VERSLAG over het jaarverslag 2009 van de Europese Centrale Bank

9.11.2010 - (2010/2078(INI))

Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Burkhard Balz

Procedure : 2010/2078(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0314/2010
Ingediende teksten :
A7-0314/2010
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het jaarverslag 2009 van de Europese Centrale Bank

(2010/2078(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien het jaarverslag 2009 van de Europese Centrale Bank (ECB),

–   gelet op artikel 284 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–   gelet op artikel 15 van het Protocol betreffende de statuten van het Europees stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, dat als bijlage bij het Verdrag is gevoegd,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 2 april 1998 over democratische verantwoording in de derde fase van de EMU[1],

–   gezien de mededeling van de Commissie van 7 oktober 2009 met haar jaarlijkse verklaring over de eurozone (COM(2009)0527), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2009)1313/2),

–   gezien het verslag van de door Jacques de Larosière voorgezeten groep van deskundigen op hoog niveau van 25 februari 2009,

–– gezien het voorstel van de Commissie van 23 september 2009 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautair macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (COM(2009)0499),

–   gezien het voorstel van de Commissie van 23 september 2009 voor een beschikking van de Raad tot toewijzing aan de Europese Centrale Bank van specifieke taken betreffende de werking van het Europees Comité voor systeemrisico's (COM(2009)0500),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 maart 2010 over het jaarverslag 2008 van de Europese Centrale Bank[2],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 november 2008 over Euro@10: De eerste tien jaar Economische en Monetaire Unie en de uitdagingen van de toekomst[3],

–   gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A7‑0314/2010),

A. overwegende dat het reële BBP in de eurozone in 2009 met 4,1% is gekrompen nadat de turbulentie op de financiële markt na de ineenstorting van Lehman Brothers nog was verhevigd, en overwegende dat achter zo'n totaalcijfer sterke verschillen tussen de lidstaten schuilgaan,

B.  overwegende dat de gemiddelde jaarlijkse inflatie 0,3% bedroeg, en dat de inflatieverwachtingen voor de middellange en langere termijn gelijke tred hielden met het streven van de ECB om het inflatiecijfer onder en in de buurt van de 2% te houden,

C. overwegende dat de gemiddelde algemene begrotingstekortquote in de eurozone is toegenomen tot ongeveer 6,3%, en de verhouding staatsschuld/BBP in de eurozone is gestegen van 69,4% in 2008 tot 78,7% in 2009,

D. overwegende dat de wisselkoers euro-USD eerst is gezakt van 1,39 USD op 2 januari 2009 tot 1,26 USD medio‑maart 2009, vervolgens weer is opgeklommen naar een piek van 1,51 USD begin december 2009, maar sindsdien steeds verder is gedaald tot een dieptepunt van 1,20 USD op 2 juni 2010,

E.  overwegende dat de wisselkoers euro-renminbi door de Chinese autoriteiten in 2009 was beïnvloed wat leidde tot een kunstmatig harde Euro ten opzichte van de Chinese munt,

F.  overwegende dat de ECB de rentetarieven naar beneden heeft bijgesteld tot 1% en is doorgegaan met substantiële en nooit eerder getroffen uitzonderingsmaatregelen ter ondersteuning van de kredietmarkt; overwegende dat de omvang van de balans van de ECB aanzienlijk is toegenomen gedurende het hele jaar 2009,

G. overwegende dat er tekenen zijn die duiden op economische stabilisering in de eurozone in de tweede helft van 2009, terwijl de driemaandelijkse groeicijfers, ofschoon nog aarzelend, weer positief zijn, hoewel de totaalcijfers laten zien dat deze trend nog niet valt waar te nemen in alle lidstaten, waarvan sommige in diezelfde periode nog steeds in recessie verkeerden,

H. overwegende dat de ECB, voordat in een aantal landen binnen de eurozone de landenschuldencrisis uitbrak, voor 2010 nog een groeipercentage tussen 0,1% en 1,5% van ??? in de eurozone verwachtte,

Inleiding

1.  is verheugd dat het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 in werking is getreden en de ECB sindsdien de status heeft van EU-instelling, hetgeen de verantwoordelijkheid van het Parlement, als instelling bij uitstek waar de ECB verantwoording aflegt tegenover de Europese burgers, nog vergroot;

2.  verwelkomt de hervatting van de Monetaire Dialoog met het nieuwe Europees Parlement na de verkiezingen van juni 2009;

