VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid
10.1.2013 - (COM(2011)0425 – C7‑0198/2011 – 2011/0195(COD)) - ***I
Commissie visserij
Rapporteur: Ulrike Rodust
PR_COD_1amCom
- 001-211 (PDF - 635 KB)
- 001-211 (DOC - 939 KB)
- 212-219 (PDF - 118 KB)
- 212-219 (DOC - 191 KB)
- 220-222 (PDF - 93 KB)
- 220-222 (DOC - 169 KB)
- 223-226 (PDF - 105 KB)
- 223-226 (DOC - 170 KB)
- 227-236 (PDF - 123 KB)
- 227-236 (DOC - 200 KB)
- 237-243 (PDF - 112 KB)
- 237-243 (DOC - 183 KB)
- 244-253 (PDF - 129 KB)
- 244-253 (DOC - 202 KB)
- 254-254 (PDF - 83 KB)
- 254-254 (DOC - 157 KB)
- 255-263 (PDF - 120 KB)
- 255-263 (DOC - 315 KB)
- 264-265 (PDF - 97 KB)
- 264-265 (DOC - 167 KB)
- 266-266 (PDF - 84 KB)
- 266-266 (DOC - 157 KB)
- 267-273 (PDF - 114 KB)
- 267-273 (DOC - 294 KB)
- 274-288 (PDF - 143 KB)
- 274-288 (DOC - 226 KB)
- 289-292 (PDF - 107 KB)
- 289-292 (DOC - 172 KB)
- 293-293 (PDF - 93 KB)
- 293-293 (DOC - 158 KB)
- 294-297 (PDF - 132 KB)
- 294-297 (DOC - 205 KB)
- 298-299 (PDF - 105 KB)
- 298-299 (DOC - 171 KB)
- 300-302 (PDF - 110 KB)
- 300-302 (DOC - 181 KB)
- 303-305 (PDF - 105 KB)
- 303-305 (DOC - 171 KB)
- ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
- TOELICHTING
- ADVIES VAN DE COMMISSIE JURIDISCHE ZAKEN INZAKE DE RECHTSGRONDSLAG
- ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking
- ADVIES van de Begrotingscommissie
- ADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
- ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling
- PROCEDURE
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid
(COM(2011)0425 – C7‑0198/2011 – 2011/0195(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2011)0425),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7‑0198/2011),
– gezien het advies van de Commissie juridische zaken inzake de voorgestelde rechtsgrondslag,
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 28 maart 2012[1],
– gezien het advies van het Comité van de Regio’s van 4 mei 2012[2],
– gezien de artikelen 55 en 37 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie visserij en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Begrotingscommissie, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie regionale ontwikkeling(A7‑0008/2013),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. herinnert aan zijn resolutie van 8 juni 2011 over investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa[3]; herhaalt dat er in het nieuwe MFK voldoende extra middelen nodig zijn om de Unie in staat te stellen haar bestaande beleidsprioriteiten evenals de nieuwe, in het Verdrag van Lissabon voorziene taken uit te voeren, en daarnaast te reageren op onvoorziene gebeurtenissen; verzoekt de Raad, indien hij het niet eens is met deze visie, duidelijk aan te geven welk van zijn politieke prioriteiten of projecten kunnen komen te vervallen, ongeacht hun bewezen Europese toegevoegde waarde;
3. wijst erop dat de geraamde financiële impact van het voorstel slechts een indicatie is ten behoeve van de wetgevingsautoriteit, en niet kan worden vastgesteld zolang er geen overeenstemming is over het voorstel voor een verordening tot vaststelling van het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020;
4. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Visum 1 | |
Ontwerpwetgevingsresolutie |
Amendement |
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, |
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, en artikel 349, |
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(2) Het gemeenschappelijk visserijbeleid is van toepassing op de instandhouding, het beheer en de exploitatie van mariene biologische hulpbronnen. Het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid bestrijkt, in verband met marktmaatregelen en financiële maatregelen ter ondersteuning van de GVB-doelstellingen, tevens de biologische zoetwaterhulpbronnen en de aquacultuur, en de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten voor zover deze activiteiten worden uitgeoefend op het grondgebied van de lidstaten of in EU-wateren, inclusief door vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd zijn in derde landen, door EU-vissersvaartuigen of door onderdanen van de lidstaten, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat en indachtig de bepalingen van artikel 117 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee. |
(2) Het gemeenschappelijk visserijbeleid is van toepassing op de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen en op het beheer van de visserij daarop. Het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid bestrijkt, in verband met marktmaatregelen en financiële maatregelen ter ondersteuning van de GVB-doelstellingen, tevens de activiteiten in het kader van aquacultuur, en de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten voor zover deze activiteiten worden uitgeoefend op het grondgebied van de lidstaten of in EU-wateren, inclusief door vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd zijn in derde landen, door EU-vissersvaartuigen of door onderdanen van de lidstaten, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat en indachtig de bepalingen van artikel 117 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee. |
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(3) Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ervoor zorgen dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur bijdragen tot omstandigheden die vanuit ecologisch, economisch en sociaal gebied duurzaam op lange termijn zijn. Het GVB moet bovendien een bijdrage leveren tot een verhoging van de productiviteit, een billijke levensstandaard voor de visserijsector en stabiele markten, en moet ervoor zorgen dat de hulpbronnen beschikbaar zijn en dat de consument tegen een redelijke prijs toegang heeft tot de voorraden. |
(3) Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ervoor zorgen dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur bijdragen tot langdurige ecologische, economische en sociale duurzaamheid. In het kader van het GVB moeten bovendien regels worden vastgesteld voor de traceerbaarheid, veiligheid en kwaliteit van producten van de Unie en van importproducten, een billijke levensstandaard voor de visserijsector, voedselzekerheid en stabiele markten, en het GVB moet ervoor zorgen dat de hulpbronnen beschikbaar zijn en dat de consument tegen een redelijke prijs toegang heeft tot de voorraden. |
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(4) De Unie is partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 (UNCLOS) en is overgegaan tot ratificatie van de Overeenkomst van de Verenigde Naties over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 augustus 1995 (VN-Overeenkomst over visbestanden). De van 24 november 1993 daterende Overeenkomst van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen (FAO-Nalevingsovereenkomst) is eveneens door de Unie aanvaard. Deze internationale instrumenten omvatten met name instandhoudingsverplichtingen, onder meer om instandhoudings- en beheersmaatregelen te nemen die ontworpen zijn om de mariene hulpbronnen op een niveau te brengen of te houden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren in zeegebieden onder nationale jurisdictie en in volle zee, verplichtingen om hiertoe samen te werken met andere landen, verplichtingen om de voorzorgsbenadering toe te passen op de instandhouding, het beheer en de exploitatie van visbestanden, verplichtingen om de verenigbaarheid van instandhoudings- en beheersmaatregelen voor mariene hulpbronnen die voorkomen in zeegebieden met een verschillende jurisdictionele status te garanderen, en verplichtingen om naar behoren rekening te houden met andere legitieme wijzen van mariene exploitatie. Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ertoe bijdragen dat de Unie zich naar behoren kan kwijten van de internationale verplichtingen die zij in het kader van deze internationale instrumenten is aangegaan. Lidstaten die instandhoudings- en beheersmaatregelen nemen waartoe zij zijn gemachtigd in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, moeten handelen op een wijze die volledig in overeenstemming is met de internationale instandhoudings- en samenwerkingsverplichtingen die voortvloeien uit de reeds vermelde internationale instrumenten. |
(4) De Unie is partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 (Unclos) en is overgegaan tot ratificatie van de Overeenkomst van de Verenigde Naties over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 augustus 1995 (VN-Overeenkomst over visbestanden). De van 24 november 1993 daterende Overeenkomst van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen (FAO-Nalevingsovereenkomst) is eveneens door de Unie aanvaard. Deze internationale instrumenten omvatten met name instandhoudingsverplichtingen, onder meer om instandhoudings- en beheersmaatregelen te nemen die ontworpen zijn om de mariene hulpbronnen op een niveau te brengen of te houden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren in zeegebieden onder nationale jurisdictie en in volle zee, verplichtingen om hiertoe samen te werken met andere landen, verplichtingen om de verenigbaarheid van instandhoudings- en beheersmaatregelen voor mariene hulpbronnen die voorkomen in zeegebieden met een verschillende jurisdictionele status te garanderen, en verplichtingen om naar behoren rekening te houden met andere legitieme wijzen van mariene exploitatie. Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ertoe bijdragen dat de Unie zich naar behoren kan kwijten van de internationale verplichtingen die zij in het kader van deze internationale instrumenten is aangegaan. Lidstaten die instandhoudings- en beheersmaatregelen nemen waartoe zij zijn gemachtigd in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, moeten handelen op een wijze die volledig in overeenstemming is met de internationale instandhoudings- en samenwerkingsverplichtingen die voortvloeien uit de reeds vermelde internationale instrumenten. |
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(5) Tijdens de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling die in 2002 in Johannesburg heeft plaatsgevonden, hebben de EU en haar lidstaten zich ertoe verbonden op te treden tegen de aanhoudende achteruitgang van tal van visbestanden. De Unie moet er dan ook via een verbetering van haar gemeenschappelijk visserijbeleid prioritair voor zorgen dat de niveaus waarop de mariene biologische hulpbronnen worden geëxploiteerd, uiterlijk in 2015 op een niveau worden gehouden of gebracht dat de maximale duurzame opbrengst van de populaties van de beviste bestanden kan opleveren. Wanneer minder wetenschappelijke informatie beschikbaar is, kan het noodzakelijk zijn schattingen toe te passen op de maximale duurzame opbrengst. |
(5) Tijdens de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling die in 2002 in Johannesburg heeft plaatsgevonden, hebben de EU en haar lidstaten zich ertoe verbonden op te treden tegen de aanhoudende achteruitgang van tal van visbestanden. De Unie moet er dan ook via een verbetering van haar gemeenschappelijk visserijbeleid prioritair voor zorgen dat de visserijsterftecoëfficiënt uiterlijk in 2015 op een niveau wordt gebracht waarbij de visbestanden zich uiterlijk in 2020 kunnen herstellen boven een niveau dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren en waarbij alle herstelde bestanden op dit niveau kunnen worden gehouden. Wanneer minder wetenschappelijke informatie beschikbaar is, kan het noodzakelijk zijn schattingen toe te passen op de maximale duurzame opbrengst. |
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 5 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(5 bis) Het begrip maximale duurzame opbrengst zoals vastgelegd in Unclos is een visserijbeheerdoelstelling die sinds de ratificatie van dit verdrag in 1998 wettelijk bindend voor de Unie is. |
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 5 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(5 ter) Meerjarenplannen moeten het belangrijkste instrument zijn om ervoor te zorgen dat de visserijsterftecoëfficiënt uiterlijk in 2015 wordt gebracht op een niveau waarbij de visbestanden zich uiterlijk in 2020 kunnen herstellen boven een niveau dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren en waarbij alle herstelde bestanden op dit niveau kunnen worden gehouden. Alleen als de Unie zich ondubbelzinnig op deze streefdata vastlegt, kan worden gegarandeerd dat onmiddellijk wordt opgetreden en dat het herstelproces niet nog meer vertraging oploopt. Voor bestanden waarvoor nog geen meerjarenplan is vastgesteld, is het van essentieel belang dat de Raad zich bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden geheel en al door de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid laat leiden. |
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 5 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(5 quater) De meerjarenplannen moeten ook bepalingen kunnen omvatten waarbij de jaarlijkse schommelingen van de TAC's van herstelde bestanden worden beperkt, om stabielere omstandigheden voor de visserijsector te creëren. De precieze grenzen van de schommelingen moeten in de meerjarenplannen worden vastgelegd. |
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 5 quinquies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(5 quinquies) Bij beheersbesluiten betreffende de maximale duurzame opbrengsten (MDO) in gemengde visserij moet rekening worden gehouden met het feit dat het moeilijk is om op alle bestanden in een gebied met gemengde visserij tegelijk tegen maximale duurzame opbrengst te vissen, als wetenschappelijk advies aangeeft dat het erg moeilijk is om "verstikking" van soorten te voorkomen door selectiever vistuig in te zetten. De ICES en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) moeten dan om advies worden verzocht over het geschikte niveau voor de visserijsterftecoëfficiënt. |
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 5 sexies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(5 sexies) De Unie en de lidstaten zorgen ervoor dat, als de vangstmogelijkheden gedurende een overgangsperiode drastisch moeten worden verminderd om de maximale duurzame opbrengst te realiseren, adequate sociale en financiële maatregelen worden genomen om in de hele productieketen voldoende bedrijven in stand te houden teneinde een evenwicht tot stand te brengen tussen vlootcapaciteit en beschikbare hulpbronnen, wanneer de maximale duurzame opbrengst gehaald is. |
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(6) In het besluit van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit over het strategische plan voor de biodiversiteit 2011 - 2020 zijn streefdoelen voor de visserij vastgesteld en de inspanningen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten coherent zijn met de biodiversiteitsstreefdoelen die zijn vastgesteld door de Europese Raad en met de streefdoelen die zijn vastgesteld door de Commissie in de mededeling "Onze levensverzekering, ons natuurlijk kapitaal: een EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020", met name gezien de doelstelling om uiterlijk in 2015 de maximale duurzame opbrengst te halen. |
(6) In het besluit van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit over het strategische plan voor de biodiversiteit 2011 - 2020 zijn streefdoelen voor de visserij vastgesteld en de inspanningen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten coherent zijn met de biodiversiteitsstreefdoelen die zijn vastgesteld door de Europese Raad en met de streefdoelen die zijn vastgesteld door de Commissie in de mededeling "Onze levensverzekering, ons natuurlijk kapitaal: een EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020", met name gezien de doelstelling om de maximale duurzame opbrengst te halen. |
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(7) De duurzame exploitatie van mariene biologische hulpbronnen moet worden gebaseerd op de voorzorgsbenadering, die dient te worden afgeleid uit het voorzorgsbeginsel als vermeld in artikel 191, lid 2, eerste alinea, van het Verdrag. |
(7) De duurzame exploitatie van mariene biologische hulpbronnen moet altijd worden gebaseerd op de voorzorgsbenadering, die dient te worden afgeleid uit het voorzorgsbeginsel als vermeld in artikel 191, lid 2, eerste alinea, van het Verdrag en bij deze exploitatie moet rekening worden gehouden met de beschikbare wetenschappelijke gegevens. |
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 8 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(8) Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ertoe bijdragen dat het mariene milieu wordt beschermd en dat met name uiterlijk in 2020 een goede milieutoestand wordt bereikt, zoals is vastgesteld in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (kaderrichtlijn mariene strategie). |
(8) Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ertoe bijdragen dat het mariene milieu wordt beschermd, dat commercieel beviste soorten duurzaam worden beheerd en dat met name uiterlijk in 2020 een goede milieutoestand wordt bereikt, zoals is vastgesteld in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (kaderrichtlijn mariene strategie). |
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 8 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(8 bis) Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ook bijdragen tot de voorziening van de markt van de Unie met hoogwaardige levensmiddelen, het terugdringen van de afhankelijkheid van de interne markt op voedselgebied, alsook tot nieuwe werkgelegenheid (direct en indirect) en economische groei in kustgebieden. |
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Overweging 9 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(9) Het is noodzakelijk een ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer ten uitvoer te leggen, de milieueffecten van visserijactiviteiten te beperken en ongewenste vangsten tot een minimum te herleiden en geleidelijk volledig te elimineren. |
(9) Het is noodzakelijk een ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer ten uitvoer te leggen om ertoe bij te dragen dat de menselijke activiteiten zo gering mogelijke gevolgen voor het mariene ecosysteem hebben en dat ongewenste vangsten worden voorkomen, teruggedrongen en zo mogelijk geheel en al tegengehouden, en dat er geleidelijk een situatie wordt bereikt waarin alle vangsten worden aangeland. |
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Overweging 10 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(10) Belangrijk is dat de beginselen van goed bestuur richtgevend worden voor het beheer van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Deze beginselen omvatten besluitvorming op basis van het beste beschikbare wetenschappelijk advies, brede participatie van de belanghebbende partijen en het hanteren van een langetermijnperspectief. Tevens bepalend voor een geslaagd beheer van het gemeenschappelijk visserijbeleid is dat de verantwoordelijkheden op uniaal, nationaal, regionaal en lokaal niveau duidelijk worden omschreven en dat de genomen maatregelen verenigbaar en coherent zijn met het andere EU-beleid. |
(10) Belangrijk is dat de beginselen van goed bestuur richtinggevend worden voor het beheer van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Deze beginselen omvatten besluitvorming op basis van gedegen en naar de laatste stand bijgewerkt wetenschappelijk advies, brede participatie van de belanghebbende partijen en het hanteren van een langetermijnperspectief. Tevens bepalend voor een geslaagd beheer van het gemeenschappelijk visserijbeleid is dat de verantwoordelijkheden op uniaal, regionaal, nationaal en lokaal niveau duidelijk worden omschreven en dat de genomen maatregelen verenigbaar en coherent zijn met het andere EU-beleid. |
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Overweging 12 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(12) Aangezien alle aspecten die te maken hebben met de Europese zeeën en oceanen, met elkaar verbonden zijn, moet bij de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid rekening worden gehouden met de interactie met andere maritieme aangelegenheden, bijv. maritieme ruimtelijke ordening, zoals deze worden behandeld in het geïntegreerd maritiem beleid24. Coherentie en integratie moeten verzekerd zijn in het kader van het beheer van de verschillende sectorale beleidslijnen in zeegebieden als de Oostzee, de Noordzee, de Keltische zeeën, de Golf van Biskaje en de Iberische kust, de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. |
(12) Aangezien alle aspecten die te maken hebben met de Europese zeeën en oceanen, met elkaar verbonden zijn, moet bij de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid rekening worden gehouden met de interactie met andere maritieme aangelegenheden en moet dit beleid in het algemeen consistent zijn met het EU-beleid op andere terreinen, bijv. maritieme ruimtelijke ordening. Coherentie en integratie moeten verzekerd zijn in het kader van het beheer van de verschillende sectorale beleidslijnen in zeegebieden als de Oostzee, de Noordzee, de Keltische zeeën, de Golf van Biskaje en de Iberische kust, de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. |
Motivering | |
Het GVB moet consistent zijn met al het EU-beleid, zonder evenwel aan beleid op andere terreinen te zijn onderworpen. | |
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Overweging 14 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(14) De bestaande voorschriften tot beperking van de toegang tot de hulpbronnen in de 12-zeemijlszone van de lidstaten leggen de visserijinspanning in de kwetsbaarste delen van de EU-wateren aan banden en zijn de instandhouding ten goede gekomen. Deze voorschriften hebben ook geleid tot het voortbestaan van traditionele visserijactiviteiten die van cruciaal belang zijn voor de sociale en economische ontwikkeling van bepaalde kustgemeenschappen. De betrokken voorschriften dienen derhalve verder te worden toegepast. |
(14) De bestaande voorschriften tot beperking van de toegang tot de hulpbronnen in de 12-zeemijlszone van de lidstaten leggen de visserijinspanning in de kwetsbaarste delen van de EU-wateren aan banden en zijn de instandhouding ten goede gekomen. Deze voorschriften hebben ook geleid tot het voortbestaan van traditionele visserijactiviteiten die van cruciaal belang zijn voor de sociale en economische ontwikkeling van bepaalde kustgemeenschappen. De betrokken voorschriften dienen derhalve verder te worden toegepast en moeten zo mogelijk worden aangescherpt om preferentiële toegang te verlenen aan kleinschalige, ambachtelijke of kustvissers. |
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Overweging 14 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(14 bis) De definitie van kleinschalige visserij dient te worden verruimd om, naast het criterium van de afmetingen van de vaartuigen, rekening te houden met een reeks criteria zoals de weersomstandigheden, de effecten van visserijtechnieken op het mariene ecosysteem, het aantal zeedagen en de kenmerken van het bedrijf dat de bestanden bevist. Met name kleine, vlak voor de kust gelegen eilanden die van de visserij afhankelijk zijn, dienen te worden erkend en ondersteund, zowel financieel als met toewijzing van extra hulpbronnen, teneinde ze in staat te stellen te overleven op een goed welvaartsniveau. |
Motivering | |
Een kenmerkend voorbeeld van de gevaren van een "unisex"-benadering. Voor de kust gelegen eilanden worden gekenmerkt door hun afhankelijkheid van kleine, aan de grillen van het weer aan de rand van de Atlantische Oceaan overgeleverde vaartuigen. Het is een uniek, dramatisch en ruw aspect van ons gemeenschappelijk Europees erfgoed, dat we helaas bezig zijn te verspelen. Het criterium afmeting, waarbij het hier gaat om vaartuigen van twaalf meter, is in dit geval niet-geëigend. | |
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Overweging 16 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(16) Een duurzame exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen zal doeltreffender worden bereikt als wordt geopteerd voor een meerjarenaanpak van het visserijbeheer in het kader waarvan prioritair meerjarenplannen worden vastgesteld die zijn afgestemd op de specifieke kenmerken van elke visserijtak. |
(16) Een duurzame exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen zal doeltreffender worden bereikt als wordt geopteerd voor een meerjarenaanpak van het visserijbeheer. Hiertoe dienen de lidstaten in nauwe samenwerking met de overheidsinstanties en de regionale adviesraden de voorwaarden te scheppen voor duurzaamheid, ook op plaatselijk niveau, in het kader waarvan prioritair meerjarenplannen worden vastgesteld die afgestemd zijn op de specifieke kenmerken van elke visserijtak. Dit zou gestalte kunnen krijgen via gemeenschappelijk optreden op regionaal niveau en, op meer bindende wijze, via besluitvormingsprocedures die in de formulering van meerjarenplannen uitmonden. |
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Overweging 17 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(17) Bestanden die gezamenlijk worden geëxploiteerd, zouden waar mogelijk in één meerjarenplan moeten worden ondergebracht. In de meerjarenplannen moet de basis voor de vaststelling van de vangstmogelijkheden worden vastgesteld, net als kwantificeerbare streefdoelen voor de duurzame exploitatie van de betrokken bestanden en mariene ecosystemen, duidelijke termijnen en vrijwaringsmechanismen voor onvoorziene ontwikkelingen. |
(17) Bestanden die gezamenlijk worden geëxploiteerd, zouden waar mogelijk in één meerjarenplan moeten worden ondergebracht. In de meerjarenplannen moet de basis voor de vaststelling van de vangstmogelijkheden worden vastgesteld, net als kwantificeerbare streefdoelen voor de duurzame exploitatie van de betrokken bestanden en mariene ecosystemen, duidelijke termijnen en vrijwaringsmechanismen voor onvoorziene ontwikkelingen. De meerjarenplannen dienen tevens nauwkeurig gedefinieerde beheersdoelstellingen te bevatten, teneinde bij te dragen tot de duurzame exploitatie van de betrokken bestanden en mariene ecosystemen. Wanneer de beheersscenario's sociaal-economische gevolgen voor de betrokken regio's kunnen hebben, dienen deze plannen in overleg met de exploitanten in de visserijsector en wetenschappers, alsook met de institutionele partners te worden ontwikkeld. |
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Overweging 18 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(18) Voorts zijn maatregelen nodig om de huidige hoge niveaus op het gebied van ongewenste vangsten en teruggooi naar beneden te halen en tot nul terug te brengen. Niet alleen leiden ongewenste vangsten en teruggooi tot aanzienlijke verspilling, zij hebben ook een negatieve invloed op de duurzame exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen en de mariene ecosystemen, en op de rentabiliteit van de visserij. Daarom moet een verplichting worden vastgesteld om alle vangsten van beheerde bestanden die gedurende visserijactiviteiten in EU-wateren of door EU-vissersvaartuigen worden bovengehaald, aan te landen en dient die verplichting geleidelijk ten uitvoer te worden gelegd. |
(18) Voorts zijn maatregelen nodig om de huidige hoge niveaus op het gebied van ongewenste vangsten naar beneden te halen en teruggooi geleidelijk tot nul terug te brengen. Jammer genoeg zijn vissers door eerdere wetgeving vaak verplicht kostbare hulpbronnen terug te gooien. Niet alleen leidt teruggooi tot aanzienlijke verspilling, zij heeft ook een negatieve invloed op de duurzame exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen en de mariene ecosystemen, en op de rentabiliteit van de visserij. Daarom moet een verplichting worden vastgesteld om alle vangsten van beheerde bestanden die gedurende visserijactiviteiten in EU-wateren of door EU-vissersvaartuigen worden bovengehaald, aan te landen en dient die verplichting geleidelijk ten uitvoer te worden gelegd. Er moet prioriteit worden toegekend aan het ontwikkelen, bevorderen en aanzwengelen van maatregelen en stimulansen ter voorkoming van ongewenste vangsten. |
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Overweging 18 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(18 bis) De verplichting alle vangsten aan te landen moet per visserijtak worden ingevoerd. De vissers moeten kunnen voortgaan met het teruggooien van soorten waarvan het overlevingspercentage volgens het beste beschikbare wetenschappelijke advies hoog is, wanneer ze worden teruggegooid in zee in bepaalde, specifiek voor de visserijtak gedefinieerde omstandigheden. |
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Overweging 18 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(18 ter) Om ervoor te zorgen dat de verplichting om alle vangsten aan te landen kan worden nageleefd en om het effect van de jaarlijks variërende samenstelling van de vangsten te temperen, wordt de lidstaten toegestaan quota tot een bepaald percentage van het ene jaar naar het andere over te dragen. |
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Overweging 19 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(19) De aanlanding van ongewenste vangsten mag de marktdeelnemer geen volledig economisch voordeel opleveren. De bestemming van aangelande vangsten van vis onder de minimale instandhoudingsreferentiegrootte moet worden beperkt en de verkoop ervan voor menselijke consumptie dient te worden uitgesloten. |
(19) De aanlanding van ongewenste vangsten mag de marktdeelnemer geen volledig economisch voordeel opleveren. De bestemming van aangelande vangsten van vis onder de minimale instandhoudingsreferentiegrootte moet worden beperkt en de verkoop ervan voor menselijke consumptie dient te worden uitgesloten. Elke lidstaat moet de kosteloze distributie van aangelande vis voor liefdadigheidsdoeleinden kunnen toestaan. |
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Overweging 20 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(20) In het belang van de instandhouding van de bestanden moeten met betrekking tot bepaalde technische maatregelen duidelijke doelstellingen worden toegepast. |
(20) In het belang van de instandhouding van de bestanden en het aanpassingsvermogen van vissersvloten en visserijtakken moeten met betrekking tot bepaalde technische maatregelen duidelijke doelstellingen worden toegepast, en moeten de bestuursniveaus worden afgestemd op de beheersbehoeften. |
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Overweging 21 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(21) Wat bestanden betreft waarvoor geen meerjarenplan is vastgesteld, moet aan de hand van de vaststelling van vangst- en/of visserijinspanningsbeperkingen worden gegarandeerd dat het exploitatieniveau dat de maximale duurzame opbrengst oplevert, wordt bereikt. |
(21) Wat bestanden betreft waarvoor geen meerjarenplan is vastgesteld, moet aan de hand van de vaststelling van vangst- en/of visserijinspanningsbeperkingen worden gegarandeerd dat het exploitatieniveau dat de maximale duurzame opbrengst oplevert, wordt bereikt. Als er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn, moet er voor het visserijbeheer gebruik worden gemaakt van schattingsnormen. |
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Overweging 21 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(21 bis) De Unie moet meer doen om te komen tot daadwerkelijke internationale samenwerking en beheer van bestanden in de zeeën waaraan zowel lidstaten als derde landen gelegen zijn, en zo nodig daarvoor regionale organen voor visserijbeheer oprichten. De Unie moet met name pleiten voor de oprichting van een regionaal orgaan voor visserijbeheer in de Zwarte Zee. |
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Overweging 22 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(22) Gezien de precaire economische situatie van de visserijsector en de mate waarin sommige kustgemeenschappen van de visserij afhankelijk zijn, is het noodzakelijk de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten te garanderen door de vangstmogelijkheden over de lidstaten te verdelen op basis van een voorspelbaar aandeel in de bestanden voor elke lidstaat. |
(22) Gezien de precaire economische situatie van een deel van de visserijsector en de mate waarin sommige kustgemeenschappen van de visserij afhankelijk zijn, is het noodzakelijk de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten te garanderen door de vangstmogelijkheden over de lidstaten te verdelen op basis van een voorspelbaar aandeel in de bestanden voor elke lidstaat. |
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Overweging 25 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(25) De Commissie moet tijdelijke maatregelen kunnen vaststellen wanneer hetzij de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen, hetzij het mariene ecosysteem ernstig wordt bedreigd als gevolg van visserijactiviteiten en die bedreiging onmiddellijke actie vereist. |
(25) De Commissie moet, na overleg met de betrokken adviesraden en lidstaten, tijdelijke maatregelen kunnen vaststellen wanneer hetzij de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen, hetzij het mariene ecosysteem ernstig wordt bedreigd als gevolg van visserijactiviteiten en die bedreiging onmiddellijke actie vereist. Deze maatregelen moeten binnen een van tevoren vastgestelde termijn worden genomen en moeten voor een bepaalde periode gelden. |
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Overweging 26 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(26) De lidstaten moeten instandhoudingsmaatregelen en technische maatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid kunnen vaststellen, enerzijds om te komen tot een beleid dat beter is afgestemd op de realiteit en de specificiteit van elke visserijtak, en anderzijds om de naleving van het beleid te verbeteren. |
(26) De lidstaten moeten, met terdege inachtneming van de standpunten van de relevante adviesraden en betrokken partijen, instandhoudingsmaatregelen en technische maatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid kunnen vaststellen, enerzijds om te komen tot een beleid dat beter is afgestemd op de realiteit en de specificiteit van de verschillende zeegebieden en elke visserijtak, en anderzijds om de naleving van het beleid te verbeteren. |
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Overweging 26 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(26 bis) De lidstaten moeten worden aangespoord op regionale basis met elkaar samen te werken. |
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Overweging 29 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(29) Uiterlijk op 31 december 2013 moet voor alle vaartuigen met een lengte over alles van ten minste 12 meter en alle andere vaartuigen die met sleeptuig zijn uitgerust, een systeem van overdraagbare visserijconcessies ten uitvoer worden gelegd dat betrekking heeft op de meeste bestanden die in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden beheerd. Lidstaten kunnen vaartuigen met een lengte over alles van maximaal 12 meter die niet met sleeptuig zijn uitgerust, uitsluiten van de toepassing van overdraagbare visserijconcessies. Een dergelijk systeem moet mee bijdragen tot door de sector ondernomen vlootreducties en tot betere economische prestaties, en moet tegelijkertijd juridisch sluitende en exclusieve overdraagbare visserijconcessies opleveren die toegang verlenen tot een deel van de jaarlijkse vangstmogelijkheden van een lidstaat. Aangezien de mariene biologische hulpbronnen een gemeenschappelijk goed zijn, mogen in het kader van de overdraagbare visserijconcessies slechts rechten tot het gebruik van een deel van de jaarlijkse vangstmogelijkheden van een lidstaat worden gecreëerd, die overeenkomstig vastgestelde regels kunnen worden ingetrokken. |
Schrappen |
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Overweging 29 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(29 bis) De Commissie dient vlootbeoordelingen uit te voeren om geloofwaardige resultaten te verkrijgen over de precieze omvang van de overcapaciteit op EU-niveau, om zo passende en gerichte instrumenten voor de terugdringing ervan te kunnen voorstellen. |
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Overweging 30 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(30) Visserijconcessies moeten kunnen worden overgedragen of geleast teneinde het beheer van de vangstmogelijkheden van het centrale niveau over te hevelen naar de visserijsector en op die manier ervoor te zorgen dat vissers die de sector verlaten, geen beroep hoeven te doen op financiële overheidssteun in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. |
Schrappen |
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Overweging 31 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(31) Gezien de specifieke kenmerken en de sociaaleconomische kwetsbaarheid van sommige kleinschalige vloten is het gerechtvaardigd het verplichte systeem van overdraagbare visserijconcessies enkel toe te passen op grote vaartuigen. Het systeem van overdraagbare visserijconcessies dient van toepassing te zijn op bestanden waarvoor vangstmogelijkheden worden toegewezen. |
Schrappen |
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Overweging 31 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(31 bis) Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moet elke lidstaat zelf kunnen beslissen welke methode hij wil gebruiken voor de toewijzing van de hem toegewezen vangstmogelijkheden, zonder dat er op Europees niveau een toewijzingsysteem wordt opgelegd. Aldus blijft het de lidstaten vrijstaan al dan niet te kiezen voor een systeem van overdraagbare visserijconcessies. |
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Overweging 31 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(31 ter) Er moet een verplicht systeem voor het evalueren van de vlootregisters en het controleren van de capaciteitsplafonds worden gecreëerd, teneinde te bewerkstelligen dat de lidstaten de hun toegewezen capaciteitsplafonds respecteren en het controlesysteem voor de visserijtakken te verbeteren zodat de visserijcapaciteit in overeenstemming wordt gebracht met de beschikbare hulpbronnen. |
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Overweging 32 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(32) Voor EU-vissersvaartuigen die niet in het kader van een systeem van overdraagbare visserijconcessies werken, kunnen specifieke maatregelen worden genomen om het aantal EU-vissersvaartuigen af te stemmen op de beschikbare hulpbronnen. In het kader van dergelijke maatregelen moeten bindende vlootcapaciteitsmaxima worden vastgesteld en moeten, met betrekking tot buitenbedrijfstellingen die uit het Europees Visserijfonds worden gefinancierd, nationale regelingen voor toevoegingen/onttrekkingen worden aangenomen. |
(32) In sommige gevallen moeten de lidstaten nog steeds specifieke maatregelen nemen om hun vangstcapaciteit af te stemmen op de beschikbare hulpbronnen. Daarom moet de capaciteit voor elk bestand en elk zeegebied in de EU worden beoordeeld. Deze beoordeling moet aan de hand van gemeenschappelijke richtsnoeren worden uitgevoerd. Elke lidstaat moet kunnen beslissen welke maatregelen en instrumenten hij wil inzetten om overmatige visserijcapaciteit te reduceren. |
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Overweging 34 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(34) Om de visserij op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies te kunnen beheren, zijn geharmoniseerde, degelijke en accurate datareeksen nodig. Met het oog daarop moeten de lidstaten zorgen voor de verzameling van gegevens over de vloten en de door de vloten verrichte visserijactiviteiten, met name biologische gegevens over vangsten, inclusief teruggooi, en surveygegevens over de visbestanden en over de potentiële milieueffecten van visserijactiviteiten op het mariene ecosysteem. |
(34) Om de visserij op basis van volledig en accuraat wetenschappelijke advies te kunnen beheren, zijn geharmoniseerde, degelijke en accurate datareeksen nodig. Met het oog daarop moeten de lidstaten zorgen voor de verzameling van gegevens over de vloten en de door de vloten verrichte visserijactiviteiten, met name biologische gegevens over vangsten, inclusief teruggooi, en surveygegevens over de visbestanden en over de potentiële milieueffecten van visserijactiviteiten op het mariene ecosysteem. De Commissie moet de omstandigheden bevorderen die noodzakelijk zijn voor gegevensharmonisatie, teneinde een ecosysteemgerichte interpretatie van de hulpbronnen te bevorderen. |
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Overweging 35 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(35) Tevens moeten gegevens worden verzameld die het gemakkelijker maken een economische beoordeling op te stellen van, enerzijds, de ondernemingen die actief zijn in de visserijsector, in de aquacultuur en in de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten en, anderzijds, de werkgelegenheidstendensen in deze sectoren. |
(35) Tevens moeten gegevens worden verzameld die het gemakkelijker maken een economische beoordeling op te stellen van, enerzijds, alle ondernemingen die actief zijn in de visserijsector, in de aquacultuur en in de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten, ongeacht hun omvang, en, anderzijds, de werkgelegenheidstendensen in deze sectoren, alsook gegevens over de impact van die ontwikkelingen op de visserijgemeenschappen. |
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Overweging 36 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(36) De lidstaten moeten de verzamelde gegevens op basis van een meerjarenprogramma van de Unie beheren en ter beschikking van de eindgebruikers van de wetenschappelijke gegevens stellen. Tevens moeten de lidstaten onderling samenwerken aan het coördineren van de gegevensverzameling. Waar dat relevant is, moeten de lidstaten op het gebied van gegevensverzameling ook samenwerken met derde landen die tot hetzelfde zeegebied behoren. |
(36) De lidstaten moeten de verzamelde gegevens op basis van een meerjarenprogramma van de Unie beheren en ter beschikking van de eindgebruikers van de wetenschappelijke gegevens stellen, alsook van de betrokken partijen. De regionale autoriteiten moeten nauwer bij de activiteiten op het gebied van de gegevensverzameling worden betrokken. Tevens moeten de lidstaten onderling samenwerken aan het coördineren van de gegevensverzameling. Waar dat relevant is, moeten de lidstaten op het gebied van gegevensverzameling ook samenwerken met derde landen, zo mogelijk in het kader van een daartoe in het leven geroepen regionaal orgaan, met inachtneming van het internationaal recht en met name Unclos. |
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Overweging 37 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(37) De beleidsgeoriënteerde visserijwetenschap moet worden versterkt aan de hand van op nationaal niveau vastgestelde en met andere lidstaten gecoördineerde programma's voor de verzameling van wetenschappelijke gegevens en voor onderzoek en innovatie op het gebied van de visserij, en aan de hand van instrumenten uit het onderzoeks- en innovatiekader van de EU. |
(37) De beleidsgeoriënteerde visserijwetenschap moet worden versterkt aan de hand van op nationaal niveau vastgestelde en met andere lidstaten gecoördineerde programma's voor de verzameling van wetenschappelijke gegevens en voor onderzoek en innovatie op onafhankelijke basis op het gebied van de visserij, en aan de hand van instrumenten uit het onderzoeks- en innovatiekader van de EU, alsook aan de hand van de noodzakelijke, door de Commissie te ondernemen harmonisatie en systematisering van de gegevens. |
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Overweging 38 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(38) De Unie moet de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid internationaal bevorderen. Hiertoe moet de Unie ernaar streven de prestatie van regionale en internationale organisaties op het gebied van instandhouding en beheer van internationale visbestanden te verbeteren door besluitvorming op basis van wetenschappelijke gegevens, betere naleving, grotere transparantie en participatie van de belanghebbenden te stimuleren en door illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te bestrijden. |
(38) De Unie moet de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid internationaal bevorderen. Hiertoe moet de Unie ernaar streven de prestatie van regionale en internationale organisaties op het gebied van instandhouding en duurzaam beheer van internationale visbestanden te verbeteren door besluitvorming op basis van wetenschappelijke gegevens, betere naleving, grotere transparantie en effectieve participatie van de belanghebbenden te waarborgen en door illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te bestrijden. |
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Overweging 39 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(39) Met derde landen gesloten duurzamevisserijovereenkomsten moeten ervoor zorgen dat de visserijactiviteiten van de EU in wateren van derde landen gebaseerd zijn op het beste beschikbare wetenschappelijke advies en bijgevolg een duurzame exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen garanderen. Dergelijke overeenkomsten voorzien tegen betaling van een financiële vergoeding door de EU in toegangsrechten en moeten bijdragen tot de totstandbrenging van een degelijk bestuurskader dat met name borg staat voor doeltreffende maatregelen op het gebied van toezicht, controle en bewaking. |
(39) Met derde landen gesloten duurzamevisserijovereenkomsten moeten ervoor zorgen dat de visserijactiviteiten van de EU in wateren van derde landen gebaseerd zijn op het beste beschikbare wetenschappelijke advies en bijgevolg een duurzame exploitatie en instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen garanderen, met inachtneming van het overschotbeginsel waarvan sprake is in Unclos. Dergelijke overeenkomsten voorzien tegen betaling van een financiële vergoeding door de EU in toegangsrechten en moeten bijdragen tot de totstandbrenging van een degelijk systeem voor het verzamelen van gegevens en een degelijk bestuurskader dat met name borg staat voor doeltreffende maatregelen op het gebied van toezicht, controle en bewaking. |
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Overweging 41 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(41 bis) Gezien de ernstige piraterijproblemen waar EU-vissersvaartuigen die in het kader van bilaterale of multilaterale overeenkomsten in de wateren van derde landen opereren mee te maken hebben, en gezien hun grote kwetsbaarheid voor piraterij, moeten er meer maatregelen worden genomen om deze vaartuigen te beschermen. |
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Overweging 42 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(42) De aquacultuur moet bijdragen tot de instandhouding van het potentieel van de op duurzaamheid gebaseerde voedselproductie in de hele Unie, met als doel de voedselzekerheid van de Europese burgers op de lange termijn te garanderen en mede tegemoet te komen aan de toenemende mondiale vraag naar aquatisch voedsel. |
(42) De aquacultuur moet bijdragen tot de instandhouding van het potentieel van de op duurzaamheid gebaseerde voedselproductie in de hele Unie, met als doel de voedselzekerheid en voedselvoorziening, alsook groei en werkgelegenheid voor de Europese burgers langdurig te garanderen en mede tegemoet te komen aan de toenemende mondiale vraag naar aquatisch voedsel. |
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Overweging 46 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(46 bis) Gezien de specifieke kenmerken van de ultraperifere regio's, in het bijzonder hun geografische afstand en het belang van de visserij voor hun economie, moet er een adviescomité voor de ultraperifere regio's worden ingesteld, met drie subcomités (zuidwestelijke wateren, wateren in de zuidwestelijke Indische Oceaan, en wateren van de Antillen en Guyana). Dit adviescomité moet mede ten doel hebben bij te dragen tot maatregelen tegen illegale, niet-gemelde en onbeheerde visserij in de wereld. |
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Overweging 47 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(47) Het concurrentievermogen van de visserij- en de aquacultuursector in de EU moet worden versterkt en er is behoefte aan vereenvoudiging, wil men de productie- en de afzetactiviteiten van de sector beter beheren. De gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten moet ervoor zorgen dat een gelijk speelveld voor alle in de Unie afgezette visserij- en aquacultuurproducten wordt gecreëerd, dat de consument in staat wordt gesteld bewustere keuzes te maken, dat verantwoord consumeren wordt gesteund en dat de economische kennis en het inzicht inzake de EU-markten in de hele bevoorradingsketen worden verbeterd. |
(47) Het concurrentievermogen van de visserij- en de aquacultuursector in de EU moet worden versterkt en er is behoefte aan vereenvoudiging, wil men de productie- en de afzetactiviteiten van de sector beter beheren, terwijl wordt gezorgd voor wederkerigheid in de handel met derde landen zodat een gelijk speelveld op de EU-markt wordt gecreëerd, niet alleen met betrekking tot de duurzaamheid van de visserij, maar ook met betrekking tot gezondheidscontroles; De gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten moet ervoor zorgen dat een gelijk speelveld voor alle afgezette visserij- en aquacultuurproducten wordt gecreëerd, ongeacht of ze uit de Unie of uit derde landen komen, dat de consument in staat wordt gesteld op basis van traceerbaarheid bewustere keuzes te maken, dat verantwoord consumeren wordt gesteund en dat de economische kennis en het inzicht inzake de EU-markten in de hele bevoorradingsketen worden verbeterd. Het hoofdstuk van deze verordening over de gemeenschappelijke marktordening moet bepalingen bevatten die de invoer van visserij- en aquacultuurproducten afhankelijk maakt van de naleving van internationaal erkende sociale en milieunormen. |
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Overweging 48 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(48) De gemeenschappelijke marktordening moet ten uitvoer worden gelegd overeenkomstig de internationale verbintenissen van de Unie, en met name de WTO-bepalingen. Het gemeenschappelijk visserijbeleid kan slechts slagen wanneer het wordt uitgerust met een doeltreffend systeem voor controle, inspectie en handhaving, inclusief maatregelen om de IOO-visserij te bestrijden. Om de naleving van de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid te garanderen, moet een EU-systeem voor controle, inspectie en handhaving worden vastgesteld. |
(48) De gemeenschappelijke marktordening moet ten uitvoer worden gelegd overeenkomstig de internationale verbintenissen van de Unie, en met name de WTO-bepalingen. Het gemeenschappelijk visserijbeleid kan slechts slagen wanneer het wordt uitgerust met een doeltreffend systeem voor controle, inspectie en handhaving, inclusief maatregelen om de IOO-visserij te bestrijden. De bestaande regelgeving op dit gebied dient op een effectieve manier ten uitvoer te worden gelegd, en om de naleving van de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid te garanderen, moet een EU-systeem voor controle, inspectie en handhaving worden vastgesteld. |
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Overweging 49 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(49) Het gebruik van moderne technologieën in het kader van het EU-systeem voor controle, inspectie en handhaving moet worden gestimuleerd. Het moet mogelijk zijn om op het niveau van de lidstaten of van de Commissie proefprojecten op het gebied van nieuwe controletechnologieën en databeheersystemen ten uitvoer te leggen. |
(49) Het gebruik van moderne en doeltreffende technologieën in het kader van het EU-systeem voor controle, inspectie en handhaving moet worden gestimuleerd. Het moet mogelijk zijn om op het niveau van de lidstaten of van de Commissie proefprojecten op het gebied van nieuwe controletechnologieën en databeheersystemen ten uitvoer te leggen. |
Motivering | |
De technologie dient niet enkel modern te zijn, er moet ook bewezen zijn dat ze doeltreffend is. | |
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Overweging 51 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(51) De lidstaten slagen er, mede vanwege de beperkte financiële middelen waarover zij beschikken, niet in de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid op eigen kracht te halen, zoals blijkt uit de problemen bij de ontwikkeling en het beheer van de visserijsector. Om deze doelstellingen te halen, moet de Unie daarom meerjarige financiële steun verlenen die specifiek gericht is op de verwezenlijking van de prioriteiten van het gemeenschappelijk visserijbeleid. |
(51) De lidstaten slagen er, mede vanwege de beperkte financiële middelen waarover zij beschikken, niet in de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid op eigen kracht te halen, zoals blijkt uit de problemen bij de ontwikkeling en het beheer van de visserijsector. Om deze doelstellingen te halen, moet de Unie daarom meerjarige financiële steun verlenen die specifiek gericht is op de verwezenlijking van de prioriteiten van het gemeenschappelijk visserijbeleid en die afgestemd is op de specifieke kenmerken van de visserijsector in de afzonderlijke lidstaten. |
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Overweging 52 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(52) De financiële steun van de Unie moet worden gekoppeld aan de voorwaarde dat de lidstaten en de marktdeelnemers de bepalingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten naleven. Wanneer de lidstaten de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid niet naleven en de marktdeelnemers ernstige inbreuken op deze voorschriften plegen, dient de financiële steun te worden onderbroken, geschorst of gecorrigeerd. |
(52) De financiële steun van de Unie moet worden gekoppeld aan de voorwaarde dat de lidstaten en de marktdeelnemers, inclusief de eigenaars van vaartuigen, de bepalingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten naleven. Wanneer de lidstaten de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid niet naleven en de marktdeelnemers ernstige inbreuken op deze voorschriften plegen, dient de financiële steun te worden onderbroken, geschorst of gecorrigeerd. |
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Overweging 53 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(53) De dialoog met de belanghebbende partijen is van essentieel belang gebleken voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Gezien de uiteenlopende omstandigheden in de EU-wateren en de toenemende regionalisering van het gemeenschappelijk visserijbeleid, moeten de adviesraden ervoor zorgen dat de kennis en de ervaring van alle belanghebbenden het gemeenschappelijk visserijbeleid ten goede komen. |
(53) De dialoog met de belanghebbende partijen is van essentieel belang gebleken voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Gezien de uiteenlopende omstandigheden in de EU-wateren en de toenemende regionalisering van het gemeenschappelijk visserijbeleid, moeten de adviesraden ervoor zorgen dat de kennis en de ervaring van alle belanghebbenden het gemeenschappelijk visserijbeleid ten goede komen, met name bij de opstelling van de meerjarenplannen. |
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Overweging 54 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(54) Het lijkt passend de Commissie te machtigen om middels gedelegeerde handelingen een nieuwe adviesraad op te richten en de bevoegdheidszones van de bestaande adviesraden te wijzen, met name in het licht van de specifieke kenmerken van de Zwarte Zee. |
(54) Gezien de bijzondere kenmerken van de ultraperifere gebieden, van aquacultuur en binnenvisserij en van de Zwarte Zee is het passend voor elk daarvan een nieuwe adviesraad op te richten. |
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Overweging 55 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(55) Om de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid te halen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen die tot doel hebben visserijgerelateerde maatregelen ter verlichting van de impact van visserijactiviteiten in speciale beschermingszones te specificeren, de met de internationale verplichtingen van de EU samenhangende verplichting tot aanlanding van alle vangsten, voor zover mogelijk, aan te passen, standaard instandhoudingsmaatregelen in het kader van meerjarenplannen of technische maatregelen vast te stellen, de vlootcapaciteitsmaxima te herberekenen, de gegevens over de kenmerken en de activiteit van EU-vissersvaartuigen te omschrijven, regels voor de uitvoering van proefprojecten inzake nieuwe controletechnologieën en databeheersystemen vast te stellen, en wijzigingen van bijlage III betreffende de bevoegdheidszones van de adviesraden en van bepalingen inzake de samenstelling en de werking van de adviesraden vast te stellen. |
(55) Teneinde de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid te halen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen die tot doel hebben een ernstige bedreiging voor de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen of voor het mariene ecosysteem te verminderen indien dit om dwingende redenen van urgentie vereist is, de met de internationale verplichtingen van de EU samenhangende verplichting tot aanlanding van alle vangsten aan te passen, standaard instandhoudingsmaatregelen in het kader van meerjarenplannen of technische maatregelen vast te stellen, de gegevens over de kenmerken en de activiteit van EU-vissersvaartuigen te omschrijven, regels voor de uitvoering van proefprojecten inzake nieuwe controletechnologieën en databeheersystemen vast te stellen, en de samenstelling en de werking van de adviesraden vast te stellen. |
Amendement 57 Voorstel voor een verordening Overweging 59 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(59) Het is voor het bereiken van de basisdoelstelling van het gemeenschappelijk visserijbeleid (zorgen voor een visserij- en een aquacultuursector die werkt in ecologische, economische en sociale omstandigheden die duurzaam zijn op lange termijn, en bijdraagt tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden) noodzakelijk en passend regels inzake de instandhouding en de exploitatie van mariene biologische hulpbronnen vast te stellen. |
(59) Het is voor het bereiken van de basisdoelstelling van het gemeenschappelijk visserijbeleid (zorgen voor een visserij- en een aquacultuursector die werkt in ecologische, economische en sociale omstandigheden die duurzaam zijn op lange termijn, en bijdraagt tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden) noodzakelijk en passend regels inzake de instandhouding en de exploitatie van mariene biologische hulpbronnen vast te stellen, alsook regels ter waarborging van de economische en sociale duurzaamheid van de visserij- en schelpenvisserijsector van de Europese Unie, waar zulks dienstig is door verstrekking van voldoende financiële middelen. |
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Overweging 62 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(62) Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van 25 februari 2008 betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid moet worden ingetrokken, maar dient van toepassing te blijven op de nationale programma's voor gegevensverzameling en -beheer die voor de periode 2011 – 2013 zijn vastgesteld. |
Schrappen |
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Toepassingsgebied |
Toepassingsgebied |
1. Het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft betrekking op: |
1. Het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft betrekking op: |
(a) de instandhouding, het beheer en de exploitatie van mariene biologische hulpbronnen; en tevens |
(a) de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen en het duurzame beheer en de duurzame exploitatie van de visserij op deze hulpbronnen; |
(b) de biologische zoetwaterhulpbronnen, de aquacultuur en de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, in verband met marktmaatregelen en financiële maatregelen ter ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid. |
(b) de biologische zoetwaterhulpbronnen, de aquacultuur en de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, in verband met marktmaatregelen en financiële maatregelen ter ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid, structurele maatregelen en het beheer van de vlootcapaciteit; |
|
(b bis) de sociale en economische levensvatbaarheid van visserijactiviteiten, de bevordering van werkgelegenheid in en de ontwikkeling van kustgemeenschappen en de specifieke problemen van kleinschalige en ambachtelijke visserij en aquacultuur. |
2. Het gemeenschappelijk visserijbeleid bestrijkt de in lid 1 genoemde activiteiten voor zover deze worden verricht: |
2. Het gemeenschappelijk visserijbeleid bestrijkt de in lid 1 genoemde activiteiten voor zover deze worden verricht: |
(a) op het grondgebied van de lidstaten; of |
(a) op het grondgebied van de lidstaten; of |
(b) in EU-wateren, inclusief door vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd zijn in een derde land; of |
(b) in EU-wateren, inclusief door vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd zijn in een derde land; of |
(c) door EU-vissersvaartuigen die zich buiten EU-wateren bevinden; of |
(c) door EU-vissersvaartuigen die zich buiten EU-wateren bevinden; of |
(d) door onderdanen van de lidstaten, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat. |
(d) door onderdanen van de lidstaten, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat. |
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Algemene doelstellingen |
Algemene doelstellingen |
1. Het gemeenschappelijk visserijbeleid staat er borg voor dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur zorgen voor omstandigheden die uit ecologisch, economisch en sociaal oogpunt duurzaam op lange termijn zijn, en bijdragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. |
1. Het gemeenschappelijk visserijbeleid staat er borg voor dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt langdurig duurzaam zijn en worden beheerd op een manier die consistent is met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid en bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden en vangstmogelijkheden voor de recreatievisserij, alsmede verwerkende industrieën en activiteiten aan land mogelijk te maken die rechtstreeks met visserijactiviteiten verband houden, rekening houdend met de belangen zowel van consumenten als van producenten. |
2. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt de voorzorgsbenadering toegepast op het visserijbeheer en wordt ernaar gestreefd dat uiterlijk in 2015 de levende mariene biologische hulpbronnen zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een peil wordt gebracht en gehouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
2. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt de voorzorgsbenadering toegepast op het visserijbeheer en wordt ervoor gezorgd dat de visserijsterftecoëfficiënten uiterlijk in 2015 worden vastgesteld op een niveau waarbij de visbestanden zich uiterlijk in 2020 kunnen herstellen boven een niveau dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren en waarbij alle herstelde bestanden op dit niveau kunnen worden gehouden. |
3. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt, met het oog op een beperkte impact van de visserij op het mariene ecosysteem, de ecosysteemgerichte benadering toegepast op het visserijbeheer. |
3. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt de ecosysteemgerichte benadering toegepast op het visserijbeheer en de aquacultuur, om ervoor te zorgen dat visserij en aquacultuur bijdragen tot het halen van de doelstelling dat de menselijke activiteiten zo min mogelijk impact hebben op het mariene ecosysteem, niet bijdragen tot de afbraak van het mariene milieu en doeltreffend afgestemd zijn op de afzonderlijke visserijtakken en regio's. |
|
3 bis. Het gemeenschappelijk visserijbeleid bevordert de duurzame ontwikkeling en het welzijn van kustgemeenschappen, de werkgelegenheid en de arbeids- en veiligheidsomstandigheden van de in de visserij werkzame personen. |
4. De met de EU-milieuwetgeving samenhangende vereisten worden in het gemeenschappelijk visserijbeleid geïntegreerd. |
4. Het gemeenschappelijk visserijbeleid strookt met de milieuwetgeving en het overige beleid van de Unie. |
|
4 bis. Er wordt met het gemeenschappelijk visserijbeleid voor gezorgd dat de vangstcapaciteit van de vloten afgestemd is op exploitatieniveaus die voldoen aan de vereisten van lid 2. |
|
4 ter. Het gemeenschappelijk visserijbeleid draagt bij tot de vergaring van omvattende en geloofwaardige wetenschappelijke gegevens. |
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Teneinde de in artikel 2 vastgestelde algemene doelstellingen te halen, moet het gemeenschappelijk visserijbeleid specifiek tot doel hebben: |
Teneinde de in artikel 2 vastgestelde algemene doelstellingen te halen, moet het gemeenschappelijk visserijbeleid specifiek tot doel hebben: |
(a) ongewenste vangsten van commerciële bestanden te elimineren en geleidelijk toe te werken naar het aanlanden van alle vangsten van dergelijke bestanden; |
(a) ongewenste vangsten te voorkomen, tot een minimum terug te brengen en in de mate van het mogelijke te elimineren; |
|
(a bis) ervoor te zorgen dat alle vangsten van beviste en gereglementeerde bestanden worden aangeland, waarbij rekening wordt gehouden met het beste wetenschappelijke advies en wordt voorkomen dat er nieuwe markten worden gecreëerd of dat bestaande markten worden uitgebreid; |
(b) de voorwaarden te creëren om de visserijactiviteiten doeltreffend te laten verlopen in het kader van een rendabele en concurrerende visserijsector; |
(b) de voorwaarden te creëren voor doeltreffende ecologisch duurzame visserijactiviteiten in de Unie om te zorgen voor het herstel van een rendabele en concurrerende visserijsector, waarbij eerlijke voorwaarden op de interne markt worden gegarandeerd; |
(c) de ontwikkeling van de aquacultuuractiviteiten van de Unie te bevorderen om bij te dragen tot de voedselzekerheid en tot de werkgelegenheid in kust- en plattelandsgebieden; |
(c) de ontwikkeling van de aquacultuuractiviteiten en de daaraan gekoppelde bedrijfstakken te bevorderen, waarbij ervoor wordt gezorgd dat ze ecologisch duurzaam zijn en dat ze bijdragen tot de voedselzekerheid en tot de werkgelegenheid in kust- en plattelandsgebieden; |
(d) bij te dragen tot een billijke levensstandaard voor degenen die afhankelijk zijn van visserijactiviteiten; |
(d) een billijke verdeling van de mariene hulpbronnen te bevorderen om bij te dragen tot een billijke levensstandaard en billijke sociale omstandigheden voor degenen die afhankelijk zijn van visserijactiviteiten; |
(e) rekening te houden met de belangen van de consument; |
(e) rekening te houden met de belangen van de consument; |
(f) te zorgen voor een systematische en geharmoniseerde aanpak van de verzameling en het beheer van gegevens. |
(f) te zorgen voor een systematische, geharmoniseerde, regelmatige en betrouwbare verzameling van gegevens en een transparant gegevensbeheer en de kwesties aan te pakken die voortvloeien uit het beheer van bestanden waarvoor weinig gegevens beschikbaar zijn; |
|
(f bis) de ambachtelijke kustvisserij te bevorderen. |
Amendement 62 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt gevoerd aan de hand van de volgende beginselen van goed bestuur: |
In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden de volgende beginselen van goed bestuur toegepast: |
(a) duidelijke omschrijving van de verantwoordelijkheden op de uniale, nationale, regionale en lokale niveaus; |
(a) duidelijke omschrijving van de verantwoordelijkheden op uniaal, regionaal, nationaal en lokaal niveau; |
|
(a bis) de noodzaak te opteren voor een gedecentraliseerde en geregionaliseerde aanpak van het visserijbeheer; |
(b) vaststelling van maatregelen overeenkomstig het beste beschikbare wetenschappelijke advies; |
(b) vaststelling van maatregelen overeenkomstig het beste beschikbare wetenschappelijke advies; |
(c) een perspectief op lange termijn; |
(c) een perspectief op lange termijn; |
|
(c bis) terugdringing van administratieve kosten; |
(d) brede betrokkenheid van de belanghebbenden bij alle stadia van concipiëring tot tenuitvoerlegging van de maatregelen; |
(d) passende betrokkenheid van de belanghebbenden, met name de adviesraden en de sociale partners, bij alle stadia ‑ van concipiëring tot tenuitvoerlegging ‑ van de maatregelen, zodat de regionale specifieke eigenheid dankzij een geregionaliseerde aanpak behouden blijft; |
(e) de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat; |
(e) de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat; |
(f) samenhang met het geïntegreerd maritiem beleid en met andere beleidsgebieden van de Unie. |
(f) samenhang met het geïntegreerd maritiem beleid en met andere beleidsgebieden van de Unie. |
|
(f bis) de noodzaak van milieu- en strategie-effectbeoordelingen; |
|
(f ter) gelijkwaardigheid tussen de interne en externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid, zodat normen en handhavingsmechanismen die binnen de Unie gelden, voor zover van toepassing ook extern worden toegepast; |
|
(f quater) transparante gegevensverwerking en besluitvorming overeenkomstig het Verdrag van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden ("Verdrag van Aarhus"), dat namens de Unie is goedgekeurd bij Besluit 2005/370/EG van de Raad van 17 februari 2005 betreffende het sluiten, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden1. |
|
______________________ |
|
1 PB L 124 van 17.5.2005, blz. 1. |
Amendement 63 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "EU-wateren": de wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van de lidstaten, met uitzondering van die welke grenzen aan de in bijlage II van het Verdrag genoemde gebieden; |
– "EU-wateren": de wateren en de zeebodem onder de soevereiniteit of jurisdictie van de lidstaten, met uitzondering van die welke grenzen aan de in bijlage II van het Verdrag genoemde gebieden; |
Motivering | |
Zodat sessiele soorten hier eveneens onder vallen. | |
Amendement 64 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 5 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– "visser": een door een lidstaat als zodanig erkend persoon die de beroepsvisserij uitoefent aan boord van een in bedrijf zijnd vissersvaartuig of een door de lidstaat als zodanig erkend persoon die beroepsmatig zonder vaartuig mariene organismen oogst; |
Amendement 65 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 5 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
‑ "toevoeging aan de vloot": de registratie van een vissersvaartuig in het vissersvlootregister van een lidstaat; |
Amendement 66 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "maximale duurzame opbrengst": de maximale vangst van een visbestand die gedurende onbeperkte tijd kan worden bovengehaald; |
‑ "maximale duurzame opbrengst": de hoogste theoretische evenwichtsopbrengst die (gemiddeld) continu uit een visbestand kan worden bovengehaald onder de bestaande (gemiddelde) milieuomstandigheden zonder significant effect op het reproductieproces; |
Amendement 67 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 6 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– "gevangen soorten": de soorten die onderworpen zijn aan visserijdruk/exploitatie, met inbegrip van de soorten die niet worden aangeland, maar als bijvangst worden gevangen of de invloed van een visserijactiviteit ondergaan; |
Amendement 68 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "voorzorgsbenadering van het visserijbeheer": een benadering in het kader waarvan het ontbreken van adequate wetenschappelijke informatie niet mag worden gebruikt als een motief voor het uitstellen of achterwege laten van beheersmaatregelen voor de instandhouding van de doelsoorten, de geassocieerde of afhankelijke soorten en de niet-doelsoorten en hun milieu. |
– "voorzorgsbenadering van het visserijbeheer" als in artikel 6 van de VN-visbestandenovereenkomst: een benadering in het kader waarvan het ontbreken van adequate wetenschappelijke informatie niet mag worden gebruikt als een motief voor het uitstellen of achterwege laten van beheersmaatregelen voor de instandhouding van de doelsoorten, de geassocieerde of afhankelijke soorten en de niet-doelsoorten en hun milieu; |
Amendement 69 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 8 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer": een benadering in het kader waarvan wordt gegarandeerd dat de van levende aquatische hulpbronnen afkomstige baten hoog zijn en de directe en indirecte effecten van de visserijactiviteiten op de mariene ecosystemen laag zijn en niet nadelig zijn voor de toekomstige werking, diversiteit en integriteit van de betrokken ecosystemen; |
– "ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer": een benadering die gebaseerd is op de richtsnoeren voor het behoud van de biologische diversiteit en de samenstelling, de structuur en het functioneren van ecosystemen waarvan de natuurlijke hulpbronnen dankzij de visserij bijdragen tot de bevrediging van menselijke behoeften; |
Amendement 70 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 9 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– "visserijsterftecoëfficiënt": de vangsten van een bestand over een bepaalde periode in verhouding tot het gemiddelde bestand dat in die periode voor de visserij beschikbaar is; |
– "visserijsterftecoëfficiënt": het tempo waarmee biomassa en vissen uit een bestand worden weggenomen door middel van visserijactiviteiten; |
Amendement 71 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 9 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– "FMSY": de visserijsterftecoëfficiënt die verenigbaar is met het bereiken van de maximale duurzame opbrengst; |
Amendement 72 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 10 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "bestand": een in een bepaald beheersgebied voorkomende mariene biologische hulpbron met specifieke kenmerken; |
– "bestand": een in een bepaald beheersgebied voorkomende mariene biologische hulpbron; |
Amendement 73 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 11 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "vangstbeperking": een kwantitatieve beperking van de hoeveelheden van een visbestand of groep visbestanden die in een bepaalde periode worden aangeland; |
– "vangstbeperking": een kwantitatieve beperking van de hoeveelheden van een visbestand of groep visbestanden die in een bepaalde periode worden gevangen; |
Amendement 74 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 11 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– "ongewenste vangsten": vangsten van soorten beneden de minimale instandhoudingsreferentiegrootte of de minimummaat bij aanlanding, of vangsten van verboden of beschermde soorten of vangsten van soorten die niet in de handel mogen worden gebracht of van exemplaren van soorten die wel in de handel mogen worden gebracht, die niet voldoen aan de voorwaarden in de bepalingen van de visserijwetgeving van de Unie waarbij technische, monitoring- en beschermingsmaatregelen worden vastgesteld; |
Amendement 75 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 12 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "instandhoudingsreferentiepunt": waarde van parameters voor de populatie van een visbestand (zoals biomassa of visserijsterfte) die in het visserijbeheer worden gebruikt, bijvoorbeeld voor het bepalen van een aanvaardbaar niveau van biologisch risico of een wenselijk opbrengstniveau; |
– "instandhoudingsreferentiepunt": waarde van parameters voor de populatie van een visbestand (zoals biomassa (B), paaibiomassa (PBM) of visserijsterftecoëfficiënt (F)) die in het visserijbeheer worden gebruikt, bijvoorbeeld voor het bepalen van een aanvaardbaar niveau van biologisch risico of een wenselijk opbrengstniveau; |
Amendement 76 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 12 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– "grensreferentiepunt": waarde van een parameter voor de populatie van een visbestand (zoals biomassa of visserijsterftecoëfficiënt) die in het visserijbeheer wordt gebruikt om een drempel aan te geven waaronder of waarboven het visserijbeheer strookt met een beheersdoelstelling zoals aanvaardbaar niveau van biologisch risico of een wenselijk opbrengstniveau; |
Amendement 77 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 12 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– "bestand binnen veilige biologische grenzen": bestand waarvoor het zeer waarschijnlijk is dat de geraamde paaibiomassa aan het einde van het voorgaande jaar hoger is dan het grensreferentiepunt voor biomassa (Blim) en dat de geraamde visserijsterftecoëfficiënt voor het voorgaande jaar lager is dan het grensreferentiepunt voor de visserijsterftecoëfficiënt (Flim); |
Amendement 78 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 13 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "vrijwaringsmaatregel": een voorzorgsmaatregel die ontworpen is ter bescherming of ter voorkoming van een onwenselijke gebeurtenis; |
– "vrijwaringsmaatregel": een voorzorgsmaatregel die ontworpen is ter bescherming tegen een onwenselijke gebeurtenis; |
Amendement 79 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 14 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "technische maatregel": een maatregel om de soortensamenstelling en de groottesamenstelling van de vangsten, alsmede de impact van visserijactiviteiten op componenten van het ecosysteem te reguleren door voorwaarden vast te stellen voor het gebruik en de structuur van het vistuig en door de toegang tot visserijgebieden te beperken; |
– "technische maatregel": een maatregel om de soortensamenstelling en de groottesamenstelling van de vangsten, alsmede de impact van visserijactiviteiten op componenten van het ecosysteem of het functioneren daarvan te reguleren door voorwaarden vast te stellen voor het gebruik en de kenmerken van het vistuig en door de toegang tot visserijgebieden in de tijd of ruimtelijk te beperken; |
Amendement 80 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 14 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– "essentiële vishabitats": kwetsbare mariene habitats die moeten worden beschermd wegens hun essentiële rol in de bevrediging van de ecologische en biologische behoeften van vissoorten, zoals paaigronden en kraam- en foerageergebieden; |
Amendement 81 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 14 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– "beschermd visserijgebied": een geografisch gedefinieerd zeegebied waar alle of bepaalde visserijactiviteiten tijdelijk of permanent verboden of beperkt zijn, teneinde de exploitatie en de instandhouding van levende aquatische hulpbronnen of de bescherming van mariene ecosystemen te verbeteren; |
Amendement 82 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 15 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "vangstmogelijkheid": een gekwantificeerd wettelijk recht om te vissen, uitgedrukt als vangsten en/of visserijinspanning, en de functioneel daarmee verbonden voorwaarden voor het kwantificeren ervan op een bepaald niveau; |
– "vangstmogelijkheid": een gekwantificeerd wettelijk recht om te vissen op een bepaald visbestand, uitgedrukt als maximale vangsten of maximale visserijinspanning voor een bepaald beheersgebied; |
Amendement 83 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 17 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "overdraagbare visserijconcessies": intrekbare gebruikersrechten op een specifiek deel van de vangstmogelijkheden die aan een lidstaat zijn toegewezen of zijn vastgesteld in een door een lidstaat overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1967/2006 aangenomen beheersplan, die de houder mag overdragen aan andere in aanmerking komende houders van dergelijke overdraagbare visserijconcessies; |
Schrappen |
Amendement 84 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 18 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "individuele vangstmogelijkheden": jaarlijkse vangstmogelijkheden die aan houders van overdraagbare visserijconcessies in een lidstaat worden toegewezen op basis van het deel van de vangstmogelijkheden van die lidstaat; |
Schrappen |
Motivering | |
Door de schrapping van de artikelen 27 t/m 33 van de verordening is deze definitie irrelevant. Artikel 5 moet eveneens worden aangepast. | |
Amendement 85 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 19 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "vangstcapaciteit": de tonnage van een vaartuig in GT (Gross Tonnage - brutotonnage) en het vermogen ervan in kW (kilowatt), zoals gedefinieerd in de artikelen 4 en 5 van Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad; |
"vangstcapaciteit": de capaciteit van een vaartuig om vis te vangen, gemeten aan de hand van de vaartuigkenmerken, inclusief de tonnage van een vaartuig in GT (Gross Tonnage - brutotonnage), het vermogen ervan in kW (kilowatt), zoals gedefinieerd in de artikelen 4 en 5 van Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad, de aard en de grootte van het vistuig ervan en elke andere parameter die gevolgen heeft voor de capaciteit ervan om vis te vangen; |
Amendement 86 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 19 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– "wooncapaciteit": de plaatsen aan boord die uitsluitend bestemd zijn om als woon- en rustruimte voor de bemanning te dienen; |
Amendement 87 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 20 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "aquacultuur": de kweek of teelt van aquatische organismen, waarbij technieken worden gebruikt om de aangroei van de betrokken organismen te verhogen tot boven de natuurlijke capaciteiten van het milieu; deze organismen blijven in de gehele fase van de kweek of de teelt, tot en met de oogst, eigendom van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon; |
- "aquacultuur": de kweek of teelt van aquatische organismen, waarbij technieken worden gebruikt om de aangroei van de betrokken organismen te verhogen tot boven de natuurlijke capaciteiten van het milieu; |
Motivering | |
De activiteit kan niet worden gedefinieerd aan de hand van de situatie met betrekking tot het eigenaarschap. De oude definitie sluit ook de kunstmatige wederopbouw van bestanden of teelt in open ruimten uit. | |
Amendement 88 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 25 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "marktdeelnemer": de natuurlijke of de rechtspersoon die een bedrijf exploiteert of bezit waarvan de activiteiten betrekking hebben op een stadium van de productie-, verwerkings-, afzet-, distributie- en detailhandelsketen voor visserij- en aquacultuurproducten; |
"marktdeelnemer": de natuurlijke of de rechtspersoon die een bedrijf exploiteert of bezit waarvan de activiteiten betrekking hebben op een stadium van de productie-, verwerkings-, afzet-, distributie- en detailhandelsketen voor visserij- en aquacultuurproducten, of een andere beroepsbeoefenaars uit de visserijsector vertegenwoordigende organisatie die wettelijk erkend is en die belast is met het beheer van de toegang tot visserijhulpbronnen, professionele visserijactiviteiten en aquacultuur; |
Amendement 89 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 27 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "eindgebruiker van wetenschappelijke gegevens": een orgaan dat met het oog op onderzoek of beheer belang heeft bij de wetenschappelijke analyse van gegevens in de visserijsector; |
"eindgebruiker van wetenschappelijke gegevens": een onderzoeks- of een beheersorgaan dat belang heeft bij de wetenschappelijke analyse van gegevens in de visserijsector; |
Amendement 90 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 28 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "overschot van de toegestane vangst": het deel van de toegestane vangst dat een kuststaat vanwege gebrek aan capaciteit niet kan vangen; |
"overschot van de toegestane vangst": het deel van de toegestane vangst dat een kuststaat vanwege gebrek aan capaciteit tijdens een bepaalde periode niet kan vangen, waardoor de totale exploitatie van afzonderlijke bestanden onder een peil blijft waarbij de bestanden zich kunnen herstellen en de populaties van de gevangen soorten boven een peil worden gehouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren; |
Motivering | |
De definitie van overschot moet garanderen dat overbevissing in derde landen wordt voorkomen. | |
Amendement 91 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 30 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "paaibiomassa": de geraamde hoeveelheid vis van een specifiek bestand die zich op een bepaald moment voortplant en die bestaat uit mannetjes, vrouwtjes en levendbarende vis; |
- "paaibiomassa": de geraamde hoeveelheid vis van een specifiek bestand die op een bepaald moment voldoende rijp is om zich voort te planten; |
Amendement 92 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 31 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "gemengde visserij": een visserij waarbij meerdere soorten in het beviste gebied aanwezig zijn en met het vistuig kunnen worden gevangen. |
- "gemengde visserij": een visserij waarbij meerdere soorten in een bepaald gebied aanwezig zijn en bij dezelfde vangst kunnen worden gevangen. |
Amendement 93 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 32 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "duurzamevisserijovereenkomsten": internationale overeenkomsten die met een ander land worden gesloten met als doel om, in ruil voor een financiële vergoeding van de Unie, toegang te krijgen tot hulpbronnen of wateren. |
- "duurzamevisserijovereenkomsten": internationale overeenkomsten die met een ander land worden gesloten met als doel om, in ruil voor een financiële vergoeding van de Unie, toegang te krijgen tot hulpbronnen of wateren om een deel van het overschot aan mariene biologische hulpbronnen duurzaam te exploiteren, en die de lokale visserijsector zullen ondersteunen, met bijzondere nadruk op de vergaring, bewaking en controle van wetenschappelijke gegevens, of om toegang te krijgen tot hulpbronnen of wateren of met als doel om beide partijen toegang te verlenen tot hulpbronnen of wateren via een uitwisseling van vangstmogelijkheden tussen de Unie en het derde land; |
Amendement 94 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 32 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
- "kleinschalige en ambachtelijke visserij": visserij die wordt bedreven met vaartuigen die een totale lengte hebben van 15 meter of minder en/of die minder dan 24 uur op zee blijven en die hun vangst vers verkopen, met uitzondering van vaartuigen die vissen met sleeptuig; |
Motivering | |
Dit concept moet worden gedefinieerd, omdat het in het verslag zal worden gebruikt. | |
Amendement 95 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 32 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
- "bijvangst": vangst van een niet-beoogd organisme, ongeacht of het wordt behouden en aangeland of teruggegooid; |
Amendement 96 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 32 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
- "vangst": mariene biologische hulpbronnen die in het kader van visserijactiviteiten worden gevangen; |
Amendement 97 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 32 quinquies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
- "visserij met een lage impact": het aanwenden van selectieve visserijtechnieken die een minimale nadelige impact op mariene ecosystemen hebben en lage brandstofemissies hebben; |
Amendement 98 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – streepje 32 sexies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
- "selectieve visserij": vissen met een methode of vistuig om organismen naar afmeting en soort te vangen tijdens de visserijactiviteit, waardoor niet-doelsoorten worden vermeden of onbeschadigd kunnen worden teruggegooid; |
Amendement 99 Voorstel voor een verordening Deel II – artikel 6 – lid 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. De status van het bestaande biologisch kwetsbare gebied overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1954/2003 van de Raad blijft in zijn huidige vorm behouden. |
Motivering | |
Het biologisch kwetsbare gebied is uiterst belangrijk in het kader van het beheer van de visbestanden in de westelijke wateren en moet de behandeling krijgen die het tot nu toe gekregen heeft, die vergelijkbaar is met die van de maritieme gebieden rond de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden. | |
Amendement 100 Voorstel voor een verordening Deel III – titel | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
MAATREGELEN VOOR DE INSTANDHOUDING VAN MARIENE BIOLOGISCHE HULPBRONNEN |
MAATREGELEN VOOR DE INSTANDHOUDING EN DUURZAME EXPLOITATIE VAN MARIENE BIOLOGISCHE HULPBRONNEN |
Amendement 101 Voorstel voor een verordening Deel III – artikel -7 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel -7 bis |
|
Algemene bepalingen inzake de instandhoudingsmaatregelen |
|
1. Om de in artikel 2 genoemde algemene doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid te halen stelt de Unie overeenkomstig de artikelen 7 en 8 maatregelen voor de instandhouding en duurzame exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen vast. Deze maatregelen worden met name vastgesteld in de vorm van meerjarenplannen overeenkomstig de artikelen 9, 10 en 11 van deze verordening. |
|
2. De maatregelen stroken met de in de artikelen 2 en 3 van deze verordening omschreven doelstellingen en bij de vaststelling ervan wordt rekening gehouden met het beste wetenschappelijke advies dat beschikbaar is en met de adviezen die zijn ontvangen van de betrokken adviesraden. |
|
3. De lidstaten worden gemachtigd instandhoudingsmaatregelen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 17 t/m 24 en de andere relevante bepalingen van deze verordening. |
Amendement 102 Voorstel voor een verordening Deel III - artikel 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Maatregelen voor de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen kunnen onder meer bestaan uit: |
Maatregelen voor de instandhouding en de duurzame exploitatie van mariene biologische hulpbronnen kunnen onder meer bestaan uit: |
(a) meerjarenplannen die overeenkomstig de artikelen 9, 10 en 11 worden vastgesteld; |
(a) meerjarenplannen die overeenkomstig de artikelen 9, 10 en 11 worden vastgesteld; |
(b) streefdoelen voor de duurzame exploitatie van bestanden; |
(b) streefdoelen voor de duurzame exploitatie en de instandhouding van bestanden en voor de bescherming van het mariene milieu tegen de effecten van visserijactiviteiten; |
(c) maatregelen om het aantal vissersvaartuigen en/of types van vissersvaartuigen aan te passen aan de beschikbare vangstmogelijkheden; |
(c) maatregelen om het aantal vissersvaartuigen en/of types van vissersvaartuigen aan te passen aan de beschikbare vangstmogelijkheden; |
(d) stimulansen, met inbegrip van economische stimulansen, om een selectievere visserij of een visserij met een lage impact te bevorderen; |
(d) stimulansen ter bevordering van een selectievere visserij en van visserijmethoden met een lage impact op het mariene ecosysteem en de visserijhulpbronnen, met inbegrip van preferentiële toegang tot nationale vangstmogelijkheden en van economische stimulansen; |
(e) vangstmogelijkheden; |
(e) maatregelen voor de vaststelling en toewijzing van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16; |
(f) technische maatregelen zoals bedoeld in artikel 14; |
(f) technische maatregelen zoals bedoeld in de artikelen 8 en 14; |
(g) maatregelen met betrekking tot de verplichting om alle vangsten aan te landen; |
(g) maatregelen voor het halen van de doelstellingen in artikel 15 van deze verordening; |
(h) proefprojecten inzake alternatieve soorten visserijbeheerstechnieken. |
(h) proefprojecten inzake alternatieve soorten visserijbeheerstechnieken en vistuig om de selectiviteit te vergroten of de effecten van visserijactiviteiten op het mariene milieu zo veel mogelijk te beperken; |
|
(h bis) maatregelen om de lidstaten te helpen te voldoen aan de vereisten van de milieuwetgeving; |
|
|
|
(h ter) andere maatregelen die helpen om de doelstellingen van de artikelen 2 en 3 te halen. |
Amendement 103 Voorstel voor een verordening Deel III – artikel 7 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 7 bis |
|
Instelling van gebieden voor herstel van de bestanden |
|
1. Om de instandhouding van de levende aquatische hulpbronnen en de mariene ecosystemen te garanderen stellen de lidstaten in het kader van een voorzorgsbenadering een samenhangend netwerk van gebieden voor herstel van de bestanden in waar alle visserijactiviteiten verboden zijn, met name gebieden die belangrijk zijn voor de reproductie van vis. |
|
2. De lidstaten zorgen voor de identificatie en aanwijzing van de gebieden die voor de instelling van een samenhangend netwerk van gebieden voor herstel van de bestanden nodig zijn. |
Amendement 104 Voorstel voor een verordening Deel III - artikel 8 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Technische maatregelen kunnen onder meer bestaan uit: |
Technische maatregelen kunnen onder meer bestaan uit: |
(a) maaswijdten en voorschriften betreffende het gebruik van vistuig; |
(a) een definitie van de kenmerken van vistuig en voorschriften betreffende het gebruik ervan; |
(b) beperkingen betreffende de bouw van vistuig, zoals |
(b) specificaties betreffende de bouw van vistuig, zoals |
i) wijzigingen of aanvullende inrichtingen om de selectiviteit te verbeteren of de impact op de bentische zone te reduceren; |
(i) wijzigingen of aanvullende inrichtingen om de selectiviteit te verbeteren of de negatieve effecten op het ecosysteem tot een minimum te beperken; |
ii) wijzigingen of aanvullende inrichtingen om de incidentele vangst van bedreigde en beschermde soorten te reduceren; |
(ii) wijzigingen of aanvullende inrichtingen om de incidentele vangst van bedreigde en beschermde soorten en andere ongewenste vangsten te reduceren; |
(c) een verbod op het gebruik van bepaald vistuig in bepaalde gebieden of seizoenen; |
(c) een verbod op of een beperking van het gebruik van bepaald vistuig of andere technische uitrusting; |
(d) een verbod op of beperking van visserijactiviteiten in bepaalde zones en/of perioden; |
(d) een verbod op of beperking van visserijactiviteiten in bepaalde zones of perioden; |
(e) een verbod op de activiteit van vissersvaartuigen in een gebied gedurende een specifieke minimumperiode met als doel een tijdelijke aggregatie van een kwetsbare mariene hulpbron te beschermen; |
(e) een verbod op de activiteit van vissersvaartuigen in een specifiek gebied gedurende een specifieke minimumperiode met als doel essentiële vishabitats, tijdelijke aggregaties van een kwetsbare mariene hulpbron, een bedreigde soort, paaiende vis of jongen te beschermen; |
(f) specifieke maatregelen om de impact van visserijactiviteiten op mariene ecosystemen en niet-doelsoorten te beperken; |
(f) specifieke maatregelen om de negatieve effecten van visserijactiviteiten op de mariene biodiversiteit en mariene ecosystemen en niet-doelsoorten tot een minimum terug te brengen, inclusief maatregelen om ongewenste vangsten te voorkomen, te beperken en in de mate van het mogelijke te elimineren. |
(g) andere technische maatregelen ter bescherming van de mariene biodiversiteit. |
|
Amendement 105 Voorstel voor een verordening Deel III - artikel 9 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Prioritair worden meerjarenplannen vastgesteld die instandhoudingsmaatregelen omvatten om de visbestanden boven een niveau te houden of te brengen dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
1. Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure als prioriteit en uiterlijk ...* meerjarenplannen vast die aansluiten bij het wetenschappelijke advies van de ICES en het WETCV en die instandhoudingsmaatregelen omvatten om de visbestanden boven een niveau te houden of te brengen dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, overeenkomstig artikel 2, lid 2. De meerjarenplannen dienen ook het halen van andere doelstellingen zoals omschreven in de artikelen 2 en 3 van deze verordening. |
2. De meerjarenplannen omvatten: |
2. De meerjarenplannen omvatten: |
(a) de basis voor het vaststellen van de vangstmogelijkheden voor de betrokken bestanden op basis van vooraf omschreven instandhoudingsreferentiepunten; en tevens |
(a) de basis voor het vaststellen van de vangstmogelijkheden voor de betrokken bestanden op basis van vooraf omschreven instandhoudingsreferentiepunten en/of grensreferentiepunten, op zodanige wijze dat de doelstellingen van artikel 2 kunnen worden gehaald, rekening houdend met het wetenschappelijk advies; |
(b) maatregelen om op doeltreffende wijze te voorkomen dat de instandhoudingsreferentiepunten worden overschreden. |
(b) maatregelen om op doeltreffende wijze te voorkomen dat de grensreferentiepunten worden overschreden en om de instandhoudingsreferentiepunten te halen. |
3. De meerjarenplannen hebben, waar mogelijk, betrekking op visserijtakken die afzonderlijke visbestanden exploiteren of op visserijtakken die meerdere bestanden door elkaar exploiteren, en houden naar behoren rekening met interacties tussen bestanden en visserijtakken. |
3. De meerjarenplannen hebben, waar mogelijk, betrekking op visserijtakken die afzonderlijke visbestanden exploiteren of op visserijtakken die meerdere bestanden door elkaar exploiteren, en houden naar behoren rekening met interacties tussen bestanden, visserijtakken en het mariene ecosysteem. |
4. De meerjarenplannen worden gebaseerd op de voorzorgsbenadering van het visserijbeheer en houden op een wetenschappelijk verantwoorde manier rekening met de beperkingen van de beschikbare gegevens en beoordelingsmethoden en met alle gekwantificeerde bronnen van onzekerheid. |
4. De meerjarenplannen worden gebaseerd op de voorzorgsbenadering van het visserijbeheer en houden op een wetenschappelijk verantwoorde manier rekening met de beperkingen van de beschikbare gegevens en beoordelingsmethoden, waarbij ook beoordelingen worden gemaakt van bestanden waarover weinig gegevens beschikbaar zijn, en met alle gekwantificeerde bronnen van onzekerheid. |
|
___________________ |
|
* PB: gelieve datum in te voegen, vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening |
Amendement 106 Voorstel voor een verordening Deel III - artikel 10 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. In het kader van de meerjarenplannen moet de visserijsterftecoëfficiënt zo worden aangepast dat alle bestanden boven een niveau worden gehouden of gebracht dat uiterlijk in 2015 de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
1. In het kader van de meerjarenplannen moet de visserijsterftecoëfficiënt zo worden aangepast dat de coëfficiënt uiterlijk in 2015 wordt vastgesteld op een niveau waarbij de visbestanden zich uiterlijk in 2020 kunnen herstellen boven een niveau dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren en waarbij alle herstelde bestanden op dit niveau kunnen worden behouden. |
2. Wanneer het niet mogelijk is een visserijsterftecoëfficiënt te bepalen die het mogelijk maakt de bestanden boven een niveau te brengen en te houden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, worden in de meerjarenplannen voorzorgsmaatregelen vastgesteld die een vergelijkbaar niveau van instandhouding van de betrokken bestanden garanderen. |
2. Wanneer het niet mogelijk is de in lid 1 bedoelde visserijsterftecoëfficiënt te bepalen, wordt in de meerjarenplannen op het visserijbeheer de voorzorgsbenadering toegepast en worden in deze plannen schattingsnormen en maatregelen vastgesteld die op zijn minst een vergelijkbaar niveau van instandhouding van de betrokken bestanden garanderen. |
|
2 bis. Onverminderd de bepalingen van de leden 1 en 2 staan de maatregelen in het kader van de meerjarenplannen en het tijdschema voor de tenuitvoerlegging ervan in verhouding tot de doelstellingen, de streefdoelen en het beoogde tijdskader. Voordat maatregelen worden opgenomen in meerjarige plannen wordt rekening gehouden met de verwachte economische en sociale effecten ervan en worden zij geleidelijk ten uitvoer gelegd, met uitzondering van dringende gevallen. |
Amendement 107 Voorstel voor een verordening Deel III – artikel 10 – lid 1 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 ter. De meerjarenplannen kunnen bepalingen omvatten om rekening te houden met de specifieke problemen van gemengde visserij met betrekking tot het behoud en het herstel van de bestanden boven een niveau dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, indien het wetenschappelijk advies aangeeft dat het niet mogelijk is de selectiviteit te vergroten, om het verstikken van soorten te voorkomen. |
Amendement 108 Voorstel voor een verordening Deel III - artikel 11 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Een meerjarenplan omvat: |
1. Een meerjarenplan omvat: |
(a) het voorwerp waarop het meerjarenplan wordt toegepast, d.w.z. de betrokken bestanden, visserijtakken en mariene ecosystemen; |
(a) het voorwerp waarop het meerjarenplan wordt toegepast, d.w.z. het geografische gebied, de betrokken bestanden, visserijtakken en mariene ecosystemen; |
(b) doelstellingen die verenigbaar zijn met de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen; |
(b) doelstellingen die verenigbaar zijn met de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen en met de relevante bepalingen van de artikelen -7 bis, 9 en 10; |
|
(b bis) een beoordeling van de vlootcapaciteit en, als er geen daadwerkelijk evenwicht is tussen de vlootcapaciteit en de beschikbare vangstmogelijkheden, een plan om de capaciteit te verminderen, met een tijdspad en de specifieke stappen die door elke betrokken lidstaat moeten worden ondernomen om de visserijcapaciteit aan te passen aan de beschikbare vangstmogelijkheden binnen een bindende termijn; zonder afbreuk te doen aan de in artikel 34 vastgelegde verplichtingen, moet deze beoordeling een evaluatie omvatten van de sociaal-economische dimensie van de onderzochte vloot; |
|
(b ter) een beoordeling van de sociaal-economische effecten van de in het kader van het meerjarenplan genomen maatregelen; |
(c) kwantificeerbare streefdoelen die worden uitgedrukt in: |
(c) kwantificeerbare streefdoelen die worden uitgedrukt in: |
i) visserijsterftecoëfficiënt, en/of |
i) visserijsterftecoëfficiënt, en/of |
ii) paaibiomassa, en |
ii) paaibiomassa, en |
|
ii bis) maximumpercentages van ongewenste en niet-toegelaten vangsten, |
|
ii ter) maximale jaarlijkse veranderingen van de vangstmogelijkheden; |
iii) stabiliteit van de vangsten. |
|
(d) een duidelijk tijdspad voor het halen van de kwantificeerbare streefdoelen; |
(d) een duidelijk tijdspad voor het halen van alle kwantificeerbare streefdoelen; |
(e) technische maatregelen, met inbegrip van maatregelen betreffende het elimineren van ongewenste vangsten; |
(e) instandhoudings- en technische maatregelen die moeten worden genomen om de doelstellingen in artikel 15 te halen en maatregelen om ongewenste vangsten te voorkomen en in de mate van het mogelijke te elimineren; |
(f) kwantificeerbare indicatoren voor het periodieke monitoren en beoordelen van de vooruitgang in de richting van de streefdoelen van het meerjarenplan; |
(f) kwantificeerbare indicatoren voor het periodieke monitoren en beoordelen van de vooruitgang in de richting van de streefdoelen van het meerjarenplan en van de sociaal-economische gevolgen; |
(g) specifieke maatregelen en doelstellingen voor het deel van de levenscyclus van anadrome en katadrome soorten dat zich in zoet water afspeelt; |
(g) indien nodig, specifieke maatregelen en doelstellingen voor het deel van de levenscyclus van anadrome en katadrome soorten dat zich in zoet water afspeelt; |
(h) het tot een minimum beperken van de impact van de visserij op het ecosysteem; |
(h) maatregelen om de effecten van de visserij op het ecosysteem te reduceren; |
(i) vrijwaringsmaatregelen en criteria voor het in werking treden van deze vrijwaringsmaatregelen; |
(i) vrijwaringsmaatregelen en criteria voor het in werking treden van deze vrijwaringsmaatregelen; |
|
(i bis) maatregelen om ervoor te zorgen dat de bepalingen van het meerjarenplan worden nageleefd; |
(j) andere maatregelen die geschikt zijn om de doelstellingen van de meerjarenplannen te halen. |
(j) andere maatregelen die evenredig en geschikt zijn om de doelstellingen van de meerjarenplannen te halen. |
|
1 bis. In de meerjarenplannen wordt erin voorzien dat zij periodiek worden geëvalueerd, om een beoordeling te maken van de geboekte vooruitgang in de richting van het halen van de vastgestelde doelstellingen, met name om rekening te houden met nieuwe elementen, bijvoorbeeld veranderingen in het wetenschappelijk advies, en om de nodige tussentijdse aanpassingen mogelijk te maken. |
Amendement 109 Voorstel voor een verordening Deel III – artikel 12 – titel en lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Naleving van de verplichtingen in het kader van de milieuwetgeving van de Unie |
Naleving van de verplichtingen in het kader van de milieuwetgeving van de Unie inzake beschermde gebieden |
1. De lidstaten zien erop toe dat de impact van visserijactiviteiten in speciale beschermingszones, zoals bedoeld in artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG, artikel 4 van Richtlijn 2009/147/EG en artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2008/56/EG, wordt verlicht. |
1. Het gemeenschappelijk visserijbeleid en alle daaruit voortvloeiende maatregelen die door de lidstaten worden vastgesteld met betrekking tot speciale beschermingszones, moeten volledig in overeenstemming zijn met Richtlijn 92/43/EEG, Richtlijn 2009/147/EG en Richtlijn 2008/56/EG. Indien een lidstaat de gebieden die worden genoemd in artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG, artikel 4 van Richtlijn 2009/147/EG en artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2008/56/EG heeft aangewezen, reguleert hij de visserijactiviteiten zodanig dat deze volledig in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de bovengenoemde richtlijnen, in overleg met de Commissie, de adviesraden en andere belanghebbenden. . |
Amendement 110 Voorstel voor een verordening Deel III – artikel 12 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. De lidstaten zijn bevoegd om voor wateren die onder hun soevereiniteit en jurisdictie vallen de maatregelen te nemen die nodig zijn om te voldoen aan hun verplichtingen overeenkomstig de relevante Uniewetgeving met betrekking tot de bescherming van het mariene milieu. Deze maatregelen zijn verenigbaar met de in artikel 2 vastgestelde doelstellingen en zijn niet minder stringent dan de in de bestaande Uniewetgeving vastgestelde maatregelen. |
Motivering | |
Dit artikel betreft het feit dat het GVB op alomvattende wijze voor samenhang met de milieuwetgeving van de EU moet zorgen. Het geeft twee opties voor de bijzondere situatie waarin lidstaten toegang hebben tot de territoriale wateren van een andere lidstaat, en beoogt eventuele negatieve sociaal-economische gevolgen voor vissers te ondervangen. | |
Amendement 111 Voorstel voor een verordening Deel III – artikel 12 – lid 1 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 ter. De lidstaten die een direct visserijbelang hebben in de gebieden waar zich de invloed van de in lid 1 bedoelde maatregelen zal doen voelen, werken met elkaar samen in overeenstemming met artikel 21, lid 1 bis. Deze lidstaten mogen de Commissie verzoeken de in lid 1 bedoelde maatregelen aan te nemen. |
Amendement 112 Voorstel voor een verordening Deel III – artikel 12 – lid 1 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 quater. Wanneer zij handelt in reactie op het in lid 1 ter bedoelde verzoek, ontvangt de Commissie van de verzoekende lidstaat of lidstaten alle relevante informatie over de gevraagde maatregelen, inclusief een motivering, wetenschappelijke gegevens en details met betrekking tot de praktische tenuitvoerlegging van de maatregelen. Bij haar besluit tot vaststelling van de maatregelen houdt de Commissie rekening met alle wetenschappelijke adviezen waarover zij beschikt. |
Amendement 113 Voorstel voor een verordening Deel III – artikel 12 – lid 1 quinquies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 quinquies. De Unie neemt maatregelen voor het reduceren van de negatieve sociaal-economische gevolgen van de vaststelling van de in lid 1 bedoelde maatregelen. |
Amendement 114 Voorstel voor een verordening Deel III – artikel 12 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin de visserijgerelateerde maatregelen ter verlichting van de impact van de visserij op speciale beschermingszones worden gespecificeerd. |
Schrappen |
Motivering | |
Voor de hier bedoelde maatregelen moet nationale wetgeving worden ontwikkeld, hetgeen inhoudt dat gedelegeerde handelingen niet het juiste instrument zijn. | |
Amendement 115 Voorstel voor een verordening Deel III - artikel 13 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Indien er bewijs is van een onmiddellijke actie vereisende, ernstige bedreiging voor de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen of voor het mariene ecosysteem, kan de Commissie, op gemotiveerd verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, beslissen over tijdelijke maatregelen ter verlichting van deze bedreiging. |
1. De Commissie wordt gemachtigd om, indien er op basis van betrouwbare wetenschappelijke gegevens bewijs is van een onmiddellijke actie vereisende, ernstige bedreiging voor de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen of voor het mariene ecosysteem, overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter verlichting van deze bedreiging. |
|
Deze gedelegeerde handelingen worden uitsluitend vastgesteld, indien dit om dwingende redenen van urgentie vereist is en de in artikel 55 bis omschreven procedure is van toepassing. |
2. De lidstaat deelt het in lid 1 bedoelde gemotiveerde verzoek terzelfder tijd mee aan de Commissie, de overige lidstaten en de betrokken adviesraden. |
|
Amendement 116 Voorstel voor een verordening Deel III – artikel 13 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 13 bis |
|
Noodmaatregelen van een lidstaat |
|
1. Indien er bewijs is van een ernstige en onvoorziene bedreiging voor de instandhouding van levende aquatische hulpbronnen of voor het mariene ecosysteem als gevolg van visserijactiviteiten, die zich voordoet in wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van een lidstaat, waarbij elk te langdurig uitstel zou leiden tot schade die moeilijk te herstellen zou zijn, kan die lidstaat noodmaatregelen nemen waarvan de geldigheidsduur ten hoogste drie maanden bedraagt. |
|
2. Lidstaten die voornemens zijn noodmaatregelen te nemen, geven de Commissie, de overige lidstaten en de betrokken regionale adviesraden door toezending van een ontwerp van die maatregelen, vergezeld van een toelichting, kennis van hun voornemen alvorens die maatregelen vast te stellen. |
|
3. De lidstaten en de betrokken regionale adviesraden kunnen hun schriftelijke opmerkingen bij de Commissie indienen binnen vijf werkdagen na de datum van kennisgeving. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast ter bevestiging, annulering of wijziging van de maatregel. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. |
|
Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met een ernstige en onvoorziene bedreiging voor de instandhouding van levende aquatische hulpbronnen of voor het mariene ecosysteem als gevolg van visserijactiviteiten stelt de Commissie volgens de in artikel 56, lid 3, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast. |
|
|
Motivering | |
Artikel 13, lid 1, kent de Commissie bepaalde bevoegdheden toe, en dit artikel verleent de lidstaten de bevoegdheid om noodmaatregelen te treffen. De tekst herstelt artikel 8 van de vroegere GVB-verordening, enigszins gewijzigd overeenkomstig de aanbevelingen van de juridische dienst van het Parlement. | |
Amendement 117 Voorstel voor een verordening Deel III - artikel 14 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
Er worden raamwerken van technische maatregelen vastgesteld om de bescherming van de mariene biologische hulpbronnen te waarborgen en de impact van de visserijactiviteiten op de visbestanden en de mariene ecosystemen te reduceren. De technische maatregelen: |
Er worden raamwerken van technische maatregelen vastgesteld om de bescherming van de mariene biologische hulpbronnen te waarborgen en de impact van de visserijactiviteiten op de visbestanden en andere soorten te reduceren. De technische maatregelen: |
(a) dragen ertoe bij dat de visbestanden middels betere selectie op grootte en, in voorkomend geval, op soort boven een niveau worden gehouden of gebracht dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren; |
(a) dragen ertoe bij dat de visbestanden middels betere selectiviteit met betrekking tot de soort en de grootte boven een niveau worden gehouden of gebracht dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, overeenkomstig artikel 2, lid 2; |
(b) leiden tot een reductie van de vangst van ondermaatse vis; |
(b) leiden tot de voorkoming, minimalisering en in de mate van het mogelijke eliminatie van de vangst van ondermaatse vis; |
(c) leiden tot een reductie van de vangst van ongewenste mariene organismen; |
(c) leiden tot de voorkoming, minimalisering en in de mate van het mogelijke eliminatie van de ongewenste vangst van mariene organismen en zeevogels; |
(d) verkleinen de impact van vistuig op het ecosysteem en op het milieu, met name wat de bescherming van biologisch kwetsbare bestanden en habitats betreft. |
(d) minimaliseren de effecten van vistuig op het ecosysteem en op het mariene milieu, met name wat de bescherming van biologisch kwetsbare bestanden en habitats betreft. |
Amendement 118 Voorstel voor een verordening Deel III – artikel 14 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 14 bis |
|
Voorkoming en minimalisering van ongewenste vangsten |
|
1. Vóór in de diverse visserijtakken de verplichting wordt ingevoerd alle vangsten aan te landen overeenkomstig artikel 15, voeren de lidstaten indien nodig, op basis van het beste wetenschappelijke advies dat beschikbaar is en rekening houdend met de adviezen van de bevoegde regionale adviesraden, proefprojecten uit om alle realiseerbare methoden voor de voorkoming, minimalisering en eliminatie van ongewenste vangsten in een visserijtak volledig te onderzoeken. Deze proefprojecten worden waar wenselijk uitgevoerd door de producentenorganisaties. De resultaten van deze proefprojecten krijgen hun neerslag in de langetermijnbeheersplannen van elke visserijtak in de vorm van bijkomende stimulansen voor het gebruik van het meeste selectieve vistuig en de meest selectieve visserijmethoden die beschikbaar zijn. De lidstaten produceren ook een teruggooiatlas, met het niveau van teruggooi in elk van de onder artikel 15, lid 1, vallende visserijtakken. Deze atlas moet gebaseerd zijn op objectieve en representatieve gegevens. |
|
2. De Unie biedt financiële steun voor het ontwerp en de tenuitvoerlegging van de proefprojecten die overeenkomstig lid 1 worden uitgevoerd en voor het gebruik van selectief vistuig, om de hoeveelheid ongewenste en niet-toegelaten vangsten te verminderen. Bij het vaststellen van financiële steunmaatregelen wordt bijzondere aandacht besteed aan vissers voor wie de verplichting geldt alle vangsten aan te landen en die actief zijn in een visserijtak met gemengde visserij. |
Amendement 119 Voorstel voor een verordening Deel III - artikel 15 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Verplichting tot het aanlanden van alle vangsten |
Verplichting tot het aanlanden en registreren van alle vangsten van gevangen en gereglementeerde soorten |
1. Alle vangsten van de volgende, aan vangstbeperkingen onderworpen visbestanden die worden gedaan tijdens visserijactiviteiten in EU wateren of door EU vissersvaartuigen in wateren buiten de Unie, worden overeenkomstig het volgende tijdspad aan boord van de vissersvaartuigen gebracht en gehouden, en worden geregistreerd en aangeland, behalve wanneer zij als levend aas worden gebruikt: |
1. Alle vangsten van gevangen en gereglementeerde soorten die worden gedaan in de volgende visserijtakken tijdens visserijactiviteiten in EU-wateren of door EU-vissersvaartuigen in wateren buiten de Unie, worden overeenkomstig het volgende tijdspad aan boord van de vissersvaartuigen gebracht en gehouden, en worden geregistreerd en aangeland: |
(a) uiterlijk vanaf 1 januari 2014: |
(a) uiterlijk vanaf 1 januari 2014: |
- makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, evervis, ansjovis, zilvervis, sardinella's, lodde; |
– kleine pelagische visserij, d.w.z. de visserij op makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, evervis, ansjovis, zilvervis, sardine, sprot; |
- blauwvintonijn, zwaardvis, witte tonijn, grootoogtonijn, andere zeilvis, |
– grote pelagische visserij, d.w.z. de visserij op blauwvintonijn, zwaardvis, witte tonijn, grootoogtonijn, andere zeilvis; |
|
– visserij voor industriële doeleinden, waaronder de visserij op lodde, zandspiering en kever; |
|
– zalm in de Oostzee; |
(b) uiterlijk vanaf 1 januari 2015: kabeljauw, heek, tong, |
(b) uiterlijk vanaf 1 januari 2016: |
|
– de volgende visserij in Uniewateren van het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan: |
|
de Noordzee |
|
– de visserij op kabeljauw, schelvis, wijting en zwarte koolvis; |
|
– de visserij op langoustines; |
|
– de visserij op tong en schol; |
|
– de visserij op heek; |
|
– de visserij op Noorse garnaal; |
|
– andere nader te analyseren visserijtakken; |
|
– andere visserij in de Oostzee dan de visserij op zalm; |
|
Noordwestelijke wateren |
|
– de visserij op kabeljauw, schelvis, wijting en zwarte koolvis; |
|
– de visserij op langoustines; |
|
– de visserij op tong en schol; |
|
– de visserij op heek; |
|
– andere nader te analyseren visserijtakken; |
|
Zuidwestelijke wateren |
|
– de visserij op kabeljauw, schelvis, wijting en zwarte koolvis; |
|
– de visserij op langoustines; |
|
– de visserij op tong en schol; |
|
– de visserij op heek; |
|
– andere nader te analyseren visserijtakken; |
(c) uiterlijk vanaf 1 januari 2016: schelvis, wijting, schartong, zeeduivel, schol, leng, zwarte koolvis, witte koolvis, tongschar, tarbot, griet, blauwe leng, zwarte haarstaartvis, grenadiersvis, Atlantische slijmkop, zwarte heilbot, torsk, roodbaars en de mediterrane demersale bestanden. |
(c) uiterlijk vanaf 1 januari 2017: |
|
– visserijtakken die niet vallen onder lid 1, onder (a), in EU- en niet-EU-wateren. |
|
1 bis. Zodra de verplichting alle vangsten aan te landen in een visserijtak is ingevoerd, worden alle vangsten van soorten waarvoor deze verplichting geldt geregistreerd en, indien nodig, afgetrokken van de quota van de visser, producentenorganisatie of pool voor collectief beheer in kwestie, met uitzondering van de soorten die overeenkomstig lid 1 ter mogen worden teruggegooid in zee. |
|
1 ter. De aanlandingsverplichting in lid 1 geldt niet voor de volgende soorten: |
|
– soorten die worden gevangen om als levend aas te worden gebruikt; |
|
– soorten waarvan op basis van wetenschappelijke informatie bekend is dat zij een hoog overlevingspercentage hebben, rekening houdend met de aard van het vistuig, de visserijpraktijken en de omstandigheden in het visserijgebied; |
|
1 quater. Om de tenuitvoerlegging van de verplichting alle vangsten aan te landen te vereenvoudigen en te harmoniseren, ongepaste verstoringen van de visserijtakken in kwestie te voorkomen en de hoeveelheid ongewenste vangsten te verminderen, wordt via de in artikel 9 genoemde meerjarenplannen, specifieke voorschriften van de Unie inzake de tenuitvoerlegging van de aanlandingsverplichting of andere wetgevingshandelingen van de Unie, waar passend het volgende vastgesteld: |
|
(a) een lijst van niet-doelsoorten met een lage natuurlijke abundantie die mogen worden aangerekend op de quota van de doelsoort van de visserijtak in kwestie indien: |
|
– de nationale jaarlijkse quota van deze niet-doelsoort volledig is opgebruikt; |
|
– de totale vangst van de niet-doelsoort niet meer dan 3% van de totale vangst van de doelsoort bedraagt; en |
|
– het bestand van de niet-doelsoort binnen veilige biologische grenzen ligt; |
|
(b) bepalingen betreffende de-minimisuitzonderingen op de verplichting alle vangsten aan te landen op grond waarvan vissers tot 5% van hun totale jaarlijkse vangst mogen teruggooien, terwijl er tegelijk voor wordt gezorgd dat de geaccumuleerde teruggooi van elk bestand niet meer bedraagt dan 5% van de totale jaarlijkse vangst van dit bestand in de EU, op voorwaarde dat met deze uitzonderingen disproportioneel hoge kosten voor de verwerking van ongewenste vangsten worden voorkomen en zij alleen worden toegestaan als er wetenschappelijk bewijs is dat meer selectiviteit moeilijk te realiseren is. |
|
(c) regels inzake stimulansen om de vangst van jonge vis te voorkomen, inclusief hogere quota-aandelen die moeten worden afgetrokken van de quota van een visser, als jonge exemplaren worden gevangen. |
2. Voor de in lid 1 genoemde visbestanden worden op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies minimale instandhoudingsreferentiegrootten vastgesteld. Vangsten van deze bestanden die de minimale instandhoudingsreferentiegrootte niet halen, mogen slechts worden verkocht om tot vismeel of diervoeder te worden verwerkt. |
2. Op basis van wetenschappelijk advies dat nauwkeurig, bijgewerkt en het beste beschikbare is, worden indien nodig voor de bescherming van jonge exemplaren door de ontmoediging van het opzettelijk vissen erop minimale instandhoudingsreferentiegrootten vastgesteld, op basis van de leeftijd en omvang voor de eerste reproductie, voor de in lid 1 genoemde visbestanden waarvoor de verplichting geldt alle vangsten aan te landen. Vangsten van deze bestanden die de minimale instandhoudingsreferentiegrootte niet halen, mogen slechts worden gebruikt voor andere doeleinden dan menselijke consumptie, bijvoorbeeld verwerking tot vismeel, visolie, diervoeder of aas. De lidstaat in kwestie kan ook schenking van deze vangsten voor welzijns- of liefdadigheidsdoeleinden toestaan. |
3. De handelsnormen voor vangsten van vis die de vastgestelde vangstmogelijkheden overschrijden, worden vastgesteld overeenkomstig artikel 27 van de verordening houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten. |
3. Voor bestanden waarvoor een verplichting tot aanlanding van alle vangst geldt, mogen de lidstaten gebruik maken van een jaarlijkse flexibiliteitsmarge van maximaal 5% van hun toegestane aanlandingen, onverminderd hogere flexbiliteitspercentages die zijn vastgesteld in specifieke wetgeving. De handelsnormen en de handelsregels voor vangsten van vis die de vastgestelde vangstmogelijkheden overschrijden, kunnen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 39 van de verordening houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten. |
|
3 bis. De volledige opbrengsten van de verkopen van alle aanlandingen overeenkomstig lid 1 worden gestort in een fonds dat wordt beheerd door de lidstaat waar de aanlandingen plaatsvinden, en worden gebruikt voor controle en toezicht, en voor het verzamelen van wetenschappelijke en visserijgerelateerde gegevens. |
4. De lidstaten zorgen ervoor dat EU-vissersvaartuigen die hun vlag voeren, zo zijn uitgerust dat zij alle visserij- en verwerkingsactiviteiten volledig kunnen documenteren met het oog op het toezicht op de naleving van de verplichting om alle vangsten aan te landen. |
4. De lidstaten zorgen ervoor dat EU-vissersvaartuigen die hun vlag voeren, zo zijn uitgerust dat zij alle visserij- en verwerkingsactiviteiten volledig kunnen documenteren met het oog op het toezicht op de naleving van de verplichting om alle vangsten aan te landen. De lidstaten eerbiedigen hierbij het efficiëntie- en het proportionaliteitsbeginsel. |
5. Lid 1 is van toepassing onverminderd internationale verplichtingen. |
5. Lid 1 is van toepassing onverminderd internationale verplichtingen. |
6. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in lid 1 bedoelde maatregelen te specificeren met het oog op de naleving van de internationale verplichtingen van de Unie. |
6. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in lid 1 bedoelde maatregelen te nemen met het oog op de naleving van de internationale verplichtingen van de Unie. |
Amendement 120 Voorstel voor een verordening Deel III - artikel 16 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De vangstmogelijkheden worden zodanig aan de lidstaten toegewezen dat voor iedere lidstaat de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten voor elk visbestand of elke visserijtak gewaarborgd is. Bij de toewijzing van nieuwe vangstmogelijkheden wordt rekening gehouden met de belangen van elke lidstaat. |
1. Bij de vaststelling en de toewijzing van de vangstmogelijkheden treedt de Raad op overeenkomstig de artikelen 2, 9, 10 en 11 van deze verordening, volgt hij een langetermijnbenadering en volgt hij het beste wetenschappelijk advies dat beschikbaar is. De vangstmogelijkheden worden zodanig onder de lidstaten verdeeld dat voor iedere lidstaat de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten voor elk bestand of elke visserijtak gewaarborgd is. Bij de toewijzing van nieuwe vangstmogelijkheden wordt rekening gehouden met de belangen van elke lidstaat. |
|
