VERSLAG over de ontwikkeling van de macroregionale strategieën van de EU: huidige praktijk en vooruitzichten, vooral in het Middellandse Zeegebied

27.6.2012 - (2011/2179(INI))

Commissie regionale ontwikkeling
Rapporteur: François Alfonsi

Procedure : 2011/2179(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0219/2012
Ingediende teksten :
A7-0219/2012
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de ontwikkeling van de macroregionale strategieën van de EU: huidige praktijk en vooruitzichten, vooral in het Middellandse Zeegebied

(2011/2179(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien het operationeel programma MED 2007-2013, dat in december 2007 door de Commissie werd goedgekeurd,

–   gezien het ENPI-programma voor grensoverschrijdende samenwerking in het Middellandse Zeebekken 2007-2013, dat op 14 augustus 2008 door de Commissie werd goedgekeurd,

–   gezien het strategisch plan van Arco Latino 2010-2015 getiteld "Een gestructureerd en innovatief Middellandse Zeegebied",

–   gezien zijn resolutie van 6 juli 2010 over de strategie van de Europese Unie voor het Oostzeegebied en de rol van macroregio's in het kader van het toekomstige cohesiebeleid[1],

–   gezien zijn resolutie van 22 september 2010 over een Europese strategie voor de economische en sociale ontwikkeling van berggebieden, eilanden en dunbevolkte gebieden[2],

–   gezien de mededeling van de Commissie van 9 november 2010 met als titel "Conclusies van het vijfde verslag over de economische, sociale en territoriale samenhang: de toekomst van het cohesiebeleid" (COM(2010)0642),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 8 december 2010 inzake de strategie van de Europese Unie voor de Donau-regio (COM(2010)0715) en het bijbehorende indicatieve actieplan (SEC(2009)0712/2),

–   gezien zijn resolutie van 17 februari 2011 over de tenuitvoerlegging van de Europese strategie voor het Donaugebied[3],

–   gezien het verslag van de ARLEM van 29 januari 2011 over de territoriale dimensie van de Unie voor het Middellandse Zeegebied – aanbevelingen voor de toekomst,

–   gezien zijn resolutie van 7 april 2011 over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid – de zuidelijke dimensie[4],

–   gezien het verslag van de Commissie van 22 juni 2011 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de uitvoering van de strategie van de Europese Unie voor het Oostzeegebied (COM(2011)0381),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 juni 2011 over doelstelling 3: een uitdaging voor territoriale samenwerking – de toekomstige agenda voor grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking[5],

–   gezien de conclusies van de Europese Raad van 23 en 24 juni 2011, waarin de EU-strategie voor het Donaugebied werd bekrachtigd en de lidstaten werden verzocht tezamen met de Commissie verder te werken aan mogelijke toekomstige macroregionale strategieën, met name ten aanzien van de Adriatische en Ionische regio,

–   gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2011 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" (COM(2011)0611),

–   gezien het initiatiefadvies over territoriale samenwerking in het Middellandse Zeegebied via de Adriatisch-Ionische macroregio, dat op 11 oktober 2011 met algemene stemmen is aangenomen door de vergadering van het Comité van de Regio's,

–   gezien de slotverklaring van het voorzitterschap van het interinstitutioneel forum in Catania van 10 december 2011 over het onderwerp "Oude en nieuwe spelers in het steeds veranderende Middellandse Zeegebied: de rol van de volkeren, de lokale regio's en onderwerpen, de overheden en de supranationale instellingen in een geïntegreerde strategie voor een gedeelde ontwikkeling",

–   gezien zijn resolutie van 14 december 2011 over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid[6],

–   gezien zijn verklaring van 19 januari 2012 over de erkenning van het eilandenpact als officieel Europees initiatief[7], overeenkomstig artikel 174 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 23 maart 2012 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's inzake de strategie van de Europese Unie voor het Oostzeegebied (COM(2012)0128),

-    gezien de verklaring van Belgrado, die tijdens de 14e bijeenkomst van de Adriatisch-Ionische Raad op 30 april 2012 is goedgekeurd,

-    gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, getiteld "Ontwikkeling van een maritieme strategie voor het gebied van de Atlantische Oceaan" (COM(2009)0782),

–   gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie cultuur en onderwijs (A7-0219/2012),

A. overwegende dat de macroregionale strategie voor het Oostzeegebied in 2009 werd bekrachtigd en dat de Commissie (verslag van 22 juni 2011 - COM(2011)0381) met betrekking tot deze strategie de nadruk heeft gelegd op "de waarde van [deze] nieuwe manier van samenwerken";

B.  overwegende dat de Raad de Commissie op 13 april 2011[8] heeft verzocht een voortrekkersrol te vervullen bij de strategische coördinatie van de macroregionale strategie voor het Donaugebied;

C. overwegende dat de macroregionale strategie bedoeld is om een nieuw terrein voor het cohesiebeleid in Europa te ontsluiten, met als doelstelling een ontwikkeling op territoriale basis;

D. overwegende dat de begrotingslijn "technische bijstand voor het Oostzeegebied" die op initiatief van het Europees Parlement werd aangenomen tijdens de goedkeuring van de EU-begroting 2011, heeft aangetoond dat dergelijke kredieten belangrijk zijn voor de goede ontwikkeling van een macroregionale strategie;

E.  overwegende dat de Commissie voorstelt het transnationale onderdeel van het territoriale samenwerkingsbeleid te versterken om zo nieuw macroregionaal beleid te ondersteunen[9];

F.  overwegende dat verscheidene macroregionale projecten al in een vergevorderd stadium verkeren en dat de Commissie, als coördinator, moet helpen om een duurzaam bestuur te creëren en gemeenschappelijke criteria en meetbare indicatoren moet definiëren waarmee de relevantie van de projecten kan worden beoordeeld;

G. overwegende dat het Middellandse Zeegebied een belangrijke rol heeft gespeeld in de Europese geschiedenis;

H. overwegende dat de zogenaamde Arabische Lente het strategische potentieel van de geografische, politieke en economische banden tussen beide zijden van de Middellandse Zee onder de aandacht heeft gebracht;

I.   wijzend op de geslaagde samenwerking in het kader van het Barcelona-proces en de Unie voor het Middellands Zeegebied en op de multi- en bilaterale samenwerkingsinitiatieven in het kader van EU-instrumenten en programma's zoals het MED en het ENPI die deel uitmaken van het Europees Nabuurschapsbeleid;

J    wijzend op de huidige ontwikkeling van de Unie voor het Middellandse Zeegebied en overwegende dat het potentieel van deze Unie als katalysator in de regio zal toenemen;

K. overwegende dat een macroregionale benadering de mogelijkheid zou bieden een allesomvattend project uit te werken met betrekking tot dit voor de toekomst van de Unie uiterst belangrijke gebied, met als doel uit de huidige crisis te raken en aan de verwachtingen van alle aan het gebied grenzende landen te beantwoorden, met name de landen ten zuiden van de Middellandse Zee;

L.  overwegende dat het Middellandse Zeegebied een samenhangend geheel is, dat één enkel cultuur- en milieubekken vormt en als gevolg van het "mediterrane klimaat" een groot aantal gemeenschappelijke eigenschappen en prioriteiten deelt: dezelfde landbouwproducten, een groot potentieel inzake hernieuwbare energie en met name zonne-energie, belang van het toerisme, dezelfde risico's met betrekking tot natuurrampen (branden, overstromingen, aardbevingen, waterschaarste) en dezelfde risico's als gevolg van menselijk gedrag, in het bijzonder de verontreiniging van de zee;