3.  spreekt zich uit voor de invoering van de euro door Estland op 1 januari 2011;

4.  wijst erop dat, als het om actuele prijstrends gaat, monetaire beleidsmaatregelen slechts een van de vele factoren zijn en dat de speculatieve tendensen op afzonderlijke markten en het toenemende gebrek aan natuurlijke grondstoffen in de afgelopen jaren een bijzondere rol hebben gespeeld bij het opdrijven van de prijzen;

5.  wijst erop dat deze onevenwichtigheden aanzienlijke problemen met zich meebrengen voor een juist monetair beleid in de eurozone; dringt er derhalve bij de regeringen op aan dat zij hun economisch beleid coördineren;

Economische en financiële zaken

6.  is ernstig bezorgd dat er nog steeds aanzienlijke macro-economische onevenwichtigheden tussen de economieën in de eurozone bestaan;

7.  beschouwt de financiële crisis in sommige landen binnen de eurozone als een ernstige zaak voor de eurozone als geheel, en als teken van een disfunctioneren van de eurozone; hieruit blijkt de noodzaak vn hervorming en van krachtiger coördinatie van het economisch beleid binnen de eurozone;

8.  dringt er bij de Commissie en de ECB op aan voorstellen op te stellen overeenkomstig het voorstel van het Bazel-comité inzake Bazel III waarin bindende regels zijn vastgelegd voor de invoering van een anti-cyclische buffer; verzoekt de Raad, de Commissie en de ECB zich in te zetten voor een consistente en spoedige tenuitvoerlegging van de voorstellen wanneer de voorstellen van het Bazel-comité op G20-niveau zijn geratificeerd;

9.  wijst erop dat aan de beginselen van het Groei- en Stabiliteitspact in het verleden niet altijd streng de hand is gehouden; herinnert eraan dat streven naar herstel van evenwicht in de overheidsfinanciën en terugdringing van de schuldenlast weliswaar een noodzaak is voor landen met te hoge schulden, maar op zich het probleem van de economische evenwichtigheden tussen landen van de eurozone en in ruimere zin van de EU niet kan oplossen; dringt aan op onverkorte en meer samenhangende toepassing van het Groei- en Stabiliteitspact ; meent dat het Pact moet worden aangevuld met een vroegtijdig waarschuwingssysteem om mogelijke inconsistenties te signaleren, bijvoorbeeld in de vorm van een 'Europees semester', niet alleen om het toezicht te verscherpen en de economische beleidscoördinatie met het oog op de begrotingsconsolidatie te versterken, maar ook om - over de budgettaire dimensie heen - andere macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken en de handhavingsprocedures aan te scherpen;

10. is van mening dat er nu actie moet worden ondernomen om onmiddellijk een begin te maken met een geleidelijke terugdringing van begrotingstekorten en het vertrouwen in de Europese overheidsfinanciën te herstellen;

11. merkt op dat een monetaire unie een krachtige en versterkte coördinatie van economisch beleid vergt, wil zij robuust zijn; betreurt het dat in de Economische en Monetaire Unie de nadruk vooral op de ‘monetaire’ kant heeft gelegen;

12. is van mening dat lidstaten die zich niet houden aan de regels van de eurozone ten aanzien van overheidsfinanciën en de toegang tot geloofwaardige statistieken door middel van een uitgebreid stelsel van oplopende maatregelen tot striktere naleving moeten worden bewogen;

13. meent dat het ontbreken van een tevoren vastgelegde crisisbeheersingsregeling en de houding van sommige regeringen een snelle oplossing voor de landenschuldencrisis heeft bemoeilijkt en ook het vermogen van de EMU heeft verzwakt om in mogelijke soortgelijke situaties in de toekomst snel te reageren; pleit daarom voor een voor een permanent crisisbeheersingskader;

14. dringt erop aan dat financiële steun aan EU-lidstaten in een schuldencrisis gericht moet zijn op terugbetaling van de leningen, begrotingsevenwicht en economische hervormingen, en wijst op het gevaar dat schuilt in het omzetten van leningen in financiële bijdragen, aangezien dit het lenen aanmoedigt alsmede het aangaan van schulden;

15. vraagt de Commissie daarom met voorstellen te komen voor versterking van het Groei- en Stabiliteitspact door specifieke doelstellingen op te nemen voor het dichten van de concurrentiekloof tussen de Europese economieën, ter stimulering van banenscheppende groei;

