VERSLAG over het verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Tobias Pflüger

11.11.2009 - (2009/2055(IMM))

Commissie juridische zaken
Rapporteur: Tadeusz Zwiefka

Procedure : 2009/2055(IMM)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0054/2009
Ingediende teksten :
A7-0054/2009
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Tobias Pflüger

(2009/2055(IMM))

Het Europees Parlement,

–   gezien het verzoek van Tobias Pflüger om verdediging van zijn immuniteit waarvan tijdens de plenaire vergadering op 5 mei 2009 kennis werd gegeven,

–   gelet op artikel 10 van het Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, en op artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,

–   gelet op de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 12 mei 1964 en 10 juli 1986[1],

–   gelet op artikel 46 van de grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland,

–   gezien zijn besluit van 16 mei 2006 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Tobias Pflüger[2],

–   gelet op artikel 6, lid 3, en artikel 7, van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A7‑0054/2009),

A. overwegende dat het Parlement bij zijn besluit van 16 mei 2006 over de dezelfde feiten de immuniteit van Tobias Pflüger reeds heeft opgeheven,

B.  overwegende dat na onderzoek blijkt dat de prerogatieven van het Parlement niet worden bedreigd noch door het vonnis van 2 maart 2009 tegen Tobias Pflüger noch door het verzoek d.d. 15 april 2009 van de openbaar aanklager om de hem opgelegde straf te verzwaren,

1.  besluit de immuniteit van Tobias Pflüger niet te verdedigen;

2.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de aangewezen instantie van de Bondsrepubliek Duitsland.

  • [1]  Zaak 101/63, Wagner/Fohrmann en Krier, Jurispr. 1964, blz. 195, en zaak 149/85, Wybot/Faure e.a., Jurispr. 1986, blz. 2391.
  • [2]  PB C 297 E van 7.12.2006, blz. 74.

TOELICHTING

1. De feiten en de procedure

De feiten, zoals vermeld in het vonnis in eerste instantie, hebben betrekking op een op 12 februari 2005 gehouden demonstratie tegen de jaarlijkse Veiligheidsconferentie in München.

· Na botsingen met de politie is een aantal mensen aangehouden voor ondervraging. Enkele politieagenten vormden een cordon tussen de aanhoudende agenten en de betogers, van wie een deel uit was op een vechtpartij.

· Tobias Pflüger nam deel aan de betoging en kreeg in dat verband te maken met twee politieagenten die deel uitmaakten van het cordon ter bescherming van andere politieagenten die bezig waren met het ondervragen van bepaalde demonstranten. Hij maakte bewust gebruik van zijn ledenpasje en vroeg herhaaldelijk om op grond van zijn status als EP-lid door het beschermende cordon te worden gelaten. Hoewel dit door Tobias Pflüger is ontkend, is ook vastgesteld dat hij scheldwoorden heeft gebruikt en daarmee de twee politiefunctionarissen in hun waardigheid heeft beledigd.

Op 20 oktober 2005 verzocht de hoofdaanklager van het arrondissement München I het Parlement om opheffing van de immuniteit van Tobias Pflüger, ten einde strafvervolging tegen hem te kunnen instellen op verdenking van:

· belediging van twee politiefunctionarissen, en

· het toebrengen van lichamelijk letsel, mocht uit het lopende onderzoek naar het letsel toegebracht aan één van de politiefunctionarissen blijken dat dit letsel niet onbeduidend was.

Op 28 april 2006 keurde de Commissie juridische zaken (rapporteur: Francesco Enrico Speroni) een verslag goed waarin zij de opheffing van de immuniteit van Tobias Pflüger aanbeval, omdat zij van mening was dat de zaak onder artikel 10, eerste alinea, onder a), van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten uit 1965 viel, dat de politieke activiteiten van Tobias Pflüger niet nadelig beïnvloed werden en dat er geen aanwijzingen waren van fumus persecutionis.

Op 16 mei 2006 nam het Parlement een resolutie aan tot opheffing van de immuniteit van Tobias Pflüger. Met ingang van 14 juli 2009 is Tobias Pflüger geen lid meer van het Europees Parlement.

Op 2 maart 2009 bevond het Amtsgericht München Tobias Pflüger schuldig aan belediging in twee gevallen en veroordeelde hem tot een boete[1].

· De aanklacht betreffende de poging tot het toebrengen van lichamelijk letsel aan een van de politiefunctionarissen werd geseponeerd.

· Bij de vaststelling van de boete hield de rechter er uitdrukkelijk rekening mee – als verzachtende omstandigheid – dat de aangeklaagde geen strafblad had en – als verzwarende omstandigheid – dat Tobias Pflüger als lid van het Europees Parlement en dus als volksvertegenwoordiger een strafbaar feit tegen twee ambtenaren had gepleegd en dit bovendien in de openbaarheid had gedaan (zie uittreksel hieronder).

Op 15 april 2009 is de openbaar aanklager in beroep gegaan tegen de aan Tobias Pflüger opgelegde boete en heeft om een verhoging van de boete verzocht "omdat aangeklaagde een lid van het Europees Parlement was en in die hoedanigheid aanspraak trachtte te maken op voorrechten". De openbaar aanklager vraagt daarom om herroeping van het oorspronkelijke vonnis en om een passende verhoging van de boete (zie uittreksel hieronder).