M. overwegende dat het Middellandse Zeegebied een enorm gebied is dat zich van oost naar west over bijna 4000 kilometer uitstrekt en een groot aantal eilanden omvat, met grondgebieden die zee- en landgrenzen met Noord-Afrika hebben, en dat de creatie van een uitgestrekt netwerk van zeeroutes moet worden bevorderd, zodat het handelsverkeer verder kan worden ontwikkeld en de CO2-uitstoot kan worden verkleind;

N. overwegende dat de Europese instellingen ondanks artikel 174 van het VWEU nog geen permanente strategie hebben aangenomen die rekening houdt met de specifieke behoeften van eilanden, en overwegende dat de probleemloze bereikbaarheid van de eilandgebieden in het Middellandse Zeegebied en een betere integratie van deze eilanden in de Europese interne markt het best kunnen worden verwezenlijkt door middel van de toewijzing van voldoende middelen en een geïntegreerde benadering van de eilandproblematiek, waarbij de structurele ongunstige situatie van eilandbewoners op het vlak van transport en energie in aanmerking wordt genomen;

O. overwegende dat het projectvoorstel omtrent een Adriatisch-Ionische macroregionale strategie goed vordert, past in een lange traditie van samenwerking en solidariteit binnen een sterk samenhangend gebied rond de Adriatische en Ionische Zee en de steun heeft van de acht lidstaten van het Adriatisch-Ionische initiatief (AII), zoals meermaals is gebleken uit de verklaringen van de acht ministers van Buitenlandse Zaken die zijn aangesloten bij het Initiatief van Ancona (2010), Brussel (2011) en Belgrado (2012);

P.  overwegende dat er in het kader van de uitwerking van dit verslag overleg is gepleegd met talrijke betrokken regio's, met de Unie voor het Middellandse Zeegebied en met de verschillende organisaties die betrokken zijn bij het territoriale samenwerkingsbeleid van de Europese Unie;

Over de macroregionale strategieën in het algemeen

1. steunt de macroregionale benadering van het beleid inzake territoriale samenwerking tussen gebieden die tot hetzelfde levensbekken behoren: een gedeelde zee, een gedeeld berggebied of rivierbekken; is van mening dat macroregionale strategieën een nieuw hoofdstuk in de Europese territoriale samenwerking betekenen doordat er een bottom-upbenadering wordt toegepast en de samenwerking zich dankzij een beter gebruik van beschikbare middelen naar steeds meer regio's verspreidt; adviseert om in het kader van de Europese territoriale samenwerking, die vanaf 2013 moet worden versterkt, meer aandacht te schenken aan macroregionale strategieën wegens de duidelijke Europese toegevoegde waarde ervan;

2. is van mening dat dit soort strategie voor territoriale samenwerking vooral nuttig is wanneer gebieden in de loop van de geschiedenis door landsgrenzen werden verdeeld, en de integratie van nieuwe lidstaten en hun regio's kan bevorderen;

3. vindt dat het totaalbeeld waar een macroregionale strategie voor zorgt, de territoriale samenwerkingsprojecten en het EGTS-instrument een grotere toegevoegde waarde zouden verlenen, en dat dit voor meer synergie zou zorgen met de grote communautaire strategieën, zoals de trans-Europese vervoersnetwerken of het geïntegreerd maritiem beleid; is van mening dat het eveneens makkelijker zou worden om andere Europese beleidsinstrumenten, bijvoorbeeld diegene die werden voorgesteld door de EIB, erbij te betrekken; meent dat het Europees beleid op transnationaal en interregionaal niveau op deze manier beter zou kunnen worden gecoördineerd;

4. raadt aan de macroregionale strategieën te laten steunen op een bestuur op meerdere niveaus en de betrokkenheid van het lokale en regionale niveau te garanderen en zoveel mogelijk partners en belanghebbenden bij de uitwerking en tenuitvoerlegging van macroregionale strategieën te betrekken om hun eigenaarschap op lokaal en regionaal niveau te vergroten;

5. onderstreept dat macroregio's een gunstig kader vormen voor het bevorderen van de betrokkenheid van lokale politieke actoren en niet-gouvernementele spelers, aangezien er op dat niveau efficiënte coördinatiesystemen ontstaan die bottom-upbenaderingen in de hand werken en zo het maatschappelijk middenveld werkelijk inspraak geven in de politieke besluitvorming, en voor het bundelen van bestaande initiatieven om het gebruik van middelen te optimaliseren en de betrokken spelers samen te brengen;

6. meent dat de macroregionale strategie het nabuurschapsbeleid en/of het pretoetredingsbeleid van de Unie in de richting van een grotere doeltreffendheid kan sturen;

Over de lopende macroregionale strategieën

7. is verheugd over het feit dat de macroregionale strategie voor het Oostzeegebied grote voordelen oplevert voor Europa; merkt op dat deze strategie over een actieplan met duidelijke omlijnde prioriteiten beschikt, gesteund wordt door de Raad en de Commissie en door alle nationale, regionale en lokale belanghebbenden wordt gedeeld;

8. vraagt dat deze strategie wordt onderworpen aan een volledige evaluatie op basis van objectieve criteria en meetbare indicatoren voor elk van de prioritaire domeinen;

9. acht het voor welslagen van de strategie noodzakelijk dat de bestuursstructuur wordt opgenomen in de toekomstige programmaperiode 2014-2020, zodat deze structuur op lange termijn behouden blijft en wordt uitgebreid tot lokale en regionale autoriteiten;

10. verzoekt de Commissie en de Raad hun volledige steun te verlenen aan de gekozen benadering voor het stroomgebied van de Donau, die overigens ook aan evaluaties en regelmatige controles moet worden onderworpen;

Over de toekomstige macroregionale strategieën

11. stelt de Commissie voor een proces van raadplegingen en gedachtewisselingen te coördineren met betrekking tot toekomstige macroregionale strategieën; is van mening dat de identificatie van prioritaire zones moet plaatsvinden op basis van een gebrek aan samenwerking of een behoefte aan versterking van de bestaande samenwerking tussen Europese gebieden die in verschillende lidstaten liggen maar tot hetzelfde levensbekken behoren; meent dat dit overleg moet uitmonden in de creatie van een kaart die een vooruitblik biedt op de Europese macroregio's, met name in samenwerking met de betrokken lidstaten en gebieden, die niet bindend mag zijn maar moet kunnen evolueren in functie van de lokale dynamiek;

12. meent dat er behoefte is aan een betere afstemming van de financiering voor de macroregionale strategieën, een efficiënter gebruik van de beschikbare middelen en coördinatie van de gebruikte instrumenten; is van mening dat de macroregionale strategieën weliswaar geen aanvullende middelen, institutionele instrumenten of nieuwe regelgeving behoeven, maar dat de controle ervan wel een financiële ondersteuning uit de Europese fondsen rechtvaardigt, in de vorm van kredieten voor technische bijstand, kredieten voor voorlopige beoordeling en inzameling van gegevens en opstartkredieten, en meent dat de macroregionale strategieën, rekening houdend met het meerjarig financieel kader 2014-2020, structurele projecten moeten aanmoedigen;

13. verzoekt de Commissie en de Raad rekening te houden met de macroregionale strategieën van de EU wanneer zij beslissingen nemen over begrotingstoewijzingen, zoals voor de Structuurfondsen en het Cohesiefonds, onderzoek en ontwikkeling en in het bijzonder regionale samenwerking;

14. vraagt dat de operationele programma's nauw aansluiten op de prioriteiten van de op die programma's betrekking hebbende macroregionale strategieën, zodat doelstellingen en middelen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd worden;