16. deelt de bezorgdheid over mogelijke speculatie tegen de euro;

17. is van mening dat de kredietgroei en de ontwikkelingen in de activaprijzen in de EU en de lidstaten cruciale indicatoren zijn voor een effectief toezicht op de financiële stabiliteit binnen de EMU en, in ruimere zin, de EU;

18. is bezorgd over de continue druk op de markten voor overheidsobligaties in de eurozone die wordt weerspiegeld in de steeds hogere spreads; is van mening dat de vlucht in veiligheid die wordt veroorzaakt door de golven van paniek in de huidige financiële crisis enorme verstorende effecten heeft gehad en geleid heeft tot kostbare negatieve externalities;

19. dringt aan op tijdige tenuitvoerlegging van de verordening inzake ratingbureaus (nr.1060/2009) en is ingenomen met het voorstel van de Commissie tot wijziging van verordening nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus van 2 juni 2010, maar verzoekt de Commissie tegelijkertijd nog verder te gaan met voorstellen voor strenger toezicht op de werking van deze bureaus, voor verzwaring van de aansprakelijkheid van ratingbureaus en voor nagaan van de mogelijkheid tot oprichting van een Europees ratingbureau; onderstreept dat de rating van overheidsschulden in de eurozone tijdens de crisis problemen heeft opgeleverd;

Governance en besluitvorming

20. stelt de onafhankelijkheid van de ECB voorop;

21. beveelt aan dat de ECB de transparantie van haar werkzaamheden vergroot om haar legitimiteit en voorspelbaarheid te vergroten; transparantie is ook noodzakelijk ten aanzien van de interne modellen die worden gebruikt voor de evaluatie van niet-liquide zekerheden, en ten aanzien van de evaluatie van specifieke waardepapieren die als onderpand worden aangeboden;

22. meent, gezien de nieuwe wettelijke status die de ECB aan het Verdrag van Lissabon ontleent, dat de door de Raad voorgedragen kandidaten voor de Raad van Bestuur moeten worden gehoord door de bevoegde parlementaire commissie in speciale hoorzittingen en dat het Europees Parlement vervolgens over hen dient te stemmen; merkt op dat de rol van de ECB sinds de crisis cruciaal is geweest, is van mening dat een dergelijke rol gepaard moet gaan met verhoogde transparantie en verantwoordingsplicht;

23. is verheugd over de verlening van rechtspersoonlijkheid aan de Eurogroep in het Verdrag van Lissabon en over de deelname van de ECB aan haar vergaderingen;

24. verklaart zich vastbesloten om de Monetaire Dialoog voort te zetten als een belangrijk element voor de democratische controle van de ECB;

25. verwelkomt het voorstel voor oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (ECSR), dat de huidige leemte in het macro-prudentiële toezicht moet opvullen; dringt bij de ECB aan op vaststelling van duidelijke modellen en definities met het oog op een doelmatig functioneren en de verantwoordingsplicht van het ECSR; voegt daaraan toe dat eventuele nieuwe taken die aan de ECB worden opgedragen met betrekking tot het ECSR op geen enkele manier afbreuk zullen doen aan de onafhankelijkheid van de ECB;

26. merkt op dat de opzet volgens welke het ECSR alleen waarschuwingen en aanbevelingen uitdeelt, zonder daadwerkelijke dwang te kunnen uitoefenen, niet bevredigend is waar het gaat om effectieve uitvoering en verantwoordelijkheid; betreurt dat het ECSR de noodsituatie zelf niet kan uitroepen;

27. is verheugd over het voorstel om hoorzittingen te houden ten overstaan van het Europees Parlement met de voorzitter van het ECSR, in een ander kader dan de monetaire dialogen;

Uitweg uit de crisis

28. ziet de herleving van de economische activiteit in de tweede helft van 2009 als resultaat van de buitengewone maatregelen die de regeringen en centrale banken over de hele wereld sinds einde 2008 hebben genomen in de vorm van garanties voor bankrisico’s, kapitaalinjecties en regelingen voor vermogenssteun;

29. merkt op dat de financiële crisis in de eurozone een solvabiliteitscrisis is die zich aanvankelijk manifesteerde als een liquiditeitscrisis; is van mening dat een dergelijke situatie op de lange termijn niet kan worden opgelost door economieën met hoge schulden eenvoudigweg op te zadelen met nieuwe schulden en van liquiditeit te voorzien in combinatie met versnelde plannen voor begrotingsconsolidering;

