VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG, 82/891/EG, 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG en 2011/35/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010

14.10.2013 - (COM(2012)0280 – C7‑0136/2012 – 2012/0150(COD)) - ***I

Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Gunnar Hökmark
PR_COD_1consamCom


Procedure : 2012/0150(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0196/2013
Ingediende teksten :
A7-0196/2013
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG, 82/891/EG, 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG en 2011/35/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010

(COM(2012)0280 – C7‑0136/2012 – 2012/0150(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2012)0280),

–   gezien artikel 294, lid 2, en artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7‑0136/2012),

–   gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gezien het advies van de Europese Centrale Bank van 29 november 2012[1],

–   gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 12 december 2012[2],

–   gezien artikel 55 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Begrotingscommissie en de Commissie juridische zaken (A7‑0196/2013),

1.  stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.  verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT[3]*

op het voorstel van de Commissie

---------------------------------------------------------

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG en 82/891/EG van de Raad, de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG en 2011/35/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 114,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank[4],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[5],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure[6],

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       De financiële crisis die in 2007 is uitgebroken, heeft aangetoond dat er op het niveau van de Unie een groot tekort aan adequate instrumenten bestaat om doeltreffend te kunnen omgaan met zwakke of faillerende kredietinstellingen. Dergelijke instrumenten zijn in het bijzonder nodig om insolventie te voorkomen of, indien insolventie zich voordoet, de negatieve gevolgen ervan tot een minimum te beperken door de systeemkritische functies van de betrokken instelling te vrijwaren. Tijdens de crisis waren deze uitdagingen een belangrijke factor die de lidstaten ertoe noopte kredietinstellingen met het geld van de belastingbetaler te redden. Hoewel overheidsoptreden altijd mogelijk blijft, heeft een geloofwaardig herstel- en afwikkelingskader ten doel dergelijke maatregelen zoveel mogelijk overbodig te maken.

(1 bis) De financiële crisis die in 2007 is begonnen, was van systemische omvang in die zin dat vrijwel alle kredietinstellingen moeilijker toegang tot financiering kregen. Om een systeemfalen met rampzalige gevolgen voor de hele economie te voorkomen, moet een dergelijke crisis worden aangepakt met maatregelen om alle banken die voor de rest solvabel zijn, onder gelijke voorwaarden toegang tot financiering te bieden. Dit werd bewerkstelligd door algemene liquiditeitssteun van de centrale banken en garanties van de lidstaten voor effecten die door solvente kredietinstellingen zijn uitgegeven. De crisis bracht ook grote kredietverliezen en andere zwakke plekken aan het licht in een aantal kredietinstellingen, die dreigden te falen. Het ontbreken van de nodige instrumenten om met dergelijke faillissementen om te gaan was, in combinatie met de onzekere financieringssituatie van het financiële stelsel als geheel, een belangrijke factor die de lidstaten ertoe noopte deze kredietinstellingen met overheidsmiddelen te redden.

(1 ter) Door de aan de gang zijnde herziening van het regelgevingskader, met name de versterking van de kapitaal- en liquiditeitsbuffers en betere instrumenten voor macroprudentieel beleid, zal de waarschijnlijkheid van toekomstige systeemcrises verkleinen en zullen kredietinstellingen en beleggingsondernemingen beter bestand zijn tegen stress, ongeacht of die wordt veroorzaakt door systeemstoringen dan wel door gebeurtenissen die specifiek zijn voor die kredietinstelling of beleggingsonderneming. Het is echter noch mogelijk, noch wenselijk te proberen een regelgevings- en toezichtskader te ontwerpen dat kan voorkomen dat kredietinstellingen en beleggingsondernemingen ooit in moeilijkheden raken. Daarom moeten de lidstaten voorbereid zijn en over de nodige instrumenten beschikken om met situaties om te gaan waarbij er sprake is van zowel systeemcrises als faillissementen van individuele kredietinstellingen en beleggingsondernemingen. Deze instrumenten omvatten liquiditeitsfaciliteiten van centrale banken voor solvente kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die liquiditeitssteun nodig hebben, maar ook mechanismen die de autoriteiten in staat stellen om tijdens een systemische of institutionele crisis doeltreffend met faillerende of insolvente kredietinstellingen en beleggingsondernemingen om te gaan en ervoor te zorgen dat de wijze waarop instellingen zijn gestructureerd, geen onnodige belemmering voor de afwikkelbaarheid vormt.

(2)       De Europese financiële markten zijn sterk geïntegreerd en verweven met tal van kredietinstellingen die op grote schaal buiten de landsgrenzen actief zijn. Het faillissement van een grensoverschrijdende kredietinstelling zal naar alle waarschijnlijkheid van invloed zijn op de stabiliteit van de financiële markten in de verschillende lidstaten waarin zij actief is. Het onvermogen van de lidstaten om de zeggenschap over een faillerende kredietinstelling te verwerven en deze zodanig af te wikkelen dat bredere systeemschade effectief wordt voorkomen, kan het wederzijdse vertrouwen van de lidstaten en de geloofwaardigheid van de interne markt voor financiële diensten ondermijnen. De stabiliteit van de financiële markten is dus een essentiële voorwaarde voor de totstandbrenging en de werking van de interne markt.

(3)       Momenteel zijn de procedures voor de afwikkeling van kredietinstellingen niet geharmoniseerd op Unieniveau. Sommige lidstaten hanteren voor kredietinstellingen dezelfde procedures die zij ook op andere insolvente ondernemingen toepassen. In sommige gevallen zijn deze procedures aan kredietinstellingen aangepast. Er zijn aanzienlijke inhoudelijke en procedurele verschillen tussen de wetten, regels en administratieve voorschriften die in de lidstaten voor de insolventie van kredietinstellingen gelden. Daarnaast heeft de financiële crisis duidelijk aangetoond dat algemene insolventieprocedures voor ondernemingen niet altijd geschikt kunnen zijn voor kredietinstellingen, omdat ze soms niet altijd een snel optreden, de continuïteit van de essentiële functies van kredietinstellingen en de vrijwaring van de financiële stabiliteit waarborgen.

(4)       Er is derhalve behoefte aan een regeling die de autoriteiten toerust met een pakket geloofwaardige instrumenten om tijdig en snel genoeg in een zwakke of faillerende kredietinstelling te kunnen ingrijpen om de continuïteit van de essentiële financiële en economische functies van de kredietinstelling te waarborgen en tegelijkertijd het effect van het faillissement van de instelling op de economie en het financiële systeem tot een minimum te beperken en ervoor te zorgen dat een passend deel van de verliezen wordt opgelegd aan de aandeelhouders en crediteuren ▌. Nieuwe bevoegdheden moeten de autoriteiten in staat stellen de ononderbroken toegang tot deposito's en betalingstransacties te handhaven, alsook, in voorkomend geval, levensvatbare onderdelen van de instelling te verkopen en de verliezen op een eerlijke en voorspelbare manier te verdelen. Deze doelstellingen moeten helpen voorkomen dat financiële markten worden gedestabiliseerd en de kosten voor de belastingbetaler zoveel mogelijk beperken.

(4 bis) Bij de uitoefening van deze bevoegdheden en het nemen van maatregelen moet rekening worden gehouden met de omstandigheden waarin het faillissement zich voordoet. Als het probleem zich in een individuele kredietinstelling of beleggingsonderneming voordoet en de rest van het financiële stelsel niet aangetast is, kunnen de autoriteiten hun afwikkelingsbevoegdheden uitoefenen zonder dat er voor besmettingseffecten hoeft te worden gevreesd. In een wankele omgeving moet daarentegen behoedzamer worden opgetreden om de financiële markten niet te destabiliseren. Zo kan het bijvoorbeeld onmogelijk zijn om de afwikkelingsinstrumenten op verscheidene systeemrelevante kredietinstellingen en beleggingsondernemingen tegelijk toe te passen zonder de financiële stabiliteit in gevaar te brengen. Hoe breder de crisis en hoe groter de vrees voor eventuele besmettingseffecten, hoe belangrijker het ook is dat kredietinstellingen en beleggingsondernemingen als going concerns kunnen worden gehandhaafd.

(4 ter) Bij een afwikkeling van een kredietinstelling of beleggingsonderneming waarbij deze als going concern wordt gehandhaafd, kunnen in laatste instantie overheidsinstrumenten voor financiële stabilisatie worden gebruikt, waaronder tijdelijke overheidseigendom. Daarom is het essentieel dat de afwikkelingsbevoegdheden en de financieringsregelingen voor de afwikkeling op dergelijke wijze worden georganiseerd dat de belastingbetalers de begunstigden zijn van eventuele overschotten die resulteren uit de herstructurering van een kredietinstelling of beleggingsonderneming die door de overheid in veiligheid wordt gebracht. Verantwoordelijkheid en het dragen van risico's moeten worden beloond. Als geherstructureerde kredietinstellingen en beleggingsondernemingen na de afwikkeling gewoon aan particuliere eigenaars worden overgedragen, bijvoorbeeld obligatiehouders van wie de vorderingen in aandelen zijn omgezet, wordt niet aan die vereiste voldaan.

(4 quater)       Gezien de gevolgen die het faillissement van een kredietinstelling of beleggingsonderneming kan hebben op het financiële stelsel en de economie van een lidstaat en de mogelijke noodzaak om overheidsmiddelen te gebruiken voor de afwikkeling van een crisis, moeten de ministeries van financiën of andere betrokken ministeries in de lidstaten in een vroeg stadium nauw bij het proces van crisisbeheersing en ‑afwikkeling worden betrokken.

(5)       Sommige lidstaten hebben reeds wetswijzigingen doorgevoerd waarmee mechanismen voor de afwikkeling van faillerende kredietinstellingen zijn geïntroduceerd; andere hebben blijk gegeven van hun intentie om dergelijke mechanismen te introduceren als ze niet op Unieniveau worden aangenomen. Nationale verschillen in de voorwaarden, bevoegdheden en procedures voor de afwikkeling van kredietinstellingen zullen naar alle waarschijnlijkheid belemmeringen vormen voor de vlotte werking van de interne markt en voor de samenwerking tussen nationale autoriteiten bij het omgaan met faillerende grensoverschrijdende bankgroepen. Dit geldt in het bijzonder in gevallen waarin verschillende benaderingen ertoe leiden dat nationale autoriteiten niet beschikken over dezelfde mate van zeggenschap of hetzelfde vermogen om kredietinstellingen af te wikkelen. Deze verschillen in afwikkelingsregelingen kunnen ook een verschillend effect op de kosten voor bankfinanciering in de verschillende lidstaten sorteren en voor mogelijke verstoringen van de concurrentie tussen banken zorgen. Doeltreffende afwikkelingsregelingen in alle lidstaten zijn ook nodig om te voorkomen dat instellingen beperkingen ondervinden bij de uitoefening van hun in het kader van de interne markt bestaande vestigingsrecht omdat hun lidstaat van herkomst de financiële capaciteit ontbeert om hun faillissement te beheren.

(6)       Deze obstakels moeten worden weggenomen en er moeten voorschriften worden aangenomen om ervoor te zorgen dat de internemarktregels niet worden ondermijnd. Daarom moeten de voorschriften voor de afwikkeling van instellingen aan gemeenschappelijke minimale harmonisatieregels worden onderworpen.

(7)       Aangezien de doelstellingen van de te nemen maatregel, namelijk de harmonisatie van de regels en procedures voor de afwikkeling van kredietinstellingen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en daarom, gezien de effecten van het faillissement van een instelling in de hele Unie, beter kunnen worden verwezenlijkt op het niveau van de Unie, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(8)       Om te zorgen voor consistentie met het bestaande Unierecht op het gebied van financiële diensten en voor een zo groot mogelijke financiële stabiliteit in het hele spectrum van instellingen, moet de afwikkelingsregeling niet alleen gelden voor kredietinstellingen, maar ook voor beleggingsondernemingen die vallen onder de prudentiële vereisten die zijn vastgelegd in Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen[7]. De regeling dient ook van toepassing te zijn op financiële holdings en gemengde financiële holdings als bedoeld in Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad[8], gemengde holdings en financiële instellingen wanneer deze laatste dochterondernemingen van een kredietinstelling of beleggingsonderneming zijn. De crisis heeft laten zien dat de insolventie van een aan een groep verbonden entiteit snel de solvabiliteit van de hele groep onder druk kan zetten en dus zelfs zijn eigen systeemimplicaties kan hebben. De autoriteiten moeten daarom ook beschikken over doeltreffende actiemiddelen ten aanzien van deze entiteiten om besmetting te voorkomen en een consistente afwikkelingsregeling voor de groep als geheel uit te werken, aangezien de insolventie van een aan een groep verbonden entiteit snel de solvabiliteit van de hele groep zou kunnen schaden.

(8 bis) Om consistentie in het regelgevingskader te garanderen, moeten centrale tegenpartijen als gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 648/2012[9] en centrale effectenbewaarinstellingen als gedefinieerd in Verordening (EU) nr. XXXX/20XX [CSDR] [10] onder een afzonderlijk wetgevingsinitiatief vallen dat tot doel heeft een herstel- en afwikkelingskader voor die instellingen vast te stellen, waartoe de Commissie zo snel mogelijk een voorstel moet doen.

(9)       Het gebruik van de afwikkelingsinstrumenten en ‑bevoegdheden waarin deze richtlijn voorziet, kan de rechten van aandeelhouders en crediteuren verstoren. Met name de bevoegdheid van de autoriteiten om de aandelen of alle activa van een instelling of een deel daarvan zonder toestemming van de aandeelhouders aan een particuliere koper over te dragen, doet afbreuk aan de eigendomsrechten van aandeelhouders. Daarnaast kan de bevoegdheid om te bepalen welke passiva van een faillerende kredietinstelling moeten worden overgedragen met het oog op het streven om de continuïteit van de diensten te waarborgen en nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit te voorkomen, de gelijke behandeling van crediteuren schaden.

(10)     In de context van de herstel- en afwikkelingsplannen dienen de nationale autoriteiten rekening te houden met de aard van de bedrijfsactiviteiten, de aandeelhoudersstructuur, de rechtsvorm, het risicoprofiel, de omvang, de juridische status en de verwevenheid van een instelling met andere instellingen of met het financiële stelsel als geheel, de reikwijdte en de complexiteit van haar activiteiten, haar deelname aan een institutioneel protectiestelsel of andere coöperatieve, op wederzijdse solidariteit gebaseerde systemen, en de vraag of zij beleggingsdiensten of ‑activiteiten verricht, en bij het hanteren van de verschillende bevoegdheden en instrumenten waarover zij beschikken, moeten zij erop toezien dat de regeling op passende en evenredige wijze wordt toegepast. Voorts moet de regeling op dergelijke wijze worden toegepast dat de stabiliteit van de financiële markten niet in gevaar komt. Met name in situaties die worden gekenmerkt door ruimere problemen of zelfs twijfel over de weerbaarheid van veel kredietinstellingen en beleggingsondernemingen is het essentieel dat de autoriteiten rekening houden met het besmettingsrisico dat verbonden is aan de maatregelen die ten aanzien van een individuele kredietinstelling of beleggingsonderneming worden genomen.

(11)     Om snel genoeg te kunnen optreden, om de onafhankelijkheid van economische actoren te garanderen en om belangenconflicten te vermijden, moeten de lidstaten overheidsorganen aanwijzen die de functies en taken met betrekking tot afwikkeling op grond van deze richtlijn moeten uitvoeren. De lidstaten moeten er zorgen voor dragen dat er voldoende middelen aan deze afwikkelingsautoriteiten worden toegekend. De aanwijzing van overheidsautoriteiten mag delegering onder de verantwoordelijkheid van de afwikkelingsautoriteit niet uitsluiten. Het is echter niet nodig exact voor te schrijven welke autoriteit de lidstaten als afwikkelingsautoriteit moeten aanwijzen. Harmonisatie van dit aspect kan weliswaar de coördinatie vergemakkelijken, maar zou ook een aanzienlijke bemoeienis met de constitutionele en bestuurlijke stelsels van de lidstaten betekenen. Een voldoende mate van coördinatie kan ook worden bereikt met een minder verstorende eis: alle nationale autoriteiten die bij de afwikkeling van instellingen betrokken zijn, moeten worden vertegenwoordigd in afwikkelingscolleges, waarin coördinatie op grensoverschrijdend of Unieniveau dient plaats te vinden. De lidstaten moeten dus vrij kunnen kiezen welke autoriteiten verantwoordelijk moeten zijn voor de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en de uitoefening van de bevoegdheden waarin deze richtlijn voorziet.

(11 bis)           Om de rechtszekerheid te garanderen en tegenstrijdige verantwoordelijkheden en belangenconflicten te vermijden, is het echter belangrijk een onderscheid te maken tussen de rol en de taken van de voor het financieel toezicht bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten. Daarom mag de lidstaten niet worden toegestaan de bevoegde autoriteiten die voor het prudentiële toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen verantwoordelijk zijn, als afwikkelingsautoriteiten krachtens deze richtlijn aan te wijzen. De lidstaten moeten wel zorgen voor nauwe samenwerking tussen de nationale bevoegde autoriteiten die voor het prudentiële toezicht verantwoordelijk zijn en de afwikkelingsautoriteiten. Om dezelfde reden moet er binnen de EBA een duidelijke scheiding zijn tussen haar verantwoordelijkheden inzake afwikkeling en haar andere functies.

(13)     Voor een doeltreffende afwikkeling van in de gehele Unie actieve instellingen of groepen is het noodzakelijk dat bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten binnen toezicht- en afwikkelingscolleges samenwerken in alle door deze richtlijn bestreken fasen, van de opstelling van herstel- en afwikkelingsplannen tot de eigenlijke afwikkeling van een instelling. In geval van een verschil van mening tussen nationale autoriteiten over overeenkomstig deze richtlijn ten aanzien van instellingen te nemen besluiten dient de Europese Bankautoriteit (EBA) in laatste instantie ▌bemiddelend te kunnen optreden. ▌

(13 bis)           Bij de afwikkeling van instellingen of groepen die in de gehele Unie actief zijn, moeten de genomen besluiten in de lidstaten waar de instelling of de groep actief is, de financiële stabiliteit vrijwaren en de economische en sociale gevolgen zoveel mogelijk beperken.

(14)     Teneinde een eenvormige en consequente aanpak op het door deze richtlijn bestreken terrein te garanderen, dient de EBA ook bevoegd te zijn om richtsnoeren uit te vaardigen en technische reguleringsnormen op te stellen die de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dient te bekrachtigen.

(15)     Om op efficiënte wijze met faillerende instellingen te kunnen omgaan, dienen de autoriteiten de bevoegdheid te hebben om voorbereidende en preventiemaatregelen op te leggen.

(15 bis)           Gezien de onvermijdelijke uitbreiding van de verantwoordelijkheden en taken van de EBA waarin deze richtlijn voorziet, moeten het Europees Parlement, de Raad en de Commissie ervoor zorgen dat de nodige personele en financiële middelen onverwijld beschikbaar worden gesteld. Daartoe moet in de procedure voor de opstelling en de uitvoering van en het toezicht op de begroting, zoals vastgesteld in de artikelen 63 en 64 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, rekening worden gehouden met die taken. De begrotingsautoriteit moet waarborgen dat wordt voldaan aan de beste normen op het gebied van doeltreffendheid.

(16)     Het is van essentieel belang dat alle instellingen herstelplannen opstellen met daarin maatregelen die deze instellingen in verschillende omstandigheden of scenario's moeten nemen, en deze plannen regelmatig bijwerken. Deze plannen moeten gedetailleerd zijn en gebaseerd zijn op realistische aannamen die in verschillende solide en ernstige scenario's van toepassing zijn. De verplichting tot het opstellen van een herstelplan moet echter evenredig worden toegepast, waarbij rekening moet worden gehouden met de systeemrelevantie en de verwevenheid, onder meer via onderlinge-waarborgregelingen, van de instelling of de groep. Op dezelfde manier moet voor de vereiste inhoud ook rekening worden gehouden met de aard van de financieringsbronnen van de instelling, met inbegrip van onderling gewaarborgde financiering of verplichtingen, en de mate waarin groepssteun op geloofwaardige wijze beschikbaar is. Van de instellingen moet worden geëist dat zij hun plannen bij toezichthouders indienen voor een volledige beoordeling ervan, waarbij onder meer moet worden gekeken of de plannen allesomvattend zijn en de levensvatbaarheid van de instelling daadwerkelijk en tijdig kunnen herstellen, zelfs in perioden van financiële stress.

(16 bis)           In de afwikkelingsplannen moet met name worden vermeld welke maatregelen het bestuur van de instelling moet nemen als aan de voorwaarden voor vroegtijdige interventie wordt voldaan.

(16 ter)           In het geval van groepsherstelplannen moet bij het opstellen van de plannen specifiek rekening worden gehouden met de mogelijke gevolgen van de herstelmaatregelen in alle lidstaten waar de groep actief is.

(17)     Indien een instelling geen deugdelijk herstelplan presenteert, moeten toezichthouders de bevoegdheid hebben om te verlangen dat die instelling alle nodige maatregelen neemt om de wezenlijke tekortkomingen van het plan overeenkomstig deze richtlijn te verhelpen ▌. Dit vereiste kan afbreuk doen aan de vrijheid van ondernemerschap die is verankerd in artikel 16 van het Handvest van de grondrechten. De beperking van dit grondrecht is echter noodzakelijk om de doelstelling van financiële stabiliteit te verwezenlijken en deposanten en crediteuren te beschermen. Een dergelijke beperking is meer in het bijzonder noodzakelijk om de bedrijfsvoering van instellingen te versterken en te vermijden dat instellingen een buitensporige groei vertonen of buitensporige risico's nemen zonder dat zij in staat zijn tegenslagen en verliezen op te vangen en hun kapitaalbasis te herstellen. De beperking is ook evenredig omdat alleen een preventief optreden kan garanderen dat afdoende voorzorgen worden genomen. Zij voldoet derhalve aan artikel 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(18)     Afwikkelingsplanning is een essentieel onderdeel van een doeltreffende afwikkeling. De autoriteiten moeten over alle informatie beschikken die nodig is om te plannen hoe de essentiële functies van een instelling of van een grensoverschrijdende groep van de rest van de bedrijfsactiviteiten kunnen worden gescheiden en kunnen worden overgedragen om het behoud en de voortzetting van essentiële functies te garanderen. De inhoud van het ▌afwikkelingsplan moet echter in verhouding staan tot de systeemrelevantie van de instelling, de onderlinge-waarborgregeling als geheel of de groep.

(18 bis)           Aangezien de instelling bevoorrechte kennis over haar eigen functioneren en eventuele daaruit resulterende problemen heeft, moeten de afwikkelingsautoriteiten de afwikkelingsplannen in nauwe samenwerking met de betrokken instellingen opstellen.

(18 ter)           De structurele complexiteit van financiële instellingen varieert sterk, met name wanneer zij in meerdere rechtsgebieden actief zijn. Daarnaast is er een groot verschil in bedrijfsrisico, door de diversiteit van bedrijfsonderdelen en de verscheidenheid aan Europese bedrijfsmodellen. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten bij de beoordeling van de kapitaal- en financieringsstructuur van de individuele instelling rekening kunnen houden met de specifieke kenmerken van de instelling.

(18 quater)     In het geval van groepsafwikkelingsplannen moet bij het opstellen van de plannen specifiek rekening worden gehouden de mogelijke gevolgen van de afwikkelingsmaatregelen in alle lidstaten waar de groep actief is. De afwikkelingsautoriteiten van de lidstaten waar de groep significante dochterondernemingen heeft, moeten bij het opstellen van het plan worden betrokken.

(19)     De bevoegde autoriteiten moeten, op basis van de beoordeling van de afwikkelbaarheid door de desbetreffende afwikkelingsautoriteiten, de bevoegdheid hebben om, indien zulks noodzakelijk en evenredig is, wijzigingen in de structuur en organisatie van instellingen of groepen te eisen teneinde praktische en materiële belemmeringen voor de toepassing van afwikkelingsinstrumenten weg te nemen en de afwikkelbaarheid van de betrokken entiteiten te waarborgen. Wegens de potentiële systeemrelevantie van alle instellingen is het voor het handhaven van de financiële stabiliteit van cruciaal belang dat autoriteiten over de mogelijkheid beschikken om elke instelling af te wikkelen. Om de in artikel 16 van het Handvest van de grondrechten vastgelegde vrijheid van ondernemerschap te respecteren, dient de manoeuvreerruimte van de autoriteiten te worden beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om de structuur en bedrijfsactiviteiten van de instelling te vereenvoudigen met de uitsluitende bedoeling om de afwikkelbaarheid ervan te verbeteren. Elke maatregel die met dit doel wordt opgelegd, moet bovendien in overeenstemming zijn met het Unierecht. Maatregelen mogen niet direct of indirect discriminerend zijn op grond van nationaliteit en moeten gerechtvaardigd zijn door de doorslaggevende reden dat ze in het algemeen belang bij financiële stabiliteit worden uitgevoerd. Om te bepalen of een maatregel in het algemeen belang is genomen, moeten in het algemeen belang handelende afwikkelingsautoriteiten hun afwikkelingsdoelstellingen kunnen verwezenlijken zonder belemmeringen tegen te komen voor de toepassing van afwikkelingsinstrumenten of voor hun vermogen om de hun verleende bevoegdheden uit te oefenen. Bovendien mag een maatregel niet verder gaan dan minimaal noodzakelijk is om de doelstellingen te bereiken. Met name moeten de autoriteiten rekening houden met de ruimere gevolgen van de wijzigingen die de kredietinstellingen en beleggingsondernemingen van hen moeten doorvoeren voor de kosten en de beschikbaarheid van kritieke financiële functies voor huishoudens en bedrijven in normale omstandigheden. Bij het bepalen van de te nemen maatregelen moeten de afwikkelingsautoriteiten rekening houden met de waarschuwingen en aanbevelingen van het Europees Comité voor systeemrisico's dat is opgericht bij Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's.

(20)     De voorgestelde maatregelen voor het aanpakken of wegnemen van belemmeringen voor de afwikkelbaarheid van een instelling of groep mogen de instellingen niet beletten het in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgelegde vestigingsrecht uit te oefenen.

(21)     Herstelplannen mogen niet van buitengewone openbare financiële steun uitgaan. Afwikkelingsplannen mogen niet van het volgende uitgaan: buitengewone openbare financiële steun, noodliquiditeitssteun van een centrale bank of liquiditeitssteun van een centrale bank onder niet-standaardvoorwaarden inzake zekerheidstelling, looptijd en rentevoet, en mogen belastingbetalers niet aan het risico van verlies blootstellen. Toegang tot liquiditeitsfaciliteiten die van centrale banken, met inbegrip van noodliquiditeitsfaciliteiten, mag niet als buitengewone openbare financiële steun worden aangemerkt, op voorwaarde dat de instelling solvabel is op het ogenblik dat de liquiditeit wordt verstrekt en dat de liquiditeitsverstrekking geen deel uitmaakt van een ruimer steunpakket; dat de faciliteit volledig is gedekt met zekerheden waarop reductiefactoren zijn toegepast die de kwaliteit en marktwaarde van de gestelde zekerheden weerspiegelen; dat de centrale bank de begunstigde een strafrente in rekening brengt; en dat de maatregel op eigen initiatief van de centrale bank wordt genomen en, met name, niet door een tegengarantie van de staat wordt gedekt.

(21 bis)           De basisherstel- en afwikkelingsplannen voor groepen van instellingen en grensoverschrijdende instellingen moeten op groepsniveau worden opgesteld en moeten zo nodig plannen omvatten voor een of meer instellingen die deel uitmaken van de groep. In de herstel- en afwikkelingsplannen moet rekening worden gehouden met de financiële, technische en bedrijfsstructuur van de desbetreffende groep. Indien er afzonderlijke herstel- en afwikkelingsplannen worden opgesteld voor instellingen die tot een groep behoren, moeten deze stroken met en deel uitmaken van de groepsplannen.

(21 ter)           Herstel- en afwikkelingsplannen moeten procedures omvatten voor het informeren en raadplegen van de werknemers en hun vertegenwoordigers gedurende de gehele herstel- en afwikkelingsprocedure. In voorkomend geval moeten in dit verband collectieve overeenkomsten of andere overeenkomsten tussen de sociale partners, alsook nationale en uniale wetgeving betreffende inspraak van vakbonden en werknemersvertegenwoordigers bij de herstructurering van ondernemingen in acht worden genomen.

(21 quater)     Aangezien zij gevoelige informatie bevatten, moeten herstel- en afwikkelingsplannen vertrouwelijk zijn.

(21 quinquies)           De bevoegde autoriteiten moeten de herstelplannen en eventuele wijzigingen daarvan meedelen aan de desbetreffende afwikkelingsautoriteiten, en de laatstgenoemde moeten de afwikkelingsplannen en eventuele wijzigingen daarvan meedelen aan de eerstgenoemde, teneinde alle desbetreffende autoriteiten te allen tijde volledig op de hoogte te houden.

(22)     De verlening van financiële steun door een entiteit van een grensoverschrijdende groep aan een andere entiteit van dezelfde groep wordt op dit moment beperkt door een aantal bepalingen in nationale wetten. Deze bepalingen zijn bedoeld om de crediteuren en aandeelhouders van elke entiteit te beschermen. Ze houden echter geen rekening met de onderlinge afhankelijkheid van de entiteiten van dezelfde groep of met het groepsbelang. Op internationaal niveau is alleen in bepaalde rechtsstelsels het concept van het groepsbelang door middel van jurisprudentie of rechtsregels nader uitgewerkt. Bij dit concept wordt niet alleen rekening gehouden met het belang van elke afzonderlijke groepsentiteit, maar ook met het indirecte belang dat elke groepsentiteit heeft bij het welvaren van de groep als geheel. Dit concept verschilt echter van lidstaat tot lidstaat en biedt niet de noodzakelijke rechtszekerheid. Het is daarom gepast om te bepalen onder welke voorwaarden financiële steun tussen entiteiten van een grensoverschrijdende bankgroep mag worden overgedragen met het oog op het waarborgen van de financiële stabiliteit van de groep als geheel. Financiële steun tussen groepsentiteiten dient op vrijwillige basis te worden verstrekt. Het verdient aanbeveling dat lidstaten de uitoefening van het recht van vestiging niet direct of indirect afhankelijk stellen van het bestaan van een overeenkomst om financiële steun te verlenen.

(22 bis)           Ten behoeve van de rechtszekerheid en de transparantie is het essentieel een onderscheid te maken tussen het moment waarop de aandeelhouders van een kredietinstelling of beleggingsonderneming nog steeds de volledige controle over die kredietinstelling of beleggingsonderneming hebben en het moment waarop de afwikkelingsautoriteit de controle overneemt. Tijdens de afwikkelingsfase en de vroegtijdige-interventiefase als bedoeld in deze richtlijn moeten de aandeelhouders de volledige verantwoordelijkheid voor en controle over de instelling of onderneming behouden, maar zij dienen deze verantwoordelijkheid niet langer te behouden wanneer de instelling of onderneming eenmaal in staat van afwikkeling verkeert.

(23)     Ter vrijwaring van de financiële stabiliteit is het belangrijk dat de bevoegde autoriteiten de verslechtering van de financiële en economische situatie van een instelling kunnen oplossen voordat de instelling het punt bereikt waarop de autoriteiten geen andere mogelijkheid meer hebben dan deze af te wikkelen. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid hebben om vroegtijdig in te grijpen, waaronder de bevoegdheid om te eisen dat het leidinggevend orgaan van een instelling wordt vervangen ▌. De bevoegdheden inzake vroegtijdige interventie dienen ook de bevoegdheden te omvatten die al in Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen[11] zijn vastgesteld voor omstandigheden die niet worden gezien als vroegtijdige interventie, alsmede andere situaties die noodzakelijk worden geacht voor het herstel van de financiële soliditeit van een instelling.

(24)     Het afwikkelingskader moet garanderen dat tijdig tot afwikkeling van een financiële instelling wordt overgegaan voordat zij balansmatig insolvent is en voordat alle aandelenkapitaal volledig is weggevaagd. De afwikkeling moet worden geïnitieerd voordat een onderneming niet langer levensvatbaar is of waarschijnlijk niet langer levensvatbaar zal zijn en andere maatregelen ontoereikend zijn gebleken om een faillissement te voorkomen. Het feit dat een instelling niet aan de vergunningvereisten voldoet, rechtvaardigt op zich geen afwikkeling, vooral indien de instelling nog steeds of waarschijnlijk nog steeds levensvatbaar is. Een instelling moet worden geacht te falen of waarschijnlijk te falen wanneer zij niet voldoet of niet zal voldoen aan de kapitaalvereisten om de vergunning te behouden, omdat zij verliezen heeft geleden of waarschijnlijk verliezen zal lijden die haar eigen vermogen geheel of vrijwel geheel zullen wegvagen; wanneer de activa van de instelling geringer zijn of zullen zijn dan haar passiva; Het feit dat een instelling behoefte heeft aan noodliquiditeitssteun van een centrale bank, mag op zich geen omstandigheid zijn die voldoende aantoont dat de instelling niet in staat is of in de nabije toekomst niet in staat zal zijn aan haar verplichtingen te voldoen wanneer deze opeisbaar worden. Om de financiële stabiliteit te vrijwaren, met name in geval van een systeemkritisch liquiditeitstekort, mogen staatsgaranties met betrekking tot liquiditeitsfaciliteiten van centrale banken, dan wel staatsgaranties met betrekking tot nieuwe verplichtingen geen aanleiding geven tot activering van het afwikkelingskader, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. De staatsgaranties dienen met name te worden goedgekeurd uit het oogpunt van de staatssteunregels en mogen geen deel uitmaken van een ruimer steunpakket, en het gebruik van de garanties dient strikt beperkt te zijn in de tijd. In beide gevallen moet de bank solvabel zijn.

(24 bis)           Op het moment van de afwikkeling moeten de afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid hebben om het leidinggevend orgaan van een instelling te vervangen door een bijzonder bestuurder. De taak van de bijzonder bestuurder dient erin te bestaan alle noodzakelijke maatregelen te treffen en oplossingen te bevorderen om de financiële positie van de instelling te herstellen.

(24 ter)           In het geval van afwikkeling van een instelling of een groep met grensoverschrijdende activiteiten moet zowel bij de vaststelling door de afwikkelingsautoriteit dat de instelling faalt of waarschijnlijk zal falen als bij alle afwikkelingsmaatregelen rekening worden gehouden met de mogelijke gevolgen van de afwikkeling in alle lidstaten waar de instelling of de groep actief is.

(25)     De bevoegdheden van afwikkelingsautoriteiten dienen ook te gelden voor holdings, zowel wanneer de holding faalt of waarschijnlijk zal falen, als wanneer een dochterinstelling faalt of waarschijnlijk zal falen. Ondanks het feit dat een holding eventueel niet faalt of waarschijnlijk zal falen, dienen de bevoegdheden van afwikkelingsautoriteiten toch ook te gelden voor de holding wanneer een of meer dochterkredietinstellingen of -beleggingsondernemingen aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoen en de toepassing van afwikkelingsinstrumenten en –bevoegdheden ten aanzien van de holding noodzakelijk is voor de afwikkeling van een of meer dochterondernemingen ervan of voor de afwikkeling van de groep als geheel.

(26)     Als een instelling faalt of waarschijnlijk zal falen, moeten de nationale autoriteiten kunnen beschikken over een minimale set geharmoniseerde afwikkelingsinstrumenten en ‑bevoegdheden. Het gebruik daarvan moet gebonden zijn aan gemeenschappelijke voorwaarden, doelstellingen en algemene beginselen. Zodra de afwikkelingsautoriteit heeft besloten de instelling in staat van afwikkeling te verklaren, dienen normale insolventieprocedures uitgesloten te zijn. De lidstaten dienen in staat te zijn de afwikkelingsautoriteiten nog met andere bevoegdheden en instrumenten toe te rusten dan die waarmee zij krachtens deze richtlijn zijn toegerust. Bij het gebruik van deze andere instrumenten en bevoegdheden moeten echter de bij deze richtlijn vastgestelde afwikkelingsbeginselen en –doelstellingen in acht worden genomen. Het gebruik van deze instrumenten en bevoegdheden mag in het bijzonder geen afbreuk doen aan de doeltreffende afwikkeling van grensoverschrijdende groepen en dient te garanderen dat aandeelhouders verliezen dragen.

(27)     Om moreel risico (moral hazard) te voorkomen, moet een insolvente instelling de markt kunnen verlaten, ongeacht de grootte en verwevenheid, zonder daarmee het systeem te verstoren. Een faillerende instelling moet in beginsel volgens een normale insolventieprocedure worden geliquideerd. Liquidatie volgens de normale insolventieprocedure kan echter de financiële stabiliteit in gevaar brengen, de verlening van essentiële diensten verstoren en de bescherming van deposanten aantasten. In dergelijke gevallen is het in het algemeen belang om afwikkelingsinstrumenten toe te passen. De afwikkeling moet dus tot doel hebben de continuïteit van essentiële financiële diensten te waarborgen, alsook de stabiliteit van het financiële stelsel te handhaven, het moreel risico te verkleinen door het beroep van faillerende instellingen op openbare financiële steun zoveel mogelijk te beperken, en de deposanten te beschermen.

(28)     De liquidatie van een insolvente instelling volgens een normale insolventieprocedure moet altijd worden overwogen voordat kan worden besloten de instelling als going concern te handhaven. Voor zover zulks mogelijk is, mag een insolvente instelling alleen als going concern worden gehandhaafd met gebruik van particuliere middelen. Dat doel kan worden verwezenlijkt door verkoop aan of fusie met een koper uit de particuliere sector, door afschrijving van de passiva van de instelling, dan wel door omzetting van de schuld in eigen vermogen om een herkapitalisatie te bewerkstelligen.

(29)     Bij het toepassen van afwikkelingsinstrumenten en het uitoefenen van afwikkelingsbevoegdheden, in voorkomend geval overeenkomstig het afwikkelingsplan en mits naar behoren gerechtvaardigd, moeten de afwikkelingsautoriteiten ervoor zorgen dat de aandeelhouders en crediteuren een passend aandeel van de verliezen dragen, dat bestuurders die betrokken waren bij de beslissingen of de besluiteloosheid die tot het dreigende faillissement van de kredietinstelling of de beleggingsonderneming hebben geleid, worden vervangen, dat de kosten van de afwikkeling van de instelling zoveel mogelijk worden beperkt, en dat alle crediteuren van een insolvente instelling die tot dezelfde categorie behoren op dezelfde manier worden behandeld. De afwikkelingsautoriteiten moeten van het algemene beginsel van gelijke (pari passu) behandeling van crediteuren binnen dezelfde categorie kunnen afwijken indien dit gerechtvaardigd is, met name om de financiële stabiliteit te ondersteunen. Als verlening van staatssteun deel uitmaakt van de afwikkelingsinstrumenten, moeten de interventies aan de relevante staatssteunregels worden getoetst. Er kan onder meer van staatssteun sprake zijn wanneer afwikkelingsfondsen of depositogarantiefondsen helpen bij de afwikkeling van faillerende instellingen.

(29 bis)           Bij het toepassen van afwikkelingsinstrumenten en het uitoefenen van afwikkelingsbevoegdheden moeten de afwikkelingsautoriteiten de werknemers en hun vertegenwoordigers informeren en raadplegen. In voorkomend geval moeten in dit verband collectieve overeenkomsten of andere overeenkomsten tussen de sociale partners ten volle in acht worden genomen.

(29 ter)           Het gebruik van maatregelen voor vroegtijdige interventie alsook de toepassing van afwikkelingsinstrumenten en de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden mogen geen afbreuk doen aan bepalingen betreffende de vertegenwoordiging van de werknemers in raden van bestuur overeenkomstig de nationale wetgeving of praktijk.

(30)     De beperkingen van de rechten van aandeelhouders en crediteuren moeten in overeenstemming zijn met artikel 52 van het Handvest van de grondrechten. De afwikkelingsinstrumenten dienen daarom alleen te worden toegepast op instellingen die falen of waarschijnlijk zullen falen, en alleen wanneer zulks noodzakelijk is om de doelstelling van financiële stabiliteit in het algemeen belang na te streven. Wanneer afwikkelingsmaatregelen worden toegepast, moet rekening worden gehouden met het evenredigheidsbeginsel en de bijzondere kenmerken van de rechtsvorm van een kredietinstelling. Afwikkelingsinstrumenten dienen met name te worden toegepast wanneer de instelling niet volgens een normale insolventieprocedure kan worden geliquideerd zonder het financiële stelsel te destabiliseren, wanneer de maatregelen noodzakelijk zijn om de snelle overdracht en continuïteit van systeemkritische functies te verzekeren, en wanneer er geen redelijk vooruitzicht is op een alternatieve oplossing vanuit de particuliere sector, zoals onder meer een zodanige kapitaalverhoging door de bestaande aandeelhouders of door een derde dat de levensvatbaarheid van de instelling volledig wordt hersteld. Met name wanneer het instrument van de inbreng van de particuliere sector wordt gebruikt, moeten de afwikkelingsautoriteiten er rekening mee houden dat het niet voor alle rechtsvormen van instellingen even geschikt is.

(31)     Er mag niet onevenredig worden ingegrepen in de eigendomsrechten. Getroffen aandeelhouders en crediteuren mogen bijgevolg geen grotere verliezen lijden dan de verliezen die zij zouden hebben geleden mocht de instelling zijn geliquideerd op het moment dat het afwikkelingsbesluit is genomen. In geval van een gedeeltelijke overdracht van activa van een instelling in afwikkeling aan een particuliere koper of aan een brugbank, dient het resterende deel van de instelling in afwikkeling volgens een normale insolventieprocedure te worden geliquideerd. Om de nog in de liquidatieprocedure van de instelling verwikkelde aandeelhouders en crediteuren te beschermen, dienen zij het recht te hebben om ter betaling van hun vorderingen in het kader van de liquidatieprocedure niet minder te ontvangen dan het bedrag dat zij naar schatting zouden hebben teruggekregen indien de gehele instelling volgens de normale insolventieprocedure zou zijn geliquideerd.

(32)     Ter bescherming van het recht van aandeelhouders en crediteuren om niet minder te ontvangen dan wat zij bij een normale insolventieprocedure zouden ontvangen, moeten duidelijke verplichtingen worden vastgelegd wat de waardering van de activa en passiva van de instelling betreft en moet voldoende tijd worden gelaten om zich een juist oordeel te vormen van de behandeling die zij zouden hebben genoten mocht de instelling volgens een normale insolventieprocedure zijn geliquideerd. Er moet worden voorzien in de mogelijkheid om reeds in de vroegtijdige-interventiefase met een dergelijke waardering te beginnen. Voordat een afwikkelingsmaatregel wordt genomen, moet een raming worden gemaakt van de waarde van de activa en passiva van de instelling en tevens worden ingeschat hoe aandeelhouders en crediteuren in het kader van een normale insolventieprocedure zouden worden behandeld. Een dergelijke waardering mag alleen samen met het afwikkelingsbesluit aan een rechterlijke toetsing worden onderworpen. Daarnaast zou het verplicht moeten zijn dat na de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten een vergelijking wordt gemaakt tussen de behandeling die aandeelhouders en crediteuren daadwerkelijk hebben genoten en de behandeling die zij in het kader van een normale insolventieprocedure zouden hebben genoten. Indien blijkt dat aandeelhouders en crediteuren ter betaling van hun vorderingen minder hebben ontvangen dan het bedrag dat zij in het kader van een normale insolventieprocedure zouden hebben ontvangen, dan zouden zij recht moeten hebben op de betaling van het verschil. Anders dan bij de waardering die vóór de afwikkelingsmaatregel plaatsvindt, dient het mogelijk te zijn deze vergelijking los van het afwikkelingsbesluit te betwisten. De lidstaten dienen vrij te kunnen beslissen over de procedure om aandeelhouders en crediteuren voor een eventueel vastgesteld verschil in behandeling te vergoeden. Een dergelijk eventueel verschil dient te worden betaald door de overeenkomstig deze richtlijn opgezette financieringsregelingen.

(33)     Het is belangrijk dat de verliezen bij het faillissement van de instelling worden onderkend. Het leidend beginsel voor de waardering van activa en passiva van faillerende instellingen moet hun marktwaarde zijn op het moment dat de afwikkelingsinstrumenten worden toegepast, voor zover de markten correct functioneren. Als de markten in belangrijke mate verstoord zijn, kan de waardering worden uitgevoerd aan de hand van de naar behoren gerechtvaardigde economische waarde van de activa en passiva op lange termijn. In spoedeisende situaties moet het mogelijk zijn dat de afwikkelingsautoriteiten een snelle waardering uitvoeren van de activa of passiva van een faillerende instelling. Deze waardering dient voorlopig te zijn en te gelden totdat er een onafhankelijke waardering is uitgevoerd.

(34)     Snelle en gecoördineerde maatregelen zijn nodig om het marktvertrouwen in stand te houden en besmetting zoveel mogelijk te beperken. Zodra wordt geconstateerd dat een instelling faalt of waarschijnlijk zal falen, moeten de afwikkelingsautoriteiten onverwijld passende en gecoördineerde maatregelen nemen. In het licht van de omstandigheden waaronder het faillissement van een instelling kan plaatsvinden, en in het bijzonder rekening houdend met de mogelijke spoedeisendheid van de situatie, dienen de afwikkelingsautoriteiten in staat te zijn afwikkelingsmaatregelen te nemen zonder verplicht te zijn eerst van vroegtijdige-interventiebevoegdheden gebruik te maken.

(35)     De afwikkelingsinstrumenten dienen altijd te worden getoetst en zo mogelijk te worden toegepast voordat er van een eventuele kapitaalinjectie vanuit de publieke sector of van vergelijkbare buitengewone openbare financiële steun aan een instelling sprake is. Dit mag echter geen belemmering vormen voor de aanwending van middelen van ▌de afwikkelingsfondsen voor de financiering van afwikkelingen. In dit verband moet het beroep op buitengewone openbare financiële steun of afwikkelingsfondsen ▌om de afwikkeling van faillerende instellingen te ondersteunen, aan de relevante staatssteunregels worden getoetst.

(35 bis)           Tussen een individuele kredietinstelling of beleggingsonderneming die in crisis verkeert en een crisis die het hele bankwezen of financiële stelsel treft, is er een fundamenteel verschil, onder andere wat de aard van de crisis, de ontwikkeling van de prijzen van activa en de gevolgen voor de hele economie betreft. Daarom moet met een individuele kredietinstelling of beleggingsonderneming die in crisis verkeert, op een andere manier worden omgegaan dan met een crisis die het hele financiële stelsel treft, en dit geldt met name voor de afwikkeling van de crisis. Bijgevolg moeten de afwikkelingsinstrumenten ontworpen en geschikt zijn om op een uiteenlopende reeks grotendeels onvoorspelbare scenario's te reageren.

(35 ter)           Als problemen op de financiële markten in de Unie het gevolg zijn van ruimere, systeembrede gebeurtenissen, zal dit zeker een negatief effect hebben op de economie en de burgers van de Unie. Er zijn vele en uiteenlopende voorbeelden van bankencrises in de lidstaten en in derde landen die voornamelijk door een of andere vorm van overheidsinterventie zijn opgelost. Hoewel er bij dergelijke crises risico's zijn genomen met belastinggeld, heeft de overheidsinterventie vaak een verdere economische neergang voorkomen en zo de belastingbetalers en de financiële stabiliteit op langere termijn beschermd. Volgens deze redenering en ervan uitgaande dat overheidsinterventie bij systeemcrises de enige manier kan zijn om het vertrouwen en de stabiliteit van de markt te herstellen en verdere waardevernietiging te voorkomen, is het belangrijk overheidsinterventie niet uit te sluiten wanneer toekomstige bankcrises moeten worden aangepakt.

(35 quater)     Bij een systeemcrisis moeten de lidstaten de bevoegdheid hebben om rechtstreeks in te grijpen om de financiële stabiliteit te beschermen. De lidstaten moeten de bevoegdheid hebben om te oordelen of er van een systeemcrisis sprake is. Daarbij moet de lidstaat rekening houden met de openbare of niet-openbare beoordelingen van het Europees Comité voor systeemrisico's (ESRB).

(35 quinquies)           Het kan gebeuren dat de lidstaten, hoewel zij over afwikkelingsbevoegdheden beschikken en deze ook daadwerkelijk gebruiken, de kredietinstelling of beleggingsonderneming tijdelijk met garanties, kapitaalinjecties of, in laatste instantie, tijdelijke overheidseigendom moeten stabiliseren om een onordelijke insolventie te voorkomen. Overheidseigendom is een extremere maatregel dan de overige afwikkelingsinstrumenten en mag slechts als laatste uitweg beschikbaar zijn als het bevoegde ministerie van de lidstaat in kwestie van mening is dat het gebruik van andere afwikkelingsinstrumenten niet zou volstaan om significante nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit te voorkomen of om het geld van de belastingbetalers te beschermen als een lidstaat reeds uitzonderlijke financiële steun aan de instelling of onderneming heeft verleend.