Vooruitzichten in het Middellandse Zeegebied

15. steunt de invoering van een macroregionale strategie voor het Middellandse Zeebekken met als doel een actieplan te bieden voor het aangaan van de gemeenschappelijke uitdagingen en problematiek waarmee de mediterrane landen en regio's worden geconfronteerd en dit voor de toekomst van Europa essentiële gebied een structuur te geven, en verzoekt de Raad en de Commissie om in dit verband snel op te treden;

16. is van mening dat de invoering van een macroregionale mediterrane strategie waarbij de Unie, nationale, regionale en lokale autoriteiten, regionale organisaties, financiële instellingen, ngo's aan de Europese zijde van de Middellandse Zee en de Unie voor het Middellandse Zeegebied betrokken zijn, en die openstaat voor de nabuurschapslanden en/of de pretoetredingslanden, ervoor kan zorgen dat het politieke en operationele niveau van de territoriale samenwerking in die regio aanzienlijk verbetert; onderstreept dat het belangrijk is om gebruik te maken van de ervaringen, beschikbare middelen en resultaten van de bestaande regionale organisaties;

17. benadrukt dat een mediterrane macroregio ervoor kan zorgen dat de verschillende EU-programma's voor het Middellandse Zeegebied elkaar aanvullen en dat bestaande financiering zo efficiënt mogelijk wordt gebruikt, en een duidelijke meerwaarde kan opleveren voor concrete projecten van de Unie voor het Middellandse Zeegebied, en relevante derde landen en regio's kan betrekken bij de fase van ontwikkeling van strategieën, met gebruikmaking van het financiële nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, en altijd met strikte inachtneming van de rechtsstaat en op basis van eerbied voor de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de democratie, waarbij zo nodig het "meer voor meer"-beginsel wordt bevorderd;

18. benadrukt het belang van het Middellandse Zeegebied als decentrale samenwerkingsruimte - die de strikt geografische grenzen overschrijdt - voor het versterken van regio-overschrijdende besluitvorming en het uitwisselen van goede praktijken, met name inzake democratie, mensenrechten, de rechtsstaat, milieu, economische ontwikkeling, ecotoerisme alsook partnerschappen op het vlak van cultuur, onderzoek, onderwijs, jeugd en sport; onderstreept het specifieke belang van onderwijs als katalysator voor de overgang naar democratie;

19. is van mening dat de mediterrane macroregio zich moet ontwikkelen in overeenstemming met de internationale normen betreffende economische, sociale en culturele rechten, met name de Universele verklaring van de rechten van de mens en het UNESCO-Verdrag inzake de bescherming en bevordering van de verscheidenheid van de culturele expressievormen;

20. vraagt de Raad met aandrang passende maatregelen te nemen naar aanleiding van zijn conclusies van 24 juni 2011 en rekening te houden met de bereidwilligheid die de betrokken gebieden op nationaal, regionaal en lokaal vlak tonen met betrekking tot de Adriatisch-Ionische macroregionale strategie, alsook met de historische banden tussen deze gebieden, tradities en al genomen initiatieven, en deze strategie in de loop van de komende maanden goed te keuren, als een eerste stap in de richting van een macroregionale strategie voor het Middellandse Zeegebied;

21. benadrukt dat de Adriatisch-Ionische macroregionale strategie een belangrijk element van verzoening tussen de westelijke Balkangebieden vormt en daardoor aan de integratie van deze landen in de EU kan bijdragen;

22. hoopt dat er in het westelijke en oostelijke deel van het Middellandse Zeegebied ook macroregionale strategieën worden ingevoerd, waarin voldoende aandacht wordt besteed aan het maritieme aspect en rekening wordt gehouden met de talrijke mediterrane kustgebieden en eilanden en hun behoeften op het vlak van ontwikkeling; is van mening dat er bij dergelijke toekomstige strategieën meer aandacht moet zijn voor milieubescherming, biodiversiteit en duurzaam toerisme;

23. vraagt dat de Commissie artikel 174 van het VWEU daadwerkelijk ten uitvoer legt aan de hand van een strategisch plan dat tot doel heeft de structurele handicaps van eilanden te ondervangen en de nodige voorwaarden voor economische groei en effectieve sociale en territoriale cohesie te garanderen;

24. benadrukt dat er bijzondere aandacht moet worden besteed aan de onbelemmerde bereikbaarheid van deze gebieden en de territoriale continuïteit ervan met het vasteland, en dat hiervoor gepaste financiële middelen moeten worden vrijgemaakt;

25.  vraagt de Commissie bovendien maatregelen te nemen – zoals een verhoging van de drempel voor de-minimissteun voor eilanden, met bijzondere aandacht voor de landbouw-, transport- en visserijsector – die ertoe bijdragen dat eilandgebieden hetzelfde competitiviteit bereiken als regio's op het vasteland, zodat de kloof tussen de verschillende ontwikkelingsniveaus van de Europese regio's kleiner wordt en eilanden daadwerkelijk deel gaan uitmaken van de interne markt;

26. hoopt dat de Commissie een positief standpunt zal innemen tegenover de eilanddimensie van de macroregionale strategie voor het Middellandse Zeegebied, met name bij de overweging van overheidssteun als legitieme compensatie voor de handicaps van de insulaire positie en bij de aanpassing van het cohesiebeleid en het beleid inzake onderzoek en innovatie aan de specifieke behoeften van eilanden met als doel hun integratie in continentaal Europa te bevorderen;

27. benadrukt het belang van de cultuurindustrie en creatieve bedrijfstakken als fundamentele pijlers van ontwikkeling en werkgelegenheid in de insulaire regio's;

28. verzoekt de Commissie te bepalen welke instrumenten nodig zijn voor de beoordeling en de eventuele opstarting van nieuwe macroregionale initiatieven, zoals proefprojecten, in het westelijke en oostelijke deel van het Middellandse Zeegebied;

29. benadrukt dat belangrijke steunmaatregelen voor een mediterrane macroregio gericht moeten zijn op de geëigende subregionale niveaus voor samenwerking aan specifieke projecten en energienetwerken, wetenschappelijke samenwerking en innovatie, netwerken voor cultuur, onderwijs en opleiding, toerisme, handel, milieubescherming, duurzaam zeevervoer, maritieme veiligheid, maritieme beveiliging en bescherming van de Middellandse Zee tegen vervuiling, overbevissing en illegale visserij door middel van een geïntegreerd netwerk van meldings- en toezichtsystemen voor maritieme activiteiten, versterking van goed bestuur en een efficiënt openbaar bestuursapparaat, om de werkgelegenheid te bevorderen;

30. is van mening dat de coördinatie van deze drie macroregionale strategieën – westelijk Middellands Zeegebied, Adriatisch-Ionisch en oostelijk Middellands Zeegebied – het mogelijk zal maken om een totaalbeleid voor het hele Middellandse Zeebekken te voeren, in overeenstemming met de prioriteiten die door regionale en internationale organisaties en met name door de Unie voor het Middellandse Zeegebied gedefinieerd zijn, en om goede praktijken toe te passen die kunnen bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van de EU-strategie voor slimme en duurzame economische groei;

31. acht het van belang, in het bijzonder na de gebeurtenissen van de Arabische Lente, dat de nieuwe macroregio bijdraagt aan het definiëren van een nieuwe strategie met derde landen voor een behoorlijk beheer van migratiestromen, die afdoende rekening houdt met de wederzijdse voordelen van een toegenomen mobiliteit en berust op de bestrijding van armoede en de bevordering van werkgelegenheid en eerlijke handel, en aldus bijdraagt aan de stabiliteit in de macroregio;