30. meent dat de crisis een trend in het economisch beleid van de afgelopen jaren aan het licht heeft gebracht die heeft bijgedragen aan het huidige hoge peil van staats- en particuliere schulden en dat het vele jaren zal duren om dit te corrigeren; verwacht dat het voor sommige delen van Europa moeilijker zal zijn dan voor andere om de consequenties en voortwoekeringen van de crisis te keren en te komen tot duurzame economische ontwikkeling, nieuwe innovatie en schepping van nieuwe banen; onderstreept de noodzaak van hervormingen in geheel Europa;

31. herinnert eraan dat, voor het uitbreken van de financiële crisis, de ratio staatsschuld:BBP in de eurozone en de EU als geheel, alsmede deze ratio voor de meerderheid van de lidstaten, tussen 1999 en 2007 is verminderd en dat daarentegen het schuldenniveau van de huishoudens, bedrijven en het vreemd vermogen in de financiële sector in dezelfde periode aanzienlijk is toegenomen;

32. herinnert eraan dat de enorme stijging van de staatsschuld sinds 2008 in verschillende lidstaten is veroorzaakt door het feit dat deze landen te kampen hadden met excessen die eerder waren ontstaan door een onhoudbare stijging van de particuliere schulden en enorme financiële 'bubbles'; is derhalve van mening dat de huidige crisis heeft aangetoond dat de fiscale positie onhoudbaar is als de financiering van de particuliere sector onhoudbaar is;

33. merkt op dat de crisis samen met de 'bail-outs' en de economische stimuleringspakketten geleid heeft tot diep ingrijpende bezuinigingsmaatregelen, waarvoor het vaak hoog tijd was maar die de regeringen tegelijkertijd ernstig in hun armslag beperken;

34. waarschuwt dat die bezuinigingspakketten geen maatregelen mogen omvatten die het economisch herstel in de kiem kunnen smoren, hetgeen een nieuw model van economisch bestuur vereist met instrumenten en een tijdschema die zorgen voor een evenwicht tussen het proces van begrotingsconsolidering en het voorzien in de behoefte aan investeringen in werkgelegenheid en duurzame groei;

35. onderstreept dat het feit dat weinig krediet de reële economie heeft bereikt, toe te schrijven was aan een afgenomen vraag wegens verminderde activiteit in de reële economie en aan de terughoudendheid van de banken bij de kredietverlening;

36. benadrukt dat de banken van verschillende lidstaten enorm geleund hebben op de liquiditeit van de ECB;

37. merkt op dat de uitzonderingsmaatregelen die de ECB sinds oktober 2008 heeft ingevoerd om de kredietmarkt te ondersteunen, succes hebben gehad en verergering van de crisis en verdere financiële onrust hebben voorkomen; herhaalt dat het moment voor beëindiging van deze maatregelen goed moet worden gekozen en zorgvuldig moet worden gecoördineerd met de nationale regeringen en hun activiteiten, vooral nu in vele lidstaten collectief en gelijktijdig op bezuinigingsmaatregelen wordt teruggevallen;

38. is echter bezorgd over de asymmetrische gevolgen van de exit-strategie van de ECB, gezien de substantiële verschillen tussen lidstaten in de eurozone ten aanzien van de conjunctuurcyclus;

39. zou verheugd zijn als de Europese Centrale Bank overheidsobligaties van eurolanden als zekerheid zou aanvaarden in de context van repo's, daarbij een voorbeeld nemend aan de beproefde en bewezen praktijk van de Bank of England en de Federal Reserve Bank;

40. benadrukt dat het geleidelijk wegwerken van de overheidstekorten en houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn van cruciaal belang zijn voor de eurozone als geheel;

41. neemt kennis van de talrijke voorstellen die in de EU circuleren voor aanvulling van de prudentiële regelingen, voor beheersing van de crisis en voor regulering van het schaduwbankwezen;

42. deelt de bezorgdheid over de procyclische aspecten van de huidige regulerende, prudentiële, boekhoudkundige en fiscale bepalingen die de aan de werking van een markteconomie inherente schommelingen nog versterken;