De Raad stelt de voor derde landen in EU-wateren beschikbare vangstmogelijkheden vast en wijst deze mogelijkheden toe aan deze derde landen. |
|
De toewijzing van vangstmogelijkheden aan een lidstaat of een derde land is afhankelijk van de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid. |
2. Een deel van de totale vangstmogelijkheden mag worden gereserveerd voor bijvangsten. |
2. Een deel van de totale vangstmogelijkheden mag worden gereserveerd voor bijvangsten. |
3. De vangstmogelijkheden moeten in overeenstemming zijn met de kwantificeerbare streefdoelen, termijnen en marges zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 9, lid 2, en artikel 11, onder b), c) en h). |
3. De vangstmogelijkheden moeten in overeenstemming zijn met de kwantificeerbare streefdoelen ten aanzien van de vangst, termijnen en marges die zijn vastgesteld in de meerjarenplannen, overeenkomstig artikel 9, lid 2, en artikel 11, onder b), c) en h). Indien geen overeenkomstig meerjarenplan voor commercieel geëxploiteerde visbestanden in EU-wateren is vastgesteld, zorgt de Raad ervoor dat de TAC's uiterlijk in 2015 worden vastgesteld op een niveau waarbij de visbestanden zich uiterlijk in 2020 kunnen herstellen boven een niveau dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren en waarbij alle herstelde bestanden op dit niveau kunnen worden behouden. |
|
3 bis. Delegaties van het Europees Parlement en de adviesraden zijn aanwezig wanneer de Raad besluiten over de vaststelling van vangstmogelijkheden neemt. |
|
3 ter. Wanneer het door een gebrek aan gegevens niet mogelijk is voor bepaalde bestanden exploitatiecijfers vast te stellen die stroken met de maximale duurzame opbrengst: |
|
i) wordt de voorzorgsbenadering van het visserijbeheer gevolgd; |
|
ii) worden vervangingsnormen vastgesteld op basis van de methoden zoals bedoeld in de punten 3.1 en 3.2 van Deel B van de bijlagen bij Besluit 2010/477/EU1, en wordt de visserijsterfte verder beperkt middels het voorzorgsbeginsel of, in gevallen waarin er aanwijzingen zijn dat de status van de bestanden bevredigend is, middels stabiele trends; |
|
iii) evalueren de Commissie en de lidstaten de belemmeringen voor onderzoek en voor de verwerving van kennis, en nemen zij maatregelen om ervoor te zorgen dat zo spoedig mogelijk aanvullende gegevens over bestanden en ecosystemen voorhanden zijn. |
|
3 quater. Elke lidstaat neemt voor de vaartuigen die zijn vlag voeren een besluit betreffende de methode voor de toewijzing van de voor die lidstaat bestemde vangstmogelijkheden, overeenkomstig het recht van de Unie. De lidstaat deelt de toewijzingsmethode aan de Commissie mee. |
4. De lidstaten mogen, na mededeling aan de Commissie, de aan hen toegewezen vangstmogelijkheden geheel of gedeeltelijk uitwisselen. |
4. De lidstaten mogen, na mededeling aan de Commissie, de aan hen toegewezen vangstmogelijkheden geheel of gedeeltelijk uitwisselen. |
|
4 bis. De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad een jaarverslag voor waarin wordt beoordeeld of de huidige vangstmogelijkheden doeltreffend zijn wat betreft herstel en instandhouding van populaties van gevangen soorten boven het niveau dat het in artikel 2, lid 2, bedoelde resultaat kan opleveren. |
|
____________________ |
|
1 PB L 232 van 2.9.2010, blz. 14. |
Amendement 121 Voorstel voor een verordening Deel III - artikel 17 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten kunnen worden gemachtigd om, in op grond van de artikelen 9, 10 en 11 vastgestelde meerjarenplannen en overeenkomstig die meerjarenplannen, maatregelen vast te stellen waarin wordt gespecificeerd welke instandhoudingsmaatregelen met betrekking tot in EU-wateren aanwezige bestanden waarvoor zij vangstmogelijkheden hebben gekregen, van toepassing zijn op de onder hun vlag varende vaartuigen. |
1. Lidstaten die een visserijtak delen, kunnen volgens de in dit artikel uiteengezette procedures worden gemachtigd om, in op grond van de artikelen 9, 10 en 11 vastgestelde meerjarenplannen en overeenkomstig die meerjarenplannen, maatregelen vast te stellen waarin wordt gespecificeerd welke instandhoudingsmaatregelen met betrekking tot in EU-wateren aanwezige bestanden waarvoor zij vangstmogelijkheden hebben gekregen, van toepassing zijn op de onder hun vlag varende vaartuigen. |
2. De lidstaten zien erop toe dat de overeenkomstig lid 1 vastgestelde instandhoudingsmaatregelen: |
2. De lidstaten zien erop toe dat de overeenkomstig lid 1 vastgestelde instandhoudingsmaatregelen: |
(a) verenigbaar zijn met de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen; |
(a) verenigbaar zijn met de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen en de in artikel 4 genoemde beginselen van goed bestuur; |
(b) verenigbaar zijn met het toepassingsgebied en de doelstellingen van het meerjarenplan; |
(b) verenigbaar zijn met het toepassingsgebied en de doelstellingen van het meerjarenplan; |
(c) effectief zijn met het oog op de in het meerjarenplan vastgestelde doelstellingen en kwantificeerbare streefdoelen; en tevens |
(c) effectief zijn met het oog op de in het meerjarenplan vastgestelde doelstellingen en kwantificeerbare streefdoelen, binnen de gespecificeerde tijdsspanne; en tevens |
(d) niet minder stringent zijn dan de in de EU-wetgeving vastgestelde technische maatregelen. |
(d) niet minder stringent zijn dan de in de EU-wetgeving vastgestelde technische maatregelen. |
|
2 bis. De lidstaten werken samen om te zorgen voor de goedkeuring van onderling verenigbare maatregelen die ervoor zorgen dat de in de meerjarenplannen bepaalde doelstellingen worden gehaald en coördineren deze maatregelen met elkaar. Hiertoe maken de lidstaten, als dit haalbaar en wenselijk is, gebruik van bestaande regionale structuren en mechanismen voor institutionele samenwerking, inclusief die in het kader van de regionale zeeverdragen voor het gebied of de visserijtak in kwestie. |
|
De inspanningen die gericht zijn op onderlinge coördinatie tussen de lidstaten die een visserijtak delen, komen in aanmerking voor financiering met middelen van het Europees maritiem en visserijfonds, overeenkomstig Verordening (EU) nr. xx/2013 [betreffende het Europees maritiem en visserijfonds]. |
|
2 ter. De lidstaten raadplegen de bevoegde adviesraden en de ICES en/of het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) door hun een ontwerp van de maatregelen toe te zenden, vergezeld van een toelichting. Deze ontwerpen worden tegelijk toegezonden aan de Commissie en de andere lidstaten die de visserijtak delen. De lidstaten stellen alles in het werk om in een vroege fase en op open en transparante wijze de andere belanghebbenden van de visserijtak in kwestie bij de raadpleging te betrekken, om tijdens de voorbereiding van de geplande maatregelen de standpunten en voorstellen van alle betrokken partijen te leren kennen. |
|
De lidstaten stellen samenvattingen van de voorgestelde ontwerpen van instandhoudingsmaatregelen ter beschikking van het publiek. |
|
2 quater. De lidstaten houden naar behoren rekening met de door de bevoegde adviesraden, de ICES en/of het WTECV verstrekte adviezen en als de uiteindelijk goedgekeurde maatregelen van deze adviezen afwijken, verstrekken zij gedetailleerde uitleg daarvoor. |
|
2 quinquies. Als de lidstaten de goedgekeurde maatregelen willen wijzigen, zijn de leden 2 t/m 2 quater ook van toepassing. |
|
2 sexies. De Commissie stelt richtsnoeren vast met de details van de procedure die moet worden gevolgd voor de toepassing van de leden 2 bis t/m 2 quater, om ervoor te zorgen dat de goedgekeurde maatregelen coherent zijn, op regionaal niveau worden gecoördineerd en met de vastgestelde meerjarenplannen stroken. In deze richtsnoeren kunnen ook administratieve kaders worden geïdentificeerd of vastgesteld, bijvoorbeeld regionale werkgroepen visserij, om de samenwerking tussen de lidstaten in de praktijk te organiseren, met name om de vaststelling van de maatregelen door iedere lidstaat te bevorderen en te faciliteren. |
|
2 septies. De lidstaten die een visserijtak delen, kunnen samenwerken op het vlak van het overeenkomen en gezamenlijk ten uitvoer leggen van maatregelen in het kader van vóór 2014 aangenomen beheerplannen voor de lange termijn, overeenkomstig de procedure zoals bedoeld in artikel 25. |
|
2 octies. Voor visserijactiviteiten die uitsluitend in de wateren onder de soevereiniteit en jurisdictie van één lidstaat plaatsvinden, richt de betrokken lidstaat één of meerdere comités voor gezamenlijk beheer op bestaande uit alle relevante betrokken partijen voor raadpleging over de te nemen maatregelen. Indien de lidstaat voornemens is op enigerlei wijze af te wijken van de adviezen van het bedoelde comité publiceert hij een beoordeling waarin in detail de redenen hiervoor worden aangegeven. |
Amendement 122 Voorstel voor een verordening Deel III - artikel 18 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten die op grond van artikel 17, lid 1, instandhoudingsmaatregelen vaststellen, melden deze maatregelen mee aan de Commissie, andere belanghebbende lidstaten en de betrokken adviesraden. |
De lidstaten die op grond van artikel 17, lid 1, instandhoudingsmaatregelen vaststellen, publiceren deze maatregelen en delen ze mee aan de Commissie, andere belanghebbende lidstaten en de betrokken adviesraden. |
Amendement 123 Voorstel voor een verordening Deel III - artikel 19 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De Commissie kan te allen tijde de verenigbaarheid en de effectiviteit van de instandhoudingsmaatregelen die de lidstaten op grond van artikel 17, lid 1, hebben genomen, beoordelen. |
1. De Commissie kan te allen tijde de verenigbaarheid en de effectiviteit van de instandhoudingsmaatregelen die de lidstaten op grond van artikel 17 hebben genomen, beoordelen; in elk geval beoordeelt zij deze kwesties op zijn minst eens in de drie jaar of zo vaak als in het meerjarenplan in kwestie is voorgeschreven en brengt zij daar verslag over uit. De beoordeling is gebaseerd op het beste wetenschappelijk advies dat beschikbaar is. |
|
Overeenkomstig Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire)1 verlenen de lidstaten de Commissie toegang en gebruikersrechten met betrekking tot het materiaal dat is voorbereid en de gegevens die zijn gebruikt in verband met de opstelling en uitvoering van de nationale instandhoudingsmaatregelen krachtens artikel 17, zodat zij haar taak met betrekking tot de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid kan uitvoeren. |
|
Wat de toegang tot milieu-informatie betreft, zijn Richtlijn 2003/4/EG2, Verordening (EG) nr. 1049/20013 en Verordening (EG) nr. 1367/20064 van toepassing. |
|
1 PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1. |
|
2 PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26. |
|
3 PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43. |
|
4 PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13. |
Amendement 124 Voorstel voor een verordening Deel III – artikel 19 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. De Commissie publiceert de overeenkomstig dit artikel opgestelde beoordelingen en maakt deze informatie openbaar toegankelijk door de plaatsing ervan op passende websites of door de terbeschikkingstelling van een rechtstreekse hyperlink. Wat betreft de toegang tot milieu-informatie zijn de Verordeningen (EG) nr. 1049/2001 en nr. 1367/2006 van toepassing. |
Amendement 125 Voorstel voor een verordening Deel III - artikel 20 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
1. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de instandhoudingsmaatregelen voor onder een meerjarenplan vallende visserijtakken te specificeren, indien een lidstaat die gemachtigd is om overeenkomstig artikel 17 maatregelen vast te stellen, deze maatregelen niet uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van het meerjarenplan aan de Commissie heeft meegedeeld. |
1. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de instandhoudingsmaatregelen voor onder een meerjarenplan vallende visserijtakken te specificeren, indien een lidstaat die gemachtigd is om overeenkomstig artikel 17 maatregelen vast te stellen, deze maatregelen niet binnen de termijn waarin in het meerjarenplan is voorzien of, bij gebrek hieraan, uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van het meerjarenplan aan de Commissie heeft meegedeeld. |
2. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om instandhoudingsmaatregelen voor onder een meerjarenplan vallende visserijtakken te specificeren, indien: |
2. Indien de Commissie van oordeel is dat: |
(a) op basis van een overeenkomstig artikel 19 verrichte beoordeling wordt geoordeeld dat de maatregelen van een lidstaat niet verenigbaar zijn met de doelstellingen van het meerjarenplan, of |
(a) op basis van een overeenkomstig artikel 19 verrichte beoordeling de maatregelen van een lidstaat niet verenigbaar zijn met de doelstellingen van het meerjarenplan, of |
(b) op basis van een overeenkomstig artikel 19 verrichte beoordeling wordt geoordeeld dat de maatregelen van een lidstaat niet effectief zijn met het oog op de in het meerjarenplan vastgestelde doelstellingen of kwantificeerbare streefdoelen, of |
(b) op basis van een overeenkomstig artikel 19 verrichte beoordeling de maatregelen van een lidstaat niet effectief zijn met het oog op de in het meerjarenplan vastgestelde doelstellingen of kwantificeerbare streefdoelen, of |
(c) in artikel 11, onder i), bedoelde vrijwaringsmaatregelen in werking treden. |
(c) in artikel 11, onder i), bedoelde vrijwaringsmaatregelen in werking treden; |
|
brengt zij de betrokken lidstaat daarvan op de hoogte, met uiteenzetting van redenen. |
|
2 bis. Wanneer de Commissie een advies levert in overeenstemming met lid 2, beschikken de lidstaten over drie maanden om hun maatregelen aan te passen om ze af te stemmen op de doelstellingen van het meerjarenplan en om te zorgen voor de verwezenlijking ervan. |
|
2 ter. Indien een lidstaat zijn maatregelen niet wijzigt in overeenstemming met lid 2 bis, wordt de Commissie gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de instandhoudingsmaatregelen voor onder een meerjarenplan vallende visserijtakken te specificeren. |
3. De door de Commissie vastgestelde instandhoudingsmaatregelen moeten ervoor zorgen dat de in het meerjarenplan opgenomen doelstellingen en streefdoelen worden verwezenlijkt. Zodra de Commissie de gedelegeerde handeling vaststelt, zijn de maatregelen van de betrokken lidstaat niet langer van kracht. |
3. De door de Commissie vastgestelde instandhoudingsmaatregelen moeten ervoor zorgen dat de in het meerjarenplan opgenomen doelstellingen en streefdoelen worden verwezenlijkt. Zodra de Commissie de gedelegeerde handeling vaststelt, zijn de maatregelen van de betrokken lidstaat niet langer van kracht. |
|
3 bis. Voordat ze gedelegeerde handelingen vaststelt zoals bedoeld in dit artikel, raadpleegt de Commissie de bevoegde adviesraden en de ICES en/of het WTECV over een ontwerp van de maatregelen, dat vergezeld gaat van een toelichting. |
Amendement 126 Voorstel voor een verordening Deel III - artikel 21 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
De lidstaten kunnen worden gemachtigd om, in een op grond van artikel 14 vastgesteld raamwerk van technische maatregelen en overeenkomstig dat raamwerk, maatregelen vast te stellen waarin wordt gespecificeerd welke technische maatregelen met betrekking tot in hun wateren aanwezige bestanden waarvoor zij vangstmogelijkheden hebben gekregen, van toepassing zijn op de onder hun vlag varende vaartuigen. De lidstaten zien erop toe dat deze technische maatregelen: |
1. De lidstaten worden gemachtigd om, in een op grond van artikel 14 vastgesteld raamwerk van technische maatregelen en overeenkomstig dat raamwerk, maatregelen vast te stellen waarin wordt gespecificeerd welke technische maatregelen met betrekking tot in EU-wateren aanwezige bestanden waarvoor zij vangstmogelijkheden hebben gekregen, van toepassing zijn op de onder hun vlag varende vaartuigen. De lidstaten zien erop toe dat deze technische maatregelen: |
(a) verenigbaar zijn met de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen; |
(a) verenigbaar zijn met de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen; |
(b) verenigbaar zijn met de doelstellingen van overeenkomstig artikel 14 vastgestelde maatregelen; |
(b) verenigbaar zijn met de doelstellingen van overeenkomstig artikel 14 vastgestelde maatregelen; |
(c) effectief zijn met het oog op de doelstellingen die zijn vastgesteld in overeenkomstig artikel 14 vastgestelde maatregelen; en tevens |
(c) effectief zijn met het oog op de doelstellingen die zijn vastgesteld in overeenkomstig artikel 14 vastgestelde maatregelen; en tevens |
(d) niet minder stringent zijn dan de in de EU-wetgeving vastgestelde technische maatregelen. |
(d) niet in strijd zijn met en niet minder stringent zijn dan de in de EU-wetgeving vastgestelde technische maatregelen. |
|
1 bis. De lidstaten werken samen om te zorgen voor de goedkeuring van onderling verenigbare maatregelen voor het behalen van de in het raamwerk van technische maatregelen bepaalde doelstellingen, en coördineren deze maatregelen met elkaar. Hiertoe maken de lidstaten, als dit haalbaar en wenselijk is, gebruik van bestaande regionale structuren en mechanismen voor institutionele samenwerking, inclusief die in het kader van de regionale zeeverdragen voor het gebied of de visserijtak in kwestie. |
|
1 ter. De lidstaten raadplegen de bevoegde adviesraden en de ICES en/of het WTECV over een ontwerp van de maatregelen, dat vergezeld gaat van een toelichting. Deze ontwerpen worden tegelijk toegezonden aan de Commissie en de andere lidstaten die de visserijtak delen. De lidstaten stellen alles in het werk om in een vroege fase en op open en transparante wijze de andere belanghebbenden van de visserijtak in kwestie bij de raadpleging te betrekken, om tijdens de voorbereiding van de geplande maatregelen de standpunten en voorstellen van alle betrokken partijen te leren kennen. |
|
1 quater. De lidstaten houden naar behoren rekening met de door de bevoegde adviesraden en de ICES en/of het WTECV verstrekte adviezen en als de uiteindelijk goedgekeurde maatregelen van deze adviezen afwijken, verstrekken zij gedetailleerde uitleg over de redenen hiervoor. |
|
1 quinquies. Als de lidstaten de goedgekeurde maatregelen willen wijzigen, zijn de leden 1 bis t/m 1 quater ook van toepassing. |
|
1 sexies. De Commissie stelt richtsnoeren vast met de details van de procedure die moet worden gevolgd voor de toepassing van de leden 1 bis t/m 1 quater, om ervoor te zorgen dat de goedgekeurde maatregelen coherent zijn, op regionaal niveau worden gecoördineerd en met het vastgestelde raamwerk van technische maatregelen stroken. In deze richtsnoeren kunnen ook administratieve kaders worden geïdentificeerd of vastgesteld, bijvoorbeeld regionale werkgroepen visserij, om de samenwerking tussen de lidstaten in de praktijk te organiseren, met name om de vaststelling van de maatregelen door iedere lidstaat te bevorderen en te faciliteren. |
Amendement 127 Voorstel voor een verordening Deel III - artikel 22 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten die op grond van artikel 21 technische maatregelen vaststellen, delen deze maatregelen mee aan de Commissie, andere belanghebbende lidstaten en de betrokken adviesraden. |
De lidstaten die op grond van artikel 21 technische maatregelen vaststellen, publiceren deze maatregelen en delen ze mee aan de Commissie, andere belanghebbende lidstaten en de betrokken adviesraden. |
Amendement 128 Voorstel voor een verordening Deel III - artikel 23 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De Commissie kan te allen tijde de verenigbaarheid en de effectiviteit van de technische maatregelen die de lidstaten op grond van artikel 21 hebben vastgesteld, beoordelen. |
1. De Commissie kan te allen tijde de verenigbaarheid en de effectiviteit van de technische maatregelen die de lidstaten op grond van artikel 21 hebben vastgesteld, beoordelen; in elk geval beoordeelt zij deze maatregelen op zijn minst eens in de drie jaar of zo vaak als in het raamwerk van technische maatregelen in kwestie is voorgeschreven en brengt zij daar verslag over uit. |
|
1 bis. Overeenkomstig Richtlijn 2007/2/EG verlenen de lidstaten de Commissie toegang en gebruikersrechten met betrekking tot het materiaal dat is voorbereid en de gegevens die zijn gebruikt in verband met de opstelling en uitvoering van de technische maatregelen krachtens artikel 21, zodat zij haar taak met betrekking tot de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid kan uitvoeren. |
|
Wat de toegang tot milieu-informatie betreft, zijn Richtlijn 2003/4/EG, Verordening (EG) nr. 1049/2001 en Verordening (EG) nr. 1367/2006 van toepassing. |
Amendement 129 Voorstel voor een verordening Deel III – artikel 23 – lid 1 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 ter. De Commissie publiceert de overeenkomstig dit artikel opgestelde beoordelingen en maakt deze informatie openbaar toegankelijk door de plaatsing ervan op passende websites of door de terbeschikkingstelling van een rechtstreekse hyperlink. Wat betreft de toegang tot milieu-informatie zijn de Verordeningen (EG) nr. 1049/2001 en nr. 1367/2006 van toepassing. |
Amendement 130 Voorstel voor een verordening Deel III - artikel 24 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de technische maatregelen die onder een raamwerk van technische maatregelen vallen, te specificeren, indien de lidstaat die gemachtigd is om overeenkomstig artikel 21 maatregelen vast te stellen, deze maatregelen niet uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van het raamwerk van technische maatregelen aan de Commissie heeft meegedeeld. |
1. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de technische maatregelen die onder een raamwerk van technische maatregelen vallen, te specificeren, indien de lidstaat die gemachtigd is om overeenkomstig artikel 21 maatregelen vast te stellen, deze maatregelen niet binnen de in het kader voor technische maatregelen vastgestelde periode, of, als dit niet mogelijk is, uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van het raamwerk van technische maatregelen aan de Commissie heeft meegedeeld. |
2. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om technische maatregelen te specificeren, indien op basis van een overeenkomstig artikel 23 verrichte beoordeling wordt geoordeeld dat de maatregelen van de lidstaat: |
2. Indien de Commissie van oordeel is dat de maatregelen van de lidstaat: |
(a) niet verenigbaar zijn met de in het raamwerk van technische maatregelen vastgestelde doelstellingen, of |
(a) niet verenigbaar zijn met de in het raamwerk van technische maatregelen vastgestelde doelstellingen, of |
(b) niet effectief zijn met het oog op de in het raamwerk van technische maatregelen vastgestelde doelstellingen. |
(b) niet effectief zijn met het oog op de in het raamwerk van technische maatregelen vastgestelde doelstellingen: |
|
brengt zij de betrokken lidstaat daarvan op de hoogte, met uiteenzetting van redenen. |
|
2 bis. Wanneer de Commissie een advies levert in overeenstemming met lid 2, beschikken de lidstaten over drie maanden om hun maatregelen aan te passen om ze af te stemmen op de doelstellingen van het raamwerk voor technische maatregelen en om te zorgen voor de verwezenlijking ervan. |
|
2 ter. Indien een lidstaat haar maatregelen niet wijzigt in overeenstemming met lid 2 bis, wordt de Commissie gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de onder het raamwerk voor technische maatregelen vallende technische maatregelen te specificeren. |
3. De door de Commissie vastgestelde technische maatregelen moeten ervoor zorgen dat de in het raamwerk van technische maatregelen opgenomen doelstellingen worden verwezenlijkt. Zodra de Commissie de gedelegeerde handeling vaststelt, zijn de maatregelen van de betrokken lidstaat niet langer van kracht. |
3. De door de Commissie vastgestelde technische maatregelen moeten ervoor zorgen dat de in het raamwerk van technische maatregelen opgenomen doelstellingen worden verwezenlijkt. Zodra de Commissie de gedelegeerde handeling vaststelt, zijn de maatregelen van de betrokken lidstaat niet langer van kracht. |
|
3 bis. Voordat ze gedelegeerde handelingen vaststelt zoals bedoeld in dit artikel, raadpleegt de Commissie de bevoegde adviesraden en de ICES en/of het WTECV over een ontwerp van de maatregelen, dat vergezeld gaat van een toelichting. |
Amendement 131 Voorstel voor een verordening Deel III – artikel 25 – alinea 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) uitsluitend van toepassing zijn op vissersvaartuigen die de vlag van de betrokken lidstaat voeren, of, in het geval van visserijactiviteiten die niet door een vissersvaartuig worden verricht, op personen die op het grondgebied van de betrokken lidstaat zijn gevestigd; |
(a) van toepassing zijn op alle vaartuigen die actief zijn met betrekking tot in hun wateren aanwezige bestanden waarvoor zij vangstmogelijkheden hebben gekregen; |
Motivering | |
In kustwateren dienen de voorschriften van de lidstaat van toepassing te zijn op alle vaartuigen die daar vissen, ongeacht hun nationaliteit. Een andere aanpak zou oneerlijk zijn. | |
Amendement 132 Voorstel voor een verordening Deel III – artikel 25 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. Met het oog op controle brengen de lidstaten de andere betrokken lidstaten op de hoogte van in overeenstemming met lid 1 aangenomen bepalingen. |
Amendement 133 Voorstel voor een verordening Deel III – artikel 25 – lid 1 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 ter. De lidstaten maken de informatie over de maatregelen die overeenkomstig dit artikel zijn vastgesteld, openbaar. |
Amendement 134 Voorstel voor een verordening Deel III – artikel 26 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Een lidstaat kan met betrekking tot de zone van 12 zeemijl gerekend vanaf zijn basislijnen niet-discriminerende maatregelen nemen om visbestanden in stand te houden en te beheren en om het effect van visserij op de instandhouding van mariene ecosystemen tot een minimum te beperken, op voorwaarde dat de Unie geen specifiek voor die zone bestemde instandhoudings- en beheersmaatregelen heeft vastgesteld. De maatregelen van de lidstaat zijn verenigbaar met de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen en mogen niet minder stringent zijn dan de in de EU-wetgeving vastgestelde maatregelen. |
1. Een lidstaat kan met betrekking tot de zone van 12 zeemijl gerekend vanaf zijn basislijnen niet-discriminerende maatregelen nemen om visbestanden in stand te houden en te beheren, om doelstellingen voor andere levende aquatische hulpbronnen te behalen en om de staat van instandhouding van mariene ecosystemen te handhaven of te verbeteren, op voorwaarde dat de Unie geen specifiek voor die zone bestemde of specifiek voor het door de lidstaat in kwestie geïdentificeerde probleem bedoelde instandhoudings- en beheersmaatregelen heeft vastgesteld. De maatregelen van de lidstaat zijn verenigbaar met de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen en mogen niet minder stringent zijn dan de in de EU-wetgeving vastgestelde maatregelen. |
Amendement 135 Voorstel voor een verordening Deel III – artikel 26 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Indien door een lidstaat vast te stellen instandhoudings- en beheersmaatregelen mogelijk gevolgen hebben voor vissersvaartuigen van andere lidstaten, worden dergelijke maatregelen pas vastgesteld nadat met de Commissie, de betrokken lidstaten en de betrokken adviesraden overleg is gepleegd over een ontwerp van de maatregelen, vergezeld van een toelichting. |
2. Indien door een lidstaat vast te stellen instandhoudings- en beheersmaatregelen mogelijk gevolgen hebben voor vissersvaartuigen van andere lidstaten, worden dergelijke maatregelen pas vastgesteld nadat de Commissie, de betrokken lidstaten en de betrokken adviesraden in kennis zijn gesteld van een ontwerp van de maatregelen, vergezeld van een toelichting waaruit ook blijkt dat deze maatregelen niet discriminerend zijn. |
Motivering | |
Met het oog op instandhouding van de visstand en bevordering van gelijke behandeling van alle vaartuigen dient de rol van de lidstaten in dit opzicht te worden vergroot. | |
Amendement 136 Voorstel voor een verordening Deel III – artikel 26 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. De lidstaten maken de informatie over de maatregelen die overeenkomstig dit artikel zijn vastgesteld, openbaar. |
Amendement 137 Voorstel voor een verordening Deel IV | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Deel IV schrappen |
Motivering | |
De opheffing van overdraagbare visserijconcessies maakt inlassing van een nieuw lid in artikel 16 noodzakelijk, waardoor elke lidstaat overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zelf kan bepalen hoe de hem toegewezen vangstmogelijkheden worden verdeeld. Aldus kunnen de lidstaten die dat wensen een systeem van overdraagbare visserijconcessies invoeren. | |
Amendement 138 Voorstel voor een verordening Deel V – artikel 34 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten voeren maatregelen in om de vangstcapaciteit van hun vloten aan te passen teneinde een doeltreffend evenwicht tussen die vangstcapaciteit en hun vangstmogelijkheden te bewerkstelligen. |
1. Als dit nodig is voeren de lidstaten maatregelen in om de vangstcapaciteit van hun vloten aan te passen teneinde een stabiel en duurzaam evenwicht tussen hun vangstcapaciteit en hun vangstmogelijkheden te bewerkstelligen, overeenkomstig de algemene doelstellingen in artikel 2. |
|
1 bis. Om de doelstelling in lid 1 te halen voeren de lidstaten tegen ...* jaarlijkse capaciteitsbeoordelingen uit, waarvan zij de resultaten jaarlijks uiterlijk 30 mei toezenden aan de Commissie. De capaciteitsbeoordelingen omvatten een analyse van de totale vlootcapaciteit per visserijtak en vlootsegment op het moment van de beoordeling en de effecten ervan op de bestanden en het ruimere mariene ecosysteem. Zij omvatten ook een analyse van de langetermijnrendabiliteit van de vloot. Om ervoor zorgen dat in alle lidstaten een gemeenschappelijke aanpak van deze beoordelingen wordt gevolgd, worden de beoordelingen uitgevoerd overeenkomstig de richtsnoeren van de Commissie voor een verbeterde analyse van het evenwicht tussen vlootcapaciteit en vangstmogelijkheden en wordt bij de beoordelingen rekening gehouden met de rendabiliteit van de vloot. De beoordelingen worden openbaar gemaakt. |
|
1 ter. Als de beoordeling wijst op een verschil tussen hun visserijcapaciteit en hun vangstmogelijkheden, stellen de lidstaten binnen een jaar een gedetailleerd programma vast, met inbegrip van een bindend tijdschema, voor elke nodige aanpassing van de vangstcapaciteit van hun vloten, wat aantal vaartuigen en vaartuigkenmerken betreft, teneinde een stabiel en duurzaam evenwicht tussen hun vangstcapaciteit en hun vangstmogelijkheden te bewerkstelligen. Zij zenden dit programma toe aan de Commissie, het Europees Parlement en de andere lidstaten. |
|
1 quater. Als deze beoordeling niet wordt toegezonden, als een lidstaat verplicht wordt een programma vast te stellen om de capaciteit te verminderen en dit niet doet of als de lidstaat een dergelijk programma niet uitvoert, leidt dit tot de opschorting van de financiële steun van de Unie in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid aan de lidstaat in kwestie. |
|
In laatste instantie en alleen als een van deze stappen twee jaar of meer vertraging oploopt, kan de Commissie de vangstmogelijkheden van de vlootsegmenten in kwestie opschorten. |
2. Onttrekkingen aan de vloot met overheidssteun in het kader van het Europees Visserijfonds voor de programmeringsperiode 2007 – 2013 worden niet toegestaan, tenzij deze worden voorafgegaan door het intrekken van de visvergunning en de vismachtigingen. |
2. Onttrekkingen aan de vloot met overheidssteun in het kader van het Europees Visserijfonds voor de programmeringsperiode 2007 – 2013 worden niet toegestaan, tenzij deze worden voorafgegaan door het intrekken van de visvergunning en de vismachtigingen. |
3. De vangstcapaciteit van de vissersvaartuigen die met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken, wordt niet vervangen. |
3. De vangstcapaciteit van de vissersvaartuigen die met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken, wordt niet vervangen. |
4. De lidstaten zien erop toe dat de vangstcapaciteit van hun vloot met ingang van 1 januari 2013 nooit groter is dan de vangstcapaciteitsmaxima die overeenkomstig artikel 35 zijn vastgesteld. |
4. De lidstaten zien erop toe dat de vangstcapaciteit van hun vloot met ingang van 1 januari 2013 nooit groter is dan de vangstcapaciteitsmaxima die overeenkomstig artikel 35 zijn vastgesteld. |
Amendement 139 Voorstel voor een verordening Deel V – artikel 34 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 34 bis |
|
Regeling voor toevoegingen/onttrekkingen |
|
Toevoegingen en onttrekkingen aan hun vloot worden door de lidstaten zo beheerd dat de toevoeging aan de vloot van nieuwe capaciteit zonder overheidssteun wordt gecompenseerd door de voorafgaande onttrekking zonder overheidssteun van ten minste dezelfde hoeveelheid capaciteit. |
Amendement 140 Voorstel voor een verordening Deel V – artikel 35 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Voor de vloot van elke lidstaat geldt een in bijlage II vastgesteld vangstcapaciteitsmaximum. |
1. Voor de vloot van elke lidstaat geldt strikt een in bijlage II vastgesteld vangstcapaciteitsmaximum. |
2. De lidstaten mogen de Commissie vragen om vissersvaartuigen die onder een overeenkomstig artikel 27 vastgesteld systeem van overdraagbare visserijconcessies vallen, uit te sluiten van de in lid 1 bedoelde vangstcapaciteitsmaxima. In dat geval worden de betrokken vangstcapaciteitsmaxima herberekend teneinde rekening te houden met de vissersvaartuigen die niet onder een systeem van overdraagbare visserijconcessies vallen. |
2. Uiterlijk 30 december ...* dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in tot wijziging van bijlage II bij deze verordening en Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad, om capaciteit te definiëren aan de hand van elke meetbare parameter van het vaartuig die zijn vangstcapaciteit kan beïnvloeden. |
|
Bij deze nieuwe definitie wordt rekening gehouden met sociale en economische criteria, alsmede met de door de lidstaten verrichte controle-inspanningen. In het voorstel wordt de vlootcapaciteit van elke lidstaat uitgesplitst per vlootsegment, inclusief een specifiek onderdeel voor vaartuigen die opereren in de ultraperifere gebieden en voor vaartuigen die uitsluitend opereren buiten de wateren van de Unie. |
3. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de herberekening van de in de leden 1 en 2 bedoelde vangstcapaciteitsmaxima. |
|
|
______________ |
|
* PB: Gelieve één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening in te voegen. |
Amendement 141 Voorstel voor een verordening Deel V – artikel 36 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten registreren met betrekking tot de EU-vissersvaartuigen die hun vlag voeren, de gegevens inzake kenmerken en activiteit die nodig zijn voor het beheer van de overeenkomstig deze verordening vastgestelde maatregelen. |
1. De lidstaten registreren met betrekking tot de EU-vissersvaartuigen die hun vlag voeren, de gegevens inzake het eigenaarschap, de kenmerken van de vaartuigen en het vistuig en de activiteit die nodig zijn voor het beheer van de overeenkomstig deze verordening vastgestelde maatregelen en publiceren deze informatie, waarbij zij de persoonsgegevens voldoende beschermen. |
2. De lidstaten stellen de in lid 1 bedoelde gegevens ter beschikking van de Commissie. |
2. De lidstaten dienen de in lid 1 bedoelde gegevens in bij de Commissie. |
3. De Commissie zet een register over de vissersvloot van de Unie op dat de informatie bevat die zij op grond van lid 2 ontvangt. |
3. De Commissie zet een register over de vissersvloot van de Unie op dat de informatie bevat die zij op grond van lid 2 ontvangt. |
4. De in het register over de vissersvloot van de Unie opgenomen gegevens worden ter beschikking van alle lidstaten gesteld. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de omschrijving van de in lid 1 bedoelde gegevens. |
4. De in het register over de vissersvloot van de Unie opgenomen gegevens worden ter beschikking van alle lidstaten en van het Europees Parlement gesteld. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de omschrijving van de in lid 1 bedoelde gegevens. |
5. De Commissie stelt technische werkingsvoorschriften vast voor de transmissie van de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde gegevens. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 56 bedoelde onderzoeksprocedure. |
5. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van technische werkingsvoorschriften voor de transmissie van de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde gegevens. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. |
Amendement 142 Voorstel voor een verordening Deel VI - artikel 37 – lid 1 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten verzamelen de biologische, technische, milieugerelateerde en sociaaleconomische gegevens die nodig zijn voor een ecosysteemgericht visserijbeheer, beheren deze gegevens en stellen deze ter beschikking van de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens, inclusief door de Commissie aangewezen organen. Deze gegevens dienen met name voor de beoordeling van: |
1. De bescherming, het beheer en de exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen moeten gebaseerd zijn op de beste informatie die beschikbaar is Hiertoe verzamelen de lidstaten de biologische, technische, milieugerelateerde en sociaaleconomische gegevens die nodig zijn voor een ecosysteemgericht visserijbeheer, beheren deze gegevens en stellen deze ter beschikking van de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens, inclusief door de Commissie aangewezen organen. De Unie voorziet in voldoende financiële middelen, via het Europees maritiem en visserijfonds, om deze gegevens te verzamelen. De gegevens dienen met name voor de beoordeling van: |
Amendement 143 Voorstel voor een verordening Deel VI - artikel 37 – lid 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) de toestand van de geëxploiteerde mariene biologische hulpbronnen, |
(a) de actuele toestand van de geëxploiteerde mariene biologische hulpbronnen, |
Amendement 144 Voorstel voor een verordening Deel VI - artikel 37 – lid 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) de sociaaleconomische prestatie van de visserij-, de aquacultuur- en de verwerkingssector in de EU-wateren en daarbuiten. |
(c) de actuele sociaal-economische prestatie van de visserij-, de aquacultuur- en de verwerkingssector in de EU-wateren en daarbuiten. |
Amendement 145 Voorstel voor een verordening Deel VI - artikel 37 – lid 2 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(d) zorgen ervoor dat de verzamelde gegevens accuraat en betrouwbaar zijn; |
(a) zorgen ervoor dat de gegevens tijdig worden verzameld en accuraat, betrouwbaar en volledig zijn en in alle lidstaten op geharmoniseerde wijze worden verzameld; |
Motivering | |
Voor een goede besluitvorming is het uiterst belangrijk dat tijdig over de gegevens kan worden beschikt. | |
Amendement 146 Voorstel voor een verordening Deel VI - artikel 37 – lid 2 – letter a bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(a bis) zorgen ervoor dat bij de verzameling van wetenschappelijke gegevens en het kiezen van een methodologie rekening wordt gehouden met factoren als verzuring en de temperatuur van het zeewater, met andere woorden dat de gegevens het hele jaar door en in verschillende regio's worden verzameld; |
Amendement 147 Voorstel voor een verordening Deel VI - artikel 37 – lid 2 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(e) voorkomen dat de gegevens die voor verschillende doeleinden worden verzameld, elkaar overlappen; |
(b) stellen coördinatiemechanismen in om te voorkomen dat de gegevens die voor verschillende doeleinden worden verzameld, elkaar overlappen; |
Amendement 148 Voorstel voor een verordening Deel VI - artikel 37 – lid 2 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(f) zien erop toe dat de verzamelde gegevens veilig worden opgeslagen en dat de bescherming en de vertrouwelijkheid van deze gegevens, in voorkomend geval, adequaat worden gewaarborgd; |
(c) zien erop toe dat de verzamelde gegevens veilig worden opgeslagen en dat zij voor het publiek toegankelijk zijn, behalve in uitzonderlijke gevallen waarin adequate bescherming en vertrouwelijkheid nodig is en de redenen van dergelijke beperkte toegang worden meegedeeld; |
Amendement 149 Voorstel voor een verordening Deel VI - artikel 37 – lid 2 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(g) zorgen ervoor dat nationale databanken en systemen die gebruikt worden voor de verwerking van de verzamelde gegevens, toegankelijk zijn voor de Commissie of de door haar aangewezen organen, zodat door de Commissie of door de door haar aangewezen organen kan worden geverifieerd of de gegevens bestaan, en zo ja, of de kwaliteit ervan toereikend is. |
(d) zorgen ervoor dat alle nationale databanken en systemen die gebruikt worden voor de verwerking van de verzamelde gegevens, toegankelijk zijn voor de Commissie of de door haar aangewezen organen, zodat door de Commissie of door de door haar aangewezen organen kan worden geverifieerd of de gegevens bestaan, en zo ja, of de kwaliteit ervan toereikend is. |
Amendement 150 Voorstel voor een verordening Deel VI - artikel 37 – lid 2 – letter d bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(d bis) stellen de belanghebbenden de gegevens ter beschikking die hun aangaan en de respectieve methoden volgens welke deze zijn verkregen, rekening houdend met de aanvullende gegevens die door de belanghebbenden kunnen worden verstrekt. |
Amendement 151 Voorstel voor een verordening Deel VI - artikel 37 – lid 2 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. De lidstaten dienen jaarlijks bij de Commissie een beknopt verslag in met een lijst van de visserijtakken waarvoor gegevens moeten worden verzameld, waarbij zij voor elk geval en elke categorie opgeven of de verplichting is nagekomen. Het beknopte verslag is openbaar. |
Motivering | |
Ondanks de verplichting van de lidstaten om wetenschappelijke gegevens over hun visserijactiviteiten te verstrekken, doen vele lidstaten dit niet. De lidstaten die de verplichting niet nakomen, moeten opgeven welke visserijtakken zij niet hebben geanalyseerd. | |
Amendement 152 Voorstel voor een verordening Deel VI - artikel 37 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De lidstaten zorgen voor de nationale coördinatie van de verzameling en het beheer van de voor het visserijbeheer bestemde wetenschappelijke gegevens. Hiertoe wijzen zij een nationale correspondent aan en organiseren zij jaarlijks een nationale coördinatievergadering. De Commissie wordt op de hoogte gebracht van de nationale coördinatieactiviteiten en wordt uitgenodigd voor de coördinatievergaderingen. |
3. De lidstaten zorgen voor de nationale coördinatie van de verzameling en het beheer van de voor het visserijbeheer bestemde wetenschappelijke, waaronder sociaal-economische, gegevens. Hiertoe wijzen zij een nationale correspondent aan en organiseren zij jaarlijks een nationale coördinatievergadering. De Commissie en het Europees Parlement worden op de hoogte gebracht van de nationale coördinatieactiviteiten en worden uitgenodigd voor de coördinatievergaderingen. |
Amendement 153 Voorstel voor een verordening Deel VI - artikel 37 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De lidstaten coördineren hun nationale activiteiten op het gebied van gegevensverzameling met andere lidstaten in dezelfde regio en stellen alles in het werk om hun activiteiten te coördineren met derde landen die soevereiniteit of jurisdictie uitoefenen over wateren in dezelfde regio. |
4. De lidstaten coördineren in nauwe samenwerking met de Commissie hun nationale activiteiten op het gebied van gegevensverzameling met andere lidstaten in dezelfde regio en stellen alles in het werk om hun activiteiten te coördineren met derde landen die soevereiniteit of jurisdictie uitoefenen over wateren in dezelfde regio. |
Amendement 154 Voorstel voor een verordening Deel VI - artikel 37 – lid 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
6. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om, met betrekking tot het in lid 5 bedoelde meerjarenprogramma, de streefdoelen op het gebied van de nauwkeurigheid van de te verzamelen gegevens te specificeren en om de aggregatieniveaus voor de verzameling, het beheer en het gebruik van deze gegevens te definiëren. |
6. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om, met betrekking tot het in lid 5 bedoelde meerjarenprogramma, de streefdoelen op het gebied van de nauwkeurigheid van de te verzamelen gegevens te specificeren en om de aggregatieniveaus voor de verzameling, het beheer en het gebruik van deze gegevens te definiëren, alsmede om de coördinatie tussen de lidstaten bij de verzameling van gegevens en de presentatie hiervan te waarborgen. |
Amendement 155 Voorstel voor een verordening Deel VI - artikel 37 – lid 7 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
7 bis. Indien een lidstaat de verplichtingen met betrekking tot de verzameling van gegevens niet nakomt, heeft dit intrekking van de overheidssteun en bijkomende sancties van de Commissie tot gevolg. |
Amendement 156 Voorstel voor een verordening Deel VI - artikel 37 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 37 bis |
|
Raadpleging van wetenschappelijke instanties |
|
De Commissie raadpleegt passende wetenschappelijke instanties over kwesties in verband met de bescherming en het beheer van de visserijhulpbronnen, inclusief de biologische, economische, ecologische, sociale en technische aspecten hiervan, zorgend voor een behoorlijk beheer van de publieke middelen, om dubbel werk door verschillende wetenschappelijke instanties te voorkomen. |
Amendement 157 Voorstel voor een verordening Deel VI - artikel 38 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten stellen nationale programma's voor gegevensverzameling, onderzoek en innovatie met betrekking tot de visserij vast. Zij coördineren hun activiteiten inzake gegevensverzameling, onderzoek en innovatie met betrekking tot de visserij met andere lidstaten en met de EU-kaders voor onderzoek en innovatie. |
1. De lidstaten stellen nationale programma's voor gegevensverzameling, onderzoek en innovatie met betrekking tot de visserij en aquacultuur vast. Zij coördineren hun activiteiten inzake gegevensverzameling, onderzoek en innovatie met betrekking tot de visserij met andere lidstaten, in nauwe samenwerking met de Commissie, in het kader van de EU-kaders voor onderzoek en innovatie, en betrekken indien nodig de bevoegde regionale adviesraden bij de zaak. |
Amendement 158 Voorstel voor een verordening Deel VI - artikel 38 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de nodige knowhow en de nodige personele middelen beschikbaar zijn voor het wetenschappelijke adviesproces. |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de nodige knowhow en de nodige personele middelen beschikbaar zijn voor het wetenschappelijke adviesproces en dat de relevante wetenschappelijke belanghebbenden bij het proces worden betrokken. |
Amendement 159 Voorstel voor een verordening Deel VI - artikel 38 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. De lidstaten dienen bij de Commissie jaarlijkse verslagen in over de voortgang van de tenuitvoerlegging van de nationale programma's voor de verzameling van wetenschappelijke gegevens, onderzoek en innovatie met betrekking tot de visserij. |
Amendement 160 Voorstel voor een verordening Deel VI - artikel 38 – lid 2 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 ter. De in het kader van het onderzoeksprogramma gedane bevindingen worden beschikbaar gesteld voor de hele Europese wetenschappelijke gemeenschap. |
Amendement 161 Voorstel voor een verordening Deel VII – artikel 39 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
1. De EU neemt overeenkomstig haar internationale verplichtingen en beleidsdoelstellingen en overeenkomstig de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen deel aan de werkzaamheden van internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij, inclusief regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's). |
1. Om te zorgen voor een duurzame exploitatie en een duurzaam beheer van de mariene biologische hulpbronnen bevordert de Unie de effectieve tenuitvoerlegging van internationale visserijinstrumenten en -regelingen, ondersteunt zij en neemt zij deel aan de werkzaamheden van internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij, inclusief regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's). Daarbij handelt de Unie overeenkomstig haar internationale toezeggingen, verplichtingen en beleidsdoelstellingen en conform de doelstellingen die zijn vastgesteld in de artikelen 2, 3 en 4 van deze verordening en in andere beleidsinstrumenten. |
2. De EU baseert de standpunten die zij inneemt in internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij en in ROVB's, op het beste beschikbare wetenschappelijk advies, teneinde ervoor te zorgen dat de visbestanden boven een niveau worden gehouden of gebracht dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
2. De Unie onderneemt met name het volgende: |
|
(a) zij ondersteunt, bevordert en draagt bij tot de ontwikkeling van de best mogelijke wetenschappelijke kennis; |
|
(b) zij bevordert maatregelen om ervoor te zorgen dat de visbestanden in stand worden gehouden overeenkomstig de doelstellingen van artikel 2, in het bijzonder lid 2 en lid 4, onder b), hiervan. |
|
(c) zij bevordert de oprichting van ROVB-handhavingscomités en de versterking van deze comités, periodieke onafhankelijke prestatiebeoordelingen en passende herstelmaatregelen, inclusief afschrikkende en doeltreffende sancties die op transparante en niet-discriminerende wijze moeten worden toegepast; |
|
(d) zij verbetert de beleidsmatige samenhang van de initiatieven van de Unie, met bijzondere aandacht voor activiteiten op het gebied van milieu, ontwikkeling en handel; |
|
(e) zij bevordert en ondersteunt op alle internationale fora de nodige actie om een einde te maken aan illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij), en zorgt er hiertoe voor dat er geen IOO-visserijproducten op de EU-markt komen; bijgevolg draagt zij bij tot duurzame visserijactiviteiten die economisch rendabel zijn en de werkgelegenheid in de Unie bevorderen; |
|
(f) zij moedigt gezamenlijke internationale inspanningen ter bestrijding van piraterij op zee aan en neemt actief deel aan deze inspanningen, om mensenlevens te beschermen en de verstoring van de visserijactiviteiten op zee te voorkomen; |
|
(g) zij bevordert de effectieve tenuitvoerlegging van internationale visserijinstrumenten en -regelingen; |
|
(h) zij zorgt ervoor dat visserijactiviteiten buiten de wateren van de Unie gebaseerd zijn op dezelfde beginselen en normen als in de wateren van de Unie, terwijl zij bevordert dat de ROVB's dezelfde beginselen en normen als in de Europese wateren toepassen. |
|
2 bis. De Unie steunt actief de ontwikkeling van billijke en transparante toewijzingsmechanismen van vangstmogelijkheden. |
3. De Unie draagt in de ROVB's en in de internationale organisaties actief bij tot de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en steunt de ontwikkeling van deze kennis. |
|
Amendement 162 Voorstel voor een verordening Deel VII – artikel 39 – lid 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. De Unie bevordert samenwerkingsverbanden tussen de ROVB's om het kader voor multilaterale actie aan te passen, te harmoniseren en te verbreden, zij steunt de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en wetenschappelijk advies binnen ROVB's en internationale organisaties en volgt alle hieruit voortvloeiende aanbevelingen. |
Amendement 163 Voorstel voor een verordening Deel VII – artikel 40 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
De EU werkt samen met derde landen en internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij, inclusief ROVB's, teneinde de naleving van door dergelijke internationale organisaties vastgestelde maatregelen te versterken. |
De EU werkt, met de assistentie van het Europees Bureau voor visserijcontrole, samen met derde landen en internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij, inclusief ROVB's, teneinde de naleving van door dergelijke internationale organisaties vastgestelde maatregelen, met name maatregelen ter bestrijding van de IOO-visserij, te versterken, om ervoor te zorgen dat de maatregelen die door die internationale organisaties worden genomen, strikt worden nageleefd. |
|
De lidstaten zorgen ervoor dat hun marktdeelnemers de in de vorige alinea bedoelde maatregelen naleven. |
Amendement 164 Voorstel voor een verordening Deel VII – artikel 41 - lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. In met derde landen gesloten duurzamevisserijovereenkomsten wordt een juridisch, economisch en ecologisch bestuurskader vastgesteld voor visserijactiviteiten die EU-vissersvaartuigen verrichten in wateren van derde landen. |
1. In met derde landen gesloten duurzamevisserijovereenkomsten wordt een juridisch, economisch en ecologisch bestuurskader vastgesteld voor visserijactiviteiten die EU-vissersvaartuigen verrichten in wateren van derde landen, en dit in overeenstemming met de relevante maatregelen van internationale organisaties, waaronder de ROVB's. Een dergelijk kader kan onder meer betrekking hebben op: |
|
(a) de ontwikkeling en de ondersteuning van de nodige wetenschappelijke en onderzoeksinstellingen; |
|
(b) de toezicht-, controle- en bewakingscapaciteit; en tevens |
|
(c) andere elementen van capaciteitsopbouw die relevant zijn voor de ontwikkeling van een duurzaam visserijbeleid in het derde land. |
|
Er wordt ook mee voor gezorgd dat de visserijactiviteiten worden verricht binnen een kader waar rechtszekerheid geldt. |
Amendement 165 Voorstel voor een verordening Deel VII – artikel 41 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. Om ervoor te zorgen dat de levende mariene hulpbronnen op duurzame wijze worden geëxploiteerd, streeft de Unie naar het sluiten van duurzamevisserijovereenkomsten met derde landen in het voordeel van beide partijen en draagt zij bij tot de voortzetting van de activiteit van de EU-vloten, door een deel van het overschot van het derde land te verkrijgen dat overeenkomt met het belang van de EU-vloten. |
Amendement 166 Voorstel voor een verordening Deel VII – artikel 41 - lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. EU-vissersvaartuigen zijn slechts gerechtigd tot de vangst van het in artikel 62, lid 2, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee bedoelde overschot van de toegestane vangst dat het derde land heeft vastgesteld en dat is geïdentificeerd op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies en op basis van relevante, door de Unie en het betrokken derde land uitgewisselde informatie over de totale visserijinspanning op de betrokken bestanden, teneinde ervoor te zorgen dat de betrokken visbestanden boven een niveau blijven dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
2. EU-vissersvaartuigen zijn slechts gerechtigd tot de vangst van het in artikel 62, lid 2, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee bedoelde overschot van de toegestane vangst dat het derde land heeft vastgesteld en dat op duidelijke en transparante wijze is geïdentificeerd op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies en op basis van relevante, door de Unie en het betrokken derde land uitgewisselde informatie over de totale visserijinspanning van alle vloten op de betrokken bestanden, teneinde ervoor te zorgen dat de betrokken visbestanden boven een niveau blijven dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
Amendement 167 Voorstel voor een verordening Deel VII – artikel 41 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Duurzamevisserijovereenkomsten en overeenkomsten over wederzijdse toegang omvatten: |
|
(a) een verplichting het beginsel te eerbiedigen dat de toegang wordt beperkt tot bestanden waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat zij een overschot vormen voor de kuststaten, overeenkomstig de UNCLOS-voorschriften; |
|
(b) een clausule met het verbod om aan de verschillende in deze wateren vissende vloten gunstigere voorwaarden te bieden dan aan de economische actoren van de Unie, ook wat betreft de instandhouding, de ontwikkeling en het beheer van de hulpbronnen, alsmede financiële overeenkomsten, vergoedingen en andere rechten met betrekking tot de afgifte van vismachtigingen; |
|
(c) een conditionaliteitsclausule op grond waarvan de eerbiediging van de mensenrechten een randvoorwaarde vormt voor de overeenkomst, conform de internationale mensenrechtenverdragen; en tevens |
|
(d) een exclusiviteitsclausule. |
Amendement 168 Voorstel voor een verordening Deel VII - artikel 41 – lid 2 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 ter. In duurzamevisserijovereenkomsten en overeenkomsten over wederzijdse toegang wordt ervoor gezorgd dat vissersvaartuigen van de Unie uitsluitend actief mogen zijn in de wateren van het derde land waarmee een overeenkomst is gesloten indien zij over een visvergunning beschikken die overeenkomstig een door beide partijen bij de overeenkomst vastgestelde procedure is afgegeven. |
Amendement 169 Voorstel voor een verordening Deel VII - artikel 41 – lid 2 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 quater. Onder EU-vlag varende vaartuigen die zich tijdelijk uit het register van een lidstaat hebben teruggetrokken om elders vangstmogelijkheden aan te vragen, mogen gedurende 24 maanden geen vangstmogelijkheden genieten in het kader van een duurzamevisserijovereenkomst of van de protocollen die van kracht waren op het moment waarop zij het register verlieten, als zij vervolgens naar een EU-register terugkeren, en hetzelfde geldt in het geval van tijdelijk omvlaggen tijdens het vissen in het kader van ROVB's; |
Amendement 170 Voorstel voor een verordening Deel VII - artikel 41 – lid 2 quinquies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 quinquies. Duurzamevisserijovereenkomsten bepalen dat visvergunningen, van welke aard ook, enkel worden afgegeven aan nieuwe vissersvaartuigen en aan vissersvaartuigen die in de 24 maanden vóór het aanvragen van een vergunning reeds onder EU-vlag hebben gevaren en willen vissen op bestanden waarop de duurzamevisserijovereenkomst betrekking heeft. |
Amendement 171 Voorstel voor een verordening Deel VII - artikel 41 – lid 2 sexies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 sexies. Bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor overeenkomsten betreffende grensoverschrijdende of over grote afstanden trekkende visbestanden wordt naar behoren rekening gehouden met wetenschappelijke beoordelingen op regionaal niveau en met de instandhoudings- en beheersmaatregelen die zijn vastgesteld door de regionale organisatie voor visserijbeheer. |
Amendement 172 Voorstel voor een verordening Deel VII - artikel 41 – lid 2 septies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 septies. Op het niveau van de Unie wordt toegezien op de activiteiten van EU-vissersvaartuigen die buiten het kader van duurzamevisserijovereenkomsten actief zijn in niet-EU-wateren. Deze vaartuigen dienen dezelfde richtsnoeren in acht te nemen als de vaartuigen die in EU-wateren vissen. |
Amendement 173 Voorstel voor een verordening Deel VII - artikel 41 – lid 2 octies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 octies. De vissersvaartuigen van de Unie die actief zijn buiten de EU-wateren zijn uitgerust met camera's voor gesloten televisiecircuits (closed circuit television, CCTV) of soortgelijke apparatuur, om volledige documentatie van de visserijpraktijken en de vangsten mogelijk te maken. |
Amendement 174 Voorstel voor een verordening Deel VII - artikel 41 – lid 2 nonies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 nonies. Er worden onafhankelijke beoordelingen uitgevoerd van de effecten van elk protocol voordat de Commissie een onderhandelingsmandaat krijgt voor de volgende protocollen, en deze beoordelingen omvatten informatie over de vangsten en de visserijactiviteiten. Deze beoordelingen worden openbaar gemaakt. |
Amendement 175 Voorstel voor een verordening Deel VII – artikel 42 – lid 1 – letter a bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(a bis) Om ervoor te zorgen dat met buurlanden gedeelde bestanden op duurzame wijze worden beheerd, moeten deze bestanden onder deze verordening vallen. |
Motivering | |
In het voorstel wordt niet gerept over de noordelijke overeenkomsten. Met dit amendement worden zij in het voorstel opgenomen. | |
Amendement 176 Voorstel voor een verordening Deel VII - artikel 42 – lid 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) het bestuurskader in te voeren, onder meer op het gebied van ontwikkeling en onderhoud van de vereiste wetenschappelijke en onderzoeksinstellingen, de capaciteit voor toezicht, controle en bewaking en andere capaciteitsopbouwende elementen die gepaard gaan met de ontwikkeling van een duurzaam visserijbeleid van het betrokken derde land. De financiële steun wordt slechts verleend indien specifieke resultaten worden gehaald. |
(b) het bestuurskader in te voeren, onder meer op het gebied van ontwikkeling en onderhoud van de vereiste wetenschappelijke en onderzoeksinstellingen, de capaciteit voor toezicht, controle en bewaking, mechanismen ter bevordering van transparantie, participatie en verantwoordingsplicht en andere capaciteitsopbouwende elementen die gepaard gaan met de ontwikkeling van een duurzaam visserijbeleid van het betrokken derde land. De financiële steun wordt slechts verleend indien specifieke sociaal-economische en milieuresultaten worden gehaald. Ze vormt een aanvulling op en sluit aan bij de in het betrokken derde land uitgevoerde ontwikkelingsprojecten en -programma's. |
Amendement 177 Voorstel voor een verordening Deel VIII – artikel 43 - titel | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Bevordering van de aquacultuur |
Bevordering van duurzame aquacultuur |
Amendement 178 Voorstel voor een verordening Deel VIII- artikel 43 – lid 1 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Ter bevordering van duurzaamheid, voedselzekerheid, groei en werkgelegenheid stelt de Commissie uiterlijk tegen 2013 niet-bindende strategische EU-richtsnoeren op inzake gemeenschappelijk prioriteiten en streefdoelen voor de ontwikkeling van aquacultuuractiviteiten. Deze strategische richtsnoeren, waarin rekening wordt gehouden met de verschillende startposities en omstandigheden in de EU, vormen de basis voor nationale strategische meerjarenplannen en hebben tot doel: |
