mag gaan aan de inspanningen van de Commissie voor het opzetten van een doeltreffend asielbeleid gebaseerd op het Europees sociaal model, waarbij een vereenvoudigde en geharmoniseerde toegang tot de arbeidsmarkt mogelijk is door middel van de voorgestelde wijziging (COM(2008)815) van Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003, waarin minimumnormen worden vastgelegd inzake de opvang van asielzoekers in de lidstaten[1];

14. acht het van belang dat de lidstaten internationale verdragen inzake mensenhandel ondertekenen en naleven, waaronder het Protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel van de VN, het Verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, het Verdrag inzake de rechten van het kind, het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers en hun gezinsleden en de IAO-verdragen, met name nr. 29 betreffende dwangarbeid, nr. 182 betreffende de ergste vormen van kinderarbeid, alsmede de verdragen betreffende vrijheid van vereniging, arbeidsinspectie en arbeidsbureaus;

15. benadrukt dat het gemeenschappelijk immigratiebeleid moet worden ontwikkeld in nauwe samenwerking met de landen van herkomst, teneinde hen te ondersteunen en de inspanningen van de Europese Unie op het gebied van ontwikkelingssamenwerking op doelmatige wijze aan te vullen;

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

2.3.2009

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

37

1

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jan Andersson, Edit Bauer, Iles Braghetto, Philip Bushill-Matthews, Milan Cabrnoch, Maddalena Calia, Alejandro Cercas, Luigi Cocilovo, Jean Louis Cottigny, Jan Cremers, Richard Falbr, Joel Hasse Ferreira, Roger Helmer, Karin Jöns, Jean Lambert, Bernard Lehideux, Elizabeth Lynne, Thomas Mann, Ljudmila Novak, Siiri Oviir, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Rovana Plumb, Bilyana Ilieva Raeva, Elisabeth Schroedter, Gabriele Stauner, Ewa Tomaszewska, Anne Van Lancker, Gabriele Zimmer

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Glenn Bedingfield, Herbert Bösch, Françoise Castex, Gabriela Creţu, Donata Gottardi, Anna Ibrisagic, Rumiana Jeleva, Sepp Kusstatscher, Jamila Madeira, Viktória Mohácsi, Gianluca Susta, Silvia-Adriana Ţicău, Georgios Toussas

  • [1]  PB L 31 van 6.2.2003, blz. 18.

ADVIES van de Commissie cultuur en onderwijs (20.1.2009)

aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

inzake een gemeenschappelijk immigratiebeleid voor Europa: beginselen, maatregelen en instrumenten
(2008/2331(INI))

Rapporteur voor advies: Zdzisław Zbigniew Podkański

SUGGESTIES

De Commissie cultuur en onderwijs verzoekt de ten principale bevoegde Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  onderstreept het belang van een goed opgezet integratiebeleid, zowel voor het gastland als voor het creëren van reële vooruitzichten voor de immigranten zelf; is van mening dat het integratiebeleid multidimensionaal moet zijn, de specifieke situatie van alle lidstaten in aanmerking moet nemen, harmonieuze integratie moet bevorderen en gericht moet zijn op kwesties als onderwijs en opleiding, de erkenning van beroepskwalificaties, toegang tot de arbeidsmarkt, sociale diensten, huisvesting en een actieve deelname aan het sociale en culturele leven;

2.  verzoekt de Commissie voldoende financiële steun te verlenen voor de structurele en culturele integratie van immigranten, eveneens door middel van EU-programma's als "Een leven lang leren", "Burgers voor Europa", "Jeugd in actie" en "Cultuur 2007-2013"; stelt vast dat leraren meestal slecht voorbereid zijn op grote aantallen migrantenkinderen in de klas en verzoekt om betere scholing voor leraren en adequate financiële steun;

3.  verzoekt de lidstaten het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers en hun gezinsleden van de Verenigde Naties te ratificeren;

4.  verzoekt de lidstaten met klem de relevante richtlijnen na te leven en te steunen: de Richtlijnen 2000/78/EG, 2000/43/EG en 2004/113/EG, om discriminatie te bestrijden;

5.  wijst erop dat programma's voor een leven lang leren een cruciale rol spelen in het integratieproces door de ontwikkeling van vaardigheden, met name het leren van talen; beschouwt de onbelemmerde deelname aan programma's voor een leven lang leren als een recht en een kans voor nieuwkomers;

6.  is van mening dat de opnemingsstructuren voor migranten open ruimtes moeten zijn die zijn ontworpen om alle activiteiten of programma's ter bevordering van culturele uitwisseling tussen migranten en het gastland te faciliteren; is in dit verband van mening dat het van essentieel belang is dat het recht op onderwijs voor kinderen in iedere fase van het opnemingsproces gewaarborgd wordt zoals overigens in verschillende internationale bepalingen is vastgelegd;

7.  steunt het voorstel van de Europese Unie in verband met een "blauwe kaart"; is zich ervan bewust dat bij dergelijke maatregelen rekening moet worden gehouden met de specifieke sociaaleconomische en culturele situatie van de verschillende lidstaten, alsmede met de behoeften op hun arbeidsmarkt en beklemtoont dat ze niet mogen bijdragen tot een braindrain in de landen van herkomst;

8.  onderstreept dat onderwijs voor Roma en de integratie van Roma tot de moeilijkste en ingewikkeldste kwesties van het Europese sociale beleid en onderwijsbeleid behoren en roept de Commissie op om discriminatie van de Roma-gemeenschap actief te bestrijden.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