43. wijst op de noodzaak van een aanzienlijke verhoging van het bufferkapitaal bij de banken en de kwaliteit van dat kapitaal te verhogen en is verheugd over de voorstellen van het Bazel-comité voor een nauwkeuriger definitie van kernkapitaal en de invoering van hogere kernkapitaalratio's; vestigt ook de aandacht op de band tussen de financiële en de reële economie en de effecten die regulering van het een bij het ander teweeg kan brengen;

44. meent dat het mondiale financiële systeem minder fragiel moet worden en dat op mondiaal niveau lering uit de crisis moet worden getrokken, met het oog op de beperking van systeemrisico's, het tegengaan van financiële 'zeepbellen' en de verbetering van de kwaliteit van het risicobeheer en de transparantie van financiële markten, waarbij opnieuw moet worden bevestigd dat hun fundamentele rol bestaat in het financieren van de reële economie;

Externe dimensie

45. merkt op dat de euro gedurende het hele jaar 2009 als internationale munt aan statuur heeft gewonnen, maar in 2010 zwaar onder druk is komen te staan;

46. wijst erop dat de euro zijn koers ten aanzien van de US dollar en de renminbi in een periode van hoge wisselkoersvolatiliteit heeft versterkt; uit zijn bezorgdheid over de mogelijke negatieve gevolgen hiervan voor het concurrentievermogen van de eurozone;

47. onderkent dat de sterkte van de euro deels toe te schrijven was aan een matige economische activiteit in de VS, waar het tekort op de lopende rekening in het begrotingsjaar 2009 scherp terugliep tot beneden de 3% van het BBP en het federale begrotingstekort opliep tot ongeveer 10% van het BBP, terwijl de daling van de euro onder meer ook verband hield met het gebrek aan vertrouwen op de mondiale markten in sommige EU-lidstaten met hoge schulden; deelt de bezorgdheid over het uitdijende geldvolume in de VS en, in mindere mate, in de EU;

48. is bezorgd over het effect van de wisselkoersvolatiliteit en de carrytrade-transacties op zowel de mondiale financiële stabiliteit als de reële economie;

49. onderstreept dat ongeacht de huidige mondiale financiële en economische crisis, de eurozone verder moet worden uitgebreid, maar wijst erop dat naleving van de criteria van Maastricht als eerste voorwaarde blijft gelden voor toetreding tot de eurozone; is verheugd over de snelle invoering van de euro door alle lidstaten die aan die criteria voldoen;

50. meent dat de invoering van de euro door Estland laat zien dat de euro ondanks de schuldencrisis aanzien geniet; is van mening dat dit aanzien de lidstaten zal aanmoedigen om te streven naar lidmaatschap van de eurozone;

51. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Eurogroep en de Europese Centrale Bank.

TOELICHTING

Dit verslag betreft een evaluatie van het jaarverslag over 2009 van de Europese Centrale Bank (ECB) en van de werkzaamheden van de ECB gedurende dat jaar.

Doordat het commentaar van het Europees Parlement over het jaarverslag 2008 van de ECB door de verkiezingen in 2009 uitstel heeft moeten lijden, is er nog niet veel tijd verstreken sinds het laatste commentaar van het Europees Parlement over de activiteiten van de ECB. In het verslag 2008 werd vooral aandacht besteed aan het optreden van de ECB in respons op de financiële en economische crisis. Helaas is er in deze achtergrondsituatie sindsdien geen verandering gekomen. De economische, financiële en in toenemende mate ook de politieke activiteiten worden nog steeds wijd en zijd door de crisis beheerst.

Ook het jaarverslag 2009 van de ECB handelt dus op de eerste plaats over de respons van de ECB op de crisis, over de exit-strategie en over governance.

De financiële crisis

De financiële en economische crisis is ongeveer twee jaar geleden begonnen met de hypotheekcrisis in de VS en kwam tot een climax met de ineenstorting van Lehman Brothers en de daarop volgende turbulentie op de financiële markten.

Wat als financiële crisis begon werd vervolgens ook een economische crisis, die in een tweede golf de reële economie trof. Regeringen, centrale banken en de ECB moesten zich teweer stellen tegen de zwaarste crisis sinds de jaren 1930. Het BBP liet overal, binnen en buiten de eurozone, terug, de economische activiteit nam over de hele wereld af en de begrotingstekorten stegen. Teruglopende belastingopbrengsten en groeiende sociale uitgaven vanwege de crisis hebben de staatsschuld zo hoog doen oplopen dat het jaren kan duren voordat deze is teruggekeerd naar het niveau van voor de crisis. Extra budgettaire stimuleringsmaatregelen hebben hieraan bijgedragen maar zijn niet de hoofdoorzaak van deze schuldenlast.