1. Ter bevordering van duurzaamheid, voedselzekerheid, de continuïteit van de voedselvoorziening, groei en werkgelegenheid stelt de Commissie uiterlijk tegen 2013 niet-bindende strategische EU-richtsnoeren op inzake gemeenschappelijk prioriteiten en streefdoelen voor de ontwikkeling van duurzame aquacultuuractiviteiten. Deze strategische richtsnoeren, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds kleinschalige tot middelgrote aquacultuur en anderzijds aquacultuur op industriële schaal en rekening wordt gehouden met de verschillende startposities en omstandigheden in de EU, vormen de basis voor nationale strategische meerjarenplannen en hebben tot doel: |
Amendement 179 Voorstel voor een verordening Deel VIII –artikel 43 – lid 1 – letters a, b, c, d – en lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) het concurrentievermogen van de aquacultuursector te verbeteren en de ontwikkeling en innovatie van deze sector te steunen; |
(a) de vereenvoudiging van de wetgeving in de sector en de vermindering van de administratieve lasten op Europees niveau; |
(b) de economische bedrijvigheid te stimuleren; |
(b) de integratie van aquacultuuractiviteiten in ander beleid, bijvoorbeeld de beleidsmaatregelen voor de kustgebieden, de strategieën voor de zeeën en de richtsnoeren voor mariene ruimtelijke ordening, de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid1 (de kaderrichtlijn water) en het milieubeleid. |
(c) de diversifiëring en de levenskwaliteit in kust- en plattelandsgebieden te verbeteren; |
|
(d) op het gebied van toegang tot wateren en ruimte te zorgen voor een gelijk speelveld voor de marktdeelnemers in de aquacultuursector. |
|
2. De lidstaten stellen uiterlijk tegen 2014 een nationaal strategisch meerjarenplan op voor de ontwikkeling van aquacultuuractiviteiten op hun grondgebied. |
2. De Unie ondersteunt de productie en consumptie van duurzame Europese aquacultuurproducten door: |
|
(a) tegen 2014 transparante en algemene kwaliteitscriteria voor aquacultuur vast te stellen, om de milieueffecten van aquacultuur- en landbouwactiviteiten te beoordelen en tot een minimum terug te brengen; |
|
(b) ervoor te zorgen dat de producten tegen redelijke prijzen bij de consumenten terechtkomen; |
|
(c) regels vast te stellen voor de traceerbaarheid, veiligheid en kwaliteit van aquacultuurproducten van de Unie en geïmporteerde aquacultuurproducten, via passende markering of etikettering overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) nr. xx/xxxx van het Europees Parlement en de Raad van [datum] houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten2; |
|
__________________ |
|
1 PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1. |
|
2 PB L … |
Amendement 180 Voorstel voor een verordening Deel VIII – artikel 43 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De nationale strategische meerjarenplannen omvatten onder meer de doelstellingen van de lidstaten en de maatregelen om deze doelstellingen te bereiken. |
3. De nationale strategische meerjarenplannen omvatten onder meer de doelstellingen van de lidstaten en de maatregelen en termijnen die nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken. |
Amendement 181 Voorstel voor een verordening Deel VIII – artikel 43 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De nationale strategische meerjarenplannen hebben met name tot doel: |
4. De nationale strategische meerjarenplannen zijn er in het bijzonder op gericht: |
(a) te komen tot administratieve vereenvoudiging, met name wat de vergunningen betreft; |
(a) de administratieve rompslomp te verminderen en te komen tot administratieve vereenvoudiging, met name wat de vergunningen betreft; |
(b) op het gebied van toegang tot wateren en ruimte te zorgen voor zekerheid voor de marktdeelnemers in de aquacultuursector; |
(b) op het gebied van toegang tot wateren en ruimte te zorgen voor zekerheid voor de marktdeelnemers in de aquacultuursector, in overeenstemming met het beleid van de Unie inzake geïntegreerd beheer van kustgebieden en maritieme ruimtelijke ordening; |
(c) indicatoren op te stellen voor economische, sociale en milieuduurzaamheid; |
(c) indicatoren op te stellen voor kwaliteit en economische, sociale en milieuduurzaamheid; |
|
(c bis) maatregelen vast te stellen om te waarborgen dat de aquacultuuractiviteiten volledig voldoen aan de bestaande milieuwetgeving van de Unie; |
(d) andere eventuele grensoverschrijdende effecten voor de buurlidstaten te beoordelen. |
(d) andere eventuele grensoverschrijdende effecten op de mariene biologische hulpbronnen en de mariene ecosystemen voor de buurlidstaten te beoordelen. |
|
(d bis) onderzoek, ontwikkeling en innovatie, alsmede samenwerking tussen de sector en het wetenschappelijke milieu te bevorderen; |
|
(d ter) voedselveiligheid; |
|
(d quater) diergezondheid en dierenwelzijn; |
|
(d quinquies) milieuduurzaamheid. |
Amendement 182 Voorstel voor een verordening Deel VIII – artikel 44 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Overeenkomstig artikel 53 wordt een adviesraad voor aquacultuur opgericht. |
Overeenkomstig artikel 52 wordt een adviesraad voor aquacultuur en binnenvisserij opgericht. |
Amendement 183 Voorstel voor een verordening Deel IX - artikel 45 – lid 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) het concurrentievermogen van de visserij- en de aquacultuursector in de EU, en met name de producenten, te verstevigen; |
(c) het concurrentievermogen van de visserij- en de aquacultuursector in de Unie te verstevigen en het kwaliteitsbeleid ervan te bevorderen door de tenuitvoerlegging van productie- en marketingplannen, met bijzondere aandacht voor de producenten; |
Amendement 184 Voorstel voor een verordening Deel IX - artikel 45 – lid 1 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(d) de markten transparanter te maken, met name door te zorgen voor de verbetering van zowel de economische kennis en het inzicht inzake de EU-markten voor visserij- en aquacultuurproducten in de hele bevoorradingsketen, als het consumentenbewustzijn; |
(d) de markten transparanter en stabieler te maken, met name door te zorgen voor de verbetering van de economische kennis en het inzicht inzake de EU-markten voor visserij- en aquacultuurproducten in de hele bevoorradingsketen, een eerlijke verdeling van de toegevoegde waarde in de waardeketen van de sector, en consumenteninformatie en consumentenbewustzijn, door middel van voorlichting en/of etikettering met begrijpelijke informatie; |
Amendement 185 Voorstel voor een verordening Deel IX - artikel 45 – lid 1 – letter e | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(e) bij te dragen tot de totstandbrenging van een gelijk speelveld voor alle in de Unie afgezette producten, door de duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen te bevorderen. |
(e) bij te dragen tot de totstandbrenging van een gelijk speelveld, met inbegrip van gelijke gezondheids-, sociale en milieueisen, voor alle in de Unie afgezette producten, door de duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen te bevorderen. |
Amendement 186 Voorstel voor een verordening Deel IX - artikel 45 – lid 1 – letters e bis en e ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(e bis) ervoor te zorgen dat de producten die uit derde landen worden geïmporteerd, afkomstig zijn van visserijtakken en sectoren waarvoor dezelfde milieu-, economische, sociale en gezondheidsvereisten gelden als voor de vloten en bedrijven van de Unie, en dat de producten het resultaat zijn van legale, aangegeven en gereglementeerde visserij, volgens dezelfde normen als de vaartuigen van de Unie. |
|
(e ter) verifieerbare en nauwkeurige informatie te verstrekken over de oorsprong en de productiewijze van alle visserij- en aquacultuurproducten en te zorgen voor een adequate etikettering, waarbij de betrouwbaarheid van eco-etikettering centraal moet staan, teneinde de traceerbaarheid in alle fasen van de voedselvoorzieningsketen te waarborgen; |
Amendement 187 Voorstel voor een verordening Deel IX - artikel 45 – lid 3 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) gemeenschappelijke handelsnormen. |
(b) gemeenschappelijke handelsnormen, rekening houdend met de bijzondere kenmerken van de lokale gemeenschappen. |
Amendement 188 Voorstel voor een verordening Deel IX - artikel 45 – lid 3 – letters b bis, b ter en b quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b bis) gemeenschappelijke regels met het oog op de invoering van een eco-etiketteringregeling voor Europese visserij- en aquacultuurproducten; |
|
(b ter) consumentenvoorlichting; |
|
(b quater) het nemen van handelsmaatregelen tegen derde landen die geen duurzame visserijmethoden handhaven. |
Amendement 189 Voorstel voor een verordening Deel X - artikel 46 – lid 2 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) het gebruik van moderne controletechnologieën, die de beschikbaarheid en de kwaliteit van de gegevens betreffende de visserij moeten bevorderen; |
(b) een efficiënter gebruik van de systemen die al aan boord van elk vissersvaartuig zijn en, indien nodig, het gebruik van doeltreffende controletechnologieën, die de beschikbaarheid en de kwaliteit van de gegevens betreffende de visserij en de aquacultuur moeten bevorderen; |
Amendement 190 Voorstel voor een verordening Deel X - artikel 46 – lid 2 – letter b bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b bis) een harmonisatie in de hele Unie van de regels inzake controles en boetes; |
Amendement 191 Voorstel voor een verordening Deel X - artikel 46 – lid 2 – letter b ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b ter) complementariteit tussen de controles op zee en aan land; |
Amendement 192 Voorstel voor een verordening Deel X - artikel 46 – lid 2 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(d) de ontwikkeling van een nalevingscultuur bij de marktdeelnemers; |
(d) de ontwikkeling van een medeverantwoordelijkheids-, samenwerkings- en nalevingscultuur bij alle exploitanten van vissersvaartuigen, eigenaars van vaartuigen en vissers; |
Amendement 193 Voorstel voor een verordening Deel X - artikel 46 – lid 2 – letter d bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(d bis) een gestandaardiseerde nalevings- en handhavingsregeling voor elke lidstaat. |
Motivering | |
Er moet voor de hele EU een uniforme nalevings- en handhavingsregeling zijn, aangezien de visgronden gemeenschappelijk zijn. Daarnaast wordt in sommige lidstaten gebruik gemaakt van administratieve sancties en in andere van strafrechtelijke sancties. | |
Amendement 194 Voorstel voor een verordening Deel X - artikel 46 – lid 2 – letter e | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(e) de vaststelling van doeltreffende, evenredige en ontradende sancties. |
Schrappen |
Amendement 195 Voorstel voor een verordening Deel X - artikel 46 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. De lidstaten stellen doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties vast, inclusief de bevriezing van de middelen uit het Europees maritiem en visserijfonds, rekening houdend met de kosten-batenverhouding en het proportionaliteitsbeginsel. |
Amendement 196 Voorstel voor een verordening Deel X – artikel 48 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten kunnen de houders van visvergunningen voor vissersvaartuigen met een lengte over alles van ten minste 12 meter die hun vlag voeren, ertoe verplichten een evenredige bijdrage te leveren in de kosten die gepaard gaan met de tenuitvoerlegging van het visserijcontrolesysteem van de EU. |
De lidstaten kunnen hun marktdeelnemers ertoe verplichten een evenredige bijdrage te leveren in de operationele kosten die gepaard gaan met de tenuitvoerlegging van het visserijcontrolesysteem en de gegevensverzameling van de EU. |
Amendement 197 Voorstel voor een verordening Deel XI – artikel 49 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen, mag financiële EU-steun worden verleend. |
Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde langetermijndoelstellingen op het gebied van ecologische, economische en sociale duurzaamheid, mag financiële EU-steun worden verleend. Financiële steun van de EU dient niet ter ondersteuning van operaties die de duurzaamheid en de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen, de biodiversiteit, de habitats en de ecosystemen in gevaar brengen. |
Amendement 198 Voorstel voor een verordening Deel XI – artikel 50 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
1. De verlening van financiële EU-steun aan lidstaten wordt gekoppeld aan de voorwaarde dat de lidstaten de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid naleven. |
1. De verlening van financiële EU-steun aan lidstaten is transparant en wordt gekoppeld aan de voorwaarde dat de lidstaten de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid naleven en het voorzorgsbeginsel eerbiedigen. |
2. Niet-naleving van de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid door de lidstaten kan ertoe leiden dat in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid de betalingen worden onderbroken of geschorst of een financiële correctie op de financiële EU-steun wordt toegepast. Dergelijke maatregelen moeten in verhouding staan tot de aard, de omvang, de duur en het al dan niet herhaaldelijke karakter van de niet-naleving. |
2. Niet-naleving van de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid door de lidstaten leidt ertoe dat in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid de betalingen worden onderbroken of geschorst of een financiële correctie op de financiële EU-steun wordt toegepast. Dergelijke maatregelen moeten in verhouding staan tot de aard, de omvang, de duur en het al dan niet herhaaldelijke karakter van de niet-naleving. |
Motivering | |
Krachtige stimulansen zijn nodig om voor een betere naleving van de GVB-regels te zorgen. | |
Amendement 199 Voorstel voor een verordening Deel XI – artikel 51 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
1. De verlening van financiële EU-steun aan marktdeelnemers wordt gekoppeld aan de voorwaarde dat de marktdeelnemers de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid naleven. |
1. De verlening van financiële EU-steun aan marktdeelnemers wordt gekoppeld aan de voorwaarde dat de marktdeelnemers de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de nationale regelgeving op basis van de in artikel 12 genoemde milieurichtlijnen naleven. Er wordt geen financiële steun verleend voor een activiteit die de duurzaamheid en de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen, de biodiversiteit, de habitats of de ecosystemen in gevaar brengt. |
2. Ernstige inbreuken op de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid door de marktdeelnemers kunnen ertoe leiden dat de toegang tot financiële EU-steun en/of de toepassing van financiële reducties hun tijdelijk of permanent wordt ontzegd. Dergelijke maatregelen moeten in verhouding staan tot de aard, de omvang, de duur en het al dan niet herhaaldelijke karakter van de niet-naleving. |
2. Ernstige inbreuken op de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de in lid 1 genoemde nationale regelgeving door de marktdeelnemers kunnen ertoe leiden dat de toegang tot financiële EU-steun en/of de toepassing van financiële reducties hun tijdelijk of permanent wordt ontzegd. Dergelijke maatregelen, die ten uitvoer worden gelegd door de lidstaten, moeten afschrikkend en doeltreffend zijn en in verhouding staan tot de aard, de omvang, de duur en het al dan niet herhaaldelijke karakter van de niet-naleving. |
3. De lidstaten zien erop toe dat de financiële EU-steun slechts wordt verleend indien de betrokken marktdeelnemer in het laatste jaar vóór de aanvraag van de financiële EU-steun geen sancties vanwege ernstige inbreuken zijn opgelegd. |
3. De lidstaten zien erop toe dat de financiële EU-steun slechts wordt verleend indien de betrokken marktdeelnemer in een periode van minimum drie jaar vóór de aanvraag van de financiële EU-steun geen ernstige inbreuken heeft gepleegd. |
Amendement 200 Voorstel voor een verordening Deel XII – artikel 52 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Om een evenwichtige vertegenwoordiging van alle belanghebbende partijen te bevorderen en bij te dragen tot de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen, wordt voor elk van de in bijlage III opgenomen bevoegdheidszones een adviesraad opgericht. |
1. Om een evenwichtige vertegenwoordiging van alle belanghebbende partijen te bevorderen, overeenkomstig artikel 54, lid 1, en bij te dragen tot de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen, wordt voor elk van de in bijlage III opgenomen geografische bevoegdheidszones of -gebieden een adviesraad opgericht. |
|
1 bis. Met name worden de volgende nieuwe adviesraden opgericht, overeenkomstig bijlage III: |
|
(a) een adviesraad voor de ultraperifere gebieden, onderverdeeld in drie afdelingen, één voor elk van de volgende zeebekkens: westen van de Atlantische Oceaan, oosten van de Atlantische Oceaan en Indische Oceaan, |
|
(b) een adviesraad voor aquacultuur en binnenvisserij, |
|
(c) een adviesraad voor markten, |
|
(d) een adviesraad voor de Zwarte Zee. |
2. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen die betrekking hebben op in die bijlage op te nemen wijzigingen om de bevoegdheidszones te veranderen, nieuwe bevoegdheidszones voor adviesraden te creëren of nieuwe adviesraden op te richten. |
|
3. Elke adviesraad stelt zijn reglement van orde vast. |
2. Elke adviesraad stelt zijn reglement van orde vast. |
Amendement 201 Voorstel voor een verordening Deel XII – artikel 53 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
-1. Voordat zij haar interne procedures afrondt voor de indiening van een wetgevingsvoorstel volgens de gewone wetgevingsprocedure op basis van artikel 43, lid 2, van het VWEU, bijvoorbeeld meerjarenplannen en raamwerken van technische maatregelen, of van gedelegeerde handelingen die moeten worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 55, wint de Commissie het advies in van de bevoegde adviesraden. Deze raadpleging laat de raadpleging van de ICES en andere passende wetenschappelijke instanties onverlet. |
1. De adviesraden kunnen: |
1. De adviesraden kunnen: |
(a) bij de Commissie of bij de betrokken lidstaten aanbevelingen en suggesties indienen inzake aangelegenheden die te maken hebben met visserijbeheer en aquacultuur; |
(a) bij de Commissie en bij de betrokken lidstaten aanbevelingen en suggesties indienen inzake aangelegenheden die te maken hebben met visserijbeheer en met de sociaal-economische en de instandhoudingsaspecten van visserij en aquacultuur; |
(b) de Commissie en de lidstaten op de hoogte brengen van problemen op het gebied van visserijbeheer en aquacultuur die zich in hun bevoegdheidszone voordoen; |
(b) de Commissie en de lidstaten op de hoogte brengen van problemen op het gebied van visserijbeheer en van de sociaal-economische en de instandhoudingsaspecten van visserij en, indien nodig, aquacultuur die zich in hun bevoegdheidszone of -gebied voordoen en oplossingen voorstellen om deze problemen te verhelpen; |
(c) in nauwe samenwerking met wetenschappers bijdragen tot het verzamelen, aanleveren en analyseren van de gegevens die nodig zijn voor de ontwikkeling van instandhoudingsmaatregelen. |
(c) in nauwe samenwerking met wetenschappers bijdragen tot het verzamelen, aanleveren en analyseren van de gegevens die nodig zijn voor de ontwikkeling van instandhoudingsmaatregelen. |
|
(c bis) adviezen uitbrengen over de in artikel 17 beschreven ontwerpen van instandhoudingsmaatregelen en de in artikel 21 beschreven ontwerpen van technische maatregelen en deze indienen bij de Commissie en die lidstaten die rechtstreeks belang hebben bij de visserijtak of het gebied in kwestie. |
2. De Commissie en, in voorkomend geval, de betrokken lidstaat moeten binnen een redelijke termijn reageren op de aanbevelingen, suggesties of gegevens die zij op grond van lid 1 ontvangen. |
2. De Commissie en, in voorkomend geval, de betrokken lidstaat moeten naar behoren rekening houden met de adviezen, aanbevelingen, suggesties of gegevens die zij op grond van lid -1 en lid 1 van de adviesraden ontvangen, en moeten hier binnen 30 dagen en in elk geval vóór vaststelling van definitieve maatregelen of handelingen op reageren. Als de definitieve maatregelen die worden vastgesteld, afwijken van de op grond van lid -1 en lid 1 van de adviesraden ontvangen adviezen, aanbevelingen en suggesties, verstrekt de Commissie of de betrokken lidstaat een gedetailleerde uiteenzetting van de redenen hiervoor. |
Amendement 202 Voorstel voor een verordening Deel XII – artikel 54 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
1. Iedere adviesraad bestaat uit organisaties die de marktdeelnemers van de visserijsector vertegenwoordigen en uit andere belangengroepen die te maken hebben met het gemeenschappelijk visserijbeleid. |
1. Iedere adviesraad bestaat uit: |
|
(a) organisaties die de marktdeelnemers van de visserijsector en, indien van toepassing, de aquacultuursector vertegenwoordigen; |
|
(b) andere belangengroepen die te maken hebben met het gemeenschappelijk visserijbeleid, bijvoorbeeld milieuorganisaties en consumentengroeperingen. |
|
Met betrekking tot punt a) worden werkgevers, zelfstandige vissers en werknemers, alsmede de verschillende beroepen in de visserij, naar behoren vertegenwoordigd. |
|
Vertegenwoordigers van nationale en regionale overheden met visserijbelangen in het betrokken gebied en onderzoekers van de instituten voor wetenschappelijk onderzoek en onderzoek op visserijgebied van de lidstaten en van de internationale wetenschappelijke instellingen die advies verlenen aan de Commissie, wordt toegestaan om deel te nemen als waarnemer. |
|
1 bis. Vertegenwoordigers van de Commissie en het Europees Parlement kunnen aan de vergaderingen van de adviesraden deelnemen als waarnemer. Wanneer er vraagstukken worden behandeld die voor hen gevolgen kunnen hebben, kunnen vertegenwoordigers van de visserijsector en andere belangengroepen van derde landen, inclusief vertegenwoordigers van regionale visserijorganisaties, met visserijbelangen in het gebied of de visserijtak die onder de bevoegdheid van de adviesraad valt, worden uitgenodigd om als waarnemer deel te nemen aan de vergaderingen van de adviesraad. |
2. Iedere adviesraad bestaat uit een algemene vergadering en een uitvoerend comité en stelt de maatregelen vast die noodzakelijk zijn om zich naar behoren te organiseren en om te garanderen dat het werk transparant verloopt en dat alle naar voren gebrachte standpunten worden gerespecteerd. |
2. Iedere adviesraad bestaat uit een algemene vergadering en een uitvoerend comité en stelt de maatregelen vast die noodzakelijk zijn om zich naar behoren te organiseren en om te garanderen dat het werk transparant verloopt en dat alle naar voren gebrachte standpunten worden gerespecteerd. |
3. De adviesraden kunnen uit hoofde van hun functie als organen die een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven, financiële EU-steun aanvragen. |
3. De adviesraden kunnen uit hoofde van hun functie als organen die een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven, financiële EU-steun aanvragen. |
4. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de samenstelling en de werking van de adviesraden. |
4. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de samenstelling en de werking van de adviesraden, onverminderd lid 1 en lid 1 bis. |
Amendement 203 Voorstel voor een verordening Deel XIII – artikel 55 – leden 2-5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De bevoegdheidsdelegatie zoals bedoeld in artikel 12, lid 2, artikel 15, lid 6, artikel 20, leden 1 en 2, artikel 24, leden 1 en 2, artikel 35, lid 3, artikel 36, lid 4, artikel 37, lid 6, artikel 47, lid 2, artikel 52, lid 2, en artikel 54, lid 4, wordt met ingang van 1 januari 2013 voor een onbeperkte periode verleend. |
2. De bevoegdheidsdelegatie zoals bedoeld in artikel 13, artikel 15, lid 6, artikel 20, leden 1 en 2, artikel 24, leden 1 en 2, artikel 36, lid 4, artikel 37, lid 6, artikel 47, lid 2, en artikel 54, lid 4, wordt met ingang van 1 januari 2013 voor een onbeperkte periode verleend. |
3. De bevoegdheidsdelegatie zoals bedoeld in artikel 12, lid 2, artikel 15, lid 6, artikel 20, leden 1 en 2, artikel 24, leden 1 en 2, artikel 35, lid 3, artikel 36, lid 4, artikel 37, lid 6, artikel 47, lid 2, artikel 52, lid 2, en artikel 54, lid 4, kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. |
3. De bevoegdheidsdelegatie zoals bedoeld in artikel 13, artikel 15, lid 6, artikel 20, leden 1 en 2, artikel 24, leden 1 en 2, artikel 36, lid 4, artikel 37, lid 6, artikel 47, lid 2, en artikel 54, lid 4, kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. |
4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis. |
4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis. |
5. Een krachtens artikel 12, lid 3, artikel 15, lid 4, artikel 20, leden 1 en 2, artikel 24, leden 1 en 2, artikel 35, lid 3, artikel 36, lid 4, artikel 37, lid 7, artikel 47, lid 2, artikel 52, lid 2, en artikel 54, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als noch het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van 2 maanden na de datum van kennisgeving bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of als zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld niet voornemens te zijn bezwaar te maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd. |
5. Een krachtens artikel 13, artikel 15, lid 6, artikel 20, leden 1 en 2, artikel 24, leden 1 en 2, artikel 36, lid 4, artikel 37, lid 6, artikel 47, lid 2, en artikel 54, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als noch het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of als zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld niet voornemens te zijn bezwaar te maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd. |
Amendement 204 Voorstel voor een verordening Deel XIII – artikel 55 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 55 bis |
|
Spoedprocedure |
|
1. Op grond van dit artikel goedgekeurde gedelegeerde handelingen treden onmiddellijk in werking en zijn, afgezien van de situatie in lid 2, van toepassing gedurende een periode van zes maanden. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure. |
|
2. Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 55, lid 5, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onverwijld in na kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt. |
Amendement 205 Voorstel voor een verordening Deel XIII – artikel 56 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De Commissie wordt bij de tenuitvoerlegging van de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid terzijde gestaan door een Comité voor visserij en aquacultuur. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. |
1. De Commissie wordt bij de tenuitvoerlegging van de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid terzijde gestaan door een Comité voor visserij en aquacultuur. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. |
|
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. |
|
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5, van toepassing. |
Motivering | |
Deze wijzigingen zijn van technische aard met het oog op consistentie met Verordening (EU) nr. 182/2011. | |
Amendement 206 Voorstel voor een verordening Deel XIV – artikel 57 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Besluit 2004/585/EG wordt ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van de voorschriften die op grond van artikel 51, lid 4, en artikel 52, lid 4, worden vastgesteld. |
2. Besluit 2004/585/EG wordt ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van de voorschriften die op grond van artikel 54, lid 4, worden vastgesteld. |
Amendement 207 Voorstel voor een verordening Deel XIV – artikel 57 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Verordening (EG) nr. 199/2008 wordt ingetrokken. |
Schrappen |
Motivering | |
De richtlijn gegevensverzameling mag niet worden ingetrokken. De nodige wijzigingen moeten worden aangebracht via de gewone wetgevingsprocedure. | |
Amendement 208 Voorstel voor een verordening Deel XIV – artikel 58 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Onverminderd artikel 57, lid 4, blijft Verordening (EG) nr. 199/2008 van toepassing op de nationale programma's die zijn vastgesteld voor de verzameling en het beheer van gegevens voor de periode 2011 – 2013. |
Schrappen |
Motivering | |
De richtlijn gegevensverzameling mag niet worden ingetrokken. De nodige wijzigingen moeten worden aangebracht via de gewone wetgevingsprocedure. | |
Amendement 209 Voorstel voor een verordening Deel XIV - artikel 58 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 58 bis |
|
Evaluatie |
|
1. Om de vijf jaar evalueert de Commissie de bepalingen van deel I en dient zij bij het Europees Parlement en de Raad voorstellen in om vooruitgang en optimale werkmethoden in het visserijbeheer op te nemen. |
|
2. De Commissie brengt vóór eind 2022 verslag uit over de werking van het gemeenschappelijk visserijbeleid bij het Europees Parlement en de Raad. |
Amendement 210 Voorstel voor een verordening Deel XIV - artikel 58 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 58 ter |
|
Jaarverslag |
|
De Commissie publiceert jaarlijks een rapport om de bevolking te informeren over de toestand van de visserij in de Unie, inclusief informatie over het biomassaniveau van de visbestanden, de duurzaamheid van het exploitatieniveau en de beschikbaarheid van wetenschappelijke gegevens. |
Amendement 211 Voorstel voor een verordening Bijlage III | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
ADVIESRADEN |
ADVIESRADEN |
Naam van de adviesraad | |
Bevoegdheidszone | |
Naam van de adviesraad | |
Bevoegdheidszone | |
Oostzee | |
ICES-zones IIIb, IIIc en IIId | |
Oostzee | |
ICES-zones IIIb, IIIc en IIId | |
Middellandse Zee | |
Maritieme wateren van de Middellandse Zee ten oosten van 5°36' WL | |
Middellandse Zee | |
Maritieme wateren van de Middellandse Zee ten oosten van 5°36' WL | |
Noordzee | |
ICES-zones IV en IIIa | |
Noordzee | |
ICES-zones IV en IIIa | |
Noordwestelijke wateren | |
ICES-zones V (met uitzondering van Va en enkel EU-wateren van Vb), VI en VII | |
Noordwestelijke wateren | |
ICES-zones V (met uitzondering van Va en enkel EU-wateren van Vb), VI en VII | |
Zuidwestelijke wateren | |
ICES-zones VIII, IX en X (wateren rond de Azoren) en CECAF-zones 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 (wateren rond Madeira en de Canarische Eilanden) | |
Zuidwestelijke wateren | |
ICES-zones VIII, IX en X (wateren rond de Azoren) en CECAF-zones 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 (wateren rond Madeira en de Canarische Eilanden) | |
Pelagische bestanden (blauwe wijting, makreel, horsmakreel, haring) | |
Bevoegdheid voor alle gebieden (met uitzondering van de Oostzee, de Middellandse Zee en de aquacultuur) | |
Pelagische bestanden (blauwe wijting, makreel, horsmakreel, haring) | |
Bevoegdheid voor alle gebieden (met uitzondering van de Oostzee, de Middellandse Zee en de aquacultuur) | |
Volle-zee/verre-zeevloot | |
Alle niet EU-wateren | |
Volle-zee/verre-zeevloot | |
Alle niet EU-wateren | |
Aquacultuur | |
Aquacultuur, zoals gedefinieerd in artikel 5 | |
Aquacultuur en binnenvisserij | |
Aquacultuur, zoals gedefinieerd in artikel 5 en alle binnenwateren van de lidstaten van de Europese Unie | |
| |
| |
Ultraperifere gebieden, verdeeld in drie zeegebieden: westen van de Atlantische Oceaan, oosten van de Atlantische Oceaan en Indische Oceaan | |
Alle ICES-zones die wateren dekken rond de ultraperifere gebieden, met name de maritieme wateren van Guadeloupe, Frans-Guyana, Martinique, de Canarische Eilanden, de Azoren, Madeira en Réunion | |
| |
| |
Zwarte Zee-Raad | |
Geografisch subgebied van de GFCM, zoals afgebakend bij resolutie GFCM/33/2009/2 | |
| |
| |
Markten | |
Alle marktgebieden |
- [1] OJ C 181 van 21.6.2012, blz. 183.
- [2] OJ C 225 van 27.7.2012, blz. 20.
- [3] Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0266.
TOELICHTING
Motivering
Het huidige gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) heeft in grote mate gefaald. Het is onmogelijk gebleken de al langer bestaande problemen op te lossen (overbevissing, overcapaciteit, de slechte economische situatie van veel ondernemingen in de visserijsector, sociale problemen als gevolg van de achteruitgang van de visserij in veel kustgebieden). De nieuwe basisverordening moet zorgen voor een ambitieuze basis, om de aanhoudende negatieve trend om te keren en een duurzame en succesvolle visserij in Europa op te bouwen.
Het ontwerpverslag van de rapporteur is, wat de essentiële punten ervan betreft, gebaseerd op de werkdocumenten van de rapporteur over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PE480.830, PE491.603 en PE480.832), waarbij de talrijke constructieve opmerkingen van het Parlement, de Raad, de Commissie en de bevolking over de werkdocumenten zeer nuttig waren om de ideeën van het ontwerpverslag verder uit te werken.
Hieronder kort de belangrijkste punten van het ontwerpverslag.
Maximale duurzame opbrengst
De Commissie stelt als streefdoel van de verordening voor om tegen 2015 alle bestanden op het niveau van de maximale duurzame opbrengst te brengen. De rapporteur is het met dit streefdoel eens. Om het te bereiken moet de EU ernaar streven het in 2002 in Johannesburg aangegane engagement zo veel mogelijk na te komen.
Een fundamentele vaststelling van het streefdoel in artikel 2 zal evenwel niet volstaan. Daarnaast moet de Raad er op wettelijk bindende wijze toe worden verplicht de visserijsterftecoëfficiënt tegen 2015 te verlagen tot een met de maximale duurzame opbrengst verenigbaar niveau (Fmsy). Voor sterk overbeviste bestanden moet de visserijsterftecoëfficiënt tijdelijk zelfs nog meer worden verlaagd, om een aanwas van het bestand mogelijk te maken.
Verplichting alle vangsten aan te landen / teruggooiverbod
De voorgestelde aanlandingverplichting moet worden gehandhaafd. Zij zal zorgen voor een enorme stimulans om de selectiviteit te vergroten en zo ongewenste bijvangst te voorkomen. Als hij intelligent wordt omgezet, leidt deze maatregel op lange termijn tot meer aanlandingen.
Om ervoor te zorgen dat de aanlandingverplichting een succes wordt, zoals gewenst, zijn evenwel nog een aantal wijzigingen en aanvullingen in het Commissievoorstel nodig. Het gaat onder meer om het volgende:
– een verplichting voor de lidstaten om proefprojecten uit te voeren om de selectiviteit te verbeteren, teneinde de vissers op de aanlandingverplichting voor te bereiden en hen bij de vermindering van de bijvangsten te helpen;
– een oriëntatie van de financiële steun voor meer selectiviteit naar de visserijtakken waar een aanlandingverplichting bijzonder moeilijk te implementeren is;
– een stapsgewijze aanpak per visserijtak (en niet per soort), zodat vóór de inwerkingtreding van de aanlandingverplichting gedetailleerde regels in de meerjarenplannen kunnen worden opgenomen;
– regels om de invoering van de aanlandingverplichting voor de vissers te verlichten. Deze omvatten onder meer de-minimisuitzonderingen voor kleine hoeveelheden bijvangsten, wanneer deze aan land niet kunnen worden verwerkt, alsmede een uitzondering voor bijvangsten met een hoge waarschijnlijkheid van overleving in geval van teruggooi in zee.
Een transparant systeem van individuele en collectieve visserijconcessies
De kritiek op de door de Commissie voorgestelde overdraagbare visserijconcessies heeft in de eerste plaats betrekking op de verhandelbaarheid en de hiermee verbonden monetarisering ervan.
De rapporteur wil graag wijzen op een ander aspect van de visserijconcessies: deze houden voor de visser niet alleen een financiële waarde, maar ook een gegarandeerd visserijrecht in. De visser weet voor een bepaalde tijdsspanne dat hij het recht verwerft een bepaald deel van de nationale quota te vissen. Hierdoor krijgt hij meer planningszekerheid. Deze zekerheid is ook goed voor het milieu, want de visser in kwestie heeft het hele jaar de tijd om zijn quota te vissen en hoeft niet te proberen zo snel mogelijk zo veel mogelijk boven te halen.
Om deze voordelen te benutten zonder de vangstrechten te monetariseren stelt de rapporteur voor in artikel 27 het woord "overdraagbare" te schrappen. De overdraagbare visserijconcessies worden dan visserijconcessies. De visserijconcessies zijn en blijven daarbij eigendom van de lidstaat en worden maar voor een beperkte periode overgedragen aan de visser.
Dit voorstel maakt het mogelijk dat visserijconcessies op basis van vrijwilligheid worden "gepoold", om het traditionele collectieve beheer of beheer door producentenorganisaties mogelijk te maken.
Uiterst belangrijke vraag is natuurlijk wie de visserijconcessies krijgt. De lidstaten moeten rekening houden met sociale en milieucriteria, om de lokale kleine visserij en selectieve vispraktijken te ondersteunen.
Afbouw van overcapaciteit
De rapporteur is ervan overtuigd dat in vele Europese visserijtakken overcapaciteit een probleem is dat dringend moet worden opgelost. Overdraagbare visserijconcessies zijn wegens de economische concentratie een middel om overcapaciteit af te bouwen. Dit geldt evenwel alleen voor vloten die soorten bevissen die met TAC's en quota's gereguleerd zijn. Visserijbeperkingen op basis van visserijinspanning, waarin bijvoorbeeld is voorzien in de Middellandse-Zeeverordening (Verordening (EG) nr. 1967/2006), lijken niet geschikt om te worden verhandeld.
In het voorstel wordt de betrokken lidstaten de mogelijkheid verleend alternatieve middelen te gebruiken om de vangstcapaciteit aan de beschikbare vangstmogelijkheden aan te passen. Pas als dit na zes jaar niet is gelukt, moeten de visserijconcessies in de visserijtakken in kwestie verhandelbaar worden gemaakt.
De capaciteitsaanpassing wordt daarbij bij voorkeur tussen de lidstaten gecoördineerd – hiervoor kan en moet gebruik worden gemaakt van meerjarenplannen.
Daarnaast maakt het voorstel duidelijk dat de lidstaten de verhandelbaarheid van visserijconcessies mogen beperken, bijvoorbeeld door de verhandeling van concessies over de grenzen van bepaalde vlootsegmenten heen te verbieden.
Regionalisering / raadpleging van de belanghebbende partijen
Het voortel van de rapporteur is bedoeld om een betere coördinatie tussen de lidstaten tot stand te brengen, zodat bij een bevoegdheidsdelegatie aan de lidstaten in het kader van een meerjarenplan of een raamwerk van technische maatregelen het ontstaan van een lappendeken van verschillende nationale maatregelen wordt voorkomen.
Daarom worden de lidstaten er in het ontwerpverslag toe opgeroepen om bij de vaststelling van nationale ("geregionaliseerde") maatregelen samen te werken.
Tegelijk krijgen de adviesraden, de vroegere regionale adviesraden (Regional Advisory Council, RAC's), meer bevoegdheden, doordat zij zowel door de Commissie als door de lidstaten voor de vaststelling van een maatregel moeten worden geraadpleegd. De Commissie en de lidstaten moeten degelijke redenen hebben om van de aanbevelingen af te wijken. De adviesraden hebben daarmee de mogelijkheid ervoor te zorgen dat de door de lidstaten goedgekeurde maatregelen coherent zijn. Voorts zorgt hun optreden ervoor dat de genomen maatregelen in de visserijsector en in de maatschappij beter worden aanvaard.
Een verdere maatregel om de coherentie te vergroten en de tenuitvoerlegging van de doelstellingen van het GVB te garanderen, is de verplichte uitvoering van een regelmatige beoordeling van de op nationaal niveau genomen maatregelen door de Commissie.
De adviesraden moeten ook bij de invoering van de aanlandingverplichting worden geraadpleegd en vóór de inwerkingtreding ervan voorstellen voor de invoering van een volledig gedocumenteerde visserij indienen. Daarnaast moeten zij voorstellen voor de uitzonderingsregeling voor vissen met een hoge waarschijnlijkheid van overleving opstellen. Deze hoeven vervolgens natuurlijk noch wetenschappelijk worden gecontroleerd.
Bijkomende maatregelen voor het herstel van de visbestanden
Het ontwerpverslag gaat verder dan de voorstellen van de Commissie, doordat erin wordt voorzien in een bijkomende maatregel in artikel 7 bis, namelijk de verplichting voor de lidstaten binnen 3 jaar 10 - 20 procent van hun wateren voor de visserij te sluiten. Dit middel kan enerzijds gebruikt worden om kwetsbare habitats te beschermen, terwijl het anderzijds ook kan helpen om de productiviteit van de visbestanden te vergroten, als bijvoorbeeld paaiplaatsen voor de visserij gesloten worden. Dit middel is bijzonder doeltreffend in gebieden waar tot nu toe onvoldoende bestandbeheer is verricht en waar onvoldoende gegevens beschikbaar zijn.
Overgangsmaatregelen voor de Middellandse Zee
De EU stelt momenteel geen vangstbeperkingen voor bestanden in de Middellandse Zee vast. Ondanks het feit dat er lovenswaardige nationale initiatieven bestaan en dat er door de omzetting van de Middellandse-Zeeverordening beweging in het mediterrane visserijbeheer is gekomen, is de toestand nog steeds onbevredigend: het aantal overbeviste bestanden is in de Middellandse Zee bijzonder hoog, de hoeveelheid beschikbare gegevens bijzonder klein. Controlemaatregelen zijn door de gefragmenteerde structuur van de vloten moeilijk.
Een van de grootste problemen in de Middellandse Zee is de controle van de toepassing van Verordening 1967/2006 en de controle van de aanlandingen, doordat er zeer veel kleine havens en aanlandingsmogelijkheden zijn. De rapporteur stelt daarom voor in de Middellandse Zee een systeem van geografisch omschreven visserijrechten (TURF's) in te voeren. Hierbij krijgt een groep vissers een bepaald gebied toegewezen waar de betrokkenen kunnen vissen. Dit instrument op basis van rechten zorgt voor een groter verantwoordelijkheidsbesef van de vissers. Het maakt vormen van zelfcontrole en wederzijdse controle mogelijk door de vissers zelf, die er immers belang bij hebben dat niemand illegaal in hun gebied vist.
De lidstaten moeten bij de geografische afbakening van de TURF's rekening houden met de toestand van de voor de visserij gesloten gebieden, om de beide beheersinstrumenten met elkaar te combineren.
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de visserijsterftecoëfficiënt in de TURF's zo beperkt wordt dat de doelstellingen van de verordening, in het bijzonder de msy-doelstelling, worden gehaald. De beperkingen in kwestie, die de vorm kunnen krijgen van vangst- of visserijinspanningsbeperkingen, moeten natuurlijk worden gecoördineerd tussen de TURF's waar een bepaalde soort wordt gevangen. Als mettertijd de situatie, wat de beschikbaarheid van gegevens betreft, verbetert, kan de Raad op lange termijn eventueel de vangst- of visserijinspanningsbeperkingen voor een aantal bestanden versoepelen.
Partnerschappen met derde landen voor gemeenschappelijk visserijbeheer
In zeebekkens waar de EU visbestanden met derde landen deelt, moet zij ernaar streven om tot een beter gemeenschappelijk visserijbeheer te komen. Hiertoe moet niet alleen de samenwerking binnen de regionale visserijorganisaties worden verbeterd, maar moeten ook bilaterale of waar passend multilaterale samenwerkingsovereenkomsten worden gesloten. De EU kan in het kader van deze overeenkomsten financiële middelen en technische hulp verstrekken. In ruil verplicht het partnerland zich tot een effectief visserijbeheer dat verenigbaar is met dat van de EU.
ADVIES VAN DE COMMISSIE JURIDISCHE ZAKEN INZAKE DE RECHTSGRONDSLAG
De heer Gabriel Mato Adrover
Voorzitter
Commissie visserij
BRUSSEL
Betreft: Advies inzake de rechtsgrondslag van het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2011)0425 – C7‑0198/2011 – 2011/0195(COD))
Geachte heer Mato Adrover,
Bij schrijven van 3 juli 2012 hebt u, overeenkomstig artikel 37 van het Reglement, de Commissie juridische zaken gevraagd om advies over de mogelijke toevoeging van een rechtsgrondslag aan bovengenoemd voorstel voor een verordening.
De Commissie stelt als rechtsgrondslag artikel 43, lid 2, VWEU voor, dat onder Titel III ("Landbouw en visserij") van het derde deel van het VWEU, getiteld "Het beleid en intern optreden van de Unie", valt.
De rechtsgrondslag die volgens het voorstel moet worden toegevoegd is artikel 349 VWEU, dat onder het zevende deel van het VWEU over "Algemene en slotbepalingen" valt. In dit artikel wordt de procedure omschreven die moet worden gevolgd bij het aannemen van specifieke maatregelen die met name bedoeld zijn om de voorwaarden vast te stellen van de toepassing van de Verdragen op de ultraperifere gebieden van de Unie.
In uw brief vraagt u in het bijzonder of artikel 43, lid 2, VWEU de enige passende rechtsgrondslag voor dit specifieke voorstel is, en of de artikelen 43, lid 2, en 349 VWEU als gezamenlijke rechtsgrondslag voor een concreet wetgevingsvoorstel kunnen worden vastgesteld, gezien het feit dat zij voorzien in de toepassing van verschillende wetgevingsprocedures.
I. - Achtergrond
In het Groenboek "Hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid" (GVB)[1] kwam de Commissie tot de slotsom dat de doelstellingen ten aanzien van een in alle opzichten (ecologisch, economisch en maatschappelijk) duurzaam visserijbeleid niet zijn verwezenlijkt en wordt een reeks structurele tekortkomingen van het huidige GVB genoemd. De Commissie vond dan ook dat het GVB fundamenteel moest worden hervormd en met het onderhavige voorstel stelt zij voor de bestaande verordening van de Raad[2] in te trekken en te vervangen door een nieuwe GVB-verordening die moet worden vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad.
Globaal gezien moet het voorstel ervoor zorgen dat zowel de visserij als de aquacultuur plaatsvindt in milieuomstandigheden die duurzaam zijn op lange termijn, en bijdraagt tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. Het doel van het GVB is de exploitatie van levende mariene biologische hulpbronnen op een wijze die de visbestanden terugbrengt tot en handhaaft op niveaus die de maximale duurzame opbrengst kunnen opleveren, en de toepassing van voorzorgs- en ecosysteembenaderingen binnen het visserijbeheer.
De Commissie heeft daarnaast aangegeven dat zij parallel aan het voorstel goedkeuring zal hechten aan een alomvattende mededeling over het toekomstige GVB, aan een voorstel voor een verordening betreffende de gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten, aan een mededeling over de externe dimensie van het GVB, en aan een rapport over specifieke onderdelen van de hierboven vermelde verordening van de Raad.
II. - Relevante artikelen van het VWEU
In het Commissievoorstel worden het volgende artikel als rechtsgrondslag opgevoerd (de onderstreepte zinsneden omvatten de uitvoeringsbepalingen):
Artikel 43
1. De Commissie doet voorstellen inzake de totstandbrenging en de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, daarbij inbegrepen de vervanging van de nationale organisaties door een van de in artikel 40, lid 1, genoemde vormen van gemeenschappelijke ordening, alsook de uitvoering van de in deze titel speciaal vermelde maatregelen.
Deze voorstellen dienen rekening te houden met de onderlinge samenhang tussen de in deze titel genoemde landbouwvraagstukken.
2. Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité de in artikel 40, lid 1, bedoelde gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten in en stellen de overige bepalingen vast die nodig zijn om de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid na te streven.
3. De Raad stelt op voorstel van de Commissie de maatregelen vast voor de prijsbepaling, de heffingen, de steun en de kwantitatieve beperkingen, alsook voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden.
4. De in artikel 40, lid 1, genoemde gemeenschappelijke ordening kan overeenkomstig de bepalingen van het voorgaande lid in de plaats worden gesteld van de nationale marktorganisaties:
(a) indien de gemeenschappelijke ordening aan de lidstaten welke tegen deze maatregelen gekant zijn en zelf over een nationale organisatie voor de betrokken productie beschikken, gelijkwaardige waarborgen biedt inzake de werkgelegenheid en de levensstand van de betrokken producenten, met inachtneming van het ritme van de mogelijke aanpassing en van de noodzakelijke specialisatie, en
(b) indien deze ordening aan het handelsverkeer binnen de Unie analoge voorwaarden waarborgt als op een nationale markt bestaan.
5. Wanneer voor bepaalde grondstoffen een gemeenschappelijke ordening in het leven wordt geroepen, voordat er reeds een gemeenschappelijke ordening voor de overeenkomstige verwerkte producten bestaat, mogen de betrokken grondstoffen, gebruikt voor de producten die voor uitvoer naar derde landen zijn bestemd, van buiten de Unie worden ingevoerd.
Voorgesteld wordt het volgende artikel als rechtsgrondslag toe te voegen:
Artikel 349
Gezien de structurele economische en sociale situatie van Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique, Réunion, Saint Barthélemy en Saint Martin, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden, die wordt bemoeilijkt door de grote afstand, het insulaire karakter, de kleine oppervlakte, een moeilijk reliëf en klimaat en de economische afhankelijkheid van enkele producten, welke factoren door hun blijvende en cumulatieve karakter de ontwikkeling van deze gebieden ernstig schaden, neemt de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement specifieke maatregelen aan die er met name op gericht zijn de voorwaarden voor de toepassing van de Verdragen, met inbegrip van gemeenschappelijk beleid, op deze gebieden vast te stellen. Wanneer de betrokken specifieke maatregelen volgens een bijzondere wetgevingsprocedure door de Raad worden vastgesteld, besluit hij eveneens op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement.
De in de eerste alinea bedoelde maatregelen hebben met name betrekking op het douane- en handelsbeleid, het fiscale beleid, vrijhandelszones, het landbouw- en visserijbeleid, voorwaarden voor het aanbod van grondstoffen en essentiële consumptiegoederen, staatssteun en de voorwaarden voor toegang tot de structuurfondsen en tot horizontale programma's van de Unie.
De Raad neemt de in de eerste alinea bedoelde maatregelen aan, rekening houdend met de bijzondere kenmerken en beperkingen van de ultraperifere gebieden en zonder afbreuk te doen aan de integriteit en de samenhang van de rechtsorde van de Unie, met inbegrip van de interne markt en het gemeenschappelijk beleid.
III. - De voorgestelde rechtsgrondslagen
Artikel 43, lid 2 VWEU vormt de rechtsgrondslag voor het gemeenschappelijk visserijbeleid, waarbij het Europees Parlement en de Raad de bepalingen vaststellen die nodig zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen daarvan onder de normale wetgevingsprocedure.
Artikel 349 VWEU vormt de rechtsgrondslag met betrekking tot de voorwaarden voor de toepassing van de Verdragen op de ultraperifere gebieden, met inbegrip van gemeenschappelijk beleid. In het kader hiervan neemt de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement specifieke maatregelen voor deze gebieden aan. Volgens dit artikel stelt de Raad als enige maatregelen vast, en wordt het Parlement alleen geraadpleegd. Van belang is evenwel dat de Raad ingevolge artikel 16, lid 3, VEU bij gekwalificeerde meerderheid besluit, aangezien in artikel 349 VWEU niet anders is bepaald.
IV. - Jurisprudentie inzake de rechtsgrondslag
Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie moet de keuze van de rechtsgrondslag van een EU-maatregel gebaseerd zijn op objectieve gegevens die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn, waartoe met name het doel en de inhoud van de maatregel behoren[3]. De keuze van een onjuiste rechtsgrondslag kan dan ook aanleiding vormen tot de nietigverklaring van de desbetreffende handeling.
In dit geval moet derhalve worden vastgesteld of het voorstel hetzij:
1. een tweeledige doelstelling of een tweeledige component heeft, waarvan één doelstelling of component als de belangrijkste of dominante kan worden aangemerkt, terwijl de andere doelstelling of component uitsluitend een bijkomend karakter heeft; hetzij
2. tegelijkertijd een aantal doelstellingen of meerdere componenten heeft die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, waarbij niet één doelstelling of component secundair en indirect is in verhouding tot de andere.
Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie moet de handeling in het eerste geval stoelen op één enkele rechtsgrondslag, te weten die welke vereist is door de belangrijkste of dominante doelstelling of component, terwijl in het tweede geval de handeling moet stoelen op meerdere, corresponderende rechtsgrondslagen[4].
Het gebruik van een dubbele rechtsgrondslag kan evenwel niet op voorhand worden uitgesloten op basis van het feit dat de voor elke rechtsgrondslag vastgestelde procedures onderling onverenigbaar zijn[5]. Het gebruik van een dubbele rechtsgrondslag is geoorloofd als dat niet leidt tot aantasting van de rechten van het Europees Parlement. In onderhavig geval voorziet artikel 43, lid 2, VWEU in de toepassing van de gewone wetgevingsprocedure, en artikel 349 VWEU slechts in raadpleging van het Parlement. Het Hof heeft bepaald dat in een dergelijke situatie de gewone wetgevingsprocedure voorrang heeft, aangezien gebruikmaking daarvan een grotere betrokkenheid van het Parlement impliceert[6].
V. - Doel en inhoud van de voorgestelde verordening
Volgens de Commissie moet het voorstel er globaal voor zorgen dat zowel de visserij als de aquacultuur plaatsvindt in milieuomstandigheden die duurzaam zijn op lange termijn, en bijdraagt tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden[7].
De belangrijkste doelstellingen van het voorstel staan in de toelichting: het preciseren van de doelstellingen van het GVB, de beleidsinitiatieven die onder het GVB ressorteren, beter met elkaar te laten sporen, de mariene biologische hulpbronnen beter in stand te houden, met name via meerjarenplannen voor visserijbeheer, en een einde te maken aan de teruggooi, bij te dragen tot op het ecosysteem en het milieu gebaseerde beleidslijnen in het kader van het GVB, maatregelen in het kader van de instandhoudingspijler te regionaliseren aan de hand van een op zeegebieden gebaseerde benadering, de gegevensverzameling en het wetenschappelijk advies te versterken met het oog op een steviger kennisbasis voor het instandhoudingsbeleid, het externe beleid volledig te integreren in het GVB, de ontwikkeling van de aquacultuur te bevorderen, het beleid op het gebied van de gemeenschappelijke marktordening in het kader van het GVB te hervormen, een rechtskader vast te stellen voor een uiterlijk in 2014 aan te nemen nieuw financieel instrument dat de doelstellingen van het GVB en de Agenda 2020 van de EU ondersteunt, de betrokkenheid van de belanghebbende partijen verder te versterken en de stroomlijnen, en de onlangs vastgestelde nieuwe controleregeling in het GVB op te nemen.
In het ontwerpverslag van de Commissie visserij wordt hier nader op ingegaan door te stellen, in de toelichting, dat het bestaande GVB grotendeels is mislukt en er niet in is geslaagd oplossingen aan te dragen voor de langetermijnproblemen (overbevissing, overcapaciteit, de slechte economische situatie van veel ondernemingen in de visserijsector, de sociale problemen ten gevolg van de achteruitgang van de visserijsector in een groot aantal kustregio's). Bij wijze van conclusie wordt gesteld dat de nieuwe basisverordening moet zorgen voor een ambitieuze basis, om de aanhoudende negatieve trend om te keren en een duurzame en succesvolle visserij in Europa op te bouwen.
In het voorstel verwijst alleen artikel 6, lid 3, expliciet naar de ultraperifere gebieden. Het staat de lidstaten toe visserij-activiteiten te beperken tot vaartuigen die in de havens van de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden zijn geregistreerd. Er zij evenwel op gewezen dat de voor de vloot van elke lidstaat geldende vangstcapaciteitsmaxima (artikel 35 van het voorstel) nader worden uitgewerkt in bijlage II bij het voorstel voor een verordening, en dat de maxima voor afzonderlijke lidstaten in die bijlage niet alleen de ultraperifere gebieden omvatten, maar dat ook de maxima voor de ultraperifere gebieden zelf worden gespecificeerd. In artikel 35, lid 2, staat dat de Commissie wordt gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de herberekening van de vangstcapaciteitsmaxima. De bestaande wetgeving, Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad, bevat geen apart hoofdstuk met betrekking tot de ultraperifere gebieden.
Het ontwerpverslag van de Commissie visserij bevat 227 amendementen op het tekstvoorstel van de Commissie. In slechts één daarvan (amendement 23 met betrekking tot overweging 54) wordt verwezen naar de ultraperifere gebieden:
Amendement 23
Voorstel voor een verordening
Overweging 54
|
||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(54) Het lijkt passend de Commissie te machtigen om middels gedelegeerde handelingen een nieuwe adviesraad op te richten en de bevoegdheidszones van de bestaande adviesraden te wijzen, met name in het licht van de specifieke kenmerken van de Zwarte Zee. |
(54) Het lijkt passend de Commissie te machtigen om middels gedelegeerde handelingen een nieuwe adviesraad op te richten en de bevoegdheidszones van de bestaande adviesraden te wijzigen, met name in het licht van de specifieke kenmerken van de Zwarte Zee en de ultraperifere gebieden. |
|
Deze overweging verwijst naar de adviesraden die overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 52 t/m 54 van het voorstel moeten worden opgericht, en waarvan het aantal en de bevoegdheden door de Commissie moeten worden vastgesteld middels gedelegeerde handelingen die worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 55 van het voorstel.
Er zijn nog eens 2322 amendementen op het ontwerpverslag ingediend. Een aantal van deze amendementen heeft betrekking op de ultraperifere gebieden. Het zijn in het bijzonder de amendementen 228 en 1780, waarmee de vaststelling van artikel 349 VWEU als rechtsgrondslag wordt beoogd, alsmede de introductie van een nieuw artikel betreffende de oprichting van een adviesraad voor de ultraperifere gebieden, naast de oprichting van een adviesraad voor de nationale wateren.
Amendement 228
Alain Cadec
Ontwerpwetgevingsresolutie
Visum 3 bis (nieuw)
|
||
Ontwerpwetgevingsresolutie |
Amendement |
|
|
gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 349, |
|
Amendement 1780
Alain Cadec
Voorstel voor een verordening
Deel III – artikel 24 bis (nieuw)
|
||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
Artikel 24 bis |
|
|
Raadpleging van de adviesraden |
|
|
1. Overeenkomstig artikel 53 wordt een adviesraad voor de ultraperifere gebieden opgericht. |
|
|
2. Overeenkomstig artikel 53 wordt een adviesraad voor binnenvisserij opgericht. |
|
De amendementen 320 (dat identiek is aan amendement 321) en 2036 verwijzen ook naar artikel 349 VWEU en hebben betrekking op de specifieke situatie van de ultraperifere gebieden:
Amendement 320
Estelle Grelier, Patrice Tirolien
Voorstel voor een verordening
Overweging 15 bis (nieuw)
|
||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
(15 bis) Er moet steun worden toegekend voor de ontwikkeling van de sleutelsectoren waarin de ultraperifere regio's potentieel hebben om zich te specialiseren en ook comparatieve voordelen, zoals de sectoren visserij en aquacultuur. Met het oog op de uitvoering van een geregionaliseerd gemeenschappelijk visserijbeleid dient hun speciale status te worden erkend en dienen de artikelen 349 en 355, lid 1, van het VWEU te worden toegepast. |
|
Amendement 2036
Luís Paulo Alves
Voorstel voor een verordening
Artikel 34 – lid 1 bis (nieuw)
|
||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
1 bis. Zonder verhoging van de visserijinspanning mogen de vloten van de ultraperifere regio's, gelet op hun bijzondere kenmerken en overeenkomstig artikel 349 van het VWEU, voort specifieke steun blijven ontvangen voor hun modernisering, om de veiligheid en de exploitatieomstandigheden van hun activiteit te verbeteren. |
|
Er zij ook op gewezen dat het Europees Parlement op 18 april 2012 een resolutie heeft aangenomen over de rol van het cohesiebeleid voor de ultraperifere regio's, die de volgende passage bevat (onderstreping toegevoegd):
Betreurt dat in het voorstel voor de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid onvoldoende rekening wordt gehouden met de situatie en realiteit van de ultraperifere gebieden; benadrukt de maritieme dimensie van de ultraperifere gebieden en het belang van de visserij voor de ruimtelijke ordening en voor de werkgelegenheid van de lokale bevolking, vanwege de exclusieve economische zone van die regio's, waarvan het potentieel weerspiegeld moet worden in concrete en coherente maatregelen om een echte maritieme economie tot stand te brengen en naar behoren in aanmerking genomen moet worden in het programma van het Europees geïntegreerd maritiem beleid; herinnert aan de toenemende economische belangstelling voor de immense biogenetische en minerale rijkdommen in de zeebodem van de ultraperifere gebieden en wijst erop dat daarmee rekening moet worden gehouden bij de "nieuwe Europese strategie voor de ultraperifere gebieden, teneinde de ontwikkeling van een op de zee gebaseerde kenniseconomie te waarborgen; is in dit verband van oordeel dat de ultraperifere gebieden de kern van het maritiem beleid van de Unie moeten uitmaken, waarbij het met klem wijst op de rol van die gebieden bij de duurzame exploitatie van zeeën en kusten, alsook bij het internationaal maritiem beheer, en dat de Atlantische ultraperifere gebieden per definitie deel moeten uitmaken van de Atlantische strategie die momenteel in voorbereiding is[8].
In reactie hierop heeft de Franse Senaat - in het kader van de beoordeling van de subsidiariteit zoals bedoeld in Protocol 2 bij het VWEU - het volgende gemotiveerde advies doen toekomen:
Is in navolging van het Europees Parlement van oordeel dat onvoldoende rekening is gehouden met artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op basis waarvan specifieke maatregelen voor de ultraperifere gebieden kunnen worden genomen teneinde rekening te houden met hun bijzondere beperkingen, en vraagt de Commissie derhalve in de verordeningen op het gebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid en het Europees Visserijfonds speciaal op de ultraperifere gebieden gerichte bepalingen op te nemen[9].
VI. - Vaststelling van de juiste rechtsgrondslag
Om te kunnen bepalen wat in dit geval de passende rechtsgrondslag is, moet worden overwogen of de belangrijkste of dominante doelstelling van het voorstel erin bestaat bepalingen vast te stellen die nodig zijn voor het verwezenlijken van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, of dat de doelstelling van het vaststellen van specifieke maatregelen voor de ultraperifere gebieden met betrekking tot de visserij hiermee onlosmakelijk is verbonden en geen secundair en indirect karakter heeft.