32. meent, gezien het feit dat de mediterrane gebieden van de EU zee- en landgrenzen delen met Noord-Afrika, dat een macroregionale strategie de zuidelijke dimensie van het EU-nabuurschapsbeleid zou ondersteunen dankzij een concrete territoriale benadering die een beter beheer van migratiestromen zou garanderen en de economieën van de betrokken landen positief zou beïnvloeden;

33. is van mening dat een macroregionale strategie in het Middellandse Zeegebied de coördinatie vereist van de beschikbare financiële middelen van de EU, met name de financiële middelen voor het nabuurschapsbeleid, het cohesiebeleid en de territoriale samenwerking, opdat er projecten kunnen worden uitgevoerd die erop gericht zijn gemeenschappelijke uitdagingen zoals de bescherming en verbetering van het euromediterrane culturele erfgoed aan te gaan; herinnert aan het belang van een gecoördineerd en evenwichtig nabuurschapsbeleid voor het Zuiden en het feit dat door het EFRO gefinancierde culturele projecten in aanmerking komen om deze uitdagingen aan te gaan;

34. onderstreept het belang van de creatieve en culturele sector en meent dat deze sector van de economie steeds belangrijker zal worden voor de economische groei en werkgelegenheid in de regio; vraagt om bijzondere aandacht voor de uitvoering van culturele en universitaire uitwisselingsprogramma's en voor de versterking van culturele en stabiele toeristische verbanden;

35. is van mening dat cultureel toerisme een bijzonder effect kan hebben op het Middellandse Zeegebied, niet alleen vanuit economisch oogpunt maar ook als bevorderende factor voor wederzijdse kennis en intercultureel begrip;

36. wijst erop dat een mediterrane macroregio de interculturele dialoog en de verrijking van het gedeelde culturele erfgoed van de Europese Unie zou bevorderen, het maatschappelijk middenveld tot actie zou aanzetten en zodoende de ngo's en de inwoners van het Middellandse Zeegebied ertoe zou aanmoedigen om deel te nemen aan de cultuur- en onderwijsprogramma's van de Unie;

37. herinnert aan de fundamentele rol van het onderwijs voor democratie en sociale en economische ontwikkeling, en aan het belang van beroepsopleidingen voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid;

38. onderstreept, in de context van de mediterrane macroregio en rekening houdend met de motivatie van jongeren, vooral in de zuidelijke landen, het belang van een sterkere samenwerking met betrekking tot de jeugd door de bevordering van Europese programma's en de totstandbrenging van synergieën met de werkzaamheden van het Mediterraan bureau voor de jeugd;

39. beklemtoont dat jongeren extra aandacht moeten krijgen, omdat zij de grondslag van een nieuwe generatie vormen en omdat zij het zijn die de meeste invloed zullen uitoefenen op de wijze waarop hun respectieve landen de toekomst tegemoetzien;

40. beveelt aan om, ter bevordering van uitwisselingsprogramma's, dynamisch onderzoek, innovatie en een leven lang leren, in de toekomstige mediterrane macroregio netwerken van hogere onderwijsinstellingen en onderzoeksinstellingen op te zetten en de onderwijsinfrastructuur in deze regio te ontwikkelen, alsook de belemmeringen weg te werken voor het vrije verkeer van studenten, personen in opleiding, jonge vrijwilligers, leerkrachten, opleiders, onderzoekers en administratief personeel; wijst op de noodzaak om de kwaliteit van onderwijs en onderzoek in deze netwerken te versterken door een adequate financiering van het Tempus- en het Erasmus Mundusprogramma, vooral gezien het lage aantal begunstigden van het Erasmus Mundusprogramma in het Middellandse Zeegebied;

41. meent dat de mobiliteit van kunstenaars en de kunsten in het euromediterrane gebied gehinderd wordt door tal van obstakels die volgens land en regio verschillen en die niet alleen verband houden met problemen om een visum te verkrijgen maar ook met het gebrek aan status waarmee kunstenaars te kampen hebben en met de omstandigheden waarmee zij als scheppers van artistiek werk geconfronteerd worden, vooral in zuidelijke landen; meent dat een mediterrane macroregio zou bijdragen tot de wederzijdse erkenning van de status van kunstenaars, kansen zou bieden om na te denken over mobiliteit en zou leiden tot een optimaal gebruik van opleidingsprogramma's en netwerken en vrij verkeer van culturele spelers, kunstenaars en kunsten;

42. roept op tot de uitvoering, tijdens de volgende programmeringsperiode, van een "Euromediterraan Erasmus"- programma, dat bedoeld is om de transnationale mobiliteit van studenten van beide zijden van de Middellandse Zee aan te moedigen, en van een "Euromediterraan Leonardo da Vinci"- programma voor jongeren die in het kader van een macroregionale strategie een beroepsopleiding in het buitenland willen volgen;

43. onderstreept de noodzaak van maatregelen om de toenemende hersenvlucht uit deze regio tegen te gaan;

44. roept ertoe op de historische en culturele verscheidenheid en de taalverscheidenheid van het Middellandse Zeegebied te benutten om de culturele en creatieve industrieën alsook de toeristische sector te vernieuwen en te ontwikkelen. roept ertoe op de samenwerking tussen musea en culturele instellingen aan te moedigen en te steunen;

45. herinnert eraan dat er in de landen rond de Middellandse Zee bijzondere belangstelling bestaat voor Europese films en audiovisuele producties, en dat dit aanzienlijke invloed blijft uitoefenen op de dialoog tussen de culturen in het gebied als onderdeel van het huidige stadium van democratische ontwikkeling van deze samenlevingen;

46. stelt voor te streven naar meer samenwerking en de handel met derde landen te versterken om de positie van de Europese productie in de wereldmarkt en met name in het Middellandse Zeegebied te verbeteren, en aldus culturele uitwisseling te bevorderen alsook de lancering van nieuwe initiatieven om de euromediterrane dialoog en de democratische vooruitgang in de hele regio aan te moedigen, vooral in het licht van de verplichtingen die tijdens de Euromediterrane filmconferentie zijn aangegaan;

47. verzoekt de betrokken lidstaten om de wil tot samenwerking waarvan zij tijdens de uitwerking van dit verslag blijk hebben gegeven, verder te stimuleren en vraagt het toekomstige Cypriotische voorzitterschap van de Unie met aandrang dit project te steunen, zodat de Commissie en de Raad zo snel mogelijk een actieplan voor een macroregionale strategie voor het Middellandse Zeegebied kunnen aannemen; wijst bovendien op het belang van intergouvernementele en interregionale samenwerking bij de ontwikkeling van een macroregionale strategie;

46. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

TOELICHTING

1. De opkomst van de macroregio's

De macroregio van de Oostzee is in 2009 opgericht en omvat een samenhangend aantal gebieden. Het doel is samenwerking om een betere oplossing te vinden voor de bestaande economische en milieuproblemen. Deze samenwerking heeft de vorm gekregen van een "macroregionale strategie", gericht op de coördinatie van de reeds bestaande, krachtige sectorale samenwerking. De structuur is gebouwd op vier pijlers – milieu, welvaart, toegankelijkheid en veiligheid – en een actieplan met 15 prioriteiten en 80 voorbeeldprojecten.

Geïnspireerd door deze ervaring zijn ook andere projecten opgezet. Een van deze – de Donaumacroregio – heeft een eerste stap voorwaarts gezet. Verdere stappen worden overwogen. De betrokken instellingen, de lidstaten, de regio's en plaatselijke overheden werken samen aan het vaststellen van vergelijkbare kaders in verschillende Europese macroregio's met gemeenschappelijke kenmerken: een gedeelde zee, een gedeeld berggebied of rivierbekken enz.