De cijfers wezen er in 2009 evenwel op dat de garanties voor bankverplichtingen, kapitaalinjecties en regelingen voor vermogenssteun effect hadden gesorteerd en de opleving van de economische activiteit in de tweede helft van 2009 kondigde het einde van de economische crisis aan. Er werd voor 2010 een lichte groei verwacht.

Intussen zagen de regeringen overal in de EU zich door de groeiende schulden genoopt tot ingrijpende bezuinigingspakketten. Die pakketten zijn noodzakelijk en hebben in sommige gevallen te lang op zich laten wachten. Door de schuldenlast zien de regeringen zich evenwel ernstig beperkt in hun mogelijkheden tot handelen; in sommige landen is de regering nauwelijks nog in staat tot maatregelen ter bevordering van het economisch herstel. Rond 2010 dreigt de financiële en economische crisis daardoor in een derde golf toe te slaan in de vorm van een schuldencrisis.

Respons van de ECB op de crisis

De ECB heeft haar beleid van 2008 voortgezet, waarbij zij streefde naar een inflatie van juist iets minder dan 2% terwijl zij de liquiditeit op de markten vergrootte. Daarom heeft de ECB de rentetarieven naar beneden bijgesteld tot 1% en is zij gedurende het hele jaar 2009 doorgegaan met substantiële uitzonderingsmaatregelen ter ondersteuning van de kredietmarkt. De vijf belangrijkste elementen van de versterkte kredietsteun waren een vast rentetarief met volledige toewijzing, uitbreiding van de lijst van beleenbaar onderpand, langere looptijden voor herfinancieringsoperaties, verschaffing van liquiditeit in vreemde valuta's, en ondersteuning van de financiële markten door een afgepast maar niet onbelangrijk programma voor aankoop van gedekte obligaties.

Deze maatregelen bleken in ruime mate werkzaam en vele financiële instellingen werden voor instorten behoed. De liquiditeit werd echter niet altijd doorgesluisd naar de reële economie waardoor de maatregelen van de ECB niet hun volle potentieel hebben kunnen ontplooien. Ofschoon sommige banken wellicht terughoudend zijn geweest, was dit overwegend toe te schrijven aan een verminderde vraag naar krediet als gevolg van de afgenomen economische activiteit in de nasleep van de crisis.

Het ging hier om uitzonderlijke maatregelen die niet bedoeld waren om gedurende langere tijd te worden toegepast. In de meeste gevallen lopen zij vanzelf af, en waar dit niet het geval is moet het moment van beëindiging zorgvuldig worden gekozen. Afschaffing moet geleidelijk gebeuren en naar gelang de behoeften van de markten – zoals de ECB in december 2009 ook is begonnen te doen. Met de nationale regeringen van de lidstaten is een precieze coördinatie nodig ten aanzien van hun programma’s en de afsluiting van die programma’s, juist omdat met de financiële crisis in Griekenland en andere eurolanden een nieuw hoofdstuk in het verloop van deze crisis is begonnen.

Financiële stabiliteit en de EMU

De gebeurtenissen in Griekenland en andere eurolanden hebben natuurlijk ingewikkelde oorzaken, maar de problemen zijn voor een groot deel van eigen makelij, namelijk het gevolg van uitblijven van binnenlandse structurele hervormingen. De gehele eurozone wordt echter door die gebeurtenissen getroffen – niet alleen door de verplichting hulp te bieden, maar ook door de manier waarop de problemen in sommige eurolanden doorwerken op de euro als geheel en als munt voor de gehele eurozone.

Trouwens, de problemen kunnen dan wel voor een groot deel door eigen toedoen zijn ontstaan, maar eigenlijk had van Economische en Monetaire Unie (EMU) een zekere druk op de lidstaten moeten uitgaan voor hervormingen. De betrokken landen hebben gelegenheden laten voorbijgaan om uit zichzelf hervormingen door te voeren, maar evenmin werden zij door de EMU daartoe gedwongen. De EMU heeft dus niet geheel naar de bedoeling gefunctioneerd, aan de beginselen van het Groei- en Stabiliteitspact werd niet altijd vastgehouden en wat eerst nog kleine overtredingen leken, bleek mettertijd het hele pact ernstig te hebben aangetast. Ik ben van mening dat dit weer moet worden hersteld; het Groei- en Stabiliteitspact behoeft versterking.