De algemene doelstelling van het voorstel van de Commissie is ervoor te zorgen dat zowel de visserij als de aquacultuur plaatsvindt in milieuomstandigheden die duurzaam zijn op lange termijn, en bijdraagt tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden, terwijl in het ontwerpverslag van de Commissie visserij wordt benadrukt dat in het voorstel voor een verordening de voorwaarden moeten worden gecreëerd voor een omkering van de negatieve spiraal van problemen in de visserijsector en voor de ontwikkeling van een duurzame, succesvolle visserijsector in Europa.
De bepalingen in het voorstel die het mogelijk maken speciale maatregelen voor de ultraperifere gebieden te treffen, dat wil zeggen artikel 6, lid 3, betreffende geregistreerde vissersvaartuigen, en artikel 35 betreffende vangstcapaciteitsmaxima, hebben een beperkte reikwijdte en derhalve een secundair karakter ten opzichte van de dominante doelstelling van het vaststellen van de basisregels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
Het is overigens belangrijk erop te wijzen dat deze analyse misschien zal moeten worden herzien indien één of meerdere van de hierboven genoemde amendementen (die de vaststelling van specifieke maatregelen voor de ultraperfere gebieden beogen), bijvoorbeeld het amendement betreffende de oprichting van een adviesraad voor de ultraperifere gebieden, worden aangenomen, aangezien dat zou kunnen betekenen dat die maatregelen niet langer een secundair en indirect karakter hebben binnen van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Deze conclusie wordt ook geschraagd door de genoemde resolutie van het Europees Parlement over de rol van het cohesiebeleid voor de ultraperifere gebieden en het gemotiveerde advies van de Franse Senaat over de subsidiariteitsbeoordeling, omdat in beide wordt aangedrongen op opname - in de verordening - van specifieke maatregelen voor de ultraperifere gebieden.
Indien het verdere verloop van de wetgevinsgprocedure en de eventuele onderhandelingen met het oog op het bereiken van overeenstemming in tweede lezing erin zouden resulteren dat er nog meer amendementen op het voorstel worden ingediend die de invoeging beogen van aanvullende bepalingen betreffende specifieke maatregelen voor de ultraperifere gebieden, hetzij rechtstreeks, hetzij in de vorm van de delegering van wetgevingsbevoegdheid, moet de Commissie juridische zaken de rechtsgrondslag opnieuw beoordelen om vast te stellen of die bepalingen een secundair karakter hebben binnen het gemeenschappelijk visserijbeleid, of dat zij aanleiding geven tot een doelstelling die niet secundair en indirect is, en die dus de toevoeging van artikel 349 VWEU als rechtsgrondslag behoeven.
Wat de tweede vraag van de Commissie visserij betreft, zij erop gewezen dat hoewel artikel 349 VWEU, anders dan artikel 43, lid 2, VWEU, niet in de toepassing van de gewone wetgevingsprocedure voorziet, wel bepaalt dat de Raad zijn besluiten met gekwalificeerde meerderheid neemt. Deze bepalingen zijn daarom procedureel gezien niet onverenigbaar.
VII. - Conclusie en aanbeveling
Gezien de analyse hierboven kunnen de vragen van de Commissie visserij als volgt worden beantwoord:
1. Artikel 43, lid 2, VWEU vormt de enige passende rechtsgrondslag voor het voorstel in zijn huidige vorm, maar indien het voorstel zou worden gewijzigd en er aanvullende bepalingen in zouden worden opgenomen betreffende specifieke maatregelen voor de ultraperifere gebieden zou opnieuw moeten worden beoordeeld of die bepalingen aanleiding geven tot een doelstelling die niet uitsluitend een secundair karakter heeft binnen het gemeenschappelijk visserijbeleid, en die dus de toevoeging van artikel 349 VWEU als rechtsgrondslag behoeven.
2. De artikelen 43, lid 2, en 349 VWEU kunnen als gezamenlijke rechtsgrondslag worden vastgesteld, ondanks het feit dat zij voorzien in de toepassing van verschillende wetgevingsprocedures.
In haar vergadering van 17 september 2012 besloot de Commissie juridische zaken bijgevolg met eenparigheid van stemmen[10] uw commissie de volgende aanbeveling te doen: Artikel 43, lid 2, VWEU is de enige passende rechtsgrondslag voor het voorstel in zijn huidige vorm.
Hoogachtend,
Klaus-Heiner Lehne
- [1] COM(2009)0163.
- [2] Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visserijbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59).
- [3] Zaak C-45/86, Commissie tegen Raad (algemene tariefpreferenties), Jurispr. 1987, blz. 1493, par. 5; Zaak C-440/05, Commissie tegen Raad, Jurispr. 2007, blz. I-9097; Zaak C-411/06, Commissie tegen Parlement en Raad (8 september 2009) (OJ C 267 of 07.11.2009, p.8).
- [4] Zie de hierboven vermelde zaak C-411/06, par. 46-47.
- [5] Zaak C-178/03, Commissie tegen Europees Parlement en Raad, Jurispr. 2006, blz. I-107, par. 57; Zaak C-300/89 Commissie tegen Raad ("titaandioxide"), Jurispr. 1991, blz. I-2867, par. 17-25.
- [6] Zaak C-155/07 Europees Parlement tegen Raad, Jurispr. 2008 blz. I-8103, par. 75-79.
- [7] Zie COM(2011)0425, blz. 2.
- [8] Resolutie van het Europees Parlement van 18 april 2012 over de rol van het cohesiebeleid voor de ultraperifere regio's van de Europese Unie in de context van "Europa 2020", P7-TA(2012)0125, par. 17.
- [9] Resolutie van 3 juli 2012 die beoogt te bewerkstelligen dat de Europese Unie rekening houdt met de specifieke kenmerken van de visserijsector in de Franse ultraperifere gebieden.
- [10] Bij de eindstemming waren aanwezig: Raffaele Baldassarre (ondervoorzitter), Edit Bauer (overeenkomstig artikel 187, lid 2), Luigi Berlinguer, Sebastian Valentin Bodu (ondervoorzitter), Piotr Borys, Françoise Castex (ondervoorzitter), Christian Engström, Marielle Gallo, Eva Lichtenberger (rapporteur), Antonio Masip Hidalgo, Bernhard Rapkay, Evelyn Regner (ondervoorzitter), Dagmar Roth-Behrendt, Rebecca Taylor, Alexandra Thein, Axel Voss, Rainer Wieland, Cecilia Wikström, Tadeusz Zwiefka, Charalampos Angourakis (overeenkomstig artikel 187, lid 2).
ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (20.6.2012)
aan de Commissie visserij
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid
(COM(2011)0425 – C7-0198/2011 – 2011/0195(COD))
Rapporteur voor advies: Isabella Lövin
BEKNOPTE MOTIVERING
Het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) van de EU wordt momenteel hervormd. Dit GVB heeft een mondiale dimensie: meer dan 60 procent van de visconsumptie in de EU betreft ingevoerde vis, en de EU-vloot is in de hele wereld actief. Daarom is het uiterst belangrijk dat de interne en externe doelstellingen en maatregelen van het beleid op elkaar afgestemd zijn, vooral wat de betrekkingen met ontwikkelingslanden betreft. De beste manier om de externe impact van het GVB te beperken bestaat erin het EU-beleid inzake visserijbeheer te funderen op beginselen van ecologische duurzaamheid. Zo vermindert onze afhankelijkheid van visserijhulpbronnen buiten de Unie.
De externe dimensie van het beleid wordt gewoonlijk vereenzelvigd met de bilaterale visserijovereenkomsten tussen de EU en derde landen (de zogenaamde "partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied", die de Commissie wil omdopen tot "duurzamevisserijovereenkomsten") en met de regionale organisaties voor visserijbeheer. De visserijbelangen van de EU betreffen echter ook privéovereenkomsten tussen eigenaars van EU-vaartuigen en derde landen, joint ventures en andere investeringsverbanden. Dergelijke activiteiten en overeenkomsten moeten, voor zover ze in het kader van het EU-recht worden uitgevoerd, ten volle bijdragen aan de doelstellingen van het GVB.
De Commissie wil in de nieuwe basisverordening van het GVB voor het eerst ook bepalingen over de externe dimensie van het beleid opnemen. Haar voorstel bevat evenwel uitsluitend artikelen met betrekking tot bilaterale overeenkomsten en regionale organisaties voor visserijbeheer.
De belangrijkste beginselen in het voorstel:
· de EU moet streven naar een beter visserijbeheer om de visbestanden boven een niveau te houden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren (artikel 39, lid 2);
· het sluiten van een bilaterale overeenkomst is slechts aan de orde wanneer deze betrekking heeft op de toegang tot visbestanden waarvan de omvang groter is dan wat de kuststaat kan exploiteren (artikel 41, lid 2);
· financiële compensatie voor de toegang tot visbestanden moet worden losgekoppeld van financiële steun voor de bevordering van de sectorale ontwikkeling in het derde land (artikel 42).
Deze elementen van het voorstel verdienen de volledige steun van de Commissie ontwikkelingssamenwerking.
Controversiëler is dat de Commissie de lidstaten wil verplichten een systeem van overdraagbare visserijconcessies in te stellen, waarbij particulieren of bedrijven voor een lange periode visserijrechten krijgen toegewezen, die zij dan onder elkaar kunnen verhandelen. Een dergelijke praktijk leidt al te vaak tot concentratie van visserijrechten, en soms zelfs tot speculatie met vangstmogelijkheden. De Commissie stelt voor om in het kader van bilaterale overeenkomsten verkregen vangstmogelijkheden van dit marktgerichte systeem uit te sluiten, maar wil vangstmogelijkheden in internationale wateren en in wateren van landen waarmee de EU geen bilaterale visserijovereenkomst heeft wel aan het systeem onderwerpen. Een dergelijk systeem mag onder geen beding worden toegepast buiten de EU-wateren. Een van de ingediende amendementen verwijst hiernaar.
Voorts moeten bijkomende bepalingen in verband met de externe dimensie van het GVB in de basisverordening worden opgenomen, met name bepalingen die relevant zijn voor ontwikkelingslanden. Ook hierop hebben een aantal amendementen betrekking.
Veel aspecten van het extern visserijbeleid blijven nogal vaag. Zo is er onvoldoende openbare informatie over vangsten, de draagwijdte van visserijactiviteiten van EU-schepen, de impact van de EU-vloot en van andere vloten, enz. Een aantal van de ingediende amendementen moeten voor meer transparantie zorgen.
Visserijovereenkomsten zijn al jaren het voorwerp van hevige, in sommige gevallen terechte kritiek. Met het oog op de duurzame exploitatie van mariene hulpbronnen kunnen evenwichtig onderhandelde en degelijk uitgevoerde bilaterale overeenkomsten nochtans een meerwaarde bieden. Een stopzetting van de overeenkomsten zou ertoe leiden dat de EU andere verbintenissen aangaat, zoals privéovereenkomsten, die ontsnappen aan iedere vorm van democratische controle.
Wat de bilaterale visserijovereenkomsten zelf aangaat, worden een aantal bijkomende bepalingen voorgesteld, waaronder een clausule over de naleving van de mensenrechten en de internationale arbeidswetgeving.
Recente visserijovereenkomsten bevatten een "exclusiviteitsclausule", die bepaalt dat vaartuigen slechts mogen vissen in de wateren van derde landen waarmee de EU een overeenkomst heeft indien dit gebeurt in het kader van deze overeenkomst. Een dergelijke clausule moet ook in de basisverordening worden opgenomen, naast een bepaling ter voorkoming van "omvlaggen" (vaartuigen die regelmatig van vlag veranderen om nieuwe vangstmogelijkheden voor zichzelf te creëren). Er moet een verbod op omvlaggen komen voor vaartuigen die in het kader van een bilaterale overeenkomst van de EU wensen te vissen.
De EU wil duurzame visserij in de hele wereld bevorderen, en haar voornemen om een rol op te nemen in internationale organisaties voor visserijbeheer is lovenswaardig. Een goed beheerde mondiale visserij draagt bij tot het halen van de ontwikkelingsdoelstellingen, zoals voedselzekerheid voor de huidige en komende generaties. Om de aanpak van de EU te doen slagen, is het evenwel essentieel dat haar initiatieven worden afgestemd op en ondersteund door het ontwikkelingsbeleid van de EU. Er is in ontwikkelingslanden veel behoefte aan capaciteitsopbouw op het gebied van toezicht, controle en bewaking, onderzoek van de bestanden en visserijbeheer. Als de EU niet kiest voor een holistische aanpak van die capaciteitsopbouw, waarbij alle beleidslijnen op elkaar worden afgestemd, dreigt zij het verwijt te krijgen onmogelijke eisen op het gebied van visserijbeheer te stellen aan ontwikkelingslanden, wat de verwezenlijking van haar doelstellingen in het gedrang zou brengen.
AMENDEMENTEN
De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie visserij onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 38 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(38 bis) Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet aansluiten bij het ontwikkelingsbeleid van de Unie en bijdragen aan de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling; |
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – letter f | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(f) samenhang met het geïntegreerd maritiem beleid en met andere beleidsgebieden van de Unie. |
(f) samenhang met het geïntegreerd maritiem beleid en met andere beleidsgebieden van de Unie, alsook met de internationale verbintenissen van de Unie en haar lidstaten. |
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – letter f bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(f bis) transparantie van en toegang tot informatie, in overeenstemming met het Verdrag van Aarhus, ook met betrekking tot de externe dimensie. |
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Een dergelijk systeem is niet van toepassing buiten de EU-wateren. |
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – titel | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Toewijzing van overdraagbare visserijconcessies |
Toewijzing van vangstmogelijkheden |
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Elke lidstaat wijst op basis van transparante criteria overdraagbare visserijconcessies toe voor elk bestand of elke groep bestanden waarvoor overeenkomstig artikel 16 vangstmogelijkheden zijn toegewezen, behalve wanneer het vangstmogelijkheden betreft die zijn verkregen in het kader van duurzamevisserijovereenkomsten. |
2. Elke lidstaat kan op basis van transparante criteria overdraagbare visserijconcessies toewijzen voor elk bestand of elke groep bestanden waarvoor overeenkomstig artikel 16 vangstmogelijkheden zijn toegewezen, behalve wanneer het vangstmogelijkheden betreft die zijn verkregen in het kader van duurzamevisserijovereenkomsten. |
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Deel VII – Titel -1 - artikel 38 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Titel -1 |
|
ALGEMENE DOELSTELLINGEN |
|
Artikel 38 bis |
|
De externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid sluit aan bij het milieu-, het ontwikkelings- en het handelsbeleid van de Unie. Bedoeling is het externe visserijbeheer aan dezelfde doelstellingen en normen te koppelen als het visserijbeheer in de wateren van de Unie. |
|
De Europese Unie stemt haar beleid inzake ontwikkelingssamenwerking actief af op haar extern visserijbeleid teneinde ontwikkelingslanden doeltreffend te steunen bij de uitvoering van maatregelen voor een duurzaam mondiaal visserijbeheer. |
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Artikel 40 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De lidstaten zorgen ervoor dat hun marktdeelnemers de in alinea 1 bedoelde maatregelen naleven. Bij niet-naleving kan de Commissie sancties vaststellen. |
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Artikel 41 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. In met derde landen gesloten duurzamevisserijovereenkomsten wordt een juridisch, economisch en ecologisch bestuurskader vastgesteld voor visserijactiviteiten die EU-vissersvaartuigen verrichten in wateren van derde landen. |
1. In met derde landen gesloten duurzamevisserijovereenkomsten wordt een juridisch, economisch, sociaal en ecologisch bestuurskader vastgesteld voor visserijactiviteiten die EU-vissersvaartuigen verrichten in wateren van derde landen. De overeenkomsten dragen bij aan de totstandbrenging van duurzame ontwikkeling in derde landen en van een verantwoorde visserij wereldwijd. |
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Artikel 41 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. EU-vissersvaartuigen zijn slechts gerechtigd tot de vangst van het in artikel 62, lid 2, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee bedoelde overschot van de toegestane vangst dat het derde land heeft vastgesteld en dat is geïdentificeerd op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies en op basis van relevante, door de Unie en het betrokken derde land uitgewisselde informatie over de totale visserijinspanning op de betrokken bestanden, teneinde ervoor te zorgen dat de betrokken visbestanden boven een niveau blijven dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
2. EU-vissersvaartuigen zijn slechts gerechtigd tot de vangst van het in artikel 62, lid 2, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee bedoelde overschot van de toegestane vangst dat het derde land heeft vastgesteld en dat is geïdentificeerd op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies en op basis van relevante, door de Unie en het betrokken derde land uitgewisselde informatie over de totale visserijinspanning van alle vloten op de betrokken bestanden, teneinde ervoor te zorgen dat de betrokken visbestanden boven een niveau blijven dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Artikel 41 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Duurzamevisserijovereenkomsten bepalen dat visvergunningen voor bestanden in het derde land uitsluitend worden afgegeven aan vissersvaartuigen die in de 24 maanden vóór het aanvragen van een vergunning reeds onder EU-vlag hebben gevaren. Vissersvaartuigen van de EU die actief zijn in de wateren van een derde land waarmee de Unie een duurzamevisserijovereenkomst heeft gesloten, mogen geen activiteiten uitvoeren buiten het kader van die overeenkomst. |
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Artikel 41 – lid 2 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 ter. Op het niveau van de Unie wordt toegezien op de activiteiten van EU-vissersvaartuigen die buiten het kader van duurzamevisserijovereenkomsten actief zijn in niet-EU-wateren. Deze vaartuigen dienen dezelfde richtsnoeren in acht te nemen als de vaartuigen die in EU-wateren vissen. |
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Artikel 41 – lid 2 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 quater. De eerbiediging van de democratische beginselen en de rechten van de mens, zoals deze zijn verankerd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en andere relevante internationale mensenrechteninstrumenten, en van het beginsel van de rechtsstaat, vormt een essentieel onderdeel van duurzamevisserijovereenkomsten. |
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Artikel 41 – lid 2 quinquies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 quinquies. Vooraleer er wordt onderhandeld over volgende protocollen, worden onafhankelijke evaluaties opgemaakt over de impact van de vorige protocollen. Dergelijke evaluaties bieden informatie over vangsten en visserijactiviteiten en zijn openbaar. |
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Artikel 42 – lid 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) een deel van de kosten van de toegang tot de visserijhulpbronnen in wateren van derde landen te dragen; |
(a) een deel van de kosten van de toegang tot de visserijhulpbronnen in wateren van derde landen te dragen, waarbij de begunstigden van de toegang een progressief oplopend deel van de kosten dragen; |
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Artikel 42 – lid 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) het bestuurskader in te voeren, onder meer op het gebied van ontwikkeling en onderhoud van de vereiste wetenschappelijke en onderzoeksinstellingen, de capaciteit voor toezicht, controle en bewaking en andere capaciteitsopbouwende elementen die gepaard gaan met de ontwikkeling van een duurzaam visserijbeleid van het betrokken derde land. De financiële steun wordt slechts verleend indien specifieke resultaten worden gehaald. |
(b) het bestuurskader in te voeren, onder meer op het gebied van ontwikkeling en onderhoud van de vereiste wetenschappelijke en onderzoeksinstellingen, de capaciteit voor toezicht, controle en bewaking, mechanismen ter bevordering van transparantie, participatie en verantwoordingsplicht en andere capaciteitsopbouwende elementen die gepaard gaan met de ontwikkeling van een duurzaam visserijbeleid van het betrokken derde land. De financiële steun wordt slechts verleend indien specifieke resultaten worden gehaald. Ze vormt een aanvulling op en sluit aan bij de in het betrokken derde land uitgevoerde ontwikkelingsprojecten en -programma's. |
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Artikel 42 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. Onverminderd de controlebevoegdheden waarover de bij duurzamevisserijovereenkomsten met derde landen opgerichte gemengde comités beschikken, moet deze financiële steun op een open en verantwoordelijke manier kunnen worden gecontroleerd. Dit behelst onder meer algemeen beschikbare financiële doorlichtingen en onafhankelijke evaluaties van de resultaten van de door de Commissie verleende financiële steun. |
PROCEDURE
Titel |
Gemeenschappelijk visserijbeleid |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2011)0425 – C7-0198/2011 – 2011/0195(COD) |
||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
PECH 13.9.2011 |
|
|
|
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
DEVE 13.9.2011 |
||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Isabella Lövin 29.8.2011 |
||||
Behandeling in de commissie |
23.4.2012 |
|
|
|
|
Datum goedkeuring |
19.6.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
26 0 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Thijs Berman, Michael Cashman, Véronique De Keyser, Nirj Deva, Leonidas Donskis, Catherine Grèze, Filip Kaczmarek, Michał Tomasz Kamiński, Gay Mitchell, Norbert Neuser, Jean Roatta, Birgit Schnieber-Jastram, Michèle Striffler, Keith Taylor, Eleni Theocharous, Patrice Tirolien, Ivo Vajgl, Anna Záborská, Iva Zanicchi |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Gesine Meissner, Csaba Őry, Judith Sargentini, Patrizia Toia |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Ioan Enciu, Gabriele Zimmer |
||||
ADVIES van de Begrotingscommissie (22.6.2012)
aan de Commissie visserij
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid
(COM(2011)0425 – C7‑0198/2011 – 2011/0195(COD))
Rapporteur voor advies: François Alfonsi
BEKNOPTE MOTIVERING
Om tot een duurzaam beheer van de visserij te komen in zowel ecologisch, economisch als sociaal opzicht is een gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) van de Europese Unie onontbeerlijk. Tot nog toe heeft het gemeenschappelijk visserijbeleid niet de verwachte resultaten opgeleverd, en de Commissie zet zich dan ook in voor een grondige hervorming van het GVB teneinde het hoofd te bieden aan de huidige ernstige daling van de visstand, de overcapaciteit van de vloot en de geringe rentabiliteit en het lage economische weerstandsvermogen van veel vloten. Een aantal elementen dient te worden hervormd, wil het algemene doel kunnen worden bereikt om visserij- en aquacultuuractiviteiten te blijven waarborgen die op de lange termijn duurzame milieuvoorwaarden bieden en bijdragen tot de voedselvoorziening.
Een herzien beleid dient gericht te zijn op de exploitatie van mariene biologische hulpbronnen op een manier die de visbestanden terugbrengen naar en handhaven op een niveau dat boven de maximale duurzame opbrengst ligt. Een dergelijk systeem zou zo spoedig mogelijk moeten worden ingevoerd, daar dit ertoe zou leiden dat de bestanden er globaal gezien aanzienlijk beter voor komen te staan en dat de situatie op economisch en sociaal gebied bijgevolg significant zal verbeteren. Door daarnaast ongewenste vangsten te reduceren, een einde te maken aan de teruggooi en de negatieve impact op de mariene ecosystemen tot een minimum te beperken, onder meer via de ontwikkeling van selectief vistuig, wordt bijgedragen aan een goede milieutoestand.
Gelijke toegang tot de wateren blijft een essentieel beginsel van het GVB, evenals het behoud van de mariene biologische hulpbronnen, dat eveneens een fundamentele pijler moet blijven van het streven naar de doelstellingen van het GVB. Van cruciaal belang voor het behoud van de visstand zijn meerjarenplannen voor het beheer van de exploitatie van hulpbronnen op een duurzaam niveau. Daarnaast blijft een basisbeleid voor vlootbeheer noodzakelijk, met gedetailleerde totale vangstcapaciteitsmaxima per lidstaat.
Het GVB dient de in ecologisch, economisch en sociaal opzicht houdbare ontwikkeling van de duurzame aquacultuurindustrie te ondersteunen. Duurzame aquacultuur biedt de mogelijkheid om bij te dragen tot voedselzekerheid, groei en werkgelegenheid in kust- en plattelandsgebieden, vooropgesteld dat er sprake is van goed beheer, teneinde milieuschade te voorkomen. Forse vooruitgang is mogelijk wanneer de lidstaten op basis van de strategische richtsnoeren van de Unie nationale strategische plannen opstellen om via maatregelen op het gebied van zekerheid van het bedrijfsklimaat en toegang tot wateren en ruimte de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur te bevorderen. Steun voor het mariene Natura-2000-netwerk in beschermde gebieden vormt eveneens een essentiële investering in deze context. Met de ontwikkeling van de aquacultuur zijn aspecten verbonden die de hele EU betreffen: strategische keuzes van de ene lidstaat kunnen gevolgen hebben voor de ontwikkeling van deze sector in een andere lidstaat. Het is dan ook van wezenlijk belang dat de lidstaten zich op de hoogte kunnen stellen van wat andere lidstaten op het gebied van aquacultuurontwikkeling van plan zijn.
Het totale bedrag dat voor het (door het Visserijfonds gefinancierde) GVB is voorzien beloopt voor de volgende financieringsperiode 6,68 miljard euro.
De rapporteur sluit zich aan bij de algemene strekking van de voorgestelde hervorming.
******
De Begrotingscommissie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie visserij voor te stellen dat het Europees Parlement zijn standpunt in eerste lezing vaststelt en het voorstel van de Commissie overneemt.
De Begrotingscommissie zal een gedetailleerde beoordeling van de begrotingsaspecten opnemen in haar advies inzake het voorstel voor een verordening betreffende het Europees Maritiem en Visserijfonds. Een punt daarin zal de specifieke subsidiëring van de kleinschalige visserij zijn.
AMENDEMENTEN
De Begrotingscommissie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie visserij onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Amendement 1 Ontwerpwetgevingsresolutie Paragraaf 1 bis (nieuw) | |
Ontwerpwetgevingsresolutie |
Amendement |
|
1 bis. herinnert aan zijn resolutie van 8 juni 2011 over “Investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa”1; herhaalt dat er in het nieuwe MFK voldoende extra middelen nodig zijn om de Unie in staat te stellen haar bestaande beleidsprioriteiten evenals de nieuwe, in het Verdrag van Lissabon voorziene taken uit te voeren, en daarnaast te reageren op onvoorziene gebeurtenissen; verzoekt de Raad, indien hij het niet eens is met deze visie, duidelijk aan te geven welk van zijn politieke prioriteiten of projecten kunnen komen te vervallen, ongeacht hun bewezen Europese toegevoegde waarde; |
|
______________ |
|
1Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0266. |
Amendement 2 Ontwerpwetgevingsresolutie Paragraaf 1 ter (nieuw) | |
Ontwerpwetgevingsresolutie |
Amendement |
|
1 ter. wijst erop dat de geraamde financiële impact van het voorstel slechts een indicatie is ten behoeve van de wetgevingsautoriteit, en niet kan worden vastgesteld voordat er overeenstemming is bereikt over het voorstel voor een verordening tot vaststelling van het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020; |
PROCEDURE
Titel |
Gemeenschappelijk visserijbeleid |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2011)0425 – C7-0198/2011 – 2011/0195(COD) |
||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
PECH 13.9.2011 |
|
|
|
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
BUDG 13.9.2011 |
||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
François Alfonsi 8.9.2011 |
||||
Datum goedkeuring |
20.6.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
24 2 2 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Richard Ashworth, Francesca Balzani, Zuzana Brzobohatá, Andrea Cozzolino, Eider Gardiazábal Rubial, Jens Geier, Ivars Godmanis, Lucas Hartong, Jutta Haug, Monika Hohlmeier, Sidonia Elżbieta Jędrzejewska, Ivailo Kalfin, Sergej Kozlík, Jan Kozłowski, Giovanni La Via, Barbara Matera, Claudio Morganti, Juan Andrés Naranjo Escobar, Nadezhda Neynsky, Dominique Riquet, Alda Sousa, László Surján, Angelika Werthmann |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Alexander Alvaro, Jürgen Klute, Jan Mulder, María Muñiz De Urquiza, Theodor Dumitru Stolojan |
||||
ADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (14.5.2012)
aan de Commissie visserij
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid
(COM(2011)0425 – C7-0198/2011 – 2011/0195(COD))
Rapporteur voor advies: Chris Davies
BEKNOPTE MOTIVERING
Het is overduidelijk dat het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) dringend aan herziening toe is. De visstand in de Europese wateren is de afgelopen decennia dramatisch afgenomen en bepaalde vissoorten dreigen volledig te verdwijnen. Een kwart van de gevangen vis gaat volledig verloren omdat ze dood overboord wordt gegooid, terwijl meer dan 60% van de in Europa geconsumeerde vis momenteel wordt geïmporteerd. Een te groot aantal vissersboten maakt jacht op te weinig vis, terwijl de capaciteit van de Europese vloot nog steeds met 3% per jaar toeneemt. De visserijsector maakt nauwelijks winst, en wordt in veel gevallen alleen overeind gehouden door subsidies; de acute financiële problemen bevorderen het kortetermijndenken en de toepassing van niet-duurzame, schadelijke methodes die het mariene milieu ernstig hebben aangetast.
Zo kunnen we niet doorgaan.
De visbestanden waren al bezig af te nemen voordat het GVB in 1983 werd ingevoerd. Uit historisch materiaal valt af te leiden dat de houten vissersboten van 100 jaar geleden, die afhankelijk waren van hun zeilen en de wind, soms meer vis vingen dan de hoogtechnische schepen van tegenwoordig, en dat de vis gemiddeld veel groter was.
Overbevissing heeft een lange geschiedenis, maar het GVB heeft niet bepaald bijgedragen tot het terugdringen ervan. Het probleem schuilt niet in de gedachte dat de EU gemeenschappelijke regels zou moeten hebben, maar in het beleid zelf, en vooral in de uitvoering ervan. Het kortetermijndenken regeert. De ministers die elk jaar bijeenkomen om quota vast te stellen zouden de wetenschappelijke aanbevelingen gemiddeld met maar liefst 48% hebben overschreden. Als gevolg daarvan is de visstand gedaald en is de grootte van de gevangen vis afgenomen. De huidige praktijk kan niet voorzien in een duurzame aanvoer van voedsel uit zee.
Gelukkig kunnen onze wateren veel meer vis aan dan zij nu bevatten, en is niet iedere beleidsbeslissing verkeerd gebleken. Bij sommige vissoorten is de afname tot staan gebracht. In een klein maar toenemend aantal gevallen weet het EU-beleid te bewerkstelligen dat de visbestanden zich herstellen tot een niveau dat de maximale duurzame opbrengst overschrijdt. Dit dient het streven voor álle visbestanden te zijn.
De Europese Commissie stelt een grondige hervorming voor die uitgaat van de volgende hoofdpunten:
· vaststelling van langetermijnbeheersplannen voor alle visbestanden, met als doel het bereiken van de maximale duurzame opbrengst in 2015;
· jaarlijkse toewijzing van vangstmogelijkheden strikt op basis van wetenschappelijk advies, of bij ontbreken daarvan, onder toepassing van het voorzorgsbeginsel;
· een verbod op het teruggooien van dode exemplaren van commercieel geëxploiteerde vissoorten;
· invoering in heel Europa van op rechten gebaseerd beheer (overdraagbare visserijconcessies of TFC's) waarmee vissers een commerciële stimulans wordt geven om duurzaam te vissen en het probleem van overcapaciteit wordt aangepakt;
· beëindiging van het systeem van microbeheer vanuit Brussel, en decentralisering van de dagelijkse besluitvorming naar regionale instanties die rekening kunnen houden met de plaatselijke omstandigheden;
· voorschriften die bepalen dat de Europese vloot zich aan strenge normen houdt als zij in wateren van derde landen vist;
· stimulering van de ontwikkeling van aquacultuur in heel Europa.
De Europese Commissie neemt het voortouw bij het streven naar verandering, en de rapporteur voor advies spreekt zijn voldoening en bijval uit met betrekking tot de voorstellen in onderhavige ontwerpverordening. Maar uit de tekst blijkt niet altijd even duidelijk hoe de voorgestelde regelingen in de praktijk zullen werken. Er zijn extra waarborgen nodig om ervoor te zorgen dat de doelstellingen worden bereikt en om duurzaamheid te bevorderen, alsmede aanvullende maatregelen om de naleving zeker te stellen.
De rapporteur voor advies wil met onderstaande amendementen het volgende bereiken:
· bevordering van maatregelen voor het herstel van de visbestanden;
· verbetering van het primaat van langetermijnbeheersplannen, en beperking van de vrijheid van regeringen om bij het vaststellen van jaarlijkse quota wetenschappelijk advies te negeren;
· de weg bereiden voor uitbreiding van een teruggooiverbod tot alle vissoorten;
· betere bescherming van het mariene milieu;
· aantonen dat het systeem van op rechten gebaseerd beheer (TFC's) door de lidstaten kan worden aangepast om rekening te houden met nationale prioriteiten en om bepaalde belangen te beschermen;
· totstandbrenging van meer mogelijkheden voor kleinschalige en milieuvriendelijkere vangstmethodes;
· optrekken van de normen voor EU-schepen die in buitenlandse wateren vissen;
· aanpakken van problemen rond de ontwikkeling van aquacultuur;
· benadrukken dat het visserijbeleid transparant moet zijn en aan openbare controle moet zijn onderworpen.
Bij de formulering van de amendementen heeft de rapporteur voor advies gebruik gemaakt van suggesties van vertegenwoordigers van de volgende instellingen en organisaties: Europese Commissie; de regeringen van Denemarken, Frankrijk, IJsland, Noorwegen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk; Aquaculture Stewardship Council; BalticSea2020; Birdlife; Client Earth; Greenpeace; New Under Ten Fishermen's Association; Ocean 2012; Oceana; Pew Environment Group; UN FAO; WWF.
De verantwoordelijkheid voor de voorstellen is evenwel volledig voor rekening van de rapporteur voor advies.
AMENDEMENTEN
De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie visserij onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(2) Het gemeenschappelijk visserijbeleid is van toepassing op de instandhouding, het beheer en de exploitatie van mariene biologische hulpbronnen. Het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid bestrijkt, in verband met marktmaatregelen en financiële maatregelen ter ondersteuning van de GVB-doelstellingen, tevens de biologische zoetwaterhulpbronnen en de aquacultuur, en de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten voor zover deze activiteiten worden uitgeoefend op het grondgebied van de lidstaten of in EU-wateren, inclusief door vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd zijn in derde landen, door EU-vissersvaartuigen of door onderdanen van de lidstaten, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat en indachtig de bepalingen van artikel 117 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee. |
(2) Het gemeenschappelijk visserijbeleid is van toepassing op de instandhouding, het duurzame beheer van mariene biologische hulpbronnen en de beperking van de effecten op het mariene milieu. Het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid bestrijkt, in verband met marktmaatregelen en financiële maatregelen ter ondersteuning van de GVB-doelstellingen, tevens de biologische zoetwaterhulpbronnen en de aquacultuur, en de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten voor zover deze activiteiten worden uitgeoefend op het grondgebied van de lidstaten of in EU-wateren, inclusief door vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd zijn in derde landen, door EU-vissersvaartuigen of door onderdanen van de lidstaten, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat en indachtig de bepalingen van artikel 117 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee. |
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(3) Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ervoor zorgen dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur bijdragen tot omstandigheden die vanuit ecologisch, economisch en sociaal gebied duurzaam op lange termijn zijn. Het GVB moet bovendien een bijdrage leveren tot een verhoging van de productiviteit, een billijke levensstandaard voor de visserijsector en stabiele markten, en moet ervoor zorgen dat de hulpbronnen beschikbaar zijn en dat de consument tegen een redelijke prijs toegang heeft tot de voorraden. |
(3) Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ervoor zorgen dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur bijdragen tot stabiliteit die vanuit ecologisch, economisch en sociaal gebied duurzaam op lange termijn is. Het GVB moet bovendien een bijdrage leveren tot een verhoging van de productiviteit, het bieden van voedselzekerheid, een billijke levensstandaard voor de visserijsector, behoorlijke arbeidsomstandigheden voor wie in de sector werkt en stabiele markten, en moet ervoor zorgen dat de hulpbronnen beschikbaar zijn en dat de consument tegen een redelijke prijs toegang heeft tot de voorraden. |
Motivering | |
Dit is een taalkundige wijziging: het is niet duidelijk wat "bijdragen tot omstandigheden" betekent. Bijdragen tot stabiliteit die vanuit ecologisch, economisch en sociaal gebied duurzaam op lange termijn is, moet een van de hoofddoelstellingen van het GVB zijn. De EU voert momenteel 60% van de vis die ze consumeert, in. Het GVB moet de mariene hulpbronnen beheren om de visbestanden terug op een peil te brengen dat Europa voedselzekerheid kan bieden. Veel arbeiders die geen EU-onderdanen zijn, vooral zij die offshore werken, zijn niet beschermd door de sociale wetgeving van de Europese Unie. | |
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(4 bis) Het Verdrag mag geen belemmering vormen voor de verplichting van de Unie om de exploitatie van de mariene hulpbronnen duurzaam te beheren; |
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(5) Tijdens de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling die in 2002 in Johannesburg heeft plaatsgevonden, hebben de EU en haar lidstaten zich ertoe verbonden op te treden tegen de aanhoudende achteruitgang van tal van visbestanden. De Unie moet er dan ook via een verbetering van haar gemeenschappelijk visserijbeleid prioritair voor zorgen dat de niveaus waarop de mariene biologische hulpbronnen worden geëxploiteerd, uiterlijk in 2015 op een niveau worden gehouden of gebracht dat de maximale duurzame opbrengst van de populaties van de beviste bestanden kan opleveren. Wanneer minder wetenschappelijke informatie beschikbaar is, kan het noodzakelijk zijn schattingen toe te passen op de maximale duurzame opbrengst. |
(5) Tijdens de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling die in 2002 in Johannesburg heeft plaatsgevonden, hebben de EU en haar lidstaten zich ertoe verbonden op te treden tegen de aanhoudende achteruitgang van tal van visbestanden. De Unie moet er dan ook via een verbetering van haar gemeenschappelijk visserijbeleid prioritair voor zorgen dat de populatieniveaus van beviste bestanden, uiterlijk in 2015 boven een niveau worden gehouden of gebracht dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. Wanneer minder wetenschappelijke informatie beschikbaar is, moet de voorzorgsbenadering worden gehanteerd. |
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(7) De duurzame exploitatie van mariene biologische hulpbronnen moet worden gebaseerd op de voorzorgsbenadering, die dient te worden afgeleid uit het voorzorgsbeginsel als vermeld in artikel 191, lid 2, eerste alinea, van het Verdrag. |
(7) Het duurzame beheer van mariene biologische hulpbronnen moet worden gebaseerd op de voorzorgsbenadering, die dient te worden afgeleid uit het voorzorgsbeginsel als vermeld in artikel 191, lid 2, eerste lid, van het Verdrag. De voorzorgsbenadering is van toepassing wanneer het wetenschappelijke bewijs ontoereikend, niet sluitend of onzeker is. |
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 8 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(8) Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ertoe bijdragen dat het mariene milieu wordt beschermd en dat met name uiterlijk in 2020 een goede milieutoestand wordt bereikt, zoals is vastgesteld in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (kaderrichtlijn mariene strategie). |
(8) Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ertoe bijdragen dat het mariene milieu wordt beschermd, dat commercieel beviste soorten duurzaam worden beheerd en dat met name uiterlijk in 2020 een goede milieutoestand wordt bereikt, zoals is vastgesteld in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (kaderrichtlijn mariene strategie). |
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 9 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(9) Het is noodzakelijk een ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer ten uitvoer te leggen, de milieueffecten van visserijactiviteiten te beperken en ongewenste vangsten tot een minimum te herleiden en geleidelijk volledig te elimineren. |
(9) Het is noodzakelijk een ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer ten uitvoer te leggen om de milieueffecten van visserijactiviteiten op visbestanden, niet-doelsoorten, habitats en de zeebodem te beperken en ongewenste vangsten tot een minimum te herleiden en geleidelijk volledig te elimineren. |
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 17 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(17) Bestanden die gezamenlijk worden geëxploiteerd, zouden waar mogelijk in één meerjarenplan moeten worden ondergebracht. In de meerjarenplannen moet de basis voor de vaststelling van de vangstmogelijkheden worden vastgesteld, net als kwantificeerbare streefdoelen voor de duurzame exploitatie van de betrokken bestanden en mariene ecosystemen, duidelijke termijnen en vrijwaringsmechanismen voor onvoorziene ontwikkelingen. |
(17) Visserijtakken die afzonderlijke visbestanden exploiteren of visserijtakken die meerdere bestanden door elkaar exploiteren zouden waar mogelijk in één meerjarenplan moeten worden ondergebracht. In de meerjarenplannen moet de basis voor de vaststelling van de vangstmogelijkheden worden vastgesteld, overeenkomstig het best mogelijke wetenschappelijke advies, net als kwantificeerbare streefdoelen voor het duurzame beheer van de betrokken bestanden en mariene ecosystemen, duidelijke termijnen en vrijwaringsmechanismen voor onvoorziene ontwikkelingen. De meerjarenplannen moeten een beoordeling omvatten van de balans tussen vlootcapaciteit en beschikbare vangstmogelijkheden. |
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 21 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(21) Wat bestanden betreft waarvoor geen meerjarenplan is vastgesteld, moet aan de hand van de vaststelling van vangst‑ en/of visserijinspanningsbeperkingen worden gegarandeerd dat het exploitatieniveau dat de maximale duurzame opbrengst oplevert, wordt bereikt. |
(21) Wat bestanden betreft waarvoor geen meerjarenplan is vastgesteld, moeten beperkingen inzake de vangst- en visserijinspanning worden ingesteld om ervoor te zorgen dat het exploitatieniveau geen belemmering vormt voor het streefdoel om de populatie van de gevangen soorten tegen 2015 boven een peil dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren te brengen en te houden. |
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 22 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(22) Gezien de precaire economische situatie van de visserijsector en de mate waarin sommige kustgemeenschappen van de visserij afhankelijk zijn, is het noodzakelijk de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten te garanderen door de vangstmogelijkheden over de lidstaten te verdelen op basis van een voorspelbaar aandeel in de bestanden voor elke lidstaat. |
(22) Gezien de precaire economische situatie van de visserijsector en de mate waarin sommige kustgemeenschappen van de visserij afhankelijk zijn, is het noodzakelijk de relatieve stabiliteit van de activiteiten die verband houden met de maritieme sector te garanderen door de vangstmogelijkheden over de lidstaten te verdelen op basis van een voorspelbaar aandeel in de bestanden voor elke lidstaat. |
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 24 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(24) De lidstaten moeten in de gelegenheid worden gesteld om de Commissie middels gemotiveerde verzoeken te vragen om in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid maatregelen op te stellen die nodig zijn met het oog op de naleving van de verplichtingen betreffende speciale beschermingszones zoals bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2009/147/EG van de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand, betreffende speciale beschermingszones zoals bedoeld in artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, en betreffende beschermde mariene gebieden zoals bedoeld in artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie). |
(24) De lidstaten moeten de visserijactiviteiten die een negatieve impact hebben op de staat van instandhouding van aangeduide sites in hun wateren reguleren met het oog op de naleving van de verplichtingen betreffende speciale beschermingszones zoals bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2009/147/EG van de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand, betreffende speciale beschermingszones zoals bedoeld in artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, en betreffende beschermde mariene gebieden zoals bedoeld in artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie). |
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 29 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(29) Uiterlijk op 31 december 2013 moet voor alle vaartuigen met een lengte over alles van ten minste 12 meter en alle andere vaartuigen die met sleeptuig zijn uitgerust, een systeem van overdraagbare visserijconcessies ten uitvoer worden gelegd dat betrekking heeft op de meeste bestanden die in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden beheerd. Lidstaten kunnen vaartuigen met een lengte over alles van maximaal 12 meter die niet met sleeptuig zijn uitgerust, uitsluiten van de toepassing van overdraagbare visserijconcessies. Een dergelijk systeem moet mee bijdragen tot door de sector ondernomen vlootreducties en tot betere economische prestaties, en moet tegelijkertijd juridisch sluitende en exclusieve overdraagbare visserijconcessies opleveren die toegang verlenen tot een deel van de jaarlijkse vangstmogelijkheden van een lidstaat. Aangezien de mariene biologische hulpbronnen een gemeenschappelijk goed zijn, mogen in het kader van de overdraagbare visserijconcessies slechts rechten tot het gebruik van een deel van de jaarlijkse vangstmogelijkheden van een lidstaat worden gecreëerd, die overeenkomstig vastgestelde regels kunnen worden ingetrokken. |
(29) Er kan een systeem van overdraagbare visserijconcessies ten uitvoer worden gelegd dat betrekking heeft op de meeste bestanden die in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden beheerd. Lidstaten kunnen bepaalde soorten vaartuigen uitsluiten van de toepassing van overdraagbare visserijconcessies op basis van eerlijke, billijke en transparante criteria. Een dergelijk systeem moet mee bijdragen tot door de sector ondernomen vlootreducties en tot betere economische prestaties, en moet tegelijkertijd juridisch sluitende en exclusieve overdraagbare visserijconcessies opleveren die toegang verlenen tot een deel van de jaarlijkse vangstmogelijkheden van een lidstaat. Aangezien de mariene biologische hulpbronnen een gemeenschappelijk goed zijn, mogen in het kader van de overdraagbare visserijconcessies slechts rechten tot het gebruik van een deel van de jaarlijkse vangstmogelijkheden van een lidstaat worden gecreëerd, die overeenkomstig vastgestelde regels kunnen worden ingetrokken. |
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 30 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(30) Visserijconcessies moeten kunnen worden overgedragen of geleast teneinde het beheer van de vangstmogelijkheden van het centrale niveau over te hevelen naar de visserijsector en op die manier ervoor te zorgen dat vissers die de sector verlaten, geen beroep hoeven te doen op financiële overheidssteun in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. |
(30) Visserijconcessies kunnen worden overgedragen of geleaset teneinde het beheer van de vangstmogelijkheden van het centrale niveau over te hevelen naar de visserijsector en op die manier ervoor te zorgen dat vissers die de sector verlaten, geen beroep hoeven te doen op financiële overheidssteun in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. |
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 31 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(31) Gezien de specifieke kenmerken en de sociaaleconomische kwetsbaarheid van sommige kleinschalige vloten is het gerechtvaardigd het verplichte systeem van overdraagbare visserijconcessies enkel toe te passen op grote vaartuigen. Het systeem van overdraagbare visserijconcessies dient van toepassing te zijn op bestanden waarvoor vangstmogelijkheden worden toegewezen. |
(31) Een systeem van overdraagbare visserijconcessies dient van toepassing te zijn op bestanden waarvoor vangstmogelijkheden worden toegewezen. |
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Overweging 36 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(36) De lidstaten moeten de verzamelde gegevens op basis van een meerjarenprogramma van de Unie beheren en ter beschikking van de eindgebruikers van de wetenschappelijke gegevens stellen. Tevens moeten de lidstaten onderling samenwerken aan het coördineren van de gegevensverzameling. Waar dat relevant is, moeten de lidstaten op het gebied van gegevensverzameling ook samenwerken met derde landen die tot hetzelfde zeegebied behoren. |
(36) De lidstaten moeten de verzamelde gegevens op basis van een meerjarenprogramma van de Unie beheren en ter beschikking van de eindgebruikers van de wetenschappelijke gegevens stellen. Tevens moeten de lidstaten onderling samenwerken aan het coördineren van de gegevensverzameling. Waar dat relevant is, moeten de lidstaten op het gebied van gegevensverzameling ook samenwerken met derde landen die tot hetzelfde zeegebied behoren in overeenstemming met de relevante internationale normen en overeenkomsten, in het bijzonder het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (UNCLOS). |
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Overweging 38 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(38) De Unie moet de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid internationaal bevorderen. Hiertoe moet de Unie ernaar streven de prestatie van regionale en internationale organisaties op het gebied van instandhouding en beheer van internationale visbestanden te verbeteren door besluitvorming op basis van wetenschappelijke gegevens, betere naleving, grotere transparantie en participatie van de belanghebbenden te stimuleren en door illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te bestrijden. |
(38) De Unie moet de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid internationaal bevorderen. Hiertoe moet de Unie ernaar streven de prestatie van regionale en internationale organisaties op het gebied van instandhouding en duurzaam beheer van internationale visbestanden te verbeteren door besluitvorming op basis van wetenschappelijke gegevens, betere naleving, grotere transparantie en participatie van de belanghebbenden te stimuleren en door illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO‑visserij) te bestrijden. |
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Overweging 39 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(39) Met derde landen gesloten duurzamevisserijovereenkomsten moeten ervoor zorgen dat de visserijactiviteiten van de EU in wateren van derde landen gebaseerd zijn op het beste beschikbare wetenschappelijke advies en bijgevolg een duurzame exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen garanderen. Dergelijke overeenkomsten voorzien tegen betaling van een financiële vergoeding door de EU in toegangsrechten en moeten bijdragen tot de totstandbrenging van een degelijk bestuurskader dat met name borg staat voor doeltreffende maatregelen op het gebied van toezicht, controle en bewaking. |
(39) Met derde landen gesloten duurzamevisserijovereenkomsten moeten ervoor zorgen dat de visserijactiviteiten van de EU in wateren van derde landen gebaseerd zijn op het beste beschikbare wetenschappelijke advies en bijgevolg een duurzame exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen garanderen. Dergelijke overeenkomsten voorzien tegen betaling van een financiële vergoeding door de EU in toegangsrechten en moeten bijdragen tot de verzameling van gegevens over bestanden en de huidige visserijdruk en tot de totstandbrenging van een degelijk bestuurskader dat met name borg staat voor doeltreffende maatregelen op het gebied van toezicht, controle en bewaking. |
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Overweging 42 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(42) De aquacultuur moet bijdragen tot de instandhouding van het potentieel van de op duurzaamheid gebaseerde voedselproductie in de hele Unie, met als doel de voedselzekerheid van de Europese burgers op de lange termijn te garanderen en mede tegemoet te komen aan de toenemende mondiale vraag naar aquatisch voedsel. |
(42) De aquacultuur moet bijdragen tot de instandhouding van het potentieel van de op duurzaamheid gebaseerde voedselproductie in de hele Unie, met als doel de voedselzekerheid van de Europese burgers op de lange termijn te garanderen en mede tegemoet te komen aan de toenemende mondiale vraag naar aquatisch voedsel. Aquacultuur mag de visserijdruk op bestanden in het wild niet verhogen en moet voor elke uitbreiding onderworpen worden aan een milieueffectbeoordeling. |
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) de instandhouding, het beheer en de exploitatie van mariene biologische hulpbronnen; en tevens |
(a) de instandhouding, het duurzaam beheer en de duurzame exploitatie van mariene biologische hulpbronnen; |
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Artikel 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Het gemeenschappelijk visserijbeleid staat er borg voor dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur zorgen voor omstandigheden die uit ecologisch, economisch en sociaal oogpunt duurzaam op lange termijn zijn, en bijdragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. |
1. Het gemeenschappelijk visserijbeleid staat er borg voor dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur ecologische duurzaamheid op lange termijn bevorderen, wat een vereiste is voor economische en sociale stabiliteit, en bijdraagt tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. |
2. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt de voorzorgsbenadering toegepast op het visserijbeheer en wordt ernaar gestreefd dat uiterlijk in 2015 de levende mariene biologische hulpbronnen zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een peil wordt gebracht en gehouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
2. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt de voorzorgsbenadering toegepast op het visserijbeheer en wordt gewaarborgd dat uiterlijk in 2015 de levende mariene biologische hulpbronnen zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een peil worden gebracht en gehouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, en wordt ernaar gestreefd tegen 2020 een peil te bereiken dat maximale economische opbrengst kan opleveren. |
|
2 bis. Het gemeenschappelijk visserijbeleid draagt ertoe bij dat uiterlijk in 2020 een goede milieutoestand wordt bereikt en behouden, in overeenstemming met de voorschriften van de kaderrichtlijn mariene strategie (Richtlijn 2008/56/EG). |
3. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt, met het oog op een beperkte impact van de visserij op het mariene ecosysteem, de ecosysteemgerichte benadering toegepast op het visserijbeheer. |
3. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt, met het oog op een zo beperkt mogelijke impact van de visserij op het mariene ecosysteem die niet nadelig is voor de integriteit en werking ervan, de ecosysteemgerichte benadering toegepast op het visserijbeheer. |
4. De met de EU-milieuwetgeving samenhangende vereisten worden in het gemeenschappelijk visserijbeleid geïntegreerd. |
4. Het gemeenschappelijk visserijbeleid voldoet volledig aan de EU-milieuwetgeving, zoals bepaald in artikel 11 van het Verdrag. |
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
4 bis. Het gemeenschappelijk visserijbeleid draagt bij tot de verzameling van omvattende en degelijke wetenschappelijke gegevens. |
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Artikel 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
| |
Teneinde de in artikel 2 vastgestelde algemene doelstellingen te halen, moet het gemeenschappelijk visserijbeleid specifiek tot doel hebben: |
Teneinde de in artikel 2 vastgestelde algemene doelstellingen te halen, moet het gemeenschappelijk visserijbeleid specifiek tot doel hebben: |
|
(-a) ervoor te zorgen dat de vangstmogelijkheden tegen 2015 worden vastgesteld op basis van de best beschikbare wetenschappelijke gegevens en adviezen en op een niveau worden vastgesteld dat ervoor zorgt dat de populaties van alle bestanden van gevangen soorten boven een peil worden gebracht en gehouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren; |
|
(-a bis) te waarborgen dat het beheer en de exploitatie van visbestanden plaatsvindt in het kader van meerjarenplannen die elk type visserij omvatten; |
(a) ongewenste vangsten van commerciële bestanden te elimineren en geleidelijk toe te werken naar het aanlanden van alle vangsten van dergelijke bestanden; |
(a) ongewenste vangsten te elimineren door selectief vistuig en andere middelen te ontwikkelen en te gebruiken, beginnend bij commerciële bestanden en er geleidelijk aan voor zorgend dat de vangsten van alle soorten worden aangeland, met uitzondering van soorten die specifiek zijn vrijgesteld en door de Commissie zijn aangemerkt als soorten die bestand zijn tegen teruggooi; |
(b) de voorwaarden te creëren om de visserijactiviteiten doeltreffend te laten verlopen in het kader van een rendabele en concurrerende visserijsector; |
(b) de voorwaarden te creëren en te bevorderen om de visserijactiviteiten doeltreffend, duurzaam en met een geringe impact te laten verlopen in het kader van een rendabele en concurrerende visserijsector waarin de toegang tot hulpbronnen gebaseerd is op rechtvaardige en transparante criteria; |
(c) de ontwikkeling van de aquacultuuractiviteiten van de Unie te bevorderen om bij te dragen tot de voedselzekerheid en tot de werkgelegenheid in kust- en plattelandsgebieden; |
(c) de ontwikkeling van uit ecologisch oogpunt duurzame en op het ecosysteem gebaseerde aquacultuuractiviteiten van de Unie te bevorderen om bij te dragen tot de voedselzekerheid en tot de werkgelegenheid in kust- en plattelandsgebieden; |
(d) bij te dragen tot een billijke levensstandaard voor degenen die afhankelijk zijn van visserijactiviteiten; |
(d) bij te dragen tot een billijke levensstandaard in kustgemeenschappen en voor degenen die afhankelijk zijn van visserijactiviteiten; |
(e) rekening te houden met de belangen van de consument; |
(e) de belangen van de consument te beschermen door ervoor te zorgen dat de etikettering duidelijk, gedetailleerd en correct is en door de traceerbaarheid van visserijen en aquacultuurproducten doorheen de voedselketen veilig te stellen; |
(f) te zorgen voor een systematische en geharmoniseerde aanpak van de verzameling en het beheer van gegevens. |
(f) te zorgen voor een systematische, tijdige en geharmoniseerde aanpak van de verzameling van de robuuste biologische, technische en milieugegevens die nodig zijn om de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid te bereiken; |
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – alinea 1 – letter a bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(a bis) bij te dragen tot het bereiken en behouden van een goede milieutoestand zoals is vastgesteld in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (kaderrichtlijn mariene strategie); |
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – alinea 1 – letter a ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(a ter) het aantal en de soort van vissersvaartuigen toegelaten om te vissen te beperken in overeenstemming met de doelstelling om populaties van de gevangen soorten boven een peil te brengen en te houden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, om zodoende een concentratie van de vangstcapaciteit te vermijden en het potentieel van de ambachtelijke visserij te erkennen om kustgemeenschappen te ondersteunen en bij te dragen tot het bereiken van een goede ecologische toestand; |
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – alinea 1 – letter f bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(f bis) te zorgen voor de totstandbrenging van visserijenreserves; |
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – alinea 1 – letter f ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(f ter) De toepassing van visserijtuig en -praktijken te bevorderen die een gering effect hebben op het milieu. |
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt gevoerd aan de hand van de volgende beginselen van goed bestuur: |
In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden de volgende beginselen van goed bestuur toegepast: |
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter a bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(a bis) decentralisatie van de beslissingen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat aan de op het niveau van de Unie bepaalde algemene doelstellingen en richtsnoeren wordt voldaan naar de nationale, regionale en lokale niveaus; |
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) vaststelling van maatregelen overeenkomstig het beste beschikbare wetenschappelijke advies; |
(b) vaststelling van maatregelen die aansluiten op het beste beschikbare wetenschappelijke advies, erop lettend dat een gebrek aan adequate wetenschappelijke informatie niet wordt aangewend als reden voor het uitstellen of achterwege laten van instandhoudings- en beheersmaatregelen; |
Motivering | |
Een van de grootste mislukkingen van het GVB is de jaarlijkse vaststelling geweest van TAC's en quota die de wetenschappelijke aanbevelingen vaak ruimschoots overschreden. In de toekomst dient het beleid op wetenschappelijke gegevens te zijn gebaseerd, en moet de manoeuvreerruimte voor ministers sterk worden beperkt. | |
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter c bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(c bis) de vermindering van administratieve kosten, |