De macroregionale strategieën bieden nieuwe perspectieven voor de territoriale samenwerkingsprojecten die worden ondersteund door het cohesiebeleid. Deze strategieën kunnen een aanvulling vormen op de grote communautaire strategieën, zoals de trans-Europese vervoersnetwerken of het geïntegreerd maritiem beleid. Zij kunnen zorgen voor een betere verhouding tussen de regionale programma's en de doelstellingen van de Europa 2020-strategie van het Europees Parlement.

2. Stand van zaken en eerste ervaringen

Het concept "macroregio" heeft de betrokken partijen gemobiliseerd. Het waargenomen enthousiasme laat zien dat er concrete verwachtingen zijn voor dit nieuwe Europese beleidsterrein, met als doel ontwikkeling op territoriale basis. Daarvoor zijn objectieve redenen – interactie tussen nabijgelegen regio's – maar ook historische en culturele redenen. Deze levensbekkens hebben immers een eeuwenlange gedeelde geschiedenis. Deze te bestendigen of soms zelfs te herstellen oeroude banden vormen een gedeelde basis voor samenwerking. Deze instemming met het concept macroregio laat ook zien dat de Europese idee vooruitgang boekt.

De Commissie heeft een rol op zich genomen bij de uitvoering van de Oostzeestrategie. In zijn conclusies van 13 april 2011 over de Donau-macroregio heeft de Raad de Commissie opnieuw gevraagd "een voortrekkersrol te vervullen in de strategische coördinatie". In de praktijk is het bestuur van een dergelijk instrument complex. De leiding erover vergt een omvangrijke technische bijstand. DG Regio kan daar momenteel niet nog meer in betekenen.

Zodra de nieuwigheid eraf is, bestaat er een reëel risico op een budgetverslindende, niet doelmatige "machine". Ook is de zogenaamde "regel van drie keer nee" ingebracht: nee tegen nieuwe financieringsmiddelen, nee tegen een nieuw institutioneel instrument, nee tegen nieuwe regelgeving. De Raad heeft deze inperking gewijzigd door op 13 april jl. een "regel van drie keer ja" aan te nemen: ja tegen complementaire financiering, ja tegen coördinatie van institutionele instrumenten en ja tegen het vaststellen van nieuwe projecten. Met deze formulering wordt in feite een evenwicht gezocht, dat moet worden vastgelegd voordat de regels voor het volgende territoriale cohesiebeleid in de periode 2014-2020 worden bepaald.

3. De meerwaarde van de macroregionale strategie

Naar het voorbeeld van de Oostzee verschijnen er verschillende mogelijkheden dankzij de toepassing van macroregionale strategieën. Het gaat voornamelijk om een duidelijk referentiekader voor het cohesiebeleid en het stimuleren van de intersectoraal samenwerking in hetzelfde levensbekken. Dit kader kan investeringen sturen richting meer onderlinge aanvulling en van invloed zijn op de prioriteiten van ieder regionaal ontwikkelingsplan in dezelfde Europese macroregio. Dit leidt tot een totaalbeeld en tot daadwerkelijke synergie in het kader van een integrale aanpak.

Een ander voordeel van deze strategie: de verschillende interventie-instrumenten van de Europese Unie kunnen meer en in betere onderlinge samenwerking worden ingezet, met een groter effect dan de bedragen die voor het cohesiebeleid zijn gereserveerd. Dit geldt met name voor de Europese Investeringsbank (EIB). Dankzij de strategie is het ook mogelijk om de middelen van de regio's en de verschillende lidstaten samen te brengen door middel van bestuur op meerdere niveaus. Het is een strategie waar alle deelnemende partijen bij winnen.

Tot slot biedt een macroregionale strategie het nabuurschapsbeleid van de Unie een passend kader voor een hernieuwde dialoog en voor vruchtbare, concrete relaties.

4. De te overwinnen moeilijkheden

Iedere macroregionale strategie heeft een dubbele dimensie: territoriaal, vanwege het bepalen van het betreffende toepassingsgebied, en functioneel, vanwege het vaststellen van prioriteiten. Op het moment dat een dergelijke stap wordt gezet, moet betrokkenheid van de relevante gemeenschappen worden verkregen. Zodoende moet er een voorbereidingsfase worden voorzien van een à twee jaar, voordat er daadwerkelijk een macroregio kan worden gerealiseerd.

Het functioneren van de macroregio's moet de val van intergouvernementeel bestuur vermijden, hoewel het grensoverschrijdend karakter betrokkenheid van de relevante lidstaten veronderstelt. Alleen een bestuur op meerdere niveaus waarbij met name het regionale niveau wordt betrokken, is toegerust om het Europese karakter van dergelijke initiatieven te waarborgen en te zorgen voor wederzijdse aanvulling met het regionaal ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie.

Het opzetten van toekomstige macroregio's door middel van "spontane ontwikkeling" kan geen plan voor de toekomst zijn. Dit leidt tot een willekeurig karakter, dat de ontwikkeling van samenhangende maatregelen zal schaden. Toch moet iedere macroregio het resultaat zijn van een proces dat "van onderop" begint en gebaseerd is op daadwerkelijke motivatie van de betrokken spelers.

Betrokkenheid van de naburige regio's is nodig ter bekrachtiging van vele projecten in het kader van de macroregionale strategieën. Deze betrokkenheid moet zijn basis hebben in territoriaal beleid en niet in een vorm van buitenlands beleid.

5. Te treffen maatregelen

De ontwikkeling van macroregionale strategieën moet aansluiten bij een algemene reflectie ter inventarisering van de problematiek in het veld. Zo moet vermeden worden dat projecten gaan zwalken of verbonden zijn aan eenvoudige politieke overwegingen van korte termijn. Er moet een "kaart die een vooruitblik geeft op de Europese macroregio's" worden samengesteld, weliswaar niet verbindend, die zich kan ontwikkelen aan de hand van de lokale dynamiek.

Voor iedere macroregio is een voorbereidingsfase noodzakelijk. Hierin wordt overleg georganiseerd tussen de betrokken partijen, waarin de eerste strategische lijnen worden geschetst en dat de basis vormt voor toekomstig bestuur: er wordt een leidinggevende groep aangeduid, of er wordt een EGTS gecreëerd, of er wordt gekozen voor gezamenlijk bestuur waarbij de bevoegdheden duidelijk worden afgebakend en door verschillende lidstaten of regio's worden gedeeld, of het bestuur neemt nog een andere vorm aan. In overeenstemming met het besluit van de Raad is de Commissie de aangewezen instelling voor het leiden van een dergelijke voorbereidingsinspanning. Zij moet de nodige middelen voor een dergelijke investering ter beschikking stellen, zowel in personele als financiële zin.

De financiële middelen voor de ondersteuning van het macroregionale samenwerkingsinitiatief moeten gevonden worden bij het onderdeel territoriale samenwerking van het cohesiebeleid. Dit komt overeen met de wens het financieringsniveau daarvan aanzienlijk te verhogen, in navolging van de reeds door het Europees Parlement uitgesproken wens voor de programmaperiode 2014-2020. Die wens werd ook door de Commissie ondersteund, met name in het vijfde verslag over het cohesiebeleid waarin wordt aangedrongen op een "versterkt transnationaal onderdeel".

Deze financiële steun kan de vorm krijgen van technische bijstandskredieten, zowel voor de voorbereidingsfase bij de Commissie zelf, als voor de uitvoeringsfase bij het bestuursorgaan waarvoor aan het einde van de voorbereidingsfase gekozen wordt.