20.1.2009

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

23

1

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Maria Badia i Cutchet, Ivo Belet, Guy Bono, Marie-Hélène Descamps, Věra Flasarová, Milan Gaľa, Claire Gibault, Vasco Graça Moura, Luis Herrero-Tejedor, Ruth Hieronymi, Mikel Irujo Amezaga, Ramona Nicole Mănescu, Ljudmila Novak, Doris Pack, Zdzisław Zbigniew Podkański, Pál Schmitt, Hannu Takkula, Thomas Wise, Tomáš Zatloukal

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Gyula Hegyi, Nina Škottová, László Tőkés, Ewa Tomaszewska, Cornelis Visser

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Maria Berger

ADVIES van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (12.2.2009)

voor de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

inzake een gemeenschappelijk immigratiebeleid voor Europa: beginselen, maatregelen en instrumenten
(2008/2331(INI))

Rapporteur voor advies: Iratxe García Pérez

SUGGESTIES

De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A.  overwegende dat het aantal vrouwelijke immigranten in de EU voortdurend toeneemt en naar schatting 54 % van het totale aantal immigranten uitmaakt,

B.  overwegende dat vrouwelijke immigranten aanzienlijke problemen bij de integratie en de toegang tot de arbeidsmarkt ondervinden ten gevolge van hun lage opleidingsniveau en de negatieve stereotypen en praktijken die ze uit het land van herkomst hebben meegebracht, evenals de negatieve stereotypen en de discriminatie die in de lidstaat bestaan; overwegende dat veel hoog opgeleide jonge vrouwen naar de EU komen en hier relatief ongeschoold werk verrichten,

1.   verzoekt de lidstaten hun wetgeving te herzien en ervoor te zorgen dat een zelfstandige status en werkvergunning worden verleend aan echtgenoten en kinderen onafhankelijk van die van de belangrijkste wettelijke-statushouder;

2.   verzoekt de lidstaten te garanderen dat de grondrechten van vrouwelijke immigranten worden geëerbiedigd, ongeacht de vraag of hun verblijfsstatus al dan niet legaal is;

3.   nodigt de lidstaten uit om de communautaire financieringsinstrumenten ten behoeve van het gemeenschappelijk immigratiebeleid te gebruiken en deze verhoudingsgewijs en eerlijk tussen vrouwen en mannen te verdelen;

4.   verzoekt de lidstaten om bij de behandeling van aanvragen voor een autonome verblijfsstatus rekening te houden met de omstandigheden van vrouwelijke immigranten die het slachtoffer zijn van lichamelijk en geestelijk geweld, met inbegrip van gedwongen prostitutie, gearrangeerde huwelijken en genitale verminking en maatregelen worden te treffen om deze vrouwen te beschermen en de procedures voor de toekenning van een tijdelijke of permanente verblijfsvergunning te vereenvoudigen;

5.   verzoekt de lidstaten voorlichtingscampagnes voor vrouwelijke immigranten te ondersteunen met het doel hen te informeren over hun rechten, mogelijkheden op het gebied van (taal)onderwijs, beroepsopleidingen en toegang tot werkgelegenheid, en om gedwongen huwelijken, genitale verminking bij vrouwen en andere vormen van psychologische of lichamelijke dwang te voorkomen;

6.   verzoekt de lidstaten de participatie van vrouwelijke immigranten op de arbeidsmarkt en in het sociale en politieke leven te bevorderen, zwart werk tegen te gaan, de eerbiediging van de sociale rechten van vrouwen (zoals gelijke beloning, sociale zekerheid, pensioenrechten) te waarborgen, steun te bieden voor ondernemerschap, armoede en uitsluiting te voorkomen en de rol van de sociale partners en vakbonden te bevorderen;

7.   verzoekt de Raad en de Commissie het juridisch kader te versterken teneinde ervoor te zorgen dat vrouwelijke immigranten recht op een eigen paspoort en verblijfsvergunning hebben en men voor het ontnemen van deze documenten strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld;

8.   verzoekt de Commissie om gendergerelateerde gegevens over immigratie in de EU te verzamelen en ervoor te zorgen dat deze door het Europees instituut voor gendergelijkheid worden geanalyseerd om de bijzondere behoeften en problemen van vrouwelijke immigranten beter in kaart te brengen, evenals de meest geschikte methodes om hen in de samenleving van de gastlanden te integreren.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

10.2.2009

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

24

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Edit Bauer, Hiltrud Breyer, Edite Estrela, Ilda Figueiredo, Věra Flasarová, Lissy Gröner, Urszula Krupa, Pia Elda Locatelli, Astrid Lulling, Doris Pack, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Zita Pleštinská, Anni Podimata, Christa Prets, Teresa Riera Madurell, Eva-Riitta Siitonen, Eva-Britt Svensson, Britta Thomsen, Anna Záborská

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Gabriela Creţu, Ana Maria Gomes, Donata Gottardi, Elisabeth Jeggle, Maria Petre

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

31.3.2009

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

23

4

11

Bij de eindstemming aanwezige leden

Alexander Alvaro, Catherine Boursier, Emine Bozkurt, Philip Bradbourn, Mihael Brejc, Kathalijne Maria Buitenweg, Maddalena Calia, Giusto Catania, Carlos Coelho, Gérard Deprez, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Bárbara Dührkop Dührkop, Claudio Fava, Armando França, Urszula Gacek, Kinga Gál, Roland Gewalt, Jeanine Hennis-Plasschaert, Ewa Klamt, Magda Kósáné Kovács, Henrik Lax, Roselyne Lefrançois, Baroness Sarah Ludford, Claude Moraes, Javier Moreno Sánchez, Rareş-Lucian Niculescu, Maria Grazia Pagano, Martine Roure, Inger Segelström, Csaba Sógor, Vladimir Urutchev, Manfred Weber, Tatjana Ždanoka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Edit Bauer, Simon Busuttil, Ignasi Guardans Cambó, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Antonio Masip Hidalgo, Rainer Wieland