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter d bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(d bis) adaptief beheer in real-time; |
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter f | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(f) samenhang met het geïntegreerd maritiem beleid en met andere beleidsgebieden van de Unie. |
(f) samenhang met het geïntegreerd maritiem beleid en met andere beleidsgebieden van de Unie, in het bijzonder met bestaande milieuwetgeving van de Unie en internationaal juridisch bindende overeenkomsten, terwijl gezorgd wordt voor samenhang van het beleid voor ontwikkeling. |
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter f bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(f bis) transparantie en openbare toegankelijkheid van informatie overeenkomstig het Verdrag van Aarhus van 25 juni 1998 betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, met inbegrip van de externe dimensie; |
Motivering | |
Dit amendement bekrachtigt een traditioneel beginsel van het Parlement. | |
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter f bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(f bis) toepassing van milieu- en strategie-effectbeoordelingen. |
Motivering | |
Dit zijn beproefde beginselen van de EU-wetgeving en zij vormen een integraal onderdeel van goede governance. | |
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter f ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(f ter) decentralisering en regionalisering van de dagelijkse besluitvorming die nodig is om de doelstellingen en vereisten van de meerjarenplannen om te zetten. |
Motivering | |
Dit amendement steunt de wijdverbreide wens om het microbeheer vanuit Brussel te beperken. | |
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 1 – letter f quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(f quater) gelijkwaardigheid tussen de interne en externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid, zodat normen en handhavingsmechanismen die binnen de EU gelden, waar nodig ook extern worden toegepast. |
Motivering | |
Voor de vissersvloot van de EU dienen gemeenschappelijke normen te gelden, ongeacht waar gevist wordt. | |
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – streepjes 6, 7, 8 en 11 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "maximale duurzame opbrengst": de maximale vangst van een visbestand die gedurende onbeperkte tijd kan worden bovengehaald; |
"maximale duurzame opbrengst": de maximale gemiddelde vangst van een visbestand die gedurende onbeperkte tijd kan worden bovengehaald en die het herstel mogelijk maakt van de voorraden tot abondantieniveaus die zo maximaal mogelijk zijn afhankelijk van de huidige ecologische omstandigheden; |
– "voorzorgsbenadering van het visserijbeheer": een benadering in het kader waarvan het ontbreken van adequate wetenschappelijke informatie niet mag worden gebruikt als een motief voor het uitstellen of achterwege laten van beheersmaatregelen voor de instandhouding van de doelsoorten, de geassocieerde of afhankelijke soorten en de niet-doelsoorten en hun milieu; |
"voorzorgsbenadering van het visserijbeheer": in overeenstemming met de definitie zoals bepaald in artikel 6 van de overeenkomst over visbestanden van de Verenigde Naties van 1995, een benadering in het kader waarvan voorzichtigheid geboden is bij onzekere, onbetrouwbare of inadequate wetenschappelijke informatie en het ontbreken van adequate wetenschappelijke informatie niet mag worden gebruikt als een motief voor het uitstellen of achterwege laten van beheersmaatregelen voor de instandhouding van of de voorkoming van schade aan de doelsoorten, de geassocieerde of afhankelijke soorten en de niet-doelsoorten en hun milieu; |
– "ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer": een benadering in het kader waarvan wordt gegarandeerd dat de van levende aquatische hulpbronnen afkomstige baten hoog zijn en de directe en indirecte effecten van de visserijactiviteiten op de mariene ecosystemen laag zijn en niet nadelig zijn voor de toekomstige werking, diversiteit en integriteit van de betrokken ecosystemen; |
– "ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer": een benadering die rekening houdt met elke druk op mariene, biologische hulpbronnen, in het kader waarvan wordt gegarandeerd dat de van levende aquatische hulpbronnen afkomstige baten hoog zijn en de directe en indirecte effecten van de visserijactiviteiten op de mariene ecosystemen zo gering mogelijk zijn en waar mogelijk tot nul worden gereduceerd, en niet nadelig zijn voor de toekomstige werking, diversiteit en integriteit van de betrokken ecosystemen; |
|
– "maximale economische opbrengst": het hoogst mogelijke vangstniveau dat door middel van duurzame visserij kan worden bereikt om een zo hoog mogelijk inkomen te genereren; |
- "vangstbeperking": een kwantitatieve beperking van de hoeveelheden van een visbestand of groep visbestanden die in een bepaalde periode worden aangeland; |
– "vangstbeperking": een kwantitatieve beperking van de hoeveelheden van een visbestand of groep visbestanden die in een bepaalde periode worden gevangen; |
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – streepje 6 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– "gevangen soorten": de soorten die onderworpen zijn aan visserijdruk/exploitatie, met inbegrip van de soorten die niet worden aangeland, maar worden gevangen als bijvangst of de invloed van een visserij ondergaan; |
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – streepje 8 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– "duurzame exploitatie": de exploitatie van een visbestand of een groep visbestanden op zo'n manier dat zij deze op een niveau brengt en houdt dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, een leeftijdsopbouw en grootteverdeling vertoont die duidt op een gezond bestand, en geen negatief effect heeft op de mariene ecosystemen; |
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – streepje 12 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– "instandhoudingsreferentiepunt": waarde van parameters voor de populatie van een visbestand (zoals biomassa of visserijsterfte) die in het visserijbeheer worden gebruikt, bijvoorbeeld voor het bepalen van een aanvaardbaar niveau van biologisch risico of een wenselijk opbrengstniveau; |
– "instandhoudingsreferentiepunt": waarde van parameters voor de populatie van een visbestand (zoals biomassa of visserijsterfte) die in het visserijbeheer worden gebruikt, bijvoorbeeld op het vlak van de maximale duurzame opbrengst of het beste geschatte equivalent, en die een leeftijdsopbouw en grootteverdeling weerspiegelt die duidt op een gezond bestand; de visserijsterftecoëfficiënt die de maximale duurzame opbrengst genereert moet worden beschouwd als een minimale norm voor grensreferentiepunten, in overeenstemming de VN-Overeenkomst over visbestanden van 1995; |
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – streepje 13 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– "vrijwaringsmaatregel": een voorzorgsmaatregel die ontworpen is ter bescherming of ter voorkoming van een onwenselijke gebeurtenis; |
– "vrijwaringsmaatregel": een voorzorgsmaatregel die ontworpen is ter bescherming of ter voorkoming van de overschrijding van duurzame niveaus, waaronder instandhoudingsreferentiepunten, door de exploitatie van mariene biologische hulpbronnen, of van negatieve effecten op het mariene ecosysteem; |
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – streepje 13 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– "voorzorgsmaatregel": een maatregel volgens het voorzorgsbeginsel als vermeld in artikel 191, lid 2, eerste alinea, van het Verdrag, met inbegrip van maar niet beperkt tot: instandhoudingsmaatregelen, technische maatregelen en maatregelen in verband met de duurzame exploitatie van bestanden, en in overeenstemming met de definitie zoals bepaald in artikel 6 van de VN-Overeenkomst over visbestanden van 1995, waarbij voorzichtigheid geboden is bij onzekere, onbetrouwbare of inadequate wetenschappelijke informatie en waarbij het ontbreken van adequate wetenschappelijke informatie niet mag worden gebruikt als een motief voor het uitstellen of achterwege laten van beheersmaatregelen voor de instandhouding van de doelsoorten, de geassocieerde of afhankelijke soorten en de niet-doelsoorten en hun milieu; |
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – streepje 14 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– "technische maatregel": een maatregel om de soortensamenstelling en de groottesamenstelling van de vangsten, alsmede de impact van visserijactiviteiten op componenten van het ecosysteem te reguleren door voorwaarden vast te stellen voor het gebruik en de structuur van het vistuig en door de toegang tot visserijgebieden te beperken; |
– "technische maatregel": een maatregel om de soortensamenstelling en de groottesamenstelling van de vangsten, alsmede de impact van visserijactiviteiten op componenten van het ecosysteem of de werking van het ecosysteem te reguleren door voorwaarden vast te stellen voor het gebruik en de structuur van het vistuig en door de toegang tot visserijgebieden te beperken; |
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – streepje 18 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– "visserijreservaat": een duidelijk omschreven geografisch gebied binnen de territoriale kustwateren van de lidstaten waarbinnen alle visserijactiviteiten verboden zijn; |
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – streepje 19 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– "vangstcapaciteit": de tonnage van een vaartuig in GT (Gross Tonnage - brutotonnage) en het vermogen ervan in kW (kilowatt), zoals gedefinieerd in de artikelen 4 en 5 van Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad; |
– "vangstcapaciteit": de capaciteit van een vaartuig om vis te vangen. Indicatoren die kunnen worden gebruikt om de vangstcapaciteit te kwantificeren, zijn de kenmerken van het vaartuig, waaronder de tonnage van een vaartuig in GT (Gross Tonnage ‑ brutotonnage) en het vermogen ervan in kW (kilowatt), zoals gedefinieerd in de artikelen 4 en 5 van Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad, het door het vaartuig gebruikte vistuig en de gebruikte vismethode en het aantal dagen dat wordt gevist; |
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – streepje 32 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– "duurzamevisserijovereenkomsten": internationale overeenkomsten die met een ander land worden gesloten met als doel om, in ruil voor een financiële vergoeding van de Unie, toegang te krijgen tot hulpbronnen of wateren. |
– "duurzamevisserijovereenkomsten": internationale overeenkomsten die met een ander land worden gesloten met als doel om, in ruil voor een financiële vergoeding van de Unie, toegang te krijgen tot hulpbronnen of wateren om een deel van het overschot aan mariene biologische hulpbronnen duurzaam te exploiteren en die de lokale visserijsector zullen ondersteunen, met een bijzondere nadruk op de vergaring, bewaking en controle van wetenschappelijke gegevens; |
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – streepje 32 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– "essentiële vishabitats": kwetsbare en vitale mariene habitats die moeten worden beschermd vanwege de rol die zij spelen in het tegemoetkomen aan de ecologische en biologische behoeften van vissoorten, zoals paaigronden, kraam- en voedselgebieden. |
Motivering | |
Verwijst naar het amendement op artikel 8. | |
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – streepje 32 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– "duurzaam beheer": het gebruik van een hulpbron op een manier die het vermogen van de mariene hulpbron om door de mens veroorzaakte veranderingen op te vangen niet in het gedrang brengt en die tegelijkertijd het duurzame gebruik van mariene goederen en diensten door de huidige en toekomstige generaties mogelijk maakt. |
Motivering | |
Vaststelling van het beginsel van duurzaam beheer. | |
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – streepje 32 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– "instandhoudingsreferentiegrootte": afmetingen gespecificeerd voor mariene biologische hulpbronnen die bij visserijactiviteiten worden gevangen en alle afmetingen en groottes bepaald door bestaande wetgeving van de Unie, waaronder die bepaald in artikel 15 en bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1967/2006; |
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – streepje 32 quinquies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– "visserij met een lage impact": het aanwenden van selectieve visserijtechnieken die een minimale nadelige impact op mariene ecosystemen hebben en lage brandstofemissies hebben; |
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – alinea 1 – streepje 32 sexies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– "selectieve visserij": een visserijmethode of het vermogen van vistuig om organismen naar afmeting en soort te vangen tijdens de visserijactiviteit, waardoor niet-doelsoorten worden vermeden of onbeschadigd worden teruggegooid; |
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. In de wateren onder hun soevereiniteit of jurisdictie tot 12 zeemijl vanaf de basislijnen mogen de betrokken lidstaten vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2022 de visserij beperken tot de vissersvaartuigen die traditioneel in die wateren vissen vanuit havens aan de aangrenzende kust, onverminderd de regelingen die in het kader van bestaande nabuurschapsbetrekkingen tussen lidstaten gelden voor EU-vissersvaartuigen die de vlag van een andere lidstaat voert, en onverminderd de regelingen die zijn opgenomen in bijlage I, waarin voor elke lidstaat de geografische zones van de kustwateren van de andere lidstaten zijn vastgesteld waar visserijactiviteiten mogen plaatsvinden, evenals de soorten waarop deze activiteiten betrekking mogen hebben. De lidstaten delen de beperkingen die zij uit hoofde van dit lid hebben ingevoerd, mee aan de Commissie. |
2. In de wateren onder hun soevereiniteit of jurisdictie tot 12 zeemijl vanaf de basislijnen mogen de betrokken lidstaten vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2022 de visserij beperken tot de vissersvaartuigen die traditioneel in die wateren vissen vanuit havens aan de aangrenzende kust, en de kleinschalige visserij met een geringe impact op het milieu en een grote culturele en economische toegevoegde waarde voor de kustgemeenschappen preferentiële toegang bieden, onverminderd de regelingen die in het kader van bestaande nabuurschapsbetrekkingen tussen lidstaten gelden voor EU‑vissersvaartuigen die de vlag van een andere lidstaat voert, en onverminderd de regelingen die zijn opgenomen in bijlage I, waarin voor elke lidstaat de geografische zones van de kustwateren van de andere lidstaten zijn vastgesteld waar visserijactiviteiten mogen plaatsvinden, evenals de soorten waarop deze activiteiten betrekking mogen hebben. De lidstaten delen de beperkingen die zij uit hoofde van dit lid hebben ingevoerd, mee aan de Commissie. |
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. In gebieden beschermd door de Unie of door de lidstaten, met inbegrip van, maar niet beperkt tot beschermingszones zoals bedoeld in Richtlijn 92/43/EEG, speciale beschermingszones zoals bedoeld in Richtlijn 2009/147/EG en gebieden die zijn aangemerkt krachtens regionale zeeverdragen, wordt visserij verboden, tenzij door een voorafgaande beoordeling kan worden aangetoond dat specifieke visserijactiviteiten niet nadelig zijn voor de instandhouding van het gebied in kwestie, en alleen nadat de lidstaat of de instellingen van de Unie onder wiens jurisdictie het gebied is beschermd, een beheersplan heeft of hebben aangenomen dat de toegestane visserijactiviteiten vermeldt; |
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. De lidstaten kunnen speciale instandhoudingsmaatregelen goedkeuren, in daartoe geïdentificeerde gebieden binnen de zones die vastgelegd zijn in leden 2 en 3, om mariene biologische hulpbronnen te vrijwaren van de negatieve effecten van bepaalde visserijactiviteiten. De lidstaten delen de beperkingen die zij uit hoofde van dit lid hebben ingevoerd, mee aan de Commissie. |
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Artikel 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Maatregelen voor de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen kunnen onder meer bestaan uit: |
Maatregelen voor de instandhouding, het duurzaam beheer en de exploitatie van mariene biologische hulpbronnen bestaan uit enkele of alle van de volgende elementen: |
(a) meerjarenplannen die overeenkomstig de artikelen 9-11 worden vastgesteld; |
(a) meerjarenplannen die overeenkomstig de artikelen 9-11 worden vastgesteld; |
(b) streefdoelen voor de duurzame exploitatie van bestanden; |
(b) streefdoelen voor de duurzame exploitatie van bestanden; |
|
(b bis) maatregelen die bijdragen tot het bereiken van een goede milieutoestand tegen uiterlijk 2020, zoals bepaald in Richtlijn 2008/56/EG; |
|
(b ter) maatregelen die bijdragen tot de tenuitvoerlegging van Richtlijn 92/43/EEG en Richtlijn 2009/147/EG door de lidstaten; |
|
(b quater) de instelling van visserijreservaten en mariene reservaten; |
(c) maatregelen om het aantal vissersvaartuigen en/of types van vissersvaartuigen aan te passen aan de beschikbare vangstmogelijkheden; |
(c) maatregelen om het aantal vissersvaartuigen en/of de hoeveelheid ingezet vistuig en/of types van vissersvaartuigen aan te passen aan de beschikbare vangstmogelijkheden; |
|
(c bis) maatregelen met als doel het beperken of opleggen van omstandigheden voor het uitvoeren van bepaalde visserijactiviteiten; |
(d) stimulansen, met inbegrip van economische stimulansen, om een selectievere visserij of een visserij met een lage impact te bevorderen; |
(d) stimulansen, met inbegrip van economische stimulansen en stimulansen in de vorm van toegang tot vangstmogelijkheden, om een selectievere visserij of een visserij met een lage impact te bevorderen, alsook visserijmethoden die vanuit ecologisch opzicht duurzamer zijn, of om naleving van de regelgeving aan te moedigen; |
(e) vangstmogelijkheden; |
(e) vangstmogelijkheden; |
|
(e bis) instandhoudingsreferentiegroottes; |
(f) technische maatregelen zoals bedoeld in artikel 14; |
(f) technische maatregelen zoals bedoeld in artikel 14; |
(g) maatregelen met betrekking tot de verplichting om alle vangsten aan te landen; |
(g) maatregelen met betrekking tot de verplichting om alle vangsten aan te landen en maatregelen om bijvangst te verminderen en uit te bannen; |
(h) proefprojecten inzake alternatieve soorten visserijbeheerstechnieken. |
(h) proefprojecten met alternatieve soorten visserijbeheerstechnieken uit te voeren; |
|
(h bis) streefcijfers en stimulansen voor maatregelen ter verbetering van het mariene milieu en de gezondheid van visbestanden. |
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – alinea 1 – letter g bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(g bis) verplichtingen inzake de verzameling van gegevens, waaronder de verzameling van gegevens over de toestand van de mariene biologische hulpbronnen en het mariene ecosysteem en de impact van visserij en aquacultuur daarop; |
Amendement 57 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – alinea 1 – letter h – punt i (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
i) elke andere gepaste maatregel voorgesteld door de lidstaat en goedgekeurd door de Commissie. |
Motivering | |
Dit biedt de nodige flexibiliteit. | |
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Als een lidstaat er niet in slaagt het resultaat te bereiken dat met de in overeenstemming met dit artikel ingevoerde maatregelen beoogd wordt, zal dit leiden tot de opschorting van de financiële steun die aan deze lidstaat wordt gegeven uit hoofde van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Dit zal evenredig zijn met de aard, de omvang, de duur en de herhaling van de niet-naleving. |
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Artikel 7 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 7 bis |
|
Instellen van visserijreservaten |
|
1. Om de omkeer van de ineenstorting van visbestanden te waarborgen, de productiviteit van vis in zee te verhogen, de visbestanden in stand te houden, te handhaven en te beheren, om levende aquatische hulpbronnen en mariene ecosystemen te beschermen, en als onderdeel van een voorzorgsbenadering, stellen de lidstaten een samenhangend netwerk van visserijreservaten vast om de visserij in stand te houden, met inbegrip van essentiële vishabitats, in het bijzonder kraam-, paai- en voedselgebieden voor visbestanden. |
|
2. Uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening identificeren de lidstaten zoveel gebieden als nodig en duiden zij deze aan om een samenhangend netwerk van visserijreservaten vast te stellen zoals bedoeld in bovenstaand lid 1 in wateren onderworpen aan de soevereiniteit en jurisdictie van de lidstaten die ten minste 20% uitmaken van de territoriale kustwateren van elke lidstaat en brengen zij de Commissie op de hoogte van deze gebieden. |
|
3. Op basis van relevante wetenschappelijke informatie kunnen de lidstaten na 1 januari 2016 de bestaande aangeduide gebieden uitbreiden of bijkomende visserijreservaten aanduiden binnen hun territoriale wateren. |
|
4. De maatregelen en beslissingen zoals bedoeld in leden 2 en 3 worden aangemeld bij de Commissie, samen met de onderliggende wetenschappelijke, technische, sociale en juridische redenen, en worden voor het publiek beschikbaar gesteld. |
|
5. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten in kwestie beslissen of de visserijreservaten aangeduid in leden 1 tot en met 3 omgeven worden door een gebied of gebieden waarin de visserijactiviteiten beperkt worden en beslissen, nadat de Commissie op de hoogte is gebracht, over het vistuig dat gebruikt mag worden in deze gebieden, evenals de gepaste beheersmaatregelen en technische voorschriften die erin van toepassing zijn, die niet minder strikt mogen zijn dan de wetgeving van de Unie. Deze informatie wordt voor het publiek beschikbaar gesteld. |
|
6. Als een vissersvaartuig door een visserijreservaat vaart, moet al het vistuig dat aan boord is om te worden gebruikt voor de visserij tijdens de doorvaart worden vastgesnoerd en opgeborgen. Er dient in het bijzonder voor te worden gezorgd dat: |
|
- de netten, de gewichten en soortgelijk tuig losgemaakt zijn van hun trawlborden en van hun trek- of sleepkabels en -touwen; |
|
- netten die zich op of boven het dek bevinden, veilig worden vastgesnoerd en opgeborgen; |
|
- beuglijnen benedendeks worden opgeborgen. |
|
7. Als er bewijs bestaat voor verplaatsingen binnen het jaar na de vastlegging van een visserijreservaat of een netwerk van visserijreservaten, dan neemt de betrokken lidstaat maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 1 bepaalde doelstellingen van visserijreservaten worden bereikt en dat de visserijreservaten positieve effecten hebben op gebieden buiten het gesloten gebied (no-take zone) en brengt zij de Commissie op de hoogte van deze maatregelen. Deze informatie wordt voor het publiek beschikbaar gesteld. |
|
8. Als de Commissie van mening is dat de aangeduide visserijreservaten niet volstaan om een hoog niveau van bescherming van de betrokken visbestanden en mariene biologische ecosystemen te bieden, dan neemt zij door middel van gedelegeerde handelingen goedgekeurd volgens artikel 55 aanvullende maatregelen aan om deze doelstelling te bereiken. |
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Artikel 8 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Technische maatregelen kunnen onder meer bestaan uit: |
Technische maatregelen bestaan uit enkele of alle van de volgende elementen: |
(a) maaswijdten en voorschriften betreffende het gebruik van vistuig; |
(a) maaswijdten en voorschriften betreffende het gebruik van vistuig of aanvullende inrichtingen; |
(b) beperkingen betreffende de bouw van vistuig, zoals |
(b) beperkingen betreffende de bouw van vistuig, zoals |
i) wijzigingen of aanvullende inrichtingen om de selectiviteit te verbeteren of de impact op de bentische zone te reduceren; |
i) wijzigingen of aanvullende inrichtingen om de selectiviteit te verbeteren of de impact op de bentische zone te reduceren; |
ii) wijzigingen of aanvullende inrichtingen om de incidentele vangst van bedreigde en beschermde soorten te reduceren; |
ii) wijzigingen of aanvullende inrichtingen om de incidentele vangst van bedreigde en beschermde soorten te reduceren; |
(c) een verbod op het gebruik van bepaald vistuig in bepaalde gebieden of seizoenen; |
(c) een verbod op het gebruik van bepaald vistuig, bepaalde soorten technische uitrustingen of bepaalde soorten vaartuigen in bepaalde gebieden of seizoenen; |
(d) een verbod op of beperking van visserijactiviteiten in bepaalde zones en/of perioden; |
(d) een verbod op of beperking van visserijactiviteiten in bepaalde zones en/of perioden; |
|
(d bis) maatregelen om bijvangst zoveel mogelijk te beperken en waar mogelijk te elimineren en om de bentische zone en de zeebodem te beschermen; |
(e) een verbod op de activiteit van vissersvaartuigen in een gebied gedurende een specifieke minimumperiode met als doel een tijdelijke aggregatie van een kwetsbare mariene hulpbron te beschermen; |
(e) een verbod op de activiteit van vissersvaartuigen in een gebied gedurende een specifieke minimumperiode met als doel een tijdelijke aggregatie van een kwetsbare mariene hulpbron te beschermen; |
(f) specifieke maatregelen om de impact van visserijactiviteiten op mariene ecosystemen en niet-doelsoorten te beperken; |
(f) specifieke maatregelen om de impact van visserijactiviteiten op mariene ecosystemen en niet-doelsoorten te beperken, en om het overboord gooien van vistuig, afval van de eenvoudige visverwerking en andere vormen van verontreiniging te beperken; |
(g) andere technische maatregelen ter bescherming van de mariene biodiversiteit. |
(g) andere technische maatregelen ter bescherming van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen. |
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De Commissie zorgt ervoor dat de in lid 1 vermelde maatregelen te gepasten tijde worden genomen. Als de maatregelen buitensporige vertraging oplopen of niet voldoende bijdragen tot de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen of mariene ecosystemen, neemt zij door middel van gedelegeerde handelingen goedgekeurd volgens artikel 55 zulke maatregelen aan. |
Amendement 62 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – alinea 1 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Als een lidstaat er niet in slaagt het resultaat te bereiken dat met de in overeenstemming met dit artikel ingevoerde maatregelen beoogd wordt, leidt dit tot de schorsing of stopzetting van de financiële steun die aan deze lidstaat wordt gegeven uit hoofde van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Dit zal evenredig zijn met de aard, de omvang, de duur en de herhaling van de niet-naleving. |
Amendement 63 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – leden 1 en 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Prioritair worden meerjarenplannen vastgesteld die instandhoudingsmaatregelen omvatten om de visbestanden boven een niveau te houden of te brengen dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
1. Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure voor alle gevangen soorten meerjarenplannen vast die instandhoudingsmaatregelen omvatten en andere middelen om de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid te bereiken, en met name om de visbestanden prioritair, en uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening, boven een niveau te houden of te brengen dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
|
1 bis. Vanaf de datum waarop een meerjarenplan wordt voorgesteld door de Commissie wordt geen uitbreiding van de vangstmogelijkheden voor de betrokken visserijen overeengekomen totdat het plan is aangenomen. |
Amendement 64 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 1 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 ter. Waar, ondanks doelgerichte maatregelen om het herstel van de bestanden te bereiken, de doelstelling om visbestanden boven een peil te houden of te herstellen dat uiterlijk in 2015 de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, niet kan worden bereikt voor een of meerdere bestanden: |
|
(a) kunnen vanwege lacunes in gegevens schattingsnormen worden aangenomen in overeenstemming met Besluit 2010/477/EU van de Commissie van 1 september 2010 tot vaststelling van criteria en methodologische standaarden inzake de goede milieutoestand van mariene wateren voor Richtlijn 2008/56/EG en wordt de visserijsterfte als voorzorg verder beperkt. De lidstaten en de Commissie evalueren belemmeringen voor onderzoek en kennis en pakken deze aan om ervoor te zorgen dat bijkomende informatie zo snel mogelijk beschikbaar wordt. |
|
(b) worden vanwege de ernstige uitputting van het bestand bijkomende beheermaatregelen ingevoerd in de context van meerjarenplannen, met inbegrip van maar niet beperkt tot een verdere beperking van de visserijsterfte, gesloten gebieden en gesloten seizoenen, met het oog op het herstel en het behoud van de populatie op een peil dat zo snel als biologisch mogelijk en uiterlijk tegen 2020 de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
|
(c) wordt het beheer vanwege de gemengde aard van de visserij aangestuurd door wetenschappelijk advies over de meest kwetsbare doelsoorten op het vlak van de opbouw van het paaibestand qua biomassa, leeftijd en grootte en andere relevante beschrijvende elementen. |
Amendement 65 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 2 – letters b bis en b ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b bis) maatregelen om te zorgen voor de verzameling van gegevens die volstaat om een nauwkeurige wetenschappelijke beoordeling van de gevangen soorten mogelijk te maken; |
|
(b ter) maatregelen voor het herstel en het behoud van een goede milieutoestand in overeenstemming met Richtlijn 2008/56/EG. |
Amendement 66 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – leden 3 en 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De meerjarenplannen hebben, waar mogelijk, betrekking op visserijtakken die afzonderlijke visbestanden exploiteren of op visserijtakken die meerdere bestanden door elkaar exploiteren, en houden naar behoren rekening met interacties tussen bestanden en visserijtakken. |
3. De meerjarenplannen hebben, waar mogelijk, betrekking op visserijtakken die afzonderlijke visbestanden exploiteren of op visserijtakken die meerdere bestanden door elkaar exploiteren, en houden naar behoren rekening met interacties tussen bestanden en visserijtakken en de ruimere mariene omgeving. |
|
3 bis. In het geval van gemengde visserij wordt met name rekening gehouden met wetenschappelijk advies over de meest kwetsbare doelsoorten. |
Amendement 67 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – leden 4 en 4 bis-4 quinquies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De meerjarenplannen worden gebaseerd op de voorzorgsbenadering van het visserijbeheer en houden op een wetenschappelijk verantwoorde manier rekening met de beperkingen van de beschikbare gegevens en beoordelingsmethoden en met alle gekwantificeerde bronnen van onzekerheid. |
4. De meerjarenplannen worden gebaseerd op de voorzorgsbenadering van het visserijbeheer en houden op een wetenschappelijk verantwoorde manier rekening met de beperkingen van de beschikbare gegevens en beoordelingsmethoden en met alle gekwantificeerde bronnen van onzekerheid, en het ontbreken van adequate wetenschappelijke gegevens mag niet worden gebruikt als rechtvaardiging van een vertraging bij de invoering van instandhoudingsmaatregelen die nodig kunnen zijn om de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid te bereiken. |
|
4 bis. Indien gegevens niet voorhanden zijn, kunnen schattingsnormen op een wetenschappelijk verantwoorde manier worden aangenomen in overeenstemming met Besluit 2010/477/EU. |
|
4 ter. De meerjarenplannen worden om de drie jaar herzien in overleg met de belanghebbende partijen, teneinde te beoordelen welke vooruitgang er in de richting van de doelstellingen is geboekt. |
|
4 quater. Waar er gerede bezorgdheid bestaat over vertraging bij het verwezenlijken van de doelstellingen, wordt de Commissie gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen en daarbij de nodige technische en instandhoudingsmaatregelen in te voeren. |
|
4 quinquies. Indien het niet boeken van vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van een meerjarenplan kan worden toegeschreven aan één of meerdere lidstaten, is de Commissie gemachtigd de financiële steun aan deze lidstaten op te schorten. |
Amendement 68 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 4 sexies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
4 sexies. In de periode vóór de goedkeuring of verlenging van de meerjarenplannen houden alle partijen zich aan de doelstellingen en beginselen van dit artikel en van artikel 10. |
Amendement 69 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – leden 1 en 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. In het kader van de meerjarenplannen moet de visserijsterftecoëfficiënt zo worden aangepast dat alle bestanden boven een niveau worden gehouden of gebracht dat uiterlijk in 2015 de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
1. In het kader van de meerjarenplannen moet de visserijsterftecoëfficiënt zo worden aangepast dat alle bestanden boven een niveau worden gehouden of gebracht dat uiterlijk in 2015 de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, en, voor zover biologisch haalbaar, boven een niveau dat uiterlijk in 2020 de maximale economische opbrengst kan produceren. |
|
1 bis. De totaal toegestane vangsten en quota voor soorten per jaar of deel van een jaar liggen niet hoger dan het niveau dat nodig is om het in lid 1 vermelde doel te bereiken. |
Amendement 70 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 1 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 ter. De meerjarenplannen streven ernaar om ongewenste en niet-toegestane vangsten van commerciële en niet-commerciële bestanden te elimineren. |
Amendement 71 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – leden 2 en 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Wanneer het niet mogelijk is een visserijsterftecoëfficiënt te bepalen die het mogelijk maakt de bestanden boven een niveau te brengen en te houden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, worden in de meerjarenplannen voorzorgsmaatregelen vastgesteld die een vergelijkbaar niveau van instandhouding van de betrokken bestanden garanderen. |
2. Wanneer het niet mogelijk is een visserijsterftecoëfficiënt te bepalen die aansluit bij lid 1, worden in de meerjarenplannen voorzorgsmaatregelen vastgesteld die een vergelijkbaar niveau van instandhouding van de betrokken bestanden garanderen, en wordt de uit biologisch oogpunt vroegst mogelijke datum voor het bereiken van een visstand die boven de maximale duurzame opbrengst ligt als streefdatum gekozen. |
|
2 bis. In de meerjarenplannen wordt ten volle rekening gehouden met de wettelijke voorschriften inzake instandhouding en herstel van het mariene ecosysteem. |
Amendement 72 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – letter c t/m letter j | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) kwantificeerbare streefdoelen die worden uitgedrukt in: |
(c) kwantificeerbare streefdoelen die worden uitgedrukt in: |
i) visserijsterftecoëfficiënt, en/of |
i) visserijsterftecoëfficiënt, en |
ii) paaibiomassa, en |
ii) paaibiomassa, |
|
ii bis) verdeling qua leeftijd en grootte, en |
iii) stabiliteit van de vangsten; |
iii) stabiliteit van de vangsten; |
(d) een duidelijk tijdspad voor het halen van de kwantificeerbare streefdoelen; |
(d) een duidelijk tijdspad voor het halen van de kwantificeerbare streefdoelen; |
(e) technische maatregelen, met inbegrip van maatregelen betreffende het elimineren van ongewenste vangsten; |
(e) technische maatregelen, met inbegrip van maatregelen betreffende het elimineren van ongewenste vangsten; |
|
(e bis) maatregelen ter bescherming van de soorten die worden genoemd in bijlagen II en IV van Richtlijn 92/43/EEG en Richtlijn 2009/147/EG tegen de invloed van visserijactiviteiten; |
(f) kwantificeerbare indicatoren voor het periodieke monitoren en beoordelen van de vooruitgang in de richting van de streefdoelen van het meerjarenplan; |
(f) kwantificeerbare indicatoren voor het periodieke monitoren en beoordelen van de vooruitgang in de richting van de streefdoelen van het meerjarenplan; |
(g) specifieke maatregelen en doelstellingen voor het deel van de levenscyclus van anadrome en katadrome soorten dat zich in zoet water afspeelt; |
(g) specifieke maatregelen en doelstellingen voor het deel van de levenscyclus van anadrome en katadrome soorten dat zich in zoet water afspeelt; |
|
(g bis) streefniveaus met betrekking tot andere levende aquatische hulpbronnen en de handhaving of verbetering van de staat van instandhouding van mariene ecosystemen; |
(h) het tot een minimum beperken van de impact van de visserij op het ecosysteem; |
(h) het tot een minimum beperken van de impact van de visserij op het ecosysteem; |
(i) vrijwaringsmaatregelen en criteria voor het in werking treden van deze vrijwaringsmaatregelen; |
(i) vrijwaringsmaatregelen, criteria voor het in werking treden van deze vrijwaringsmaatregelen en jaarlijkse verslaglegging van hun inwerkingtreding, met details over het type getroffen voorzorgsmaatregelen en beoordelingen van hun doeltreffendheid; |
|
(i bis) maatregelen voor herstel en instandhouding van voedselketens die door visserijactiviteiten zijn verstoord; |
|
(i ter) een beoordeling van de capaciteit van de vloot en de milieu-impact van visserijactiviteiten, met inbegrip van gevolgen voor de biodiversiteit en het mariene milieu, en indien deze beoordeling een schadelijk effect aantoont, een plan om dit schadelijk effect te verminderen en dergelijke gevolgen tot een minimum te beperken; |
(j) andere maatregelen die geschikt zijn om de doelstellingen van de meerjarenplannen te halen. |
(j) andere maatregelen die geschikt zijn om de doelstellingen van de meerjarenplannen te halen; |
|
(j bis) sanctiemaatregelen in geval van niet-naleving die evenredig, afschrikkend en doeltreffend zijn. |
Amendement 73 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) |
Overeenkomstig punt b) van artikel 4 zijn de kwantificeerbare streefdoelen die genoemd worden in artikel 1, punt c) van dit artikel gebaseerd op en in overeenstemming met het beste beschikbare wetenschappelijke advies; bij ontbreken hiervan zijn zij gebaseerd op het voorzorgsbeginsel en blijven zij binnen de grenzen die volgens een wetenschappelijk onderbouwde benadering waarborgen dat de visbestanden een niveau bereiken en behouden dat boven het niveau ligt waarop een maximale duurzame opbrengst overeenkomstig artikel 10, lid 1, wordt bereikt. |
Motivering | |
Dit amendement is geformuleerd met hulp van de Juridische dienst van het Parlement. Het is bedoeld om te waarborgen dat de meerjarenplannen de basis vormen voor het streven naar de doelstellingen van deze verordening, en dat de voorschriften ervan slechts marginaal door de Raad bij de jaarlijkse vaststelling van de TAC's en quota kunnen worden gewijzigd. | |
Amendement 74 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – leden 1 en 1 bis, 1 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten zien erop toe dat de impact van visserijactiviteiten in speciale beschermingszones, zoals bedoeld in artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG, artikel 4 van Richtlijn 2009/147/EG en artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2008/56/EG, wordt verlicht. |
1. De lidstaten zien erop toe dat visserijactiviteiten in beschermde gebieden, zoals bedoeld in artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG, artikel 4 van Richtlijn 2009/147/EG en artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2008/56/EG, zo worden uitgevoerd dat aantasting van natuurlijke habitats en verstoring van de soorten waarvoor de zones zijn aangewezen, wordt voorkomen, met het doel een positieve staat van instandhouding te bereiken; |
|
1 bis. De lidstaten nemen niet-discriminerende maatregelen teneinde aan de bepalingen van lid 1 te voldoen en stellen de Commissie, de overige lidstaten en de regionale adviesraad in kennis alvorens deze maatregelen in werking treden. |
|
1 ter. Alle maatregelen die door de Unie en de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden genomen zijn volledig in overeenstemming met het Verdrag van Aarhus betreffende de toegang tot informatie. |
Amendement 75 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin de visserijgerelateerde maatregelen ter verlichting van de impact van de visserij op speciale beschermingszones worden gespecificeerd. |
2. Onder voorbehoud van het recht van lidstaten om de toepassing van Richtlijn 1992/43/EEG, Richtlijn 2009/147/EG en Richtlijn 2008/56/EG te waarborgen, en indien de lidstaten nalaten de overeenkomstig lid 1 voorgeschreven maatregelen te treffen, wordt de Commissie gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin de visserijgerelateerde maatregelen ter voorkoming van elke aanzienlijke impact van de visserij op de in artikel 12, lid 1, genoemde beschermde gebieden worden gespecificeerd, ook indien de verantwoordelijke lidstaat verzuimt kennis te geven van de maatregelen overeenkomstig de leden 1 en 1 bis en indien blijkt dat de staat van instandhouding in een zone verslechtert of slecht blijft als gevolg van visserijactiviteiten. |
Motivering | |
De Commissie wordt gemachtigd maatregelen te treffen indien de lidstaten niet in actie komen en indien er een met redenen omkleed advies van de Commissie is waaruit blijkt dat de staat van instandhouding in de zone bedreigd wordt. Dit sluit aan bij andere voorstellen in het Commissievoorstel, zoals artikel 20, lid 1. | |
Amendement 76 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Indien er bewijs is van een onmiddellijke actie vereisende, ernstige bedreiging voor de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen of voor het mariene ecosysteem, kan de Commissie, op gemotiveerd verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, beslissen over tijdelijke maatregelen ter verlichting van deze bedreiging. |
1. Indien er bewijs is van een onmiddellijke actie vereisende, ernstige bedreiging voor de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen of voor het mariene ecosysteem, stelt de Commissie, op gemotiveerd verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast met betrekking tot tijdelijke maatregelen ter afwending van deze bedreiging. Deze maatregelen zijn onmiddellijk van kracht. |
Amendement 77 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn van zo kort mogelijke duur en gelden hoe dan ook niet langer dan zes maanden. Indien de ernstige bedreiging voortbestaat, kan de Commissie de maatregelen na overleg met de belanghebbende partijen voor opeenvolgende periodes van maximaal zes maanden verlengen. |
Motivering | |
Dit amendement is bedoeld ter verduidelijking van de term "tijdelijk". | |
Amendement 78 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 2 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 ter. Indien de aanhoudende ernstige bedreiging voor de mariene biologische hulpbronnen permanente maatregelen vereist, stelt de Commissie, ongeacht de bepalingen van lid 2 bis, uitvoeringshandelingen vast om dergelijke permanente maatregelen in te voeren. |
|
Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 56 bedoelde onderzoeksprocedure. |
Motivering | |
Verduidelijkt de procedure in geval van een aanhoudende ernstige bedreiging. | |
Amendement 79 Voorstel voor een verordening Artikel 13 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 13 bis |
|
Noodmaatregelen van een lidstaat |
|
1. Indien er bewijs is van een ernstige en onvoorziene bedreiging voor de instandhouding van levende aquatische hulpbronnen of voor het mariene ecosysteem als gevolg van visserijactiviteiten, die zich voordoet in wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van een lidstaat, waarbij elk te langdurig uitstel zou leiden tot schade die moeilijk te herstellen zou zijn, kan die lidstaat noodmaatregelen nemen waarvan de geldigheidsduur ten hoogste drie maanden bedraagt. |
|
2. Lidstaten die voornemens zijn noodmaatregelen te nemen, geven de Commissie, de overige lidstaten en de betrokken regionale adviesraden door toezending van een ontwerp van die maatregelen, vergezeld van een toelichting, kennis van hun voornemen alvorens die maatregelen vast te stellen. |
|
3. De lidstaten en de betrokken regionale adviesraden kunnen hun schriftelijke opmerkingen bij de Commissie indienen binnen vijf werkdagen na de datum van kennisgeving. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast ter bevestiging, annulering of wijziging van de maatregel. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 56 bedoelde onderzoeksprocedure |
|
Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met een ernstige en onvoorziene bedreiging voor de instandhouding van levende aquatische hulpbronnen of voor het mariene ecosysteem als gevolg van visserijactiviteiten stelt de Commissie volgens de in artikel 56, lid 2, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast. |
|
4. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5, van toepassing. |
Motivering | |
Artikel 13, lid 1, kent de Commissie bepaalde bevoegdheden toe, en dit artikel verleent de lidstaten de bevoegdheid om noodmaatregelen te treffen. De tekst herstelt artikel 8 van de vroegere GVB-verordening, enigszins gewijzigd overeenkomstig de aanbevelingen van de Juridische dienst van het Parlement. | |
Amendement 80 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Er worden raamwerken van technische maatregelen vastgesteld om de bescherming van de mariene biologische hulpbronnen te waarborgen en de impact van de visserijactiviteiten op de visbestanden en de mariene ecosystemen te reduceren. De technische maatregelen: |
Er worden raamwerken van technische maatregelen vastgesteld om de bescherming van de mariene biologische hulpbronnen te waarborgen en de impact van de visserijactiviteiten op de visbestanden en de mariene ecosystemen te reduceren in de wateren van de Unie en door schepen uit de Unie in wateren buiten de Unie. De technische maatregelen: |
Amendement 81 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) leiden tot een reductie van de vangst van ongewenste mariene organismen; |
(c) beperken de ongewenste vangst van mariene organismen, kwetsbare en beschermde soorten en zeevogels tot een minimum en brengen deze waar mogelijk terug tot nul; |
Amendement 82 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(d) verkleinen de impact van vistuig op het ecosysteem en op het milieu, met name wat de bescherming van biologisch kwetsbare bestanden en habitats betreft. |
(d) verkleinen tot een minimum de impact van technische uitrusting, waaronder vistuig, op het ecosysteem en op het milieu, met name wat de bescherming van biologisch kwetsbare bestanden en habitats, en in het bijzonder de zeebodem, betreft. |
Motivering | |
De zeebodem kent een enorme biodiversiteit maar is tegelijkertijd extreem kwetsbaar voor schade door bepaalde vangstmethodes. | |
Amendement 83 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – letter d bis | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(d bis) dragen bij tot het bereiken, uiterlijk in 2020, van een goede milieutoestand zoals genoemd in Richtlijn 2008/56/EG. |
Amendement 84 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Als een lidstaat er niet in slaagt het resultaat te bereiken dat met de in overeenstemming met dit artikel genomen maatregelen beoogd wordt, leidt dit tot de schorsing of stopzetting van de financiële steun van de Unie die aan deze lidstaat wordt gegeven uit hoofde van het gemeenschappelijk visserijbeleid. |
Amendement 85 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – leden 1 en 1 bis t/m 1 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Alle vangsten van de volgende, aan vangstbeperkingen onderworpen visbestanden die worden gedaan tijdens visserijactiviteiten in EU-wateren of door EU-vissersvaartuigen in wateren buiten de Unie, worden overeenkomstig het volgende tijdspad aan boord van de vissersvaartuigen gebracht en gehouden, en worden geregistreerd en aangeland, behalve wanneer zij als levend aas worden gebruikt: |
1. Alle vangsten van gevangen soorten die worden gedaan tijdens visserijactiviteiten in EU-wateren of door EU-vissersvaartuigen in wateren buiten de Unie, worden overeenkomstig in meerjarenplannen gespecificeerde bepalingen of, bij ontbreken hiervan, het volgende tijdspad aan boord van de vissersvaartuigen gebracht en gehouden, en worden geregistreerd en aangeland in EU-havens of aangewezen havens in derde landen, behalve wanneer zij als levend aas worden gebruikt: |
(a) uiterlijk vanaf 1 januari 2014: |
(a) uiterlijk vanaf 1 januari 2014: bestanden in de Noordzee en bestanden in de Oostzee; |
- makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, evervis, ansjovis, zilvervis, sardinella's, lodde; |
|
- blauwvintonijn, zwaardvis, witte tonijn, grootoogtonijn, andere zeilvis, |
|
(b) uiterlijk vanaf 1 januari 2015: kabeljauw, heek, tong, |
(b) uiterlijk vanaf 1 januari 2015: bestanden in de Atlantische oceaan en diepzeebestanden; |
(c) uiterlijk vanaf 1 januari 2016: schelvis, wijting, schartong, zeeduivel, schol, leng, zwarte koolvis, witte koolvis, tongschar, tarbot, griet, blauwe leng, zwarte haarstaartvis, grenadiersvis, Atlantische slijmkop, zwarte heilbot, torsk, roodbaars en de mediterrane demersale bestanden. |
(c) uiterlijk vanaf 1 januari 2016: mediterrane bestanden en alle andere bestanden. |
|
1 bis. EU-vissersvaartuigen houden een overzicht bij van alle vissoorten die vanaf 1 januari 2014 worden gevangen en aangeland of teruggegooid; dergelijk register wordt verstrekt aan de lidstaten en voor het publiek beschikbaar gesteld. |
|
1 ter. Alle vissoorten die worden gevangen in EU-wateren of door EU-vissersvaartuigen in wateren buiten de Unie worden vanaf 1 januari 2016 in EU-havens of aangewezen havens in derde landen aangeland, tenzij specifiek in het teruggooien ervan wordt voorzien in meerjarenplannen of in een register dat de Commissie bijhoudt en publiceert. |
|
1 quater. In geval van niet-naleving van de bepalingen in lid 1, onder a) t/m c), schorten de lidstaten de toekenning van vangstmogelijkheden aan het vaartuig in kwestie voor een periode van tot 3 jaar op. |
Amendement 86 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 1 – alinea 1 (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De meerjarenplannen voor visserijtypes die op de in lid 1 vermelde soorten vissen, omvatten uitvoerige technische en andere maatregelen om de vangst van onvolgroeide doelsoorten en ongewenste en/of ongeoorloofde soorten te voorkomen. |
Amendement 87 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Voor de in lid 1 genoemde visbestanden worden op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies minimale instandhoudingsreferentiegrootten vastgesteld. Vangsten van deze bestanden die de minimale instandhoudingsreferentiegrootte niet halen, mogen slechts worden verkocht om tot vismeel of diervoeder te worden verwerkt. |
2. Voor de in lid 1 genoemde visbestanden worden op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies uiterlijk op de datum dat het aanlanden van alle vangsten verplicht wordt gesteld minimale instandhoudingsreferentiegrootten vastgesteld. De verkoop of levering van bestanden die de minimale instandhoudingsreferentiegrootte niet halen is verboden, behalve aan distributeurs die een vergunning hebben, en alleen met het doel om tot commercieel vismeel, visolie of diervoeder te worden verwerkt. De lidstaten stellen maatregelen vast om deze vereisten te doen naleven en voorzien in sancties die doeltreffend, afschrikkend en evenredig zijn. |
Amendement 88 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De handelsnormen voor vangsten van vis die de vastgestelde vangstmogelijkheden overschrijden, worden vastgesteld overeenkomstig artikel 27 van de verordening houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten. |
3. De handelsregels voor vangsten van vis die de vastgestelde vangstmogelijkheden overschrijden en die de minimale instandhoudingsreferentiegrootte niet halen, worden vastgesteld overeenkomstig artikel 27 van [de verordening houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten]. |
Amendement 89 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. De inkomsten uit de in lid 2 bedoelde verkoop vloeien naar de autoriteiten voor het visserijbeheer, en worden gebruikt voor onderzoek, controle en handhavingsmaatregelen. |
Amendement 90 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De lidstaten zorgen ervoor dat EU-vissersvaartuigen die hun vlag voeren, zo zijn uitgerust dat zij alle visserij- en verwerkingsactiviteiten volledig kunnen documenteren met het oog op het toezicht op de naleving van de verplichting om alle vangsten aan te landen. |
4. De lidstaten zorgen ervoor dat EU-vissersvaartuigen die hun vlag voeren, zo zijn uitgerust dat zij alle visserij- en verwerkingsactiviteiten volledig kunnen documenteren met het oog op het toezicht op de naleving van de verplichting om alle vangsten aan te landen. De lidstaten maken de gegevens van alle vangsten openbaar. |
Amendement 91 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 5 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
5 bis. Bij de toewijzing van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 29 voorzien de lidstaten in stimulansen voor vissersvaartuigen om selectief vistuig te gebruiken om ongewenste vangsten te beperken. |
Amendement 92 Voorstel voor een verordening Artikel 16 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
-1. Op voorstel van de Commissie overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het VWEU beslist de Raad over vangstmogelijkheden en de toekenning van die vangstmogelijkheden aan lidstaten. Het voorstel van de Commissie en het besluit van de Raad zijn volledig in overeenstemming met artikel 4, onder b). |
|
De vangstmogelijkheden voorzien niet in vangsten van soorten die per jaar of deel van een jaar groter zijn dan het niveau dat nodig is om het in artikel 10, lid 1, genoemde doel te bereiken. |
1. De vangstmogelijkheden worden zodanig aan de lidstaten toegewezen dat voor iedere lidstaat de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten voor elk visbestand of elke visserijtak gewaarborgd is. Bij de toewijzing van nieuwe vangstmogelijkheden wordt rekening gehouden met de belangen van elke lidstaat. |
1. De vangstmogelijkheden worden zodanig aan de lidstaten toegewezen dat voor iedere lidstaat de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten voor elk visbestand of elke visserijtak gewaarborgd is. Bij de toewijzing van nieuwe vangstmogelijkheden wordt rekening gehouden met de belangen van elke lidstaat binnen de context van het streven naar het in de artikelen 2 en 3 genoemde doel, en onder toepassing van de in artikel 4 genoemde beginselen van goed bestuur. |
2. Een deel van de totale vangstmogelijkheden mag worden gereserveerd voor bijvangsten. |
2. Een deel van de totale vangstmogelijkheden mag worden gereserveerd voor bijvangsten. |
3. De vangstmogelijkheden moeten in overeenstemming zijn met de kwantificeerbare streefdoelen, termijnen en marges zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 9, lid 2, en artikel 11, onder b), c) en h). |
3. De vangstmogelijkheden mogen het in wetenschappelijk advies gespecificeerde niveau niet overschrijden en moeten in overeenstemming zijn met de in de artikelen 2 en 3 genoemde doelstellingen en de in artikel 4 genoemde beginselen van goed bestuur, alsmede met de kwantificeerbare streefdoelen, termijnen en marges zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 9, lid 2, en artikel 11, onder b), c) en h). |
|
3 bis. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de verdeling van de hun toegewezen vangstmogelijkheden tussen de verschillende segmenten van hun vloot, en bij het vaststellen van prioriteiten kunnen de lidstaten rekening houden met maatschappelijke en milieufactoren, met inbegrip van de mogelijke voordelen van een groter aandeel voor kleinschalige visserij met een lage impact. |
4. De lidstaten mogen, na mededeling aan de Commissie, de aan hen toegewezen vangstmogelijkheden geheel of gedeeltelijk uitwisselen. |
4. De lidstaten mogen, na mededeling aan de Commissie, de aan hen toegewezen vangstmogelijkheden geheel of gedeeltelijk uitwisselen. |
Amendement 93 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – lid 3 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 ter. De Raad wijkt uitsluitend van deze streefdoelen, termijnen en marges af op basis van recent, erkend wetenschappelijk advies van een gevestigde wetenschappelijke commissie of instelling en in overeenstemming met artikel 4, onder b). |
Motivering | |
Dit biedt de Raad de mogelijkheid om vangstmogelijkheden aan te passen als actueel wetenschappelijk advies aangeeft dat de grenzen in het meerjarenplan niet langer in overeenstemming zijn met het doel van maximale duurzame opbrengst. | |
Amendement 94 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – lid 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
4 bis. De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad een jaarverslag voor waarin wordt beoordeeld of de huidige vangstmogelijkheden doeltreffend zijn wat betreft herstel en instandhouding van populaties van gevangen soorten boven het niveau dat de maximale duurzame opbrengst oplevert. |
Motivering | |
De vangstmogelijkheden worden vastgesteld door de Raad. Het Parlement en het publiek moeten de mogelijkheid hebben om te beoordelen of zij bijdragen tot het bereiken van de maximale duurzame opbrengst. | |
Amendement 95 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten kunnen worden gemachtigd om, in op grond van de artikelen 9, 10 en 11 vastgestelde meerjarenplannen en overeenkomstig die meerjarenplannen, maatregelen vast te stellen waarin wordt gespecificeerd welke instandhoudingsmaatregelen met betrekking tot in EU-wateren aanwezige bestanden waarvoor zij vangstmogelijkheden hebben gekregen, van toepassing zijn op de onder hun vlag varende vaartuigen. |
1. De lidstaten worden gemachtigd om, in de context van op grond van de artikelen 9, 10 en 11 vastgestelde meerjarenplannen en overeenkomstig die meerjarenplannen, maatregelen vast te stellen waarin wordt gespecificeerd welke instandhoudingsmaatregelen met betrekking tot in EU-wateren aanwezige bestanden waarvoor zij vangstmogelijkheden hebben gekregen, van toepassing zijn op de onder hun vlag varende vaartuigen, alsmede op alle vaartuigen die in de territoriale wateren van de lidstaat vissen. |
Amendement 96 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 2 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) verenigbaar zijn met de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen; |
(a) verenigbaar zijn met de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen en de in artikel 4 genoemde beginselen van goed bestuur; |
Amendement 97 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 2 – letter a bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(a bis) als coherent plan worden gepresenteerd, met inbegrip van de maatregelen die in het kader van artikel 21 worden genomen; |
Motivering | |
De maatregelen die door de lidstaten worden genomen ter uitvoering van de bepalingen van het meerjarenplan moeten als coherent plan worden gepresenteerd, en niet als reeks individuele maatregelen. Hieronder vallen ook maatregelen die in het kader van het raamwerk van technische maatregelen worden genomen. | |
Amendement 98 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 2 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) effectief zijn met het oog op de in het meerjarenplan vastgestelde doelstellingen en kwantificeerbare streefdoelen; en |
(c) met hoge waarschijnlijkheid en binnen het aangegeven tijdpad effectief zijn met het oog op de in het meerjarenplan vastgestelde doelstellingen en kwantificeerbare streefdoelen; en |
Amendement 99 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 2 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Lidstaten die eenzelfde visserijtype kennen dat onder een meerjarenplan valt, voorzien in onderlinge coördinatie en samenwerking, om te waarborgen dat de getroffen maatregelen verenigbaar zijn met de in lid 2 genoemde vereisten. |
Amendement 100 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 2 – alinea 1 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De lidstaat met het grootste aandeel in de TAC's of totale vangstmogelijkheden met betrekking tot een visbestand is verantwoordelijk voor coördinatie van de samenwerking. |
Amendement 101 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 2 – alinea 1 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De lidstaten houden rekening met informatie en advies van adviescomités, belanghebbenden in de betrokken visserijsector en wetenschappelijke instellingen. |
Amendement 102 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Indien een lidstaat de resultaten die maatregelen overeenkomstig dit artikel beogen, niet behaalt, wordt de financiële steun van de Unie aan deze lidstaat in het kader van het GVB onderbroken of geschorst. |
Amendement 103 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten kunnen worden gemachtigd om, in een op grond van artikel 14 vastgesteld raamwerk van technische maatregelen en overeenkomstig dat raamwerk, maatregelen vast te stellen waarin wordt gespecificeerd welke technische maatregelen met betrekking tot in hun wateren aanwezige bestanden waarvoor zij vangstmogelijkheden hebben gekregen, van toepassing zijn op de onder hun vlag varende vaartuigen. De lidstaten zien erop toe dat deze technische maatregelen: |
De lidstaten worden gemachtigd om, in een op grond van artikel 14 vastgesteld raamwerk van technische maatregelen en overeenkomstig dat raamwerk, maatregelen vast te stellen waarin wordt gespecificeerd welke technische maatregelen met betrekking tot in hun wateren aanwezige bestanden waarvoor zij vangstmogelijkheden hebben gekregen, van toepassing zijn op alle aldaar actieve vaartuigen. De lidstaten zien erop toe dat deze technische maatregelen: |
Amendement 104 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. Lidstaten die eenzelfde visserijtype kennen, voorzien in onderlinge coördinatie en samenwerking, om te waarborgen dat de getroffen maatregelen verenigbaar zijn met de in lid 1 genoemde vereisten. |
Amendement 105 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 1 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 ter. Indien een lidstaat de resultaten die maatregelen overeenkomstig dit artikel beogen, niet behaalt, wordt de financiële steun van de Unie aan deze lidstaat in het kader van het GVB onderbroken of geschorst. |