(35 sexies)      De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om die instrumenten hetzij op het niveau van een moederonderneming, hetzij op het niveau van een dochteronderneming te gebruiken, met inachtneming van de staatssteunregels van de Unie. Om de financiële stabiliteit te handhaven zonder de faillerende bank door de belastingbetaler te laten subsidiëren, moeten zij eerst de bestaande kapitaalinstrumenten afschrijven en de overige afwikkelingsinstrumenten gebruiken, beoordelen en zoveel mogelijk benutten. In de voorschriften van deze richtlijn die bepalen dat de kapitaalinstrumenten moeten worden afgeschreven alvorens een van de afwikkelingsinstrumenten wordt gebruikt en de voorschriften betreffende het instrument van de inbreng van de particuliere sector moet een uitzondering worden gemaakt voor instrumenten die met behulp van het overheidseigendomsinstrument door de overheid zijn overgenomen en instrumenten die voor de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn door de overheid zijn overgenomen om de financiële stabiliteit te vrijwaren. Er moet weliswaar in een vergoeding worden voorzien, maar deze moet gebaseerd zijn op de nettowaarde van de kredietinstelling of beleggingsonderneming op het moment dat zij in het kader van een normale insolventieprocedure niet meer levensvatbaar zou zijn.

(35 septies)     De lidstaten moeten ervoor zorgen dat er via de overheidsinstrumenten voor financiële stabilisatie waarin deze richtlijn voorziet, geen openbare kapitaalsteun wordt verleend tenzij de bestaande aandeelhouders verliezen tot het volledige bedrag van hun participatie hebben geleden en de crediteuren in passende mate in de verliezen hebben gedeeld. Mogelijke winsten of verliezen die uit het gebruik van de overheidsinstrumenten voor financiële stabilisatie resulteren, moeten aan het afwikkelingsfonds worden toegewezen. Door de eigendom over te nemen, zorgen de lidstaten er ook voor dat de belastingbetalers in de winst delen wanneer de bank opnieuw wordt geprivatiseerd, hetgeen moet geschieden zodra de commerciële en financiële omstandigheden het mogelijk maken. De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat een kredietinstelling of beleggingsonderneming in tijdelijke overheidseigendom op zuiver commerciële en professionele wijze wordt beheerd.

(36)     De afwikkelingsinstrumenten moeten ook de verkoop van de onderneming aan een particuliere koper, het opzetten van een overbruggingsinstelling, de afsplitsing van de goede van de slechte activa van de faillerende instelling en de inbreng van de particuliere sector in de faillerende instelling omvatten.

(37)     Indien de afwikkelingsinstrumenten zijn gebruikt om de systeemkritische diensten of levensvatbare bedrijfsactiviteiten van een instelling aan een solide entiteit, zoals een koper uit de particuliere sector of een overbruggingsinstelling, over te dragen, moet de rest van de instelling binnen een passend tijdskader worden geliquideerd, rekening houdend met de eventuele noodzaak van de falende instelling om diensten of steun te verlenen om de koper of overbruggingsinstelling in staat te stellen de door middel van die overdracht verworven activiteiten of diensten te verrichten.

(38)     Het instrument van verkoop van de onderneming moet de autoriteiten in staat stellen de instelling of delen van de bedrijfsactiviteiten daarvan aan een of meer kopers te verkopen, zonder toestemming van de aandeelhouders. Wanneer het instrument van verkoop van de onderneming wordt toegepast, dienen de autoriteiten volgens een open, transparante en niet-discriminerende procedure regelingen voor de verkoop van de betrokken instelling of een deel van haar bedrijfsactiviteiten te treffen en er tegelijkertijd naar te streven de verkoopprijs zoveel mogelijk te maximaliseren.

(39)     Ter bescherming van het recht van aandeelhouders en crediteuren om niet minder te ontvangen dan wat zij bij een normale insolventieprocedure zouden ontvangen, moeten alle opbrengsten van een gedeeltelijke overdracht van activa aan de instelling onder afwikkeling toevallen. Ingeval alle aandelen of alle activa, rechten en verplichtingen van de instelling worden overgedragen, dienen alle opbrengsten van de overdracht aan de aandeelhouders van de falende instelling toe te vallen. Bij de berekening dienen de uit het faillissement van de instelling en uit het afwikkelingsproces voortvloeiende kosten van de opbrengsten te worden afgetrokken.

(40)     Om tijdig tot de verkoop van de onderneming te kunnen overgaan en de financiële stabiliteit te vrijwaren, dient de beoordeling van de koper van een gekwalificeerde deelneming in afwijking van de bij Richtlijn 2006/48/EG vastgestelde termijnen onmiddellijk plaats te vinden.

(41)     Voordat het instrument van verkoop van de onderneming wordt toegepast, zal de informatie die op het op de markt brengen van een falende instelling en op de onderhandelingen met potentiële kopers betrekking heeft, waarschijnlijk systeemrelevant zijn. Om de financiële stabiliteit te waarborgen, is het van belang dat de openbaarmaking van dergelijke informatie, zoals vereist bij Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) [12], gedurende de tijd die nodig is om de afwikkeling van de instelling te plannen en structureren kan worden uitgesteld in overeenstemming met de uitstellen die op grond van de marktmisbruikregeling zijn toegestaan.

(42)     Als een instelling die onder de zeggenschap van de afwikkelingsautoriteit staat, dient een overbruggingsinstelling hoofdzakelijk om ervoor te zorgen dat de essentiële financiële dienstverlening aan de cliënten van de insolvente instelling verzekerd blijft en dat de essentiële financiële activiteiten worden voortgezet. De overbruggingsinstelling moet als een levensvatbaar going concern worden geëxploiteerd en zo snel mogelijk weer op de markt worden gebracht of worden geliquideerd indien zij niet levensvatbaar is.

(43)     Het instrument van afsplitsing van activa moet de autoriteiten in staat stellen dubieuze of probleemactiva over te dragen aan een afzonderlijk vehikel. Dit instrument mag alleen worden gebruikt in combinatie met andere instrumenten om een onbedoeld concurrentievoordeel voor de faillerende instelling te vermijden.

(44)     Een doeltreffende afwikkelingsregeling moet ▌ervoor ▌zorgen dat niet alleen de aandeelhouders, maar ook de crediteuren van faillerende kredietinstellingen en beleggingsondernemingen passende verliezen lijden ▌. Dit zal hen een sterkere stimulans geven om in normale omstandigheden toezicht te houden op kredietinstellingen. Zij zal ook de kosten van de afwikkeling van een faillerende instelling of onderneming die door de belastingbetalers worden gedragen, beperken en het mogelijk maken dat grote en systeemrelevante instellingen en ondernemingen worden afgewikkeld zonder dat zulks de financiële stabiliteit in gevaar brengt. Het instrument van de inbreng van de particuliere sector bereikt die doelstellingen door ervoor te zorgen dat vorderingen van de crediteuren van de instelling of onderneming kunnen worden afgeschreven of zo nodig in aandelen kunnen worden omgezet om het kapitaal van de instelling of onderneming te herstellen. Te dien einde heeft de Raad voor financiële stabiliteit aanbevolen wettelijke schuldafschrijvingsbevoegdheden in het afwikkelingskader op te nemen als extra mogelijkheid die in combinatie met andere afwikkelingsinstrumenten kan worden aangewend. Omdat het instrument van de inbreng van de particuliere sector gevolgen kan hebben voor de financieringssituatie van andere instellingen of ondernemingen, moet wanneer het in een wankele omgeving wordt gebruikt, naar behoren rekening worden gehouden met het effect op de financiële stabiliteit.

(45)     Om ervoor te zorgen dat afwikkelingsautoriteiten de noodzakelijke flexibiliteit hebben om in diverse omstandigheden verliezen aan crediteuren toe te rekenen, verdient het aanbeveling dat deze autoriteiten het instrument van de inbreng van de particuliere sector kunnen toepassen zowel wanneer het de bedoeling is de faillerende instelling als going concern af te wikkelen indien er een realistisch vooruitzicht is dat de levensvatbaarheid van de instelling kan worden hersteld, als wanneer systeemkritische diensten aan een overbruggingsinstelling worden overgedragen en de activiteiten van het resterende deel van de instelling worden gestaakt en de instelling wordt geliquideerd.

(46)     Indien het instrument van de inbreng van de particuliere sector wordt toegepast met de bedoeling het kapitaal van de faillerende kredietinstelling of beleggingsonderneming te herstellen zodat deze als going concern actief kan blijven, moet de afwikkeling door middel van inbreng van de particuliere sector altijd vergezeld gaan van ▌een daarop aansluitende zodanige herstructurering van de instelling of onderneming en haar activiteiten dat de redenen voor het faillissement worden aangepakt. Deze herstructurering moet worden verwezenlijkt via de tenuitvoerlegging van een bedrijfssaneringsplan. In voorkomend geval dienen dergelijke plannen verenigbaar te zijn met het herstructureringsplan dat instellingen of ondernemingen krachtens de staatssteunregels van de Unie bij de Commissie moeten indienen. Naast de maatregelen die gericht zijn op het herstellen van de levensvatbaarheid op lange termijn van de instelling of onderneming dient het plan met name ook de maatregelen te bevatten waarmee het volgende wordt beoogd: de steun zoveel mogelijk te beperken, de lasten te verdelen en de concurrentieverstoringen binnen de perken te houden.

(47)     Het is niet gepast om het instrument van de inbreng van de particuliere sector toe te passen op vorderingen voor zover die gedekt zijn, een onderpand hebben of anderszins zijn gegarandeerd. Om ervoor te zorgen dat het instrument van de inbreng van de particuliere sector doeltreffend is en zijn doelstellingen bereikt, is het echter wenselijk dat het kan worden toegepast op een zo breed mogelijk scala aan ongedekte verplichtingen van een faillerende instelling. Het is niettemin passend om bepaalde soorten ongedekte passiva van het toepassingsgebied van het instrument van de inbreng van de particuliere sector uit te sluiten. Met het oog op de openbare orde en de doeltreffende afwikkeling moet het instrument van de inbreng van de particuliere sector niet worden toegepast op deposito’s die op grond van Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels[13] beschermd zijn, op verplichtingen jegens werknemers van de faillerende instelling of op commerciële vorderingen die betrekking hebben op goederen en diensten die nodig zijn voor het dagelijks functioneren van de instelling.

(47 bis)           Gezien het risico van besmetting moeten passiva die voortvloeien uit interbancaire verrichtingen op de geldmarkt met een oorspronkelijke looptijd van minder dan één maand eveneens worden uitgesloten van de inbreng van de particuliere sector.

(48)     Aangezien de bescherming van deposanten een van de belangrijkste afwikkelingsdoelstellingen is, mogen verzekerde deposito's niet onder de toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector vallen. ▌De uitoefening van de bevoegdheid om een inbreng van de particuliere sector te eisen, zou er immers voor zorgen dat deposanten toegang tot hun deposito's blijven hebben ▌.

(48 bis)           Voorts moeten ook verplichtingen jegens depositogarantiestelsels worden uitgesloten van de inbreng van de particuliere sector.

(49)     Algemeen genomen moeten de afwikkelingsautoriteiten het instrument van de inbreng van de particuliere sector op zodanige wijze toepassen dat de in deze richtlijn vastgestelde rangorde van vorderingen wordt gerespecteerd, behalve indien een verschillende verdeling van de verliezen over passiva van dezelfde rang noodzakelijk is om de financiële stabiliteit te vrijwaren of om de totale verliezen zoveel mogelijk te beperken ten behoeve van de crediteuren en de samenleving als geheel, en coherent is met de wettelijke rangorde van vorderingen volgens het toepasselijke insolventierecht ▌. Verliezen moeten eerst door instrumenten van het toetsingsvermogen worden opgevangen en op aandeelhouders worden verhaald, ofwel door de intrekking van aandelen, ofwel door ernstige verwatering. Wanneer deze instrumenten niet volstaan, moet de achtergestelde schuld worden omgezet of afgeschreven. Ten slotte dienen de niet-achtergestelde verplichtingen te worden omgezet of afgeschreven indien de achtergestelde categorieën allemaal volledig zijn afgeschreven. Onder de niet-achtergestelde verplichtingen dienen niet-gedekte deposito's de laatste categorie passiva te zijn die wordt ingebracht.

(50)     Om te vermijden dat instellingen hun passiva zodanig structureren dat afbreuk wordt gedaan aan de doeltreffendheid van het instrument van de inbreng van de particuliere sector, verdient het aanbeveling voor te schrijven dat de instellingen te allen tijde moeten beschikken over een bepaald totaalbedrag aan eigen vermogen, achtergestelde schuld en niet-achtergestelde verplichtingen dat onder het instrument van de inbreng van de particuliere sector valt. Dat bedrag dient te worden uitgedrukt als percentage van de totale passiva van de instelling die voor de toepassing van Richtlijn 2006/48/EG of Richtlijn 2006/49/EG niet als eigen vermogen worden aangemerkt, met uitzondering van obligaties als bedoeld in artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (gedekte obligaties). Afwikkelingsautoriteiten moeten ook kunnen eisen dat dit percentage geheel of gedeeltelijk uit eigen vermogen en achtergestelde schuld is samengesteld.

(51)     De lidstaten moeten ervoor zorgen dat aanvullend tier 1- en tier 2-kapitaalinstrumenten de verliezen volledig opvangen op het moment van niet-levensvatbaarheid van de uitgevende instelling. Afwikkelingsautoriteiten moeten dan ook verplicht zijn die instrumenten volledig af te schrijven, dan wel ze in tier 1-kernkapitaalinstrumenten om te zetten op het moment van niet-levensvatbaarheid en voordat er een andere afwikkelingsmaatregel wordt genomen. Voor die doeleinden moet het moment van niet-levensvatbaarheid worden opgevat als het moment waarop de relevante nationale autoriteit vaststelt dat de instelling aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet of het moment waarop de autoriteit besluit dat de instelling ophoudt levensvatbaar te zijn zonder de afschrijving van deze kapitaalinstrumenten. Het feit dat de instrumenten in de door deze richtlijn voorgeschreven omstandigheden door autoriteiten moeten worden afgeschreven of omgezet, moet in de voorwaarden voor het instrument worden erkend en in een eventuele prospectus of aanbiedingsdocumenten die in verband met de instrumenten worden gepubliceerd of verstrekt.

(52)     Doordat het instrument van de inbreng van de particuliere sector de instelling als going concern handhaaft, zou de waarde van de vorderingen van de crediteuren worden gemaximaliseerd, zal de marktzekerheid worden bevorderd en zullen de tegenpartijen worden gerustgesteld. Om beleggers en marktpartijen gerust te stellen en het effect ervan zoveel mogelijk te beperken, mag de toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector pas vanaf 1 juli 2016 zijn toegestaan.

(52 bis)           Het instrument van de inbreng van de particuliere sector moet op dergelijke wijze worden ontworpen en toegepast dat er geen risico van besmetting is voor andere kredietinstellingen en beleggingsondernemingen dan degene waarop het van toepassing is, om een vergroting van de risico's te voorkomen.

(25 ter)           De afwikkelingsautoriteiten moeten de mogelijkheid hebben slechts gedeeltelijk gebruik te maken van het instrument van de inbreng van de particuliere sector indien uit een beoordeling van het mogelijke effect op de stabiliteit van het financiële stelsel in de betrokken lidstaten en in de rest van de Unie blijkt dat het gebruik ervan in strijd zou zijn met de algemene economische en financiële belangen van de lidstaat of de Unie als geheel.

(53)     De afwikkelingsautoriteiten moeten alle juridische bevoegdheden hebben die, in diverse combinaties, bij het inzetten van de afwikkelingsinstrumenten kunnen worden uitgeoefend. Hiertoe behoren de bevoegdheden om aandelen, activa, rechten of passiva van een falende instelling over te dragen aan een andere entiteit zoals een andere instelling of een overbruggingsinstelling, bevoegdheden om aandelen af te schrijven of in te trekken, of schulden van een falende instelling af te schrijven of om te zetten, de bevoegdheid om het bestuur te vervangen en de bevoegdheid om de betaling van schuldvorderingen tijdelijk op te schorten. Er kan ook behoefte zijn aan andere bevoegdheden, zoals de bevoegdheid om van andere onderdelen van de groep te eisen dat zij de continuïteit van essentiële diensten garanderen.

(54)     Het is niet nodig exact voor te schrijven hoe de afwikkelingsautoriteiten in de insolvente instelling moeten ingrijpen. De afwikkelingsautoriteiten moeten de keuze hebben tussen het overnemen van de zeggenschap door middel van een rechtstreekse interventie in de instelling of door middel van een bestuursmaatregel. Zij dienen op basis van het afwikkelingsplan en de omstandigheden van de zaak te beslissen. In dit stadium lijkt het niet nodig één model op te leggen om een efficiënte samenwerking tussen de lidstaten te bewerkstelligen.

(55)     Het afwikkelingskader moet procedurele vereisten omvatten om ervoor te zorgen dat de afwikkelingsmaatregelen naar behoren worden gemeld en openbaar worden gemaakt. Aangezien de informatie die de afwikkelingsautoriteiten en hun professionele adviseurs tijdens de afwikkelingsprocedure verkrijgen naar alle waarschijnlijk gevoelig is, moet vóór de openbaarmaking van het afwikkelingsbesluit voor deze informatie evenwel een effectieve geheimhoudingsplicht gelden.

(56)     De nationale autoriteiten moeten de volgende aanvullende bevoegdheden hebben om de effectiviteit van de overdracht van aandelen of schuldinstrumenten en activa, rechten en verplichtingen te garanderen: de bevoegdheid om rechten van derden die uit de overgedragen instrumenten of activa voortvloeien te annuleren, de bevoegdheid om contracten af te dwingen en de bevoegdheid om de continuïteit van regelingen ten aanzien van de ontvanger van de overgedragen instrumenten en activa te waarborgen. Er mag echter geen afbreuk worden gedaan aan de rechten van werknemers om een arbeidsovereenkomst te beëindigen. Ook het recht van een partij om een contract te beëindigen om andere redenen dan alleen de vervanging van de faillerende instelling door de nieuwe instelling, moet onverlet worden gelaten. De afwikkelingsautoriteiten moeten ook de aanvullende bevoegdheid hebben om van de rest van de instelling, die volgens de normale insolventieprocedure wordt geliquideerd, te eisen dat deze de diensten levert die nodig zijn om de instelling waaraan activa of aandelen uit hoofde van de toepassing van het instrument van verkoop van de onderneming of het instrument van de overbruggingsinstelling zijn overgedragen, in staat te stellen haar bedrijfsactiviteiten uit te voeren.

(57)     Overeenkomstig artikel 47 van het Handvest van de grondrechten hebben de betrokken partijen recht op een eerlijk proces en recht op een doeltreffende voorziening in rechte tegen de maatregelen die op hen van invloed zijn. De besluiten die door de afwikkelingsautoriteiten worden genomen, moeten derhalve een rechterlijke toetsing ondergaan. Daar het de bedoeling is dat deze richtlijn op bijzonder spoedeisende situaties betrekking heeft, en daar de opschorting van een besluit van de afwikkelingsautoriteiten de continuïteit van essentiële functies kan belemmeren, is het noodzakelijk dat geen enkele indiening van een herzieningsverzoek en geen enkele uitspraak in kort geding een opschortend effect kan hebben op de afdwinging van afwikkelingsbesluiten. Om derden te beschermen die activa, rechten en verplichtingen van de instelling in afwikkeling hebben gekocht uit hoofde van de uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden door de autoriteiten en om de stabiliteit van de financiële markten te waarborgen, dient de rechterlijke toetsing bovendien elke administratieve handeling of transactie die op basis van een geannuleerd besluit heeft plaatsgevonden, onverlet te laten. De rechtsmiddelen voor een onrechtmatig besluit dienen derhalve beperkt te blijven tot de toekenning van schadevergoeding aan de getroffen personen.

(58)     Het is in het belang van een efficiënte afwikkeling en om rechtsbevoegdheidsconflicten te voorkomen dat er geen normale insolventieprocedure voor de faillerende instelling mag worden geopend of voortgezet zolang de afwikkelingsautoriteit haar afwikkelingsbevoegdheden uitoefent of de afwikkelingsinstrumenten toepast. Het is ook nuttig en noodzakelijk om bepaalde contractuele verplichtingen gedurende een beperkte periode op te schorten om de afwikkelingsautoriteit de tijd te geven de afwikkelingsinstrumenten in de praktijk te brengen.

(59)     Teneinde de afwikkelingsautoriteiten bij het overdragen van de activa en passiva aan een koper uit de particuliere sector of een overbruggingsinstelling voldoende tijd te gunnen om na te gaan welke contracten moeten worden overgedragen, is het raadzaam evenredige beperkingen in te stellen op de rechten van tegenpartijen om financiële contracten voortijdig, versneld of anderszins te beëindigen voordat de overdracht heeft plaatsgevonden. Een dergelijke beperking is nodig om de autoriteiten de gelegenheid te bieden een goed beeld te krijgen van de balans van de faillerende instelling, zonder de wijzigingen in waarde en bereik die grootschalige uitoefening van beëindigingsrechten met zich mee zou brengen. Om zo weinig mogelijk in te grijpen in de contractuele rechten van tegenpartijen, mag de beperking van de beëindigingsrechten alleen worden toegepast met betrekking tot de afwikkelingsmaatregel en moeten de beëindigingsrechten die voortvloeien uit een andere wanbetaling, zoals onder meer het niet betalen of niet bijstorten bij onvoldoende marge, blijven bestaan.

(60)     Om legitieme kapitaalmarktregelingen te behouden in geval van een overdracht van sommige, maar niet alle activa, rechten en verplichtingen van een faillerende instelling, is het raadzaam in waarborgen te voorzien om te voorkomen dat gekoppelde verplichtingen, rechten en contracten worden gesplitst. Een dergelijke beperking op selectiepraktijken met betrekking tot gekoppelde contracten moet ook gelden voor contracten met dezelfde tegenpartij die gedekt zijn door zekerheidsregelingen, financiëlezekerheidsovereenkomsten die tot overdracht van eigendom/gerechtigdheid leiden, salderingsovereenkomsten, overeenkomsten tot saldering bij vroegtijdige beëindiging en gestructureerde financieringsregelingen. Ingeval de waarborg van toepassing is, moeten de afwikkelingsautoriteiten verplicht zijn alle gekoppelde contracten binnen een beschermde regeling over te dragen of ze allemaal bij de falende restbank te laten. Deze waarborgen moeten garanderen dat de kapitaalvereisten die voor de toepassing van Richtlijn 2006/48/EG voor door een salderingsovereenkomst gedekte posities gelden, onverlet worden gelaten.

(61)     Wanneer afwikkelingsautoriteiten voornemens zijn een reeks gekoppelde contracten over te dragen en deze overdracht niet voor alle tot de reeks behorende contracten rechtsgeldig kan zijn omdat sommige onder de contracten vallende rechten of verplichtingen aan het recht van een grondgebied buiten de Unie onderworpen zijn, mag de overdracht niet plaatsvinden. Elke overdracht die in strijd met deze regel plaatsvindt, dient nietig te zijn.

(62)     Door ervoor te zorgen dat afwikkelingsautoriteiten dezelfde instrumenten en bevoegdheden tot hun beschikking hebben, wordt gecoördineerd optreden in geval van een faillissement van een grensoverschrijdende groep gemakkelijker gemaakt, maar er lijken toch verdere maatregelen nodig te zijn om de samenwerking te bevorderen en gefragmenteerde nationale reacties te vermijden. Afwikkelingsautoriteiten moeten ertoe worden verplicht elkaar te raadplegen bij de afwikkeling van verbonden entiteiten en samen te werken in afwikkelingscolleges teneinde een afwikkelingsregeling voor de hele groep overeen te komen. Afwikkelingscolleges moeten worden ingesteld rond de kern van de bestaande toezichtcolleges door er afwikkelingsautoriteiten in op te nemen en, in voorkomend geval, door er ministeries van Financiën bij te betrekken voor groepsentiteiten. In geval van een crisis moet het afwikkelingscollege een forum bieden voor de uitwisseling van informatie en de coördinatie van afwikkelingsmaatregelen.

(63)     Bij de afwikkeling van grensoverschrijdende groepen dient een evenwicht te worden nagestreefd tussen, enerzijds, de behoefte aan procedures die met de spoedeisendheid van de situatie rekening houden en efficiënte, billijke en tijdige oplossingen voor de groep als geheel mogelijk maken en, anderzijds, de noodzaak om de financiële stabiliteit te vrijwaren in alle lidstaten waar de groep actief is. De verschillende afwikkelingsautoriteiten dienen van gedachten te wisselen in het afwikkelingscollege. De afwikkelingsmaatregelen die de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau voorstelt, moeten in het kader van de groepsafwikkelingsplannen tussen de verschillende nationale afwikkelingsautoriteiten worden voorbereid en besproken. Afwikkelingscolleges dienen de standpunten te vertolken van de afwikkelingsautoriteiten van alle lidstaten waar de groep actief is, teneinde het nemen van snelle en gezamenlijke besluiten zoveel mogelijk te faciliteren. In afwikkelingsmaatregelen van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau dient steeds rekening te worden gehouden met het effect ervan op de financiële stabiliteit in de lidstaten waar de groep actief is. Dit moet worden gegarandeerd door de afwikkelingsautoriteiten van de lidstaat waar een dochteronderneming gevestigd is, de mogelijkheid te bieden verzet aan te tekenen tegen de besluiten van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau, niet alleen op grond van de gepastheid van afwikkelingsmaatregelen, maar ook op grond van de noodzaak om de financiële stabiliteit in de betrokken lidstaat te vrijwaren. ▌

(63 bis)           Deze richtlijn moet de groepsafwikkelingsautoriteiten en de andere relevante afwikkelingsautoriteiten een kader bieden voor om een groepsbenadering voor afwikkeling te ontwikkelen. Bij gebreke van een coherente groepsbenadering voor afwikkeling kan de nationalisatie van bankgroepen op basis van rechtspersoonlijkheid die door de afwikkelingsautoriteiten mag worden voorgeschreven, de integriteit van de interne markt in gevaar brengen en de lidstaten een stimulans geven om bankgroepen en rechtspersonen te redden.

(64)     De opstelling van een groepsafwikkelingsregeling zou moeten bijdragen aan een gecoördineerde afwikkeling waarbij de kans groter is dat het beste resultaat voor alle instellingen van een groep wordt bereikt. De groepsafwikkelingsregeling dient te worden voorgesteld door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau; zij dient bindend te zijn voor de leden van het afwikkelingscollege. ▌

(65)     In het kader van een groepsafwikkelingsregeling moeten nationale autoriteiten worden uitgenodigd hetzelfde instrument toe te passen op rechtspersonen die aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoen. ▌De afwikkelingsautoriteiten op groepsniveau moeten ▌de bevoegdheid hebben om het instrument van de overbruggingsinstelling op groepsniveau toe te passen (in voorkomend geval, met inbegrip van regelingen voor de lastenverdeling) om een groep als geheel te stabiliseren. De eigendom van dochterondernemingen kan aan de overbruggingsinstelling worden overgedragen met het oog op een latere verkoop ervan, in zijn geheel of afzonderlijk, als de marktomstandigheden gunstig zijn. Daarnaast moet de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau de bevoegdheid hebben om het instrument van de inbreng van de particuliere sector op het niveau van de moederonderneming toe te passen. Bovendien kan een afwikkelingsautoriteit die lid van het afwikkelingscollege is, naast de groepsafwikkelingsregeling aanvullende maatregelen nemen als zij dat noodzakelijk acht om de financiële stabiliteit of het algemene belang te beschermen.

(66)     Doeltreffende afwikkeling van internationaal actieve instellingen en groepen vereist samenwerkingsovereenkomsten tussen de Unie en afwikkelingsautoriteiten van derde landen. De samenwerking zal worden bevorderd als de afwikkelingsregelingen van derde landen op de gemeenschappelijke beginselen en benaderingen zijn gebaseerd die momenteel door de Raad voor financiële stabiliteit en de G20 worden ontwikkeld. Met dat doel voor ogen dient de EBA overeenkomstig artikel 33 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 administratieve kaderregelingen te ontwikkelingen en aan te gaan met autoriteiten van derde landen, en dienen de nationale autoriteiten bilaterale regelingen te sluiten die zoveel mogelijk in de lijn liggen van de EBA-kaderregelingen. Het treffen van deze regelingen tussen de nationale autoriteiten die voor het beheer van het faillissement van wereldwijde ondernemingen verantwoordelijk zijn, moet een manier zijn om een doeltreffende planning, besluitvorming en coördinatie met betrekking tot internationale groepen te garanderen. De EBA dient ook te worden belast met de erkenning van door afwikkelingsautoriteiten van derde landen getroffen maatregelen. ▌

(67)     Zowel met betrekking tot dochterondernemingen van groepen in de Unie of derde landen, als met betrekking tot bijkantoren van instellingen in de Unie of derde landen moet worden samengewerkt. Dochterondernemingen van groepen uit derde landen zijn ondernemingen die in de Unie zijn gevestigd en derhalve volledig onderworpen zijn aan het Unierecht, met inbegrip van de afwikkelingsinstrumenten waarin deze richtlijn voorziet. Het is echter noodzakelijk dat lidstaten het recht behouden de afwikkelingsmaatregelen ook toe te passen op bijkantoren van instellingen met hoofdkantoor in derde landen wanneer de erkenning en toepassing van procedures van derde landen met betrekking tot een bijkantoor de financiële stabiliteit in de Unie in gevaar zou brengen, of wanneer deposanten uit de Unie niet op dezelfde wijze als deposanten uit derde landen zouden worden behandeld. Om die redenen dient de EBA het recht te hebben om, na overleg met de nationale afwikkelingsautoriteiten, te weigeren procedures van derde landen met betrekking tot bijkantoren in de Unie van instellingen uit derde landen te erkennen. Indien dergelijke ongelijke behandeling van deposanten overeenkomstig de bank-, afwikkelings- of insolventiewetgeving van het derde land verplicht is gesteld, moeten de lidstaten het recht hebben om ook een voorafgaande subsidiariteitseis aan dergelijke bijkantoren op te leggen.

(68)     Er zijn omstandigheden waarin de doeltreffendheid van de toegepaste afwikkelingsinstrumenten afhankelijk kan zijn van de beschikbaarheid van kortetermijnfinanciering voor de instelling of een overbruggingsinstelling, de verlening van garanties aan potentiële kopers of de verstrekking van kapitaal aan de overbruggingsinstelling. Onverminderd de rol van de centrale banken om het financiële stelsel ook in tijden van stress van liquiditeiten te voorzien, is het belangrijk dat lidstaten financieringsregelingen opzetten om te vermijden dat de daartoe benodigde middelen uit de nationale begrotingen moeten komen. Het moet de financiële sector als geheel zijn die de stabilisatie van het financiële stelsel financiert.

(69)     In beginsel moeten voorafgaand aan en onafhankelijk van elke afwikkelingsmaatregel bijdragen van de sector worden geïnd. Als de financiering vooraf onvoldoende is om de verliezen of kosten te dekken die uit het gebruik van de financieringsregelingen voortvloeien, moeten er aanvullende bijdragen worden geïnd om de extra kosten of verliezen te dragen. Institutionele beschermingsregelingen kunnen als financieringsregelingen worden beschouwd. Lidstaten die een bankenheffing met een adequate omvang en structuur toepassen, kunnen deze op een heffing gebaseerde structuur als hun financieringsregeling beschouwen.

(70)     Om een kritische massa te bereiken en de procyclische effecten te vermijden die zich zouden voordoen indien financieringsregelingen bij een systeemcrisis uitsluitend op achteraf te betalen bijdragen aangewezen zouden zijn, is het absoluut noodzakelijk dat de van tevoren beschikbare financiële middelen van de nationale financieringsregelingen een zeker streefbedrag bereiken. ▌

(70 bis)           De nationale financieringsregelingen moeten worden gecontroleerd door en eigendom zijn van de lidstaat. De betalingen aan en uit de financieringsregelingen moeten symmetrisch zijn: de inkomsten en verhaalde bedragen uit alle door de financieringsregelingen gefinancierde afwikkelingsmaatregelen moeten terugvloeien naar de financieringsregelingen. Die inkomsten kunnen vergoedingen voor garanties omvatten. Evenzo moeten aandelen in kredietinstellingen of beleggingsondernemingen die met behulp van de financieringsregelingen zijn geherkapitaliseerd, eigendom zijn van de financieringsregelingen. Wanneer de afwikkelingsperiode afgelopen is en de aandelen verkocht zijn, moeten de inkomsten terugvloeien naar de financieringsregelingen.

(71)     Om een eerlijke berekening van de bijdragen te waarborgen en het ontplooien van activiteiten volgens een minder riskant model aan te moedigen, dient bij de bepaling van de bijdragen aan de nationale financieringsregelingen rekening te worden gehouden met de mate waarin kredietinstellingen krediet-, liquiditeits- of marktrisico lopen.

(72)     Het verzekeren van een doeltreffende afwikkeling van faillerende financiële instellingen binnen de Unie is een essentieel onderdeel van de voltooiing van de interne markt. Het faillissement van dergelijke instellingen heeft niet alleen gevolgen voor de financiële stabiliteit van de markten waarop zij rechtstreeks actief zijn, maar ook voor de Europese financiële markt als geheel. De voltooiing van de interne markt voor financiële diensten heeft de onderlinge verwevenheid van de verschillende nationale financiële systemen versterkt. De instellingen zijn immers buiten hun lidstaat van vestiging actief en zijn onderling vervlochten via de interbancaire en andere markten, die in wezen pan-Europees zijn. Het garanderen van een doeltreffende financiering van de afwikkeling van dergelijke instellingen onder gelijke voorwaarden in alle lidstaten is niet alleen in het belang van de lidstaten waarin zij opereren, maar van alle lidstaten in het algemeen als middel om gelijke concurrentievoorwaarden te waarborgen en een betere werking van de eengemaakte Europese financiële markt te bewerkstelligen. Het opzetten van een Europees Systeem van financieringsregelingen zou ervoor zorgen dat voor alle instellingen die in de Unie actief zijn, even doeltreffende regelingen voor afwikkelingsfinanciering bestaan en zou ook de stabiliteit van de interne markt mede in de hand werken.

(73)     Om de weerbaarheid van het Europees Systeem van financieringsregelingen te versterken en conform de doelstelling om te eisen dat de financiering vooral van de sector veeleer dan uit de overheidsbegrotingen dient te komen, moeten de nationale regelingen in noodsituaties de bevoegdheid hebben om van elkaar te lenen. Dergelijke leningen moeten op vrijwillige basis worden opgenomen en verstrekt.

(74)     Financieringsregelingen worden weliswaar op nationaal niveau opgezet, maar dienen elkaar bij te staan in de context van groepsafwikkelingen. ▌

(76)     Indien deposito's in de context van de afwikkeling van een kredietinstelling aan een andere instelling worden overgedragen, mogen de deposanten niet verzekerd zijn boven het dekkingsniveau dat in Richtlijn 94/19/EG is vastgelegd. Vorderingen met betrekking tot deposito's die bij de kredietinstelling in afwikkeling blijven, moeten derhalve worden beperkt tot het verschil tussen de overgedragen fondsen en het in Richtlijn 94/19/EG vastgelegde dekkingsniveau. Indien de overgedragen deposito's het dekkingsniveau overschrijden, mag de deposant geen vordering op het depositogarantiestelsel hebben met betrekking tot deposito's die bij de kredietinstelling in afwikkeling blijven.

(77)     Met het opzetten van financieringsregelingen door de oprichting van het Europees systeem van financieringsregelingen waarin deze richtlijn voorziet, zou een gecoördineerde aanwending worden verzekerd van de op nationaal niveau voor afwikkeling beschikbare middelen.

(78)     Technische normen voor financiële diensten moeten een consistente harmonisatie en toereikende bescherming van deposanten, beleggers en consumenten in de hele Unie garanderen. Het zou efficiënt en passend zijn om de EBA, als orgaan met hooggespecialiseerde expertise, te belasten met de uitwerking van aan de Commissie voor te leggen ontwerpen van technische regulerings- en uitvoeringsnormen die geen beleidskeuzen inhouden.

(79)     De Commissie dient de door de EBA ontwikkelde ontwerpen van technische reguleringsnormen aan te nemen door middel van gedelegeerde handelingen krachtens artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

(80)     De Commissie dient bevoegd te zijn om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gedelegeerde handelingen vast te stellen voor de volgende doeleinden: ▌beschrijving van de omstandigheden waaronder, voor de toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector, bestaande aandelen dienen te worden ingetrokken en verplichtingen in aandelen moeten worden omgezet, beschrijving van de omstandigheden waaronder afwikkelingsprocedures van derde landen niet mogen worden erkend, ▌vaststelling van criteria voor het aanpassen van de bijdragen aan de financieringsregelingen aan het risicoprofiel van de instellingen, vaststelling van verplichtingen om de effectieve betaling van de bijdragen aan de financieringsregelingen te waarborgen, en vaststelling van de voorwaarden voor onderlinge leningen tussen nationale financieringsregelingen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau.

(81)     In sommige gevallen verdient het aanbeveling dat de convergentie van de praktijken van de nationale autoriteiten in eerste instantie door de EBA wordt bevorderd aan de hand van richtsnoeren, en dat in een latere fase, op basis van de als gevolg van de toepassing van de EBA-richtsnoeren ontstane convergentie, de Commissie de bevoegdheid wordt verleend gedelegeerde handelingen aan te nemen.

(82)     Bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen moet de Commissie ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(83)     Het Europees Parlement en de Raad dienen te beschikken over een termijn van drie maanden vanaf de datum van kennisgeving om bezwaar aan te tekenen tegen een gedelegeerde handeling. Het Europees Parlement en de Raad moeten de andere instellingen in kennis kunnen stellen van hun voornemen om geen bezwaar aan te tekenen.

(84)     In de verklaring bij artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die gehecht is aan de Slotakte van de intergouvernementele conferentie tot aanneming van het Verdrag van Lissabon, nam de conferentie nota van het voornemen van de Commissie om de door de lidstaten aangewezen deskundigen te blijven raadplegen bij de voorbereiding van haar ontwerpen van gedelegeerde handelingen op het gebied van financiële diensten, overeenkomstig haar vaste praktijk.

(85)     De Commissie dient ook bevoegd te zijn technische uitvoeringsnormen aan te nemen door middel van uitvoeringshandelingen krachtens artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010. De EBA moet worden belast met het opstellen van technische uitvoeringsnormen die aan de Commissie worden voorgelegd.

(86)     Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen[14] regelt de wederzijdse erkenning en handhaving in alle lidstaten van besluiten met betrekking tot de sanering of liquidatie van kredietinstellingen die bijkantoren hebben in andere lidstaten dan die waarin ze hun statutaire zetel hebben. Deze richtlijn zorgt ervoor dat alle activa en passiva van de kredietinstelling, ongeacht het land waarin deze zich bevinden, in één enkele procedure in de lidstaat van herkomst worden behandeld en dat de crediteuren in de lidstaten van ontvangst op dezelfde manier als de crediteuren in de lidstaat van herkomst worden behandeld; om tot een doeltreffende afwikkeling te komen, moet Richtlijn 2001/24/EG ook bij het gebruik van afwikkelingsinstrumenten gelden, zowel wanneer deze instrumenten op kredietinstellingen worden toegepast, als wanneer ze worden toegepast op andere entiteiten die onder de afwikkelingsregeling vallen. Richtlijn 2001/24/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(87)     De Unierichtlijnen inzake vennootschapsrecht bevatten verplichte regels voor de bescherming van aandeelhouders en crediteuren van kredietinstellingen die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijnen vallen. In een situatie waarin afwikkelingsautoriteiten snel moeten handelen, kunnen deze regels hun doeltreffende optreden en het gebruik van afwikkelingsinstrumenten en -bevoegdheden belemmeren en zouden afwijkingen mogelijk moeten zijn. Om maximale rechtszekerheid voor de belanghebbende partijen te garanderen, moeten de afwijkingen duidelijk en precies worden omschreven en mogen ze alleen in het algemeen belang worden gebruikt, mits is voldaan aan de voorwaarden om tot afwikkeling over te gaan. Aan het gebruik van afwikkelingsinstrumenten is de voorwaarde verbonden dat de in deze richtlijn neergelegde afwikkelingsdoelstellingen en -voorwaarden in acht worden genomen.

(88)     De Tweede Richtlijn 77/91/EEG van de Raad van 13 december 1976 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 58, tweede alinea, van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken[15] bevat regels betreffende het recht van aandeelhouders om besluiten te nemen over een kapitaalverhoging en -vermindering, over hun recht om deel te nemen aan elke nieuwe uitgifte van aandelen voor inbreng in geld, over de bescherming van crediteuren in geval van een kapitaalvermindering en over het bijeenroepen van een aandeelhoudersvergadering in geval van een ernstig kapitaalverlies. Deze regels kunnen het snelle optreden van afwikkelingsautoriteiten belemmeren en het zou dan ook mogelijk moeten zijn ervan af te wijken.

(89)     Richtlijn 2011/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende fusies van naamloze vennootschappen[16] bevat regels voor onder meer de goedkeuring van fusies door de algemene vergadering van elk van de vennootschappen die de fusie aangaan, voor vereisten met betrekking tot ontwerpvoorwaarden voor fusie, het beheersverslag en het deskundigenverslag, en de bescherming van crediteuren. De Zesde Richtlijn 82/891/EEG van de Raad van 17 december 1982 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende splitsingen van naamloze vennootschappen[17] bevat vergelijkbare regels met betrekking tot de splitsing van naamloze vennootschappen. Richtlijn 2005/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen[18] bevat overeenkomstige regels met betrekking tot grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen. Afwijking van deze richtlijnen zou mogelijk moeten zijn om afwikkelingsautoriteiten in staat te stellen snel te handelen.

(90)     In Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod[19] is de verplichting vastgelegd om op alle aandelen van de vennootschap een openbaar overnamebod tegen een billijke prijs als omschreven in de richtlijn uit te brengen, indien iemand rechtstreeks of middellijk en alleen of samen met in onderling overleg met hem handelende personen een bepaald, in het nationale recht vastgelegde percentage van de aandelen van deze vennootschap verwerft waarmee hij zeggenschap over de vennootschap verkrijgt. Doel van het verplichte bod is het beschermen van de minderheidsaandeelhouders bij een wijziging van zeggenschap. Het vooruitzicht van een dergelijke dure verplichting kan mogelijke investeerders in de getroffen instelling echter afschrikken, waardoor het moeilijk kan zijn voor de afwikkelingsautoriteiten om al hun afwikkelingsbevoegdheden uit te oefenen. Afwijking van de regel inzake het verplichte bod zou mogelijk moeten zijn voor zover dat nodig is om van de afwikkelingsbevoegdheden gebruik te kunnen maken. Na de afwikkelingsperiode zou de regel van het verplichte bod echter wederom moeten gelden voor iedereen die zeggenschap over de getroffen instelling verkrijgt.

(91)     In Richtlijn 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen[20] zijn de procedurele aandeelhoudersrechten met betrekking tot de algemene vergadering vastgelegd. In Richtlijn 2007/36/EG is onder andere de minimale oproepingsperiode voor de algemene vergadering en de inhoud van de oproeping vastgelegd. Deze regels kunnen een snel optreden door de afwikkelingsautoriteiten bemoeilijken. Er dient dan ook van de richtlijn te kunnen worden afgeweken. Voorafgaand aan de afwikkeling kan het nodig zijn het kapitaal snel te verhogen indien de instelling (waarschijnlijk) niet voldoet aan de vereisten van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG en het waarschijnlijk is dat een kapitaalverhoging de financiële positie zal herstellen en een situatie waarin de drempelvoorwaarde voor de afwikkeling wordt gehaald, kan worden vermeden. De aandeelhouders moeten echter hun beslissingsbevoegdheid ten aanzien van de kapitaalverhoging en de inkorting van de oproepingsperiode voor de algemene vergadering behouden. Voor de instelling van dit mechanisme zou in een afwijking van Richtlijn 2007/36/EG moeten worden voorzien.

(92)     Om te garanderen dat de voor de afwikkeling verantwoordelijke autoriteiten in de bij Verordening (EU) nr. 1092/2010 opgerichte Europese Raad voor systeemrisico's vertegenwoordigd zijn en ervoor te zorgen dat de EBA over de nodige deskundigheid beschikt om de haar bij deze richtlijn toebedeelde taken uit te voeren, dient Verordening (EU) nr. 1093/2010 te worden gewijzigd om het bij genoemde verordening vastgestelde concept van bevoegde autoriteiten uit te breiden tot de nationale afwikkelingsautoriteiten als omschreven in deze richtlijn. Een dergelijke gelijkstelling van afwikkelingsautoriteiten en bevoegde autoriteiten uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1093/2010 is consistent met de overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 aan de EBA toevertrouwde functies om actief bij te dragen en deel te nemen aan de ontwikkeling van herstel- en afwikkelingsplannen en om de afwikkeling van faillerende instellingen, en in het bijzonder van grensoverschrijdende groepen, te vergemakkelijken.

(93)     Opdat instellingen, de personen die hun bedrijf feitelijk leiden en de leden van het leidinggevend orgaan van de instellingen aan de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen voldoen en in de gehele Unie op dezelfde wijze worden behandeld, dient van de lidstaten te worden verlangd dat zij voorzien in administratieve sancties en maatregelen die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Daarom moeten de door de lidstaten vastgestelde administratieve maatregelen en sancties aan bepaalde essentiële vereisten voldoen op het gebied van adressaten, in aanmerking te nemen criteria bij het opleggen van een sanctie of maatregel, bekendmaking van sancties of maatregelen, essentiële sanctiebevoegdheden en omvang van administratieve geldboeten.

(94)     Deze richtlijn heeft betrekking op zowel administratieve sancties als maatregelen, zodat alle acties worden bestreken die worden ondernomen nadat een schending heeft plaatsgevonden, en die bedoeld zijn om verdere inbreuken te voorkomen, ongeacht of deze in nationaal recht als een sanctie dan wel als een maatregel worden aangemerkt.

(95)     Deze richtlijn dient alle in de wetgeving van de lidstaten voorkomende bepalingen met betrekking tot strafrechtelijke sancties onverlet te laten.

(96)     Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken[21] hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in alle gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.

(97)     Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en strookt met de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, en in het bijzonder het recht op eigendom, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht en de rechten van de verdediging,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I

TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES, ▌AUTORITEITEN, SAMENWERKING EN INSTELLINGEN MET GRENSOVERSCHRIJDENDE ACTIVITEITEN

Artikel 1

Voorwerp en toepassingsgebied

In deze richtlijn worden de regels en procedures vastgelegd voor het herstel en de afwikkeling van de volgende entiteiten:

(a) kredietinstellingen en beleggingsondernemingen;

(b) financiële instellingen wanneer deze dochterondernemingen zijn van een kredietinstelling of beleggingsonderneming, dan wel van een onder c) en d) bedoelde holding, en onder het toezicht op geconsolideerde basis op de moederonderneming vallen in overeenstemming met titel V, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 1, van Richtlijn 2006/48/EG;

(c) financiële holdings, gemengde financiële holdings en gemengde holdings;

(d) financiële moederholdings in een lidstaat, financiële moederholdings in de Unie, gemengde financiële moederholdings in een lidstaat, gemengde financiële moederholdings in de Unie;

(e) bijkantoren van instellingen met hoofdkantoor buiten de Unie onder de specifieke voorwaarden die in deze richtlijn zijn vastgelegd.

Wanneer zij de voorschriften uit hoofde van deze richtlijn vaststellen en toepassen en wanneer zij de verschillende instrumenten waarover zij beschikken, gebruiken ten aanzien van een entiteit als bedoeld in de eerste alinea, houden de afwikkelingsautoriteiten en de bevoegde autoriteiten rekening met de aard van haar bedrijfsactiviteiten, haar aandeelhoudersstructuur, haar rechtsvorm, haar risicoprofiel, omvang en juridische status, haar verwevenheid met andere instellingen of met het financiële stelsel als geheel, de reikwijdte en de complexiteit van haar activiteiten, haar deelname aan een institutioneel protectiestelsel (IPS) dat aan de vereisten van artikel 113, lid 7, van [CRR] voldoet of andere coöperatieve, op wederzijdse solidariteit gebaseerde systemen als bedoeld in artikel 113, lid 6, van die richtlijn, en de vraag of zij beleggingsdiensten of ‑activiteiten als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 2, van Richtlijn 2004/39/EG verricht.