Daarnaast heeft de crisis aan het licht gebracht dat de EMU in het verleden weinig evenwichtig was. Het – politiek bepaalde – gebrek aan integratie van economisch beleid in de monetaire Unie heeft de ongecontroleerde uitwas van wezenlijke economische onevenwichtigheid tussen de landen van de eurozone mogelijk gemaakt en de eurozone verstoken gelaten van een tevoren vastgelegde crisisbeheersingsregeling, wat een snelle en krachtige respons op uitdagingen zoals de Griekse crisis weer bemoeilijkt. De eurozone zal deze onevenwichtigheid moeten wegnemen om deze crisis de baas te worden en een nieuwe te voorkomen.

Hervorming van het toezicht

Bij dit alles komt nog dat de crisis heeft laten zien hoezeer de markten vatbaar zijn voor systeemrisico's, waarop tot dusver geen controle was. De EU is daarom bezig met hervorming van haar toezichtsstructuren, met oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (ECSR), dat macroprudentieel toezicht moet uitoefenen op het financiële stelsel in de EU. Ten tweede zullen in het kader van het Europees systeem van financiële toezichthouders (ESFS) drie nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten komen, in de plaats van de huidige toezichthoudende comités.

Ik ben blij met deze belangrijke maatregelen waarmee het gat in het toezicht dat in deze crisis zo duidelijk aan het licht is gekomen, wordt gesloten. De ECB zal nauw betrokken worden bij het werk van het ECSR door analytische, statistische, administratieve en logistieke ondersteuning te bieden en dankzij de inbreng van de leden van de algemene raad van de ECB die in de algemene raad van het ECSR.

Ofschoon de ECSR stellig profijt zal hebben van de deskundigheid van de ECB kan deze betrokkenheid toch vragen oproepen omtrent de onafhankelijkheid van de ECB in de toekomst. Vragen omtrent de aansprakelijkheid voor besluiten in het nieuwe systeem zijn nog niet beantwoord. We moeten ons afvragen hoe om te gaan met de mogelijkheid dat een aanbeveling waaraan de ECB heeft meegewerkt, verkeerd uitpakt en hoe we ervoor willen zorgen dat de ECB in het nieuwe systeem onafhankelijk blijft. De nieuwe taken die aan de ECB worden opgedragen met betrekking tot het ECSR mogen op geen enkele manier afbreuk doen aan de onafhankelijkheid van de ECB.

Governance

De vraag naar de onafhankelijkheid in het algemeen en die ten opzichte van het ECSR in het bijzonder zullen zeker een punt van bespreking blijven voor de komende Monetaire Dialogen, niet in de laatste plaats vanwege de nieuwe status van EU-instelling die de ECB met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in december 2009 heeft verworven. Het Europees Parlement is nog steeds de eerstaangewezen instelling waar de ECB verantwoording aflegt aan de Europese burger; daarom vat het Parlement zijn taak om het optreden van de ECB nauwlettend in het oog te houden des te ernstiger op.

Gezien deze nieuwe status en de belangrijker positie van het Europees Parlement als medewetgever ingevolge het Verdrag van Lissabon, zou ik graag zien dat de verantwoordingsplicht van de ECB nog wordt verzwaard, door het Europees Parlement te laten stemmen over de door de Raad voorgedragen kandidaten voor de Raad van Bestuur van het ECB. Bij een dergelijke stemming in het Parlement zou nog meer nadruk komen te liggen op criteria als geschiktheid en ervaring bij de selectie van de beste kandidaten.

Hervorming van de regelgeving

Behalve met de hervorming van de toezichtsstructuur is de EU op dit moment bezig met herziening van haar financiële regelgevingskader teneinde op grotere schaal lering uit de crisis te trekken. In dit kader past een aantal voorstellen van de Europese Commissie om de prudentiële regelingen aan te vullen, de crisis te beheersen en het schaduwbanksysteem te reguleren.

Hiertoe behoren verhoging van het bankkapitaal, invoering van dynamische reserves met meer aandacht voor liquiditeit, een kader voor securitisatie, de regulering van derivaten en bonussen, het toezicht op ratingbureau’s of de invoering van een resolutiefonds voor banken en nog andere.