Amendement 106 Voorstel voor een verordening Artikel 24 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de technische maatregelen die onder een raamwerk van technische maatregelen vallen, te specificeren, indien de lidstaat die gemachtigd is om overeenkomstig artikel 21 maatregelen vast te stellen, deze maatregelen niet uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van het raamwerk van technische maatregelen aan de Commissie heeft meegedeeld. |
1. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast om de technische maatregelen die onder een raamwerk van technische maatregelen vallen, te specificeren, indien de lidstaat die gemachtigd is om overeenkomstig artikel 21 maatregelen vast te stellen, deze maatregelen niet uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van het raamwerk van technische maatregelen aan de Commissie heeft meegedeeld. |
Amendement 107 Voorstel voor een verordening Artikel 25 – alinea 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) uitsluitend van toepassing zijn op vissersvaartuigen die de vlag van de betrokken lidstaat voeren, of, in het geval van visserijactiviteiten die niet door een vissersvaartuig worden verricht, op personen die op het grondgebied van de betrokken lidstaat zijn gevestigd; |
(a) van toepassing zijn op alle vaartuigen die actief zijn met betrekking tot in hun wateren aanwezige bestanden waarvoor zij vangstmogelijkheden hebben gekregen; |
Motivering | |
In kustwateren dienen de voorschriften van de lidstaat van toepassing te zijn op alle vaartuigen die daar vissen, ongeacht hun nationaliteit. Een andere aanpak zou oneerlijk zijn. | |
Amendement 108 Voorstel voor een verordening Artikel 26 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Indien door een lidstaat vast te stellen instandhoudings- en beheersmaatregelen mogelijk gevolgen hebben voor vissersvaartuigen van andere lidstaten, worden dergelijke maatregelen pas vastgesteld nadat met de Commissie, de betrokken lidstaten en de betrokken adviesraden overleg is gepleegd over een ontwerp van de maatregelen, vergezeld van een toelichting. |
2. Indien door een lidstaat vast te stellen instandhoudings- en beheersmaatregelen mogelijk gevolgen hebben voor vissersvaartuigen van andere lidstaten, worden dergelijke maatregelen pas vastgesteld nadat de Commissie, de betrokken lidstaten en de betrokken adviesraden in kennis zijn gesteld van een ontwerp van de maatregelen, vergezeld van een toelichting waaruit ook blijkt dat deze niet discriminerend zijn. |
Motivering | |
Met het oog op instandhouding van de visstand en bevordering van gelijke behandeling van alle vaartuigen dient de rol van de lidstaten in dit opzicht te worden vergroot. | |
Amendement 109 Voorstel voor een verordening Artikel 26 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 26 bis |
|
Maatregelen van de lidstaten voor de tenuitvoerlegging van milieuwetgeving |
|
1. Een lidstaat kan niet-discriminerende visserijmaatregelen treffen in speciale beschermingszones zoals bedoeld in artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG, artikel 4 van Richtlijn 2009/147/EG en artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2008/56/EG, en artikel 12 van Richtlijn 92/43/EEG, alsmede in mariene beschermingsgebieden overeenkomstig regionale zeeverdragen en in kwetsbare mariene ecosystemen in het kader van wereldwijde overeenkomsten die door de Unie zijn ondertekend, evenals wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van die lidstaat vallen. De maatregelen van de lidstaat zijn verenigbaar met de in artikel 2 en 3 van onderhavige verordening omschreven doelstellingen en mogen niet minder strikt zijn dan de bestaande regelgeving van de Unie. |
|
2. Indien door een lidstaat vast te stellen instandhoudings- en beheersmaatregelen mogelijk gevolgen hebben voor vissersvaartuigen van andere lidstaten, worden dergelijke maatregelen pas vastgesteld nadat met de Commissie, de betrokken lidstaten en de betrokken adviesraden overleg is gepleegd over een ontwerp van de maatregelen, vergezeld van een toelichting. Een dergelijke toelichting omvat: |
|
(a) de wetenschappelijke gronden voor de voorgestelde maatregel; |
|
(b) de activiteiten van de vloot in de zone per staat, vistuig en doelsoort; |
|
(c) andere beschermingsmaatregelen die op de zone van toepassing zijn; |
|
(d) door de lidstaat geplande toezicht- en controlemaatregelen in de zone. |
|
3. De lidstaten en de betrokken regionale adviesraden kunnen hun schriftelijke opmerkingen bij de Commissie indienen binnen 30 werkdagen na de datum van kennisgeving. |
|
4. De Commissie wordt gemachtigd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 55 om de voorgestelde maatregel binnen 30 werkdagen na de datum van kennisgeving te bevestigen, annuleren of wijzigen. |
Motivering | |
Er moet een snelle en eerlijke methode zijn voor lidstaten om visserijmaatregelen in hun mariene beschermingszones ook buiten de 12-mijlszone toe te passen. Deze tekst is vrijwel identiek met de voorgestelde en bijna aangenomen tekst van de gewijzigde verordening betreffende technische maatregelen van 2008. | |
Amendement 110 Voorstel voor een verordening Artikel 27 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(-1) Iedere lidstaat beoordeelt zijn vangstcapaciteit en voert maatregelen in ter vermindering van de capaciteit wanneer overcapaciteit wordt aangetoond in overeenstemming met artikel 34. |
1. Elke lidstaat stelt uiterlijk op 31 december 2013 een systeem van overdraagbare visserijconcessies vast voor: |
1. Elke lidstaat kan, op basis van eerlijke, billijke en transparante criteria, een systeem van overdraagbare visserijconcessies vaststellen of andere op rechten gebaseerde instrumenten aannemen voor vaartuigen die zijn vlag voeren. |
a) alle vissersvaartuigen met een lengte over alles van ten minste 12 meter; en tevens |
|
b) alle vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 meter die zijn uitgerust met sleeptuig. |
|
2. De lidstaten mogen het systeem van overdraagbare visserijconcessies uitbreiden tot vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 meter die met ander tuig dan sleeptuig zijn uitgerust, en delen dit aan de Commissie mee. |
2. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle beslissingen om een systeem van overdraagbare visserijconcessies of op rechten gebaseerd beheer in te voeren en maakt alle desbetreffende informatie openbaar. |
Amendement 111 Voorstel voor een verordening Artikel 27 – leden 3 bis t/m 3 sexies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. Overdraagbare visserijconcessies blijven eigendom van de lidstaat die bevoegd is voor de toewijzing ervan. Een lidstaat kan de aan een houder toegewezen overdraagbare visserijconcessies intrekken indien de doelstellingen of voorschriften van het toewijzingsbeleid niet worden nagekomen en indien de houder niet aan het redelijke verzoek van de lidstaat om naleving voldoet. |
|
3 ter. Bij het ontwerpen van een systeem van overdraagbare visserijconcessies dat de lidstaten kunnen vaststellen, houden zij rekening met maatschappelijke, economische en ecologische criteria, en kunnen zij: |
|
(a) het percentage visserijconcessies per houder beperken; |
|
(b) het aantal overdraagbare visserijconcessies per vaartuig beperken; |
|
(c) de overdracht van overdraagbare visserijconcessies tussen specifieke segmenten van de vloot beperken of verbieden; |
|
(d) de overdracht van overdraagbare visserijconcessies tussen bepaalde geografische gebieden beperken of verbieden teneinde kustgemeenschappen te beschermen; |
|
(e) het leasen van jaarlijkse toewijzingen beperken of verbieden om te waarborgen dat houders een rechtstreeks en langdurig belang bij de visserij hebben; |
|
(f) de mate waarin overdraagbare visserijconcessies mogen worden gesplitst beperken en voorschrijven dat vaartuigen een minimumaantal concessies moeten hebben om te mogen vissen; |
|
(g) de overdracht van overdraagbare visserijconcessies beperken tot partijen die een rechtstreekse economische band met de visserij kunnen aantonen; |
|
(h) voorschrijven dat een vaartuig dat als gevolg van verkoop minder overdraagbare visserijconcessies heeft dan een voorgeschreven minimum, uit de vaart wordt genomen; |
|
(i) een percentage vangstmogelijkheden reserveren voor toewijzing aan nieuwkomers. |
|
3 quater. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van hun voornemen om dergelijk systeem in te stellen en maken alle desbetreffende informatie openbaar. |
|
3 quinquies. De Commissie kan overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vaststellen waarbij zij de erkenning weigert van een door een lidstaat vastgesteld systeem van overdraagbare visserijconcessies indien zij van mening is dat dat systeem niet bijdraagt tot het bewerkstelligen van de capaciteitsvermindering welke nodig is om de in artikel 10, lid 1, genoemde doelstelling te bereiken, en zij kan in dergelijke gevallen de in artikel 50, lid 2, genoemde financiële sancties toepassen totdat er bevredigende aanpassingen zijn gedaan. |
|
3 sexies. Vóór de toewijzing van overdraagbare visserijconcessies publiceren de lidstaten een verklaring omtrent hun beleid, waarbij wordt aangegeven wat het doel is, hoe de handel in overdraagbare visserijconcessies verloopt, welke regels en verordeningen van toepassing zijn, en waarin wordt uitgelegd hoe concessies kunnen worden beëindigd. |
Amendement 112 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Elke lidstaat wijst op basis van transparante criteria overdraagbare visserijconcessies toe voor elk bestand of elke groep bestanden waarvoor overeenkomstig artikel 16 vangstmogelijkheden zijn toegewezen, behalve wanneer het vangstmogelijkheden betreft die zijn verkregen in het kader van duurzamevisserijovereenkomsten. |
2. Elke lidstaat die besluit een systeem van overdraagbare visserijconcessies in te voeren, wijst op basis van eerlijke en transparante sociale en milieucriteria overdraagbare visserijconcessies toe voor elk bestand of elke groep bestanden waarvoor overeenkomstig artikel 16 vangstmogelijkheden zijn toegewezen, behalve wanneer het vangstmogelijkheden betreft die zijn verkregen buiten de EU-wateren. Het Europees Parlement en de Raad stellen deze transparante criteria voor de toewijzing van overdraagbare visserijconcessies vast. De criteria zijn openbaar en behelzen onder meer het volgende: |
|
(a) het gebruik van selectieve visserijmethoden, -instrumenten en -technieken die de ongewenste bijvangst en de impact op de mariene ecosystemen beperken; |
|
(b) het beschikken over een goede staat van dienst inzake de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid en inzake de naleving van de op basis van wetenschappelijk advies vastgestelde beperkingen van de vangst- en visserij-inspanning; |
|
(c) het scheppen van meer en betere banen in de sector, op voorwaarde dat het milieu er niet onder lijdt; |
|
(d) het gebruik van vaartuigen en visserijmethoden met een lage brandstofuitstoot en een laag energieverbruik; |
|
(e) het gebruik van videotoezicht of van gelijkaardige vormen van elektronisch toezicht; |
|
(f) het hanteren van arbeidsvoorwaarden die in overeenstemming zijn met de relevante internationale normen, met name de normen van het IAO-verdrag betreffende werkzaamheden in de visserijsector van 2007; |
|
(g) de gerapporteerde productie gedurende de periode van ten minste de drie voorafgaande jaren. |
Amendement 113 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Overdraagbare visserijconcessies mogen slechts door een lidstaat worden toegewezen aan de reder van een vissersvaartuig dat de vlag van die lidstaat voert, of aan een natuurlijke of rechtspersoon met het oog op het gebruik ervan door een dergelijk vaartuig. Overdraagbare visserijconcessies mogen worden samengevoegd met het oog op collectief beheer door natuurlijke of rechtspersonen of door erkende producentenorganisaties. De lidstaten mogen de toegang tot overdraagbare visserijconcessies beperken op basis van transparante en objectieve criteria. |
4. Overdraagbare visserijconcessies mogen slechts door een lidstaat worden toegewezen aan de reder van een vissersvaartuig dat actief is in de visserij en de vlag van die lidstaat voert, of aan een natuurlijke of rechtspersoon die actief is in de visserij met het oog op het gebruik ervan door een dergelijk vaartuig. Overdraagbare visserijconcessies mogen worden samengevoegd met het oog op collectief beheer door natuurlijke of rechtspersonen die rechtstreeks betrokken zijn bij de visserijsector of door erkende producentenorganisaties of vergelijkbare instanties. De lidstaten mogen de toegang tot overdraagbare visserijconcessies beperken op basis van transparante en objectieve criteria. |
Amendement 114 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. De lidstaten mogen de geldigheidsduur van overdraagbare visserijconcessies beperken tot ten minste 15 jaar met het oog op de hertoewijzing van deze concessies. Lidstaten die de geldigheidsduur van overdraagbare visserijconcessies niet hebben beperkt, mogen deze concessies na een voorafgaande-kennisgevingstermijn van ten minste 15 jaar intrekken. |
5. De lidstaten mogen de geldigheidsduur van overdraagbare visserijconcessies beperken tot ten minste zeven jaar met het oog op de hertoewijzing van deze concessies. Lidstaten die de geldigheidsduur van overdraagbare visserijconcessies niet hebben beperkt, mogen deze concessies na een voorafgaande-kennisgevingstermijn van ten minste zeven jaar intrekken. |
Amendement 115 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 5 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
5 bis. De lidstaten kunnen overdraagbare visserijconcessies gratis of tegen betaling toewijzen, of zij kunnen dergelijke concessies via een veiling toewijzen aan houders die aan alle overige voorschriften voldoen. |
Amendement 116 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
7. Onverminderd de leden 5 en 6 mogen de lidstaten overdraagbare visserijconcessies die gedurende drie opeenvolgende jaren niet door het vissersvaartuig zijn gebruikt, intrekken. |
7. Onverminderd de leden 5 en 6 mogen de lidstaten overdraagbare visserijconcessies die gedurende twee opeenvolgende jaren niet door het vissersvaartuig zijn gebruikt, intrekken en opnieuw toewijzen. |
Amendement 117 Voorstel voor een verordening Artikel 28 – lid 7 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
7 bis. Wanneer een systeem van overdraagbare visserijconcessies wordt ingevoerd, passen de lidstaten hun eigen regelgeving aan om de belangen van de visserij in de kustwateren te verdedigen en de nadelige effecten van het systeem, zoals buitensporige concentratie of speculatie, op te vangen. |
Motivering | |
De concentratie van en de speculatie in visserijconcessies, alsook het gebrek aan aandacht voor de belangen van de visserij in de kustwateren, betekenen een reële bedreiging voor de goede werking van het systeem van overdraagbare visserijconcessies. | |
Amendement 118 Voorstel voor een verordening Artikel 29 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten wijzen individuele vangstmogelijkheden toe aan houders van in artikel 28 bedoelde overdraagbare visserijconcessies op basis van vangstmogelijkheden die aan de lidstaten zijn toegewezen of zijn vastgesteld in beheersplannen die de lidstaten overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1967/2006 hebben aangenomen. |
1. Alle lidstaten, ook degene die er niet voor gekozen hebben om overdraagbare visserijconcessies in te voeren, wijzen in overeenstemming met artikel 33 en met de in artikel 28, lid 2, bedoelde transparante criteria individuele vangstmogelijkheden toe aan houders van overdraagbare visserijconcessies op basis van vangstmogelijkheden die aan de lidstaten zijn toegewezen of zijn vastgesteld in beheersplannen die de lidstaten overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1967/2006 hebben aangenomen. |
Amendement 119 Voorstel voor een verordening Artikel 29 – lid 1 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De vangstmogelijkheden omvatten geen vangsten van soorten die per jaar of deel van een jaar groter zijn dan het niveau dat nodig is om het in artikel 10, lid 1, genoemde doel te bereiken. |
Motivering | |
De visbestanden zijn gedecimeerd als gevolg van kortetermijndenken en het feit dat regeringen zich niet aan wetenschappelijke adviezen hebben gehouden. Het doel om de visbestanden te herstellen boven het niveau van de maximale duurzame opbrengst moet prioritair zijn. | |
Amendement 120 Voorstel voor een verordening Artikel 29 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De lidstaten mogen een reserve van maximaal 5% van de vangstmogelijkheden aanleggen. Zij stellen doelstellingen en transparante criteria vast voor de toewijzing van deze gereserveerde vangstmogelijkheden. Deze vangstmogelijkheden mogen slechts worden toegewezen aan in artikel 28, lid 4, bedoelde in aanmerking komende houders van overdraagbare visserijconcessies. |
4. De lidstaten mogen een reserve van maximaal 20% van de vangstmogelijkheden aanleggen. Zij stellen doelstellingen en transparante criteria vast voor de toewijzing van deze gereserveerde vangstmogelijkheden. |
Motivering | |
Het aanleggen van een reserve geeft de lidstaten de kans de meest duurzame marktdeelnemers te belonen met bijkomende vangstmogelijkheden. | |
Amendement 121 Voorstel voor een verordening Artikel 29 – lid 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. Bij de toewijzing van overdraagbare visserijconcessies overeenkomstig artikel 28 en bij de toewijzing van vangstmogelijkheden overeenkomstig lid 1 van het onderhavige artikel mogen de lidstaten in het kader van de aan hen toegewezen vangstmogelijkheden voorzien in stimulansen voor vissersvaartuigen die zijn uitgerust met selectief vistuig dat ongewenste bijvangsten elimineert. |
5. Bij de toewijzing van overdraagbare visserijconcessies overeenkomstig artikel 28 en bij de toewijzing van vangstmogelijkheden overeenkomstig lid 1 van het onderhavige artikel mogen de lidstaten voorzien in stimulansen voor vissersvaartuigen die vangstmethodes met een lage impact toepassen en/of die zijn uitgerust met selectief vistuig en ook met andere methoden trachten om ongewenste vangsten en beschadiging van het mariene milieu te voorkomen. |
Amendement 122 Voorstel voor een verordening Artikel 30 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De lidstaten waarborgen dat het register en de details van de voorwaarden waaronder overdraagbare visserijconcessies en vangstmogelijkheden zijn toegewezen, beschikbaar zijn voor het publiek. |
Motivering | |
– Het is onaanvaardbaar dat het publiek niet in staat zou zijn kennis te nemen van de identiteit van de houders van concessies en vangstmogelijkheden, alsmede van de voorwaarden waaraan zij moeten voldoen. | |
Amendement 123 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Een lidstaat mag de overdracht van overdraagbare visserijconcessies van en naar een andere lidstaat toestaan. |
2. Een lidstaat mag de overdracht van overdraagbare visserijconcessies van en naar een andere lidstaat niet toestaan. |
Amendement 124 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 3 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 ter. De lidstaten kunnen de toestemming voor de overdracht afhankelijk stellen van de voorwaarde dat het vaartuig wiens visserijrechten verkocht worden, uit de vaart wordt genomen en gesloopt. |
Motivering | |
– De capaciteit van de Europese vissersvloot moet worden ingekrompen. Dit type overdracht levert de eigenaren van vaartuigen aanzienlijke winst op, terwijl het slopen van vaartuigen eveneens voordelen biedt. | |
Amendement 125 Voorstel voor een verordening Artikel 33 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Elke lidstaat beslist hoe de vangstmogelijkheden die overeenkomstig artikel 16 aan hem zijn toegewezen en die niet onder een systeem van overdraagbare visserijconcessies vallen, mogen worden toegewezen aan vaartuigen die zijn vlag voeren. De lidstaat deelt de toewijzingsmethode aan de Commissie mee. |
1. Elke lidstaat beslist hoe de vangstmogelijkheden die overeenkomstig artikel 16 aan hem zijn toegewezen en die niet onder een systeem van overdraagbare visserijconcessies vallen, mogen worden toegewezen aan vaartuigen die zijn vlag voeren, met inbegrip van kleinschalige vaartuigen, en dit op basis van de in artikel 28, lid 2, bedoelde transparante en objectieve criteria, die openbaar zijn. De lidstaat deelt de toewijzingsmethode aan de Commissie mee. |
– | |
Amendement 126 Voorstel voor een verordening Artikel 33 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 33 bis |
|
Meting van de vangstcapaciteit |
|
Visserijvloten van de lidstaten worden afgemeten aan hun vermogen om vis te vangen. Daarom dient de Commissie uiterlijk op 31 juli 2013 een voorstel tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2930/1986 in bij het Parlement en de Raad om de capaciteit van de vaartuigen voortaan te bepalen aan de hand van de volgende kenmerken: |
|
(a) totale lengte; |
|
(b) breedte; |
|
(c) brutotonnage; |
|
(d) motorvermogen; |
|
(e) aard van het vistuig; |
|
(f) afmetingen van het vistuig (inclusief het aantal gebruikte eenheden); |
|
(g) andere meetbare kenmerken die de vangstcapaciteit van een vaartuig beïnvloeden. |
|
Uiterlijk op 31 december 2013 zal de Commissie een gedetailleerde inventaris van de capaciteit van de huidige visserijvloten van de lidstaten publiceren, alsook een beoordeling van de capaciteit die iedere vloot op basis van de tot haar beschikking staande middelen zou moeten vertegenwoordigen. De Commissie zal dit document zowel baseren op informatie van de lidstaten zelf als op informatie van andere kanalen, zoals wetenschappelijke instellingen, regionale organisaties voor visserijbeheer, enz. |
Amendement 127 Voorstel voor een verordening Artikel 34 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten voeren maatregelen in om de vangstcapaciteit van hun vloten aan te passen teneinde een doeltreffend evenwicht tussen die vangstcapaciteit en hun vangstmogelijkheden te bewerkstelligen. |
1. De lidstaten voeren maatregelen in om de vangstcapaciteit van hun vloten aan te passen teneinde uiterlijk in 2015 een doeltreffend evenwicht tussen die vangstcapaciteit en hun vangstmogelijkheden te bewerkstelligen, in overeenstemming met artikel 2, lid 2. Deze maatregelen stoelen op een beoordeling van de verhouding tussen de vlootcapaciteit en de vangstmogelijkheden, zoals artikel 11 voorschrijft, en maken deel uit van de meerjarenplannen. Wanneer er geen meerjarenplan bestaat, worden dergelijke maatregelen prioritair vastgesteld, uiterlijk in [2015]. De lidstaten brengen jaarlijks verslag uit bij de Commissie over de geboekte vooruitgang. |
Motivering | |
Een beoordeling van de vlootcapaciteit is een eerste vereiste voor een doeltreffend vlootbeheer. De van de lidstaten verwachte acties moeten aan duidelijke termijnen worden gekoppeld. | |
Amendement 128 Voorstel voor een verordening Artikel 35 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Voor de vloot van elke lidstaat geldt een in bijlage II vastgesteld vangstcapaciteitsmaximum. |
1. Voor de vloot van elke lidstaat geldt een vangstcapaciteitsmaximum dat is gebaseerd op de overeenkomstig de tweede alinea van artikel 33 bis verstrekte gegevens. |
Amendement 129 Voorstel voor een verordening Artikel 35 – lid 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. De Commissie brengt jaarlijks verslag uit over de mate waarin de lidstaten voldoen aan hun verplichtingen overeenkomstig artikel 33 bis, artikel 35 en overeenkomstig dit artikel. |
Amendement 130 Voorstel voor een verordening Artikel 36 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De in het register over de vissersvloot van de Unie opgenomen gegevens worden ter beschikking van alle lidstaten gesteld. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de omschrijving van de in lid 1 bedoelde gegevens. |
4. De in het register over de vissersvloot van de Unie opgenomen gegevens worden ter beschikking van alle lidstaten en van het publiek gesteld. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de omschrijving van de in lid 1 bedoelde gegevens. |
Motivering | |
– Openheid en transparantie. | |
Amendement 131 Voorstel voor een verordening Artikel 37 – lid 1 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten verzamelen de biologische, technische, milieugerelateerde en sociaaleconomische gegevens die nodig zijn voor een ecosysteemgericht visserijbeheer, beheren deze gegevens en stellen deze ter beschikking van de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens, inclusief door de Commissie aangewezen organen. Deze gegevens dienen met name voor de beoordeling van: |
1. De lidstaten verzamelen de biologische, technische, milieugerelateerde en sociaaleconomische gegevens die nodig zijn voor een ecosysteemgericht visserij- en aquacultuurbeheer, beheren deze gegevens en stellen deze ter beschikking van het publiek en doen ze zoals voorgeschreven toekomen aan de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens, inclusief door de Commissie aangewezen organen. Deze gegevens worden ten minste om de twee jaar verzameld voor bestanden die onder het niveau liggen waarop de maximale duurzame opbrengst kan worden geproduceerd. Zij dienen met name voor de beoordeling van: |
Motivering | |
Alles moet in het werk worden gesteld om te waarborgen dat de gegevens de bestaande situatie weerspiegelen. De gegevens zouden beschikbaar moeten zijn voor het publiek, behalve in uitzonderlijke gevallen. Er zijn gegevens nodig om vast te stellen dat aquacultuurbeheer niet schadelijk is voor het mariene milieu. | |
Amendement 132 Voorstel voor een verordening Artikel 37 – lid 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) de toestand van de geëxploiteerde mariene biologische hulpbronnen, |
(a) de actuele toestand van de geëxploiteerde mariene biologische hulpbronnen, |
Amendement 133 Voorstel voor een verordening Artikel 37 – lid 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) het niveau van bevissing en de impact van visserijactiviteiten op de mariene biologische hulpbronnen en op de mariene ecosystemen, en |
(b) het actuele niveau van bevissing, inclusief bijvangsten, de impact van visserij- en aquacultuuractiviteiten op de mariene biologische hulpbronnen en op de mariene ecosystemen, en de totstandbrenging van een goede milieutoestand zoals voorzien in Richtlijn 2008/56/EG, en |
Amendement 134 Voorstel voor een verordening Artikel 37 – lid 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) de sociaaleconomische prestatie van de visserij-, de aquacultuur- en de verwerkingssector in de EU-wateren en daarbuiten. |
(c) de actuele sociaaleconomische prestatie van de visserij-, de aquacultuur- en de verwerkingssector in de EU-wateren en daarbuiten. |
Amendement 135 Voorstel voor een verordening Artikel 37 – lid 2 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(d) zorgen ervoor dat de verzamelde gegevens accuraat en betrouwbaar zijn; |
(d) zorgen ervoor dat de verzamelde gegevens accuraat, betrouwbaar en volledig zijn; |
Amendement 136 Voorstel voor een verordening Artikel 37 – lid 2 – letter d bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(d bis) zorgen ervoor dat bij de verzameling van wetenschappelijke gegevens en het kiezen van een methodologie rekening wordt gehouden met factoren als verzuring en de temperatuur van het zeewater, met andere woorden dat de gegevens het hele jaar door en in verschillende regio's worden verzameld; |
Amendement 137 Voorstel voor een verordening Artikel 37 – lid 2 – letter d ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(d ter) verbinden aan de toewijzing van overdraagbare visserijconcessies de voorwaarde dat de houders jaarlijks de in artikel 37, lid 1, voorgeschreven economische en sociale gegevens aan de lidstaten overleggen; |
Amendement 138 Voorstel voor een verordening Artikel 37 – lid 2 – letter f | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(f) zien erop toe dat de verzamelde gegevens veilig worden opgeslagen en dat de bescherming en de vertrouwelijkheid van deze gegevens, in voorkomend geval, adequaat worden gewaarborgd; |
(f) zien erop toe dat de verzamelde gegevens veilig worden opgeslagen en dat zij voor het publiek toegankelijk zijn, behalve in uitzonderlijke gevallen waarin adequate bescherming en vertrouwelijkheid nodig is en de redenen van dergelijke beperkte toegang worden meegedeeld; |
Amendement 139 Voorstel voor een verordening Artikel 37 – lid 2 – letter g | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(g) zorgen ervoor dat nationale databanken en systemen die gebruikt worden voor de verwerking van de verzamelde gegevens, toegankelijk zijn voor de Commissie of de door haar aangewezen organen, zodat door de Commissie of door de door haar aangewezen organen kan worden geverifieerd of de gegevens bestaan, en zo ja, of de kwaliteit ervan toereikend is. |
(g) zorgen ervoor dat alle nationale databanken en systemen die gebruikt worden voor de verwerking van de verzamelde gegevens, toegankelijk zijn voor de Commissie of de door haar aangewezen organen, zodat door de Commissie of door de door haar aangewezen organen kan worden geverifieerd of de gegevens bestaan, en zo ja, of de kwaliteit ervan toereikend is. |
Amendement 140 Voorstel voor een verordening Artikel 37 – lid 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. De gegevens worden met ingang van 2014 verzameld, beheerd en gebruikt in het kader van een meerjarenprogramma. Een dergelijk meerjarenprogramma omvat streefdoelen op het gebied van de nauwkeurigheid van de te verzamelen gegevens, alsmede aggregatieniveaus voor de verzameling, het beheer en het gebruik van deze gegevens. |
5. De gegevens worden verzameld, beheerd en gebruikt in het kader van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van 25 februari 2008 betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid, die wordt herzien en/of gewijzigd, of indien nodig, vervangen door een kaderregeling van ten minste hetzelfde niveau, ter uitvoering van de bepalingen van dit artikel. Een nieuw meerjarenprogramma, waarvoor de bepalingen van dit artikel en Verordening (EG) nr. 199/2008 gelden, regelt vanaf 2014 de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens. Een dergelijk meerjarenprogramma omvat streefdoelen op het gebied van de nauwkeurigheid van de te verzamelen gegevens, alsmede aggregatieniveaus voor de verzameling, het beheer en het gebruik van deze gegevens. |
|
Verordening (EG) nr. 199/2008 blijft van toepassing op de nationale programma's die zijn vastgesteld voor de verzameling en het beheer van gegevens voor de jaren 2011, 2012 en 2013. |
|
_____________ |
|
1 PB L 60 van 5.3.2008, blz. 1. |
Amendement 141 Voorstel voor een verordening Artikel 37 – lid 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
6. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om, met betrekking tot het in lid 5 bedoelde meerjarenprogramma, de streefdoelen op het gebied van de nauwkeurigheid van de te verzamelen gegevens te specificeren en om de aggregatieniveaus voor de verzameling, het beheer en het gebruik van deze gegevens te definiëren. |
6. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om, met betrekking tot het in lid 5 bedoelde meerjarenprogramma, de streefdoelen op het gebied van de nauwkeurigheid van de te verzamelen gegevens te specificeren en om de aggregatieniveaus voor de verzameling, het beheer en het gebruik van deze gegevens te definiëren, alsmede om de coördinatie tussen de lidstaten bij de verzameling van gegevens en de presentatie hiervan te waarborgen. |
Amendement 142 Voorstel voor een verordening Artikel 38 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Overeenkomstig artikel 50 houdt de Commissie haar financiële hulp in indien een lidstaat de wetenschappelijke gegevens die hij dient te verzamelen niet verstrekt en geen gehoor geeft aan redelijke verzoeken om zulks te doen. |
Motivering | |
De lidstaten worden al vele jaren verzocht om wetenschappelijke gegevens te verzamelen, maar sommige hebben dit niet gedaan. Aangezien wetenschappelijk bewijs van essentieel belang is voor een doeltreffende werking voor de verordening dient de Commissie sancties paraat te hebben. | |
Amendement 143 Voorstel voor een verordening Artikel 39 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De EU neemt overeenkomstig haar internationale verplichtingen en beleidsdoelstellingen en overeenkomstig de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen deel aan de werkzaamheden van internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij, inclusief regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's). |
1. De EU levert overeenkomstig haar internationale verplichtingen, toezeggingen en beleidsdoelstellingen en overeenkomstig haar beginselen, doelstellingen en bestaande wetgeving op het gebied van visserij, milieu en ontwikkeling, met inbegrip van de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen een actieve bijdrage en steun aan de werkzaamheden van internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij, inclusief regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's). |
Amendement 144 Voorstel voor een verordening Artikel 39 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De EU baseert de standpunten die zij inneemt in internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij en in ROVB's, op het beste beschikbare wetenschappelijk advies, teneinde ervoor te zorgen dat de visbestanden boven een niveau worden gehouden of gebracht dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
2. De standpunten die de EU inneemt in internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij en in ROVB's zijn in overeenstemming met de beginselen en de doelstellingen van de Unie op het gebied van visserij, milieu en ontwikkeling, met inbegrip van de in artikel 2 van deze verordening vastgestelde beginselen en doelstellingen. Deze standpunten zijn voorts gebaseerd op het beste beschikbare wetenschappelijk advies, teneinde ervoor te zorgen dat de visbestanden boven een niveau worden gehouden of gebracht dat uiterlijk in 2015 de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
Motivering | |
De standpunten die de EU inneemt op internationale fora zoals de ROVB's mogen niet in tegenspraak zijn met haar verplichtingen en doelstellingen in andere beleidsdomeinen, zoals het milieu- en het ontwikkelingsbeleid. | |
Amendement 145 Voorstel voor een verordening Artikel 39 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De Unie draagt in de ROVB's en in de internationale organisaties actief bij tot de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en steunt de ontwikkeling van deze kennis. |
3. De Unie draagt in de ROVB's en in andere internationale organisaties actief bij tot de ontwikkeling van goed bestuur, transparantie, uitvoeringsmaatregelen en wetenschappelijke kennis en steunt de ontwikkeling van deze kennis. |
Amendement 146 Voorstel voor een verordening Artikel 40 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De EU werkt samen met derde landen en internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij, inclusief ROVB's, teneinde de naleving van door dergelijke internationale organisaties vastgestelde maatregelen te versterken. |
De EU werkt samen met derde landen en internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij, inclusief ROVB's, teneinde de naleving van door dergelijke internationale organisaties vastgestelde maatregelen te versterken. In dit verband voert de Unie haar inspanningen op om te waarborgen dat de activiteiten van derde landen in overeenstemming zijn met internationale verdragen, waaronder het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (UNCLOS). |
Amendement 147 Voorstel voor een verordening Artikel 41 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. In met derde landen gesloten duurzamevisserijovereenkomsten wordt een juridisch, economisch en ecologisch bestuurskader vastgesteld voor visserijactiviteiten die EU-vissersvaartuigen verrichten in wateren van derde landen. |
1. In met derde landen gesloten duurzamevisserijovereenkomsten wordt een juridisch, economisch, sociaal en ecologisch bestuurskader vastgesteld voor visserijactiviteiten die vissersvaartuigen verrichten in wateren van derde landen, en dit zowel voor vaartuigen die eigendom van de EU zijn als voor vaartuigen die onder EU-vlag varen. Duurzamevisserijovereenkomsten zijn in overeenstemming met internationale verplichtingen en beleidsdoelstellingen en voldoen aan de bepalingen van de artikelen 2, 3 en 4. |
Motivering | |
Er moet worden gewaarborgd dat alle EU-vaartuigen, waar ze ook vissen, aan dezelfde voorschriften voldoen. 1 bis. | |
Amendement 148 Voorstel voor een verordening Artikel 41 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. Duurzamevisserijovereenkomsten beogen de oprichting van een bestuurskader voor de visserijactiviteiten van de EU-vloot in de wateren van derde landen. Dit kader moet minstens even strikt zijn als de van toepassing zijnde EU-wetgeving op het gebied van visserijbeheer, milieubescherming en sociaal beleid. |
Amendement 149 Voorstel voor een verordening Artikel 41 – leden 2 en 2 bis t/m 2 sexies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. EU-vissersvaartuigen zijn slechts gerechtigd tot de vangst van het in artikel 62, lid 2, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee bedoelde overschot van de toegestane vangst dat het derde land heeft vastgesteld en dat is geïdentificeerd op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies en op basis van relevante, door de Unie en het betrokken derde land uitgewisselde informatie over de totale visserijinspanning op de betrokken bestanden, teneinde ervoor te zorgen dat de betrokken visbestanden boven een niveau blijven dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
2. EU-vissersvaartuigen zijn slechts gerechtigd tot de vangst van het in artikel 62, lid 2, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee bedoelde overschot van de toegestane vangst dat het derde land heeft vastgesteld en dat is geïdentificeerd op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies en op basis van relevante, door de Unie en het betrokken derde land uitgewisselde informatie over de totale visserijinspanning op de betrokken bestanden, teneinde ervoor te zorgen dat de betrokken visbestanden boven een niveau blijven dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren en dat het niveau van door de EU-vaartuigen uitgevoerde visserijactiviteiten de vangstmogelijkheden van plaatselijke vissers in het derde land niet in het gedrang brengt. |
|
2 bis. Om het in lid 2 bedoelde overschot van de toegestane vangst te kunnen vaststellen, streven de duurzamevisserijovereenkomsten naar transparantie. Ze voorzien in een uitwisseling tussen de Unie en het derde land van alle relevante informatie over de totale visserijinspanning van nationale en eventueel internationale schepen op de betrokken bestanden. |
|
2 ter. Duurzamevisserijovereenkomsten bepalen dat EU-vissersvaartuigen uitsluitend actief mogen zijn in de wateren van het derde land waarmee een overeenkomst is gesloten indien zij over een visvergunning beschikken die overeenkomstig een door beide partijen bij de overeenkomst vastgestelde procedure is afgegeven. |
|
2 quater. Duurzamevisserijovereenkomsten bepalen dat visvergunningen, van welke aard ook, enkel worden afgegeven aan nieuwe vissersvaartuigen en aan vissersvaartuigen die in de 24 maanden vóór het aanvragen van een vergunning reeds onder EU-vlag hebben gevaren en willen vissen op bestanden waarop de duurzamevisserijovereenkomst betrekking heeft. |
|
2 quinquies. De eerbiediging van de democratische beginselen, de rechtsstaat en de rechten van de mens zoals deze zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens dient een essentieel onderdeel van de duurzamevisserijovereenkomsten te vormen dat wordt neergelegd in een specifieke mensenrechtenclausule. |
|
2 sexies. Vanaf 1 januari 2015 ondernemen EU-vissersvaartuigen uitsluitend visserijactiviteiten in wateren van derde landen onder naleving van de voorwaarden van een duurzamevisserijovereenkomst. |
Amendement 150 Voorstel voor een verordening Artikel 42 – lid 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) een deel van de kosten van de toegang tot de visserijhulpbronnen in wateren van derde landen te dragen; |
(a) een geleidelijk teruglopend deel van de kosten van de toegang tot de visserijhulpbronnen in wateren van derde landen te dragen; deze kosten moeten in toenemende mate door de eigenaars van de vaartuigen worden gedragen en de steun wordt geleidelijk afgebouwd, zodat uiterlijk in 2020 de volledige kosten van de toegang worden gedragen door de marktdeelnemers; |
Amendement 151 Voorstel voor een verordening Artikel 42 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. Financiële afspraken in het kader van duurzamevisserijovereenkomsten kunnen op een open en verantwoordelijke manier worden gecontroleerd. Dit behelst onder meer algemeen beschikbare financiële doorlichtingen en onafhankelijke evaluaties van de resultaten van de door de Unie verleende financiële steun. |
Motivering | |
De EU verleent derde landen aanzienlijke financiële steun voor de ontwikkeling van hun visserijsector. Dit gebeurt echter niet op een transparante manier, waardoor de burgers van deze landen de besluitvorming amper kunnen beïnvloeden, en de mogelijkheden om toe te zien op de uitvoering van de projecten miniem zijn. Het vergroten van de transparantie is dan ook essentieel om de doeltreffendheid van de financiële steun te verhogen en de risico's op verspilling of corruptie te beperken. In het verleden is de financiële steun van de EU aan de visserijsector in derde landen al meermaals ondoeltreffend gebleken als gevolg van corruptie in deze landen. | |
Amendement 152 Voorstel voor een verordening Artikel 43 – titel | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Bevordering van de aquacultuur |
Handhaving van een duurzame aquacultuur |
Amendement 153 Voorstel voor een verordening Artikel 43 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Ter bevordering van duurzaamheid, voedselzekerheid, groei en werkgelegenheid stelt de Commissie uiterlijk tegen 2013 niet-bindende strategische EU-richtsnoeren op inzake gemeenschappelijk prioriteiten en streefdoelen voor de ontwikkeling van aquacultuuractiviteiten. Deze strategische richtsnoeren, waarin rekening wordt gehouden met de verschillende startposities en omstandigheden in de EU, vormen de basis voor nationale strategische meerjarenplannen en hebben tot doel: |
1. Ter bevordering van duurzaamheid, voedselzekerheid, groei en werkgelegenheid stelt de Commissie uiterlijk tegen 2013 niet-bindende strategische EU-richtsnoeren op inzake gemeenschappelijk prioriteiten en streefdoelen voor de ontwikkeling van aquacultuuractiviteiten. Deze strategische richtsnoeren zorgen ervoor dat aquacultuuractiviteiten ecologisch duurzaam zijn en bijdragen tot een betere milieusituatie. In de richtsnoeren wordt rekening gehouden met de verschillende startposities en omstandigheden in de EU. Ze vormen de basis voor nationale strategische meerjarenplannen en hebben tot doel: |
(a) het concurrentievermogen van de aquacultuursector te verbeteren en de ontwikkeling en innovatie van deze sector te steunen; |
(a) de kwaliteit, de duurzaamheid en het concurrentievermogen van de aquacultuursector te verbeteren en de ontwikkeling en innovatie van deze sector te steunen; |
|
(a bis) de verarming van het mariene milieu te voorkomen; |
|
(a ter) ervoor te zorgen dat de aquacultuuractiviteiten voldoen aan de bepalingen van de artikelen 2 en 3; |
(b) de economische bedrijvigheid te stimuleren; |
(b) de economische bedrijvigheid te stimuleren; |
(c) de diversifiëring en de levenskwaliteit in kust- en plattelandsgebieden te verbeteren; |
(c) de diversifiëring en de levenskwaliteit in kust- en plattelandsgebieden te verbeteren; |
(d) op het gebied van toegang tot wateren en ruimte te zorgen voor een gelijk speelveld voor de marktdeelnemers in de aquacultuursector. |
(d) op het gebied van toegang tot wateren en ruimte te zorgen voor een gelijk speelveld voor de marktdeelnemers in de aquacultuursector; |
|
(d bis) de hoeveelheid aquacultuurvoedermiddelen afkomstig van in het wild gevangen vis te beperken tot een niveau dat geen risico vormt voor het bereiken van de in artikel 10 genoemde doelstellingen; |
|
(d ter) te waarborgen dat aquacultuuractiviteiten verenigbaar zijn met de doelstellingen van Richtlijn 2008/56/EG; |
|
(d quater) veranderingen van negatieve aard in gerelateerde ecosystemen te voorkomen. |
Amendement 154 Voorstel voor een verordening Artikel 43 – lid 1 – letter d quinquies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(d quinquies) veilige en gezonde producten af te leveren. |
Amendement 155 Voorstel voor een verordening Artikel 43 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De nationale strategische meerjarenplannen hebben met name tot doel: |
4. De nationale strategische meerjarenplannen zijn er in het bijzonder op gericht: |
(a) te komen tot administratieve vereenvoudiging, met name wat de vergunningen betreft; |
(a) te komen tot administratieve vereenvoudiging, met name wat de vergunningen betreft; |
(b) op het gebied van toegang tot wateren en ruimte te zorgen voor zekerheid voor de marktdeelnemers in de aquacultuursector; |
(b) op het gebied van toegang tot wateren en ruimte te zorgen voor zekerheid voor de marktdeelnemers in de aquacultuursector; |
(c) indicatoren op te stellen voor economische, sociale en milieuduurzaamheid; |
(c) indicatoren op te stellen voor kwaliteit en economische, sociale en milieuduurzaamheid; |
|
(c bis) maatregelen vast te stellen om te waarborgen dat de aquacultuuractiviteiten volledig voldoen aan de bestaande milieuwetgeving van de Unie; |
|
(c ter) het gebruik van duurzame voedermiddelen te garanderen; |
(d) andere eventuele grensoverschrijdende effecten voor de buurlidstaten te beoordelen. |
(d) andere eventuele grensoverschrijdende effecten op de mariene biologische hulpbronnen en de mariene ecosystemen voor de buurlidstaten te beoordelen. |
Amendement 156 Voorstel voor een verordening Artikel 45 – lid 1 – letter e bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(e bis) verifieerbare en nauwkeurige informatie te verstrekken over de oorsprong en de productiewijze van alle visserij- en aquacultuurproducten en te zorgen voor een adequate etikettering, waarbij de betrouwbaarheid van eco-etikettering centraal moet staan, teneinde de traceerbaarheid in alle fasen van de voedselvoorzieningsketen te waarborgen; |
Amendement 157 Voorstel voor een verordening Artikel 48 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten kunnen de houders van visvergunningen voor vissersvaartuigen met een lengte over alles van ten minste 12 meter die hun vlag voeren, ertoe verplichten een evenredige bijdrage te leveren in de kosten die gepaard gaan met de tenuitvoerlegging van het visserijcontrolesysteem van de EU. |
De lidstaten verplichten de houders van visvergunningen voor vissersvaartuigen met een lengte over alles van ten minste 12 meter die hun vlag voeren ertoe een evenredige bijdrage te leveren in de kosten die gepaard gaan met de tenuitvoerlegging van het visserijcontrolesysteem van de EU en met de gegevensverzameling. |
Amendement 158 Voorstel voor een verordening Artikel 49 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen, mag financiële EU-steun worden verleend. |
Er wordt alleen financiële EU-steun verleend aan maatregelen en initiatieven die aansluiten bij de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen. |
Motivering | |
De verlening van financiële EU-steun wordt gekoppeld aan de voorwaarde dat de doelstellingen van de verordening worden nagestreefd. | |
Amendement 159 Voorstel voor een verordening Artikel 50 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Niet-naleving van de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid door de lidstaten kan ertoe leiden dat in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid de betalingen worden onderbroken of geschorst of een financiële correctie op de financiële EU-steun wordt toegepast. Dergelijke maatregelen moeten in verhouding staan tot de aard, de omvang, de duur en het al dan niet herhaaldelijke karakter van de niet-naleving. |
2. Niet-naleving van de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid door de lidstaten leidt ertoe dat in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid de betalingen worden onderbroken of geschorst en een financiële correctie op de financiële EU-steun wordt toegepast. Dergelijke maatregelen moeten in verhouding staan tot de aard, de omvang, de duur en het al dan niet herhaaldelijke karakter van de niet-naleving. |
|
2 bis. De financiële steun van de Unie aan de lidstaten is transparant en de controle op deze steun gebeurt op basis van gedetailleerde en actuele informatie over het doel en het beheer ervan, met inbegrip van de door de Commissie openbaar gemaakte relevante begrotingen en beoordelingen. |
|
2 ter. Financiële steun voor maatregelen die betrekking hebben op vaartuigen of vistuig wordt slechts verleend aan de lidstaten die inspanningen leveren om een evenwicht tussen de vangstcapaciteit en de vangstmogelijkheden te bereiken, in overeenstemming met artikel 34, lid 1. |
Amendement 160 Voorstel voor een verordening Artikel 51 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De verlening van financiële EU-steun aan marktdeelnemers wordt gekoppeld aan de voorwaarde dat de marktdeelnemers de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid naleven. |
1. De verlening van financiële EU-steun aan marktdeelnemers wordt gekoppeld aan de voorwaarde dat de marktdeelnemers de doelstellingen en de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid naleven. |
Amendement 161 Voorstel voor een verordening Artikel 51 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Ernstige inbreuken op de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid door de marktdeelnemers kunnen ertoe leiden dat de toegang tot financiële EU-steun en/of de toepassing van financiële reducties hun tijdelijk of permanent wordt ontzegd. Dergelijke maatregelen moeten in verhouding staan tot de aard, de omvang, de duur en het al dan niet herhaaldelijke karakter van de niet-naleving. |
2. Ernstige inbreuken op de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid door de marktdeelnemers in de drie jaar na de toekenning van financiële EU-steun leiden tot tijdelijke of permanente ontzegging van de toegang tot financiële EU-steun, de toepassing van financiële sancties en de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van de eerder toegekende financiële EU-steun. Dergelijke maatregelen moeten in verhouding staan tot de aard, de omvang, de duur en het al dan niet herhaaldelijke karakter van de niet-naleving. |
Motivering | |
Er mag geen overheidssteun worden verleend aan exploitanten die de GVB-regels ernstig overtreden. | |
Amendement 162 Voorstel voor een verordening Artikel 51 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De lidstaten zien erop toe dat de financiële EU-steun slechts wordt verleend indien de betrokken marktdeelnemer in het laatste jaar vóór de aanvraag van de financiële EU-steun geen sancties vanwege ernstige inbreuken zijn opgelegd. |
3. De lidstaten zien erop toe dat de financiële EU-steun slechts wordt verleend indien de betrokken marktdeelnemer in de laatste vijf jaar vóór de aanvraag van de financiële EU-steun geen sancties vanwege ernstige inbreuken zijn opgelegd. |
Amendement 163 Voorstel voor een verordening Artikel 51 – lid 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. Steun die betrekking heeft op de modernisering van vissersvaartuigen of vistuig wordt slechts verleende aan de lidstaten die maatregelen treffen om de vangstcapaciteit van hun vloot af te stemmen op de vangstmogelijkheden, in overeenstemming met artikel 34, lid 1. |
Amendement 164 Voorstel voor een verordening Artikel 51 – lid 3 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 ter. Indien door een lidstaat of de Commissie steun wordt verleend voor het uit de vaart nemen van een vaartuig, wordt alle financiële EU-steun die in de drie voorafgaande jaren is betaald voor de modernisering of verbetering van dit vaartuig terugbetaald. |
Motivering | |
De Commissie stelt voor niet langer steun te verlenen voor het uit de vaart nemen van vaartuigen, en indien hiertoe wordt besloten, is dit amendement overbodig. Zo niet, draagt het bij tot een goed gebruik van overheidsgeld. | |
Amendement 165 Voorstel voor een verordening Artikel 52 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Om een evenwichtige vertegenwoordiging van alle belanghebbende partijen te bevorderen en bij te dragen tot de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen, wordt voor elk van de in bijlage III opgenomen bevoegdheidszones een adviesraad opgericht. |
1. Om een evenwichtige vertegenwoordiging van alle belanghebbende partijen, met inbegrip van vertegenwoordigers van de visserijsector en de visverwerkende industrie, wetenschappers, lokale autoriteiten, ngo's, controleagentschappen en het maatschappelijk middenveld, te bevorderen en bij te dragen tot de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen, wordt voor elk van de in bijlage III opgenomen bevoegdheidszones een adviesraad opgericht. |
Amendement 166 Voorstel voor een verordening Artikel 54 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Iedere adviesraad bestaat uit organisaties die de marktdeelnemers van de visserijsector vertegenwoordigen en uit andere belangengroepen die te maken hebben met het gemeenschappelijk visserijbeleid. |
1. Iedere adviesraad mikt op een brede participatie en bestaat uit organisaties die de marktdeelnemers van de visserijsector vertegenwoordigen en uit andere belangengroepen die te maken hebben met het gemeenschappelijk visserijbeleid, waaronder wetenschappers, ngo's, controleagentschappen en lokale autoriteiten. |
Amendement 167 Voorstel voor een verordening Artikel 56 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De Commissie dient jaarlijks een verslag in bij het Parlement en de Raad waarin zij aangeeft hoe haar voorstel [uit hoofde van artikel 43, lid 3, van het VWEU] over de totaal toegestane vangsten, alsook het besluit van de Raad in dit verband, bijdragen aan de doelstelling van de Unie om de populaties van de gevangen soorten boven een niveau te brengen en te houden dat uiterlijk in 2015 de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
Motivering | |
De Raad heeft er in het verleden nooit op aangedrongen dat het volume van de vangst wordt beperkt tot wat wetenschappelijk is aanbevolen. Het is essentieel dat de verantwoordingsplicht van de beleidsmakers wordt uitgebreid. Zij moeten duiden hoe hun besluiten bijdragen aan de overeengekomen doelstellingen. | |
Amendement 168 Voorstel voor een verordening Artikel 58 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Onverminderd artikel 57, lid 4, blijft Verordening (EG) nr. 199/2008 van toepassing op de nationale programma's die zijn vastgesteld voor de verzameling en het beheer van gegevens voor de periode 2011 – 2013. |
Onverminderd artikel 57, lid 4, blijft Verordening (EG) nr. 199/2008 van toepassing op de nationale programma's die zijn vastgesteld voor de verzameling en het beheer van gegevens totdat de nieuwe maatregelen tot instelling van een EU-kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector in werking zijn getreden. |
Amendement 169 Voorstel voor een verordening Bijlage 3 – tabel – nieuwe rij | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Naam van de adviesraad: Zwarte Zee |
|
Bevoegdheidszone: Zwarte Zeegebied |
Motivering | |
Aangezien de adviesraden gelden als organen die een doel van algemeen Europees belang nastreven en daarom financiële steun van de EU kunnen aanvragen, en aangezien de volgende programmeringsperiode in 2014 begint, is het wenselijk om de oprichting van deze adviesraden, alsook de aanpassing van hun bevoegdheidszones, vóór 2014 af te ronden. |
PROCEDURE
Titel |
Gemeenschappelijk visserijbeleid |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2011)0425 – C7-0198/2011 – 2011/0195(COD) |
||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
PECH 13.9.2011 |
|
|
|
|
Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmaking |
ENVI 13.9.2011 |
|
|
|
|
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Chris Davies 3.10.2011 |
|
|
|
|
Behandeling in de commissie |
29.2.2012 |
|
|
|
|
Datum goedkeuring |
8.5.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
50 0 8 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Kriton Arsenis, Sophie Auconie, Pilar Ayuso, Paolo Bartolozzi, Lajos Bokros, Martin Callanan, Nessa Childers, Chris Davies, Esther de Lange, Anne Delvaux, Bas Eickhout, Edite Estrela, Karl-Heinz Florenz, Elisabetta Gardini, Matthias Groote, Françoise Grossetête, Cristina Gutiérrez-Cortines, Satu Hassi, Jolanta Emilia Hibner, Karin Kadenbach, Christa Klaß, Eija-Riitta Korhola, Holger Krahmer, Jo Leinen, Corinne Lepage, Peter Liese, Kartika Tamara Liotard, Linda McAvan, Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė, Vladko Todorov Panayotov, Antonyia Parvanova, Andres Perello Rodriguez, Mario Pirillo, Pavel Poc, Frédérique Ries, Anna Rosbach, Oreste Rossi, Dagmar Roth-Behrendt, Horst Schnellhardt, Richard Seeber, Bogusław Sonik, Anja Weisgerber, Åsa Westlund, Glenis Willmott, Sabine Wils, Marina Yannakoudakis |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Nikos Chrysogelos, João Ferreira, Filip Kaczmarek, Toine Manders, James Nicholson, Justas Vincas Paleckis, Alojz Peterle, Michèle Rivasi, Christel Schaldemose, Marita Ulvskog, Vladimir Urutchev, Andrea Zanoni |
||||
ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (20.9.2012)
aan de Commissie visserij
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid
(COM(2011)0425 – C7‑0198/2011 – 2011/0195(COD))
Rapporteur voor advies: Younous Omarjee
BEKNOPTE MOTIVERING
De Europese visserijsector brengt elk jaar ongeveer 6,4 miljoen ton vis voort. In de visserij en de visverwerkende industrie werken meer dan 350 000 mensen. Deze sector levert dan ook een belangrijke bijdrage aan het economische en sociale welzijn van de betrokken regio's.
Bepaalde maatregelen die in de nieuwe verordeningen inzake het GVB ‑ met inbegrip van het EFMZV ‑ worden voorgesteld, dreigen ten koste te gaan van de vissers en de ontwikkeling van de Europese kust- en maritieme gebieden. De Commissie regionale ontwikkeling moet er ook op toezien dat rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de ultraperifere gebieden, die in het bijzonder met deze verordeningen te maken krijgen.
1. Een aantal krachtlijnen van de hervorming dreigen de ontwikkeling van de regio's in gevaar te brengen
De nieuwe GVB-hervorming moet in de eerste plaats een lokaal, werkelijk geregionaliseerd beheer garanderen waarbij rekening wordt gehouden met de vlootverschillen, het uiteenlopende vistuig en de diversiteit van de visbestanden in elk land en elk visserijgebied.
Voorts moeten in het GVB de rechten van de lidstaten op hun territoriale wateren, hun exclusieve economische zones en de aangrenzende zeebodem in acht worden genomen. Het zou rampzalig zijn, mochten de exclusieve economische zones ‑ omwille van gelijke toegang tot de exclusieve visserijgebieden ‑ worden opengesteld voor alle intra- en extracommunautaire vloten. Dat zou het in stand te houden mariene ecosysteem en de economische levensvatbaarheid van de lokale visserijgemeenschappen ondermijnen.
Belangrijk is ook dat de belangen van de ambachtelijke kustvisserij in het nieuwe GVB blijvend worden beschermd om een duurzame exploitatie van de hulpbronnen en dito economische en sociale omstandigheden te garanderen.
Tevens is het nodig de visserijsector in alle Europese maritieme regio's te verzekeren van een welvarende toekomst op middellange en lange termijn, door inspanningen te leveren voor het noodzakelijke herstel van de visbestanden. Voor vissers in de Noordzee zijn echter andere inspanningen nodig dan voor vissers in de Middellandse Zee, de Caraïben of de Indische Oceaan. Als de Europese Commissie geen specifieke en op elk bekken afgestemde voorstellen bedenkt, staat de toekomst van de visserij op het spel. Uw rapporteur schaart zich volledig achter de doelstellingen inzake duurzame visserij, via bescherming en herstel van de hulpbronnen, want als de zeeën verder tegen het huidige tempo worden leeggeroofd, zouden er tegen 2050 geen bekende vissen of schaaldieren meer overblijven voor commerciële bevissing.
Overbevissing is weliswaar te wijten aan wanbeheer van de visbestanden, maar ook de overheden treft schuld. De inspanningen die nodig zijn voor het herstel van de bestanden, mogen dan ook niet ten koste gaan van de vissers, noch van de ontwikkeling van de maritieme regio's. Zij moeten collectief worden gedragen. Er dienen derhalve compensatiemechanismen te worden ingevoerd voor werknemers uit de visserijsector die te lijden hebben onder de economische en sociale gevolgen van de herstelplannen, het meerjarenbeheer en de maatregelen ter bescherming van de ecosystemen.
Uw rapporteur kant zich ook tegen de pogingen die worden ondernomen om eigendomsrechten op de visbestanden in te voeren, via het systeem van overdraagbare visserijconcessies. De privatisering van de zeeën zou rampzalige economische en sociale gevolgen hebben.
2. Rekening houden met de realiteit van de visserij in de ultraperifere gebieden
Wat de ultraperifere gebieden betreft, zijn de beginselen en regels van het GVB hoegenaamd niet toegesneden op de realiteit aldaar. Artikel 349 van het VWEU, dat in Europese verordeningen onvoldoende wordt gebruikt, moet in alle verordeningen inzake visserij uitdrukkelijk vermeld en vooral toegepast worden. Dat is met name nodig om de Europese beleidslijnen daadwerkelijk op elkaar af te stemmen voor elke ultraperifere regio. De Commissie mag niet vergeten dat het hier gaat om zeegebieden die worden gedeeld met enerzijds EU-lidstaten en anderzijds, voor de ultraperifere gebieden, ACS-landen: daar leven nu eenmaal andere vissoorten, de kennis en de toestand van de bestanden verschilt er en er wordt met andere methoden gevist. Het komt erop aan de visserijpraktijken in het noordelijk en het zuidelijk halfrond gedifferentieerd te benaderen.
Het is ook belangrijk dat er een adviescomité voor de ultraperifere gebieden, bestaande uit drie aparte geografische subcomités, in het leven wordt geroepen. Het is discriminerend dat de Commissie, sinds de oprichting van de regionale adviesraden, de ultraperifere gebieden in de Indische Oceaan en de Caraïben in de kou heeft laten staan. In deze nieuwe regionale adviesraad voor de ultraperifere gebieden moeten de betrokken landen en de Europese vissers die er actief zijn, inspraak krijgen. Met deze raad kan de EU ook gestalte geven aan haar rol bij de totstandbrenging van een internationale governance inzake visserij. Dit aspect mag niet over het hoofd worden gezien want dankzij haar ultraperifere gebieden en de landen en gebieden overzee is de EU het grootste maritieme gebied ter wereld.
Bij de hervorming van het GVB moeten ook de specifieke regels voor de overzeese vloten gehandhaafd blijven en in gebieden waar de sector dankzij de visbestanden kan groeien, moet per kustregio gedifferentieerde steun voor de vernieuwing en modernisering van de kustvissersvloot mogelijk zijn.
Ten slotte moet bij de hervorming van het GVB de essentiële financieringsfaciliteit "POSEI-visserij" behouden blijven en worden gezorgd voor een slimme koppeling tussen het EFMZV en "POSEI-visserij".