Artikel 2

Definities

1.        Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

(1)  "afwikkeling": de herstructurering van een instelling om de continuïteit van haar essentiële functies te verzekeren, de financiële stabiliteit te vrijwaren en de levensvatbaarheid van de gehele instelling of een deel ervan te herstellen;

(2)  "kredietinstelling": een kredietinstelling als omschreven in artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2006/48/EG;

(3)  "beleggingsonderneming": een beleggingsonderneming als omschreven in artikel 3, punt 1, onder b), van Richtlijn 2006/49/EG welke onderworpen is aan het aanvangskapitaalvereiste van artikel 9 van genoemde richtlijn;

(4)  "financiële instelling": een financiële instelling als omschreven in artikel 4, punt 5, van Richtlijn 2006/48/EG;

(5)  "dochteronderneming": een dochteronderneming als omschreven in artikel 4, punt 13, van Richtlijn 2006/48/EG;

(6)  "moederonderneming": een moederonderneming als omschreven in artikel 4, punt 12, van Richtlijn 2006/48/EG;

(7)  "geconsolideerde basis": op basis van de geconsolideerde financiële positie van een groep die is onderworpen aan toezicht op geconsolideerde basis in de zin van titel V, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling I, van Richtlijn 2006/48/EG of subconsolidatie in de zin van artikel 73, lid 2, van genoemde richtlijn;

(7 bis) "IPS": een institutioneel protectiestelsel (IPS) dat voldoet aan de in artikel 113, lid 7, van [CRR] vastgestelde vereisten;

(8)  "financiële holding": een financiële instelling waarvan de dochterondernemingen uitsluitend of hoofdzakelijk instellingen of financiële instellingen zijn, waarbij ten minste een van die dochterondernemingen een instelling is, en die geen gemengde financiële holding in de zin van artikel 2, punt 15, van Richtlijn 2002/87/EG is;

(9)  "gemengde financiële holding": een gemengde financiële holding als omschreven in artikel 2, punt 15, van Richtlijn 2002/87/EG;

(10)  "gemengde holding": een gemengde holding als omschreven in artikel 4, punt 20, van Richtlijn 2006/48/EG of artikel 3, punt 3, onder b) van Richtlijn 2006/49/EG;

(11)  "financiële moederholding in een lidstaat": een financiële holding die zelf geen dochteronderneming is van een instelling waaraan in dezelfde lidstaat vergunning is verleend, of van een financiële holding of gemengde financiële holding die in dezelfde lidstaat is opgericht;

(12)  "financiële moederholding in de Unie": een financiële moederholding die geen dochteronderneming is van een instelling waaraan in een lidstaat vergunning is verleend, of van een andere in een lidstaat opgerichte financiële holding of gemengde financiële holding;

(13)  "gemengde financiële moederholding in een lidstaat": een gemengde financiële holding die zelf geen dochteronderneming is van een instelling waaraan in dezelfde lidstaat vergunning is verleend, of van een financiële holding of gemengde financiële holding die in dezelfde lidstaat is opgericht;

(14)  "gemengde financiële moederholding in de Unie": een gemengde financiële moederholding die geen dochteronderneming is van een kredietinstelling waaraan in een lidstaat vergunning is verleend of een andere in een lidstaat opgerichte financiële holding of gemengde financiële holding;

(15)  "afwikkelingsdoelstellingen": de in artikel 26, lid 2, omschreven doelstellingen;

(16)  "bijkantoor": een bijkantoor als omschreven in artikel 4, punt 3, van Richtlijn 2006/48/EG;

(17)  "afwikkelingsautoriteit": een door een lidstaat overeenkomstig artikel 3 aangewezen autoriteit;

(18)  "afwikkelingsinstrument": het instrument van verkoop van de onderneming, het instrument van de overbruggingsinstelling, het instrument van afsplitsing van activa of het instrument van de inbreng van de particuliere sector;

(19)  "afwikkelingsbevoegdheid": een van de bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 56 tot en met 63;

(20)  "bevoegde autoriteit": bevoegde autoriteit als omschreven in artikel 4, punt 40, van [CRR] en de Europese Centrale Bank in haar toezichtfunctie overeenkomstig [GTM/ECB-verordening];

(21)  "bevoegde ministeries": de ministeries van Financiën of andere ministeries die uit hoofde van hun nationale bevoegdheden voor economische, financiële en begrotingsbeslissingen verantwoordelijk zijn;

(22)  "zeggenschap": de in artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG omschreven relatie die bestaat tussen een moederonderneming en een dochteronderneming of een relatie van dezelfde aard tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een onderneming;

(23)  "instelling": een kredietinstelling of beleggingsonderneming;

(24)  "bestuur": de in artikel 11 van Richtlijn 2006/48/EG bedoelde personen die daadwerkelijk het beleid van de kredietinstelling bepalen;

(24 bis)           "leidinggevend orgaan": leidinggevend orgaan als omschreven in artikel 3, lid 1, punt 7, van [CRD IV];

(24 ter)           "hoger management": hoger management als omschreven in artikel 3, lid 1, punt 9, van [CRD IV];

(25)  "groep": een moederonderneming en haar dochterondernemingen;

(26)  "buitengewone openbare financiële steun": staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of elke andere openbare financiële steun op supranationaal niveau die als hij op nationaal niveau werd verstrekt, staatssteun zou vormen, die wordt verstrekt om de levensvatbaarheid, liquiditeit of solvabiliteit van een instelling te vrijwaren of te herstellen;

(26 bis)           "systeemcrisis": een verstoring van het financiële stelsel met mogelijk ernstige negatieve gevolgen voor de interne markt en de reële economie; alle soorten financiële intermediairs, markten en infrastructuur kunnen tot op zekere hoogte potentieel systeemrelevant zijn;

(27)  "groepsentiteit": een rechtspersoon die deel uitmaakt van een groep;

(28)  "herstelplan": een plan dat door een instelling in overeenstemming met artikel 5 wordt opgesteld en bijgehouden;

(29)  "kritieke functies": de activiteiten, diensten en bedrijfsactiviteiten waarvan de onderbreking naar alle waarschijnlijkheid tot een verstoring van de economie van of de financiële markten in een of meer lidstaten zou leiden;

(30)  "kernbedrijfsonderdelen": bedrijfsonderdelen en daarmee samenhangende diensten die een materiële bron van inkomsten, winst of franchisewaarde voor een instelling vormen;

(31)  "consoliderende toezichthouder": de voor het toezicht op geconsolideerde basis verantwoordelijke bevoegde autoriteit als omschreven in artikel 4, punt 48, van Richtlijn 2006/48/EG;

(32)  "eigen vermogen": eigen vermogen in de zin van titel V, hoofdstuk 2, van Richtlijn 2006/48/EG;

(33)  "afwikkelingsvoorwaarden": de in artikel 27, lid 1, vastgestelde voorwaarden;

(34)  "afwikkelingsmaatregel": het overeenkomstig artikel 27 genomen besluit om een instelling af te wikkelen, de toepassing van een afwikkelingsinstrument op, of de uitoefening van een of meer afwikkelingsbevoegdheden met betrekking tot een instelling;

(35)  "afwikkelingsplan": een plan dat de betrokken afwikkelingsautoriteit overeenkomstig artikel 9 voor een instelling heeft opgesteld;

(36)  "groepsafwikkeling":

(a) het nemen van een afwikkelingsmaatregel op het niveau van de moederonderneming of instelling waarop toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend, of

(b) de coördinatie van de toepassing van afwikkelingsinstrumenten en de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden door afwikkelingsautoriteiten met betrekking tot groepsentiteiten die aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoen;

(37)  "groepsafwikkelingsplan": een plan voor groepsafwikkeling dat overeenkomstig de artikelen 11 en 12 is opgesteld;

(38)  "afwikkelingsautoriteit op groepsniveau": de afwikkelingsautoriteit in de lidstaat waar de consoliderende toezichthouder is gevestigd;

(39)  "afwikkelingscollege": een college dat overeenkomstig artikel 80 is opgericht voor het uitvoeren van de bij de artikelen 12, 13 en 83 voorgeschreven taken;

(40)  "normale insolventieprocedures": de collectieve insolventieprocedures die ertoe leiden dat de debiteur het beheer en de beschikking over zijn vermogen geheel of gedeeltelijk verliest en dat een liquidateur wordt aangewezen, die normaalgesproken op grond van het nationaal recht op instellingen van toepassing zijn, en die ofwel specifiek voor die instellingen gelden, ofwel algemeen op alle natuurlijke en rechtspersonen van toepassing zijn;

(41)  "in artikel 56, onder d), i), l) en m), bedoelde schuldinstrumenten": obligaties en andere vormen van overdraagbare schuld, ieder instrument dat een schuld creëert of erkent, en instrumenten die recht geven op het verwerven van schuldinstrumenten;

(42)  "moederinstelling in een lidstaat": een moederkredietinstelling in een lidstaat als omschreven in artikel 4, punt 14, van Richtlijn 2006/48/EG, of een moederbeleggingsonderneming in een lidstaat als omschreven in artikel 3, onder f), van Richtlijn 2006/49/EG;

(43)  "moederinstelling in de Unie": een moederkredietinstelling in de Unie als omschreven in artikel 4, punt 16, van Richtlijn 2006/48/EG of een moederbeleggingsonderneming in de Unie als omschreven in artikel 3, onder g), van Richtlijn 2006/49/EG;

(44)  "eigenvermogensvereisten": de vereisten van artikel 75 van Richtlijn 2006/48/EG;

(45)  "toezichtcollege": een overeenkomstig artikel 131 bis van Richtlijn 2006/48/EG opgericht college van toezichthouders;

(46)  "staatssteunregels van de Unie": het kader dat is vastgesteld bij de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de verordeningen die krachtens artikel 107 of artikel 106, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn uitgevaardigd of aangenomen;

(47)  "liquidatie": het te gelde maken van activa van een instelling;

(48)  "instrument van afsplitsing van activa": de overdracht door een afwikkelingsautoriteit die de overdrachtsbevoegdheden uitoefent, van activa en rechten van een instelling die aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet aan een afzonderlijk vehikel voor activabeheer in overeenstemming met artikel 36;

(49)  "instrument van de inbreng van de particuliere sector" (bail in): de uitoefening door een afwikkelingsautoriteit van de bevoegdheden tot het afschrijven of omzetten van de passiva van een instelling die aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet, in overeenstemming met artikel 37;

(50)  "instrument van verkoop van de onderneming": een overdracht door een afwikkelingsautoriteit van eigendomsinstrumenten of activa, rechten of verplichtingen van een instelling die aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet aan een koper die geen overbruggingsinstelling is, in overeenstemming met artikel 32;

(51)  "instrument van de overbruggingsinstelling": de bevoegdheid tot overdracht van de activa, rechten of verplichtingen van een instelling die aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet aan een overbruggingsinstelling, in overeenstemming met artikel 34;

(52)  "overbruggingsinstelling": een rechtspersoon die volledig eigendom is van een of meer overheidsinstanties (waarvan de afwikkelingsautoriteit deel kan uitmaken) en die is opgericht voor de ontvangst van sommige of alle activa, rechten en verplichtingen van een instelling in afwikkeling met het oog op het verrichten van een deel van of al haar diensten en activiteiten;

(53)  "eigendomsinstrumenten": aandelen, instrumenten die recht geven op eigendom in onderlinge maatschappijen, instrumenten die kunnen worden omgezet in of recht geven op de verwerving van aandelen of eigendomsinstrumenten, en instrumenten die belangen in aandelen of eigendomsinstrumenten vertegenwoordigen;

(54)  "overdrachtsbevoegdheden": de in artikel 56, lid 1, onder c), d) of e), bedoelde bevoegdheden tot het overdragen van aandelen, andere eigendomsinstrumenten, schuldinstrumenten, activa, rechten of verplichtingen, dan wel een willekeurige combinatie daarvan door een instelling in afwikkeling aan een ontvanger;

(55)  "centrale tegenpartij": een rechtspersoon die zichzelf tussen de tegenpartijen bij een transactie op een of meer financiële markten plaatst en daarbij de koper wordt voor elke verkoper en de verkoper voor elke koper;

(56)  "derivaten": een in afdeling C, punten 4 tot en met 10, van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad[22] genoemd financieel instrument;

(57)  "afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden": de in artikel 56, lid 1, onder f) tot en met l), bedoelde bevoegdheden;

(58)  "door zekerheid gedekte verplichting": een verplichting waarbij het recht van de crediteur op betaling gedekt wordt door een verpanding van activa, een pand of pandrecht, of zekerheidsregelingen, met inbegrip van verplichtingen die voortvloeien uit retrocessietransacties en andere zekerheidsovereenkomsten die tot overdracht van eigendom/gerechtigdheid leiden;

(59)  "aanvullende tier 1-instrumenten": kapitaalinstrumenten die overeenkomstig artikel 57, onder c bis), van Richtlijn 2006/48/EG als eigen vermogen in aanmerking komen;

(60)  "totaalbedrag": het totale bedrag op basis waarvan de afwikkelingsautoriteit heeft geoordeeld dat de in aanmerking komende passiva in overeenstemming met artikel 41, lid 1, moeten worden afgeschreven of omgezet;

(61)  "tier 1-kernkapitaalinstrumenten": kapitaalinstrumenten die overeenkomstig artikel 57, onder a), van Richtlijn 2006/48/EG als eigen vermogen in aanmerking komen;

(62)  "in aanmerking komende passiva": de passiva van een instelling die krachtens artikel 38, lid 2, niet van de toepassing van het instrument van schuldafschrijving zijn uitgesloten;

(63)  "depositogarantiestelsel": een overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 94/19/EG door een lidstaat ingevoerd en officieel erkend depositogarantiestelsel;

(64)  "tier 2-instrumenten": kapitaalinstrumenten die overeenkomstig artikel 56, onder f) en h), van Richtlijn 2006/48/EG als eigen vermogen in aanmerking komen;

(65)  "relevante kapitaalinstrumenten" voor de toepassing van titel IV, hoofdstuk III, afdelingen 5 en 6: aanvullende tier 1-instrumenten en tier 2-instrumenten;

(66)  "omzettingskoers": de factor die het aantal gewone aandelen bepaalt waarin een passivum van een bepaalde categorie zal worden omgezet, met verwijzing naar hetzij een enkel instrument van de desbetreffende categorie, hetzij een welbepaalde waarde-eenheid van een schuldvordering;

(67)  "getroffen crediteur": een crediteur wiens vordering betrekking heeft op een verplichting die verlaagd is of in aandelen is omgezet middels de uitoefening van een afschrijvings- of omzettingsbevoegdheid;

(68)  "getroffen aandeelhouder": een aandeelhouder wiens aandelen zijn ingetrokken middels de in artikel 56, lid 1, onder j), bedoelde bevoegdheid;

(69)  "geëigende autoriteit": de overeenkomstig artikel 54 aangewezen autoriteit van de lidstaat die op grond van het nationale recht van deze lidstaat bevoegd is voor het doen van de in de artikelen 51, lid 1, bedoelde vaststellingen;

(70)  "betrokken moederinstelling": een moederinstelling in een lidstaat, een moederinstelling in de Unie, een financiële holding, een gemengde financiële holding, een gemengde holding, een financiële moederholding in een lidstaat, een financiële moederholding in de Unie, een gemengde financiële moederholding in een lidstaat of een gemengde financiële moederholding in de Unie in verband waarmee het instrument van de inbreng van de particuliere sector wordt toegepast;

(71)  "ontvanger": de entiteit waaraan de aandelen, andere eigendomsinstrumenten, schuldinstrumenten, activa, rechten of verplichtingen of een willekeurige combinatie daarvan door een instelling in afwikkeling worden overgedragen;

(72)  "werkdag": elke andere dag dan zaterdag, zondag of een nationale feestdag in de lidstaat van herkomst van de instelling;

(73)  "beëindigingsrecht": een recht om een contract te beëindigen in geval van wanbetaling zoals gedefinieerd in of voor de toepassing van het contract, met inbegrip van een eventueel daaraan verbonden recht om verplichtingen te versnellen, voortijdig te beëindigen, te verrekenen of te salderen, dan wel een eventuele daaraan verwante bepaling die een verplichting van een partij bij het contract om een betaling te doen opschort, wijzigt of nietig verklaart;

(74)  "instelling in afwikkeling": een instelling, een financiële instelling, een financiële holding, een gemengde financiële holding, een gemengde holding, een financiële moederholding in een lidstaat, een financiële moederholding in de Unie, een gemengde financiële moederholding in een lidstaat of een gemengde financiële moederholding in de Unie ten aanzien waarvan een afwikkelingsmaatregel is genomen;

(75)  "binnenlandse dochterinstelling": een instelling die in een lidstaat is gevestigd en die een dochteronderneming is van een instelling of financiële holding van een derde land;

(76)  "moederonderneming in de Unie": een moederinstelling in de Unie, een financiële moederholding in de Unie of een gemengde financiële moederholding in de Unie;

(77)  "instelling van een derde land": een entiteit waarvan het hoofdkantoor zich in een derde land bevindt, waaraan naar het recht van dat derde land vergunning is verleend om de in bijlage I van Richtlijn 2006/48/EG of de in bijlage I, afdeling A, van Richtlijn 2004/39/EG opgesomde werkzaamheden uit te oefenen;

(78)  "afwikkelingsmaatregel van een derde land": een maatregel krachtens de wet- of regelgeving van een derde land om het faillissement van een instelling van een derde land te beheren die, wat de resultaten betreft, vergelijkbaar is met afwikkelingsmaatregelen uit hoofde van deze richtlijn;

(79)  "binnenlands bijkantoor": een bijkantoor van een instelling van een derde land dat in een lidstaat is gevestigd;

(80)  "betrokken autoriteit van een derde land": een autoriteit van een derde land die verantwoordelijk is voor de uitoefening van functies die vergelijkbaar zijn met die van afwikkelingsautoriteiten of bevoegde autoriteiten uit hoofde van deze richtlijn;

(81)  "groepsfinancieringsregeling": de financieringsregeling of –regelingen van de lidstaat van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau;

(82)  "back-to-backtransactie": een transactie die plaatsvindt tussen twee groepsentiteiten voor het geheel of gedeeltelijk overdragen van het risico dat wordt gegenereerd door een andere transactie die tussen een van deze groepsentiteiten en een derde heeft plaatsgevonden;

(83)  "garantie binnen de groep": een contract waarmee één groepsentiteit zich garant stelt voor de verplichtingen van een andere groepsentiteit jegens een derde.

2.        Ingeval in deze richtlijn naar Verordening (EU) nr. 1093/2010 wordt verwezen, worden afwikkelingsautoriteiten als omschreven in punt 17 van dit lid voor de toepassing van die verordening als bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 4, lid 2, van die verordening aangemerkt.

3.        Om een eenvormige toepassing van deze richtlijn te garanderen, is de EBA bevoegd ontwerpen van technische reguleringsnormen te ontwikkelen met het oog op de nadere uitwerking van de in de punten 29 en 30 van lid 1 vervatte definities van "kritieke functies" en "kernbedrijfsonderdelen".

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 3

Aanwijzing van de voor afwikkeling verantwoordelijke autoriteiten

1.          Elke lidstaat wijst één autoriteit aan waaraan de bevoegdheid wordt verleend om de afwikkelingsinstrumenten toe te passen en de afwikkelingsbevoegdheden uit te oefenen (de afwikkelingsautoriteit).

2.          De afwikkelingsautoriteit is een overheidsorgaan.

3.          De afwikkelingsautoriteit kan de ▌centrale bank, het bevoegde ministerie of een ander overheidsorgaan zijn, op voorwaarde dat dit niet ook de bevoegde autoriteit is. De lidstaten dragen er ▌zorg voor dat er binnen de ▌centrale banken, bevoegde ministeries of andere overheidsorganen een functionele scheiding bestaat tussen de afwikkelingsfunctie en de toezicht- of andere functies van de betrokken autoriteit. De afwikkelingsfunctie streeft alleen de in deze richtlijn omschreven doelstellingen na.

4.          ▌De lidstaten eisen dat de afwikkelingsautoriteit bij de voorbereiding, planning en toepassing van afwikkelingsbesluiten nauw samenwerkt met de autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht voor de toepassing van [CRD IV en CRR].

4 bis.     Indien de instelling beleggingsdiensten of -activiteiten verricht als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 2, van Richtlijn 2004/39/EG, worden de bevoegde autoriteit als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 22, van die richtlijn en de ESMA geraadpleegd alvorens er een vroegtijdige interventiemaatregel of afwikkelingsmaatregel wordt genomen en, indien raadpleging niet mogelijk is, op de hoogte gehouden.

5.          Teneinde de systeemimplicaties en de gevolgen voor de overheidsmiddelen te beoordelen, wordt elk besluit van de aangewezen afwikkelingsautoriteit op grond van deze richtlijn in onderlinge overeenstemming met het bevoegde ministerie en de centrale bank genomen.

5 bis.  In besluiten die de bevoegde autoriteiten, de afwikkelingsautoriteiten en de EBA overeenkomstig deze richtlijn nemen, wordt rekening gehouden met de mogelijke gevolgen van het besluit in alle lidstaten waar de instelling of de groep actief is en worden de negatieve gevolgen voor de financiële stabiliteit en negatieve economische en sociale gevolgen in die lidstaten zoveel mogelijk beperkt. Op besluiten van de EBA is artikel 38 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van toepassing.

6.          De lidstaten dragen er zorg voor dat de overeenkomstig lid 1 aangewezen autoriteiten de deskundigheid, middelen en operationele capaciteit hebben om afwikkelingsmaatregelen uit te voeren en hun bevoegdheden kunnen uitoefenen met de snelheid en flexibiliteit die nodig zijn om de afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken.

6 bis.     De EBA ontwikkelt de nodige deskundigheid, middelen en operationele capaciteit en houdt, onder meer door periodieke collegiale toetsingen, toezicht op de uitvoering van lid 6.

7.          Indien een lidstaat in afwijking van lid 1 meerdere autoriteiten aanwijst voor het toepassen van de afwikkelingsinstrumenten en het uitoefenen van de afwikkelingsbevoegdheden, stelt hij de EBA en de Commissie daarvan met volledige opgave van redenen in kennis en verdeelt hij de functies en bevoegdheden duidelijk tussen deze autoriteiten, zorgt hij voor toereikende coördinatie tussen de autoriteiten en wijst hij één autoriteit aan als contactautoriteit voor de samenwerking en coördinatie met de betrokken autoriteiten van andere lidstaten.

8.          De lidstaten stellen de Europese Bankautoriteit (EBA) in kennis van de nationale autoriteit of autoriteiten die als afwikkelingsautoriteit(en) en contactautoriteit is/zijn aangewezen en, in voorkomend geval, van hun specifieke functies en verantwoordelijkheden. De EBA publiceert een lijst van deze afwikkelingsautoriteiten.

8 bis.     De lidstaten zorgen ervoor dat de afwikkelingsautoriteit en haar personeel niet aansprakelijkheid zijn voor maatregelen die zij hebben genomen of niet hebben genomen bij de vervulling of beoogde vervulling van hun taken, tenzij het nemen of het niet nemen van de maatregelen overeenkomstig het nationale recht neerkomt op een nalatigheid of een fout.

TITEL II

VOORBEREIDING

Hoofdstuk I

Herstel- en afwikkelingsplanning

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 4

Vereenvoudigde verplichtingen voor bepaalde instellingen

1.          Gezien het effect dat het faillissement van een instelling als gevolg van de aard van haar bedrijfsactiviteiten, haar aandeelhoudersstructuur, haar rechtsvorm, haar risicoprofiel, omvang en juridische status, haar verwevenheid met andere instellingen of met het financiële stelsel als geheel, de reikwijdte en de complexiteit van haar activiteiten, haar deelname aan een IPS of andere coöperatieve, op wederzijdse solidariteit gebaseerde systemen als bedoeld in artikel 113, lid 6, van [CRR], en de verrichting van beleggingsdiensten of -activiteiten als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 2, van Richtlijn 2004/39/EG, kan hebben op de financiële markten, op andere instellingen, op de financieringsvoorwaarden of op de economie in ruimere zin, dragen de lidstaten er zorg voor dat bevoegde en afwikkelingsautoriteiten het volgende bepalen:

(a)       de inhoud en bijzonderheden van de afwikkelings- en herstelplannen waarin de artikelen 5, 7, 9 en 11 voorzien;

(a bis) de frequentie waarmee de instellingen hun afwikkelings- en herstelplannen waarin de artikelen 5, 7, 9 en 11 voorzien, moeten bijwerken;

(b)       de inhoud en bijzonderheden van de op grond van artikel 5, lid 5, en de artikelen 10 en 11 door instellingen te verstrekken informatie;

2.          De EBA is bevoegd ontwerpen van technische reguleringsnormen te ontwikkelen met het oog op de vaststelling van de in lid 1 bedoelde criteria om overeenkomstig lid 1 het effect van een faillissement van een instelling op de financiële markten, op andere instellingen en op de financieringsvoorwaarden te beoordelen.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk ... [twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

3.          De bevoegde en afwikkelingsautoriteiten stellen de EBA in kennis van de wijze waarop zij het vereiste van lid 1 op instellingen in hun rechtsgebied hebben toegepast. De EBA brengt jaarlijks aan de Commissie en, op verzoek, aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van het vereiste van lid 1. De EBA rapporteert met name aan de Commissie of er sprake is van verschillen wat de toepassing van dat vereiste op nationaal niveau betreft.

Afdeling 2

Herstelplanning

Artikel 5

Herstelplannen

1.          De lidstaten dragen er zorg voor dat elke instelling die niet tot een groep behoort, een herstelplan opstelt en bijhoudt met maatregelen die door het bestuur van de instelling of door een groepsentiteit moeten worden genomen na een aanzienlijke verslechtering van haar financiële positie ▌. Herstelplannen worden als een governancesysteem in de zin van artikel 22 van Richtlijn 2006/48/EG beschouwd.

1 bis.     In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten bepalen dat indien een instelling aan een IPS deelneemt, het herstelplan waarin wordt vermeld welke maatregelen het bestuur van de instelling of het protectiestelsel moet nemen om de financiële positie van de instelling te herstellen indien deze aanzienlijk is verslechterd, door het IPS wordt opgesteld en bijgehouden.

             Dit lid is niet van toepassing op instellingen die overeenkomstig artikel 6, lid 4, van [ECB/GTM] onder rechtstreeks toezicht van de Europese Centrale Bank staan of op instellingen die in de zin van artikel 7, lid 1 bis, een aanzienlijk deel van het financiële stelsel van die lidstaat uitmaken.

2.          De lidstaten dragen er zorg voor dat de instellingen hun herstelplannen ten minste een keer per jaar bijwerken of na een verandering in de juridische of organisatiestructuur van de instelling, haar bedrijfsactiviteiten of haar financiële positie, welke een wezenlijk effect op het herstelplan kan hebben of een wijziging hierin noodzakelijk maakt. De bevoegde autoriteiten kunnen van de instellingen eisen dat deze hun herstelplannen vaker bijwerken.

3.          De herstelplannen gaan niet uit van toegang tot of ontvangst van buitengewone openbare financiële steun, maar bevatten ▌een analyse van het volgende: hoe en wanneer een instelling onder de in het plan vermelde omstandigheden een verzoek mag indienen om het gebruik van centrale bankfaciliteiten die geen dergelijke steun vormen, en welke de beschikbare zekerheden moeten zijn.

4.          De lidstaten dragen er zorg voor dat de herstelplannen de informatie bevatten die in deel A van de bijlage is vermeld.

In de afwikkelingsplannen wordt met name vermeld welke maatregelen het bestuur van de instelling moet nemen als aan de voorwaarden voor vroegtijdige interventie krachtens artikel 23 wordt voldaan.

5.        De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat instellingen in hun herstelplannen het volgende opnemen: passende en duidelijk omschreven voorwaarden en procedures om de tijdige uitvoering van herstelmaatregelen te waarborgen, alsook een breed scala aan mogelijkheden tot herstel. De bevoegde autoriteiten dragen er zorg voor dat de herstelplannen van instellingen door toetsing solide zijn gebleken in een reeks scenario's van voor de specifieke omstandigheden van de instelling relevante macro-economische en financiële onrust van uiteenlopende ernst, waarin onder meer rekening is gehouden met systeembrede gebeurtenissen, specifieke stress voor de rechtspersoon en groepsbrede stress.

7.          De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen met het oog op de beschrijving van de informatie die in het in lid 4 bedoelde herstelplan moet worden vermeld.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 6

Beoordeling van herstelplannen

1.          De lidstaten eisen van de instellingen dat deze de herstelplannen ter evaluatie aan de bevoegde autoriteiten voorleggen.

2.          Binnen drie maanden na de indiening van de plannen evalueren de bevoegde autoriteiten ▌deze ▌en beoordelen zij in hoeverre elk plan aan de in artikel 5 vastgelegde eisen en aan de volgende criteria voldoet:

(a)       de tenuitvoerlegging van de in het plan voorgestelde regelingen zal waarschijnlijk de levensvatbaarheid en financiële soliditeit van de instelling herstellen, rekening houdend met de voorbereidende maatregelen die de instelling ▌voornemens is te treffen;

(b)       het plan of specifieke mogelijkheden tot herstel kunnen in situaties van financiële stress snel en effectief worden uitgevoerd, waarbij eventuele significante nadelige gevolgen voor het financiële stelsel zoveel mogelijk worden beperkt.

In geval van significante bijkantoren raadplegen de bevoegde autoriteiten de bevoegde autoriteit van de lidstaten van ontvangst bij de evaluatie en beoordeling van de plannen.

2 bis.     Bij het beoordelen van de gepastheid van de herstelplannen neemt de bevoegde autoriteit in overweging in hoeverre de kapitaals- en financieringsstructuur van de instelling passend is bij de mate van complexiteit van de organisatiestructuur en het risicoprofiel van de instelling.

3.          Indien de bevoegde autoriteiten oordelen dat het herstelplan wezenlijke tekortkomingen vertoont of dat er wezenlijke belemmeringen zijn voor de tenuitvoerlegging ervan, stellen zij de instelling in kennis van hun beoordeling en eisen zij dat de instelling binnen een maand, met de toestemming van de autoriteiten verlengbaar met nog eens een maand, een herzien plan indient waaruit blijkt hoe de tekortkomingen of belemmeringen binnen een redelijke termijn zullen worden aangepakt. Alvorens te eisen dat een instelling opnieuw een herstelplan indient, biedt de bevoegde autoriteit de instelling de gelegenheid haar mening te uiten over die eis.

4.          Als de instelling geen herzien herstelplan indient of als de bevoegde autoriteit vaststelt dat het herziene herstelplan de in de oorspronkelijke beoordeling gesignaleerde tekortkomingen en potentiële belemmeringen onvoldoende oplost, stelt het bestuur van de instelling, na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, een gezamenlijk overeengekomen kader van maatregelen op om ervoor te zorgen dat de tekortkomingen of belemmeringen worden weggenomen. ▌De maatregelen waarover de bevoegde autoriteiten beschikken, omvatten de in artikel 136 van Richtlijn 2006/48/EG vermelde maatregelen en, indien zulks noodzakelijk en evenredig is, de vereiste dat de instelling:

(a)       de vermindering van het risicoprofiel van de instelling, met inbegrip van het liquiditeitsrisico, vergemakkelijkt;

(b)       tijdige herkapitalisatiemaatregelen mogelijk maakt;

(c)       de strategie en de structuur van het bedrijf herziet;

(d)       ▌de financieringsstrategie herziet om zo de weerbaarheid van de kernbedrijfsonderdelen en de kritieke bedrijfsactiviteiten te vergroten;

(e)       wijzigingen in de governancestructuur van de instelling aanbrengt.

5.          De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen met het oog op de bepaling van de criteria en procedures die de bevoegde autoriteiten in het kader van de in lid 2 van dit artikel en lid 1 van artikel 7 bedoelde beoordeling moeten evalueren.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

5 bis.     De lidstaten dragen er zorg voor dat instellingen die door krachtens lid 4 door een bevoegde autoriteit genomen maatregelen worden getroffen, ten aanzien van dergelijke besluiten afdoende rechten van beroep en toetsing, met inbegrip van rechterlijke toetsing, hebben.

Artikel 7

Groepsherstelplannen

1.          De lidstaten dragen er zorg voor dat moederondernemingen of instellingen waarop krachtens de artikelen 125 en 126 van Richtlijn 2006/48/EG toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend, een groepsherstelplan opstellen dat ▌een herstelplan voor de hele groep, met inbegrip van de in artikel 1, onder c) en d), bedoelde holdings, ▌bevat, alsook voor elke dochteronderneming waarvoor de bevoegde autoriteit overeenkomstig lid 1 bis heeft gevraagd een specifiek herstelplan op te stellen.

1 bis.     De bevoegde autoriteit in de lidstaat van ontvangst kan vragen dat voor een dochteronderneming in die lidstaat een specifiek herstelplan wordt opgesteld als de bedrijfsactiviteiten van die dochteronderneming een aanzienlijk deel van het financiële stelsel van die lidstaat uitmaken.

Voor de toepassing van dit lid worden de bedrijfsactiviteiten van een dochteronderneming van een instelling in ieder geval geacht een aanzienlijk deel van het financiële stelsel van die lidstaat uit te maken indien aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

(a)       de totale waarde van haar activa bedraagt meer dan 30 000 000 000 EUR;

(b)       de verhouding tussen haar totale activa en het bbp van de lidstaat waar zij gevestigd is, bedraagt meer dan 20%, tenzij de totale waarde van haar activa minder dan 5 000 000 000 EUR bedraagt; of

(c)       na kennisgeving door haar nationale bevoegde autoriteit dat zij de dochteronderneming beschouwt als een instelling die van groot belang is voor de binnenlandse economie, bevestigt de ECB dit belang in een besluit nadat zij een alomvattende beoordeling, inclusief een balansbeoordeling, van die dochteronderneming heeft verricht.

2.          De consoliderende toezichthouder wisselt, mits er in het kader van het college van toezichthouders afdoende vertrouwelijkheidsvereisten bestaan, alle informatie met betrekking tot de groepsherstelplannen uit met de toezichthoudende autoriteiten die lid zijn van het college. Hij deelt elk relevant gedeelte van de groepsherstelplannen mee aan de in artikel 131 bis van Richtlijn 2006/48/EG bedoelde betrokken bevoegde autoriteiten en aan de EBA.

3.          Het groepsherstelplan is gericht op de stabilisatie van de groep als geheel of van elke instelling van de groep als deze in een moeilijke situatie verkeert en heeft ten doel de oorzaken van de moeilijkheden aan te pakken of weg te nemen en de financiële positie van de groep of de instelling in kwestie te herstellen.

Het groepsherstelplan bevat regelingen met het oog op het waarborgen van de coördinatie en consistentie van de maatregelen die moeten worden genomen op het niveau van de moederonderneming of de betrokken instelling waarop toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend en op het niveau van de in artikel 1, onder c) en d), bedoelde holdings ▌.

4.          Het groepsherstelplan bevat voor de gehele groep en voor elke dochteronderneming waarvoor en afzonderlijk herstelplan wordt opgesteld, de in artikel 5 beschreven elementen en regelingen. Het bevat ook, indien van toepassing, regelingen voor het ▌verlenen van financiële steun binnen de groep welke zijn aangenomen in het kader van een overeenkomstig artikel 16 gesloten overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen de groep.

5.          De consoliderende toezichthouder draagt er zorg voor dat de moederonderneming of de in lid 1 bedoelde instelling waarop toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend, voorziet in een reeks mogelijkheden tot herstel waarbij maatregelen worden geformuleerd om in te spelen op de in artikel 5, lid 5, bedoelde scenario's.

Voor elk van de scenario’s wordt in het groepsherstelplan vastgesteld of er obstakels zijn voor de tenuitvoerlegging van herstelmaatregelen binnen de groep en of er aanzienlijke praktische of juridische belemmeringen zijn voor de snelle overdracht van eigen vermogen of voor het terugbetalen van activa of verplichtingen binnen de groep en op het niveau van elke entiteit.

6.          Het leidinggevende orgaan van de moederonderneming of de in lid 1 bedoelde instelling waarop toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend ▌, beoordeelt het groepsherstelplan en keurt het goed voordat het bij de consoliderende toezichthouder wordt ingediend.

Artikel 8

Beoordeling van groepsherstelplannen

1.          De consoliderende toezichthouder evalueert het groepsherstelplan, met inbegrip van de herstelplannen van individuele instellingen die deel uitmaken van de groep, en beoordeelt de mate waarin dit plan aan de voorwaarden en criteria van de artikelen 6 en 7 voldoet. Deze beoordeling vindt plaats volgens de procedure van artikel 6 en overeenkomstig het bepaalde in dit artikel.

De consoliderende toezichthouder verricht de evaluatie en beoordeling van het groepsherstelplan, met inbegrip van de herstelplannen van individuele instellingen die deel uitmaken van de groep, na raadpleging van en in samenwerking met de in artikel 131 bis van Richtlijn 2006/48/EG bedoelde bevoegde autoriteiten die deelnemen aan de colleges van toezichthouders. De evaluatie en beoordeling van het groepsherstelplan op grond van artikel 6, lid 2, van dit artikel en, indien nodig, het verzoek tot het nemen van maatregelen op grond van artikel 6, lid 4, van deze richtlijn nemen de vorm aan van gezamenlijke besluiten door de in artikel 131 bis van Richtlijn 2006/48/EG bedoelde bevoegde autoriteiten die deelnemen aan de colleges van toezichthouders, waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijke gevolgen van de herstelmaatregelen voor de financiële stabiliteit in alle lidstaten waar de groep actief is.

2.          De bevoegde autoriteiten streven ernaar binnen een periode van drie maanden na de datum van mededeling door de consoliderende toezichthouder van het groepsherstelplan overeenkomstig artikel 7, lid 2, tot een gezamenlijk besluit te komen.

Indien de bevoegde autoriteiten er niet in slagen binnen drie maanden een gezamenlijk besluit te nemen, kan de EBA overeenkomstig artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 de bevoegde autoriteiten op verzoek van een bevoegde autoriteit helpen tot overeenstemming te komen. In dat geval stellen alle betrokken autoriteiten hun besluiten uit in afwachting van de conclusies van de niet-bindende bemiddeling. Daarna neemt de consoliderende toezichthouder zelf een besluit over de evaluatie en beoordeling van het groepsherstelplan of over de maatregelen die overeenkomstig artikel 6, lid 4, zijn vereist. Het besluit wordt vastgelegd in een document met daarin het volledig met redenen omklede besluit en in het besluit wordt rekening gehouden met de standpunten en voorbehouden van de andere bevoegde autoriteiten die zij gedurende de periode van drie maanden kenbaar hebben gemaakt. De consoliderende toezichthouder stelt de moederonderneming van de instelling waarop toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend en de andere bevoegde autoriteiten in kennis van het besluit.

In zijn besluit houdt de consoliderende toezichthouder rekening met de noodzaak dat de toezichthoudende activiteit door de betrokken bevoegde autoriteiten moet worden gepland of gecoördineerd en met de mogelijke gevolgen voor de stabiliteit van het financiële stelsel in de betrokken lidstaten.

2 bis.     De bevoegde autoriteit van elke lidstaat van ontvangst waar een dochteronderneming gevestigd is, kan ten aanzien van een dochteronderneming in die lidstaat aanvullende herstelmaatregelen voorstellen indien zij dat noodzakelijk acht om de continuïteit van kritieke functies te garanderen of om negatieve gevolgen voor de financiële stabiliteit te voorkomen, en mits dat de maatregelen die volgens de consoliderende toezichthouder ten aanzien van de groep als geheel moeten worden genomen, niet in de weg staat.

De bevoegde autoriteit legt haar voorstel voor aan de consoliderende toezichthouder, de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en alle leden van het toezichtcollege.

Zij kunnen binnen twee maanden na de indiening van het voorstel eventuele voorbehouden en bezwaren kenbaar maken.

Indien er binnen die termijn geen bezwaren kenbaar worden gemaakt, kan de afwikkelingsautoriteit de voorgestelde maatregel nemen.

Indien de consoliderende toezichthouder of een ander lid van het college een bezwaar kenbaar heeft gemaakt, houdt de bevoegde autoriteit naar behoren rekening met die bezwaren en voorbehouden en kan zij vervolgens een besluit nemen.

Het besluit wordt met redenen omkleed op schrift gesteld en houdt rekening met de eventuele bezwaren die de andere bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten gedurende de termijn van twee maanden kenbaar hebben gemaakt.

Afdeling 3

Afwikkelingsplanning

Artikel 9

Afwikkelingsplannen

1.          Na raadpleging van de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten van de rechtsgebieden waar significante bijkantoren gevestigd zijn en in open dialoog met de entiteiten stellen de afwikkelingsautoriteiten een afwikkelingsplan op voor elke instelling die geen deel uitmaakt van een groep waarop krachtens de artikelen 125 en 126 van Richtlijn 2006/48/EG toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend. Het afwikkelingsplan wordt bekendgemaakt aan de betrokken instelling en voorziet in de afwikkelingsmaatregelen die de afwikkelings- en bevoegde autoriteiten kunnen nemen wanneer de instelling aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet.

1 bis.     In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten bepalen dat indien een instelling aan een IPS deelneemt, het afwikkelingsplan waarin wordt vermeld welke maatregelen het bestuur van de instelling of het protectiestelsel moet nemen om de financiële positie van de instelling te herstellen indien deze aanzienlijk is verslechterd, op het niveau van het IPS wordt opgesteld.

             Dit lid is niet van toepassing op instellingen die overeenkomstig artikel 6, lid 4, van [ECB/GTM] onder rechtstreeks toezicht van de Europese Centrale Bank staan of op andere instellingen die in de zin van artikel 7, lid 1 bis, een aanzienlijk deel van het financiële stelsel van die lidstaat uitmaken.

1 ter.     Bij het opstellen van het afwikkelingsplan identificeert de afwikkelingsautoriteit eventuele wezenlijke belemmeringen voor de afwikkelbaarheid en schetst zij, indien zulks noodzakelijk en evenredig is, de nodige maatregelen om die belemmeringen overeenkomstig hoofdstuk II van deze titel weg te nemen in geval van resolutie.

2.          In het afwikkelingsplan wordt rekening gehouden met relevante scenario's, met inbegrip van de mogelijkheid dat het faillissement idiosyncratisch is of in een tijd van bredere financiële instabiliteit of systeembrede gebeurtenissen plaatsvindt. In het afwikkelingsplan wordt niet uitgegaan van het volgende: buitengewone openbare financiële steun, afgezien van het gebruik van de overeenkomstig artikel 91 getroffen financieringsregelingen, noodliquiditeitssteun van een centrale bank of liquiditeitssteun van een centrale bank onder niet-standaardvoorwaarden inzake zekerheidstelling, looptijd en rentevoet. Het bevat wel een analyse van het volgende: hoe en wanneer een instelling onder de in het plan vermelde omstandigheden een verzoek om het gebruik van centrale bankfaciliteiten mag indienen en welke de beschikbare zekerheden moeten zijn.

3.          De afwikkelingsplannen worden geëvalueerd en, indien nodig, bijgewerkt, en dat ten minste een keer per jaar, alsmede na elke materiële verandering in de juridische of organisatiestructuur van de instelling of in haar bedrijfsactiviteiten of financiële positie welke een wezenlijk effect op de doeltreffendheid van het plan kan hebben of anderszins een wijziging in het afwikkelingsplan noodzakelijk maakt. Dergelijke wijzigingen worden aan de bevoegde autoriteit gemeld.

Ten behoeve van de in de eerste alinea bedoelde evaluatie of bijwerking van de afwikkelingsplannen brengen de instellingen en de bevoegde autoriteiten de afwikkelingsautoriteiten onmiddellijk op de hoogte van alle veranderingen die een dergelijke evaluatie of bijwerking van het afwikkelingsplan nodig maken.

4.          Het afwikkelingsplan beschrijft mogelijkheden voor de toepassing van met name de in titel IV bedoelde afwikkelingsinstrumenten en -bevoegdheden op de instelling. Het plan bevat, zo mogelijk gekwantificeerd:

(a)       een samenvatting van de belangrijkste elementen van het plan;

(b)       een samenvatting van de wezenlijke veranderingen in de instelling welke zich sinds de indiening van de laatste afwikkelingsinformatie hebben voorgedaan;

(c)       een demonstratie van de wijze waarop de kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen juridisch en economisch voldoende van de overige functies kunnen worden gescheiden om bij het faillissement van de instelling de continuïteit te waarborgen;

(d)       een schatting van het tijdsbestek voor de uitvoering van elk materieel aspect van het plan;

(e)       een gedetailleerde beschrijving van de overeenkomstig artikel 13 uitgevoerde beoordeling van de afwikkelbaarheid;

(f)        een beschrijving van de eventueel op grond van artikel 14 vereiste maatregelen voor het aanpakken of wegnemen van belemmeringen voor de afwikkelbaarheid die als gevolg van de overeenkomstig artikel 13 uitgevoerde beoordeling zijn vastgesteld;

(g)       een beschrijving van de procedures voor het bepalen van de waarde en verkoopbaarheid van de kritieke functies, kernbedrijfsonderdelen en activa van de instelling;

(h)       een gedetailleerde beschrijving van de regelingen die ervoor moeten zorgen dat de op grond van artikel 11 vereiste informatie actueel is en te allen tijde voor de afwikkelingsautoriteiten beschikbaar is;

(i)        een toelichting door de afwikkelingsautoriteit van de wijze waarop de afwikkelingsmogelijkheden kunnen worden gefinancierd zonder dat van enige buitengewone openbare financiële steun wordt uitgegaan, afgezien van het gebruik van de overeenkomstig artikel 91 getroffen financieringsregelingen, noodliquiditeitssteun van een centrale bank of liquiditeitssteun van een centrale bank onder niet-standaardvoorwaarden inzake zekerheidstelling, looptijd en rentevoet;

(j)        een gedetailleerde beschrijving van de verschillende afwikkelingsstrategieën die binnen de verschillende mogelijke scenario's kunnen worden toegepast en de desbetreffende tijdsbestekken;

(k)       een beschrijving van kritieke onderlinge afhankelijkheden en operationele functies;

(l)        een analyse van het effect van het plan op andere instellingen binnen de groep, met een beoordeling van de toereikendheid van de afspraken voor het verlenen van financiële steun binnen de groep;

(m)      een beschrijving van de mogelijkheden voor het vrijwaren van de toegang tot betalingen en clearingdiensten en andere infrastructuren en, waar mogelijk, het aangeven van de overdraagbaarheid van de posities van cliënten;

(m bis) een analyse van de gevolgen van het plan voor de werknemers van de instelling en een beschrijving van de beoogde maatregelen voor het vaststellen van procedures om de werknemers te raadplegen tijdens het afwikkelingsproces, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met de nationale systemen voor overleg met de sociale partners;

(n)       een plan om met de media en het publiek te communiceren;

(n bis) indien van toepassing, eventuele adviezen van de instelling betreffende het afwikkelingsplan;

5.          Na raadpleging van het ECSR ontwikkelt de EBA ontwerpen van technische reguleringsnormen waarin de inhoud van het afwikkelingsplan wordt beschreven.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 10

Informatie voor de opstelling en uitvoering van afwikkelingsplannen en medewerking van de instelling

1.          De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid hebben om van de betrokken instellingen te verlangen dat zij hun alle informatie verstrekken die nodig is om afwikkelingsplannen op te stellen en uit te voeren. De afwikkelingsautoriteiten hebben met name de bevoegdheid om onder meer de in deel B van de bijlage vermelde informatie en analyse op te vragen.

2.          De bevoegde autoriteiten in de betrokken lidstaten werken met de afwikkelingsautoriteiten samen om na te gaan of alle of een deel van de in lid 1 bedoelde informatie reeds beschikbaar is. Indien die informatie beschikbaar is, verstrekken de bevoegde autoriteiten deze aan de afwikkelingsautoriteiten.

3.          De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor deze informatieverstrekking overeenkomstig de leden 1 en 2.

De EBA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

3 bis.     De lidstaten zorgen ervoor dat de afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid hebben om van de betrokken instellingen alle medewerking te verlangen die nodig is om afwikkelingsplannen op te stellen.

Artikel 11

Groepsafwikkelingsplannen

1.          De lidstaten dragen er zorg voor dat afwikkelingsautoriteiten groepsafwikkelingsplannen opstellen. Groepsafwikkelingsplannen bevatten ▌een plan voor afwikkeling op het niveau van de moederonderneming of instelling waarop overeenkomstig de artikelen 125 en 126 van Richtlijn 2006/48/EG toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend of voor afwikkeling van de groep door het opbreken en afwikkelen van de dochterinstellingen. Afwikkelingsautoriteiten mogen eisen dat groepsafwikkelingsplannen, uitsluitend voor informatiedoeleinden, eventuele afwikkelingsplannen voor de individuele dochterinstellingen omvatten die overeenkomstig lid 1 bis zijn opgesteld. De groepsafwikkelingsplannen bevatten ook plannen voor de afwikkeling van de in artikel 1, onder c) en d), bedoelde holdings en plannen voor de afwikkeling van instellingen met bijkantoren in andere lidstaten in overeenstemming met de voorschriften van Richtlijn 2001/24/EG.

1 bis.     De afwikkelingsautoriteit in de lidstaat van ontvangst kan een afzonderlijk afwikkelingsplan voor een dochteronderneming van een instelling in die lidstaat opstellen als de bedrijfsactiviteiten van die dochteronderneming een aanzienlijk deel van het financiële stelsel van die lidstaat in de zin van artikel 7, lid 1 bis, uitmaken.

1 ter.     Artikel 9, lid 1 ter, is ook van toepassing op groepen.