Voor de prioritaire projecten kan de wederzijdse aanvulling van de financiering verkregen worden door de selectiecriteria te verbinden aan de prioriteiten van de macroregionale strategie, bij de uitnodigingen tot het indienen van projectvoorstellen in het kader van de operationele programma's van het cohesiebeleid. Dit is zo ook gedaan in het kader van de strategie voor het Oostzeegebied.

6. Het belang van een macroregionale strategie in het Middellandse Zeegebied

Het Middellandse Zeebekken kent aan al zijn oevers hetzelfde natuurlijke milieu, dezelfde geschiedenis en cultuur. In Zuid-Europa bestaat een groot potentieel, dat slechts benut kan worden met behulp van de coördinatie en het overzicht van een macroregionale strategie.

De mediterrane regio is zeer uitgestrekt, hetgeen vragen oproept over welke macroregionale voorziening de voorkeur moet krijgen. In het centrale Middellandse Zeegebied komen actoren in beweging rondom een macroregionaal project voor de Adriatisch-Ionische regio. Na het overleg dat werd gevoerd in het kader van de uitwerking van onderhavig verslag, lijkt men te hebben gekozen voor de optie van drie verschillende macroregio's: een in het westelijke Middellandse Zeegebied, een in het centrale Middellandse Zeegebied, dat ook het Adriatisch-Ionische gebied wordt genoemd, en een derde in het oostelijke Middellandse Zeegebied, waarbij wel wordt gezorgd voor gestructureerde onderlinge coördinatie.

De mediterrane regio's hebben vanwege het klimaat – het mediterrane klimaat – een vergelijkbaar ecotype. De landbouwproductie is overal, van noord tot zuid en van oost tot west, van dezelfde aard en hoewel divers wordt er eenzelfde scala aan producten verbouwd. De milieuproblemen (brand bijvoorbeeld) zijn overal hetzelfde. Het Middellandse Zeegebied is de belangrijkste toeristische bestemming ter wereld, en heeft belang bij samenwerking om de perspectieven van deze economische sector – voor de meeste mediterrane regio's van groot belang – te bestendigen en te verbeteren.

In het kader van de ontwikkeling van het potentieel moet het maritiem verkeer de kern gaan vormen van een vervoersstrategie voor het gehele gebied, met name voor goederenvervoer. Er moeten vele en diverse zeeroutes geopend worden. De ontwikkeling van hernieuwbare energie, met name zonne-energie, kent in het Middellandse Zeegebied optimale omstandigheden. Voor dergelijke doelstellingen kan de macroregionale strategie op maat gemaakte antwoorden bieden en daarbij partners als de EIB betrekken.

De mediterrane biodiversiteit is zeer rijk maar wordt ook ernstig bedreigd. Overbevissing bedreigt de visstand in de Middellandse Zee. De Middellandse Zee is een afgesloten zee met een zeer intensief maritiem verkeer. De oevers ervan kennen een van de hoogste bevolkingsgroeicijfers, een fenomeen dat nog versterkt wordt door het intensieve toerisme. Ook het kust- en zeemilieu is een belangrijke zorg in het gehele gebied. Een gecoördineerd beleid voor behandeling van afval in zee moet, naast een verbreding van de "noord-zuid"-samenwerking tussen lokale gemeenschappen, worden gestimuleerd, met steun van het nabuurschapsbeleid.

Voor 2020 en verder vertegenwoordigt het Middellandse Zeegebied een belangrijke "nabijheidshorizon" voor Europa, vanwege de 500 miljoen inwoners waarvan nauwelijks een derde in de Europese Unie woont. Een ontwikkelingsdynamiek rondom het Middellandse Zeegebied kan een stimulerende kracht zijn voor de hele Europese economie.

Binnen de EU is het mediterrane gebied te weinig gestructureerd. Op het gebied van samenwerking en onderlinge samenhang zijn zeer zwakke prestaties waar te nemen. De uitdagingen waar de politieke bestuurders in het Middellandse Zeegebied voor staan, kunnen veel beter aan het licht komen met behulp van een reflectief kader en een totaalplan.

De bevolking van het mediterrane gebied buiten de EU heeft een zeer lage levensstandaard, op alle terreinen: economisch, sociaal, ecologisch en politiek. De ontwikkeling van deze samenlevingen is noodzakelijk voor henzelf en een kans voor Europa. Europa kan hiermee zijn veiligheid verhogen, een "draaglijker" beheersing van de immigratiestromen realiseren en direct bijdragen aan een groeizone met een positief effect op de prestaties van de eigen economie. De gebeurtenissen van afgelopen voorjaar aan de zuidkust van de Middellandse Zee zijn eveneens een krachtige aanmoediging voor de ontwikkeling van een nieuw, actief nabuurschapsbeleid. Door dit, zij het gedeeltelijk, te koppelen aan een macroregionale strategie, kan het beleid een concrete territoriale dimensie krijgen, wat een voorbeeld is van hogere doelmatigheid.

De Europese staten en regio's in het Middellandse Zeegebied moeten een versterkte samenwerking aangaan en deze openstellen voor alle partners in dit voor de toekomst van Europa essentiële gebied. De macroregionale strategie is het middel bij uitstek om deze samenwerking te bevorderen.

ADVIES van de Commissie buitenlandse zaken (19.3.2012)

aan de Commissie regionale ontwikkeling

inzake de ontwikkeling van de macroregionale strategieën van de EU: huidige praktijk en vooruitzichten, vooral in het Middellandse Zeegebied
(2011/2179(INI))

Rapporteur voor advies: Nikolaos Salavrakos

SUGGESTIES

De Commissie buitenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie regionale ontwikkeling onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  juicht het concept toe van een macroregionale strategie, die op basis van de ervaring die is opgedaan met bestaande macroregio's (het Oostzee- en het Donaugebied) de ontwikkeling van synergieën en beleidscoördinatie tussen de EU, de betrokken lidstaten, kandidaat-lidstaten en derde landen, regionale en lokale bestuursinstanties kan stimuleren, waarmee duurzame groei,de werkgelegenheid, veiligheid en milieubescherming worden bevorderd door de ontwikkeling van gezamenlijke projecten in regio's met gemeenschappelijke geografische, historische en culturele kenmerken, voor een aanpak van voor de gehele regio geldende problemen die via een proces 'van onderop' in kaart zijn gebracht, die een onsystematische, onsamenhangende benadering voorkomen; pleit tevens voor grotere synergie tussen de verschillende macroregionale strategieën;

2.  verzoekt om een financieringsoplossing op langere termijn, in het kader van de EU-begroting, voor de macroregionale strategieën, om acties die niet onder het cohesiebeleid vallen, zoals samenwerking met derde landen, te financieren; merkt op dat uit de ervaring met de strategie voor de Oostzee het belang van startkapitaal voor de planning en voorbereiding van projecten ten behoeve van de strategie gebleken;

3.  verzoekt de Commissie en de Raad met de macroregionale strategieën van de EU rekening te houden wanneer zij beslissingen nemen over de begrotingstoewijzingen, zoals de Structuurfondsen en het Cohesiefonds, onderzoek en ontwikkeling en met name regionale samenwerking; verzoekt de Commissie en de Raad tevens om te bezien of voor de macroregionale strategieën directe financiering nodig is ten behoeve van een succesvolle implementatie;