Op 5 mei 2009 nam het Parlement, in plenaire vergadering bijeen, kennis van een verzoek van Tobias Pflüger om verdediging van zijn immuniteit en voorrechten "in verband met een lopende procedure bij het Openbaar Ministerie in München" en verwees het verzoek op grond van artikel 6, lid 3, van zijn Reglement naar de Commissie juridische zaken.

· Volgens het Reglement van het Parlement "spreekt [de commissie] zich in geen geval uit over de vraag of het betrokken lid al dan niet schuldig is, noch over de wenselijkheid het betrokken lid wegens de meningen of handelingen die het worden verweten, strafrechtelijk te vervolgen, zelfs indien de commissie door de behandeling van het verzoek uitgebreide kennis van de zaak krijgt"[2].

2. Relevante uittreksels

- Uittreksel uit het vonnis van 2 maart 2009:

"(...) V.

Bij de bepaling van de strafmaat moet worden uitgegaan van het in § 185 van het Duitse wetboek van strafrecht vermelde kader, variërend van een boete tot één jaar gevangenisstraf. Binnen dit kader moest aangeklaagde ten goede worden gehouden dat hij tot dusverre niet met justitie in aanraking is gekomen.

Tegen aangeklaagde spreekt in hoge mate dat hij als lid van het Parlement en dus als volksvertegenwoordiger het strafbare feit jegens twee ambtenaren in de openbaarheid heeft begaan. (...)"

- Uittreksel uit het beroep van de openbaar aanklager van 15 april 2009:

" (...) 2. Het beroep wordt als volgt gemotiveerd:

Het Amtsgericht München heeft aangeklaagde wegens belediging in twee samenhangende gevallen veroordeeld tot een boete van 60 inkomensafhankelijke dagbedragen. Deze boete sluit niet aan bij het onrecht dat aangeklaagde met zijn strafbaar handelen heeft begaan.

Er had een sterker strafverhogend effect moeten uitgaan van het feit dat aangeklaagde lid van het Europees Parlement was en als zodanig heeft getracht voorrechten te verkrijgen.

In de nieuwe terechtzitting zal daarom het verzoek worden gedaan de in het vonnis van het Amtsgericht München van 2 maart 2009 opgelegde straf te annuleren en aangeklaagde te veroordelen tot een dienovereenkomstige hogere straf. (...)"

- Uittreksel uit het Duitse wetboek van strafrecht, afdeling strafbepaling:

§ 46(2): Beginselen van de straftoemeting:

"(2) Bij de straftoemeting weegt de rechtbank de omstandigheden die voor en tegen de dader spreken, tegen elkaar af. Daarbij wordt met name rekening gehouden met:

· de beweegredenen en doelen van de dader,

· de mentaliteit die uit de daad spreekt, en de bij de uitvoering opgebrachte wil,

· de mate waarin plichten worden verzaakt,

· de wijze van uitvoering en de verwijtbare gevolgen van de handeling,

· het verleden van de dader, diens persoonlijke en economische situatie en

· zijn gedrag na de daad, met name de inspanningen van de dader om de schade te herstellen en een regeling te treffen met het slachtoffer.”

3. Analyse

Reeds in 2006 heeft het Parlement de immuniteit van Tobias Pflüger opgeheven in verband met dezelfde situatie (dat wil zeggen dezelfde twee gevallen van belediging).

· Derhalve is er geen reden voor het Parlement om andermaal een standpunt over dezelfde feiten te bepalen en lijkt het zelfs onmogelijk dit te doen.

Niettemin is de Commissie juridische zaken nagegaan of de prerogatieven van het Parlement in het gedrang zouden kunnen komen door het vonnis in eerste instantie van 2 maart 2009 en het daaropvolgende beroep van de openbaar aanklager.

· De commissie kwam tot de conclusie dat beide handelingen objectieve toepassingen vormen van een beginsel van nationaal recht inzake de strafbepaling krachtens welk het feit dat een persoon een openbaar ambt vervult één van de factoren is waarmee bij het vaststellen van het vonnis rekening wordt gehouden.

· De rechter heeft inderdaad in eerste instantie, bij zijn verwijzing naar de hoedanigheid van Tobias Pflüger als lid van het Europees Parlement, uitdrukkelijk een verband gelegd tussen de algemene hoedanigheid van volksvertegenwoordiger en het feit dat de vergrijpen in de openbaarheid werden gepleegd.

· Bovendien is het beroep door de openbaar aanklager slechts een eerste stadium in een lopende gerechtelijke procedure tijdens welke het ongepast zou zijn te interveniëren.

In het licht hiervan heeft de commissie besloten de immuniteit en voorrechten van Tobias Pflüger niet te verdedigen.

  • [1]  De boete bedroeg 12.000 euro plus onkosten.
  • [2]  Artikel 7, lid 7 – uitgave van juli 2009.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

9.11.2009

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

14

3

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Raffaele Baldassarre, Luigi Berlinguer, Françoise Castex, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Klaus-Heiner Lehne, Antonio López-Istúriz White, Bernhard Rapkay, Evelyn Regner, Francesco Enrico Speroni, Diana Wallis, Cecilia Wikström, Tadeusz Zwiefka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Piotr Borys, Vytautas Landsbergis, Eva Lichtenberger

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Sajjad Karim, Sabine Wils