2.          Het groepsafwikkelingsplan wordt op basis van de krachtens artikel 10 verstrekte informatie opgesteld.

3.          Het groepsafwikkelingsplan:

(a)       beschrijft de in het kader van de in artikel 9, lid 2, bedoelde scenario's te nemen afwikkelingsmaatregelen voor de groep als geheel of een deel van de groep, met inbegrip van individuele dochterinstellingen, en bevat zowel de afwikkelingsmaatregelen met betrekking tot de in artikel 1, onder c) en d), bedoelde holdings, de moederonderneming en de dochterinstellingen, als de gecoördineerde afwikkelingsmaatregelen met betrekking tot dochterinstellingen;

(b)       onderzoekt in welke mate de afwikkelingsinstrumenten en -bevoegdheden op gecoördineerde wijze op in de Unie gevestigde groepsentiteiten kunnen worden toegepast en uitgeoefend, en bevat maatregelen die de aankoop door een derde faciliteren van de groep als geheel of van afzonderlijke bedrijfsonderdelen of -activiteiten van een aantal of van bepaalde groepsentiteiten, en signaleert eventuele potentiële belemmeringen voor een gecoördineerde afwikkeling;

(c)       stelt, ingeval de groep significante entiteiten omvat die in derde landen zijn gevestigd, regelingen vast voor de samenwerking en coördinatie met de betrokken autoriteiten van die derde landen en de gevolgen voor afwikkeling binnen de EU. In het algemeen moeten regelingen wederkerig zijn;

(d)       geeft aan welke maatregelen, waaronder de juridische en economische afsplitsing van bepaalde functies of bedrijfsonderdelen, nodig zijn om de afwikkeling van de groep te vergemakkelijken wanneer aan de voorwaarden voor groepsafwikkeling is voldaan;

(d bis) stelt eventuele, niet in deze richtlijn beschreven aanvullende nationale maatregelen vast die de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau voornemens is toe te passen op de afwikkeling van de groep;

(e)       geeft aan hoe de groepsafwikkelingsmaatregelen kunnen worden gefinancierd en zet ▌de beginselen uiteen voor de verdeling van de verantwoordelijkheid voor deze financiering over de financieringsbronnen in de verschillende lidstaten. In het plan wordt niet uitgegaan van buitengewone openbare financiële steun, afgezien van het gebruik van de overeenkomstig artikel 91 getroffen financieringsregelingen, noodliquiditeitssteun van een centrale bank of liquiditeitssteun van een centrale bank onder niet-standaardvoorwaarden inzake zekerheidstelling, looptijd en rentevoet. Deze beginselen worden vastgesteld op basis van billijke en evenwichtige criteria en houden met name rekening met de hoogte van de risicogewogen activa van de verschillende entiteiten van de groep, alsook de economische gevolgen van de afwikkeling voor de getroffen lidstaten en met de verdeling van de toezichtbevoegdheden over de verschillende bevoegde autoriteiten.

3 bis.      Het groepsafwikkelingsplan mag geen onevenredige gevolgen hebben voor een lidstaat.

In het plan moet met name rekening worden gehouden met de continuïteit van essentiële diensten, met de financiële stabiliteit en het marktaandeel van elke dochteronderneming binnen de lidstaat waar zij gevestigd is.

Het groepsafwikkelingsplan mag slechts van dit beginsel afwijken wanneer dit noodzakelijk is om significante nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit in de Unie te vermijden.

3 ter.     Na raadpleging van het ECSR ontwikkelt de EBA ontwerpen van technische reguleringsnormen waarin de inhoud van de groepsafwikkelingsplannen wordt beschreven.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk ... [twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 12

Vereisten en procedure voor groepsafwikkelingsplannen

1.          Moederondernemingen en instellingen waarop overeenkomstig de artikelen 125 en 126 van Richtlijn 2006/48/EG toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend, dienen de krachtens artikel 11 van deze richtlijn vereiste informatie bij de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau in. Deze informatie heeft betrekking op de moederonderneming of de instelling waarop toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend en alle rechtspersonen die deel van de groep uitmaken. Instellingen waarop overeenkomstig de artikelen 125 en 126 van Richtlijn 2006/48/EG toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend, verstrekken ook de op grond van artikel 11 van deze richtlijn vereiste informatie met betrekking tot de in artikel 1, onder c) en d), bedoelde holdings.

De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau geeft, mits er afdoende vertrouwelijkheidsvereisten bestaan, de overeenkomstig dit lid verstrekte informatie door aan de EBA, aan de afwikkelingsautoriteiten die overeenkomstig artikel 11, lid 1 bis, een afzonderlijk afwikkelingsplan voor de dochteronderneming van een instelling in die lidstaat hebben opgesteld, aan de in de artikelen 130 en 131 bis van Richtlijn 2006/48/EG bedoelde betrokken bevoegde autoriteiten en aan de afwikkelingsautoriteiten van de lidstaten waar de in artikel 1, onder c) en d), bedoelde holdings zijn gevestigd.

2.          De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten op groepsniveau, gezamenlijk handelend met de in lid 1, tweede alinea, bedoelde afwikkelingsautoriteiten in afwikkelingscolleges en na raadpleging van de betrokken bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de bevoegde autoriteiten van de rechtsgebieden waar significante bijkantoren gevestigd zijn, groepsafwikkelingsplannen opstellen en bijhouden. Afwikkelingsautoriteiten op groepsniveau mogen naar eigen inzicht, en onverminderd de in artikel 76 vastgestelde vertrouwelijkheidsvereisten, afwikkelingsautoriteiten van derde landen in het rechtsgebied waarvan de groep dochterondernemingen, financiële holdings of significante bijkantoren als bedoeld in artikel 42 bis van Richtlijn 2006/48/EG heeft gevestigd, bij het opstellen en bijhouden van groepsafwikkelingsplannen betrekken.

3.          De lidstaten dragen er zorg voor dat de groepsafwikkelingsplannen ten minste een keer per jaar worden bijgewerkt, alsook na elke verandering in de juridische of organisatiestructuur van de instelling of de groep of in de bedrijfsactiviteiten of financiële positie daarvan, welke een wezenlijk effect op de plannen kan hebben of wijzigingen ervan noodzakelijk maken.

4.          Het groepsafwikkelingsplan heeft de vorm van een gezamenlijk besluit van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de andere betrokken afwikkelingsautoriteiten, en houdt rekening met de mogelijke gevolgen van de afwikkeling in alle lidstaten waar de groep actief is. De afwikkelingsautoriteiten komen tot een gezamenlijk besluit binnen vier maanden te rekenen vanaf de datum van de toezending van de in lid 1, tweede alinea, bedoelde informatie door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau.

Indien de afwikkelingsautoriteiten er niet in slagen binnen vier maanden een dergelijk gezamenlijk besluit te nemen, neemt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau zelf een besluit. Het besluit wordt vastgelegd in een document met daarin het volledig met redenen omklede besluit en in het besluit wordt rekening gehouden met de standpunten en voorbehouden van de andere bevoegde autoriteiten die zij gedurende de periode van vier maanden kenbaar hebben gemaakt. De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau doet het besluit toekomen aan de moederondernemingen of de instelling waarop toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend en aan de andere afwikkelingsautoriteiten.

De EBA kan overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 op eigen initiatief de bevoegde autoriteiten helpen bij het bereiken van overeenstemming.

5.          Een afwikkelingsautoriteit die het niet eens is met een element van het groepsafwikkelingsplan kan de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 aan de EBA voorleggen. De zaak kan niet meer aan de EBA worden voorgelegd na afloop van de periode van vier maanden of nadat er een gezamenlijk besluit is genomen.

6.          De EBA neemt binnen een maand een besluit en de periode van vier maanden wordt als de verzoeningsperiode in de zin van die verordening beschouwd. Het daaropvolgende besluit van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau is in overeenstemming met het besluit van de EBA.

7.          Wanneer een van de betrokken afwikkelingsautoriteiten de zaak in overeenstemming met lid 5 aan de EBA heeft voorgelegd, stelt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau haar besluit uit en wacht zij het besluit van de EBA af.

Artikel 12 bis

Toezending van de afwikkelingsplannen aan de bevoegde autoriteiten

1.          De afwikkelingsautoriteit zendt de afwikkelingsplannen en eventuele wijzigingen daarvan toe aan de betrokken bevoegde autoriteiten.

2.          De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau zendt de groepsafwikkelingsplannen en eventuele wijzigingen daarvan toe aan de betrokken bevoegde autoriteiten.

Hoofdstuk II

Beoordeling van de afwikkelbaarheid en preventiebevoegdheden

Artikel 13

Beoordeling van de afwikkelbaarheid

1.          De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten, om de in hoofdstuk I, afdeling 3 van deze titel bedoelde afwikkelingsplannen op te stellen na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de bevoegde autoriteiten van de rechtsgebieden waar significante bijkantoren gevestigd zijn, de mate beoordelen waarin de instellingen en groepen afwikkelbaar zijn zonder buitengewone openbare financiële steun noch noodliquiditeitssteun van een centrale bank of liquiditeitssteun van een centrale bank onder niet-standaardvoorwaarden inzake zekerheidstelling, looptijd en rentevoet. Een instelling of groep wordt geacht afwikkelbaar te zijn indien het haalbaar en geloofwaardig is dat de afwikkelingsautoriteit deze ofwel volgens een normale insolventieprocedure liquideert, ofwel afwikkelt door overeenkomstig de groepsafwikkelingsplannen de verschillende afwikkelingsinstrumenten en ‑bevoegdheden op de instelling en de groep toe te passen en daarbij zoveel mogelijk te voorkomen dat dit leidt tot significante nadelige gevolgen voor het financiële stelsel, met inbegrip van algemenere financiële instabiliteit of systeembrede gebeurtenissen, van de lidstaat waarin de instelling zich bevindt, gelet op de economie of de financiële stabiliteit in dezelfde of een andere lidstaat of de Unie en met het oog op het garanderen van de continuïteit van de kritieke functies die door de instelling of groep worden uitgevoerd, ofwel omdat deze gemakkelijk en snel kunnen worden afgesplitst, ofwel via andere middelen. De afwikkelingsautoriteiten stellen de EBA tijdig in kennis wanneer een instelling niet afwikkelbaar wordt geacht.

2.          Voor de in lid 1 bedoelde beoordeling van de afwikkelbaarheid onderzoeken de afwikkelingsautoriteiten ten minste de in deel C van de bijlage vermelde aangelegenheden.

3.          Na raadpleging van het ECSR ontwikkelt de EBA ontwerpen van technische reguleringsnormen met het oog op de bepaling van de in lid 2 bedoelde criteria en procedures die bij de beoordeling van de afwikkelbaarheid van instellingen of groepen moeten worden onderzocht. De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

▌           Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 14

Bevoegdheden voor het aanpakken of wegnemen van belemmeringen voor de afwikkelbaarheid

1.          De lidstaten dragen er zorg voor dat indien een afwikkelingsautoriteit op grond van een overeenkomstig artikel 13 uitgevoerde beoordeling van de afwikkelbaarheid vaststelt dat er ▌materiële belemmeringen voor de afwikkelbaarheid van een instelling bestaan, zij de bevoegde autoriteit schriftelijk van deze vaststelling in kennis stelt. De bevoegde autoriteit stelt de instelling schriftelijk van die materiële belemmeringen in kennis.

1 bis.     De vereiste dat de afwikkelingsautoriteiten afwikkelingsplannen moeten opstellen en dat de betrokken afwikkelingsautoriteiten tot een gezamenlijk besluit over de groepsafwikkelingsplannen uit hoofde van artikel 9, lid 1, respectievelijk artikel 12, lid 4, worden na de in lid 1 bedoelde kennisgeving opgeschort tot de materiële belemmeringen voor de afwikkelbaarheid effectief zijn weggenomen.

2.          Binnen vier maanden na de datum van ontvangst van een overeenkomstig lid 1 verrichte kennisgeving stelt de instelling aan de bevoegde autoriteit mogelijke maatregelen voor om de in de kennisgeving genoemde materiële belemmeringen aan te pakken of weg te nemen. Na raadpleging van de afwikkelingsautoriteit beoordelen de bevoegde autoriteiten of deze maatregelen de desbetreffende materiële belemmeringen effectief aanpakken of wegnemen.

3.          Indien de bevoegde autoriteit oordeelt dat de maatregelen die een instelling overeenkomstig lid 2 voorstelt de desbetreffende belemmeringen niet effectief aanpakken of wegnemen, stelt zij, indien zulks noodzakelijk en evenredig is, met inachtneming van lid 5 en na raadpleging van de afwikkelingsautoriteit alternatieve maatregelen vast waarmee dat doel kan worden bereikt en deelt zij deze maatregelen schriftelijk mee aan de instelling, die binnen een maand een plan voorstelt om daaraan te voldoen.

Bij het vaststellen van alternatieve maatregelen toont de bevoegde autoriteit aan waarom de door de instelling voorgestelde maatregelen de belemmeringen voor de afwikkelbaarheid niet hebben kunnen wegnemen, waarom de alternatieve maatregelen voor het wegnemen van de belemmeringen voor de afwikkelbaarheid evenredig zijn en waarom andere minder ingrijpende maatregelen niet toereikend zijn.

4.          Voor de toepassing van lid 3 kunnen de volgende maatregelen worden vastgesteld indien zulks noodzakelijk en evenredig is om de materiële belemmeringen voor de afwikkelbaarheid te reduceren of weg te nemen:

(a)       eisen dat de instelling de financieringsregelingen binnen de groep herziet of dienstverleningsovereenkomsten (binnen de groep of met derden) opstelt om het verrichten van kritieke economische functies of diensten in te dekken;

(b)       eisen dat de instelling haar maximale afzonderlijke en totale risicoposities herziet;

(c)       specifieke of periodiek in acht te nemen aanvullende informatievereisten opleggen die relevant zijn voor afwikkelingsdoeleinden;

(d)       ▌de instelling aanbevelen specifieke activa af te stoten;

(e)       ▌de instelling aanbevelen specifieke bestaande of voorgestelde activiteiten te beperken of te staken;

(f)        de instelling afraden nieuwe bedrijfsonderdelen of producten te ontwikkelen of te verkopen;

(g)       wijzigingen eisen in de juridische of operationele structuren van de instelling om de complexiteit ervan te verminderen teneinde ervoor te zorgen dat kritieke functies juridisch en economisch door middel van de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten van de andere functies kunnen worden afgesplitst;

(h)       eisen dat een moederonderneming een financiële moederholding in een lidstaat of een financiële moederholding in de Unie opzet;

(i)        eisen dat een moederonderneming of in artikel 1, onder c) en d), bedoelde holding de in artikel 39, lid 2, bedoelde schuldinstrumenten of leningen uitgeeft;

(i bis)  eisen dat een instelling of een vennootschap als bedoeld in artikel 1, punt c) of d), stappen onderneemt om te voldoen aan het krachtens artikel 39, lid 1, vereiste minimumpercentage in aanmerking komende passiva of dat zij de in artikel 39, lid 2, bedoelde schuldinstrumenten of leningen uitgeeft;

(j)        indien de instelling een dochteronderneming van een gemengde holding is, eisen dat de gemengde holding een afzonderlijke financiële holding opzet om zeggenschap over de instelling uit te oefenen, als dat nodig is om de afwikkeling van de instelling te vergemakkelijken en om te voorkomen dat de toepassing van de in titel IV vastgestelde afwikkelingsinstrumenten en -bevoegdheden nadelige gevolgen voor het niet-financiële deel van de groep hebben.

5.          De afwikkelingsautoriteiten baseren een in lid 1 bedoelde vaststelling niet op belemmeringen die het gevolg zijn van onvoorzienbare factoren waarop de kredietinstelling geen invloed heeft ▌.

6.          Een in de leden 1 of 3 bedoelde kennisgeving door de bevoegde autoriteit aan de instelling voldoet aan de volgende eisen:

(a)    de kennisgeving van de desbetreffende beoordeling of vaststelling is met redenen omkleed;

(b)    de kennisgeving geeft aan hoe die beoordeling of vaststelling voldoet aan het in artikel 9 vastgelegde vereiste van evenredige toepassing.

6 bis.     De lidstaten zorgen ervoor dat instellingen ten aanzien waarvan besluiten tot afwikkeling worden genomen en bevoegde autoriteiten krachtens dit artikel besloten over de nodige beroepsmogelijkheden beschikken, waaronder het recht op rechterlijke toetsing.

7.          Bij de vaststelling van een in lid 3 bedoelde maatregel houden de bevoegde autoriteiten naar behoren rekening met het potentiële effect van die maatregelen op de betreffende instelling, op de interne markt voor financiële diensten en op de stabiliteit van het financiële stelsel in andere lidstaten en in de Unie als geheel.

8.          De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen met het oog op de vaststelling van de in lid 4 bedoelde maatregelen en de omstandigheden waaronder elke maatregel mag worden toegepast.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 15

Bevoegdheden voor het aanpakken of wegnemen van belemmeringen voor de afwikkelbaarheid: groepsbehandeling

1.          De consoliderende toezichthouder en de ▌bevoegde autoriteiten ▌van de dochterondernemingen waarvoor overeenkomstig artikel 9, lid 1, een afwikkelingsplan is opgesteld, overleggen met elkaar in het college van toezichthouders en met de betrokken afwikkelingsautoriteiten en nemen ▌alle redelijke maatregelen om tot een gezamenlijk besluit te komen met betrekking tot de toepassing van de overeenkomstig artikel 14, lid 3, vastgestelde maatregelen.

2.          De consoliderende toezichthouder stelt in samenwerking met de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en, overeenkomstig artikel 25, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1093/2010, met de EBA een verslag op en dient dit in bij de moederondernemingen of de instelling waarop toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend, alsook bij de bevoegde autoriteiten van de dochterondernemingen, die dit verslag doen toekomen aan de dochterondernemingen die onder hun toezicht staan, en van de lidstaten waar de instellingen significante bijkantoren hebben. Het verslag wordt opgesteld na raadpleging van de afwikkelingsautoriteiten en bevat een analyse van de materiële belemmeringen voor de doeltreffende toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden. In het verslag wordt het effect op het businessmodel van de instelling onderzocht en worden evenredige en gerichte maatregelen aanbevolen die volgens de autoriteiten nodig of passend zijn om die belemmeringen weg te nemen.

3.          Binnen vier maanden na de datum van ontvangst van een dergelijke kennisgeving kan de moederonderneming of de instelling waarop toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend, opmerkingen indienen en aan de consoliderende toezichthouder alternatieve maatregelen voorstellen waarmee de in het verslag genoemde belemmeringen kunnen worden weggenomen.

4.          De consoliderende toezichthouder deelt elke maatregel die wordt voorgesteld door de moederondernemingen of de instelling waarop toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend, mee aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau, de EBA en de bevoegde autoriteiten van de dochterondernemingen en van de lidstaten waar de instellingen relevante bijkantoren hebben. Na raadpleging van de afwikkelingsautoriteiten doen de consoliderende toezichthouder en de bevoegde autoriteiten van de dochterondernemingen alles wat in hun macht ligt om binnen het toezichtcollege een gezamenlijk besluit te nemen met betrekking tot de vaststelling van de materiële belemmeringen en, indien nodig, de beoordeling van de maatregelen die zijn voorgesteld door de moederondernemingen of door de instelling waarop toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend, alsook de door de autoriteiten geëiste maatregelen om de belemmeringen aan te pakken of weg te nemen, waarbij rekening gehouden wordt met de mogelijke gevolgen van de maatregelen in alle lidstaten waar de groep actief is.

5.          Het gezamenlijke besluit wordt binnen vier maanden na de indiening van het verslag genomen. Het is met redenen omkleed en wordt in een document vastgelegd dat door de consoliderende toezichthouder op groepsniveau aan de moederondernemingen of de instelling waarop toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend, wordt verstrekt.

De EBA kan overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 op eigen initiatief de bevoegde autoriteiten helpen bij het bereiken van overeenstemming.

6.          Indien de autoriteiten er niet in slagen binnen vier maanden na de datum van indiening van het in lid 1 of 2 bedoelde verslag een gezamenlijk besluit te nemen, neemt de consoliderende toezichthouder zelf een besluit over de passende maatregelen die overeenkomstig artikel 14, lid 3, met betrekking tot de groep als geheel moeten worden genomen.

Het besluit wordt vastgelegd in een document waarin het volledig met redenen wordt omkleed en in het besluit wordt rekening gehouden met de standpunten en voorbehouden van de andere bevoegde autoriteiten die zij gedurende de periode van vier maanden kenbaar hebben gemaakt. De consoliderende toezichthouder doet het besluit toekomen aan de moederonderneming of de instelling waarop toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend.

Het in de eerste alinea bedoelde besluit wordt door de bevoegde autoriteiten in de betrokken lidstaten als definitief erkend en toegepast.

Indien een van de betrokken bevoegde autoriteiten aan het einde van de periode van vier maanden de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 aan de EBA heeft voorgelegd, stelt de consoliderende toezichthouder haar besluit uit en wacht zij het eventueel door de EBA overeenkomstig artikel 19, lid 3, van genoemde verordening genomen besluit af. De EBA neemt binnen een maand een besluit en de termijn van vier maanden wordt als de verzoeningsperiode in de zin van die verordening beschouwd. Het daaropvolgende besluit van de consoliderende toezichthouder is in overeenstemming met het besluit van de EBA. De zaak wordt niet aan de EBA voorgelegd na het einde van de eerste termijn van twee maanden of nadat een gezamenlijk besluit is genomen.

6 bis.  De bevoegde autoriteit van elke lidstaat van ontvangst waar een dochteronderneming gevestigd is, kan ten aanzien van een dochteronderneming in die lidstaat aanvullende maatregelen voorstellen indien zij dat noodzakelijk acht om de continuïteit van kritieke functies te garanderen of om negatieve gevolgen voor de financiële stabiliteit te voorkomen, en mits dat de maatregelen die volgens de consoliderende toezichthouder ten aanzien van de groep als geheel moeten worden genomen, niet in de weg staat.

De bevoegde autoriteit legt haar voorstel voor aan de consoliderende toezichthouder, de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en alle leden van het toezichtcollege.

Zij kunnen binnen twee maanden na de indiening van het voorstel eventuele voorbehouden en bezwaren kenbaar maken.

Indien er binnen die termijn geen bezwaren kenbaar worden gemaakt, kan de afwikkelingsautoriteit de voorgestelde maatregel nemen.

Indien de consoliderende toezichthouder of een ander lid van het college een bezwaar kenbaar heeft gemaakt, houdt de bevoegde autoriteit naar behoren rekening met die bezwaren en voorbehouden en kan zij vervolgens een besluit nemen.

Het besluit wordt met redenen omkleed op schrift gesteld en houdt rekening met de eventuele bezwaren die de andere bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten gedurende de termijn van twee maanden kenbaar hebben gemaakt.

Hoofdstuk III

Financiële steun binnen de groep

Artikel 16

Overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen de groep

1.          Om mogelijke juridische belemmeringen voor de verlening van financiële steun binnen een groep instellingen te ondervangen, dragen de lidstaten ▌er zorg voor dat een moederinstelling in een lidstaat, een moederinstelling in de Unie of een in artikel 1, onder c) en d), bedoelde holding en haar dochterondernemingen in andere lidstaten of derde landen die instellingen of financiële instellingen zijn die vallen onder het toezicht waaraan de moederonderneming is onderworpen, voor de toepassing van deze richtlijn een regeling vaststellen waarin wordt vermeld of zij al dan niet een overeenkomst hebben aangegaan voor het verlenen van financiële steun aan een andere tot de groep behorende partij bij de overeenkomst die in financiële moeilijkheden verkeert, en waarin wordt aangetoond hoe aan de in dit hoofdstuk vastgelegde voorwaarden is voldaan. De bepalingen van dit hoofdstuk mogen geen belemmering vormen voor het functioneren van gecentraliseerde financiering binnen een groep instellingen in normale omstandigheden.

1 bis.     Een overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen de groep mag geen vereiste inhouden:

(a)    om financiële steun te verlenen aan een entiteit binnen de groep die financiële problemen krijgt indien de instelling dat van geval tot geval en conform het beleid van de groep besluit te doen, als dit geen risico inhoudt voor de groep als geheel; of

(b)   om actief te zijn in een lidstaat of derde land, zelfs indien de bevoegde autoriteiten van dit land daarom verzoeken.

2.          De overeenkomst kan:

(a)    op een of meer dochterondernemingen van de groep betrekking hebben en voorzien in financiële steun van de moederonderneming aan dochterondernemingen, van dochterondernemingen aan de moederonderneming, tussen dochterondernemingen van de groep die partij zijn bij de overeenkomst, of elke combinatie van deze entiteiten;

(b)   voorzien in financiële steun in de vorm van een lening, de verlening van garanties of de verstrekking van activa die als zekerheid kunnen worden gebruikt bij een transactie tussen de begunstigde van de steun en een derde, of elke combinatie van deze maatregelen.

3.          Wanneer een dochteronderneming overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst akkoord gaat met de verlening van financiële steun aan de moederonderneming, bevat de overeenkomst een wederkerige overeenkomst van de moederonderneming om financiële steun aan de betrokken dochteronderneming te verlenen.

4.          In de overeenkomst wordt de te betalen vergoeding bepaald of worden de beginselen voor de berekening van de vergoeding vastgelegd voor elke transactie die krachtens de overeenkomst plaatsvindt.

5.          De overeenkomst mag alleen worden gesloten mits, op het moment dat de voorgenomen overeenkomst wordt opgesteld, naar het oordeel van de betreffende bevoegde autoriteit geen van de partijen een vereiste van Richtlijn 2006/48/EG met betrekking tot kapitaal of liquiditeit schendt of naar verwachting zal schenden, in een snel verslechterende liquiditeitssituatie verkeert dan wel het risico van insolventie loopt.

6.          De lidstaten dragen er zorg voor dat alle uit de overeenkomst voortvloeiende rechten, vorderingen en maatregelen alleen door de partijen bij de overeenkomst kunnen worden uitgeoefend, met uitsluiting van derden.

Artikel 17

Evaluatie door de bevoegde autoriteiten van de voorgenomen overeenkomst en bemiddeling

1.          De moederondernemingen en de instellingen waarop overeenkomstig de artikelen 125 en 126 van Richtlijn 2006/48/EG toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend, vragen toestemming aan de consoliderende toezichthouder om een overeenkomstig artikel 16 voorgenomen overeenkomst voor financiële steun binnen de groep te mogen sluiten. De aanvraag bevat de tekst van de voorgenomen overeenkomst en vermeldt de groepsentiteiten die als partijen worden voorgesteld.

2.          De consoliderende toezichthouder verleent de gevraagde toestemming indien de voorwaarden van de voorgenomen overeenkomst consistent zijn met de in artikel 19 vastgelegde voorwaarden voor het verlenen van financiële steun.

3.          De consoliderende toezichthouder stuurt de aanvraag onverwijld door naar de bevoegde autoriteiten van elke dochteronderneming die voornemens is partij bij de overeenkomst te zijn.

4.          De bevoegde autoriteiten doen alles wat in hun macht ligt om binnen vier maanden na de datum waarop de consoliderende toezichthouder de aanvraag heeft ontvangen, tot een gezamenlijk besluit te komen, waarbij rekening gehouden wordt met het mogelijke effect van de uitvoering van de overeenkomst in alle lidstaten waar de groep actief is - met betrekking tot de vraag of de voorwaarden van de voorgenomen overeenkomst consistent zijn met de in artikel 19 vastgelegde voorwaarden voor het verlenen van financiële steun. Het gezamenlijke besluit wordt in een document opgenomen dat het volledig met redenen omklede besluit bevat en dat door de consoliderende toezichthouder aan de aanvrager wordt verstrekt.

Op verzoek van de bevoegde autoriteiten kan de EBA overeenkomstig artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 een bevoegde autoriteit helpen bij het bereiken van overeenstemming.

Nadat alle betrokken bevoegde autoriteiten tot een gezamenlijk besluit gekomen zijn, verleent de consoliderende toezichthouder de gevraagde toestemming indien de voorwaarden van de voorgenomen overeenkomst overeenstemmen met de in artikel 19 vastgelegde voorwaarden voor het verlenen van financiële steun.

5.          Indien de bevoegde autoriteiten er niet in slagen binnen drie maanden een gezamenlijk besluit te nemen, neemt de consoliderende toezichthouder zelf een besluit over de aanvraag. Het besluit wordt vastgelegd in een document waarin het volledig met redenen wordt omkleed en in het besluit wordt rekening gehouden met de standpunten en voorbehouden van de andere bevoegde autoriteiten die zij gedurende de periode van drie maanden kenbaar hebben gemaakt. De consoliderende toezichthouder stelt de aanvrager en de andere bevoegde autoriteiten van het besluit in kennis.

6.           De uitvoering van een overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen een groep mag geen gevolgen hebben voor de begroting van een lidstaat waarvan de afwikkelingsautoriteit geen toestemming voor de overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen de groep heeft verleend.

Artikel 18

Goedkeuring van de voorgenomen overeenkomst door de aandeelhouders

1.          De lidstaten eisen dat elke voorgenomen overeenkomst waarvoor de bevoegde autoriteiten toestemming hebben verleend, ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de aandeelhoudersvergadering van elke groepsentiteit die de overeenkomst wil aangaan. In dat geval is de overeenkomst alleen geldig voor die partijen waarvan de aandeelhoudersvergadering de overeenkomst heeft goedgekeurd.

2.          ▌De lidstaten ▌eisen ▌dat in overeenstemming met de overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen de groep de aandeelhouders van elke groepsentiteit die partij bij de overeenkomst zal zijn, het respectieve in artikel 11 van Richtlijn 2006/48/EG bedoelde leidinggevende orgaan toestaan het besluit te nemen dat de entiteit onder de voorwaarden van de overeenkomst en in overeenstemming met de in dit hoofdstuk vastgelegde voorwaarden financiële steun verleent. Er is geen enkele verdere toestemming van de aandeelhouders en geen enkele aanvullende vergadering vereist voor een specifieke transactie die in overeenstemming met de overeenkomst wordt gesloten.

3.          Het leidinggevende orgaan van elke entiteit die partij is bij een overeenkomst brengt jaarlijks aan de aandeelhouders verslag uit over de uitvoering van de overeenkomst en van alle op grond van de overeenkomst genomen besluiten.

Artikel 18 bis

Toezending van de overeenkomsten voor financiële steun binnen de groep aan de afwikkelingsautoriteiten

De bevoegde autoriteiten zenden de overeenkomsten voor financiële steun binnen de groep waarvoor zij toestemming hebben verleend, en alle wijzigingen daarvan, toe aan de betrokken afwikkelingsautoriteiten.

Artikel 19

Voorwaarden voor het verlenen van financiële steun binnen de groep

1.          ▌Financiële steun ▌op grond van een overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen de groep overeenkomstig artikel 16 mag slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)    er is een redelijk vooruitzicht dat de verleende steun de financiële moeilijkheden van de entiteit die de steun ontvangt, oplost;

(b)    het verlenen van financiële steun heeft tot doel de financiële stabiliteit van de groep als geheel of van een of meerdere entiteiten van de groep te vrijwaren of herstellen;

(c)    de financiële steun wordt tegen een vergoeding verleend;

(d)    afgaande op de informatie waarover het leidinggevende orgaan beschikt op het moment dat het besluit tot verlenen van financiële steun wordt genomen, is er redelijke zekerheid dat de lening wordt terugbetaald of dat een passende vergoeding voor de steun wordt betaald door de entiteit die de steun ontvangt;

(e)    de financiële steun brengt de liquiditeit of solvabiliteit van de entiteit die de steun verleent, niet in gevaar en houdt geen bedreiging voor de financiële stabiliteit in;

(f)     op het moment dat de steun wordt verleend, voldoet de entiteit die de steun verleent aan de eigenvermogensvereisten en aan alle op grond van artikel 136, lid 2, van Richtlijn 2006/48/EG opgelegde vereisten, en ook nadat de steun is verleend, zal zij nog steeds aan deze vereisten voldoen.

2.          De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen om de in lid 1 bedoelde voorwaarden vast te stellen.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 20

Besluit tot het verlenen van financiële steun

Het besluit om op grond van de overeenkomst financiële steun binnen de groep te verlenen, wordt genomen door het in artikel 11 van Richtlijn 2006/48/EG bedoelde leidinggevende orgaan van de entiteit die de financiële steun verleent. Dat besluit wordt met redenen omkleed en geeft het doel van de voorgenomen financiële steun aan. In het besluit wordt in het bijzonder vermeld:

(a)    hoe de financiële steun de financiële stabiliteit van de groep als geheel of van een of meerdere entiteiten van de groep vrijwaart of herstelt;

(b)    dat de financiële steun de financiële capaciteiten van de rechtspersoon die de financiële steun verleent, niet overschrijdt;

(c)    dat de entiteit die financiële steun verleent, blijft voldoen aan de eigenvermogensvereisten en aan alle op grond van artikel 136, lid 2, van Richtlijn 2006/48/EG opgelegde vereisten.

Artikel 21

Recht van bevoegde autoriteiten om bezwaar aan te tekenen

1.          Voordat er op grond van een overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen de groep steun wordt verstrekt, stelt het leidinggevende orgaan van een entiteit die voornemens is financiële steun te verlenen, haar bevoegde autoriteit, de consoliderende toezichthouder indien van toepassing, en de EBA daarvan in kennis. De kennisgeving bevat details van de voorgenomen steun.

2.          Binnen twee dagen na de datum van ontvangst van een kennisgeving kan de bevoegde autoriteit de verlening van financiële steun als bedoeld in artikel 19 verbieden of beperken indien niet aan de voorwaarden voor het verlenen van financiële steun binnen de groep is voldaan. Een besluit van de bevoegde autoriteit om de financiële steun te verbieden of beperken, wordt met redenen omkleed.

3.          De bevoegde autoriteit stelt de EBA, de consoliderende toezichthouder en de in artikel 131 bis van Richtlijn 2006/48/EG bedoelde bevoegde autoriteiten die deel uitmaken van de colleges van toezichthouders onverwijld in kennis van haar besluit om de financiële steun te verbieden of te beperken.

4.          Indien de consoliderende toezichthouder of de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de entiteit die de steun ontvangt, bezwaren heeft met betrekking tot het besluit om de financiële steun te verbieden of beperken, kan deze de zaak binnen twee dagen aan de EBA voorleggen en haar overeenkomstig artikel 31 van Verordening 1093/2010 om hulp vragen. ▌

5.          Indien de bevoegde autoriteit de financiële steun niet binnen de in lid 2 genoemde termijn verbiedt of beperkt, kan er financiële steun worden verleend in overeenstemming met de voorwaarden die aan de bevoegde autoriteit zijn voorgelegd.

5 bis.     De betrokken afwikkelingsautoriteiten worden door de bevoegde autoriteiten in kennis gesteld van het besluit om financiële steun te verlenen die niet door de bevoegde autoriteit verboden of beperkt is en van besluiten van de bevoegde autoriteiten om de financiële steun te verbieden of te beperken.

5 ter.     De lidstaten zien erop toe dat de regels in het kader van hun insolventieregelingen of speciale afwikkelingsregelingen geen belemmering vormen voor de rechtszekerheid en uitvoerbaarheid van transacties binnen een groep die zijn goedgekeurd en worden uitgevoerd in overeenstemming met de bepalingen in dit hoofdstuk.

Artikel 22

Openbaarmaking

1.          De lidstaten dragen er zorg voor dat instellingen die overeenkomstig artikel 16 een overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen de groep zijn aangegaan, een beschrijving van de overeenkomst en de namen van de entiteiten die partij zijn bij de overeenkomst openbaar maken en deze informatie ten minste eenmaal per jaar bijwerken.

De artikelen 145 tot en met 149 van Richtlijn 2006/48/EG zijn van toepassing.

2.          De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen met het oog op de vaststelling van de vorm en de inhoud van de in lid 1 bedoelde beschrijving. De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

3.          Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 23

Vroegtijdige-interventiemaatregelen

1.          Wanneer de financiële toestand van een instelling na een beoordeling aan de hand van een reeks indicatoren en passende drempels wordt geacht snel te verslechteren, en met name wanneer een instelling niet of waarschijnlijk niet aan de vereisten van Richtlijn 2006/48/EG, zoals het minimale eigen vermogen plus 1,5%, voldoet, wanneer haar liquiditeitssituatie snel verslechtert of wanneer de mate van hefboomfinanciering, de hoeveelheid slechte leningen of de concentratie van risico's snel toenemen, dragen de lidstaten er zorg voor dat de bevoegde autoriteiten, naast de in artikel 136 van Richtlijn 2006/48/EG bedoelde maatregelen, in voorkomend geval, met name over de volgende maatregelen beschikken:

(a)       zij kunnen eisen dat het bestuur van de instelling een of meer van de in het herstelplan vastgelegde regelingen en maatregelen uitvoert, of een dergelijk herstelplan bijstelt indien de omstandigheden die de aanleiding vormden tot de vroegtijdige interventie anders zijn dan de aannamen die in het oorspronkelijke herstelpan zijn beschreven, en binnen een bepaald tijdsbestek een of meer van de daartoe vastgestelde regelingen of maatregelen uitvoert om ervoor te zorgen dat de in de eerste alinea bedoelde omstandigheden niet langer van toepassing zijn;

(b)       zij kunnen eisen dat het bestuur van de instelling de situatie onderzoekt, maatregelen aangeeft om de eventueel vastgestelde problemen weg te nemen en een actieprogramma voor het oplossen van deze problemen en een tijdschema voor de tenuitvoerlegging van het actieprogramma opstelt;

(c)       zij kunnen eisen dat het bestuur van de instelling de aandeelhoudersvergadering van de instelling bijeenroept, of rechtstreeks de aandeelhoudersvergadering bijeenroepen als het bestuur niet aan deze eis voldoet, en de agenda en de aanneming van bepaalde besluiten voorstellen;

(d)       zij kunnen eisen dat ▌een of meer bestuursleden of directeuren worden ontslagen als deze personen overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 2006/48/EG voor de uitvoering van hun taken ongeschikt worden geacht;

(e)       zij kunnen eisen dat het bestuur van de instelling een plan opstelt voor het voeren van onderhandelingen met enkele of alle crediteuren over de herstructurering van de schulden, overeenkomstig het herstelplan;

(f)        zij kunnen, onder meer via inspecties ter plaatse, alle informatie verzamelen die noodzakelijk is om het afwikkelingsplan bij te stellen, teneinde de uiteindelijke afwikkeling van de instelling voor te bereiden, onder meer door overeenkomstig artikel 30een evaluatie van de activa en passiva van de instelling te verrichten;

2.          De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen om de in lid 1 bedoelde minimale reeks indicatoren en drempels en de maatregelen waarin lid 1 van dit artikel voorziet, nader uit te werken.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 25

Coördinatie van vroegtijdige-interventiemaatregelen ▌met betrekking tot groepen

1.          Wanneer aan de voorwaarden voor het opleggen van vereisten op grond van artikel 23 van deze richtlijn ▌is voldaan met betrekking tot een moederinstelling of een instelling waarop overeenkomstig de artikelen 125 en 126 van Richtlijn 2006/48/EG toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend of een of meer dochterondernemingen ervan, stelt de bevoegde autoriteit die voornemens is overeenkomstig eerstgenoemd artikel een maatregel te nemen, de andere betrokken bevoegde autoriteiten in het toezichtcollege en de EBA van haar voornemen in kennis.

2.           De consoliderende toezichthouder en de andere betrokken bevoegde autoriteiten gaan na of het nodig is overeenkomstig artikel 23 maatregelen te nemen ▌met betrekking tot andere entiteiten in de groep en of coördinatie van de te nemen maatregelen wenselijk is. De consoliderende toezichthouder en de andere betrokken autoriteiten gaan na of het waarschijnlijker is dat een alternatieve maatregel de levensvatbaarheid van de afzonderlijke entiteiten herstelt en de financiële soliditeit van de groep als geheel vrijwaart. ▌

De beoordeling neemt de vorm aan van een gezamenlijk besluit van de consoliderende toezichthouder en de andere betrokken bevoegde autoriteiten, waarin rekening wordt gehouden met de mogelijke gevolgen van de maatregel in alle lidstaten waar de groep actief is. Het gezamenlijk besluit wordt binnen vijf dagen na de datum van de in lid 1 bedoelde kennisgeving genomen. Het gezamenlijk besluit wordt met redenen omkleed en vastgelegd in een document dat door de consoliderende toezichthouder wordt verstrekt aan de moederonderneming of aan de instelling waarop toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend.

3.           Op verzoek van de bevoegde autoriteiten kan de EBA overeenkomstig artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 een bevoegde autoriteit helpen bij het bereiken van overeenstemming. De EBA stelt binnen vijf dagen haar oplossing voor.

4.          Indien niet binnen vijf dagen een gezamenlijk besluit kan worden genomen, kunnen de consoliderende toezichthouder en de bevoegde autoriteiten die voor het toezicht op de dochterondernemingen verantwoordelijk zijn, individuele besluiten nemen.

5.          Het besluit van elke bevoegde autoriteit wordt met redenen omkleed. In het besluit wordt rekening gehouden met de standpunten en voorbehouden van de andere bevoegde autoriteiten die zij gedurende de periode van vijf dagen kenbaar hebben gemaakt en met het potentiële effect van het besluit op de financiële stabiliteit in andere lidstaten. De besluiten worden aan de moederonderneming of de instelling waarop toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend verstrekt door de consoliderende toezichthouder en aan de dochterondernemingen door de respectieve bevoegde autoriteiten.

6.          Voordat ze zelf overeenkomstig lid 4 besluiten nemen, raadplegen de bevoegde autoriteiten de EBA. In het besluit wordt rekening gehouden met het advies van de EBA en wordt een eventuele significante afwijking van dit advies uitgelegd.

TITEL IV

AFWIKKELING

Hoofdstuk I

Doelstellingen, voorwaarden en algemene beginselen

Artikel 26

Doelstellingen van de afwikkeling

1.          Bij de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en de uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden houden de afwikkelingsautoriteiten rekening met de doelstellingen van de afwikkeling en kiezen zij de instrumenten en bevoegdheden waarmee de doelstellingen die gezien de omstandigheden van de zaak relevant zijn, het best kunnen worden verwezenlijkt.

2.          De in lid 1 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen zijn:

(a)       de continuïteit van kritieke functies en, voor zover mogelijk, de continuïteit van de posities van de tegenpartij garanderen indien deze niet door een andere instelling kunnen worden overgenomen zonder onacceptabel hoge kosten voor de overheidsmiddelen;

(b)       ▌nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit vermijden, onder meer door besmetting te voorkomen en de marktdiscipline te handhaven, en tegelijk de overheidsmiddelen beschermen;

(c)       overheidsmiddelen beschermen door het beroep op buitengewone openbare financiële steun zoveel mogelijk te beperken;

(d)       ▌waardevernietiging vermijden, tenzij dat noodzakelijk is om de in lid 1 bedoelde relevante doelstellingen te verwezenlijken, en ernaar streven de afwikkelingskosten zoveel mogelijk te beperken;

(e)       beschermen van deposanten die onder Richtlijn 94/19/EG vallen en van beleggers die onder Richtlijn 97/9/EG vallen;

(f)        de gelden en activa van cliënten beschermen.

3.          De afwikkelingsautoriteiten kennen aan alle afwikkelingsdoelstellingen even grote relevantie toe, en ▌het gewicht dat zij eraan toekennen is afhankelijk van de aard en de omstandigheden van elke zaak.

Bij het nastreven van de in lid 2 genoemde afwikkelingsdoelstellingen trachten de afwikkelingsautoriteiten de overheidsmiddelen te beschermen en er, voor zover de omstandigheden het toelaten, voor te zorgen dat de overheidssector wordt vergoed voor de kosten en risico's die door de overeenkomstig artikel 91 ingestelde nationale financieringsregelingen worden gedragen.

Artikel 27

Afwikkelingsvoorwaarden

1.          De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten pas een afwikkelingsmaatregel met betrekking tot een in artikel 1, onder a), bedoelde instelling nemen indien aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:

(a)    de bevoegde autoriteit stelt na raadpleging van de afwikkelingsautoriteit ▌vast dat de instelling niet langer op levensvatbare wijze kan functioneren overeenkomstig haar vergunning op grond van de eigenvermogensvereisten van artikel 92 van [CRR] of faalt of waarschijnlijk gaat falen;

(b)    gezien de timing en andere ter zake doende omstandigheden valt het redelijkerwijze niet te verwachten dat een andere een andere alternatieve maatregel van de particuliere sector, waaronder maatregelen van de depositogarantiestelsels of IPS, of van een toezichthouder, waaronder de maatregelen als bedoeld in artikel 23, lid 1, onder a), dan een door de afwikkelingsautoriteiten ten aanzien van de instelling genomen afwikkelingsmaatregel het falen van de instelling binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen;

(c)    een afwikkelingsmaatregel is noodzakelijk in het algemeen belang als bedoeld in lid 3.

De afwikkelingsautoriteiten geven toelichting op de wijze waarop zij de voorwaarden om tot afwikkeling over te gaan zullen beoordelen, maken deze openbaar en stellen de EBA ervan in kennis.

1 ter.     De afwikkelingsautoriteiten nemen ook afwikkelingsmaatregelen indien de vergunning overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn [CRD IV] is ingetrokken en een afwikkelingsmaatregel overeenkomstig lid 3 van dit artikel noodzakelijk is in het algemeen belang.

1 quater.        Het nemen van een vroegtijdige interventiemaatregel overeenkomstig artikel 23 is geen voorwaarde voor het nemen van een afwikkelingsmaatregel.

2.          Voor de toepassing van lid 1, onder a), wordt een instelling onder ten minste een van de volgende omstandigheden geacht te falen of waarschijnlijk te falen:

(a)    de instelling maakt op zodanige wijze inbreuk op, of er bestaan objectieve elementen ter ondersteuning van de vaststelling dat de instelling in de nabije toekomst op zodanige wijze inbreuk zal maken op de objectieve en vooraf bepaalde criteria betreffende het minimale eigen vermogen dat intrekking van de vergunning door de bevoegde autoriteit gerechtvaardigd zou zijn omdat de instelling verliezen heeft geleden of waarschijnlijk verliezen zal lijden die haar eigen vermogen geheel of vrijwel geheel wegvagen;

(b)    er zijn objectieve en vooraf bepaalde criteria ter ondersteuning van de vaststelling dat de activa van de instelling in de nabije toekomst geringer zullen zijn of waarschijnlijk geringer zullen zijn dan haar passiva;

(c)    de instelling is niet in staat of er bestaan objectieve elementen ter ondersteuning van de vaststelling dat de instelling in de nabije toekomst niet in staat zal zijn aan haar verplichtingen te voldoen wanneer deze opeisbaar worden, en dit onvermogen om te betalen kan volgens de beoordeling van de bevoegde autoriteiten niet binnen een redelijk tijdsbestek worden verholpen;

(d)    de instelling heeft buitengewone openbare financiële steun nodig, behalve wanneer zij ter vrijwaring van de financiële stabiliteit, het volgende nodig heeft:

(i)     ▌liquiditeitsfaciliteiten die tegen ▌standaardvoorwaarden door centrale banken worden verschaft (de faciliteit is volledig gedekt met zekerheden waarop reductiefactoren zijn toegepast die de kwaliteit en marktwaarde van de gestelde zekerheden weerspiegelen, en de centrale bank brengt de begunstigde een strafrente in rekening), ook wanneer de liquiditeitsfaciliteiten door een staatsgarantie zijn gedekt; of

(ii)     een staatsgarantie met betrekking tot nieuwe verplichtingen om een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat te verhelpen.

In beide onder i) en ii) genoemde gevallen blijven de garantiemaatregelen beperkt tot solvabele financiële instellingen, maken zij geen deel uit van een ruimer steunpakket, moeten zij op grond van de staatssteunregels worden goedgekeurd, en blijven zij strikt beperkt in de tijd.

3.          Voor de toepassing van lid 1, onder c), wordt een afwikkelingsmaatregel behandeld als zijnde in het algemeen belang indien hij een of meer van de in artikel 26 vermelde afwikkelingsdoelstellingen verwezenlijkt en daarmee evenredig is en indien deze doelstellingen met een liquidatie van de instelling of moederonderneming volgens een normale insolventieprocedure niet in dezelfde mate zouden worden bereikt.

3 ter.   De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarin de inhoud van de in lid 1 bedoelde toelichting nader wordt beschreven.

De EBA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk ...* [twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 28

Afwikkelingsvoorwaarden voor financiële instellingen en holdings

1.          De lidstaten dragen er zorg voor dat afwikkelingsautoriteiten een afwikkelingsmaatregel kunnen nemen ten aanzien van een in artikel 1, onder b), bedoelde financiële instelling of onderneming wanneer aan de in artikel 27, lid 1, gestelde voorwaarden is voldaan, zowel wat betreft de financiële instelling of onderneming als wat betreft de moederinstelling waarop toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend.