4.  onderstreept, gezien de talloze overeenkomstige economische, sociale en ecologische uitdagingen waarmee alle Middellandse Zeeregio's die de Middellandse Zee als een belangrijk element van hun erfgoed delen, worden geconfronteerd, het belang van de vorming van een macroregio voor het Middellandse Zeegebied, als geheel of in de vorm van samenhangende subregio's, zoals de jonge Adriatisch-Ionische initiatieven, om die specifieke terreinen aan te pakken waarop synergieën, partnerschappen en regionale samenwerking versterkt zouden moeten worden om duurzame groei in de Middellandse Zeeregio te scheppen;

5.  benadrukt dat de Ionisch-Adriatische macroregionale strategie een belangrijk element van verzoening tussen de westelijke Balkangebieden vormt en daardoor aan de integratie van deze landen in de EU kan bijdragen;

6.  acht het voor de uitvoering van een macroregionale strategie voor het Middellandse Zeegebied noodzakelijk om gebruik te maken van de ervaring en het werk van bestaande regionale instellingen en mogelijke synergieën hiermee na te streven, in het bijzonder met, naast de Unie voor het Middellandse Zeegebied, de Europese Investeringsbank en de ARLEM;

7.  benadrukt dat een mediterrane macroregio ervoor kan zorgen dat de verschillende EU-programma's voor het Middellandse Zeegebied elkaar aanvullen en dat bestaande financiering zo efficiënt mogelijk wordt gebruikt, en een duidelijke meerwaarde kan opleveren voor concrete projecten van de Unie voor het Middellandse Zeegebied, en relevante derde landen en regio's kan betrekken bij de fase van ontwikkeling van strategieën, met gebruikmaking van het financiële nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, en altijd met strikte inachtneming van de rechtsstaat en op basis van eerbied voor de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de democratie, waarbij zo nodig het "meer voor meer"-beginsel wordt bevorderd;

8.  benadrukt dat belangrijke steunmaatregelen voor een mediterrane macroregio gericht moeten zijn op de geëigende subregionale niveaus voor samenwerking aan specifieke projecten en energienetwerken, wetenschappelijke samenwerking en innovatie, netwerken voor cultuur, onderwijs en opleiding, toerisme, handel, milieubescherming, duurzaam zeevervoer, maritieme veiligheid, maritieme beveiliging en bescherming van de Middellandse Zee tegen vervuiling, overbevissing en illegale visserij door middel van een geïntegreerd netwerk van meldings- en toezichtsystemen voor maritieme activiteiten, versterking van goed bestuur en een efficiënt openbaar bestuursapparaat, om de werkgelegenheid te bevorderen;

9.  acht het van belang, in het bijzonder na de gebeurtenissen van de Arabische Lente, dat de nieuwe macroregio bijdraagt aan het definiëren van een nieuwe strategie met derde landen voor een behoorlijk beheer van migratiestromen en wederzijdse voordelen van een toegenomen mobiliteit, door middel van een strategie met derde landen ter bestrijding van de armoede en ter bevordering van de werkgelegenheid en billijke handel, waardoor aan de stabiliteit in de macroregio wordt bijgedragen;

10. dringt erop aan dat de ontwikkeling van de zuid-zuid-handel, de vorming van regionale markten en de vermindering van douanerechten en handelsbarrières tussen de landen van de regio de belangrijkste prioriteiten van een dergelijke strategie vormen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

12.3.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

58

1

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Sir Robert Atkins, Bastiaan Belder, Frieda Brepoels, Elmar Brok, Jerzy Buzek, Mário David, Michael Gahler, Marietta Giannakou, Ana Gomes, Andrzej Grzyb, Richard Howitt, Anna Ibrisagic, Liisa Jaakonsaari, Ioannis Kasoulides, Tunne Kelam, Nicole Kiil-Nielsen, Evgeni Kirilov, Maria Eleni Koppa, Andrey Kovatchev, Paweł Robert Kowal, Eduard Kukan, Vytautas Landsbergis, Krzysztof Lisek, Sabine Lösing, Ulrike Lunacek, Mario Mauro, Kyriakos Mavronikolas, Francisco José Millán Mon, Alexander Mirsky, María Muñiz De Urquiza, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Raimon Obiols, Kristiina Ojuland, Ria Oomen-Ruijten, Alojz Peterle, Bernd Posselt, Cristian Dan Preda, Libor Rouček, Tokia Saïfi, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Nikolaos Salavrakos, Jacek Saryusz-Wolski, György Schöpflin, Werner Schulz, Adrian Severin, Charles Tannock, Inese Vaidere, Kristian Vigenin, Boris Zala

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Laima Liucija Andrikienė, Véronique De Keyser, Barbara Lochbihler, Monica Luisa Macovei, Carmen Romero López, Marietje Schaake, Helmut Scholz, Hannes Swoboda, Indrek Tarand, Ivo Vajgl

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Philippe Boulland

ADVIES van de Commissie cultuur en onderwijs (2.3.2012)

aan de Commissie regionale ontwikkeling

inzake de ontwikkeling van de macroregionale strategieën van de EU: huidige praktijk en vooruitzichten, vooral in het Middellandse-Zeegebied
(2011/2179(INI))

Rapporteur voor advies: Malika Benarab-Attou

SUGGESTIES

De Commissie cultuur en onderwijs verzoekt de ten principale bevoegde Commissie regionale ontwikkeling onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  erkent dat macroregio's, als gebieden met een gemeenschappelijke geschiedenis en collectief geheugen, een gemeenschappelijke geografie, klimaat en cultuur, een geschikt referentiekader zijn om de prioriteiten van de Europese programma's en financiering vast te stellen en erkent, in dit verband, dat de zuidelijke kust van de Middellandse Zee een nooit eerder geziene ontwikkeling doormaakt, die door de Europese Unie met nieuwe initiatieven moet worden gesteund;

2.  is van mening dat een macroregionale strategie in het Middellandse-Zeegebied bestaande financiële middelen van de EU, met name financiële middelen voor het nabuurschapsbeleid, het cohesiebeleid en de territoriale samenwerking, moet coördineren om projecten uit te voeren die gericht zijn op de aanpak van gemeenschappelijke uitdagingen zoals de bescherming en verbetering van het euromediterrane culturele erfgoed; herinnert aan het belang van een gecoördineerd en evenwichtig nabuurschapsbeleid voor het zuiden en het feit dat door het EFRO gefinancierde culturele projecten in aanmerking komen om deze uitdagingen aan te pakken;

3.  onderstreept dat macroregio's een ideaal kader zijn om lokale politieke actoren en niet-gouvernementele spelers te betrekken, want op dat niveau ontstaan efficiënte coördinatiesystemen die bottom up-benaderingen in de hand werken en zo het maatschappelijk middenveld werkelijk inspraak geven in de politieke besluitvorming, en om bestaande initiatieven te bundelen om de middelen te optimaliseren en de betrokken spelers samen te brengen;

4.  moedigt het plan aan voor een Adriatisch-Ionische macroregio, een gebied dat lidstaten en landen buiten Europa moet samenbrengen in dezelfde economische, historische en culturele werkelijkheid;

5.  merkt op dat de mediterrane macroregio, in de zin van de menselijke beschaving en geschiedenis, veel breder is dan de strikt geografische betekenis aangeeft, en dat deze ook landen van de Atlantische kust zoals Portugal en Marokko en in andere regio's zoals het Zwarte-Zeegebied kan omvatten;

6.  benadrukt het belang van het Middellandse-Zeegebied als decentrale samenwerkingsruimte - die de strikt geografische grenzen overschrijdt - voor het versterken van regio-overschrijdende besluitvorming en het uitwisselen van goede praktijken, met name inzake democratie, mensenrechten, de rechtsstaat, milieu, economische ontwikkeling, ecotoerisme alsook partnerschappen op het vlak van cultuur, onderzoek, onderwijs, jeugd en sport; onderstreept het specifieke belang van onderwijs als katalysator voor de overgang naar democratie;