AMENDEMENTEN
De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie visserij onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Amendement 1 Ontwerpwetgevingsresolutie Visum 1 bis (nieuw) | |
Ontwerpwetgevingsresolutie |
Amendement |
|
- gezien artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, |
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(3) Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ervoor zorgen dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur bijdragen tot omstandigheden die vanuit ecologisch, economisch en sociaal gebied duurzaam op lange termijn zijn. Het GVB moet bovendien een bijdrage leveren tot een verhoging van de productiviteit, een billijke levensstandaard voor de visserijsector en stabiele markten, en moet ervoor zorgen dat de hulpbronnen beschikbaar zijn en dat de consument tegen een redelijke prijs toegang heeft tot de voorraden. |
(3) Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ervoor zorgen dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur bijdragen tot omstandigheden die vanuit ecologisch, economisch en sociaal oogpunt duurzaam op lange termijn zijn. Het GVB moet bovendien een bijdrage leveren tot een verhoging van de productiviteit, een billijke levensstandaard voor de visserijsector, een waardig inkomen voor de vissers en stabiele markten, en moet ervoor zorgen dat de hulpbronnen beschikbaar zijn en dat de consument tegen een redelijke prijs toegang heeft tot de voorraden. |
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(3 bis) De geografische ligging van de ultraperifere gebieden en de specifieke aard van de visserijsector in deze gebieden vereisen dat het gemeenschappelijk visserijbeleid en de bijbehorende fondsen kunnen worden afgestemd op de specifieke kenmerken, de beperkingen, de extra kosten en de realiteit van deze gebieden, die aanzienlijk verschillen van de rest van de Europese Unie. Artikel 349 moet in dit opzicht worden toegepast om de doelstellingen van deze gebieden en de ontwikkeling van de visserijsector aldaar met het oog op duurzaamheid te verwezenlijken, indien de verordening niet aan een of meer van deze gebieden is aangepast. |
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(4) De Unie is partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 (UNCLOS) en is overgegaan tot ratificatie van de Overeenkomst van de Verenigde Naties over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 augustus 1995 (VN-Overeenkomst over visbestanden). De van 24 november 1993 daterende Overeenkomst van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen (FAO-Nalevingsovereenkomst) is eveneens door de Unie aanvaard. Deze internationale instrumenten omvatten met name instandhoudingsverplichtingen, onder meer om instandhoudings- en beheersmaatregelen te nemen die ontworpen zijn om de mariene hulpbronnen op een niveau te brengen of te houden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren in zeegebieden onder nationale jurisdictie en in volle zee, verplichtingen om hiertoe samen te werken met andere landen, verplichtingen om de voorzorgsbenadering toe te passen op de instandhouding, het beheer en de exploitatie van visbestanden, verplichtingen om de verenigbaarheid van instandhoudings- en beheersmaatregelen voor mariene hulpbronnen die voorkomen in zeegebieden met een verschillende jurisdictionele status te garanderen, en verplichtingen om naar behoren rekening te houden met andere legitieme wijzen van mariene exploitatie. Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ertoe bijdragen dat de Unie zich naar behoren kan kwijten van de internationale verplichtingen die zij in het kader van deze internationale instrumenten is aangegaan. Lidstaten die instandhoudings- en beheersmaatregelen nemen waartoe zij zijn gemachtigd in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, moeten handelen op een wijze die volledig in overeenstemming is met de internationale instandhoudings- en samenwerkingsverplichtingen die voortvloeien uit de reeds vermelde internationale instrumenten. |
(4) De Unie is partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 (UNCLOS) en is overgegaan tot ratificatie van de Overeenkomst van de Verenigde Naties over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 augustus 1995 (VN-Overeenkomst over visbestanden). De van 24 november 1993 daterende Overeenkomst van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen (FAO-Nalevingsovereenkomst) is eveneens door de Unie aanvaard. Deze internationale instrumenten omvatten met name instandhoudingsverplichtingen, onder meer om instandhoudings- en beheersmaatregelen te nemen die ontworpen zijn om de mariene hulpbronnen op een niveau te brengen of te houden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren in zeegebieden onder nationale jurisdictie en in volle zee, verplichtingen om hiertoe samen te werken met andere landen, verplichtingen om de voorzorgsbenadering toe te passen op de instandhouding, het beheer en de exploitatie van visbestanden, verplichtingen om de verenigbaarheid van instandhoudings- en beheersmaatregelen voor mariene hulpbronnen die voorkomen in zeegebieden met een verschillende jurisdictionele status te garanderen, en verplichtingen om naar behoren rekening te houden met andere legitieme wijzen van mariene exploitatie. In dit opzicht kan de oprichting van een adviescomité voor de ultraperifere gebieden, bestaande uit drie subcomités (zuidwestelijke wateren, wateren van de zuidwestelijke Indische Oceaan en wateren van het bekken van de Antillen-Guyana), ook een positieve bijdrage helpen leveren aan deze doelstellingen in internationale wateren waar overbevissing en illegale visserij wereldwijd een reëel probleem vormen. Daarnaast legt ook artikel 66 van deel V van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee de lidstaten de verplichting op te voldoen aan een aantal bepalingen met het oog op de instandhouding van anadrome visbestanden. Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ertoe bijdragen dat de Unie zich naar behoren kan kwijten van de internationale verplichtingen die zij in het kader van deze internationale instrumenten is aangegaan. Lidstaten die instandhoudings- en beheersmaatregelen nemen waartoe zij zijn gemachtigd in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, moeten handelen op een wijze die volledig in overeenstemming is met de internationale instandhoudings- en samenwerkingsverplichtingen die voortvloeien uit de reeds vermelde internationale instrumenten. |
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 5 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(5 bis) Tijdens de wereldconferentie van Nagoya over biodiversiteit in 2010 hebben de Europese Unie en haar lidstaten zich ertoe verbonden het verlies van biodiversiteit te bestrijden. Er werd een strategisch tienjarig programma voor bescherming van de wereldwijde biodiversiteit aangenomen, waarbij voor de visserijsector de doelstellingen betrekking hebben op (1) het duurzaam beheren en exploiteren van vis en ongewervelde dieren, middels toepassing van de ecosysteemgerichte benadering om overbevissing te voorkomen aan de hand van herstelmaatregelen voor alle uitgeputte of bedreigde soorten en voorkoming van negatieve effecten van de visserij op kwetsbare mariene ecosystemen; (2) het duurzaam beheren van plaatsen voor aquacultuur; (3) het in stand houden van de genetische diversiteit van geteelde planten, kweek- en huisdieren, en van wilde varianten ervan door hun genetische erosie tot een minimum te beperken; (4) de bescherming van ten minste 10% van de kust- en maritieme gebieden tegen 2020. |
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(6) In het besluit van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit over het strategische plan voor de biodiversiteit 2011 - 2020 zijn streefdoelen voor de visserij vastgesteld en de inspanningen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten coherent zijn met de biodiversiteitsstreefdoelen die zijn vastgesteld door de Europese Raad en met de streefdoelen die zijn vastgesteld door de Commissie in de mededeling "Onze levensverzekering, ons natuurlijk kapitaal: een EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020", met name gezien de doelstelling om uiterlijk in 2015 de maximale duurzame opbrengst te halen. |
(6) In het besluit van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit over het strategische plan voor de biodiversiteit 2011 - 2020 zijn streefdoelen voor de visserij vastgesteld en de inspanningen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten coherent zijn met de biodiversiteitsstreefdoelen die zijn vastgesteld door de Europese Raad en met de streefdoelen die zijn vastgesteld door de Commissie in de mededeling "Onze levensverzekering, ons natuurlijk kapitaal: een EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020", met name gezien de doelstelling om de maximale duurzame opbrengst te halen. |
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 10 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(10) Belangrijk is dat de beginselen van goed bestuur richtgevend worden voor het beheer van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Deze beginselen omvatten besluitvorming op basis van het beste beschikbare wetenschappelijk advies, brede participatie van de belanghebbende partijen en het hanteren van een langetermijnperspectief. Tevens bepalend voor een geslaagd beheer van het gemeenschappelijk visserijbeleid is dat de verantwoordelijkheden op uniaal, nationaal, regionaal en lokaal niveau duidelijk worden omschreven en dat de genomen maatregelen verenigbaar en coherent zijn met het andere EU-beleid. |
(10) Belangrijk is dat de beginselen van goed bestuur richtinggevend worden voor het beheer van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Deze beginselen omvatten besluitvorming op basis van het beste beschikbare wetenschappelijk advies, brede participatie van de belanghebbende partijen op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau – via vertegenwoordigingsorganen – bij het uitwerken, uitvoeren en evalueren van dit beleid en het hanteren van een langetermijnperspectief. Tevens bepalend voor een geslaagd beheer van het gemeenschappelijk visserijbeleid is dat de verantwoordelijkheden op uniaal, nationaal, regionaal en lokaal niveau duidelijk worden omschreven en dat de genomen maatregelen verenigbaar en coherent zijn met het andere EU-beleid. |
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 11 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(11) Waar dat relevant is, moeten overwegingen op het gebied van gezondheid van dieren, dierenwelzijn en veiligheid van levensmiddelen en diervoeders ten volle in aanmerking worden genomen in het gemeenschappelijk visserijbeleid. |
(11) Waar dat relevant is, moeten overwegingen op het gebied van gezondheid van dieren, goede behandeling van dieren en veiligheid van levensmiddelen en diervoeders ten volle in aanmerking worden genomen in het gemeenschappelijk visserijbeleid. |
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 12 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(12) Aangezien alle aspecten die te maken hebben met de Europese zeeën en oceanen, met elkaar verbonden zijn, moet bij de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid rekening worden gehouden met de interactie met andere maritieme aangelegenheden, bijv. maritieme ruimtelijke ordening, zoals deze worden behandeld in het geïntegreerd maritiem beleid. Coherentie en integratie moeten verzekerd zijn in het kader van het beheer van de verschillende sectorale beleidslijnen in zeegebieden als de Oostzee, de Noordzee, de Keltische zeeën, de Golf van Biskaje en de Iberische kust, de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. |
(12) Aangezien alle aspecten die te maken hebben met de aan Europees grondgebied grenzende zeeën en oceanen, met elkaar verbonden zijn, moet bij de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid rekening worden gehouden met de interactie met andere maritieme aangelegenheden, bijv. maritieme ruimtelijke ordening, zoals deze worden behandeld in het geïntegreerd maritiem beleid. Coherentie en integratie moeten verzekerd zijn in het kader van het beheer van de verschillende sectorale beleidslijnen in zeegebieden als de Atlantische Oceaan, de Indische Oceaan, de Oostzee, de Noordzee, de Keltische zeeën, de Golf van Biskaje en de Iberische kust, de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. |
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 14 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(14 bis) In het geïntegreerd maritiem beleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten de specifieke kenmerken van de ultraperifere gebieden worden erkend, met name van die gebieden die geen continentaal plat hebben en waarvan de hulpbronnen geconcentreerd zijn in de visgronden en de onderzeese bergen. Deze kwetsbare biogeografische gebieden en de toegang daartoe moeten beschermd worden en zij moeten worden geëxploiteerd in overeenstemming met de hulpbronnen die zij herbergen. |
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 15 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(15) Gezien de structurele, sociale en economische situatie van de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden moeten de mariene biologische hulpbronnen rond deze eilanden speciale bescherming blijven genieten aangezien zij bijdragen tot de instandhouding van de lokale economie van deze eilanden. Bepaalde visserijactiviteiten in deze wateren moeten bijgevolg voorbehouden blijven voor vissersvaartuigen die in de havens van de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden zijn geregistreerd. |
(15) Gezien de structurele, sociale en economische situatie van de ultraperifere gebieden moeten de mariene biologische hulpbronnen rond deze eilanden speciale bescherming blijven genieten aangezien zij bijdragen tot de instandhouding van de lokale economie van deze eilanden. Bepaalde visserijactiviteiten in deze wateren moeten bijgevolg voorbehouden blijven voor vissersvaartuigen die in de havens van de ultraperifere gebieden in de zin van de artikelen 349 en 355, lid 1, van het VWEU zijn geregistreerd. De ultraperifere gebieden moeten desgewenst wel de hun verleende mogelijkheid kunnen behouden om in het kader van overeenkomsten vaartuigen van naburige derde landen toe te staan om in die territoriale wateren te vissen, op voorwaarde dat de gehele vangst in hun havens wordt aangeland. |
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 15 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(15 bis) Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de bescherming van de wilde zalm in de Oostzee. De Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) is van oordeel dat de wildezalmbestanden zich niet op een duurzaam niveau bevinden. Volgens de ICES moet de regulering van de zalmbestanden gebaseerd zijn op een analyse van het populatiebestand voor elke waterloop. Naar zijn opvatting bemoeilijkt de zeevisserij – die geen onderscheid maakt tussen de verschillende populaties – de migratie van zalmen naar de paaigronden in hun rivieren van herkomst aanzienlijk. Het herstel van omvangrijke wildezalmbestanden is bovendien van bijzonder belang voor de dunbevolkte gebieden in Noord-Europa, omdat wilde zalm een essentiële hulpbron is voor de bewoners van de noordelijke stroomgebieden en voor de regionale economie aldaar. |
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 16 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(16) Een duurzame exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen zal doeltreffender worden bereikt als wordt geopteerd voor een meerjarenaanpak van het visserijbeheer in het kader waarvan prioritair meerjarenplannen worden vastgesteld die zijn afgestemd op de specifieke kenmerken van elke visserijtak. |
(16) Een duurzame exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen zal doeltreffender worden bereikt als wordt geopteerd voor een meerjarenaanpak van het visserijbeheer in het kader waarvan prioritair meerjarenplannen worden vastgesteld die zijn afgestemd op de specifieke kenmerken van de verschillende zeegebieden en elke visserijtak. |
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 18 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(18) Voorts zijn maatregelen nodig om de huidige hoge niveaus op het gebied van ongewenste vangsten en teruggooi naar beneden te halen en tot nul terug te brengen. Niet alleen leiden ongewenste vangsten en teruggooi tot aanzienlijke verspilling, zij hebben ook een negatieve invloed op de duurzame exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen en de mariene ecosystemen, en op de rentabiliteit van de visserij. Daarom moet een verplichting worden vastgesteld om alle vangsten van beheerde bestanden die gedurende visserijactiviteiten in EU-wateren of door EU-vissersvaartuigen worden bovengehaald, aan te landen en dient die verplichting geleidelijk ten uitvoer te worden gelegd. |
(18) Voorts zijn maatregelen nodig om de huidige hoge niveaus op het gebied van ongewenste vangsten en teruggooi via bewustmakingscampagnes te voorkomen en zoveel mogelijk naar beneden te halen. Niet alleen leiden ongewenste vangsten en teruggooi tot aanzienlijke verspilling, zij hebben ook een negatieve invloed op de duurzame exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen en de mariene ecosystemen, en op de rentabiliteit van de visserij. Daarom moet een verplichting worden vastgesteld om alle vangsten van beheerde bestanden die gedurende visserijactiviteiten in EU-wateren of door EU-vissersvaartuigen worden bovengehaald, aan te landen en dient die verplichting geleidelijk en planmatig ten uitvoer te worden gelegd. |
Motivering | |
Het uitbannen van teruggooi, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke kenmerken van de verschillende visserijactiviteiten, moet geleidelijk, planmatig en over een toereikende periode gebeuren. | |
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Overweging 22 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(22) Gezien de precaire economische situatie van de visserijsector en de mate waarin sommige kustgemeenschappen van de visserij afhankelijk zijn, is het noodzakelijk de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten te garanderen door de vangstmogelijkheden over de lidstaten te verdelen op basis van een voorspelbaar aandeel in de bestanden voor elke lidstaat. |
(22) Gezien de precaire economische situatie van de visserijsector en de mate waarin talrijke kust- en eilandgemeenschappen van de visserij afhankelijk zijn, is het noodzakelijk het begrip "relatieve stabiliteit" te herzien en de stabiliteit van de visserijactiviteiten en de sociaaleconomische levensvatbaarheid van die sector en van de regio's die daarvan afhankelijk zijn te garanderen door de vangstmogelijkheden over de lidstaten te verdelen op basis van een voorspelbaar aandeel in de bestanden voor elke lidstaat en door rekening te houden met de visserijcapaciteit waarover elke lidstaat beschikt. |
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Overweging 26 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(26) De lidstaten moeten instandhoudingsmaatregelen en technische maatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid kunnen vaststellen, enerzijds om te komen tot een beleid dat beter is afgestemd op de realiteit en de specificiteit van elke visserijtak, en anderzijds om de naleving van het beleid te verbeteren. |
(26) De lidstaten moeten instandhoudingsmaatregelen en technische maatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid kunnen vaststellen, enerzijds om te komen tot een beleid dat beter is afgestemd op de realiteit en de specificiteit van de verschillende zeegebieden en elke visserijtak, en anderzijds om de naleving van het beleid te verbeteren. |
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Overweging 29 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(29) Uiterlijk op 31 december 2013 moet voor alle vaartuigen met een lengte over alles van ten minste 12 meter en alle andere vaartuigen die met sleeptuig zijn uitgerust, een systeem van overdraagbare visserijconcessies ten uitvoer worden gelegd dat betrekking heeft op de meeste bestanden die in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden beheerd. Lidstaten kunnen vaartuigen met een lengte over alles van maximaal 12 meter die niet met sleeptuig zijn uitgerust, uitsluiten van de toepassing van overdraagbare visserijconcessies. Een dergelijk systeem moet mee bijdragen tot door de sector ondernomen vlootreducties en tot betere economische prestaties, en moet tegelijkertijd juridisch sluitende en exclusieve overdraagbare visserijconcessies opleveren die toegang verlenen tot een deel van de jaarlijkse vangstmogelijkheden van een lidstaat. Aangezien de mariene biologische hulpbronnen een gemeenschappelijk goed zijn, mogen in het kader van de overdraagbare visserijconcessies slechts rechten tot het gebruik van een deel van de jaarlijkse vangstmogelijkheden van een lidstaat worden gecreëerd, die overeenkomstig vastgestelde regels kunnen worden ingetrokken. |
(29) Uiterlijk op 31 december 2013 moet voor alle vaartuigen met een lengte over alles van ten minste 15 meter en alle andere vaartuigen die met sleeptuig zijn uitgerust, een in elke lidstaat op vrijwillige basis vast te stellen systeem van overdraagbare visserijconcessies ten uitvoer worden gelegd dat betrekking heeft op de meeste bestanden die in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden beheerd. Lidstaten kunnen vaartuigen met een lengte over alles van maximaal 15 meter die niet met sleeptuig zijn uitgerust, uitsluiten van de toepassing van overdraagbare visserijconcessies. Een dergelijk systeem moet mee bijdragen tot de aanpassing van de vlootcapaciteit wanneer er een situatie van overbevissing wordt geconstateerd en tot betere economische prestaties, en moet tegelijkertijd juridisch sluitende en exclusieve overdraagbare visserijconcessies opleveren die toegang verlenen tot een deel van de jaarlijkse vangstmogelijkheden van een lidstaat. Aangezien de mariene biologische hulpbronnen een gemeenschappelijk goed zijn, mogen in het kader van de overdraagbare visserijconcessies slechts rechten tot het gebruik van een deel van de jaarlijkse vangstmogelijkheden van een lidstaat worden gecreëerd, die overeenkomstig vastgestelde regels kunnen worden ingetrokken. |
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Overweging 30 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(30) Visserijconcessies moeten kunnen worden overgedragen of geleast teneinde het beheer van de vangstmogelijkheden van het centrale niveau over te hevelen naar de visserijsector en op die manier ervoor te zorgen dat vissers die de sector verlaten, geen beroep hoeven te doen op financiële overheidssteun in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. |
(30) Visserijconcessies moeten kunnen worden overgedragen of geleaset, overeenkomstig het systeem dat in elke lidstaat wordt opgezet, teneinde het beheer van de vangstmogelijkheden van het centrale niveau over te hevelen naar de visserijsector en op die manier ervoor te zorgen dat vissers die de sector verlaten, geen beroep hoeven te doen op financiële overheidssteun in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. |
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Overweging 31 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(31) Gezien de specifieke kenmerken en de sociaaleconomische kwetsbaarheid van sommige kleinschalige vloten is het gerechtvaardigd het verplichte systeem van overdraagbare visserijconcessies enkel toe te passen op grote vaartuigen. Het systeem van overdraagbare visserijconcessies dient van toepassing te zijn op bestanden waarvoor vangstmogelijkheden worden toegewezen. |
(31) Gezien de specifieke kenmerken en de sociaaleconomische kwetsbaarheid van sommige kleinschalige vloten is het gerechtvaardigd dat het systeem van overdraagbare visserijconcessies op vrijwillige basis door de lidstaten wordt vastgesteld. Het systeem van overdraagbare visserijconcessies dient van toepassing te zijn op bestanden waarvoor vangstmogelijkheden worden toegewezen. |
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Overweging 31 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(31 bis) Gezien het voornamelijk ambachtelijke karakter van de visserij in de ultraperifere gebieden, moet het aan de bevoegde regionale instanties worden overgelaten om te bepalen welk systeem zich het best leent voor het beheer van de vangstcapaciteiten van de in de havens van die regio's geregistreerde vloten. |
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Overweging 36 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(36) De lidstaten moeten de verzamelde gegevens op basis van een meerjarenprogramma van de Unie beheren en ter beschikking van de eindgebruikers van de wetenschappelijke gegevens stellen. Tevens moeten de lidstaten onderling samenwerken aan het coördineren van de gegevensverzameling. Waar dat relevant is, moeten de lidstaten op het gebied van gegevensverzameling ook samenwerken met derde landen die tot hetzelfde zeegebied behoren. |
(36) De lidstaten moeten de verzamelde gegevens op basis van een meerjarenprogramma van de Unie beheren en ter beschikking van de eindgebruikers van de wetenschappelijke gegevens stellen. Tevens moeten de lidstaten onderling samenwerken aan het coördineren van de gegevensverzameling. Waar dat relevant is, moeten de lidstaten op het gebied van gegevensverzameling ook samenwerken met derde landen die tot hetzelfde zeegebied behoren, zo mogelijk binnen een daartoe speciaal ingestelde regionale instantie. |
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Overweging 37 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(37) De beleidsgeoriënteerde visserijwetenschap moet worden versterkt aan de hand van op nationaal niveau vastgestelde en met andere lidstaten gecoördineerde programma's voor de verzameling van wetenschappelijke gegevens en voor onderzoek en innovatie op het gebied van de visserij, en aan de hand van instrumenten uit het onderzoeks- en innovatiekader van de EU. |
(37) De visserijwetenschap moet worden versterkt aan de hand van op nationaal niveau vastgestelde en met andere lidstaten gecoördineerde programma's voor de verzameling van wetenschappelijke gegevens en voor onderzoek en innovatie op het gebied van de visserij, en aan de hand van instrumenten uit het onderzoeks- en innovatiekader en door uitbreiding van het ter zake deskundige personele kader en van de financiële ondersteuning van de Unie. |
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Overweging 38 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(38) De Unie moet de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid internationaal bevorderen. Hiertoe moet de Unie ernaar streven de prestatie van regionale en internationale organisaties op het gebied van instandhouding en beheer van internationale visbestanden te verbeteren door besluitvorming op basis van wetenschappelijke gegevens, betere naleving, grotere transparantie en participatie van de belanghebbenden te stimuleren en door illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te bestrijden. |
(38) De Unie moet de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid internationaal bevorderen. Hiertoe moet de Unie ernaar streven de prestatie van regionale en internationale organisaties op het gebied van instandhouding en beheer van internationale visbestanden te verbeteren door besluitvorming op basis van wetenschappelijke gegevens, betere naleving, grotere transparantie en effectieve participatie van de belanghebbenden te waarborgen en door illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te bestrijden. |
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Overweging 39 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(39) Met derde landen gesloten duurzamevisserijovereenkomsten moeten ervoor zorgen dat de visserijactiviteiten van de EU in wateren van derde landen gebaseerd zijn op het beste beschikbare wetenschappelijke advies en bijgevolg een duurzame exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen garanderen. Dergelijke overeenkomsten voorzien tegen betaling van een financiële vergoeding door de EU in toegangsrechten en moeten bijdragen tot de totstandbrenging van een degelijk bestuurskader dat met name borg staat voor doeltreffende maatregelen op het gebied van toezicht, controle en bewaking. |
(39) Met derde landen gesloten duurzamevisserijovereenkomsten moeten ervoor zorgen dat de visserijactiviteiten van de EU in wateren van derde landen gebaseerd zijn op het beste beschikbare wetenschappelijke advies en bijgevolg een duurzame exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen garanderen. Dergelijke overeenkomsten voorzien tegen betaling van een financiële vergoeding door de EU in toegangsrechten en moeten bijdragen tot de totstandbrenging van een degelijk bestuurskader dat met name borg staat voor doeltreffende maatregelen op het gebied van toezicht, controle en bewaking. De visserijactiviteiten van EU-vaartuigen mogen in het kader van deze overeenkomsten niet leiden tot een afname van de visserijactiviteit van vissers uit landen waarmee deze overeenkomsten zijn gesloten, noch tot hun verarming. |
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Overweging 39 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(39 bis) De Unie moet er bij de sluiting van duurzame visserijovereenkomsten met derde landen die in hetzelfde zeegebied vissen als perifere gebieden op toezien dat de bestanden eerlijk worden verdeeld ten behoeve van de ontwikkeling van de visserijsector in deze regio's. |
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Overweging 41 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(41 bis) Er moet worden gezorgd voor een transparant kader voor alle vormen van visserijoverleg tussen de Unie en naburige derde landen voor uitwisselingsdoeleinden en met het oog op de verdeling van vangstmogelijkheden of de verlening van toegang tot hun respectieve wateren voor hun schepen. |
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Overweging 47 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(47) Het concurrentievermogen van de visserij- en de aquacultuursector in de EU moet worden versterkt en er is behoefte aan vereenvoudiging, wil men de productie- en de afzetactiviteiten van de sector beter beheren. De gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten moet ervoor zorgen dat een gelijk speelveld voor alle in de Unie afgezette visserij- en aquacultuurproducten wordt gecreëerd, dat de consument in staat wordt gesteld bewustere keuzes te maken, dat verantwoord consumeren wordt gesteund en dat de economische kennis en het inzicht inzake de EU-markten in de hele bevoorradingsketen worden verbeterd. |
(47) Het concurrentievermogen van de visserij- en de aquacultuursector in de EU moet worden versterkt en er is behoefte aan vereenvoudiging, wil men de productie- en de afzetactiviteiten van de sector beter beheren door erop toe te zien dat het handelsverkeer met derde landen op wederkerigheid berust, zodat de voorwaarden op de markt van de Unie voor iedereen gelijk zijn, niet alleen voor wat de duurzaamheid betreft, maar ook op het stuk van de sanitaire controle. De gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten moet ervoor zorgen dat een gelijk speelveld voor alle afgezette visserij- en aquacultuurproducten wordt gecreëerd, ongeacht of deze producten afkomstig zijn uit de Unie of uit derde landen, dat de consument in staat wordt gesteld bewustere keuzes te maken, dat verantwoord consumeren wordt gesteund en dat de economische kennis en het inzicht inzake de EU-markten in de hele bevoorradingsketen worden verbeterd. De bepalingen van de gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten dienen voor te schrijven dat de invoer van visserij- en aquacultuurproducten moet voldoen aan de internationaal erkende sociale en milieunormen. |
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Overweging 48 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(48) De gemeenschappelijke marktordening moet ten uitvoer worden gelegd overeenkomstig de internationale verbintenissen van de Unie, en met name de WTO-bepalingen. Het gemeenschappelijk visserijbeleid kan slechts slagen wanneer het wordt uitgerust met een doeltreffend systeem voor controle, inspectie en handhaving, inclusief maatregelen om de IOO-visserij te bestrijden. Om de naleving van de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid te garanderen, moet een EU-systeem voor controle, inspectie en handhaving worden vastgesteld. |
(48) Het gemeenschappelijk visserijbeleid kan slechts slagen wanneer het wordt uitgerust met een doeltreffend systeem voor controle, inspectie en handhaving, inclusief maatregelen om de IOO-visserij te bestrijden. Om de naleving van de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid te garanderen, moet een EU-systeem voor controle, inspectie en handhaving worden vastgesteld. |
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Overweging 54 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(54) Het lijkt passend de Commissie te machtigen om middels gedelegeerde handelingen een nieuwe adviesraad op te richten en de bevoegdheidszones van de bestaande adviesraden te wijzen, met name in het licht van de specifieke kenmerken van de Zwarte Zee. |
(54) Het lijkt passend de Commissie te machtigen om middels gedelegeerde handelingen nieuwe adviesraden op te richten en de bevoegdheidszones van de bestaande adviesraden te wijzigen, met name in het licht van de specifieke kenmerken van de Zwarte Zee en de ultraperifere gebieden. Alle zeegebieden moeten onder adviesraden vallen. |
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 2 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Het gemeenschappelijk visserijbeleid staat er borg voor dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur zorgen voor omstandigheden die uit ecologisch, economisch en sociaal oogpunt duurzaam op lange termijn zijn, en bijdragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. |
1. Het gemeenschappelijk visserijbeleid staat er borg voor dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur zorgen voor omstandigheden die uit ecologisch, economisch en sociaal oogpunt duurzaam op lange termijn zijn, en bijdragen tot de veiligheid, sociale bescherming, werkgelegenheid en levenskwaliteit van de vissers en vissersgemeenschappen in de verschillende gebieden van de Unie, tot het concurrentievermogen van de visserij- en de aquacultuursector, en tot de beschikbaarheid en de kwaliteit van voedselvoorraden. |
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 2 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt de voorzorgsbenadering toegepast op het visserijbeheer en wordt ernaar gestreefd dat uiterlijk in 2015 de levende mariene biologische hulpbronnen zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een peil wordt gebracht en gehouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
2. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt de voorzorgsbenadering toegepast op het visserijbeheer en wordt ernaar gestreefd dat uiterlijk in 2017 de levende mariene biologische hulpbronnen zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een peil worden gebracht en gehouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 2 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt, met het oog op een beperkte impact van de visserij op het mariene ecosysteem, de ecosysteemgerichte benadering toegepast op het visserijbeheer. |
3. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt, met het oog op een beperkte impact van de visserij op het mariene ecosysteem, de ecosysteemgerichte benadering toegepast op het visserijbeheer als basisprincipe om de duurzaamheid van de visserij te waarborgen en de mariene biodiversiteit en de ecologische levensvatbaarheid van de wateren duurzaam in stand te houden, rekening houdend met de beschikbare hulpbronnen en teneinde iedereen gelijke kansen te bieden. |
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 2 – lid 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(3 bis) Er moet gebruik kunnen worden gemaakt van de in visserijgebieden opgebouwde beroepservaring en tradities, zodat er nieuwe specialisaties kunnen worden gecreëerd met het oog op de duurzame ontwikkeling en de verbetering van de kwaliteit van het bestaan in deze gebieden en zodat jongeren zich aangetrokken voelen tot deze bedrijfssector. |
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 2 – lid 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
4 bis. Het gemeenschappelijk visserijbeleid streeft een geregionaliseerde aanpak na, zodat de lidstaten beheersplannen kunnen ontwikkelen en uitvoeren. |
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 3 – alinea 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) de voorwaarden te creëren om de visserijactiviteiten doeltreffend te laten verlopen in het kader van een rendabele en concurrerende visserijsector; |
(b) de voorwaarden te creëren om de visserijactiviteiten vanuit sociaal, economisch en milieuoogpunt duurzaam en doeltreffend te laten verlopen in het kader van een rendabele en concurrerende visserijsector, rekening houdend met de noodzaak de toekomst van deze sector te verzekeren, en te zorgen voor evenwichtige mededingingsvoorwaarden in de context van de handel in visserij- en aquacultuurproducten met derde landen; |
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 3 – alinea 1 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(d) bij te dragen tot een billijke levensstandaard voor degenen die afhankelijk zijn van visserijactiviteiten; |
(d) bij te dragen tot een waardige levensstandaard en een waardig inkomen voor degenen die afhankelijk zijn van visserijactiviteiten, rekening houdend met de moeilijkheden die voortvloeien uit bepalende economische, sociale en geografische factoren, zoals insulaire en ultraperifere ligging; |
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 3 – alinea 1 – letter f bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(f bis) te erkennen dat de ambachtelijke kustvisserij en de schaaldierenkweek van groot belang zijn om ontvolking te voorkomen, rijkdom te genereren en een duurzaam exploitatiemodel van de grond te krijgen. |
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 4 – alinea 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) duidelijke omschrijving van de verantwoordelijkheden op de uniale, nationale, regionale en lokale niveaus; |
(a) duidelijke omschrijving van de verantwoordelijkheden op de uniale, nationale, regionale en lokale niveaus, zodat er een gedecentraliseerd lokaal beheer wordt gewaarborgd dat rekening houdt met de specifieke kenmerken en de realiteit van elk land, elke visserijzone, elke vloot en elk visbestand; hierbij dient steeds te worden gestreefd naar verticale governance op meerdere niveaus; |
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 4 – alinea 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) vaststelling van maatregelen overeenkomstig het beste beschikbare wetenschappelijke advies; |
(b) vaststelling van maatregelen overeenkomstig het beste beschikbare wetenschappelijke advies, en zo nodig geleidelijke invoering van die maatregelen en vaststelling van overgangsperioden; |
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 4 – alinea 1 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(d) brede betrokkenheid van de belanghebbenden bij alle stadia van concipiëring tot tenuitvoerlegging van de maatregelen; |
(d) brede betrokkenheid van de belanghebbenden, met name via de adviesraden, bij alle stadia van concipiëring tot tenuitvoerlegging en evaluatie van de maatregelen; |
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – alinea 1 – streepje 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- "EU-wateren": de wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van de lidstaten, met uitzondering van wateren die grenzen aan de in bijlage II van het Verdrag genoemde gebieden; |
(Niet van toepassing op de Nederlandse versie.) |
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Deel I – artikel 5 – alinea 1 – streepje 20 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– "ambachtelijke en kustvisserij": visserij die bedreven wordt met vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 15 meter of die minder dan 24 uur op zee doorbrengen; |
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Deel II – artikel 6 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Behoudens de in het kader van deel III vastgestelde maatregelen hebben EU-vissersvaartuigen gelijke toegang tot de wateren en de bestanden in alle andere EU-wateren dan die welke in de leden 2 en 3 worden bedoeld. |
1. Behoudens de in het kader van deel III vastgestelde maatregelen hebben EU-vissersvaartuigen gelijke toegang tot de wateren en de bestanden in alle andere EU-wateren dan die welke in de leden 2 en 3 worden bedoeld en dan de wateren van de ultraperifere gebieden zoals bepaald in artikel 349 van het Verdrag. |
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Deel II – artikel 6 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. In de wateren tot 100 zeemijl vanaf de basislijnen van de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden mogen de betrokken lidstaten vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2022 de visserij beperken tot de vissersvaartuigen die in de havens van deze eilanden zijn geregistreerd. Dergelijke beperkingen zijn niet van toepassing op EU-vaartuigen die traditioneel in die wateren vissen, op voorwaarde dat die vaartuigen de traditioneel uitgeoefende visserijinspanning niet overschrijden. De lidstaten delen de beperkingen die zij uit hoofde van dit lid hebben ingevoerd, mee aan de Commissie. |
3. In de wateren tot 100 zeemijl vanaf de basislijnen en in de visgronden en de onderzeese bergen buiten die 100 zeemijl van alle ultraperifere gebieden van de Unie mogen de betrokken lidstaten vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2022 de visserij beperken tot de vissersvaartuigen die in de havens van deze gebieden zijn geregistreerd. EU-vaartuigen die kunnen aantonen dat zij traditioneel in die wateren vissen, houden slechts toegang tot die wateren voor zover de duurzaamheid van de visbestanden dat toelaat. De lidstaten delen de beperkingen die zij uit hoofde van dit lid hebben ingevoerd, mee aan de Commissie. |
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Deel III – titel II – artikel 9 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Prioritair worden meerjarenplannen vastgesteld die instandhoudingsmaatregelen omvatten om de visbestanden boven een niveau te houden of te brengen dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
1. Prioritair worden meerjarenplannen vastgesteld die instandhoudingsmaatregelen omvatten om de visbestanden boven een niveau te houden of te brengen dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. Deze plannen houden rekening met de sociaaleconomische aspecten die de vereiste instandhoudingsmaatregelen meebrengen en voorzien in vergoedingen voor vissers en lokale economieën, teneinde de ontwikkeling van kust- en maritieme regio's niet in de weg te staan. |
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Deel III – titel II – artikel 9 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De meerjarenplannen worden gebaseerd op de voorzorgsbenadering van het visserijbeheer en houden op een wetenschappelijk verantwoorde manier rekening met de beperkingen van de beschikbare gegevens en beoordelingsmethoden en met alle gekwantificeerde bronnen van onzekerheid. |
4. De meerjarenplannen worden gebaseerd op de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens en maken op een wetenschappelijk verantwoorde manier gebruik van de voorzorgsbenadering, indien de beschikbare gegevens en beoordelingsmethoden beperkt zijn, en van alle gekwantificeerde bronnen van onzekerheid. |
Motivering | |
Meerjarenplannen mogen alleen gebaseerd zijn op het voorzorgsbeginsel wanneer de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens niet voorhanden zijn. | |
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Deel III – titel II – artikel 9 – lid 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
4 bis. Bij het concipiëren en toepassen van de meerjarenplannen wordt rekening gehouden met de noodzaak de nodige aanpassingen geleidelijk in te voeren en, behalve in noodgevallen, buitensporig korte termijnen te vermijden, en voorafgaand aan de invoering een sociaaleconomische effectbeoordeling te verrichten waaraan moet kunnen worden deelgenomen door alle betrokken actoren. |
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Deel III – titel II – artikel 10 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Wanneer het niet mogelijk is een visserijsterftecoëfficiënt te bepalen die het mogelijk maakt de bestanden boven een niveau te brengen en te houden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, worden in de meerjarenplannen voorzorgsmaatregelen vastgesteld die een vergelijkbaar niveau van instandhouding van de betrokken bestanden garanderen. |
2. Wanneer het niet mogelijk is een visserijsterftecoëfficiënt te bepalen die het mogelijk maakt de bestanden op een niveau te brengen en te houden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, worden in de meerjarenplannen voorzorgsmaatregelen vastgesteld die een vergelijkbaar niveau van instandhouding van de betrokken bestanden garanderen. |
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Deel III – titel II – artikel 11 - alinea 1 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(d) een duidelijk tijdspad voor het halen van de kwantificeerbare streefdoelen; |
(d) een duidelijk en realistisch tijdspad voor het halen van de kwantificeerbare streefdoelen; |
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Deel III – titel II – artikel 11 - alinea 1 – letter g | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(g) specifieke maatregelen en doelstellingen voor het deel van de levenscyclus van anadrome en katadrome soorten dat zich in zoet water afspeelt; |
(g) specifieke maatregelen en doelstellingen voor het deel van de levenscyclus van anadrome en katadrome soorten dat zich in zoet water afspeelt; specifieke maatregelen voor het definiëren van duurzaam vissen op anadrome soorten, per bestand; |
Motivering | |
Gemengde visserij op anadrome soorten is niet selectief en daarom moet bijzondere aandacht worden besteed aan het beperken daarvan en aan maatregelen waarmee het GVB de vitaliteit van de diverse bestanden kan waarborgen. | |
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Deel III – titel II – artikel 11 - alinea 1 – letter j bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(j bis) maatregelen om de sociale en economische gevolgen in het toepassingsgebied ervan te verlichten. |
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Deel III – titel II – artikel 11 - alinea 1 – letter j bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(j bis) een reactiemechanisme voor onvoorziene situaties. |
Motivering | |
Het beheer van biologische hulpbronnen van een regio kan op relatief korte termijn veranderen, zowel in positieve als in negatieve zin. Dit wordt bevestigd door de ervaringen van regio's met meerjarenplannen, die als gevolg van de huidige onflexibele regels niet zijn toegesneden op de situatie van hulpbronnen en de mogelijkheden om deze te exploiteren. | |
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Deel III – titel II – artikel 14 - alinea 1 – letter d bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(d bis) houden rekening met de sociaaleconomische impact van de vaststelling van die maatregelen. |
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Deel III – titel III – hoofdstuk I - artikel 17 – titel | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Overeenkomstig meerjarenplannen vastgestelde instandhoudingsmaatregelen |
Instandhoudingsmaatregelen en op regionaal niveau ontwikkelde technische maatregelen |
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Deel III – titel III – hoofdstuk I - artikel 17 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten kunnen worden gemachtigd om, in op grond van de artikelen 9, 10 en 11 vastgestelde meerjarenplannen en overeenkomstig die meerjarenplannen, maatregelen vast te stellen waarin wordt gespecificeerd welke instandhoudingsmaatregelen met betrekking tot in EU-wateren aanwezige bestanden waarvoor zij vangstmogelijkheden hebben gekregen, van toepassing zijn op de onder hun vlag varende vaartuigen. |
1. De lidstaten worden gemachtigd om, in op grond van de artikelen 9, 10 en 11 vastgestelde meerjarenplannen en overeenkomstig die meerjarenplannen, na overleg met de regionale organen voor visserijbeheer en in nauwe samenwerking met de betrokken adviesraden, maatregelen te ontwikkelen waarin wordt gespecificeerd welke instandhoudingsmaatregelen met betrekking tot in EU-wateren aanwezige bestanden waarvoor zij vangstmogelijkheden hebben gekregen, van toepassing zijn op de onder hun vlag varende vaartuigen. |
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Deel III – titel III – hoofdstuk I - artikel 17 – lid 2 – letter d bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(d bis) rekening houden met de voorstellen van de regionale adviesraden. |
Amendement 57 Voorstel voor een verordening Deel III – titel III – hoofdstuk I - artikel 20 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de instandhoudingsmaatregelen voor onder een meerjarenplan vallende visserijtakken te specificeren, indien een lidstaat die gemachtigd is om overeenkomstig artikel 17 maatregelen vast te stellen, deze maatregelen niet uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van het meerjarenplan aan de Commissie heeft meegedeeld. |
1. De Commissie wordt gemachtigd om, rekening houdend met de voorstellen van de regionale adviesraden, overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de instandhoudingsmaatregelen voor onder een meerjarenplan vallende visserijtakken te specificeren, indien een lidstaat die gemachtigd is om overeenkomstig artikel 17 maatregelen vast te stellen, deze maatregelen niet binnen een termijn die in elk meerjarenplan wordt vastgesteld, aan de Commissie heeft meegedeeld. |
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Deel III – titel III – hoofdstuk I - artikel 20 – lid 2 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om instandhoudingsmaatregelen voor onder een meerjarenplan vallende visserijtakken te specificeren, indien: |
2. De Commissie wordt gemachtigd om, rekening houdend met de voorstellen van de regionale adviesraden, overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om instandhoudingsmaatregelen voor onder een meerjarenplan vallende visserijtakken te specificeren, indien: |
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Deel III – titel III – hoofdstuk I - artikel 20 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De door de Commissie vastgestelde instandhoudingsmaatregelen moeten ervoor zorgen dat de in het meerjarenplan opgenomen doelstellingen en streefdoelen worden verwezenlijkt. Zodra de Commissie de gedelegeerde handeling vaststelt, zijn de maatregelen van de betrokken lidstaat niet langer van kracht. |
3. De door de Commissie vastgestelde instandhoudingsmaatregelen, die na overleg met de betrokken regionale organen voor visserijbeheer worden bepaald, moeten ervoor zorgen dat de in het meerjarenplan opgenomen doelstellingen en streefdoelen worden verwezenlijkt. Zodra de Commissie de gedelegeerde handeling vaststelt, zijn de maatregelen van de betrokken lidstaat, die niet verenigbaar zijn met of niet passend zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen, niet langer van kracht. |
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Deel III – titel III – hoofdstuk I - artikel 21 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten kunnen worden gemachtigd om, in een op grond van artikel 14 vastgesteld raamwerk van technische maatregelen en overeenkomstig dat raamwerk, maatregelen vast te stellen waarin wordt gespecificeerd welke technische maatregelen met betrekking tot in hun wateren aanwezige bestanden waarvoor zij vangstmogelijkheden hebben gekregen, van toepassing zijn op de onder hun vlag varende vaartuigen. De lidstaten zien erop toe dat deze technische maatregelen: |
De lidstaten worden gemachtigd om, in een op grond van artikel 14 vastgesteld raamwerk van technische maatregelen en overeenkomstig dat raamwerk, na overleg met de regionale organen voor visserijbeheer, maatregelen vast te stellen waarin wordt gespecificeerd welke technische maatregelen met betrekking tot in hun wateren aanwezige bestanden waarvoor zij vangstmogelijkheden hebben gekregen, van toepassing zijn op de onder hun vlag varende vaartuigen. De lidstaten zien erop toe dat deze technische maatregelen: |
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Deel III – titel III – hoofdstuk II - artikel 21 – alinea 1 – letter d bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(d bis) rekening houden met de voorstellen van de regionale adviesraden. |
Amendement 62 Voorstel voor een verordening Deel III – titel III – hoofdstuk II - artikel 24 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de technische maatregelen die onder een raamwerk van technische maatregelen vallen, te specificeren, indien de lidstaat die gemachtigd is om overeenkomstig artikel 21 maatregelen vast te stellen, deze maatregelen niet uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van het raamwerk van technische maatregelen aan de Commissie heeft meegedeeld. |
1. De Commissie wordt gemachtigd om, rekening houdend met de voorstellen van de regionale adviesraden, overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de technische maatregelen die onder een raamwerk van technische maatregelen vallen, te specificeren, indien de lidstaat die gemachtigd is om overeenkomstig artikel 21 maatregelen vast te stellen, deze maatregelen niet uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van het raamwerk van technische maatregelen aan de Commissie heeft meegedeeld. |
Amendement 63 Voorstel voor een verordening Deel III – titel III – hoofdstuk II - artikel 24 – lid 2 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om technische maatregelen te specificeren, indien op basis van een overeenkomstig artikel 23 verrichte beoordeling wordt geoordeeld dat de maatregelen van de lidstaat: |
2. De Commissie wordt gemachtigd om, rekening houdend met de voorstellen van de regionale adviesraden, overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om technische maatregelen te specificeren, indien op basis van een overeenkomstig artikel 23 verrichte beoordeling wordt geoordeeld dat de maatregelen van de lidstaat: |
Amendement 64 Voorstel voor een verordening Deel III – titel III – hoofdstuk II - artikel 24 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De door de Commissie vastgestelde technische maatregelen moeten ervoor zorgen dat de in het raamwerk van technische maatregelen opgenomen doelstellingen worden verwezenlijkt. Zodra de Commissie de gedelegeerde handeling vaststelt, zijn de maatregelen van de betrokken lidstaat niet langer van kracht. |
3. De door de Commissie vastgestelde technische maatregelen, die na overleg met de betrokken regionale organen voor visserijbeheer worden bepaald, moeten ervoor zorgen dat de in het raamwerk van technische maatregelen opgenomen doelstellingen worden verwezenlijkt. Zodra de Commissie de gedelegeerde handeling vaststelt, zijn de maatregelen van de betrokken lidstaat, die niet verenigbaar zijn met of niet passend zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen, niet langer van kracht. |
Amendement 65 Voorstel voor een verordening Deel III – titel IV – artikel 26 – titel | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Maatregelen van een lidstaat binnen de zone van 12 zeemijl |
Maatregelen van een lidstaat binnen de zone van 12 zeemijl en binnen de zone van 100 zeemijl rond de ultraperifere gebieden. |
Amendement 66 Voorstel voor een verordening Deel III – titel IV – artikel 26 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Een lidstaat kan met betrekking tot de zone van 12 zeemijl gerekend vanaf zijn basislijnen niet-discriminerende maatregelen nemen om visbestanden in stand te houden en te beheren en om het effect van visserij op de instandhouding van mariene ecosystemen tot een minimum te beperken, op voorwaarde dat de Unie geen specifiek voor die zone bestemde instandhoudings- en beheersmaatregelen heeft vastgesteld. De maatregelen van de lidstaat zijn verenigbaar met de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen en mogen niet minder stringent zijn dan de in de EU-wetgeving vastgestelde maatregelen. |
1. Een lidstaat kan met betrekking tot de zone van 12 zeemijl gerekend vanaf zijn basislijnen en binnen de zone van 100 zeemijl rond de ultraperifere gebieden – voor zover deze binnen hun exclusieve economische zone valt – niet-discriminerende maatregelen nemen om visbestanden in stand te houden en te beheren en om het effect van visserij op de instandhouding van mariene ecosystemen tot een minimum te beperken, op voorwaarde dat de Unie geen specifiek voor die zone bestemde instandhoudings- en beheersmaatregelen heeft vastgesteld. De maatregelen van de lidstaat zijn verenigbaar met de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen en mogen niet minder stringent zijn dan de in de EU-wetgeving vastgestelde maatregelen. |
Amendement 67 Voorstel voor een verordening Deel IV | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
[...] |
Schrappen |
Motivering | |
De opheffing van overdraagbare visserijconcessies noopt tot inlassing van een nieuw lid in artikel 16, waardoor elke lidstaat overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zelf kan bepalen hoe de hem toegewezen vangstmogelijkheden worden verdeeld. Aldus kunnen de lidstaten die dat wensen een systeem van overdraagbare visserijconcessies invoeren. | |
Amendement 68 Voorstel voor een verordening Deel V – artikel 34 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten voeren maatregelen in om de vangstcapaciteit van hun vloten aan te passen teneinde een doeltreffend evenwicht tussen die vangstcapaciteit en hun vangstmogelijkheden te bewerkstelligen. |
1. De lidstaten voeren, waar nodig, maatregelen in om de vangstcapaciteit van hun vloten aan te passen teneinde een doeltreffend evenwicht tussen die vangstcapaciteit en hun vangstmogelijkheden te bewerkstelligen. |
Amendement 69 Voorstel voor een verordening Deel V – artikel 34 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De vangstcapaciteit van de vissersvaartuigen die met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken, wordt niet vervangen. |
Schrappen |
Amendement 70 Voorstel voor een verordening Deel V – artikel 35 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de herberekening van de in de leden 1 en 2 bedoelde vangstcapaciteitsmaxima. |
Schrappen |
Amendement 71 Voorstel voor een verordening Deel VII – titel I – artikel 39 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De EU baseert de standpunten die zij inneemt in internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij en in ROVB's, op het beste beschikbare wetenschappelijk advies, teneinde ervoor te zorgen dat de visbestanden boven een niveau worden gehouden of gebracht dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
2. De EU baseert de standpunten die zij inneemt in internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij en in ROVB's, op het beste beschikbare wetenschappelijk advies alsook op de adviezen van de regio's, de adviesraden en de betrokken regionale organen voor visserijbeheer, teneinde ervoor te zorgen dat de visbestanden boven een niveau worden gehouden of gebracht dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren en dat de door de regio's, de adviesraden en de regionale organen voor visserijbeheer ingenomen standpunten naar behoren in aanmerking worden genomen en naar voren worden gebracht. |
Amendement 72 Voorstel voor een verordening Deel VII – titel II – artikel 41 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. EU-vissersvaartuigen zijn slechts gerechtigd tot de vangst van het in artikel 62, lid 2, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee bedoelde overschot van de toegestane vangst dat het derde land heeft vastgesteld en dat is geïdentificeerd op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies en op basis van relevante, door de Unie en het betrokken derde land uitgewisselde informatie over de totale visserijinspanning op de betrokken bestanden, teneinde ervoor te zorgen dat de betrokken visbestanden boven een niveau blijven dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. |
2. EU-vissersvaartuigen zijn slechts gerechtigd tot de vangst van het in artikel 62, lid 2, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee bedoelde overschot van de toegestane vangst dat het derde land heeft vastgesteld en dat is geïdentificeerd op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies en op basis van relevante, door de Unie en het betrokken derde land uitgewisselde informatie over de totale visserijinspanning op de betrokken bestanden, teneinde ervoor te zorgen dat de betrokken visbestanden boven een niveau blijven dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren en teneinde vissers uit derde landen die onder deze overeenkomsten vallen, te garanderen dat hun vangstcapaciteit hierdoor niet afneemt. |
Amendement 73 Voorstel voor een verordening Deel XII – artikel 52 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. De voor de ultraperifere gebieden in te stellen adviesraad wordt verdeeld in drie secties: een Groot-Caribische sectie waaronder Guadeloupe, Martinique en Guyana vallen; een sectie voor het zuidwestelijke deel van de Indische Oceaan met daaronder Réunion en Mayotte, en ten slotte een sectie Macronesië met daaronder de Canarische Eilanden, de Azoren en Madeira. |
Amendement 74 Voorstel voor een verordening Deel XII – artikel 53 – lid 1 – letter c bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c bis) aanbevelingen en voorstellen bij de Commissie indienen ten aanzien van door haar te verdedigen standpunten in de ROVB's. |
Amendement 75 Voorstel voor een verordening Deel XII – artikel 53 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De Commissie en, in voorkomend geval, de betrokken lidstaat moeten binnen een redelijke termijn reageren op de aanbevelingen, suggesties of gegevens die zij op grond van lid 1 ontvangen. |
2. De Commissie en, in voorkomend geval, de betrokken lidstaat reageren binnen een redelijke termijn op de aanbevelingen, suggesties of gegevens die zij op grond van lid 1 ontvangen en houden bij hun besluiten rekening met de aanbevelingen van de regionale adviesraden. |
Amendement 76 Voorstel voor een verordening Deel XII – artikel 53 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Indien de Commissie voornemens is nieuwe maatregelen inzake een adviesraad te nemen of het visserijbekken van een dergelijke raad te reguleren, verzoekt zij deze om advies. |
Amendement 77 Voorstel voor een verordening Deel XII – artikel 54 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Iedere adviesraad bestaat uit organisaties die de marktdeelnemers van de visserijsector vertegenwoordigen en uit andere belangengroepen die te maken hebben met het gemeenschappelijk visserijbeleid. |
1. Iedere adviesraad bestaat hoofdzakelijk uit organisaties die de marktdeelnemers van de visserijsector vertegenwoordigen en omvat tevens milieu- en biodiversiteitsorganisaties, andere belangengroepen die te maken hebben met het gemeenschappelijk visserijbeleid en organisaties voor de bescherming van estuaria en natuurlijke waterlopen, en derde landen of organisaties die de visserijsector van het derde land vertegenwoordigen kunnen als waarnemers van het betrokken zeegebied worden aanvaard. |
Amendement 78 Voorstel voor een verordening Bijlage III – kolom 1 – rij 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Zuidwestelijke wateren |
Zuidwestelijke wateren, wateren van het zuidwesten van de Indische Oceaan en wateren van de Antillen-Guyana |
Amendement 79 Voorstel voor een verordening Bijlage III – kolom 2 – rij 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
ICES-zones VIII, IX en X (wateren rond de Azoren) en CECAF-zones 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 (wateren rond Madeira en de Canarische Eilanden) |
ICES-zones VIII, IX en X (wateren rond de Azoren) en CECAF-zones 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 (wateren rond Madeira en de Canarische Eilanden), wateren van het zuidwesten van de Indische Oceaan en wateren van de Antillen-Guyana |
PROCEDURE
Titel |
Gemeenschappelijk visserijbeleid |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2011)0425 – C7-0198/2011 – 2011/0195(COD) |
||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
PECH 13.9.2011 |
|
|
|
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
REGI 13.9.2011 |
||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Younous Omarjee 4.1.2012 |
||||
Vervangen rapporteur voor advies |
Elie Hoarau |
||||
Datum goedkeuring |
18.9.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
38 3 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
François Alfonsi, Luís Paulo Alves, Charalampos Angourakis, Victor Boştinaru, John Bufton, Alain Cadec, Ryszard Czarnecki, Francesco De Angelis, Rosa Estaràs Ferragut, Brice Hortefeux, Danuta Maria Hübner, Filiz Hakaeva Hyusmenova, María Irigoyen Pérez, Seán Kelly, Mojca Kleva, Constanze Angela Krehl, Petru Constantin Luhan, Ramona Nicole Mănescu, Riikka Manner, Iosif Matula, Erminia Mazzoni, Ana Miranda, Jens Nilsson, Jan Olbrycht, Wojciech Michał Olejniczak, Younous Omarjee, Markus Pieper, Tomasz Piotr Poręba, Ewald Stadler, Georgios Stavrakakis, Csanád Szegedi, Nuno Teixeira, Lambert van Nistelrooij, Oldřich Vlasák, Joachim Zeller, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Ivars Godmanis, Karin Kadenbach, Andrey Kovatchev, Marie-Thérèse Sanchez-Schmid, Derek Vaughan |
||||
PROCEDURE
Titel |
Gemeenschappelijk visserijbeleid |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2011)0425 – C7-0198/2011 – 2011/0195(COD) |
||||
Datum indiening bij EP |
13.7.2011 |
|
|
|
|
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
PECH 13.9.2011 |
|
|
|
|
Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmaking |
DEVE 13.9.2011 |
BUDG 13.9.2011 |
ENVI 13.9.2011 |
REGI 13.9.2011 |
|
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Ulrike Rodust 26.9.2011 |
|
|
|
|
Betwisting rechtsgrondslag Datum JURI-advies |
JURI 17.9.2012 |
|
|
|
|
Behandeling in de commissie |
22.11.2011 |
12.12.2011 |
20.12.2011 |
26.1.2012 |
|
|
27.2.2012 |
21.3.2012 |
24.4.2012 |
6.9.2012 |
|
Datum goedkeuring |
18.12.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
13 10 2 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Antonello Antinoro, Kriton Arsenis, Alain Cadec, Chris Davies, Nigel Farage, Carmen Fraga Estévez, Pat the Cope Gallagher, Dolores García-Hierro Caraballo, Marek Józef Gróbarczyk, Ian Hudghton, Iliana Malinova Iotova, Werner Kuhn, Isabella Lövin, Gabriel Mato Adrover, Guido Milana, Maria do Céu Patrão Neves, Crescenzio Rivellini, Ulrike Rodust, Raül Romeva i Rueda, Struan Stevenson, Isabelle Thomas, Nils Torvalds, Jarosław Leszek Wałęsa |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Ole Christensen, Diane Dodds, Julie Girling, Gesine Meissner, Jens Nilsson, Anna Rosbach, Antolín Sánchez Presedo |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
William (The Earl of) Dartmouth, Salvatore Iacolino, Peter Simon, Sabine Wils, Inês Cristina Zuber |
||||
Datum indiening |
10.1.2013 |
||||