2.          De lidstaten dragen er zorg voor dat afwikkelingsautoriteiten een afwikkelingsmaatregel kunnen nemen ten aanzien van een in artikel 1, onder c) of d), bedoelde holding wanneer aan de in artikel 27, lid 1, gestelde voorwaarden is voldaan, zowel wat betreft de in artikel 1, onder c) of d), bedoelde holding als wat betreft de dochteronderneming(en) die (een) instelling(en) is (zijn), ongeacht of in de Unie gevestigd is (zijn).

3.          Indien de dochterinstellingen van een gemengde holding direct of indirect in handen zijn van een financiële tussenholding, dragen de lidstaten er zorg voor dat ten aanzien van de financiële tussenholding afwikkelingsmaatregelen met het oog op de afwikkeling van een groep worden genomen, en nemen zij geen afwikkelingsmaatregelen met het oog op de afwikkeling van de groep ten aanzien van de gemengde holding.

4.          Behoudens lid 3, in afwijking van het bepaalde in lid 2 en ondanks het feit dat een in artikel 1, onder c) of d), bedoelde holding mogelijk niet aan de in artikel 27, lid 1, gestelde voorwaarden voldoet, kunnen afwikkelingsautoriteiten afwikkelingsmaatregelen ten aanzien van die holding nemen wanneer een of meer dochterondernemingen die instellingen zijn, ongeacht of zij in de Unie gevestigd zijn, aan de in artikel 27, leden 1, 2 en 3, gestelde voorwaarden voldoen en in een dusdanige vermogenssituatie verkeren dat het faillissement een bedreiging vormt voor de groep als geheel of indien er in het kader van het insolventierecht van de lidstaat een verplichting bestaat de groep als geheel te behandelen en het noodzakelijk is om ten aanzien van de in artikel 1, onder c) of d), bedoelde holding maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor de afwikkeling van een of meer van deze dochterondernemingen die instellingen zijn, dan wel voor de afwikkeling van de groep als geheel.

Artikel 29

Algemene beginselen met betrekking tot afwikkeling

1.          De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten bij de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en de uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden alle passende maatregelen nemen om te waarborgen dat de afwikkelingsmaatregel in overeenstemming met de volgende beginselen wordt genomen:

(-a)     in voorkomend geval worden de afwikkelingsinstrumenten toegepast en de afwikkelingsbevoegdheden uitgeoefend overeenkomstig het afwikkelingsplan;

(a)    de aandeelhouders van de instelling in afwikkeling dragen de eerste verliezen;

(b)    crediteuren van de instelling in afwikkeling, met uitzondering van deposanten die krachtens artikel 38 van de inbreng van de particuliere sector zijn uitgesloten, dragen verliezen na de aandeelhouders volgens de rangorde van hun vorderingen als omschreven in artikel 43 van deze richtlijn;

(c)    het hogere management (in zijn geheel of bepaalde leden daarvan) van de instelling in afwikkeling wordt, met inachtneming van de wetgeving van de lidstaat, vervangen door een bewindvoerder die wordt benoemd door de afwikkelingsautoriteit.

(d)    de hogere managers van de instelling in afwikkeling worden, met inachtneming van de wetgeving van de lidstaat, op grond van het burgerlijk of strafrecht aansprakelijk gesteld voor hun persoonlijke verantwoordelijkheid voor het faillissement van de instelling;

(e)    behalve indien in deze richtlijn anders is bepaald, worden crediteuren van dezelfde categorie op gelijkwaardige wijze behandeld;

(f)     geen enkele crediteur lijdt grotere verliezen dan de verliezen die hij zou hebben geleden mocht de instelling volgens een normale insolventieprocedure zijn geliquideerd.

(f bis)           de vorderingen van deposanten worden naar behoren beschermd.

1 bis.     De lidstaten dragen er zorg voor dat het gebruik van afwikkelingsinstrumenten evenredig is en in overeenstemming met de rechtsvorm van de betreffende kredietinstelling.

1 ter.     Voor de toepassing van lid 1, onder f bis), dragen de lidstaten er zorg voor dat de vorderingen van deposanten een preferentiële behandeling krijgen en in geval van insolventie van de kredietinstelling voorrang krijgen op de vorderingen van gewone crediteuren zonder garantie. Indien dat de vrijwaring van de financiële stabiliteit ten goede komt, dienen de afwikkelingsautoriteiten het instrument van de inbreng van de particuliere sector alleen toe te passen op deposito's die niet op grond van Richtlijn 94/19/EG gegarandeerd zijn. Indien het instrument van de inbreng van de particuliere sector wordt gebruikt, mogen deposanten geen grotere verliezen dan de verliezen die zij bij insolventie zouden hebben geleden.

1 quater.        Voor de toepassing van deze richtlijn omvat een deposito geen instrument waarvan:

(a)       het bestaan alleen kan worden aangetoond met een ander schuldbewijs dan een rekeningafschrift;

(b)       de hoofdsom niet à pari terugbetaalbaar is; of

(c)       de hoofdsom alleen in het kader van een bepaalde garantie of regeling van de kredietinstelling of een derde à pari terugbetaalbaar is;

2.          Wanneer een instelling een groepsentiteit is, passen afwikkelingsautoriteiten afwikkelingsinstrumenten op zodanige wijze toe en oefenen zij afwikkelingsbevoegdheden op zodanige wijze uit dat het effect ervan op verbonden instellingen of op de groep als geheel zo beperkt mogelijk blijft en dat de nadelige gevolgen ervan voor de financiële stabiliteit van de Unie en met name in de landen waar de groep actief is, eveneens zo beperkt mogelijk blijven.

3.          Bij de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en bij de uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden dragen de lidstaten er, in voorkomend geval, zorg voor dat aan de staatssteunregels van de Unie is voldaan.

3 bis.  Bij het toepassen van de afwikkelingsinstrumenten en het uitoefenen van hun afwikkelingsbevoegdheden informeren en raadplegen de afwikkelingsautoriteiten de werknemers en hun vertegenwoordigers.

3 ter.   Wanneer afwikkelingsautoriteiten afwikkelingsinstrumenten toepassen en hun afwikkelingsbevoegdheden uitoefenen, laat dit de bepalingen inzake de vertegenwoordiging van werknemers in het bestuur van een onderneming, zoals vastgelegd in de nationale wetgeving of praktijk, onverlet.

HOOFDSTUK I bis

Bijzonder bestuur

Artikel 29 bis

Bijzonder bestuur

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten een bijzonder bestuurder kunnen aanstellen ter vervanging van het management van de instelling in afwikkeling. De afwikkelingsautoriteiten maken de aanstelling van een bijzonder bestuurder openbaar. De lidstaten waarborgen voorts dat de bijzonder bestuurder de vereiste kwalificaties, vaardigheden en kennis heeft om zijn of haar functies uit te oefenen.

2.        De bijzonder bestuurder heeft alle bevoegdheden die het bestuur van de instelling krachtens de statuten van de instelling en het nationale recht heeft, met inbegrip van de bevoegdheid om alle bestuurlijke functies van het bestuur van de instelling uit te oefenen. De bijzonder bestuurder mag deze bevoegdheden echter slechts uitoefenen onder toezicht van de afwikkelingsautoriteit.

3.        De bijzonder bestuurder heeft de wettelijke plicht om alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de in artikel 26 genoemde afwikkelingsdoelstellingen in de hand te werken en afwikkelingsmaatregelen uit te voeren overeenkomstig het besluit van de afwikkelingsautoriteit. Ingeval zulks noodzakelijk is, heeft deze plicht voorrang boven elke andere bestuursplicht op grond van de statuten van de instelling of het nationale recht ingeval deze niet consistent zijn. Mogelijke oplossingen kunnen zijn: een verhoging van het kapitaal, een reorganisatie van de eigendomsstructuur van de instelling of overnames door instellingen die financieel en organisatorisch gezond zijn, overeenkomstig de in hoofdstuk III omschreven afwikkelingsinstrumenten.

4.        De afwikkelingsautoriteiten kunnen grenzen stellen aan het optreden van de bijzonder bestuurder of eisen dat voor bepaalde handelingen van de bijzonder bestuurder voorafgaande toestemming van de afwikkelingsautoriteit is vereist. De afwikkelingsautoriteiten kunnen de bijzonder bestuurder op elk moment uit zijn functie ontheffen.

5.        De lidstaten eisen dat een bijzonder bestuurder met regelmatige tussenpozen die door de afwikkelingsautoriteit worden vastgesteld en aan het begin en einde van zijn mandaat verslagen ten behoeve van de aanstellende afwikkelingsautoriteit opstelt over de economische en financiële positie van de instelling en over de handelingen die hij bij de uitoefening van zijn taken heeft verricht.

6.        Een bijzonder bestuurder wordt voor niet langer dan een jaar aangesteld. Deze termijn kan bij wijze van uitzondering worden verlengd als de afwikkelingsautoriteit van oordeel is dat nog steeds aan de voorwaarden voor de aanstelling van een bijzonder bestuurder wordt voldaan.

7.        Behoudens het bepaalde in de leden 1 tot en met 6 laat de aanstelling van de bijzonder bestuurder de overeenkomstig het vennootschapsrecht van de Unie of de lidstaten vastgestelde rechten van de aandeelhouders of eigenaars onverlet.

8.        De aanstelling van een bijzonder bestuurder mag niet worden gezien als een afdwingingsgrond in de zin van Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad1 of als een insolventieprocedure in de zin van Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad2.

9.        Als meerdere afwikkelingsautoriteiten voornemens zijn een bijzonder bestuurder met betrekking tot een entiteit binnen een groep aan te stellen, overwegen de zij of het passender zou zijn om dezelfde bijzonder bestuurder voor alle betrokken entiteiten of voor de hele groep aan te stellen om oplossingen die de financiële soliditeit van de groep als geheel herstellen te vergemakkelijken.

10.      Als de nationale wetgeving bepaalt dat er in geval van insolventie een curator wordt aangesteld, is deze de bijzondere bestuurder in de zin van dit artikel.

Hoofdstuk II

Waardering

Artikel 30

Waardering bij afwikkeling

1.          Alvorens afwikkelingsmaatregelen te nemen, en met name voor de toepassing van de artikelen 32, 34, 36, 41 en 42 ▌, dragen de afwikkelingsautoriteiten er zorg voor dat een eerlijke, prudente en realistische waardering van de activa ▌van de instelling wordt verricht ▌. De waardering mag door een onafhankelijk agent worden uitgevoerd. De afwikkelingsautoriteit bekrachtigt deze waardering. Ingeval onafhankelijke waardering wegens de spoedeisende omstandigheden van de zaak onmogelijk is, mogen de afwikkelingsautoriteiten de waardering van de activa en passiva van de instelling verrichten. Het feit dat er een waardering moet worden uitgevoerd, mag de mogelijkheden voor de afwikkelingsautoriteit om vóór afronding van de waardering de zeggenschap over een instelling die failliet is gegaan over te nemen, niet beperken.

2.          Onverminderd de staatssteunregels van de Unie wordt de bij lid 1 voorgeschreven waardering, in voorkomend geval, gebaseerd op prudente en realistische aannamen – onder meer met betrekking tot wanbetalingspercentages en ernst van de verliezen – en heeft zij tot doel de marktwaarde te bepalen van de activa en de passiva van de instelling die failliet gaat of waarschijnlijk failliet gaat, zodat eventuele daaruit voortvloeiende verliezen worden onderkend op het moment waarop de afwikkelingsinstrumenten worden toegepast. Wanneer de markt voor een specifiek activum of passivum niet naar behoren functioneert, mag de waardering evenwel overeenstemmen met de economische waarde van de betrokken activa en passiva op lange termijn. Bij de waardering wordt niet uitgegaan van de toekenning van buitengewone overheidssteun of noodliquiditeitssteun van de centrale bank aan de instelling, ongeacht of deze daadwerkelijk wordt verleend.

3.          De waardering wordt aangevuld met de volgende informatie zoals deze voorkomt in de boekhouding van de instelling:

(a)       een geactualiseerde balans en een verslag over de economische en financiële positie van de instelling;

(b)       een toelichting met een analyse en een raming van de waarde van de activa;

(c)       de lijst van de uitstaande buitenbalans- en balansverplichtingen die in de boeken en bescheiden van de instelling zijn opgenomen, met vermelding van de respectieve kredieten en het respectieve prioriteitsniveau volgens het toepasselijke insolventierecht.

4.          Bij de waardering wordt de onderverdeling van de crediteuren in categorieën in overeenstemming met hun prioriteitsniveau volgens het toepasselijke insolventierecht aangegeven, samen met een inschatting van de behandeling die elke categorie naar verwachting bij een insolventieprocedure zal genieten.

5.          Indien het wegens de spoedeisende omstandigheden van de zaak onmogelijk is om aan de vereisten van de leden 3 en 4 te voldoen, wordt de waardering door ofwel een onafhankelijke persoon, ofwel een afwikkelingsautoriteit verricht met inachtneming van de vereisten van lid 2. Deze waardering wordt als voorlopig beschouwd totdat de afwikkelingsautoriteit een waardering heeft verricht die aan alle vereisten van dit artikel voldoet. Deze definitieve waardering dient los van de in artikel 66 bedoelde waardering te worden verricht.

6.          De waardering vormt een integrerend onderdeel van het besluit om een afwikkelingsinstrument toe te passen of een afwikkelingsbevoegdheid uit te oefenen. De waardering wordt niet apart aan een rechterlijke toetsing onderworpen en wordt in overeenstemming met het bepaalde in artikel 78 alleen samen met het besluit aan een dergelijke toetsing onderworpen.

7.          De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen met het oog op de vaststelling van de volgende criteria voor de toepassing van de leden 1 en 2 van dit artikel en voor de toepassing van artikel 66:

(a)       onder welke omstandigheden een persoon onafhankelijk is van zowel de afwikkelingsautoriteit als de instellingen, en

(b)       onder welke omstandigheden een waardering door een onafhankelijke persoon als onmogelijk kan worden aangemerkt;

(b bis) de scheiding van de waarderingen krachtens de artikelen 30 en 66.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Hoofdstuk III

Afwikkelingsinstrumenten

Afdeling I

Algemene beginselen

Artikel 31

Algemene beginselen van afwikkelingsinstrumenten

1.          De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten over de nodige bevoegdheden beschikken om, in voorkomend geval overeenkomstig het afwikkelingsplan, de afwikkelingsinstrumenten toe te passen op een instelling, een financiële instelling of een in artikel 1, onder c) en d), bedoelde holding die aan de toepasselijke afwikkelingsvoorwaarden voldoet.

2.          De in lid 1 bedoelde afwikkelingsinstrumenten zijn:

(a)  het instrument van verkoop van de onderneming;

(b)  het instrument van de overbruggingsinstelling;

(c)  het instrument van afsplitsing van activa;

(d)  het instrument van de inbreng van de particuliere sector.

3.          Behoudens lid 4 mogen de afwikkelingsautoriteiten de afwikkelingsinstrumenten zowel afzonderlijk als in combinatie met andere toepassen.

4.          De afwikkelingsautoriteiten mogen het instrument van afsplitsing van activa uitsluitend in combinatie met een ander afwikkelingsinstrument toepassen.

5.          Wanneer de in lid 2, onder a), b) of c), bedoelde afwikkelingsinstrumenten worden toegepast en worden gebruikt voor de gedeeltelijke overdracht van activa, rechten of verplichtingen van de instelling in afwikkeling, wordt het resterende deel van de instelling waarvan activa, rechten of verplichtingen zijn overgedragen, binnen een passend tijdskader volgens een normale insolventieprocedure geliquideerd, rekening houdend met het feit dat het eventueel noodzakelijk kan zijn dat die instelling overeenkomstig artikel 58 diensten of steun verleent om de overnemer in staat te stellen de door middel van die overdracht verworven activiteiten of diensten te verrichten.

6.          De lidstaten dragen er zorg voor dat de voorschriften van het nationale insolventierecht betreffende de nietigheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de crediteuren nadelige rechtshandelingen niet van toepassing zijn op de overdracht van activa, rechten of passiva van een instelling in afwikkeling aan een andere entiteit ingevolge de toepassing van een afwikkelingsinstrument of de uitoefening van een afwikkelingsbevoegdheid.

7.          De lidstaten wordt niet belet afwikkelingsautoriteiten aanvullende bevoegdheden te verlenen die kunnen worden uitgeoefend wanneer een instelling aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet, mits deze aanvullende bevoegdheden geen belemmering voor een doeltreffende groepsafwikkeling vormen en in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de afwikkeling en met de in de artikelen 26 en 29 vastgelegde algemene beginselen die voor de afwikkeling gelden.

Afdeling 2

Het instrument van verkoop van de onderneming

Artikel 32

Het instrument van verkoop van de onderneming

1.          De lidstaten dragen er zorg voor dat afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid hebben het volgende over te dragen aan een koper die geen overbruggingsinstelling is:

(a)    aandelen of andere eigendomsinstrumenten van een instelling in afwikkeling;

(b)    alle of welbepaalde activa, rechten of verplichtingen van een instelling in afwikkeling;

(c)    elke mogelijke combinatie van enkele of alle activa, rechten of verplichtingen van een instelling in afwikkeling,

De in de eerste alinea bedoelde overdracht vindt plaats zonder toestemming van de aandeelhouders van de instelling in afwikkeling of van derden die geen koper zijn te moeten vragen en zonder te moeten voldoen aan procedurele voorschriften van het vennootschaps- of effectenrecht die anders van toepassing zouden zijn.

2.          Een overdracht overeenkomstig lid 1 wordt verricht onder commerciële voorwaarden, rekening houdend met de omstandigheden en in overeenstemming met de staatssteunregels van de Unie.

3.          In geval van een gedeeltelijke overdracht van activa van de instelling, vallen alle opbrengsten van de overdracht toe aan de instelling in afwikkeling.

Ingeval alle aandelen of andere eigendomsinstrumenten worden overgedragen of ingeval alle activa, rechten en verplichtingen van de instelling worden overgedragen, vallen alle opbrengsten van de overdracht toe aan de aandeelhouders van de instelling in afwikkeling die hun rechten zijn ontnomen.

De lidstaten kunnen de in de eerste alinea bedoelde opbrengsten berekenen onder aftrek van het bedrag van de in het kader van het afwikkelingsproces gemaakte kosten van administratieve of andere aard, met inbegrip van overeenkomstig artikel 92 door de financieringsregelingen gemaakte kosten en gedane uitgaven.

4.          De afwikkelingsautoriteiten ondernemen alle redelijke stappen om voor de overdracht overeenkomstig lid 2 van dit artikel commerciële voorwaarden te bedingen die in overeenstemming zijn met de overeenkomstig artikel 30 verrichte eerlijke en realistische waardering, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak.

5.          Bij de toepassing van het instrument van verkoop van de onderneming mogen de afwikkelingsautoriteiten de overdrachtsbevoegdheid meerdere malen uitoefenen om aanvullende overdrachten van aandelen of andere eigendomsinstrumenten, dan wel, al naargelang het geval, van activa, rechten of passiva van de instelling in afwikkeling te verrichten.

6.          Na toepassing van het instrument van verkoop van de onderneming mogen de afwikkelingsautoriteiten, met de toestemming van de koper, de overdrachtbevoegdheden ten aanzien van de aandelen of andere eigendomsinstrumenten, dan wel, al naargelang het geval, ten aanzien van de activa, rechten of passiva die aan de koper zijn overgedragen, uitoefenen om de eigendom ervan terug aan de instelling in afwikkeling over te dragen.

7.          Een koper heeft een passende vergunning om de activiteiten of de diensten te verrichten die hij door middel van een overdracht overeenkomstig lid 1 verwerft.

8.          In afwijking van artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2006/48/EG verrichten de bevoegde autoriteiten, indien een overdracht van aandelen of andere eigendomsinstrumenten uit hoofde van de toepassing van het instrument van verkoop van de onderneming in de verwerving of verhoging van een gekwalificeerde deelneming zoals bedoeld in artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2006/48/EG zou resulteren, de op grond van dat artikel vereiste beoordeling zo spoedig mogelijk, zodat de toepassing van het instrument van verkoop van de onderneming niet wordt vertraagd en niet wordt verhinderd dat met de afwikkelingsmaatregel de relevante doelstellingen van de afwikkeling worden verwezenlijkt.

9.          Overdrachten door middel van het instrument van verkoop van de onderneming waarmee de overdracht van sommige maar niet alle activa, vorderingen of passiva van een instelling is gemoeid, zijn onderworpen aan de in hoofdstuk VI vermelde waarborgen voor gedeeltelijke eigendomsoverdrachten.

10.        Voor de uitoefening van het recht om overeenkomstig Richtlijn 2006/48/EG of Richtlijn 2004/39/EG in een andere lidstaat diensten te verrichten of zich in een andere lidstaat te vestigen, wordt de koper beschouwd als een voortzetting van de instelling in afwikkeling, en mag deze alle rechten blijven uitoefenen die door de instelling in afwikkeling werden uitgeoefend met betrekking tot de overgedragen activa, rechten of verplichtingen ▌.

10 bis.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde koper de rechten van lidmaatschap van en toegang tot betalings-, clearing- en afwikkelingssystemen van de instelling in afwikkeling kan blijven uitoefenen, op voorwaarde dat deze voldoet aan de regelgevingscriteria voor deelname aan dergelijke systemen.

11.        Aandeelhouders en crediteuren van de instelling in afwikkeling en andere derden wier eigendom, rechten of verplichtingen niet zijn overgedragen, hebben geen rechten op of met betrekking tot de overgedragen activa, rechten of passiva.

Artikel 33

Instrument van verkoop van de onderneming: procedurevoorschriften

1.          Behoudens lid 3 verkoopt een afwikkelingsautoriteit, bij de toepassing van het instrument van verkoop van de onderneming op een instelling, de betrokken instelling of de activa, rechten en verplichtingen die zij wil overdragen, of treft zij regelingen voor de verkoop ervan. Pools van rechten, activa en verplichtingen kunnen afzonderlijk worden verkocht.

2.          Onverminderd de staatssteunregels van de Unie, voor zover deze van toepassing zijn, vindt de in lid 1 bedoelde verkoopplaats met inachtneming van de volgende voorwaarden:

(a)    de verkoop moet zo transparant mogelijk zijn en mag niet tot een onjuiste voorstelling van zaken leiden, rekening houdend met de omstandigheden en in het bijzonder met de noodzaak om de financiële stabiliteit in stand te houden;

(b)    bevoordeling of discriminatie van potentiële kopers is niet toegestaan;

(c)    de verkoop is vrij van belangenconflicten;

(d)    bij de verkoop wordt geen enkele potentiële koper ongerechtvaardigd bevoordeeld;

(e)    er wordt rekening gehouden met de noodzaak van een snelle afwikkelingmaatregel;

(f)     voor zover mogelijk wordt beoogd de verkoopprijs van de betrokken activa en passiva te maximaliseren zonder echter een onjuiste voorstelling van zaken te geven.

De in dit lid vastgelegde beginselen beletten de afwikkelingsautoriteit niet om specifieke potentiële kopers te benaderen.

Elke openbaarmaking van de verkoop van de instelling die normaalgesproken op grond van artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2003/6/EG zou zijn voorgeschreven, mag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van genoemde Richtlijn 2003/6/EG worden uitgesteld.

3.          Afwikkelingsautoriteiten mogen het instrument van verkoop van de onderneming toepassen zonder aan de in lid 1 gestelde voorwaarden voor de verkoop te voldoen wanneer zij besluiten dat inachtneming van deze voorwaarden waarschijnlijk een of meer van de afwikkelingsdoelstellingen zou ondermijnen, en met name indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)    volgens de afwikkelingsautoriteit is er sprake van een wezenlijke bedreiging van de financiële stabiliteit die door het faillissement van de instelling in afwikkeling wordt veroorzaakt of verergerd; ▌

(b)    de inachtneming van die voorwaarden zou de doelmatigheid van het instrument van verkoop van de onderneming ondermijnen bij het wegnemen van die bedreiging of het verwezenlijken van de in artikel 26, lid 2, onder b), vermelde afwikkelingsdoelstelling; en

(b bis)           er wordt volledig rekening gehouden met de vereisten van de interne markt en er worden maatregelen genomen om mogelijke concurrentieverstorende effecten op de lange termijn te verhelpen.

4.          De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen met het oog op de beschrijving van de feitelijke omstandigheden die een wezenlijke bedreiging vormen en de in lid 3, onder a) en b), bedoelde elementen die de met doeltreffendheid van het instrument van verkoop van de onderneming verband houden.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Afdeling 3

Het instrument van de overbruggingsinstelling

Artikel 34

Instrument van de overbruggingsinstelling

1.          Om aan het instrument van de overbruggingsinstelling uitvoering te geven, dragen de lidstaten er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten bevoegd zijn alle of welomschreven activa, rechten of verplichtingen van een instelling in afwikkeling, en van elke combinatie van deze activa, rechten of verplichtingen, aan een overbruggingsinstelling over te dragen zonder van de aandeelhouders van de instelling in afwikkeling of van derden toestemming te moeten vragen en zonder te moeten voldoen aan procedurele voorschriften van het vennootschaps- of effectenrecht die anders van toepassing zouden zijn.

2.          Behalve ingeval het instrument van de inbreng van de particuliere sector voor het in artikel 37, lid 2, onder b), vermelde doel wordt gehanteerd voor de toepassing van het instrument van de overbruggingsinstelling is een overbruggingsinstelling een rechtspersoon die geheel of gedeeltelijk eigendom is van een of meer overheidsinstanties (waarvan de afwikkelingsautoriteit deel mag uitmaken) en die is opgericht om sommige of alle functies van een instelling in afwikkeling uit te oefenen en om sommige of alle activa en passiva van een instelling in afwikkeling aan te houden.

De toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector met de in artikel 37, lid 2, onder b), vermelde doel voor ogen, doet geen afbreuk aan het vermogen van de afwikkelingsautoriteit om zeggenschap uit te oefenen over de overbruggingsinstelling voor zover dat noodzakelijk is om de afwikkeling te realiseren en de afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken.

3.          Bij de toepassing van het instrument van de overbruggingsinstelling draagt een afwikkelingsautoriteit er zorg voor dat de totale waarde van de aan de overbruggingsinstelling overgedragen passiva de totale waarde van de door de instelling in afwikkeling overgedragen of uit andere bronnen afkomstige rechten en activa niet overtreft.

4.          Bij toepassing van het instrument van de overbruggingsinstelling mag een afwikkelingsautoriteit de activa, rechten of passiva van de instelling overdragen die zij noodzakelijk acht om een of meer van de afwikkelingsdoelstellingen te realiseren.

5.          Bij toepassing van het instrument van de overbruggingsinstelling mogen de afwikkelingsautoriteiten:

(a)  bij meer dan een gelegenheid rechten, activa of verplichtingen van de instelling in afwikkeling aan de overbruggingsinstelling overdragen; ▌

(b)  rechten, activa of verplichtingen van de overbruggingsinstelling terug aan de instelling in afwikkeling overdragen, mits aan de voorwaarden van lid 6 is voldaan; en

(c)  rechten, activa of passiva van de overbruggingsinstelling aan een derde overdragen.

6.          De afwikkelingsautoriteiten dragen slechts rechten, activa of verplichtingen terug over van de overbruggingsinstelling aan de instelling in afwikkeling in een van de volgende gevallen:

(a)  de mogelijkheid dat de specifieke rechten, activa of verplichtingen terug worden overgedragen, is uitdrukkelijk vermeld in het instrument waarmee de in lid 5, onder a), bedoelde overdracht is verricht;

(b)  de specifieke rechten, activa of verplichtingen vallen feitelijk niet in de categorieën van, of voldoen niet aan de voorwaarden voor rechten, activa of verplichtingen die zijn neergelegd in het instrument waarmee de in lid 5, onder a), bedoelde overdracht was verricht.

In elk van de onder a) en b) bedoelde gevallen wordt de overdracht binnen een bepaalde termijn verricht en voldoet hij aan alle andere voorwaarden die in dat instrument voor het desbetreffende doel worden vermeld.

7.          Overdrachten die uit hoofde van het instrument van de overbruggingsinstelling zijn verricht en waarmee de overdracht van sommige maar niet alle activa, rechten of passiva van een instelling is gemoeid, zijn onderworpen aan de in hoofdstuk VI vermelde waarborgen voor gedeeltelijke eigendomsoverdrachten.

8.          Voor de uitoefening van het recht om overeenkomstig Richtlijn 2006/48/EG of Richtlijn 2004/39/EG in een andere lidstaat diensten te verrichten of zich in een andere lidstaat te vestigen, wordt een overbruggingsinstelling beschouwd als een voortzetting van de instelling in afwikkeling, en mag deze alle rechten blijven uitoefenen die door de instelling in afwikkeling werden uitgeoefend met betrekking tot de overgedragen activa, rechten of verplichtingen ▌.

8 bis.     De lidstaten zorgen ervoor dat de overbruggingsinstelling de rechten van lidmaatschap van en toegang tot betalings-, clearing- en afwikkelingssystemen van de instelling in afwikkeling kan blijven uitoefenen, op voorwaarde dat deze voldoet aan de regelgevingscriteria voor deelname aan dergelijke systemen.

9.          Aandeelhouders en crediteuren van de instelling in afwikkeling en andere derden wier eigendom, rechten of verplichtingen niet aan de overbruggingsinstelling zijn overgedragen, hebben geen rechten op of met betrekking tot de overbruggingsinstelling, haar eigendom of haar managers.

9 bis.     De doelstellingen van de beheerders van de overbruggingsinstelling houden geen verplichtingen of verantwoordelijkheden jegens de aandeelhouders van de instelling in afwikkeling in en deze beheerders zijn jegens deze aandeelhouders niet aansprakelijk voor maatregelen die zij hebben genomen of niet hebben genomen bij de vervulling of beoogde vervulling van hun taken, tenzij het nemen of het niet nemen van de maatregelen overeenkomstig het nationale recht neerkomt op een grove nalatigheid of een ernstige fout.

Artikel 35

Werking van een overbruggingsinstelling

1.          De lidstaten dragen er zorg voor dat de werking van een overbruggingsinstelling met de volgende voorschriften in overeenstemming is:

(a)    de inhoud van de oprichtingsdocumenten van de overbruggingsinstelling wordt door de afwikkelingsautoriteit vastgesteld;

(b)    de afwikkelingsautoriteit benoemt de raad van bestuur van de overbruggingsinstelling of geeft deze haar goedkeuring, afhankelijk van de eigendomsstructuur, keurt de ▌salarissen van deze bestuurders goed en stelt de passende verantwoordelijkheden vast;

(b bis)           de afwikkelingsautoriteit keurt de strategie en het risicoprofiel van de overbruggingsinstelling goed;

(c)    voor zover van toepassing wordt aan de overbruggingsinstelling overeenkomstig Richtlijn 2006/48/EG of Richtlijn 2004/39/EG vergunning verleend, en krijgt zij de noodzakelijke vergunning overeenkomstig het toepasselijk nationaal recht voor het verrichten van de activiteiten of diensten die zij door middel van een overdracht overeenkomstig artikel 56 van deze richtlijn verwerft.

Niettemin mag gedurende korte tijd een overbruggingsinstelling met de noodzakelijke vergunning worden opgericht zonder dat aan de in artikel 92 van [CRR] vastgestelde eigenvermogensvereisten wordt voldaan, indien dit noodzakelijk is om zo goed mogelijk aan de afwikkelingsdoelstellingen te voldoen;

(d)    de overbruggingsinstelling voldoet aan de voorschriften van, en valt onder het toezicht overeenkomstig de Richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2004/39/EG, voor zover van toepassing.

(d bis)           De overbruggingsinstelling mag niet concurrentieverstorend werken. Wanneer zij een overbruggingsinstelling oprichten, mogen de lidstaten deze de nodige operationele beperkingen opleggen ten aanzien van:

(i)        het marktaandeel van bepaalde producten;

(ii)      reclame;

(iii)     tarieven, vergoedingen en handelsvoorwaarden.

2.          De bestuurders zijn onderworpen aan alle beperkingen die overeenkomstig mededingingsvoorschriften op Unie- en nationaal niveau worden opgelegd en leiden de overbruggingsinstelling met het oog op de verkoop van de instelling, haar activa, rechten of verplichtingen, aan een of meer kopers uit de particuliere sector wanneer de voorwaarden passend zijn en binnen de in lid 5 vermelde termijn.

3.          De afwikkelingsautoriteit beëindigt de werking van een overbruggingsinstelling in de volgende situaties, al naargelang welke situatie zich het eerst voordoet:

(a)    de overbruggingsinstelling fuseert met een andere instelling;

(b)    de verwerving van de meerderheid van het kapitaal van de overbruggingsinstelling door een derde;

(c)    de overname van alle of vrijwel alle activa, rechten of verplichtingen door een derde partij;

(d)    het verstrijken van de termijn die in lid 5 of, in voorkomend geval, lid 6 is vermeld.

4.          Wanneer zij de verkoop van de overbruggingsinstelling of van haar activa of passiva nastreven, dragen de lidstaten er zorg voor dat de instelling of de relevante activa of passiva openlijk en transparant worden aangeboden, dat er geen materieel onjuiste voorstelling van zaken wordt gegeven en dat bepaalde potentiële kopers bij de verkoop niet worden bevoordeeld of benadeeld.

Een dergelijke verkoop vindt plaats onder commerciële voorwaarden, rekening houdend met de omstandigheden en in overeenstemming met de staatssteunregels van de Unie.

5.          Indien geen van de in lid 3, onder a), b) en c), bedoelde situaties zich voordoet, beëindigt de afwikkelingsautoriteit de werking van een overbruggingsinstelling aan het einde van de tweejarige termijn volgend op de datum waarop de laatste overdracht vanuit een instelling in afwikkeling uit hoofde van het instrument van de overbruggingsinstelling plaatvond.

6.          De afwikkelingsautoriteit kan de in lid 5 bedoelde termijn met ▌extra termijnen van een jaar verlengen wanneer:

(a)    een dergelijke verlenging ▌een van de in lid 3, onder a), b) of c) bedoelde situaties in de hand werkt; of

(b)    een dergelijke verlenging noodzakelijk is om de continuïteit van essentiële bank- of financiële diensten te verzekeren.

7.          Indien de bedrijfsactiviteiten van een overbruggingsinstelling in de in lid 3, onder c), of d), bedoelde situaties worden beëindigd, wordt de instelling geliquideerd.

Alle opbrengsten als gevolg van de beëindiging van het functioneren van de overbruggingsinstelling als omschreven in lid 3 vallen toe aan de instelling in afwikkeling. Indien de overbruggingsinstelling als gevolg van onverwachte omstandigheden verlies lijdt, wordt dat verlies door de instelling in afwikkeling gedragen.

De lidstaten berekenen de opbrengsten ▌onder aftrek van het bedrag van de in het kader van het afwikkelingsproces gemaakte kosten van administratieve of andere aard, met inbegrip van de kosten en uitgaven als gevolg van het beroep op de financieringsregelingen krachtens artikel 92.

8.          Indien een overbruggingsinstelling voor de overdracht van activa en passiva van meer dan één instelling wordt gebruikt, heeft de in lid 7 bedoelde verplichting betrekking op de liquidatie van de activa en passiva die vanuit elk van de instellingen zijn overgedragen, en niet op de overbruggingsinstelling zelf.

Afdeling 4

Het instrument van afsplitsing van activa

Artikel 36

Instrument van afsplitsing van activa

1.          Om aan het instrument van afsplitsing van activa uitvoering te geven, dragen de lidstaten er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten bevoegd zijn om activa, rechten en verplichtingen van een instelling in afwikkeling over te dragen aan een vehikel voor activabeheer, zonder van de aandeelhouders van de instelling in afwikkeling of van derden toestemming te moeten vragen en zonder te moeten voldoen aan procedurele voorschriften van het vennootschaps- of effectenrecht die anders van toepassing zouden zijn.

2.          Voor de toepassing van het instrument van afsplitsing van activa wordt onder een vehikel voor activabeheer een rechtspersoon verstaan die volledig eigendom is van een of meer overheidsinstanties, waarvan de afwikkelingsautoriteit deel mag uitmaken.

3.          De afwikkelingsautoriteit benoemt vermogensbeheerders die er bij het beheer van de aan het vehikel voor activabeheer overgedragen activa naar streven de waarde ervan bij de uiteindelijke verkoop te maximaliseren of er anderszins ervoor te zorgen dat het bedrijf op ordelijke wijze wordt geliquideerd.

4.          De afwikkelingsautoriteiten mogen de in lid 1 bedoelde bevoegdheid tot overdracht van activa slechts uitoefenen indien de situatie van de specifieke markt voor die activa van dien aard is dat liquidatie van die activa volgens een normale insolventieprocedure nadelige gevolgen voor de financiële markt zou kunnen hebben.

5.          Bij de toepassing van het instrument van afsplitsing van activa stellen de afwikkelingsautoriteiten, in overeenstemming met de in artikel 30 vastgelegde beginselen en in overeenstemming met de staatssteunregels van de Unie de vergoeding vast waartegen de activa aan het vehikel voor activabeheer worden overgedragen.

6.          De afwikkelingsautoriteiten mogen:

(a)    bij meer dan een gelegenheid activa, rechten of verplichtingen van de instelling in afwikkeling aan het vehikel voor activabeheer overdragen; activa, rechten of verplichtingen van het vehikel voor activabeheer terug aan de instelling in afwikkeling overdragen, mits aan de voorwaarden van lid 7 is voldaan.

7.          De afwikkelingsautoriteiten dragen slechts rechten, activa of verplichtingen terug over van het vehikel voor activabeheer aan de instelling in afwikkeling in een van de volgende gevallen:

(a)    de mogelijkheid dat de specifieke rechten, activa of verplichtingen terug worden overgedragen, is uitdrukkelijk vermeld in het instrument waarmee de in lid 6, onder a), bedoelde overdracht is verricht;

(b)    de specifieke rechten, activa of verplichtingen vallen feitelijk niet in de categorieën van, of voldoen niet aan de voorwaarden voor rechten, activa of verplichtingen die zijn neergelegd in het instrument waarmee de in lid 6, onder a), bedoelde overdracht was verricht.

In elk van de onder a) en b) bedoelde gevallen wordt de overdracht binnen een bepaalde termijn verricht en voldoet deze aan alle andere voorwaarden die in dat instrument voor het desbetreffende doel worden vermeld.

8.          Overdrachten tussen de instelling in afwikkeling en het vehikel voor activabeheer zijn onderworpen aan de in hoofdstuk VI van deze richtlijn vermelde waarborgen voor gedeeltelijke eigendomsoverdrachten.

9.          Aandeelhouders en crediteuren van de instelling in afwikkeling en andere derden wier eigendom, rechten of verplichtingen niet aan het vehikel voor activabeheer zijn overgedragen, hebben geen rechten op of met betrekking tot het vehikel voor activabeheer, zijn eigendom of de beheerders ervan.

10.        De doelstellingen van de overeenkomstig lid 3 benoemde beheerders houden geen verplichtingen of verantwoordelijkheden jegens de aandeelhouders van de instelling in afwikkeling in en deze beheerders zijn jegens deze aandeelhouders niet aansprakelijk voor maatregelen die zij hebben genomen of niet hebben genomen bij de vervulling of beoogde vervulling van hun taken, tenzij het nemen of het niet nemen van de maatregelen overeenkomstig het nationale recht neerkomt op een grove nalatigheid of een ernstige fout.

11.        Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 ontwikkelt de EBA richtsnoeren ter bevordering van de convergentie van de toezicht- en afwikkelingspraktijken bij het uitmaken wanneer overeenkomstig lid 4 van dit artikel de liquidatie van de activa of passiva volgens een normale insolventieprocedure nadelige gevolgen voor de financiële markt zou kunnen hebben. De EBA ontwikkelt deze richtsnoeren uiterlijk op de in artikel 115, lid 1, eerste alinea, van deze richtlijn vastgestelde datum.

Afdeling 5

Het instrument van de inbreng van de particuliere sector

Onderafdeling 1

Doel en toepassingsgebied van het instrument van de inbreng van de particuliere sector

Artikel 37

Het instrument van de inbreng van de particuliere sector

1.        Om aan het instrument van de inbreng van de particuliere sector uitvoering te geven, dragen de lidstaten er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten over de in artikel 56, lid 1, onder f) tot en met l), bedoelde afwikkelingsbevoegdheden beschikken.

2.        De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten het instrument van de inbreng van de particuliere sector ter verwezenlijking van de in artikel 26 genoemde afwikkelingsdoelstellingen voor de volgende doeleinden kunnen toepassen:

(a)       ofwel voor de herkapitalisatie van een instelling die in zoverre aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet dat ervoor kan worden gezorgd dat zij weer aan de vergunningsvoorwaarden voldoet en de werkzaamheden kan uitoefenen waarvoor haar overeenkomstig Richtlijn 2006/48/EG of Richtlijn 2004/39/EG vergunning is verleend;

(b)      ofwel voor de omzetting in eigen vermogen of verlaging van de hoofdsom van de vorderingen of schuldinstrumenten die aan een overbruggingsinstelling zijn overgedragen teneinde kapitaal voor die overbruggingsinstelling te verschaffen.

3.        De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten het instrument van de inbreng van de particuliere sector slechts voor het in lid 2, onder a), bedoelde doel kunnen toepassen indien er een realistisch vooruitzicht is dat de toepassing van dat instrument – in combinatie met de maatregelen die overeenkomstig het bij artikel 47 voorgeschreven bedrijfssaneringsplan zijn genomen – niet alleen tot de verwezenlijking van de relevante afwikkelingsdoelstellingen leidt, maar ook de financiële soliditeit en de levensvatbaarheid op lange termijn van de betrokken instelling herstelt.

Indien niet aan de in de eerste alinea gestelde voorwaarde is voldaan, passen de lidstaten een van de in artikel 31, lid 2, onder a), b) of c), bedoelde afwikkelingsinstrumenten en het in lid 2, onder b), van dit artikel bedoelde instrument van de inbreng van de particuliere sector toe, al naargelang het geval.

4 bis.  De lidstaten dragen er zorg voor dat het instrument van de inbreng van de particuliere sector wordt gebruikt in overeenstemming met de rechtsvorm van de betreffende kredietinstelling.

Artikel 38

Toepassingsgebied van het instrument van de inbreng van de particuliere sector

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat het instrument van de inbreng van de particuliere sector kan worden toegepast op alle verplichtingen van een instelling die niet op grond van lid 2 van het toepassingsgebied van dat instrument zijn uitgesloten.

2.        De afwikkelingsautoriteiten oefenen hun afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden niet uit met betrekking tot de volgende verplichtingen:

(a)       deposito's die op grond van Richtlijn 94/19/EG gegarandeerd zijn;

(b)       door zekerheid gedekte verplichtingen zoals obligaties als bedoeld in artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG (gedekte obligaties) in een dekkingspool of register en daarmee samenhangende derivaten die een bevoorrechte status genieten in de dekkingspool;

(c)       elke verplichting die ontstaat doordat de instelling activa of geld van cliënten aanhoudt, met inbegrip van activa die of geld dat zijn/is gedeponeerd door of namens icbe's als gedefinieerd in artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG of abi's als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, onder a), Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen, of doordat er een vertrouwensrelatie tussen de instelling (als vertrouwenspersoon) en een andere persoon (als begunstigde) bestaat;

(d)       verplichtingen voortvloeiend uit interbancaire en geldmarktverrichtingen met een oorspronkelijke looptijd van minder dan een maand;

(e)       verplichtingen ten aanzien van:

(i)        werknemers, met betrekking tot hun loon, pensioenuitkeringen of andere vaste vergoedingen, met uitzondering van variabele beloningen in gelijk welke vorm;

(ii)       commerciële of handelscrediteuren welke voortvloeien uit de levering van goederen of diensten aan de instelling die essentieel zijn voor de dagelijkse bedrijfsactiviteiten ervan, zoals IT-diensten, nutsvoorzieningen en de huur, exploitatie en het onderhoud van bedrijfsruimten;

(iii)      belastingautoriteiten en socialezekerheidsinstanties mits het, volgens het toepasselijke insolventierecht, preferente verplichtingen betreft;

(iii bis)           depositogarantiestelsels.

De lidstaten zorgen ervoor dat alle zekergestelde activa in verband met een dekkingspool van gedekte obligaties onaangeroerd en gescheiden blijven en over voldoende vermogen blijven beschikken. Noch dit vereiste, noch het bepaalde in lid 2, onder a) en b), weerhoudt de afwikkelingsautoriteiten ervan om, in voorkomend geval, deze bevoegdheden uit te oefenen met betrekking tot die delen van door zekerheden of anderszins gedekte verplichtingen die de waarde van de activa, het pand, het pandrecht of de zakelijke zekerheid waarmee zij zijn gedekt, overschrijden. ▌

Het bepaalde in lid 2, onder a), weerhoudt de afwikkelingsautoriteiten er niet van om, in voorkomend geval, deze bevoegdheden uit te oefenen met betrekking tot het bedrag van een deposito dat de op grond van de betrokken richtlijn geboden dekking overschrijdt.

3.        Wanneer afwikkelingsautoriteiten het instrument van de inbreng van de particuliere sector toepassen, mogen zij passiva die uit niet onder de werkingssfeer van lid 2, onder d), vallende derivaten voortvloeien, van de toepassing van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden uitsluiten indien een dergelijke uitsluiting noodzakelijk of passend is om de in artikel 26, lid 2, onder a) en b), beschreven doelstellingen te verwezenlijken.

De afwikkelingsautoriteiten zorgen ervoor dat onverminderd deze doelstellingen en rekening houdend met lid 4, onder b), punt ii), van dit artikel, derivatencontracten die via een centrale tegenpartij worden gecleard of als bedoeld in artikel 382, lid 4, van [CRR], voorrang krijgen boven derivatencontracten die niet via een centrale tegenpartij worden gecleard.

3 bis.  De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten beperkingen opleggen aan de mate waarin andere instellingen passiva aanhouden die in aanmerking komen voor het instrumenten van de inbreng van de particuliere sector als gedefinieerd in artikel 2, punt 49, van deze richtlijn.

4.        De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen met het oog op de ▌bepaling van:

(a)    de specifieke categorieën verplichtingen die onder lid 2, onder d), vallen; en

(b)    de omstandigheden waaronder uitsluiting noodzakelijk of passend is om de in artikel 26, lid 2, onder a) en b), beschreven doelstellingen te verwezenlijken, gelet op de volgende factoren:

(i)        het systeemeffect van de liquidatie van derivatenposities om het instrument van de schuldafschrijving toe te passen;

(ii)       het effect op de activiteiten van een centrale tegenpartij van de toepassing van het schuldafschrijvingsinstrument op passiva die voortvloeien uit derivaten waarvan de clearing door de centrale tegenpartij wordt verzorgd; en

(iii)      het effect dat van de toepassing van het schuldafschrijvingsinstrument op uit derivaten voortvloeiende passiva uitgaat op het risicomanagement van tegenpartijen van deze derivaten.

(b bis)           de in lid 3 bis bedoelde algemene beperkingen, rekening houdend met de werking van de interbancaire markt en de mate van onderlinge verwevenheid van de kredietinstellingen.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk ...* [twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 vast te stellen.

Onderafdeling 2

Minimumvereiste voor in aanmerking komende passiva

Artikel 39

Minimumvereiste voor de passiva die aan de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden onderworpen zijn

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat de instellingen te allen tijde beschikken over een minimaal toereikend totaalbedrag aan eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, uitgedrukt als percentage van de totale passiva van de instelling die uit hoofde van titel V, hoofdstuk 2, afdeling 1, van Richtlijn 2006/48/EG of hoofdstuk IV van Richtlijn 2006/49/EG niet als eigen vermogen in aanmerking komen, met uitzondering van gedekte obligaties.

De EBA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter specificatie van de beoordelingscriteria aan de hand waarvan voor elke instelling een toereikend totaalbedrag aan eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, met inbegrip van achtergestelde schuld en niet-achtergestelde ongedekte schuld met een nog resterende looptijd van ten minste twaalf maanden die valt onder de bevoegdheid een inbreng van de particuliere sector te eisen en die overeenkomstig artikel 4, lid 118, van [CRR] als eigen vermogen in aanmerking komt, wordt bepaald.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk ...* [twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de technische reguleringsnormen tot vaststelling van minimumcriteria overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 vast te stellen.

2.        Achtergestelde schuldinstrumenten en achtergestelde leningen die niet als aanvullend tier l- of tier 2-kapitaal in aanmerking komen, mogen pas in het in lid 1 bedoelde totaalbedrag van de in aanmerking komende passiva worden opgenomen als zij aan de volgende voorwaarden voldoen:

(a)       de instrumenten zijn uitgegeven en volgestort;

(b)       de instrumenten zijn niet gekocht door:

(i)        de instelling of haar dochterondernemingen;

(ii)       een onderneming waarin de instelling een deelneming heeft in de vorm van het bezit, rechtstreeks of door middel van een zeggenschapsband, van ten minste 20% van de stemrechten of het kapitaal van een onderneming;

(c)       de aankoop van het instrument is niet rechtstreeks of middellijk door de instelling gefinancierd;

(d)       de instrumenten zijn niet gedekt of gegarandeerd door een entiteit die deel uitmaakt van dezelfde groep als de instelling;

(e)       de instrumenten hebben een resterende looptijd van ten minste een jaar.