7.  is van mening dat de mediterrane macroregio zich moet ontwikkelen in overeenstemming met de internationale wetgeving betreffende economische, sociale en culturele rechten, met name de Universele verklaring van de rechten van de mens en het UNESCO-Verdrag inzake de bescherming en bevordering van de verscheidenheid van de culturele expressievormen;

8.  onderstreept het belang van de creatieve en culturele sector en meent dat deze sector van de economie een steeds grotere rol zal spelen voor de economische groei en werkgelegenheid in deze regio; vraagt om bijzondere aandacht te schenken aan de uitvoering van culturele en universitaire uitwisselingsprogramma's en aan de versterking van culturele en stabiele toeristische verbanden;

9.  is van mening dat cultureel toerisme een bijzonder effect kan hebben op het Middellandse- Zeegebied, niet alleen vanuit economisch oogpunt maar ook als factor van wederzijdse kennis en intercultureel begrip;

10. wijst erop dat een mediterrane macroregio de interculturele dialoog en de verrijking van het gedeelde culturele erfgoed van de Europese Unie zou bevorderen, het maatschappelijk middenveld tot actie zou aanzetten en zodoende de ngo's en de inwoners van het Middellandse-Zeegebied zou aanmoedigen om deel te nemen aan de cultuur- en onderwijsprogramma's van de Unie;

11. herinnert aan de fundamentele rol van het onderwijs in democratie en sociale en economische ontwikkeling, en aan het belang van beroepsopleiding voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid;

12. onderstreept, in de context van de mediterrane macroregio en rekening houdend met de motivatie van jongeren, vooral in de zuidelijke landen, het belang van een sterkere samenwerking op het vlak van jongeren door Europese programma's te bevorderen en synergieën tot stand te brengen met de werkzaamheden van het Mediterraan bureau voor de jeugd;

13. beklemtoont dat extra aandacht moet gaan naar de jongeren, omdat zij de grondslag van een nieuwe generatie zullen zijn en omdat zij het zijn die het meest invloed zullen uitoefenen op de wijze waarop hun respectieve landen de toekomst tegemoet zien;

14. beklemtoont dat samenwerking op audiovisueel vlak een belangrijke rol kan spelen in de overdracht van democratische waarden naar alle landen in de macroregio;

15. beveelt aan om, ter bevordering van uitwisselingsprogramma's, dynamisch onderzoek, innovatie en een leven lang leren, in de toekomstige mediterrane macroregio netwerken van instellingen van het hoger onderwijs en onderzoeksinstellingen op te zetten en de onderwijsinfrastructuur in deze regio te ontwikkelen, alsook de belemmeringen weg te werken voor het vrije verkeer van studenten, personen in opleiding, jonge vrijwilligers, leerkrachten, opleiders, onderzoekers en administratief personeel; wijst op de noodzaak de kwaliteit van onderwijs en onderzoek in deze netwerken te versterken door een adequate financiering van het Tempus- en het Erasmus Mundusprogramma, vooral gezien het lage aantal begunstigden van het Erasmus Mundusprogramma in het Middellandse-Zeegebied

16. meent dat de mobiliteit van kunstenaars en de kunsten in het euromediterrane gebied gehinderd wordt door tal van obstakels die volgens land en regio verschillen en die niet alleen verband houden met problemen om een visum te verkrijgen maar ook met het gebrek aan status waarmee kunstenaars te kampen hebben en met de omstandigheden waarmee zij als scheppers van artistiek werk geconfronteerd worden, vooral in zuidelijke landen; meent dat een mediterrane macroregio zou bijdragen tot de wederzijdse erkenning van de status van kunstenaars, kansen zou bieden om na te denken over mobiliteit en zou leiden tot een optimaal gebruik van opleidingsprogramma's, netwerken en het vrije verkeer van culturele spelers, kunstenaars en kunsten;

17. roept op tot de uitvoering, tijdens de volgende programmeringsperiode, van een "Euromediterraan Erasmus"- programma, dat bedoeld is om de transnationale mobiliteit van studenten van beide zijden van de Middellandse Zee aan te moedigen, en van een "Euromediterraan Leonardo da Vinci"- programma voor jongeren die in het kader van een macroregionale strategie een beroepsopleiding in het buitenland willen volgen;

18. onderstreept de noodzaak om maatregelen aan te nemen die de groeiende trend naar "hersenvlucht" uit deze regio tegengaan;

19. roept ertoe op de historische en culturele verscheidenheid en de taalverscheidenheid van het Middellandse-Zeegebied te benutten als factor om de culturele en creatieve industrieën alsook de toeristische sector te vernieuwen en te ontwikkelen. roept ertoe op de samenwerking tussen musea en culturele instellingen aan te moedigen en te steunen.

20. herinnert eraan dat er in de landen rond de Middellandse Zee bijzondere belangstelling is voor Europese film en audiovisuele producties, en dat dit aanzienlijke invloed blijft uitoefenen op de dialoog tussen de culturen in het gebied als onderdeel van het huidige stadium in de democratische ontwikkeling van deze samenlevingen;

21. stelt voor te streven naar meer samenwerking en de handel met derde landen te versterken om de positie van de Europese productie in de wereldmarkt en met name in het Middellandse-Zeegebied te verbeteren en aldus culturele uitwisseling te bevorderen alsook de lancering van nieuwe initiatieven om de euromediterrane dialoog en de democratische vooruitgang in de hele regio aan te moedigen, vooral in het licht van de verplichtingen die tijdens de Euromediterrane filmconferentie zijn aangegaan;

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

29.2.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

23

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Malika Benarab-Attou, Lothar Bisky, Piotr Borys, Jean-Marie Cavada, Silvia Costa, Mary Honeyball, Petra Kammerevert, Emma McClarkin, Emilio Menéndez del Valle, Marek Henryk Migalski, Katarína Neveďalová, Gianni Pittella, Marie-Thérèse Sanchez-Schmid, Marietje Schaake, Marco Scurria, Emil Stoyanov, Hannu Takkula, László Tőkés, Helga Trüpel, Gianni Vattimo, Marie-Christine Vergiat, Milan Zver

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Heinz K. Becker, Seán Kelly, Iosif Matula, Georgios Papanikolaou, Olga Sehnalová, Rui Tavares

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Miguel Angel Martínez Martínez

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

21.6.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

40

2

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

François Alfonsi, Catherine Bearder, Jean-Paul Besset, Victor Boştinaru, John Bufton, Alain Cadec, Salvatore Caronna, Nikos Chrysogelos, Ryszard Czarnecki, Francesco De Angelis, Rosa Estaràs Ferragut, Brice Hortefeux, Danuta Maria Hübner, Filiz Hakaeva Hyusmenova, María Irigoyen Pérez, Seán Kelly, Constanze Angela Krehl, Petru Constantin Luhan, Ramona Nicole Mănescu, Vladimír Maňka, Riikka Manner, Iosif Matula, Erminia Mazzoni, Miroslav Mikolášik, Jan Olbrycht, Markus Pieper, Monika Smolková, Ewald Stadler, Lambert van Nistelrooij, Oldřich Vlasák, Kerstin Westphal, Joachim Zeller, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Antonello Antinoro, Pat the Cope Gallagher, Jens Geier, Lena Kolarska-Bobińska, James Nicholson, Ivari Padar, Vilja Savisaar-Toomast, Elisabeth Schroedter, Czesław Adam Siekierski, Patrice Tirolien