Veel van die voorstellen vallen toe te juichen, maar ik acht ze niet allemaal nodig, sommige ervan zouden zelfs averechts kunnen werken doordat ze neigen tot over-regulering.

Ik deel de bezorgdheid over de procyclische aspecten van de regulerende, prudentiële, boekhoudkundige en fiscale bepalingen, maar naar mijn mening mogen we de zeer nauwe band tussen de financiële en de reële economie niet uit het oog verliezen. Overal waar wij de financiële economie reguleren – wat in veel opzichten nodig is – zal dit ook effect hebben op de reële economie. Ook moeten we ons voor ogen houden dat de financiële economie èn de economische crisis beide van mondiale omvang zijn. Daarom moeten wij het financiële systeem op mondiaal niveau minder broos maken en op mondiaal niveau ook moet lering uit de crisis worden getrokken, met het oog op verbetering van de kwaliteit van het risicobeheer en de transparantie van financiële markten. Internationale en vooral transatlantische samenwerking is daarvoor van cruciaal belang.

Ik meen dat het Europees Parlement dit alles voor ogen moet houden en alle voorstellen voor hervorming van de regelgeving aandachtig en zelfstandig moet bekijken.

Externe dimensie

De herziening van het financiële regelgevingskader, in combinatie met een structureel hervormingsproces dat de economische unie tot een even groot succes als de monetaire unie moet maken, zal de eurozone versterken. Dat is een grote opgave maar als we daarin slagen en op die manier de economische groei kunnen doen opleven, kan de eurozone nog sterker dan tevoren uit de crisis komen.

De aanvraag van Estland om de euro in te voeren is een goed teken en laat zien dat de euro nog vertrouwen geniet, ook in deze periode van crisis. De eurozone zou trouwens wel iets kunnen leren van Estland, waar de economie het tijdens en ondanks de crisis opmerkelijk goed heeft gedaan.

Ofschoon deze uitbreiding van de eurozone mij verheugt, wil ik er toch graag aan herinneren dat naleving van de criteria van Maastricht als eerste voorwaarde geldt voor toetreding tot de eurozone, en dit ook bij eventuele toekomstige uitbreidingen moet blijven gelden, zoals dit ook voor Estland heeft gegolden.

Juist nu waar de euro op de wereldmarkt zwaar onder druk staat moeten wij vasthouden aan de criteria van Maastricht als de ruggegraat van de EMU en de euro. Welk potentieel de euro heeft werd duidelijk in 2009, toen hij tegenover de zwakke Amerikaanse dollar zelfs gold als mogelijkheid voor een nieuwe leidende wereldmunt.

Naar mijn mening hoeft de euro niet per se de leidende wereldmunt te worden, maar de zwakte van dit moment is verontrustend. De staatsschulden die in 2009 al tot 78.7% van het BBP zijn opgelopen drukken zwaar op de euro.

Maar zoals gezegd geloof ik dat de EU en de eurozone uit deze crisis kunnen komen en dat zelfs sterker dan tevoren. We moeten de juiste lessen trekken, we moeten de EMU weer in evenwicht brengen we hebben meer transparantie nodig en een beter risicobeheer op de financiële markten en we moeten het publieke vertrouwen opnieuw opbouwen. Dat is een enorme opgave, maar gedurende haar hele geschiedenis heeft de EU altijd laten zien het beste voort te kunnen bouwen wanneer zij voor uitdagingen wordt gesteld. Deze crisis is dus ook een kans, een kans die we moeten grijpen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

26.10.2010

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

38

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Burkhard Balz, Slavi Binev, Sharon Bowles, Udo Bullmann, Nikolaos Chountis, George Sabin Cutaş, Leonardo Domenici, Derk Jan Eppink, Diogo Feio, Markus Ferber, Elisa Ferreira, Vicky Ford, Ildikó Gáll-Pelcz, Jean-Paul Gauzès, Sven Giegold, Sylvie Goulard, Liem Hoang Ngoc, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Philippe Lamberts, Werner Langen, Astrid Lulling, Hans-Peter Martin, Ivari Padar, Anni Podimata, Olle Schmidt, Edward Scicluna, Peter Simon, Peter Skinner, Theodor Dumitru Stolojan, Kay Swinburne, Marianne Thyssen

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Sophie Auconie, Sari Essayah, Ashley Fox, Enrique Guerrero Salom, Thomas Mann, Gay Mitchell, Gianni Pittella, Andreas Schwab, Tatjana Ždanoka