(e bis) de noodzaak om te zorgen voor consistentie met de minimumvereisten met betrekking tot door internationale fora opgestelde internationale normen.

3.        Het in lid 1 bedoelde toereikende totaalbedrag wordt onder andere vastgesteld op basis van de volgende criteria:

(a)       de noodzaak om ervoor te zorgen dat de instelling middels de toepassing van afwikkelingsinstrumenten, eventueel met inbegrip van het instrument van de inbreng van de particuliere sector, op zodanige wijze kan worden afgewikkeld dat aan de afwikkelingsdoelstellingen is voldaan;

(a bis) de mate waarin de instelling in aanmerking komend kapitaal boven het in lid 1 vastgestelde minimumvereiste aanhoudt;

(b)       de noodzaak om er in passende gevallen voor te zorgen dat de instelling over voldoende in aanmerking komende passiva beschikt om te garanderen dat, indien het instrument van de inbreng van de particuliere sector zou worden toegepast, de tier 1-kernkapitaalratio van de instelling wederom op een peil zou kunnen worden gebracht dat noodzakelijk is om voldoende marktvertrouwen in de instelling te wekken en haar in staat te stellen aan de vergunningsvoorwaarden te blijven voldoen en de werkzaamheden uit te oefenen waarvoor haar overeenkomstig Richtlijn 2006/48/EG of Richtlijn 2006/49/EG vergunning is verleend;

(c)       de omvang, de aandeelhoudersstructuur, het bedrijfsmodel, het financieringsmodel en het risicoprofiel van de instelling;

(e)       de mate waarin het faillissement van de instelling nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit zou hebben, onder meer wegens de verwevenheid ervan met andere instellingen of met de rest van het financiële stelsel, via besmetting van andere instellingen.

4.        Behoudens het bepaalde in artikel 40 voldoen instellingen op individuele basis aan de vereisten van de lid 2 van dit artikel.

Behoudens het bepaalde in artikel 40 zijn passiva die worden aangehouden door andere entiteiten die deel uitmaken van de groep, van het in lid 1 van dit artikel bedoelde totaalbedrag uitgesloten.

5.        Afwikkelingsautoriteiten verlangen dat en verifiëren of instellingen het in lid 1 bedoelde totaalbedrag aanhouden en nemen alle besluiten ingevolge lid 4 bij het opstellen en het bijhouden van de afwikkelingsplannen.

6.        De afwikkelingsautoriteiten stellen de EBA in kennis van het toereikende totaalbedrag dat zij voor elke onder hun jurisdictie vallende instelling hebben vastgesteld. De EBA beoordeelt of het bedrag toereikend is om de verliezen volledig op te vangen op het moment van niet-levensvatbaarheid van de uitgevende instellingen en brengt uiterlijk op 1 januari 2015 aan de Commissie verslag uit over de toepassing van het vereiste van lid 1. De EBA rapporteert met name aan de Commissie of er sprake is van verschillen wat de toepassing van dat vereiste op nationaal niveau betreft.

Artikel 40

Toepassing van het minimumvereiste op groepen

1.        De afwikkelingsautoriteiten kunnen het minimumvereiste op gesubconsolideerde basis toepassen en passen het overeenkomstig artikel 39, leden 1 en 3, vastgestelde minimumvereiste ook op geconsolideerde basis toe ▌op groepen waarop toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)       het in artikel 39, lid 1, bedoelde toereikende totaalbedrag is berekend op grond van het geconsolideerde niveau van de in aanmerking komende passiva, rekening houdend met onder andere de totale passiva en ▌het eigen vermogen van de groep;

(b)       de in artikel 39, lid 2, bedoelde schuldinstrumenten of leningen zijn uitgegeven door de moederonderneming of door een in artikel 1, onder c) of d), bedoelde holding;

(c)       de moederonderneming of de in artikel 1, onder c) of d), bedoelde holding verdeelt de middelen die via de uitgifte van in artikel 39, lid 2, bedoelde schuldinstrumenten of leningen zijn geïnd, adequaat en evenredig in de vorm van kredieten over de instellingen die dochterondernemingen zijn;

(d)       elke instelling die een dochteronderneming is, voldoet aan het minimumvereiste van artikel 39, lid 1. In afwijking van artikel 39, lid 4, tweede alinea, worden passiva die door de moederonderneming of de in artikel 1, onder c) of d), bedoelde holding worden aangehouden, opgenomen in het totaalbedrag van het eigen vermogen en de in aanmerking komende passiva die de dochteronderneming overeenkomstig artikel 39, lid 1, verplicht is aan te houden;

(e)       wanneer de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau of een andere bevoegde afwikkelingsautoriteit, al naargelang het geval, het instrument van de inbreng van de particuliere sector op de moederonderneming of de in artikel 1, onder c) of d), bedoelde holding toepast, passen de afwikkelingsautoriteiten van de dochterondernemingen het instrument van de inbreng van de particuliere sector in eerste instantie toe op de passiva van de dochterondernemingen die op de moederonderneming of de in artikel 1, onder c) of d), bedoelde holding, al naargelang het geval, betrekking hebben, voordat zij dat instrument, indien nodig, op andere in aanmerking komende passiva van de dochteronderneming toepassen.

2.        Bij het nemen van een in lid 1 bedoeld besluit houden de afwikkelingsautoriteiten rekening met de wijze waarop de groep zijn bedrijfsactiviteiten structureert, en met name met de mate waarin de financiering, de liquiditeit en het risico centraal worden beheerd.

3.        De afwikkelingsautoriteiten nemen het in lid 1 van dit artikel bedoelde besluit om het vereiste toereikende totaalbedrag op geconsolideerde basis toe te passen bij het opstellen en bijhouden van afwikkelingsplannen overeenkomstig artikel 9 van deze richtlijn. Voor groepen waarop overeenkomstig de artikelen 125 en 126 van Richtlijn 2006/48/EG toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend, nemen de afwikkelingsautoriteiten het besluit om het minimumvereiste op geconsolideerde basis toe te passen overeenkomstig artikel 12 van deze richtlijn.

Onderafdeling 3

Tenuitvoerlegging van het instrument van de inbreng van de particuliere sector

Artikel 41

Raming van het bedrag van de inbreng van de particuliere sector

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat, wanneer zij het instrument van de inbreng van de particuliere sector toepassen, de afwikkelingsautoriteiten het totaalbedrag waarmee de in aanmerking komende passiva moeten worden verlaagd of omgezet, ramen op basis van een waardering die aan de vereisten van artikel 30 voldoet.

2.        Wanneer de afwikkelingsautoriteiten het instrument van de inbreng van de particuliere sector voor de in artikel 37, lid 2, onder a), van dit artikel bedoelde doelstelling toepassen, wordt bij de in lid 1 van dit artikel bedoelde raming het bedrag vastgesteld waarmee de in aanmerking komende passiva moeten worden verlaagd om de tier 1-kernkapitaalkapitaalratio van de instelling in afwikkeling te herstellen en deze met een horizon van ten minste een jaar onder de heersende marktomstandigheden in staat te stellen aan de voorwaarden voor vergunningverlening te blijven voldoen en om de werkzaamheden uit te oefenen waarvoor haar op grond van Richtlijn 2006/48/EG of Richtlijn 2004/39/EG vergunning is verleend.

Wanneer de afwikkelingsautoriteiten ook voornemens zijn om gebruik te maken van het instrument voor de overbruggingsinstelling als bedoeld in artikel 34 of het instrument van afsplitsing van activa als bedoeld in artikel 36, houdt het bedrag waarmee de in aanmerking komende passiva moeten worden verminderd in voorkomend geval rekening met een prudente raming van de kapitaalbehoeften van de overbruggingsinstelling en het vehikel voor activabeheer

2 bis.  Als in overeenstemming met de artikelen 51 tot en met 55 kapitaal is afgeschreven en het instrument van de inbreng van de particuliere sector krachtens artikel 37, lid 2, onder a), is toegepast en als is gebleken dat het niveau van de afschrijvingen op basis van de voorlopige waardering overeenkomstig artikel 30 hoger is dan de vereisten wanneer dit niveau wordt vergeleken met dat van de definitieve waardering overeenkomstig artikel 30, lid 5, wordt een herwaarderingsregeling toegepast om de crediteuren en vervolgens de aandeelhouders voor zover dat nodig is terug te betalen.

3.        Afwikkelingsautoriteiten stellen regelingen vast en houden deze in stand om ervoor te zorgen dat de beoordeling en waardering gebaseerd is op informatie over de activa en passiva van de instelling in afwikkeling die zo actueel en zo uitvoerig is als redelijkerwijs mogelijk is.

Artikel 42

Behandeling van aandeelhouders

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat bij de toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector de afwikkelingsautoriteiten ten aanzien van de aandeelhouders een of meerdere van de volgende maatregelen treffen:

(a)       het intrekken van bestaande aandelen;

(b)       het uitoefenen van de in artikel 56, lid 1, onder h), bedoelde bevoegdheid om in aanmerking komende passiva in aandelen van de instelling in afwikkeling om te zetten tegen een omzettingskoers die bestaande aandelenpakketten sterk verwatert.

2.        De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn van ook toepassing ten aanzien van aandeelhouders wier aandelen in de volgende omstandigheden werden uitgegeven of toegekend:

(a)       uit hoofde van de omzetting van schuldinstrumenten in aandelen in overeenstemming met de contractuele voorwaarden van de oorspronkelijke schuldinstrumenten bij een gebeurtenis die voorafging aan of zich tezelfdertijd voordeed als de beoordeling door de afwikkelingsautoriteit dat de instelling de afwikkelingsvoorwaarden vervulde;

(b)      uit hoofde van de omzetting van relevante kapitaalinstrumenten in tier 1-kernkapitaalinstrumenten in overeenstemming met artikel 52.

3.        Wanneer afwikkelingsautoriteiten overwegen welke maatregelen overeenkomstig lid 1 moeten worden genomen, houden zij rekening met het waarschijnlijke bedrag aan verliezen op activa voordat het instrument van de inbreng van de particuliere sector wordt toegepast, teneinde ervoor te zorgen dat de maatregel die ten aanzien van de aandeelhouders wordt getroffen, strookt met die vermindering van de waarde van de aandelen; de overeenkomstig artikel 30 ▌uitgevoerde waardering, en in het bijzonder de waarschijnlijkheid dat aandeelhouders enige waarde hadden terugkregen indien de instelling op basis van die waardering zou zijn geliquideerd.

4.        Wanneer afwikkelingsautoriteiten het instrument van de inbreng van de particuliere sector toepassen, is het bepaalde in de artikelen 30 en 31 van toepassing.

5.        Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 vaardigt de EBA richtsnoeren uit met betrekking tot de omstandigheden waarin elk van de in lid 1 vermelde maatregelen passend zou zijn, rekening houdend met de in lid 3 van dit artikel vermelde factoren. De EBA ontwikkelt deze richtsnoeren uiterlijk op de in artikel 115, lid 1, eerste alinea, van deze richtlijn vastgestelde datum.

6.        Eventueel rekening houdend met de bij de toepassing van de EBA-richtsnoeren opgedane ervaring kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 103 maatregelen vaststellen met het oog op de beschrijving van de omstandigheden waaronder elk van de in lid 1 van dit artikel genoemde maatregelen passend zou zijn, gelet op de in lid 3 van dit artikel vermelde factoren.

Artikel 43

Rangorde van vorderingen

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten bij de toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden met inachtneming van de volgende vereisten uitoefenen:

(a)       tier 1-kernkapitaalinstrumenten worden eerst afgeschreven in verhouding tot de verliezen en tot hun volledige omvang en de desbetreffende aandelen worden ingetrokken in overeenstemming met artikel 42;

(b)       indien, en alleen indien, de afschrijving overeenkomstig punt a) minder dan het totaalbedrag is, verlagen de autoriteiten de hoofdsom van de aanvullende tier 1-instrumenten die verplichtingen zijn ▌tot nul in overeenstemming met onderafdeling 2;

(b bis) indien, en alleen indien, de afschrijving overeenkomstig punt b) minder dan het toereikende totaalbedrag is, verlagen de autoriteiten de hoofdsom van de tier 2-instrumenten tot nul in overeenstemming met onderafdeling 2;

(c)       indien, en alleen indien, de totale vermindering van de passiva overeenkomstig de punten a), ▌b) en b bis) minder dan het totaalbedrag is, verlagen de autoriteiten de hoofdsom van de achtergestelde schuld die geen aanvullend tier 1- of tier 2-kapitaal is voor zover zulks nodig is, in combinatie met de afschrijving ingevolge de punten a), ▌b) en b bis), om het toereikende totaalbedrag te verkrijgen;

(d)       indien, en alleen indien, de totale vermindering van de passiva overeenkomstig de punten a), ▌b), b bis) en c) van dit lid minder dan het totaalbedrag is, verlagen de autoriteiten overeenkomstig artikel 38 de hoofdsom van, of het uitstaande verschuldigde bedrag met betrekking tot, de rest van de in aanmerking komende passiva die geen deposito's zijn en die een niet-achtergestelde schuld zijn voor zover zulks nodig is, in combinatie met de afschrijving ingevolge de punten a), ▌b), b bis) en c) van dit lid, om het toereikende totaalbedrag te verkrijgen;

(d bis) indien, en alleen indien, de totale vermindering van de passiva overeenkomstig de punten a), b), b bis), c) en d) van dit lid minder dan het totaalbedrag is, verlagen de autoriteiten de hoofdsom van, of het uitstaande verschuldigde bedrag met betrekking tot, de depositoverplichtingen die niet krachtens artikel 38, lid 2, onder a), van de inbreng van de particuliere sector zijn uitgesloten en die een niet-achtergestelde schuld zijn voor zover zulks nodig is, in combinatie met de afschrijving ingevolge de punten a), b), b bis) en c) van dit lid, om het toereikende totaalbedrag te verkrijgen.

2.        Wanneer zij de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden in overeenstemming met lid 1, onder c), d) en d) bis uitoefenen, verdelen de afwikkelingsautoriteiten de door het totaalbedrag vertegenwoordigde verliezen gelijkelijk over de passiva van dezelfde rang door de hoofdsom van, of het uitstaande verschuldigde bedrag met betrekking tot, die passiva in dezelfde mate naar rato van de waarde ervan te verlagen, behalve indien een verschillende verdeling van de verliezen over passiva van dezelfde rang noodzakelijk is om de financiële stabiliteit te vrijwaren of om de totale verliezen zoveel mogelijk te beperken ten behoeve van de crediteuren en de samenleving als geheel.

3.        De afwikkelingsautoriteiten verlagen de hoofdsom van het instrument of zetten het in overeenstemming met de in lid 1, onder b), b bis) en c), bedoelde voorwaarden om voordat zij de in lid 1, onder d), bedoelde afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden op de passiva uitoefenen en mits deze voorwaarden niet golden toen een instelling andere dan in lid 1, onder b), bedoelde instrumenten uitgaf waaraan een van de volgende voorwaarden verbonden waren:

(a)       voorwaarden waarin wordt bepaald dat de hoofdsom van het instrument wordt verlaagd bij het plaatsvinden van een gebeurtenis die van invloed is op de financiële positie, de solvabiliteit of het niveau van het eigen vermogen van de instelling;

(b)       voorwaarden die voorzien in de omzetting van de instrumenten in aandelen of andere eigendomsinstrumenten bij het plaatsvinden van een dergelijke gebeurtenis.

4.        Indien de hoofdsom van een instrument in overeenstemming met de voorwaarden van het in lid 3, onder a), bedoelde type werd verlaagd, maar niet tot nul, voor de toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector of ingevolge lid 3, passen de afwikkelingsautoriteiten overeenkomstig lid 1 de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden toe op het resterende bedrag van deze hoofdsom.

4 bis.  Wanneer zij beslissen of verplichtingen moeten worden afgeschreven of in aandelen moeten worden omgezet, mogen de afwikkelingsautoriteiten niet de hoofdsom van een categorie verplichtingen afschrijven terwijl een categorie verplichtingen die aan die categorie achtergesteld is, grotendeels niet in aandelen wordt omgezet.

4 ter.  Voor de toepassing van dit artikel verstrekt de EBA richtsnoeren voor de interpretatie van het onderlinge verband tussen de bepalingen van deze richtlijn en de bepalingen van [CRD] en [CRR]. De EBA verstrekt ook richtsnoeren voor een duidelijke rangorde van vorderingen en zorgt ervoor dat deze niet te gelaagd of te ingewikkeld zijn.

Artikel 44

Derivaten

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat het bepaalde in dit artikel in acht wordt genomen wanneer afwikkelingsautoriteiten de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden toepassen op passiva die uit derivaten voortvloeien.

1 bis.  De in lid 1 bedoelde passiva zijn degene die voortvloeien uit de ordelijke liquidatie van de betrokken derivatenposities.

2.        Indien transacties aan een salderingsovereenkomst zijn onderworpen, bepalen de afwikkelingsautoriteiten de uit deze transacties voortvloeiende passiva op nettobasis overeenkomstig de voorwaarden van de overeenkomst.

3.        De afwikkelingsautoriteiten bepalen de waarde van uit derivaten voortvloeiende passiva op basis van het volgende:

(a)       passende methodieken voor het bepalen van de waarde van categorieën van derivaten, waaronder transacties die aan salderingsovereenkomsten zijn onderworpen;

(b)       beginselen voor het bepalen van het relevante tijdstip waarop de waarde van een derivatenpositie moet worden vastgelegd.

4.        De EBA ontwikkelt, na raadpleging van de ESMA, ontwerpen van technische reguleringsnormen met het oog op de vaststelling van de in lid 3, onder a) en b), bedoelde methoden en beginselen voor de waardering van uit derivaten voortvloeiende passiva.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea van dit artikel bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 45

Koers voor de omzetting van vreemd vermogen in eigen vermogen

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten bij het toepassen van de schuldherstructurering door het uitoefenen van de in artikel 56, lid 1, onder h), bedoelde bevoegdheid om de in aanmerking komende passiva in gewone aandelen of andere eigendomsinstrumenten om te zetten, overeenkomstig één of beide van de in de leden 2 en 3 van dit artikel vastgelegde beginselen een verschillende omzettingskoers op verschillende categorieën van passiva kunnen toepassen.

2.        De omzettingskoers biedt de getroffen crediteur een passende vergoeding voor het als gevolg van de uitoefening van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheid geleden verlies.

3.        De op niet-achtergestelde verplichtingen toepasselijke omzettingskoers is hoger dan de op achtergestelde verplichtingen toepasselijke omzettingskoers, wanneer zulks passend is om de rangorde van niet-achtergestelde verplichtingen bij liquidatie naar het toepasselijke insolventierecht te weerspiegelen.

4.        Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 ontwikkelt de EBA ontwerpen van technische reguleringsnormen voor de vaststelling van omzettingskoersen. De EBA ontwikkelt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op de in artikel 115, lid 1, eerste alinea, van deze richtlijn vastgestelde datum.

De ontwerpen van technische reguleringsnormen geven in het bijzonder aan hoe getroffen crediteuren op passende wijze door middel van de omzettingskoersen kunnen worden vergoed, en geven de relatieve omzettingskoersen aan die geschikt zouden kunnen zijn om de rangorde van niet-achtergestelde verplichtingen naar het toepasselijke insolventierecht te weerspiegelen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 46

Herstel- en saneringsmaatregelen ter ondersteuning van de inbreng van de particuliere sector

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat wanneer de afwikkelingsautoriteiten het instrument van de inbreng van de particuliere sector toepassen, regelingen worden vastgesteld om te garanderen dat voor deze instelling overeenkomstig artikel 47 een bedrijfssaneringsplan wordt opgesteld en uitgevoerd.

2.        De in lid 1 van dit artikel bedoelde regelingen omvatten de aanstelling van een bewindvoerder met als doel het opstellen en uitvoeren van het op grond van artikel 47 vereiste bedrijfssaneringsplan.

Artikel 47

Bedrijfssaneringsplan

1.        De lidstaten schrijven voor dat binnen [een maand] na de toepassing overeenkomstig artikel 37, lid 2, onder a), van het instrument van de inbreng van de particuliere sector op een instelling, de op grond van artikel 46 aangestelde bewindvoerder een aan de vereisten van de leden 2 en 3 van dit artikel beantwoordend bedrijfssaneringsplan voldoet moet opstellen en aan de afwikkelingsautoriteit moet voorleggen. Ingeval de staatssteunregels van de Unie van toepassing zijn, dragen de lidstaten er zorg voor dat dit plan verenigbaar is met het herstructureringsplan dat de instelling krachtens deze regels bij de Commissie moet indienen.

2.        In een bedrijfssaneringsplan worden de maatregelen vastgelegd die erop gericht zijn de levensvatbaarheid op lange termijn van de instelling of delen van haar bedrijfsactiviteiten binnen een redelijk tijdsbestek van niet meer dan twee jaar te herstellen. Deze maatregelen zijn gebaseerd op realistische aannames wat de economische omstandigheden en de op de financiële markten gehanteerde voorwaarden betreft waaronder de instelling actief zal zijn.

In het bedrijfssaneringsplan wordt onder meer rekening gehouden met de actuele stand van en toekomstige vooruitzichten voor de financiële markten, op basis van optimistische en pessimistische aannames. Bij stresstests wordt een breed scala aan scenario's gehanteerd, zoals onder meer een combinatie van probleemsituaties die worden gekozen om de belangrijkste zwakke plekken van de instelling vast te stellen. De aannames worden vergeleken met passende sectorbrede benchmarks.

3.        Een bedrijfssaneringsplan bevat de volgende elementen:

(a)       een gedetailleerde diagnose van de factoren en problemen waardoor de instelling failliet gaat of waarschijnlijk failliet gaat, en de omstandigheden die ten grondslag lagen aan de moeilijkheden waarmee de instelling te kampen had;

(b)       een beschrijving van de te nemen maatregelen die gericht zijn op het herstellen van de levensvatbaarheid op lange termijn van de instelling;

(c)       een tijdschema voor de tenuitvoerlegging van deze maatregelen.

4.        Op het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn van een instelling gerichte maatregelen zijn onder meer:

(a)       de reorganisatie van de werkzaamheden van de instelling;

(a bis) wijzigingen in de operationele systemen en de infrastructuur in de instelling;

(b)       de afstoting van verliesgevende activiteiten;

(c)       de herstructurering van bestaande activiteiten die winstgevend kunnen worden gemaakt;

(d)       de verkoop van activa of van bedrijfsonderdelen.

5.        Binnen een maand na de datum van voorlegging van het bedrijfssaneringsplan beoordeelt de afwikkelingsautoriteit de waarschijnlijkheid dat het plan, indien uitgevoerd, de levensvatbaarheid op lange termijn van de instelling herstelt.

Indien de afwikkelingsautoriteit ervan overtuigd is dat met de uitvoering van het plan deze doelstelling zou worden verwezenlijkt, keurt zij het plan goed.

6.        Indien de afwikkelingsautoriteit er niet van overtuigd is dat met de uitvoering van het plan deze doelstelling zou worden verwezenlijkt, stelt zij de bewindvoerder in kennis van haar bezorgdheden en eist zij dat de bewindvoerder het plan zodanig wijzigt dat deze bezorgdheden worden aangepakt.

7.        Binnen twee weken te rekenen vanaf de datum van ontvangst van een dergelijke kennisgeving legt de bewindvoerder aan de afwikkelingsautoriteit een gewijzigd plan ter goedkeuring voor. De afwikkelingsautoriteit beoordeelt het gewijzigde plan en laat de bewindvoerder binnen een week weten of zij ervan overtuigd is dat het plan, zoals gewijzigd, de gemelde bezorgdheden aanpakt, of dat er verdere wijzigingen zijn vereist.

8.        De bewindvoerder voert het saneringsplan zoals overeengekomen met de afwikkelingsautoriteit uit en brengt om de zes maanden verslag uit bij de afwikkelingsautoriteit over de gemaakte vorderingen bij de tenuitvoerlegging van het plan.

9.        De bewindvoerder herziet het plan indien dat nodig is om de in lid 2 vastgelegde doelstelling te verwezenlijken, en legt elke herziening ter goedkeuring voor aan de afwikkelingsautoriteit.

10.      De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen met het oog op de nadere bepaling van:

(a)       de elementen die overeenkomstig lid 3 in een bedrijfssaneringsplan dienen te worden opgenomen; en

(a bis) de minimumcriteria waaraan een bedrijfssaneringsplan moet voldoen om overeenkomstig lid 5 door de afwikkelingsautoriteit te worden goedgekeurd; en

(b)       de inhoud van de op grond van lid 8 vereiste verslagen.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Onderafdeling 4

Het instrument van de inbreng van de particuliere sector: aanvullende bepalingen

Artikel 48

Inwerkingtreding van de inbreng van de particuliere sector

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat zodra een afwikkelingsautoriteit een van de in artikel 56, lid 1, onder f) tot en met l), bedoelde bevoegdheden uitoefent, de vermindering van de hoofdsom of van het nog uitstaande verschuldigde bedrag, de omzetting of de intrekking van kracht wordt en onmiddellijk bindend is voor de instelling in afwikkeling en de getroffen crediteuren en aandeelhouders.

2.        De lidstaten dragen er zorg voor dat alle administratieve en procedurele taken worden uitgevoerd die noodzakelijk zijn om aan de uitoefening van een in artikel 56, lid 1, onder f) tot en met l), bedoelde bevoegdheid gevolg te geven, zoals onder meer:

(a)       de wijziging van alle relevante registers;

(b)       het uit de notering of uit de handel nemen van aandelen of schuldinstrumenten;

(c)       de notering of toelating tot de handel van nieuwe aandelen.

3.        Wanneer een afwikkelingsautoriteit de hoofdsom of het uitstaande verschuldigde bedrag van een verplichting met gebruikmaking van de in artikel 56, lid 1, onder g), bedoelde bevoegdheid tot nul verlaagt, dan worden die verplichting en eventuele verplichtingen of vorderingen die daaruit voortvloeien en die niet vorderbaar waren op het moment waarop de bevoegdheid werd uitgeoefend, als voldaan beschouwd voor alle doeleinden en kunnen zij niet worden ingebracht in het kader van eventuele latere procedures met betrekking tot de instelling in afwikkeling of een eventuele opvolgende instelling bij een latere liquidatie.

4.        Wanneer een afwikkelingsautoriteit de hoofdsom of het uitstaande verschuldigde bedrag van een verplichting met gebruikmaking van de in artikel 56, lid 1, onder g), bedoelde bevoegdheid verlaagt maar niet tot nul reduceert:

(a)       wordt de verplichting als voldaan beschouwd ten belope van het verminderde bedrag;

(b)       blijft het betrokken instrument of de betrokken overeenkomst waarop de oorspronkelijke verplichting is gebaseerd, van toepassing op het resterende bedrag van de hoofdsom of het uitstaande verschuldigde bedrag van de verplichting, behoudens een eventuele wijziging van het verschuldigde rentebedrag om de verlaging van het bedrag van de hoofdsom weer te geven, en een eventuele verdere wijziging van de voorwaarden die de afwikkelingsautoriteit zou kunnen aanbrengen met gebruikmaking van de in artikel 56, lid 1, onder m), bedoelde bevoegdheid.

Artikel 49

Wegnemen van procedurele belemmeringen voor de inbreng van de particuliere sector

1.        De lidstaten eisen in geëigende gevallen van de instellingen dat zij te allen tijde voldoende maatschappelijk kapitaal aanhouden zodat, in geval de afwikkelingsautoriteit de in artikel 56, lid 1, onder f), g) en h), bedoelde bevoegdheden met betrekking tot een instelling of haar dochterondernemingen uitoefent, deze instelling er niet van wordt weerhouden voldoende nieuwe aandelen of eigendomsinstrumenten uit te geven om ervoor te zorgen dat de omzetting van passiva in gewone aandelen of andere eigendomsinstrumenten daadwerkelijk kan plaatsvinden.

2.        De afwikkelingsautoriteiten beoordelen of het passend is een bepaalde instelling het vereiste van lid 1 op te leggen in het kader van het opstellen en bijhouden van het afwikkelingsplan voor die instelling, met name in het licht van de in dat plan overwogen afwikkelingsmaatregelen. Indien het afwikkelingsplan in de mogelijke toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector voorziet, verifiëren de autoriteiten of het maatschappelijk kapitaal toereikend is om het in artikel 41 bedoelde totaalbedrag te dekken.

3.        De lidstaten ▌zorgen ervoor dat de omzetting van passiva in gewone aandelen of andere eigendomsinstrumenten niet stuit op procedurele belemmeringen die uit hun oprichtingsakte of statuten voortvloeien, zoals voorkeurrechten voor aandeelhouders of het vereiste dat aandeelhouders toestemming moeten verlenen voor een kapitaalverhoging.

4.        Het bepaalde in dit artikel laat de in titel X van deze richtlijn beschreven wijzigingen van de Richtlijnen 77/91/EEG, 82/891/EEG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG en 2011/35/EU onverlet.

Artikel 50

Contractuele erkenning van de inbreng van de particuliere sector

1.        De lidstaten verplichten de instellingen in hun contractuele bepalingen met betrekking tot in aanmerking komende passiva en aanvullende tier 1-instrumenten of tier 2-instrumenten die vallen onder het recht van een rechtsgebied dat geen lidstaat is, een voorwaarde op te nemen waarin de crediteur of partij bij de overeenkomst waarbij de passiva tot stand komen, erkent dat de passiva aan de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden onderworpen kunnen zijn en erin toestemt gebonden te zijn door elke verlaging van de hoofdsom of van het uitstaande verschuldigde bedrag, omzetting of intrekking die door de uitoefening van deze bevoegdheden door een afwikkelingsautoriteit wordt teweeggebracht.

2.        Indien een instelling nalaat in de contractuele bepalingen met betrekking tot relevante passiva een overeenkomstig lid 1 vereiste voorwaarde op te nemen, weerhoudt dit verzuim de afwikkelingsautoriteit er niet van om de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden met betrekking tot die passiva uit te oefenen.

Artikel 50 bis (nieuw)

Overheidinstrumenten voor financiële stabilisatie

1.        Om aan de overheidsinstrumenten voor financiële stabilisatie uitvoering te geven, dragen de lidstaten er zorg voor dat hun bevoegde ministeries over de in de artikelen 56 tot en met 64 bedoelde afwikkelingsbevoegdheden beschikken.

2.        In tijden van systeemcrisis mogen de lidstaten met inachtneming van lid 3 van dit artikel en de staatssteunregels van de Unie buitengewone openbare financiële steun verlenen door middel van aanvullende instrumenten voor financiële stabilisatie om in de afwikkeling van een kredietinstelling of beleggingsonderneming te participeren of rechtstreeks in te grijpen om de liquidatie ervan te voorkomen, teneinde de in artikel 26, lid 2, genoemde afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken met betrekking tot de lidstaat of de Unie als geheel. Dit geschiedt onder leiding van het bevoegde ministerie en in nauwe samenwerking met de afwikkelingsautoriteit.

3.        De overheidsinstrumenten voor financiële stabilisatie worden in laatste instantie gebruikt nadat de overige afwikkelingsinstrumenten zijn beoordeeld en zoveel mogelijk zijn benut met behoud van de financiële stabiliteit, volgens het oordeel van het bevoegde ministerie na raadpleging van de afwikkelingsautoriteit.

4.        Een lidstaat kan oordelen of er voor de toepassing van deze richtlijn sprake is van een systeemcrisis als gedefinieerd in artikel 2. Daarbij houdt de lidstaat rekening met de openbare of niet-openbare beoordelingen van het ESRB.

5.        Wanneer zij de overheidsinstrumenten voor financiële stabilisatie gebruiken, dragen de lidstaten er zorg voor dat de bevoegde ministeries en de afwikkelingsautoriteit de instrumenten slechts gebruiken als aan alle voorwaarden van artikel 27, lid 1, is voldaan, als het kapitaal overeenkomstig artikel 51 volledig is afgeschreven en als ook aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)       het bevoegde ministerie en de afwikkelingsautoriteit zijn, na raadpleging van de centrale bank en de bevoegde autoriteit, van oordeel dat het gebruik van andere afwikkelingsinstrumenten niet zou volstaan om significante nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit te voorkomen;

(b)       het bevoegde ministerie en de afwikkelingsautoriteit zijn van oordeel dat het gebruik van andere afwikkelingsmaatregelen niet zou volstaan om het algemeen belang te beschermen, indien de instelling eerder al buitengewone liquiditeitssteun van de centrale bank heeft gekregen.

6.        Mogelijke winsten of verliezen die uit het gebruik van de in dit artikel bedoelde instrumenten resulteren, worden aan het afwikkelingsfonds toegewezen.

7.        De overheidsinstrumenten voor financiële stabilisatie bestaan uit het volgende:

(a)       een garantie als bedoeld in artikel 50 ter;

(b)       kapitaalsteun als bedoeld in artikel 50 quater;

(c)       tijdelijk overheidseigendom als bedoeld in artikel 50 quinquies.

Artikel 50 ter (nieuw)

Garantie-instrument

1.        De lidstaten mogen garanties verlenen voor passiva of activa van instellingen in afwikkeling. Garanties voor vorderingen in aandelen zijn verboden.

2.        Wanneer een lidstaat overeenkomstig lid 1 een garantie verleent, zorgt hij ervoor dat de garantie voldoende door de kredietinstelling of beleggingsonderneming wordt vergoed.

Artikel 50 quater

Kapitaalsteun

1.        De lidstaten kunnen, met inachtneming van het nationale vennootschapsrecht en behoudens het bepaalde in Verordening (EU) nr. .../2012 van het Europees Parlement en de Raad van ... [betreffende prudentiële voorschriften voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen], in de herkapitalisatie van een kredietinstelling participeren door deze kapitaal te verschaffen in ruil voor de volgende instrumenten:

(a)       kernkapitaal;

(b)       andere tier 1- of vermogensinstrumenten;

(c)       andere vormen van kapitaal die voldoen aan de vereisten voor de kapitaalinstandhoudingsbuffer en de anticyclische buffer.

2.        Voor zover hun aandelenparticipatie in een instelling dat toelaat, dragen de lidstaten er zorg voor dat instellingen die overeenkomstig dit artikel kapitaalsteun krijgen, op commerciële en professionele wijze worden beheerd.

3.        Wanneer een lidstaat overeenkomstig dit artikel kapitaalsteun verleent, zorgt hij ervoor dat zijn participatie in de instelling opnieuw in particuliere handen komt zodra de commerciële en financiële omstandigheden dat toelaten.

Artikel 50 quinquies

Tijdelijke overheidseigendom

1.        De lidstaten mogen de eigendom van een kredietinstelling tijdelijk volledig overnemen.

2.        Daartoe kan een lidstaat een of meer opdrachten tot aandelenoverdracht geven waarbij de overnemer:

(a)         een gevolmachtigde van de lidstaat is; of

(b)         een bedrijf is dat volledig in eigendom van de lidstaat is.

3.        De lidstaten dragen er zorg voor dat instellingen die overeenkomstig dit artikel tijdelijk in overheidseigendom wordt genomen, op commerciële en professionele wijze worden beheerd.

4.        Wanneer een lidstaat overeenkomstig dit artikel een kredietinstelling tijdelijk in overheidseigendom neemt, zorgt hij ervoor dat de instelling opnieuw in particuliere handen komt zodra de commerciële en financiële omstandigheden dat toelaten.

Hoofdstuk IV

Afschrijving van kapitaalinstrumenten

Artikel 51

Vereiste van afschrijving van kapitaalinstrumenten

1.        De lidstaten schrijven voor dat de afwikkelingsautoriteiten, alvorens een afwikkelingsmaatregel te nemen, onverwijld overeenkomstig het bepaalde in artikel 52 de afschrijvingsbevoegdheid moeten uitoefenen met betrekking tot de relevante kapitaalinstrumenten die door een instelling zijn uitgegeven, indien een of meer van de volgende omstandigheden van toepassing is of zijn:

(a)       de geëigende autoriteit stelt vast dat de instelling de afwikkelingsvoorwaarden vervult;

(b)       de geëigende autoriteit stelt vast dat, tenzij die bevoegdheid met betrekking tot de relevante kapitaalinstrumenten wordt uitgeoefend, de instelling niet langer levensvatbaar zal zijn;

(c)       in een lidstaat is een besluit genomen om buitengewone overheidssteun aan de instelling of moederonderneming toe te kennen en de geëigende autoriteit stelt vast dat de instelling zonder deze steun niet langer levensvatbaar zou zijn;

(d)       de relevante kapitaalinstrumenten zijn erkend voor het vervullen van de eigenvermogensvereisten op individuele en geconsolideerde basis, of op geconsolideerde basis, en de geëigende autoriteit van de lidstaat van de consoliderende toezichthouder stelt vast dat de geconsolideerde groep niet langer levensvatbaar zal zijn, tenzij de afschrijvingsbevoegdheid met betrekking tot deze instrumenten wordt uitgeoefend.

2.        Ingeval een geëigende autoriteit een in lid 1 bedoelde vaststelling doet, stelt zij onmiddellijk de voor de instelling in kwestie verantwoordelijke afwikkelingsautoriteit, indien deze verschillend is, daarvan in kennis.

3.        Voordat de geëigende autoriteit een in lid 1, onder d), van dit artikel bedoelde vaststelling doet met betrekking tot een instelling die relevante kapitaalinstrumenten uitgeeft die voor het vervullen van de eigenvermogensvereisten op individuele en geconsolideerde basis zijn erkend, voldoet zij aan de kennisgevings- en raadplegingsvereisten van artikel 52.

4.        De afwikkelingsautoriteiten voldoen aan het in lid 1 vastgestelde vereiste, ongeacht of zij tevens een afwikkelingsinstrument toepassen of enige andere afwikkelingsbevoegdheid met betrekking tot deze instelling uitoefenen.

Artikel 52

Voorschriften voor de afschrijving van kapitaalinstrumenten

1.        Bij het voldoen aan het vereiste van artikel 51 oefenen de afwikkelingsautoriteiten de afschrijvingsbevoegdheid op zodanige wijze uit dat dit de volgende resultaten oplevert:

(a)       tier 1-kernkapitaalinstrumenten worden eerst afgeschreven in verhouding tot de verliezen en tot hun volledige omvang;

(b)       de hoofdsom van relevante kapitaalinstrumenten wordt ▌verlaagd in de mate die nodig is om de om de solvabiliteit te herstellen en de in artikel 26 genoemde afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken;

(c)       de verlaging ▌van deze hoofdsom is permanent;

(d)       voor de houder van het relevante kapitaalinstrument blijft geen verplichting uit hoofde van of in verband met dit instrument bestaan, met uitzondering van alle reeds te betalen verplichtingen en alle verplichtingen met betrekking tot schadevergoedingen die uit de rechterlijke toetsing van de rechtmatigheid van de uitoefening van de afschrijvingsbevoegdheid kunnen voortvloeien;

(e)       aan houders van de relevante kapitaalinstrumenten wordt geen compensatie betaald, behalve in overeenstemming met lid 2.

Punt d) belet niet dat in overeenstemming met lid 2 tier 1-kernkapitaalinstrumenten aan een houder van relevante kapitaalinstrumenten worden verstrekt.

2.        Afwikkelingsautoriteiten kunnen de in artikel 51, lid 1, bedoelde bevoegdheidsuitoefening doen vergezeld gaan van de eis dat instellingen tier 1-kernkapitaalinstrumenten verstrekken aan de houders van de relevante kapitaalinstrumenten die overeenkomstig lid 1 van dit artikel zijn afgeschreven, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)       deze tier 1-kernkapitaalinstrumenten zijn uitgegeven door de in lid 1 bedoelde instelling of door een moederonderneming van de instelling;

(b)       deze tier 1-kernkapitaalinstrumenten zijn uitgegeven voordat deze instelling aandelen of eigendomsinstrumenten heeft uitgegeven met het oog op de verschaffing van eigen vermogen door de staat of een overheidsentiteit;

(c)       deze tier 1-kernkapitaalinstrumenten zijn onmiddellijk na de uitoefening van de afschrijvingsbevoegdheid toegekend en overgedragen;

(d)       de omzettingskoers die bepaalt hoeveel tier 1-kernkapitaalinstrumenten in ruil voor elk relevant kapitaalinstrument worden verstrekt, voldoet aan de in artikel 45 neergelegde beginselen en aan alle richtsnoeren die de EBA overeenkomstig artikel 45, lid 4, heeft ontwikkeld.

3.        Met het oog op de verstrekking van tier 1-kernkapitaalinstrumenten in overeenstemming met lid 2 kunnen de afwikkelingsautoriteiten voorschrijven dat instellingen te allen tijde de vereiste voorafgaande toestemming voor de uitgifte van het relevante aantal tier 1-kernkapitaalinstrumenten moeten handhaven.

4.        Wanneer een instelling aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet en de afwikkelingsautoriteit besluit een afwikkelingsinstrument op deze instelling toe te passen, voldoet de afwikkelingsautoriteit aan het vereiste van artikel 51, lid 1, voordat zij tot de toepassing van het afwikkelingsinstrument overgaat.

5.        De lidstaten schrijven voor dat instellingen ervoor moeten zorgen dat de uitoefening door de afwikkelingsautoriteiten van de afschrijvingsbevoegdheid in overeenstemming met artikel 52, lid 1, niet automatisch een geval van wanbetaling of kredietgebeurtenis uitmaakt uit hoofde van de relevante kapitaalinstrumenten.

6.        Om een consequente toepassing van lid 5 te waarborgen, ontwikkelen de EBA en de ESMA gezamenlijk ontwerpen van technische reguleringsnormen met het oog op de nadere omschrijving van de betekenis van "kredietgebeurtenis" voor de toepassing van genoemd lid.

De EBA en de ESMA leggen deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk 12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 en de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

Artikel 53

Contractuele afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten

Het vereiste van artikel 51, lid 1, is niet van toepassing op relevante kapitaalinstrumenten waarvan de contractuele voorwaarden aan de volgende voorwaarden voldoen, mits de contractuele afschrijvings- of omzettingsvoorwaarden van kapitaalinstrumenten in werking treden wanneer de autoriteit een in artikel 51, lid 1, bedoelde vaststelling doet:

(a)       in de contractuele voorwaarden van het relevante kapitaalinstrument is bepaald dat de hoofdsom van het instrument automatisch ▌zal worden verlaagd in de mate die nodig is om de om de solvabiliteit te herstellen en de in artikel 26 genoemde afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken, of dat het instrument automatisch in een of meer tier 1-kernkapitaalinstrumenten zal worden omgezet wanneer een geëigende autoriteit een in artikel 51, lid 1, bedoelde vaststelling doet;

(b)       de verlaging van de hoofdsom van het relevante kapitaalinstrument of de omzetting van het relevante kapitaalinstrument in een of meer tier 1-kernkapitaalinstrumenten voldoet aan de voorwaarden van artikel 52, lid 1;

(c)       wanneer in de contractuele voorwaarden van het relevante kapitaalinstrument is bepaald dat het instrument in een of meer tier 1-kernkapitaalinstrumenten zal worden omgezet, is de omzettingskoers in deze voorwaarden vastgesteld en voldoet deze koers aan de in artikel 45 neergelegde beginselen en aan alle ontwerpen van technische reguleringsnormen die de EBA overeenkomstig artikel 45, lid 4, heeft ontwikkeld.

Artikel 54

Voor het doen van de vaststellingen verantwoordelijke autoriteiten

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de in de artikel 51, lid 1, bedoelde vaststellingen, de in dit artikel vermelde autoriteiten zijn.

2.        Indien de relevante kapitaalinstrumenten overeenkomstig artikel 52 van Richtlijn 2006/48/EG voor het vervullen van de eigenvermogensvereisten op individuele basis zijn erkend, is de autoriteit die verantwoordelijk is voor de in artikel 51, lid 1, van deze richtlijn bedoelde vaststelling de bevoegde autoriteit of afwikkelingsautoriteit van de lidstaat waar overeenkomstig titel II van Richtlijn 2006/48/EG aan de instelling vergunning is verleend.

3.        Indien de relevante kapitaalinstrumenten zijn uitgegeven door een instelling die een dochteronderneming is en voor het vervullen van de eigenvermogensvereisten op individuele en geconsolideerde basis zijn erkend, zijn de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het doen van de in artikel 53, lid 1 bedoelde vaststellingen de volgende:

(a)       de bevoegde autoriteit of afwikkelingsautoriteit van de lidstaat waar de instelling is gevestigd die deze instrumenten overeenkomstig titel II van Richtlijn 2006/48/EG heeft uitgegeven, is verantwoordelijk voor het doen van de in artikel 51, lid 1, onder a), b) en c), van deze richtlijn bedoelde vaststellingen;

(b)       de bevoegde autoriteit, de afwikkelingsautoriteit van de lidstaat van de consoliderende toezichthouder of de bevoegde autoriteit die de subconsolidatie uitvoert, is verantwoordelijk voor het doen van de in artikel 51, lid 1, onder d), bedoelde vaststelling.

Artikel 55

Toepassing op geconsolideerde basis: procedure voor het doen van vaststellingen

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat de geëigende autoriteiten aan de volgende voorwaarden voldoen voordat zij een in artikel 51, lid 1, onder a), b), c), of d), bedoelde vaststelling doen ten aanzien van een instelling die relevante kapitaalinstrumenten uitgeeft die voor het vervullen van de eigenvermogensvereisten op individuele en geconsolideerde basis zijn erkend:

(a)       een geëigende autoriteit die overweegt een in artikel 51, lid 1, onder a), b) of c), bedoelde vaststelling te doen, stelt de consoliderende toezichthouder onverwijld daarvan in kennis;

(b)       een geëigende autoriteit die overweegt een in artikel 51, lid 1, onder a), b), c) of d), bedoelde vaststelling te doen, stelt de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor elke instelling die de relevante kapitaalinstrumenten heeft uitgegeven ten aanzien waarvan de afschrijvingsbevoegdheid moet worden uitgeoefend indien de vaststelling in kwestie zou worden gedaan, onverwijld daarvan in kennis.

1 bis.  Bij het doen van de in artikel 51, lid 1, onder a), b), c) of d), bedoelde vaststelling in het geval van de afwikkeling van een instelling of een groep met grensoverschrijdende activiteiten, houden de geëigende autoriteiten rekening met de mogelijke gevolgen van de afwikkeling in alle lidstaten waar de instelling of de groep actief is.

2.        Een geëigende autoriteit laat een overeenkomstig lid 1 gedane kennisgeving vergezeld gaan van een toelichting van de redenen waarom zij overweegt de vaststelling in kwestie te doen.

3.        Indien een kennisgeving overeenkomstig lid 1 is gedaan, gaat de geëigende autoriteit, na raadpleging van de in kennis gestelde bevoegde autoriteiten, het volgende na:

(a)       of een alternatieve maatregel voor de uitoefening van de afschrijvingsbevoegdheid overeenkomstig artikel 51, lid 1, beschikbaar is;

(b)       indien een dergelijke alternatieve maatregel beschikbaar is, of deze daadwerkelijk kan worden toegepast;

(c)       indien een dergelijke alternatieve maatregel daadwerkelijk kan worden toegepast, of er realistische vooruitzichten zijn dat de maatregel binnen een adequaat tijdsbestek de omstandigheden zou aanpakken die anders een in artikel 51, lid 1, bedoelde vaststelling zouden vereisen.

4.        Voor de toepassing van lid 3 van dit artikel worden onder "alternatieve omstandigheden" de in artikel 23 bedoelde vroegtijdige-interventiemaatregelen, de in artikel 136, lid 1, van Richtlijn 2006/48/EG bedoelde maatregelen of een middelen- of kapitaaloverdracht van de moederonderneming verstaan.

5.        Wanneer de geëigende autoriteit en de bevoegde autoriteit overeenkomstig lid 3 oordelen dat een of meer alternatieve maatregelen beschikbaar zijn, daadwerkelijk kunnen worden toegepast en de in lid 3, onder c), bedoelde uitkomst zouden opleveren, zorgen zij ervoor dat deze maatregelen worden toegepast.

6.        Wanneer de geëigende autoriteit en de bevoegde autoriteit overeenkomstig lid 3 van dit artikel oordelen dat geen alternatieve maatregelen beschikbaar zijn die de in lid 3, onder c), bedoelde uitkomst zouden opleveren, besluit de geëigende autoriteit of de in artikel 51, lid 1, bedoelde vaststelling die in overweging is genomen, passend is.

7.        De afwikkelingsautoriteiten voldoen terstond aan de vereisten van de leden 1 tot en met 6, terdege rekening houdend met de spoedeisendheid van de omstandigheden.

Hoofdstuk V

Afwikkelingsbevoegdheden

Artikel 56

Algemene bevoegdheden

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten over alle nodige bevoegdheden beschikken om de afwikkelingsinstrumenten toe te passen, in voorkomend geval overeenkomstig het afwikkelingsplan. De afwikkelingsautoriteiten hebben in het bijzonder de volgende afwikkelingsbevoegdheden, die zij hetzij apart, hetzij gezamenlijk, effectief kunnen uitoefenen mits dat naar behoren gerechtvaardigd wordt:

(a)       de bevoegdheid om van een persoon te verlangen dat hij alle informatie verstrekt die de afwikkelingsautoriteit nodig heeft om een besluit te nemen over een afwikkelingsmaatregel en deze voor te bereiden, met inbegrip van bijwerkingen en aanvullingen van de informatie die in de afwikkelingsplannen wordt verstrekt;

(b)       de bevoegdheid om de zeggenschap over een instelling in afwikkeling over te nemen en alle aan de aandeelhouders of eigenaars van de instelling verleende rechten uit te oefenen;

(c)       de bevoegdheid om door een instelling in afwikkeling uitgegeven aandelen en andere eigendomsinstrumenten over te dragen;

(d)       de bevoegdheid om door een instelling in afwikkeling uitgegeven schuldinstrumenten over te dragen;

(e)       de bevoegdheid om bepaalde rechten, activa en verplichtingen van een instelling in afwikkeling aan een andere persoon over te dragen;

(f)        de bevoegdheid om de in artikel 51 bedoelde instrumenten af te schrijven of om te zetten in aandelen of andere eigendomsinstrumenten van de instelling in afwikkeling of van een betrokken moederinstelling in afwikkeling;

(g)       de bevoegdheid om de hoofdsom of het uitstaande verschuldigde bedrag met betrekking tot in aanmerking komende passiva van een instelling in afwikkeling (tot nul) te verlagen;

(h)       de bevoegdheid om in aanmerking komende passiva van een instelling in afwikkeling om te zetten in gewone aandelen of andere eigendomsinstrumenten van die instelling, een betrokken moederinstelling of een overbruggingsinstelling waaraan activa, rechten of verplichtingen van de instelling worden overgedragen;

(i)        de bevoegdheid om door een instelling in afwikkeling uitgegeven schuldinstrumenten in te trekken, tenzij het gaat om door zekerheid gedekte verplichtingen;

(j)        de bevoegdheid om aandelen of andere eigendomsinstrumenten van een instelling in afwikkeling in te trekken;

(k)       de bevoegdheid om een instelling in afwikkeling te verplichten nieuwe aandelen, andere eigendomsinstrumenten of andere kapitaalinstrumenten, met inbegrip van preferente aandelen en voorwaardelijk converteerbare instrumenten, uit te geven;

(l)        de bevoegdheid om de omzetting van schuldinstrumenten te eisen die een contractuele voorwaarde bevatten voor omzetting in de in artikel 51 beschreven omstandigheden;

(m)      de bevoegdheid om de looptijd van door een instelling in afwikkeling uitgegeven schuldinstrumenten te wijzigen of het bedrag van de in het kader van dergelijke instrumenten verschuldigde rente te wijzigen, met inbegrip van een tijdelijke opschorting van betaling, behalve voor door zekerheid gedekte verplichtingen;

(n)       de bevoegdheid om het hogere management van een instelling in afwikkeling te ontslaan of te vervangen.

2.        De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de afwikkelingsautoriteiten bij de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en de uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden niet onderworpen zijn aan een van de volgende vereisten die anders krachtens het nationale recht, een contract of een andere rechtsgrondslag van toepassing zouden zijn:

(a)       vereisten om de goedkeuring of toestemming van een publieke of privépersoon, met inbegrip van aandeelhouders of crediteuren van de instelling in afwikkeling, te verkrijgen;

(b)       procedurele vereisten om een persoon in kennis te stellen.

De lidstaten dragen er met name zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheden op grond van dit artikel kunnen uitoefenen zonder dat voor de overdracht van de desbetreffende financiële instrumenten, rechten, activa of verplichtingen een anders van toepassing zijnde beperking of toestemmingseis geldt.

Punt b) van dit lid laat de vereisten van artikel 75 en eventuele aanmeldingsvereisten in het kader van de staatssteunregels van de Unie onverlet.

Artikel 57

Bevoegdheden ter aanvulling van de overdrachtbevoegdheid

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten bij de uitoefening van een overdrachtsbevoegdheid over de bevoegdheid beschikken om het volgende te doen:

(a)       ervoor zorgen dat de desbetreffende overdracht op zodanige wijze plaatsvindt dat de overgedragen financiële instrumenten, rechten, activa of verplichtingen vrij zijn van enige aansprakelijkheid of bezwaring, behoudens passende rechten op vergoeding overeenkomstig deze richtlijn;

(b)       intrekken van rechten om verdere aandelen of andere eigendomsinstrumenten te verwerven;

(c)       intrekken van de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt als omschreven in artikel 4, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG of stopzetten van de officiële notering van financiële instrumenten overeenkomstig Richtlijn 2001/34/EG;

(d)       ervoor zorgen dat de ontvanger als de instelling in afwikkeling wordt behandeld voor de toepassing van alle door de instelling in afwikkeling aangegane verplichtingen, contracten of regelingen of genomen maatregelen;

(e)       de instelling in afwikkeling of de ontvanger verplichten de ander informatie en bijstand te verstrekken;

(f)        de voorwaarden van een contract waarbij de kredietinstelling in afwikkeling partij is, annuleren of wijzigen, of een overnemer als partij vervangen;

(g)       afdwingen van door een dochteronderneming aangegane contracten waarvan de verplichtingen door de moederonderneming worden gegarandeerd of op een andere wijze worden ondersteund, in afwijking van een contractueel recht om alleen op basis van de insolventie of financiële positie van de moederonderneming de beëindiging, liquidatie of versnelling van dergelijke contracten te doen intreden, indien een dergelijke garantie of andere steun en alle verbonden activa en verplichtingen werden overgedragen aan en overgenomen door de ontvanger, of de afwikkelingsautoriteit op gelijk welke andere wijze passende bescherming voor dergelijke verplichtingen verschaft.

2.        Afwikkelingsautoriteiten oefenen de in lid 1, onder a) tot en met g), vermelde bevoegdheden uit waar dat door de autoriteit passend wordt geacht om ervoor te helpen zorgen dat een afwikkelingsmaatregel doeltreffend is of om een of meerdere afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken.

3.        De lidstaten dragen er zorg voor dat afwikkelingsautoriteiten bij de uitoefening van een overdrachtsbevoegdheid of de schuldafschrijvingsbevoegdheid bevoegd zijn om in de benodigde continuïteitsregelingen te voorzien om te garanderen dat de afwikkelingsmaatregel doeltreffend is en de overgedragen bedrijfsactiviteiten door de ontvanger mogen worden uitgeoefend. Deze continuïteitsregelingen omvatten met name:

(a)       de continuïteit van door de instelling in afwikkeling aangegane contracten, zodat de ontvanger de rechten en verplichtingen van de instelling in afwikkeling met betrekking tot elk overgedragen financieel instrument, recht of activum of elke overgedragen verplichting overneemt en de instelling in afwikkeling (hetzij expliciet, hetzij impliciet) in alle relevante contractuele documenten vervangt;

(b)       de vervanging van de instelling in afwikkeling door de ontvanger in elke juridische procedure met betrekking tot elk overgedragen financieel instrument, recht of activum of elke overgedragen verplichting.

4.        De in lid 1, onder d), en in lid 3, onder b), bedoelde bevoegdheden hebben geen invloed op het volgende:

(a)       het recht van een werknemer van de instelling in afwikkeling om een arbeidscontract te beëindigen;

(b)       ieder recht van een partij bij een contract om rechten op grond van het contract uit te oefenen, waaronder het recht om het te beëindigen waar dit overeenkomstig de contractvoorwaarden is toegestaan op grond van een handeling of een verzuim van de instelling in afwikkeling vóór de desbetreffende overdracht, of van de ontvanger na de desbetreffende overdracht.

5.        Wanneer een afwikkelingsautoriteit vaststelt dat aan de afwikkelingsvoorwaarden is voldaan, een afwikkelingsinstrument toepast of een afwikkelingsbevoegdheid uitoefent, maakt de afwikkelingsmaatregel het op zich niet mogelijk om:

(a)       een recht of bevoegdheid uit te oefenen tot beëindiging, versnelling of verklaring van een wanbetaling of kredietgebeurtenis op grond van een contract of overeenkomst waarbij de instelling in afwikkeling partij is;

(b)       het bezit van of de zeggenschap over een eigendom van de instelling in afwikkeling te verwerven;

(c)       contractuele rechten van de instelling in afwikkeling te beïnvloeden.

De eerste alinea laat het recht van een persoon onverlet om een in de eerste alinea, onder a), b) en c), bedoelde maatregel te nemen, indien dat recht ontstaat krachtens een geval van wanbetaling of een stand van zaken die niet de afwikkelingsmaatregel is of het resultaat van de uitoefening van een afwikkelingsbevoegdheid op grond van dit artikel.

Als de EBA overeenkomstig artikel 85 afwikkelingsprocedures van derde landen erkent, maken deze procedures op zich niet de in punt a), b), of c) van de eerste alinea bedoelde handelswijze mogelijk.

Artikel 58

Bevoegdheid om het verschaffen van diensten en faciliteiten te eisen

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid hebben om een instelling in afwikkeling, ook wanneer zij aan een normale insolventieprocedure is onderworpen, en een entiteit die deel uitmaakt van dezelfde groep als de instelling, ertoe te verplichten alle diensten en faciliteiten te verschaffen die nodig zijn om de ontvanger in staat te stellen de aan hem overgedragen bedrijfsactiviteiten effectief uit te oefenen.

2.        De lidstaten dragen er zorg voor dat hun afwikkelingsautoriteiten over de nodige bevoegdheden beschikken om de nakoming af te dwingen van de verplichtingen die overeenkomstig lid 1 door afwikkelingsautoriteiten in andere lidstaten aan op hun grondgebied gevestigde verbonden entiteiten zijn opgelegd.

3.        De in de leden 1 en 2 bedoelde diensten en faciliteiten zijn beperkt tot operationele diensten en faciliteiten en omvatten geen enkele vorm van financiële steun.

4.        De overeenkomstig de leden 1 en 2 verschafte diensten en faciliteiten worden onder de volgende voorwaarden verschaft:

(a)       onder dezelfde voorwaarden indien de diensten en faciliteiten onmiddellijk voordat de afwikkelingsmaatregel is genomen, aan de instelling in afwikkeling werden verschaft;

(b)       onder commerciële voorwaarden indien punt a) niet van toepassing is.

5.        De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen met het oog op de beschrijving van de diensten of diensten en faciliteiten die nodig zijn om de ontvanger in staat te stellen een aan hem overgedragen bedrijfsactiviteit effectief uit te oefenen.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen volgens de procedure van de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 59

Bevoegdheid tot handhaving van door andere lidstaten genomen afwikkelingsmaatregelen

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat, indien een overdracht van aandelen, andere eigendomsinstrumenten of activa, rechten of verplichtingen, activa omvat die zich in een andere lidstaat dan de staat van de afwikkelingsautoriteit bevinden, dan wel rechten of verplichtingen naar het recht van een andere lidstaat dan de staat van de afwikkelingsautoriteit, de overdracht in of volgens het recht van die andere lidstaat uitwerking heeft.

2.        De lidstaten verlenen de afwikkelingsautoriteit die de overdracht heeft uitgevoerd of voornemens is uit te voeren, alle redelijke bijstand om te waarborgen dat de aandelen of andere eigendomsinstrumenten of activa, rechten of verplichtingen overeenkomstig alle toepasselijke vereisten van het nationale recht aan de ontvanger worden overgedragen.

3.        De lidstaten dragen er zorg voor dat crediteuren en derden die door de in lid 1 bedoelde overdracht van activa, rechten of verplichtingen worden getroffen, niet gerechtigd zijn de overdracht te verhinderen, te betwisten of te vernietigen op grond van een rechtsbepaling van de lidstaat waar de activa zich bevinden, of op grond van het op de rechten of verplichtingen toepasselijke recht.

4.        Indien een afwikkelingsautoriteit van een lidstaat (lidstaat A) de afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden uitoefent, onder meer met betrekking tot kapitaalinstrumenten in overeenstemming met artikel 51, en de in aanmerking komende passiva of relevante kapitaalinstrumenten van de instelling in afwikkeling het volgende omvatten:

(a)       instrumenten of passiva die vallen onder het recht van een andere lidstaat dan de staat van de afwikkelingsautoriteit die de afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden heeft uitgeoefend (lidstaat B);

(b)       aan in lidstaat B gevestigde crediteuren verschuldigde verplichtingen;

draagt lidstaat B er zorg voor dat de hoofdsom van deze passiva of instrumenten wordt verlaagd of dat de passiva of instrumenten worden omgezet op grond van de uitoefening van de afschrijvings- of omzettingsbevoegdheid door de afwikkelingsautoriteit van lidstaat A.

5.        De lidstaten dragen er zorg voor dat de door de in lid 4 bedoelde uitoefening van afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden getroffen crediteuren niet gerechtigd zijn krachtens een rechtsbepaling van lidstaat B om de verlaging van de hoofdsom van het instrument of het passivum, dan wel de omzetting ervan, al naar gelang het geval, te betwisten.

6.        Elke lidstaat draagt er zorg voor dat het volgende overeenkomstig het recht van de lidstaat van de afwikkelingsautoriteit wordt bepaald:

(a)       het recht voor crediteuren en derden om via rechterlijke toetsing conform artikel 78 een overdracht te betwisten van in lid 1 van dit artikel bedoelde activa, rechten of verplichtingen die zich op zijn grondgebied bevinden, respectievelijk onder het recht van zijn grondgebied vallen;

(b)       het recht voor crediteuren om via rechterlijke toetsing conform artikel 78 de verlaging van de hoofdsom of de omzetting van een onder lid 4, onder a) of b), van dit artikel vallend instrument of passivum te betwisten;

(c)       de in hoofdstuk VI bedoelde waarborgen voor gedeeltelijke overdrachten van in lid 1 bedoelde activa, rechten of verplichtingen die zich op zijn grondgebied bevinden, respectievelijk onder het recht van zijn grondgebied vallen.

Artikel 60

Bevoegdheid om de overdracht te verlangen van eigendom die zich in derde landen bevindt

De lidstaten bepalen dat ingeval bij een afwikkelingsmaatregel actie wordt ondernomen ten aanzien van eigendom die zich in een derde land bevindt, dan wel rechten en verplichtingen die onder het recht van een derde land vallen, de afwikkelingsautoriteiten kunnen verlangen dat:

(a)       de bewindvoerder, curator of andere persoon die zeggenschap over de instelling in afwikkeling uitoefent en de ontvanger verplicht zijn alle noodzakelijke stappen te nemen om ervoor te zorgen dat de overdracht van kracht wordt;

(b)       de bewindvoerder, curator of andere persoon die zeggenschap over de instelling in afwikkeling uitoefent, verplicht is de activa of rechten te houden of de verplichting namens de ontvanger te vervullen totdat de overdracht van kracht wordt;

(c)       de kosten die de ontvanger bij het uitvoeren van een overeenkomstig de punten a) en b) vereiste maatregel heeft gemaakt, door de activa van de instelling in afwikkeling worden gefinancierd.

Artikel 61

Bevoegdheid om bepaalde verplichtingen op te schorten

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid hebben om een betaling of leveringsverplichting ingevolge elk contract waarbij een instelling een partij is, op te schorten vanaf de bekendmaking overeenkomstig artikel 75, lid 8, van een bericht van de opschorting tot 17.00 uur op de werkdag volgend op die bekendmaking.

2.        Een opschorting op grond van lid 1 is niet van toepassing op ▌:

(a)       in aanmerking komende deposito's in de zin van Richtlijn 94/19/EG;

(b)       betalings- en leveringsverplichtingen ten aanzien van systemen of exploitanten van systemen bestemd voor de doelstellingen van Richtlijn 98/26/EG, centrale tegenpartijen en centrale banken.

Artikel 62

Bevoegdheid om de afdwinging van zekerheidsrechten te beperken

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat afwikkelingsautoriteiten bevoegd zijn om crediteuren met een zekerheid van een instelling in afwikkeling gedurende een door de autoriteit voor de verwezenlijking van de afwikkelingsdoelstellingen noodzakelijk geachte termijn te beperken in hun mogelijkheden om hun zekerheidsrechten in verband met activa van die instelling af te dwingen.

2.        Afwikkelingsautoriteiten oefenen de in lid 1 bedoelde bevoegdheid niet uit met betrekking tot een zekerheidsrecht van een centrale tegenpartij in verband met activa die de instelling in afwikkeling bij wijze van margestorting of zekerheid heeft verstrekt.

3.        Indien artikel 72 van toepassing is, zorgen de afwikkelingsautoriteiten ervoor dat alle beperkingen die uit hoofde van de in lid 1 vastgelegde bevoegdheid zijn opgelegd, consistent zijn voor alle verbonden entiteiten ten aanzien waarvan een afwikkelingsmaatregel is genomen.

4.        De Commissie neemt door middel van overeenkomstig artikel 103 vastgestelde gedelegeerde handelingen maatregelen aan met het oog op de bepaling van de termijn waarvoor een beperking op de afdwinging van bepaalde categorieën van zekerheidsrechten zou moeten gelden.

Artikel 63

Bevoegdheid tot tijdelijke opschorting van beëindigingsrechten

1.        Behoudens artikel 77 dragen de lidstaten er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid hebben tot opschorting van de uitsluitend door een maatregel van de afwikkelingsautoriteit ontstane beëindigingsrechten van een partij bij een financieel contract met een faillerende instelling vanaf de bekendmaking overeenkomstig artikel 74, leden 5 en 6, van het bericht tot uiterlijk 17.00 uur op de werkdag volgend op die bekendmaking.

Voor de toepassing van dit lid is de relevante tijd die van de lidstaat van herkomst van de instelling in afwikkeling.

2.        Wanneer een afwikkelingsautoriteit de in lid 1 bedoelde bevoegdheid tot opschorting van beëindigingsrechten uitoefent, levert zij alle redelijke inspanningen om te waarborgen dat alle marge-, zekerheids- en afwikkelingsverplichtingen van de faillerende instelling welke tijdens de opschortingstermijn uit financiële contracten voortvloeien, worden nagekomen.

3.        Een persoon kan een beëindigingsrecht ingevolge een financieel contract uitoefenen voor het einde van de in lid 1 bedoelde termijn indien die persoon bericht van de afwikkelingsautoriteit ontvangt dat de onder de salderingsovereenkomst vallende rechten en verplichtingen hetzij a) niet aan een andere entiteit worden overgedragen, hetzij b) bij de instelling in afwikkeling blijven waarop de afwikkelingsautoriteit overeenkomstig artikel 37, lid 2, onder a), het instrument van de inbreng van de particuliere sector zal toepassen.

4.        Indien een afwikkelingsautoriteit de in lid 1 vermelde bevoegdheid tot opschorting van beëindigingsrechten uitoefent, mogen deze rechten na afloop van de opschortingstermijn als volgt worden uitgeoefend:

(a)       indien de onder het financieel contract vallende rechten en verplichtingen aan een andere entiteit werden overgedragen of indien het instrument van de inbreng van de particuliere sector op de instelling in afwikkeling is toegepast voor de in artikel 37, lid 2, onder b), omschreven doeleinden:

(i)        mag een persoon in elk onder artikel 77, lid 1, vallend geval geen beëindigingsrechten als gevolg van de afwikkelingsmaatregel uitoefenen;

(ii)       mag een persoon beëindigingsrechten volgens de voorwaarden van dat contract uitoefenen als zich later een wanbetaling voordoet door de ontvanger wanneer het contract aan een andere entiteit is overgedragen, of door de instelling wanneer het instrument van de inbreng van de particuliere sector is toegepast;

(b)       indien de onder het financiële contract vallende rechten en verplichtingen bij de instelling in afwikkeling blijven en de afwikkelingsautoriteit ten aanzien van deze instelling niet overeenkomstig artikel 37, lid 2, onder a), het instrument van de inbreng van de particuliere sector toepast, kan een persoon onmiddellijk beëindigingsrechten uitoefenen overeenkomstig de voorwaarden van dat contract.

4 bis.  Beëindigingsrechten kunnen worden uitgeoefend bij het verstrijken van de opschorting als er zich nadien een wanbetaling voordoet (bv. de koper of overbruggingsinstelling blijft in gebreke), of eerder als een tegenpartij bericht krijgt dat zijn contract niet overeenkomstig artikel 63, lid 3, is overgedragen of bij de instelling zal blijven waarop het instrument voor de inbreng van de particuliere sector is toegepast.

5.        Bevoegde autoriteiten of afwikkelingsautoriteiten kunnen verlangen dat een instelling gedetailleerde gegevens over financiële contracten bijhoudt wanneer zij menen dat er een grote mogelijkheid bestaat dat de instelling aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet.

6.          Voor de toepassing van lid 1 omvatten financiële contracten de volgende contracten en overeenkomsten:

(a)    effectencontracten, met inbegrip van:

(i)     contracten voor de aankoop, verkoop of lening van een effect of een groep of index van effecten,

(ii)     een optie op een effect of een groep of index van effecten,

(iii)    een retrocessie- of omgekeerde retrocessietransactie met betrekking tot een dergelijk effect of een dergelijke groep of index;

(b)    grondstoffencontracten, met inbegrip van:

(i)     contracten voor de aankoop of verkoop van een grondstof voor de levering ervan in de toekomst,

(ii)     een optie op een grondstof;

(c)    future- en termijncontracten, met inbegrip van contracten (die geen grondstoffencontracten zijn) voor de aankoop, verkoop of overdracht van een grondstof of eigendom van enigerlei andere aard, dienst, recht of belang tegen een vastgestelde prijs op een tijdstip in de toekomst;

(d)    retrocessieovereenkomsten met betrekking tot effecten;

(e)    swapovereenkomsten, met inbegrip van:

(i)     swaps, opties, future- of termijncontracten met betrekking tot rentetarieven; spot- of andere overeenkomsten met betrekking tot wisselkoersen, edele metalen of grondstoffen; valuta's; een aandelenindex of aandelen; een schuldindex of schuld; grondstoffenindexen of grondstoffen; weer; emissies of inflatie,

(ii)     totale-opbrengsten-, kredietspreidings- of kredietswaps,

(iii)    een overeenkomst of transactie die vergelijkbaar is met een in subpunt i) of ii) bedoelde overeenkomst die herhaaldelijk op de swaps- of derivatenmarkten wordt verhandeld;

(f)     raamovereenkomsten met betrekking tot onder a) tot en met e) bedoelde contracten of overeenkomsten.

7.          De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen met het oog op de bepaling van de volgende elementen voor de toepassing van lid 6:

(a)    de informatie over financiële contracten die in de gedetailleerde gegevens moet zijn vervat;

(b)    de omstandigheden waaronder het vereiste dient te worden opgelegd.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 64

Uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten bij het nemen van een afwikkelingsmaatregel zeggenschap over de instelling in afwikkeling kunnen uitoefenen, teneinde:

(a)       de instelling in afwikkeling met alle bevoegdheden van de leden of aandeelhouders, bestuurders en medewerkers van de instelling te kunnen besturen en de activiteiten en diensten van deze instelling te kunnen verrichten;

(b)       de activa en eigendom van de instelling in afwikkeling te kunnen beheren en vervreemden.

De in de eerste alinea bedoelde zeggenschap kan direct door de afwikkelingsautoriteit of indirect door een door de autoriteit aangewezen persoon, met inbegrip van een bewindvoerder of een bijzondere bewindvoerder, worden uitgeoefend.

2.        De lidstaten dragen er tevens zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten op grond van nationale administratieve bevoegdheden en procedures via een bestuursmaatregel een afwikkelingsmaatregel kunnen nemen, zonder zeggenschap over de instelling uit te oefenen.

3.        De afwikkelingsautoriteiten besluiten van geval tot geval of het passend is om de afwikkelingsmaatregel met behulp van de in lid 1 of lid 2 vermelde middelen uit te voeren, rekening houdend met de afwikkelingsdoelstellingen en de algemene afwikkelingsbeginselen, de specifieke omstandigheden van de betrokken instelling en de noodzaak de doeltreffende afwikkeling van grensoverschrijdende groepen te vergemakkelijken.

Hoofdstuk VI

Waarborgen

Artikel 65

Behandeling van aandeelhouders en crediteuren in geval van gedeeltelijke overdrachten en toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector

1.        Na toepassing van de afwikkelingsinstrumenten, en met name voor de toepassing van artikel 67, dragen de lidstaten dragen er zorg voor dat:

(a)       ingeval afwikkelingsautoriteiten slechts delen van de rechten, activa en verplichtingen van de instelling overdragen, de aandeelhouders en de crediteuren wier vorderingen niet zijn overgedragen, ter betaling van hun vorderingen ten minste evenveel ontvangen als zij zouden hebben ontvangen mocht de instelling vlak voor de overdracht volgens een normale insolventieprocedure zijn geliquideerd;

(b)       ingeval afwikkelingsautoriteiten het instrument van de inbreng van de particuliere sector toepassen, de aandeelhouders en de crediteuren wier vorderingen zijn afgeschreven of in aandelen zijn omgezet, ter betaling van hun vorderingen ten minste evenveel ontvangen als zij zouden hebben ontvangen mocht de instelling vlak voor de afschrijving of omzetting volgens een normale insolventieprocedure zijn geliquideerd.

Artikel 66

Waardering

Voor de toepassing van artikel 65 dragen de lidstaten er zorg voor dat een waardering door een onafhankelijke persoon wordt verricht nadat de gedeeltelijke overdracht, dan wel de afschrijving of omzetting heeft plaatsgevonden. De waardering staat los van de waardering die uit hoofde van artikel 30 is verricht ▌. De waardering mag worden verricht door de autoriteit die verantwoordelijk is voor de normale insolventieprocedure volgens welke de instelling wordt geliquideerd, en dat binnen die procedure of volgens een afzonderlijke procedure overeenkomstig het nationale recht.

2.        Bij de waardering wordt het volgende bepaald:

(a)       de behandeling die aandeelhouders en crediteuren zouden hebben genoten, mocht vlak voordat de gedeeltelijke overdracht, afschrijving of omzetting plaatsvond, een normale insolventieprocedure zijn geopend ten aanzien van de instelling waarop de gedeeltelijke overdracht betrekking had;

(b)       de daadwerkelijke behandeling die aandeelhouders en crediteuren hebben genoten, genieten of waarschijnlijk zullen genieten bij de liquidatie van de instelling;

(c)       of er sprake is van een verschil tussen de onder a) bedoelde behandeling en de onder b) bedoelde behandeling.

3.        Bij de waardering die overeenkomstig het bepaalde in en de methode van artikel 30, leden 1 tot en met 5, plaatsvindt, wordt:

(a)       aangenomen dat tegen de instelling waarop de gedeeltelijke overdracht, afschrijving of omzetting betrekking had, een normale insolventieprocedure zou zijn geopend vlak nadat de overdracht, afschrijving of omzetting had plaatsgevonden;

(b)       aangenomen dat de gedeeltelijke overdracht, of overdrachten, van rechten, activa en verplichtingen, dan wel de afschrijving of de omzetting niet had plaatsgevonden;

(c)       geen rekening gehouden met de toekenning van buitengewone overheidssteun en andere financiële overheidssteun op supranationaal niveau aan de instelling.

Artikel 67

Waarborg voor aandeelhouders en crediteuren

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat indien bij de overeenkomstig artikel 66 verrichte waardering blijkt dat de in artikel 65 bedoelde aandeelhouders en crediteuren minder hebben ontvangen ter betaling van hun kredieten dan zij in het kader van een normale liquidatieprocedure zouden hebben ontvangen, zij recht hebben op de betaling van het verschil door de afwikkelingsautoriteit.

2.        De lidstaten mogen kiezen via welke mechanismen en regelingen de betaling zal worden verricht.

Artikel 68

Waarborg voor tegenpartijen bij gedeeltelijke overdrachten

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat de in dit hoofdstuk beschreven bescherming in de volgende omstandigheden van toepassing is:

(a)       een afwikkelingsautoriteit draagt sommige, maar niet alle, eigendommen, rechten of verplichtingen van een instelling over aan een andere entiteit of van een overbruggingsinstelling of vehikel voor activabeheer aan een andere persoon;

(b)       een afwikkelingsautoriteit oefent de in artikel 57, lid 1, onder f), vermelde bevoegdheden uit.

2.        De lidstaten zorgen voor een adequate bescherming van de volgende regelingen en van de tegenpartijen bij de volgende regelingen:

(a)       zekerheidsregelingen, waarbij een persoon bij wijze van zekerheid een werkelijk of voorwaardelijk belang in de over te dragen eigendom of rechten heeft, ongeacht of dat belang door specifieke eigendom of rechten, dan wel door middel van een vlottende zekerheid of soortgelijke regeling is gedekt;

(b)       financiëlezekerheidsovereenkomsten die tot overdracht van eigendom/gerechtigdheid leiden waarbij ter dekking van de uitvoering van welbepaalde verplichtingen een zekerheid wordt verstrekt door de overdracht van de volledige eigendom van activa van de zekerheidsgever aan de zekerheidsnemer, onder voorwaarden waarin is bepaald dat de zekerheidsnemer de activa overdraagt indien die welbepaalde verplichtingen zijn uitgevoerd;

(c)       verrekeningsovereenkomsten waarbij twee of meer vorderingen of verplichtingen tussen de bank en een tegenpartij met elkaar kunnen worden verrekend;

(d)       salderingsovereenkomsten waarbij een aantal vorderingen of verplichtingen in een enkele nettovordering kunnen worden omgezet, met inbegrip van overeenkomsten tot saldering bij vroegtijdige beëindiging waarbij, wanneer zich een afdwingingsgrond voordoet (hoe ook of waar ook gedefinieerd), de verplichtingen van de partijen worden versneld zodat deze onmiddellijk verschuldigd zijn of beëindigd worden, en in ieder geval in een enkele nettovordering worden omgezet of erdoor worden vervangen;

(e)       gestructureerde financieringsregelingen, met inbegrip van securitisaties en alle activa en door zekerheid gedekte verplichtingen in een dekkingspool, die het verstrekken en aanhouden van zekerheden door een partij bij de regeling of een trustee, lasthebber of gevolmachtigde inhouden.

De adequate bescherming voor de onder a) tot en met e) van dit lid vermelde categorieën regelingen wordt verder gepreciseerd in de artikelen 70 tot en met 73, en is onderworpen aan de in de artikelen 61, 62 en 77 vermelde beperkingen.

3.        Het vereiste van lid 2 is van toepassing ongeacht het aantal partijen bij de regelingen en ongeacht of de regelingen:

(a)       bij overeenkomst, trust, of andere middelen zijn opgezet, dan wel van rechtswege automatisch zijn ontstaan;

(b)       ontstaan uit hoofde van, dan wel geheel of gedeeltelijk worden beheerst door het recht van een ander rechtsgebied;

4.        De Commissie stelt middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 103 maatregelen vast ter nadere bepaling van de categorieën regelingen die onder het toepassingsgebied van lid 2, onder a) tot en met e), van dit artikel vallen.

Artikel 69

Bescherming voor financiële zekerheden en verrekenings- en salderingsovereenkomsten

De lidstaten dragen er zorg voor dat er voor financiëlezekerheidsovereenkomsten die tot overdracht van eigendom/gerechtigdheid leiden en voor verrekenings- en salderingsovereenkomsten in adequate bescherming is voorzien, ter voorkoming zowel van de overdracht van sommige, maar niet alle rechten en verplichtingen die door een financiëlezekerheidsovereenkomst die tot overdracht van eigendom/gerechtigdheid leidt of door een verrekenings- of salderingsovereenkomst tussen de instelling en een andere persoon worden beschermd, als van een door de uitoefening van aanvullende bevoegdheden teweeggebrachte wijziging of beëindiging van rechten en verplichtingen die door een dergelijke financiëlezekerheidsovereenkomst die tot overdracht van eigendom/gerechtigdheid leidt of door een verrekenings- of salderingsovereenkomst worden beschermd.

Voor de toepassing van de eerste alinea worden rechten en verplichtingen geacht door een dergelijke overeenkomst beschermd te zijn indien de partijen bij de overeenkomst recht hebben op de verrekening of saldering van deze rechten en verplichtingen.

Artikel 70

Bescherming voor zekerheidsregelingen

De lidstaten dragen er zorg voor dat er voor verplichtingen die door een zekerheidsregeling zijn gedekt, in adequate bescherming is voorzien, zodat wordt voorkomen dat er zich een van de volgende gevallen voordoet:

(a)       de overdracht van de activa waarmee de verplichting is gedekt, tenzij die verplichting en het voordeel van de zekerheid ook worden overgedragen;

(b)       de overdracht van een gedekte verplichting, tenzij het voordeel van de zekerheid ook wordt overgedragen;

(c)       de overdracht van het voordeel, tenzij de gedekte verplichting ook wordt overgedragen;

(d)       de wijziging of beëindiging van een zekerheidsregeling door de uitoefening van aanvullende bevoegdheden, indien deze wijziging of beëindiging tot gevolg heeft dat de verplichting niet langer wordt gedekt.

Artikel 71

Bescherming voor gestructureerde financieringsregelingen

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat er voor gestructureerde financieringsregelingen in adequate bescherming is voorzien, waaronder securitisaties en alle activa en door zekerheid gedekte verplichtingen in een dekkingspool, zodat wordt voorkomen dat er zich een van de volgende gevallen voordoet:

(a)       de overdracht van sommige, maar niet alle eigendommen, rechten en verplichtingen die een gestructureerde financieringsregeling of een onderdeel ervan vormen, waaronder securitisaties en alle activa en door zekerheid gedekte verplichtingen in een dekkingspool, waarvan een van de partijen de kredietinstelling in afwikkeling is;

(b)       de beëindiging of wijziging door de uitoefening van aanvullende bevoegdheden van de eigendommen, rechten en verplichtingen die een gestructureerde financieringsregeling of een onderdeel ervan vormen, waaronder securitisaties en alle activa en door zekerheid gedekte verplichtingen in een dekkingspool, waarvan een van de partijen de kredietinstelling in afwikkeling is.

2.        De in lid 1 bedoelde bescherming is niet van toepassing wanneer alleen eigendommen, rechten en verplichtingen met betrekking tot deposito's worden overgedragen of niet worden overgedragen, beëindigd of gewijzigd.

2 bis.     Bescherming als bedoeld in lid 1, onder a) en b), is ook van toepassing op regelingen voor de uitgifte van gedekte obligaties.

Artikel 72

Gedeeltelijke overdrachten: bescherming van handels-, clearing- en afwikkelingssystemen

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat een overdracht, annulering of wijziging geen afbreuk doet aan het functioneren van systemen en regels van systemen die onder Richtlijn 98/26/EG vallen of van andere betalings- en afwikkelingssystemen op basis van een financiële overeenkomst wanneer de afwikkelingsautoriteit:

(a)       sommige, maar niet alle eigendommen, rechten of verplichtingen van een instelling aan een andere entiteit overdraagt;

(b)       bevoegdheden op grond van artikel 57 uitoefent om de voorwaarden van een contract waarvan een van de partijen de instelling in afwikkeling is, te annuleren of te wijzigen, dan wel om een ontvanger als partij te vervangen.

2.        Met name mag een dergelijke overdracht, annulering of wijziging een overboekingsopdracht niet herroepen in strijd met artikel 5 van Richtlijn 98/26/EG; evenmin mag de afdwingbaarheid worden gewijzigd of tenietgedaan van overboekingsopdrachten en saldering zoals voorgeschreven bij de artikelen 3 en 5 van Richtlijn 98/26/EG, van het gebruik van middelen, effecten of kredietfaciliteiten zoals voorgeschreven bij artikel 4 van Richtlijn 98/26/EG of van de bescherming van zakelijke zekerheden zoals voorgeschreven bij artikel 9 van Richtlijn 98/26/EG.

Artikel 73

Onder het recht van een grondgebied buiten de Unie vallende eigendommen, rechten en verplichtingen

Indien een afwikkelingsautoriteit voornemens is alle eigendommen, rechten en verplichtingen van een instelling aan een andere entiteit over te dragen, maar de overdracht (misschien) niet effectief is in verband met bepaalde eigendommen omdat deze buiten de Unie gelegen zijn, of in verband met bepaalde rechten of verplichtingen omdat zij onder het recht van een grondgebied buiten de Unie vallen, mag de afwikkelingsautoriteit niet tot de overdracht overgaan of, als zij de overdracht al heeft bevolen, dan is deze nietig, en worden alle onder de desbetreffende in artikel 69 ▌vermelde regeling vallende eigendommen, rechten en verplichtingen niet overgedragen door, of keren zij terug naar, de instelling in afwikkeling.

Hoofdstuk VII

Procedurele verplichtingen

Artikel 74

Kennisgevingsvereisten

1.        De lidstaten eisen dat het leidinggevend orgaan van een instelling de bevoegde autoriteit en de afwikkelingsautoriteit in kennis stelt wanneer het van oordeel is dat de instelling failliet gaat of waarschijnlijk failliet gaat in de zin van artikel 27, lid 2.

2.        De bevoegde autoriteiten brengen de betrokken afwikkelingsautoriteiten op de hoogte van elke maatregel die zij een instelling op grond van artikel 23 van deze richtlijn of artikel 136, lid 1, van Richtlijn 2006/48/EG verplichten te nemen.

3.        Indien een bevoegde autoriteit oordeelt dat met betrekking tot een instelling aan de in artikel 27, lid 1, onder a) en b), gestelde voorwaarden is voldaan, deelt zij dit oordeel onverwijld aan de volgende autoriteiten mee:

(a)       de afwikkelingsautoriteit voor die instelling, indien deze verschilt van de bevoegde autoriteit;

(b)       de centrale bank, indien deze verschilt van de bevoegde autoriteit;

(c)       in voorkomend geval, de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau;

(d)       bevoegde ministeries;

(e)       indien er krachtens titel V, hoofdstuk 4, afdeling 1, van Richtlijn 2006/48/EG toezicht op geconsolideerde basis op de instelling wordt uitgeoefend, de consoliderende toezichthouder;

(e bis) indien de instelling als systeemrelevant wordt beschouwd, het ESRB en de macroprudentiële autoriteiten.

4.        Bij ontvangst van een mededeling van de bevoegde autoriteit overeenkomstig lid 3 van dit artikel beoordeelt de afwikkelingsautoriteit of de in artikel 27 gestelde voorwaarden met betrekking tot de betrokken instelling zijn vervuld.

5.        Een besluit dat de afwikkelingsvoorwaarden met betrekking tot een instelling zijn vervuld, wordt uiteengezet in een bericht dat de volgende informatie bevat:

(a)       de redenen voor dat besluit;

(b)       de maatregel die de afwikkelingsautoriteit voornemens is te treffen.

De onder b) bedoelde maatregel kan een afwikkelingsmaatregel inhouden, dan wel een aanvraag tot liquidatie, de aanstelling van een bewindvoerder of een andere maatregel op grond van het toepasselijke nationale insolventierecht.

De voor dat besluit verantwoordelijke autoriteit of autoriteiten stelt of stellen de betrokken instelling in kennis. Een kennisgeving op grond van dit lid mag de vorm aannemen van de in lid 6 bedoelde publieke kennisgeving.

6.        Indien de afwikkelingsautoriteit een afwikkelingsmaatregel neemt, maakt zij deze maatregel openbaar en neemt zij redelijke stappen om daarvan kennis te geven aan alle bekende aandeelhouders en crediteuren, en met name kleine beleggers, die door de uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheid worden getroffen. Voor de toepassing van dit lid worden de in artikel 75, lid 4, vermelde maatregelen als redelijke stappen aangemerkt.

7.        Wanneer een afwikkelingsautoriteit met name de volgende afwikkelingsbevoegdheden uitoefent, publiceert zij volgens de procedure van artikel 75, lid 4, een bericht waarin de voorwaarden en duur van een periode van opschorting worden beschreven:

(a)       de bevoegdheid op grond van artikel 61 om betalings- of leveringsverplichtingen op te schorten;

(b)       de bevoegdheid op grond van artikel 63 om een beëindigingsrecht op te schorten.

8.        De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen met het oog op de vaststelling van de procedures, inhoud en voorwaarden met betrekking tot de volgende vereisten:

(a)       de in de leden 1 tot en met 5 bedoelde kennisgevingen;

(b)       de in lid 7 bedoelde kennisgeving van een opschorting.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 75

Procedurele verplichtingen van afwikkelingsautoriteiten

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat de afwikkelingsautoriteiten zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk na het nemen van een afwikkelingsmaatregel voldoen aan de in de leden 2, 3 en 4 vastgelegde vereisten.

2.        De afwikkelingsautoriteit stelt de instelling in afwikkeling en de EBA in kennis van de afwikkelingsmaatregel.

3.        Een in lid 2 bedoelde kennisgeving bevat een kopie van elke maatregel of elk instrument door middel waarvan de desbetreffende bevoegdheden worden uitgeoefend en geeft de datum aan vanaf wanneer het instrument of de bevoegdheden, afwikkelingsinstrumenten en maatregelen van kracht zijn.

4.        De afwikkelingsautoriteit maakt via de volgende middelen hetzij een kopie van de maatregel of het instrument door middel waarvan de afwikkelingsmaatregel is genomen, hetzij een bericht waarin de gevolgen van de afwikkelingsmaatregel, en met name de gevolgen ervan voor kleine beleggers, worden samengevat, bekend of laat een dergelijke kopie of een dergelijk bericht bekendmaken:

(a)       op haar officiële website;

(b)       op de website van de bevoegde overheid indien deze verschilt van de afwikkelingsautoriteit, en op de website van de EBA;

(c)       op de website van de instelling in afwikkeling;

(d)       indien de aandelen of andere eigendomsinstrumenten van de instelling in afwikkeling ter verhandeling op een gereglementeerde markt worden toegelaten, de voor de bekendmaking van gereglementeerde informatie met betrekking tot die instelling overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad gebruikte middelen[23].

5.        De afwikkelingsautoriteit draagt er zorg voor dat de documenten die als bewijsstuk van de in lid 4 bedoelde instrumenten fungeren, aan de bekende aandeelhouders en crediteuren van de instelling in afwikkeling worden toegezonden als de aandelen of eigendomsinstrumenten van die instelling niet tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten.

Artikel 76

Vertrouwelijkheid

1.        De volgende personen zijn aan de vereisten van het beroepsgeheim gebonden:

(a)       afwikkelingsautoriteiten, waarbij slechts een zeer beperkt aantal leidinggevenden toegang mag hebben tot de plannen;

(b)       bevoegde autoriteiten en de EBA;

(c)       bevoegde ministeries;

(d)       werknemers of voormalige werknemers van de onder a), b) en c) bedoelde autoriteiten, en personen die, direct of indirect, permanent of af en toe, diensten verlenen of hebben verleend die verband houden met de vervulling van de taken van die autoriteiten;

(d bis) werknemers of voormalige werknemers van de onder f) tot en met i) bedoelde entiteiten, en personen die, direct of indirect, permanent of af en toe, diensten verlenen of hebben verleend die verband houden met de uitoefening van de activiteiten van die entiteiten;

(d ter) het bestuur dat door de afwikkelingsautoriteit aan een overbruggingsinstelling, een vehikel voor activabeheer of een ander afwikkelingsvehikel is toegewezen en de werknemers of voormalige werknemers van deze entiteiten, alsook personen die, direct of indirect, permanent of af en toe, diensten verlenen of hebben verleend die verband houden met de uitoefening van de activiteiten van die entiteiten;

(e)       krachtens bepalingen van deze richtlijn aangestelde bijzondere bestuurders;

(f)        potentiële verwervers met wie door de bevoegde autoriteiten contact wordt opgenomen of die door de afwikkelingsautoriteiten worden benaderd, ongeacht of dat contact of verzoek ter voorbereiding van het gebruik van het instrument van verkoop van de onderneming plaatsvond, en ongeacht of het verzoek in een verwerving uitmondde;

(g)       auditors, boekhouders, juridische en professionele adviseurs, taxateurs en andere deskundigen die door de afwikkelingsautoriteiten of onder f) bedoelde potentiële verwervers in de arm zijn genomen;

(h)       organen die de depositogarantiestelsels beheren;

(i)        centrale banken en andere bij het afwikkelingsproces betrokken autoriteiten;

(j)        alle andere personen die aan de afwikkelingsautoriteiten diensten verlenen of hebben verleend.

2.        Onverminderd de algemene strekking van de vereisten van lid 1, mogen de in dat lid bedoelde personen aan geen enkele persoon of autoriteit ▌informatie bekendmaken waarvan zij bij de uitoefening van hun beroepswerkzaamheden of via een afwikkelingsautoriteit in verband met hun taken kennis hebben gekregen, behalve bij de uitoefening van hun taken krachtens deze richtlijn, in een zodanig samengevatte of geaggregeerde vorm dat individuele instellingen niet kunnen worden geïdentificeerd of met de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de afwikkelingsautoriteit.

Dit verbod geldt in afwijking van Verordening (EG) nr. 1049/2001 en de lidstaten zien erop toe dat het wordt toegepast ongeacht de nationale wetgeving betreffende de vrijheid van informatie en de toegang tot documenten.

2 bis.  Onverminderd de algemene toepassing van de vereisten van lid 1, is het in dat lid bedoelde personen of entiteiten verboden om de volgende informatie te verspreiden:

(a)       de inhoud en bijzonderheden van de afwikkelings- en herstelplannen waarin de artikelen 5, 7, 9, 10 en 11 voorzien;

(b)       de resultaten van eventuele beoordelingen die worden uitgevoerd uit hoofde van de artikelen 6, 8 en 13.

2 ter.  Indien zij het beroepsgeheim schenden, stellen alle in lid 1 bedoelde personen en entiteiten zich bloot aan civielrechtelijke vervolging en eisen tot schadevergoeding.

3.        De in de leden 1 en 2 van dit artikel vastgelegde vertrouwelijkheidsvereisten beletten de afwikkelingsautoriteiten (met inbegrip van hun werknemers) niet om informatie te delen met andere afwikkelingsautoriteiten in de Unie, bevoegde overheden, bevoegde ministeries, centrale banken, de EBA, of, behoudens de artikelen 84 tot en met 88, autoriteiten van derde landen die taken uitoefenen die gelijkwaardig zijn aan de taken van de afwikkelingsautoriteiten met het oog op het plannen of uitvoeren van een afwikkelingsmaatregel.

4.        Het bepaalde in dit artikel laat de door het strafrecht bestreken gevallen onverlet.

5.        De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen met het oog op de bepaling van de wijze waarop informatie in een samengevatte of geaggregeerde vorm moet worden verschaft voor de toepassing van lid 2.

De EBA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk 12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Hoofdstuk VIII

Recht van beroep en uitsluiting van andere acties

Artikel 77

Uitsluiting van beëindigings- en verrekeningsrechten in afwikkeling

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat tegenpartijen bij een financieel contract als omschreven in artikel 63 dat oorspronkelijk met de instelling in afwikkeling is gesloten, geen beëindigingsrechten uit hoofde van dat contract of rechten uit hoofde van een "afhaakbeding" kunnen uitoefenen, tenzij de afwikkelingsmaatregel het instrument van verkoop van de onderneming of het instrument van de overbruggingsinstelling is en de onder het financiële contract vallende rechten en verplichtingen niet aan een derde of overbruggingsinstelling, al naargelang het geval, zijn overgedragen.

Voor de toepassing van dit lid wordt onder "afhaakbeding" het volgende verstaan: een bepaling in een financieel contract die een verplichting van de niet in gebreke blijvende partij om een betaling te doen opschort, wijzigt of nietig verklaart, dan wel het ontstaan belet van een dergelijke verplichting die anders zou zijn ontstaan.

2.        De lidstaten dragen er zorg voor dat crediteuren van de instelling in afwikkeling niet gerechtigd zijn om wettelijke verrekeningsrechten uit te oefenen, tenzij de afwikkelingsmaatregel het instrument van verkoop van de onderneming of het instrument van de overbruggingsinstelling is en de onder het financiële contract vallende rechten en verplichtingen niet aan een derde of overbruggingsinstelling, al naargelang het geval, zijn overgedragen.

Artikel 78

Recht van betwisting van de afwikkeling

1.          De lidstaten dragen er zorg dat alle personen die door een in artikel 74, lid 5, bedoeld besluit tot opening van een afwikkelingsprocedure of door een besluit van de afwikkelingsautoriteit om een afwikkelingsmaatregel te nemen worden getroffen, het recht hebben om een rechterlijke toetsing van dat besluit aan te vragen.

2.          Het in lid 1 vastgelegde recht op rechterlijke toetsing is aan de volgende beperkingen onderworpen:

(a)       de indiening van een verzoek om rechterlijke toetsing of van een verzoek om uitspraak te doen in kort geding brengt geen automatische opschorting van de gevolgen van het betwiste besluit met zich mee;

(b)       het besluit van de afwikkelingsautoriteit is onmiddellijk afdwingbaar en de rechter kan geen opschorting ervan gelasten;

(c)           de toetsing is beperkt tot een of meer van de volgende punten:

-         de rechtsgeldigheid van het in lid 1 bedoelde besluit, waaronder een toetsing van de vervulling van de afwikkelingsvoorwaarden,

-         de rechtsgeldigheid van de manier waarop het betrokken besluit ten uitvoer is gelegd, en

-         de toereikendheid van een eventueel toegekende compensatie;

(d)       de annulering van een besluit van een afwikkelingsautoriteit laat latere administratieve handelingen of transacties van de afwikkelingsautoriteit welke op het geannuleerde besluit van de afwikkelingsautoriteit zijn gebaseerd onverlet wanneer zulks noodzakelijk is om de belangen van te goeder trouw handelende derden die uit hoofde van de uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden door de afwikkelingsautoriteiten activa, rechten en verplichtingen van de instelling in afwikkeling hebben gekocht. Rechtsmiddelen voor een onrechtmatig besluit of onrechtmatige maatregel van de afwikkelingsautoriteiten zijn beperkt tot compensatie voor het door de verzoeker als gevolg van het besluit of de maatregel geleden verlies.

Artikel 79

Beperkingen op andere gerechtelijke procedures

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat geen normale insolventieprocedures naar nationaal recht mogen worden geopend met betrekking tot een instelling in afwikkeling of een instelling waarvoor is vastgesteld dat aan de afwikkelingsvoorwaarden is voldaan.

2.        Voor de toepassing van lid 1 dragen de lidstaten er zorg voor dat:

(a)    de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten in kennis worden gesteld van elke aanvraag tot opening van normale insolventieprocedures met betrekking tot een instelling, ongeacht of de instelling in afwikkeling is en of overeenkomstig artikel 74, lid 6, een besluit is bekendgemaakt;

(b)    over de aanvraag mag niet worden beslist, tenzij de rechter de bevestiging heeft gekregen dat de onder a) bedoelde kennisgeving is gedaan en er zich een van de volgende situaties voordoet:

(i)        de afwikkelingsautoriteit heeft de rechtbank ervan in kennis gesteld dat zij niet voornemens is een afwikkelingsmaatregel met betrekking tot de betrokken instelling te nemen;

(ii)       er is een termijn van 14 dagen verstreken vanaf de datum waarop de onder a) bedoelde kennisgevingen zijn gedaan.

3.        Onverminderd een ingevolge artikel 63 of lid 1 van dit artikel opgelegde beperking van de afdwinging van zekerheidsrechten, dragen de lidstaten er zorg voor dat, indien zulks voor de doeltreffende toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en -bevoegdheden noodzakelijk is, de afwikkelingsautoriteiten de rechtbank kunnen verzoeken gedurende een in het licht van de nagestreefde doelstelling passende termijn opschorting te verlenen van een gerechtelijke maatregel of procedure waarbij een instelling in afwikkeling een partij is of wordt.

TITEL V

GROEPSAFWIKKELING

Artikel 80

Afwikkelingscolleges

1.        Afwikkelingsautoriteiten op groepsniveau richten afwikkelingscolleges op om de in de artikelen 11, 15 en 83 bedoelde taken uit te voeren en, in voorkomend geval, de samenwerking en coördinatie met afwikkelingsautoriteiten van derde landen te verzekeren.

Afwikkelingscolleges verschaffen met name een kader voor de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de andere betrokken afwikkelingsautoriteiten en, in voorkomend geval, bevoegde autoriteiten en consoliderende toezichthouders om de volgende taken uit te voeren:

(a)       uitwisselen van informatie die relevant is voor de opstelling van groepsafwikkelingsplannen, voor de uitoefening op groepen van voorbereidende en preventiebevoegdheden en voor groepsafwikkeling;

(b)       opstellen van groepsafwikkelingsplannen uit hoofde van artikel 11;

(c)       beoordelen van de afwikkelbaarheid van groepen uit hoofde van artikel 13;

(d)       uitoefenen van bevoegdheden om obstakels voor de afwikkelbaarheid van groepen overeenkomstig artikel 15 aan te pakken of te verwijderen;

(f)        een akkoord over overeenkomstig artikel 83 voorgestelde groepsafwikkelingsregelingen bewerkstelligen;

(g)       coördineren van de openbare communicatie van groepsafwikkelingsstrategieën en ‑plannen;

(h)       coördineren van het gebruik van op grond van titel VII opgezette financieringsregelingen.

2.        De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau, de afwikkelingsautoriteiten van elke lidstaat waarin een aan toezicht op geconsolideerde basis onderworpen dochteronderneming of bijkantoor is gevestigd en de EBA zijn leden van het afwikkelingscollege.

Wanneer de moederonderneming van een of meer instellingen een in artikel 1, onder d), bedoelde holding is, is de afwikkelingsautoriteit van de lidstaat waar deze holding is gevestigd, lid van het afwikkelingscollege.

Wanneer de afwikkelingsautoriteiten die lid van het afwikkelingscollege zijn niet de bevoegde ministeries zijn, dan zijn de bevoegde ministeries naast de afwikkelingsautoriteiten lid van de afwikkelingscolleges en mogen zij vergaderingen van de afwikkelingscolleges bijwonen, in het bijzonder wanneer de te bespreken kwesties betrekking hebben op aangelegenheden die gevolgen voor de overheidsmiddelen kunnen hebben.

Wanneer een moederonderneming of een in de Unie gevestigde instelling in derde landen gelegen dochterinstellingen heeft, dan kunnen de afwikkelingsautoriteiten van deze derde landen op verzoek van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau ook worden uitgenodigd om als waarnemer aan het afwikkelingscollege deel te nemen, mits zij onderworpen zijn aan vertrouwelijkheidsvereisten die gelijkwaardig zijn aan die welke bij artikel 76 zijn vastgelegd.

3.        De overheidsinstanties die aan de colleges deelnemen, werken nauw samen. De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau coördineert alle werkzaamheden van de afwikkelingscolleges en roept alle vergaderingen bijeen en zit deze voor. De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau informeert alle leden van het college en de EBA vooraf volledig over de organisatie van dergelijke vergaderingen, de voornaamste agendapunten en de in overweging te nemen werkzaamheden. De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau beslist op basis van de specifieke behoeften welke autoriteiten en ministeries aan bepaalde vergaderingen of werkzaamheden van het college zouden moeten deelnemen. De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau informeert alle leden van het college tevens tijdig over de op die vergaderingen verrichte handelingen en genomen besluiten of de uitgevoerde maatregelen.

Bij haar besluit houdt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau rekening met de relevantie voor de betrokken afwikkelingsautoriteiten van het te bespreken agendapunt, de te plannen of te coördineren werkzaamheid en de te nemen besluiten, en in het bijzonder met de mogelijke gevolgen voor de stabiliteit van het financiële stelsel in de betrokken lidstaten.

4.        De EBA draagt bij tot het bevorderen en monitoren van de efficiënte, doeltreffende en consistente werking van afwikkelingscolleges overeenkomstig internationale normen. Te dien einde kan de EBA deelnemen aan bepaalde vergaderingen of werkzaamheden die zij dienstig acht, maar zij heeft geen stemrecht.

5.        De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau stelt na raadpleging van de andere afwikkelingsautoriteiten schriftelijke regelingen en procedures op voor de werking van het afwikkelingscollege.

8.        Afwikkelingsautoriteiten op groepsniveau mogen geen afwikkelingscolleges oprichten indien andere groepen of colleges dezelfde functies vervullen en dezelfde taken uitvoeren als die welke in dit artikel zijn vermeld en alle in deze afdeling vastgelegde voorwaarden en procedures in acht nemen. In dat geval worden alle in deze richtlijn voorkomende verwijzingen naar afwikkelingscolleges ook beschouwd als verwijzingen naar deze andere groepen of colleges. Als er overeenkomstig de aanbevelingen van de FSB een crisismanagementgroep voor een bepaalde instelling wordt opgericht, wordt die crisismanagementgroep beschouwd als het afwikkelingscollege voor die instelling.

9.        Met het oog op de bepaling van de operationele werking van de afwikkelingscolleges voor het verrichten van de in de leden 1, 3, 5, 6 en 7 vermelde taken ontwikkelt de EBA ontwerpen van technische reguleringsnormen die stroken met de internationale normen.

De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea bedoelde reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 81

Europese afwikkelingscolleges

1.        Indien een instelling van een derde land of een moederonderneming van een derde land twee of meer in de Unie gevestigde binnenlandse dochterinstellingen of twee of meer significante bijkantoren die diensten verrichten in de Unie heeft, richten de afwikkelingsautoriteiten van de lidstaten waar deze dochterinstellingen en significante bijkantoren in de Unie gevestigd zijn, een Europees afwikkelingscollege op indien geen regelingen zijn getroffen als die waarin artikel 89 voorziet.

2.        Met betrekking tot de binnenlandse dochterinstellingen vervult het Europees afwikkelingscollege de functies en voert het de taken uit die in artikel 80 zijn vermeld.

3.        Indien een overeenkomstig artikel 143, lid 3, derde alinea, van Richtlijn 2006/48/EG in de Unie opgerichte financiële holding binnenlandse dochterondernemingen of significante bijkantoren heeft, wordt het Europees afwikkelingscollege met het oog op het toezicht op geconsolideerde basis op grond van die richtlijn, voorgezeten door de afwikkelingsautoriteit van de lidstaat waarin de consoliderende toezichthouder zich bevindt.

Indien de eerste alinea niet van toepassing is, bereiken de leden van het Europees afwikkelingscollege een akkoord over de voorzitter en benoemen hem of haar.

4.        Behoudens lid 3 van dit artikel functioneert een Europees afwikkelingscollege anders overeenkomstig artikel 81.

Artikel 82

Informatie-uitwisseling

De afwikkelingsautoriteiten verstrekken elkaar alle informatie die relevant is voor de uitoefening van de taken waarmee de andere autoriteiten krachtens deze richtlijn zijn belast.

De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau coördineert de stroom van alle relevante informatie tussen afwikkelingsautoriteiten. De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau verstrekt de afwikkelingsautoriteiten in andere lidstaten met name tijdig alle relevante informatie met het oog op het vergemakkelijken van de uitoefening van de in artikel 80, lid 1, tweede alinea, onder b) tot en met h), bedoelde taken.

Op grond van dit artikel gedeelde informatie mag ook met bevoegde ministeries worden gedeeld.

Artikel 83

Groepsafwikkeling

1.        Indien een afwikkelingsautoriteit besluit, of er overeenkomstig artikel 74, lid 3, in kennis van is gesteld dat een instelling een tot een groep behorende dochteronderneming is die overeenkomstig artikel 27, lid 1, faalt of waarschijnlijk gaat falen, stelt de autoriteit de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de consoliderende toezichthouder (indien deze verschillen) en de afwikkelingsautoriteiten die lid zijn van het afwikkelingscollege voor de groep in kwestie onverwijld in kennis van het volgende:

(a)       het besluit dat de instelling faalt of waarschijnlijk gaat falen;

(b)       de afwikkelingsmaatregelen of andere insolventiemaatregelen die de afwikkelingsautoriteit voor die instelling passend acht.

2.        Na ontvangst van een kennisgeving op grond van lid 1 beoordelen de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de andere leden van het betrokken afwikkelingscollege, de waarschijnlijke invloed van het faillissement van de instelling in kwestie, of van de overeenkomstig lid 1, onder b), ter kennis gebrachte afwikkelingsmaatregel of andere maatregelen, op de groep of op verbonden instellingen in andere lidstaten.

3.        Indien de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau, na overleg met de andere afwikkelingsautoriteiten overeenkomstig lid 2, oordeelt dat het faillissement van de instelling in kwestie, of de overeenkomstig lid 1, onder b), ter kennis gebrachte afwikkelingsmaatregel of andere maatregelen, geen nadelige gevolgen voor de groep of verbonden instellingen in andere lidstaten zou hebben, kan de voor die instelling verantwoordelijke afwikkelingsautoriteit de overeenkomstig lid 1, onder b), afwikkelingsmaatregel of andere maatregelen treffen.

4.          Indien de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau, na overleg met de andere afwikkelingsautoriteiten overeenkomstig lid 2, oordeelt dat het faillissement van de instelling in kwestie, of de overeenkomstig lid 1, onder b), afwikkelingsmaatregel of andere maatregelen, nadelige gevolgen voor de groep of verbonden instellingen in andere lidstaten zou hebben, stelt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau uiterlijk 24 uur na ontvangst van de kennisgeving op grond van lid 1 een groepsafwikkelingsregeling voor , die zij aan het afwikkelingscollege voorlegt.

5.          In het kader van een op grond van lid 4 vereiste groepsafwikkelingsregeling:

(a)       worden de afwikkelingsmaatregelen geschetst die door de betrokken afwikkelingsautoriteiten met betrekking tot de moederonderneming in de Unie of bepaalde groepsentiteiten moeten worden genomen met het doel de waarde van de groep als geheel te vrijwaren, de gevolgen voor de financiële stabiliteit in de lidstaten waarin de groep actief is, zoveel mogelijk te beperken en het beroep op buitengewone openbare financiële steun tot een minimum te reduceren;

(b)       wordt beschreven hoe deze afwikkelingsmaatregelen moeten worden gecoördineerd.

(c)       wordt een financieringsplan vastgesteld. In het financieringsplan wordt rekening gehouden met de overeenkomstig artikel 11, lid 3, onder e), vastgestelde beginselen voor de verdeling van de verantwoordelijkheid.

6.          Indien een lid van het afwikkelingscollege het niet eens is met de door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau voorgestelde groepsafwikkelingsregeling en om redenen van financiële stabiliteit meent onafhankelijke afwikkelingsmaatregelen ten aanzien van een instelling of groepsentiteit te moeten nemen die verschillen van die welke in het kader van de regeling zijn voorgesteld, dan kan zij de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 binnen 24 uur aan de EBA voorleggen.

7.          In afwijking van artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1093/2010 neemt de EBA binnen 24 uur een besluit. De daarop aansluitende maatregel van de afwikkelingsautoriteit is in overeenstemming met het besluit van de EBA.

8.          Indien een afwikkelingsautoriteit op groepsniveau besluit of er overeenkomstig artikel 74, lid 3, van in kennis is gesteld dat een moederonderneming in de Unie waarvoor zij verantwoordelijk is, failliet gaat of waarschijnlijk failliet gaat, stelt zij de afwikkelingsautoriteiten die leden van het afwikkelingscollege van de groep in kwestie zijn, in kennis van de in lid 1, onder a) en b), van dit artikel bedoelde informatie. De afwikkelingsmaatregelen voor de toepassing van lid 1, onder b), van dit artikel kunnen een overeenkomstig lid 5 van dit artikel opgestelde groepsafwikkelingsregeling omvatten.

9.          De autoriteiten voeren alle in de leden 2 tot en met 8 bedoelde handelingen onverwijld en met inachtneming van het spoedeisende karakter van de situatie uit.

10.        Wanneer een groepsafwikkelingsregeling niet is uitgevoerd en de afwikkelingsautoriteiten afwikkelingsmaatregelen met betrekking tot verbonden instellingen treffen, werken die autoriteiten hoe dan ook nauw samen met de afwikkelingscolleges met het oog op de verwezenlijking van een gecoördineerde afwikkelingsstrategie voor alle instellingen die failliet gaan of waarschijnlijk failliet gaan.

11.        Afwikkelingsautoriteiten die een afwikkelingsmaatregel met betrekking tot groepsentiteiten treffen, houden het afwikkelingscollege regelmatig en volledig op de hoogte van deze maatregelen en van de bij de tenuitvoerlegging daarvan gemaakte vorderingen.

TITEL VI

BETREKKINGEN MET DERDE LANDEN

Artikel 84

Overeenkomsten met derde landen

1.        De Commissie kan op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief bij de Raad voorstellen indienen voor het voeren van onderhandelingen over overeenkomsten met één of meer derde landen met betrekking tot de middelen voor samenwerking tussen afwikkelingsautoriteiten bij de afwikkelingsplanning en het afwikkelingsproces van instellingen en moederondernemingen, met name wat de volgende situaties betreft:

(a)       in gevallen waarin ▌binnenlandse dochterinstellingen in twee of meer lidstaten zijn gevestigd;

(b)       in gevallen waarin een instelling van een derde land een bijkantoren in twee of meer lidstaten heeft;

(c)       in gevallen waarin een moederinstelling of een in artikel 1, onder c) en d), bedoelde, in de lidstaten gevestigde holding twee of meer dochterinstellingen in derde landen heeft;

(d)       in gevallen waarin een in twee of meer lidstaten gevestigde instelling een of meer ▌bijkantoren in een of meer derde landen heeft.

2.        Met de in lid 1 bedoelde overeenkomsten wordt met name de vaststelling beoogd van procedures en regelingen tussen afwikkelingsautoriteiten om samen te werken bij de uitvoering van sommige of alle taken en bij de uitoefening van sommige of alle bevoegdheden die in artikel 88 zijn vermeld.

Artikel 85

Erkenning van afwikkelingsprocedures van derde landen

1.        Totdat een in artikel 84 bedoelde internationale overeenkomst met een derde land is gesloten en voor zover de materie niet door deze overeenkomst wordt geregeld, zijn de volgende bepalingen van toepassing.

2.        Behoudens het bepaalde in artikel 86, kan de EBA afwikkelingsprocedures van derde landen met betrekking tot een instelling van een derde land erkennen die:

(a)       een binnenlands bijkantoor heeft;

(b)       anderszins activa, dochterondernemingen, rechten of verplichtingen in of vallend onder het recht van een lidstaat heeft.

3.        De erkenning door de EBA van afwikkelingsprocedures van derde landen als bedoeld in lid 2 houdt in dat nationale afwikkelingsautoriteiten verplicht zijn op hun grondgebied aan dergelijke afwikkelingsprocedures uitvoering te geven.

4.        Het besluit van de EBA om afwikkelingsprocedures van derde landen te erkennen, wordt door de afwikkelingsautoriteiten ten uitvoer gelegd. Te dien einde dragen de lidstaten er zorg voor dat aan afwikkelingsautoriteiten ten minste de bevoegdheid wordt verleend om, zonder de benoeming van een bewindvoerder of ambtenaar op grond van het nationale insolventierecht, een bevel, goedkeuring of toestemming van de rechtbank, of enige andere vorm van gerechtelijke procedure, het volgende te doen:

(a)    de afwikkelingsbevoegdheden uit te oefenen ten aanzien van het volgende:

(i)       activa van een instelling van een derde land die zich in hun lidstaat bevinden of aan het recht van hun lidstaat zijn onderworpen;

(ii)      dochterondernemingen van een instelling van een derde land die zich op het grondgebied van een lidstaat bevinden;

(iii)     rechten of verplichtingen van een instelling van een derde land die door het binnenlandse bijkantoor in hun lidstaat zijn geboekt, aan het recht van hun lidstaat zijn onderworpen, dan wel ingeval met dergelijke rechten en verplichtingen samenhangende vorderingen in hun lidstaat afdwingbaar zijn.

(b)       een overdracht van aandelen of eigendomsinstrumenten van een in hun lidstaat gevestigde binnenlandse dochterinstelling aan derden tegenwerpbaar te maken, onder meer door een andere persoon ertoe te verplichten actie te ondernemen om de overdracht aan derden tegenwerpbaar te maken;

(b bis) de in de artikelen 61, 62 en 63 vastgestelde bevoegdheden uitoefenen ten aanzien van de rechten van een partij bij een contract met een instelling in afwikkeling in een derde land, indien die bevoegdheden nodig zijn om een afwikkeling in een derde land te ondersteunen.

4 bis.  De afwikkelingsautoriteiten kunnen afwikkelingsmaatregelen nemen ten aanzien van een moederonderneming als de betrokken autoriteit van een derde land van oordeel is dat een instelling die binnen haar jurisdictie gevestigd is, aan de voorwaarden voor afwikkeling uit hoofde van de wetgeving van dat derde land voldoet. Om dit mogelijk te maken, zorgen de lidstaten ervoor dat de afwikkelingsautoriteiten bevoegd zijn om het even welke afwikkelingsbevoegdheid ten aanzien van die moederonderneming uit te oefenen, en is artikel 57, lid 5, van toepassing.

Artikel 86

Recht tot weigering van de erkenning van afwikkelingsprocedures van derde landen

1.        Na overleg met de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten weigert de EBA overeenkomstig artikel 85, lid 2, afwikkelingsprocedures van derde landen te erkennen indien zij van oordeel is dat ten minste aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)       dat de afwikkelingsprocedure van een derde land nadelige gevolgen zou hebben voor de financiële stabiliteit in de lidstaat waar de afwikkelingsautoriteit is gevestigd, of dat de procedure nadelige gevolgen kan hebben voor de financiële stabiliteit van een andere lidstaat;

(b)       dat een onafhankelijke afwikkelingsmaatregel uit hoofde van artikel 87 met betrekking tot een binnenlands bijkantoor noodzakelijk is om een of meerdere afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken;

(c)       dat crediteuren, onder wie met name deposanten die in een lidstaat zijn gevestigd of moeten worden betaald, in het kader van een afwikkelingsprocedure van het derde land niet op dezelfde wijze worden behandeld als crediteuren uit het derde land en geen gelijke wettelijke rechten genieten.

2.        De Commissie beschrijft middels overeenkomstig artikel 103 vastgestelde gedelegeerde handelingen de in lid 1, onder a) en b), van dit artikel bedoelde omstandigheden.

Artikel 87

Afwikkeling van bijkantoren in de Unie van instellingen van derde landen

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat afwikkelingsautoriteiten over de nodige bevoegdheden beschikken om ten aanzien van een binnenlands bijkantoor een afwikkelingsmaatregel te nemen die los staat van een afwikkelingsprocedure van een derde land met betrekking tot de instelling van het derde land in kwestie.

2.        De lidstaten dragen er zorg voor dat de krachtens lid 1 vereiste bevoegdheden door de afwikkelingsautoriteiten mogen worden uitgeoefend wanneer de afwikkelingsautoriteit oordeelt dat een afwikkelingsmaatregel noodzakelijk is in het algemeen belang en aan een of meer van de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)       het bijkantoor vervult niet langer, of vervult waarschijnlijk niet langer, de door het nationale recht opgelegde vergunningsvoorwaarden en de uitoefening van de werkzaamheden binnen de betrokken lidstaat, en het valt niet te verwachten dat een maatregel van de particuliere sector, een toezichthouder of een betrokken derde land ervoor zou zorgen dat het bijkantoor wederom aan de voorwaarden voldoet, dan wel het faillissement van het bijkantoor binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen;

(b)       de instelling van het derde land is niet in staat of waarschijnlijk niet in staat te voldoen aan haar verplichtingen jegens binnenlandse crediteuren of aan via het bijkantoor ontstane of geboekte verplichtingen wanneer deze opeisbaar worden, en de afwikkelingsautoriteit is ervan overtuigd dat er ten aanzien van die instelling geen afwikkelingsprocedure of insolventieprocedure van een derde land is geopend of zal worden geopend;

(c)       de betrokken autoriteit van een derde land heeft een afwikkelingsprocedure ten aanzien van de instelling van het derde land geopend, of heeft de afwikkelingsautoriteit in kennis gesteld van haar voornemen om een dergelijke procedure te openen, en een van de in artikel 86 beschreven omstandigheden is van toepassing.

3.        Indien een afwikkelingsautoriteit een onafhankelijke afwikkelingsmaatregel met betrekking tot een binnenlands bijkantoor treft, houdt zij rekening met de afwikkelingsdoelstellingen en treft zij de afwikkelingsmaatregel overeenkomstig de volgende beginselen en vereisten, voor zover deze relevant zijn:

(a)       de in artikel 29 vastgelegde beginselen;

(b)       de vereisten van titel IV, hoofdstuk II, met betrekking tot de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten.

Artikel 88

Samenwerking met autoriteiten van derde landen

1.        Totdat een in artikel 84 bedoelde internationale overeenkomst met derde landen is gesloten en voor zover de materie niet door deze overeenkomst wordt geregeld, zijn de volgende bepalingen van toepassing.

2.        De EBA sluit niet-bindende kaderovereenkomsten voor samenwerking met de volgende betrokken autoriteiten van derde landen:

(a)       in gevallen waarin een binnenlandse dochterinstelling in de Unie is gevestigd, de betrokken autoriteiten van het derde land waar de moederonderneming of een in artikel 1, onder c) en d) bedoelde holding is/zijn gevestigd;

(b)       in gevallen waarin een instelling van een derde land een ▌ bijkantoor in de Unie heeft, de betrokken autoriteit van het derde land waar die instelling is gevestigd;

(c)       in gevallen waarin een moederinstelling of een in artikel 1, onder c) en d), bedoelde, in de Unie gevestigde holding een of meer dochterinstellingen in derde landen heeft/hebben, de betrokken autoriteiten van de derde landen waar deze dochterinstellingen zijn gevestigd;

(d)       in gevallen waarin een in de Unie gevestigde instelling een of meerdere ▌bijkantoren in een of meer derde landen heeft, de betrokken autoriteiten van de derde landen waar deze bijkantoren zijn gevestigd.

De uit hoofde van dit lid getroffen samenwerkingsregelingen kunnen betrekking hebben op individuele instellingen of op groepen die instellingen omvatten.

3.        In de in lid 1 bedoelde kaderovereenkomsten voor samenwerking worden procedures en regelingen vastgesteld tussen de deelnemende autoriteiten voor samenwerking bij de uitvoering van sommige of alle volgende taken en bij de uitoefening van sommige of alle volgende bevoegdheden met betrekking tot de in lid 1, onder a) tot en met d), bedoelde instellingen of groepen die dergelijke instellingen omvatten:

(a)       de opstelling van afwikkelingsplannen overeenkomstig de artikelen 9, 11 en 12 en soortgelijke in het recht van de betrokken derde landen neergelegde vereisten;

(b)       de beoordeling van de afwikkelbaarheid van dergelijke instellingen en groepen overeenkomstig artikel 13 en soortgelijke in het recht van de betrokken derde landen neergelegde vereisten;

(c)       de toepassing van bevoegdheden om belemmeringen voor de afwikkeling aan te pakken of te verwijderen overeenkomstig de artikelen 14 en 15 en enigerlei soortgelijke in het recht van de betrokken derde landen neergelegde bevoegdheden;

(d)       de toepassing van vroegtijdige-interventiemaatregelen overeenkomstig artikel 23 en soortgelijke in het recht van de betrokken derde landen neergelegde bevoegdheden;

(e)       de toepassing van afwikkelingsinstrumenten en de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden en vergelijkbare bevoegdheden die door de betrokken autoriteiten van een derde land kunnen worden uitgeoefend.

4.        Wanneer zulks passend is, sluiten bevoegde autoriteiten of afwikkelingsautoriteiten niet-bindende samenwerkingsovereenkomsten die in de lijn liggen van de EBA-kaderovereenkomst met de in lid 2 bedoelde betrokken autoriteiten van derde landen.

5.        Overeenkomstig dit lid gesloten samenwerkingsovereenkomsten tussen afwikkelingsautoriteiten van lidstaten en derde landen bevatten bepalingen met betrekking tot de volgende aangelegenheden:

(a)       de uitwisseling van de informatie die nodig is voor het opstellen en bijhouden van afwikkelingsplannen;

(b)       overleg en samenwerking bij het opstellen van afwikkelingsplannen, met inbegrip van beginselen voor de uitoefening van bevoegdheden uit hoofde van de artikelen 87 en 88 en soortgelijke in het recht van de betrokken derde landen neergelegde bevoegdheden;

(c)       de uitwisseling van de informatie die nodig is voor de toepassing van afwikkelingsinstrumenten en de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden en soortgelijke in het recht van de betrokken derde landen neergelegde bevoegdheden;

(d)       vroegtijdige waarschuwing van of overleg met partijen bij de samenwerkingsovereenkomst voordat een belangrijke maatregel uit hoofde van deze richtlijn of het recht van het betrokken derde land wordt genomen die de instelling of de groep treft waarop de overeenkomst betrekking heeft;

(e)       de coördinatie van openbare communicatie in geval van gezamenlijke afwikkelingsmaatregelen;

(f)        procedures en regelingen om overeenkomstig de punten a) tot en met e) informatie uit te wisselen en samen te werken, onder meer, in voorkomend geval, door crisismanagementgroepen op te zetten en te beheren.

6.        De lidstaten stellen de EBA in kennis van elke samenwerkingsregeling die afwikkelingsautoriteiten en bevoegde autoriteiten overeenkomstig dit artikel hebben gesloten.

Artikel 89

Vertrouwelijkheid

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat afwikkelingsautoriteiten, bevoegde autoriteiten en bevoegde ministeries alleen vertrouwelijke informatie, met inbegrip van afwikkelingsplannen, met betrokken autoriteiten van derde landen uitwisselen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)       de betrokken autoriteiten van derde landen zijn onderworpen aan vereisten en normen inzake het beroepsgeheim die ten minste gelijk worden geacht met de door artikel 76 opgelegde vereisten en normen;

(b)       de informatie is nodig voor het uitvoeren door de betrokken autoriteiten van derde landen van hun taken naar nationaal recht die vergelijkbaar zijn met die uit hoofde van deze richtlijn.

2.        Indien vertrouwelijke informatie in een andere lidstaat haar oorsprong vindt, mogen afwikkelingsautoriteiten, bevoegde autoriteiten en bevoegde ministeries die informatie niet aan de betrokken autoriteiten van derde landen bekendmaken tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)       de betrokken autoriteit van de lidstaat waar de informatie haar oorsprong vond (de autoriteit van oorsprong) gaat akkoord met de bekendmaking ervan;

(b)       de informatie wordt alleen voor de door de autoriteit van oorsprong toegestane doeleinden bekendgemaakt.

3.        Voor de toepassing van dit artikel wordt informatie als vertrouwelijk beschouwd indien deze aan de vertrouwelijkheidsvereisten uit hoofde van het recht van de Unie is onderworpen.

TITEL VII

EUROPEES SYSTEEM VAN FINANCIERINGSREGELINGEN

Artikel 90

Europees Systeem van financieringsregelingen

Het Europees Systeem van financieringsregelingen bestaat uit:

(a)       overeenkomstig artikel 91 opgezette nationale financieringsregelingen;

(b)       de leningen tussen nationale financieringsregelingen als omschreven in artikel 97;

(c)       de wederzijdse waarborging van nationale financieringsregelingen in geval van een groepsafwikkeling als bedoeld in artikel 98.

Artikel 91

Vereiste om regelingen voor afwikkelingsfinanciering op te zetten

1.        De lidstaten zetten een financieringsregeling of financieringsregelingen op met het oog op een doeltreffende toepassing door de afwikkelingsautoriteit van de afwikkelingsinstrumenten en -bevoegdheden. De financieringsregelingen worden alleen in overeenstemming met de afwikkelingsdoelstellingen en de beginselen van de artikelen 26 en 29 gebruikt.

1 bis.  Een IPS kan als een financieringsregeling worden beschouwd mits het voldoet aan de vereisten van ...[24]* en aan artikel 93, lid1, artikel 94 en artikel 92, lid 2, van deze richtlijn.

1 ter.  Een heffing door de sector kan als een financieringsregeling worden beschouwd mits zij inkomsten genereert die onmiddellijk beschikbaar zijn voor de financiering van afwikkelingsmaatregelen overeenkomstig artikel 92, lid 1, ten belope van ten minste het in artikel 93, lid 1, genoemde bedrag, mits zij voldoet   aan artikel 94, leden 2 en 4, en artikel 92, lid 2, en mits de bijdragen van een instelling niet hoger zijn dan de bijdragen die zij krachtens artikel 94, lid 7, moet betalen.

2.        De lidstaten dragen er zorg voor dat de financieringsregelingen toegang hebben tot toereikende financiële middelen.

3.        Voor de toepassing van lid 2 hebben financieringsregelingen ▌de volgende bevoegdheden:

(a)       de bevoegdheid tot inning van vooraf te betalen bijdragen zoals omschreven in artikel 94 met de bedoeling het in artikel 93 vermelde streefbedrag te bereiken;

(b)       de bevoegdheid tot inning van achteraf te betalen buitengewone bijdragen zoals omschreven in artikel 95 indien de bijdragen zoals omschreven onder a) onvoldoende zijn; en

(c)       de bevoegdheid tot het verkrijgen van leningen en van andere vormen van steun zoals omschreven in artikel 96.

Artikel 92

Gebruik van de regelingen voor afwikkelingsfinanciering

1.        De overeenkomstig artikel 91 opgezette financieringsregelingen kunnen, enkel voor zover noodzakelijk om de effectieve toepassing van de afwikkelingsinstrumenten te verzekeren, bij de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten door de afwikkelingsautoriteit worden gebruikt voor de volgende doeleinden:

(a)       om de activa en verplichtingen van de instelling in afwikkeling, haar dochterondernemingen, een overbruggingsinstelling of een vehikel voor activabeheer te garanderen;

(b)       om leningen te verstrekken aan de instelling in afwikkeling, haar dochterondernemingen, een overbruggingsinstelling of een vehikel voor activabeheer;

(c)       om activa van de instelling in afwikkeling te kopen;

(d)       om bij te dragen aan een overbruggingsinstelling en een vehikel voor activabeheer;

(d bis) om overeenkomstig artikel 97 op vrijwillige basis te lenen aan andere financieringsregelingen;

(e)       om een combinatie van de onder a) tot en met d bis) bedoelde maatregelen te nemen.

De financieringregelingen mogen ook worden gebruikt om in de context van het instrument van verkoop van de onderneming de onder a) tot en met d) genoemde maatregelen te nemen met betrekking tot de koper.

2.        De lidstaten dragen er zorg voor dat eventuele verliezen van een instelling in afwikkeling en kosten of andere uitgaven die met het gebruik van de afwikkelingsinstrumenten verband houden, in de eerste plaats door de aandeelhouders en zo nodig door de crediteuren van de instelling in afwikkeling worden gedragen. Pas als de ▌ aandeelhouders en crediteuren zo volledig in de verliezen hebben gedeeld als voor het gebruikte afwikkelingsinstrument passend is, en behoudens de uitdrukkelijke waarborgen en uitzonderingen als vermeld in de artikelen 38, 43 en 65 tot en met 73, worden de verliezen, kosten of andere uitgaven die met het gebruik van de afwikkelingsinstrumenten verband houden, door de financieringsregelingen gedragen.

Artikel 93

Streefbedrag van de financiering

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat uiterlijk tien jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn de beschikbare financiële middelen van hun financieringsregelingen ten minste gelijk zijn aan 1,5% van het bedrag aan de uit hoofde van Richtlijn 94/19/EG gegarandeerde deposito's van alle kredietinstellingen waaraan op hun grondgebied vergunning is verleend.

2.        Tijdens de in lid 1 bedoelde initiële termijn worden de overeenkomstig artikel 94 geïnde bijdragen aan de financieringsregelingen zo gelijk mogelijk in de tijd gespreid totdat het streefbedrag is bereikt.

De lidstaten kunnen de initiële termijn met maximaal vier jaar verlengen ingeval de financieringsregelingen gecumuleerde uitbetalingen verrichten van meer dan 0,5% van de krachtens Richtlijn 94/19/EG gegarandeerde deposito's van alle kredietinstellingen waaraan op hun grondgebied vergunning is verleend.

3.        Indien de beschikbare financiële middelen na de in lid 1 bedoelde initiële termijn dalen tot onder het in lid 2 vermelde streefbedrag, worden opnieuw overeenkomstig artikel 94 bijdragen geïnd totdat het streefbedrag is bereikt. Wanneer de beschikbare financiële middelen minder dan de helft van het streefbedrag belopen, bedragen de jaarlijkse bijdragen ten minste 0,25% van de krachtens Richtlijn 94/19/EG gegarandeerde deposito's van alle kredietinstellingen waaraan op het grondgebied van de lidstaat vergunning is verleend.

Artikel 94

Vooraf te betalen bijdragen

1.        Om het in artikel 93 vermelde streefbedrag te halen, dragen de lidstaten er zorg voor dat ten minste jaarlijks bijdragen worden geïnd van de instellingen waaraan op hun grondgebied vergunning is verleend.

2.        De bijdragen worden berekend volgens de volgende regels:

(a)       ▌De bijdrage van elke instelling is gelijk aan het verhoudingsgetal tussen, enerzijds, het bedrag van haar passiva, exclusief eigen vermogen, en haar uit hoofde van Richtlijn 94/19/EG gegarandeerde deposito's en, anderzijds, het totaalbedrag van de passiva, exclusief eigen vermogen, en de uit hoofde van Richtlijn 94/19/EG gegarandeerde deposito's van alle instellingen waaraan op het grondgebied van de lidstaat vergunning is verleend;

(b)       Bij de berekening van de bijdragen worden de passiva van een kredietinstelling buiten beschouwing gelaten als de kredietinstelling is opgericht door de centrale of regionale overheid of een lokale autoriteit van een lidstaat en als die overheid of autoriteit verplicht is de economische grondslag van de instelling te beschermen en die instelling gedurende haar volledige bestaan levensvatbaar te houden, of als de passiva expliciet door die overheid of autoriteit zijn gewaarborgd, of als ten minste 90 % van de door de instelling verstrekte leningen direct of indirect door die overheid of autoriteit worden gewaarborgd en het hoofddoel bestaat in de financiering van de stimuleringsleningen die worden verleend op een niet-concurrerende, non-profitbasis ter bevordering van de oogmerken van openbare orde van die overheid;

(c)       de volgens punt a) ▌berekende bijdragen worden op basis van de overeenkomstig lid 7 van dit artikel vastgestelde criteria aan het risicoprofiel van de instellingen aangepast.

3.        De in aanmerking te nemen beschikbare financiële middelen om het in artikel 93 vermelde streefbedrag te bereiken, kunnen ook betalingstoezeggingen omvatten die volledig zijn gedekt door zekerheden of activa met een laag risico die niet met rechten van derden zijn bezwaard, waarover vrij kan worden beschikt en waarvan uitsluitend gebruik kan worden gemaakt door de afwikkelingsautoriteiten voor de in artikel 92, lid 1, genoemde doeleinden. Het aandeel van onherroepelijke betalingstoezeggingen is niet hoger dan 30% van het totaalbedrag dat overeenkomstig dit artikel wordt geïnd.

4.        De lidstaten dragen er zorg voor dat de verplichting tot betaling van de in dit artikel bedoelde bijdragen in rechte afdwingbaar is en dat verschuldigde bijdragen volledig worden betaald.

De lidstaten leggen passende wettelijke, boekhoud-, rapportage- en andere verplichtingen op om te waarborgen dat verschuldigde bijdragen volledig worden betaald. De lidstaten nemen ook maatregelen om te waarborgen dat naar behoren wordt geverifieerd of de bijdrage correct is betaald. De lidstaten nemen maatregelen om fraude, ontwijking en misbruik te voorkomen.

5.        De overeenkomstig dit artikel geïnde bedragen worden alleen aangewend voor de in artikel 92 van deze richtlijn beschreven doeleinden ▌.

6.        De van de instelling in afwikkeling of de overbruggingsinstelling ontvangen bedragen, de rente en andere beleggingsopbrengsten, alsook alle andere opbrengsten komen toe aan de financieringsregelingen.

7.        De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 103 gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op de nadere omschrijving van het in lid 2, onder c), van dit artikel bedoelde begrip "aanpassen van de bijdragen aan de financieringsregelingen aan het risicoprofiel van de instellingen", rekening houdend met het volgende:

(a)       de risicoblootstelling van de instelling, waaronder het belang van haar handelsactiviteiten, haar risicoposities buiten de balanstelling en de omvang van de hefboomfinanciering;

(b)       de stabiliteit en diversiteit van de financieringsbronnen en de onbezwaarde zeer liquide activa van de holding;

(c)       de financiële toestand van de instelling;

(d)       de waarschijnlijkheid dat tot afwikkeling van de instelling wordt overgegaan;

(e)       de mate waarin de instelling eerder van buitengewone financiële overheidssteun heeft geprofiteerd;

(f)        de complexiteit van de structuur van de instelling en de afwikkelbaarheid van de instelling; en

(g)       de systeemrelevantie van de instelling voor de desbetreffende markt;

(g bis) het feit dat de instelling deel uitmaakt van een IPS.

8.        De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 103 gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op de vaststelling van het volgende:

(a)       de registratie-, boekhoud- en rapportageverplichtingen en andere in lid 4 bedoelde verplichtingen om te waarborgen dat de bijdragen daadwerkelijk worden betaald;

(b)       de in lid 4 bedoelde maatregelen om te waarborgen dat naar behoren wordt geverifieerd of de bijdrage correct is betaald;

(c)       de in lid 4 bedoelde maatregelen om fraude, ontwijking en misbruik te voorkomen.

Artikel 95

Buitengewone achteraf te betalen bijdragen

1.        Wanneer de beschikbare financiële middelen ontoereikend zijn om de verliezen, kosten of andere uitgaven als gevolg van het beroep op de financieringsregeling te dekken, dragen de lidstaten er zorg voor dat ▌buitengewone achteraf te betalen bijdragen kunnen worden geïnd bij de instellingen waaraan op hun grondgebied vergunning is verleend. Het bedrag ter dekking van de buitengewone achteraf te betalen bijdragen wordt vastgesteld door de bevoegde autoriteit tot een door het bevoegde ministerie vastgesteld maximum ter dekking van de extra bedragen. Deze buitengewone bijdragen worden overeenkomstig de in artikel 94, lid 2, vastgestelde regels over de instellingen verdeeld.

2.        Op de uit hoofde van dit artikel geïnde bijdragen is het bepaalde in artikel 94, leden 4 tot en met 8, van toepassing.

Artikel 96

Alternatieve financieringsmiddelen

De lidstaten dragen er zorg voor dat onder hun jurisdictie vallende financieringsregelingen in staat zijn leningen of andere vormen van steun van financiële instellingen, de centrale bank of andere derden te verkrijgen ingeval de overeenkomstig artikel 94 geïnde bedragen ontoereikend zijn om de verliezen, kosten of andere uitgaven als gevolg van het beroep op de financieringsregelingen te dekken ▌.

Artikel 97

Leningen tussen financieringsregelingen

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat onder hun jurisdictie vallende financieringsregelingen in staat zijn van alle andere financieringsregelingen binnen de Unie te lenen ingeval de overeenkomstig artikel 94 geïnde bedragen ontoereikend zijn om de verliezen, kosten of andere uitgaven als gevolg van het beroep op de financieringsregelingen te dekken en de buitengewone bijdragen waarin artikel 95 voorziet, niet onmiddellijk beschikbaar zijn. Dit houdt niet in dat financieringsregelingen verplicht zijn aan elkaar te lenen.

2.        De lidstaten dragen er zorg voor dat onder hun jurisdictie vallende financieringsregelingen onder de in lid 1 beschreven omstandigheden van de afwikkelingsautoriteit van die lidstaat toestemming kunnen krijgen om te lenen aan andere financieringsregelingen binnen de Unie.

Behoudens de eerste alinea krijgen nationale financieringsregelingen geen toestemming aan een andere nationale financieringsregeling te lenen onder de omstandigheden waarin de afwikkelingsautoriteit van de lidstaat van de financieringsregeling oordeelt dat zij onvoldoende middelen zou hebben om een in de nabije toekomst te verwachten afwikkeling te financieren. Een nationale financieringsregeling mag ▌hoe dan ook geen toestemming krijgen om meer dan een derde te lenen van de middelen waarover zij beschikt op het moment waarop een formeel verzoek om een lening wordt ingediend.

3.        De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 103 gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op de vaststelling van zowel de aanvullende voorwaarden die de lidstaten mogen opleggen opdat een financieringsregeling in staat is van andere financieringsregelingen te lenen, als de op de lening toepasselijke voorwaarden, en met name de criteria voor het beoordelen of er voldoende middelen zullen zijn om een in de nabije toekomst te verwachten afwikkeling te financieren, alsook voor het bepalen van de aflossingstermijn en het toepasselijke rentepercentage.

Artikel 98

Wederzijdse waarborging van nationale financieringsregelingen in geval van een groepsafwikkeling

1.        De lidstaten dragen er zorg voor dat ingeval er van een in artikel 83 bedoelde groepsafwikkeling sprake is, elke nationale financieringsregeling van elk van de instellingen die deel uitmaken van de groep, overeenkomstig dit artikel tot de financiering van de groepsafwikkeling bijdragen.

2.        Voor de toepassing van lid 1 stelt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau, na raadpleging van de afwikkelingsautoriteiten van de instellingen die deel uitmaken van de groep, ▌voordat een afwikkelingsmaatregel wordt genomen, een financieringsplan vast waarin zowel de totale financiële behoeften voor de financiering van de groepsafwikkeling worden geraamd als de regelingen voor deze financiering worden vastgelegd, zodat de gedeelde verantwoordelijkheid wordt omschreven.

3.        De in lid 2 bedoelde regelingen kunnen het volgende omvatten:

(a)       bijdragen van de nationale financieringsregelingen van de instellingen die van de groep deel uitmaken;

(b)       leningen of andere vormen van steun van financiële instellingen of de centrale bank.

Het financieringsplan maakt deel uit van de in artikel 83 beschreven groepsafwikkelingsregeling. In het financieringsplan wordt de geraamde bijdrage van elke nationale financieringsregeling vastgelegd.

4.        Mits aan de vereisten van lid 2 van dit artikel en van artikel 83 is voldaan, stellen de lidstaten regels en procedures vast om te waarborgen dat elke onder hun jurisdictie vallende nationale financieringsregeling haar bijdrage aan het financieringsplan levert onmiddellijk nadat hun afwikkelingsautoriteiten een verzoek van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau hebben ontvangen.

5.        Voor de toepassing van dit artikel dragen de lidstaten er zorg voor dat het de groepsfinancieringsregelingen onder de in artikel 96 gestelde voorwaarden is toegestaan leningen of andere vormen van steun van financiële instellingen, de centrale bank of andere derden te verkrijgen ter grootte van het totaalbedrag dat noodzakelijk is om de afwikkeling van de groep overeenkomstig het in lid 2 van dit artikel bedoelde financieringsplan te financieren.

6.        De lidstaten dragen er zorg voor dat elke onder hun jurisdictie vallende nationale financieringsregeling alle overeenkomstig lid 5 door de groepsfinancieringsregelingen aangegane leningen garandeert. De garantie van elke nationale financieringsregeling is niet groter dan haar deelneming in het overeenkomstig lid 3 opgestelde financieringsplan.

7.        De lidstaten dragen er zorg voor dat alle opbrengsten of voordelen die het gebruik van de financieringsregelingen opleveren, aan alle nationale financieringsregelingen toekomen naar rato van hun overeenkomstig lid 2 vastgestelde bijdrage aan de financiering van de afwikkeling.

8.        De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 103 gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op de nadere bepaling van:

(a)       de vorm en inhoud van het in lid 2 bedoelde financieringsplan;

(b)       de in lid 3 bedoelde regelingen voor de betaling van de bijdragen aan het financieringsplan;

(c)       de praktische regelingen voor de in lid 5 bedoelde garanties;

(d)       de criteria om te bepalen wanneer alle afwikkelingsmaatregelen zijn voltooid.

Artikel 99

TITEL VIII

SANCTIES

Artikel 100

Administratieve sancties en maatregelen

1.          De lidstaten dragen er zorg voor dat passende administratieve sancties en maatregelen worden getroffen indien de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen niet worden nageleefd, en zien erop toe dat deze worden toegepast. De sancties en maatregelen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

2.          De lidstaten dragen er zorg voor dat als financiële instellingen en moederondernemingen in de Unie aan verplichtingen onderworpen zijn, bij een schending van deze verplichtingen sancties kunnen worden opgelegd aan de leden van het bestuur en aan alle andere personen die uit hoofde van het nationale recht voor de schending verantwoordelijk zijn.

3.          De bevoegdheid tot uitoefening van de sanctiebevoegdheden waarin deze richtlijn voorziet, wordt afhankelijk van de soort inbreuk hetzij aan de afwikkelingsautoriteiten, hetzij aan de bevoegde autoriteiten toegekend. Aan de afwikkelingsautoriteiten en bevoegde autoriteiten worden alle onderzoeksbevoegdheden toegekend die nodig zijn voor de vervulling van hun taken. Bij de uitoefening van hun sanctiebevoegdheden werken de afwikkelingsautoriteiten en bevoegde autoriteiten nauw met elkaar samen om ervoor te zorgen dat de sancties of maatregelen het gewenste resultaat opleveren, en om hun optreden te coördineren wanneer het om grensoverschrijdende zaken gaat.

Artikel 101

Specifieke bepalingen

1.        Dit artikel is van toepassing in alle volgende omstandigheden:

(a)       in strijd met de artikelen 5 of 7 verzuimt een instelling of moederonderneming herstelplannen en groepsherstelplannen op te stellen, bij te houden en bij te werken;

(b)       in strijd met artikel 21 verzuimt een entiteit haar bevoegde autoriteiten in kennis te stellen van een voornemen om financiële steun binnen de groep te verlenen;

(c)       in strijd met artikel 10 verzuimt een instelling of moederonderneming alle voor de opstelling van afwikkelingsplannen vereiste informatie te verstrekken;

(d)       in strijd met artikel 74, lid 1, verzuimt het bestuur van een instelling de bevoegde autoriteit in kennis te stellen wanneer de instelling faalt of waarschijnlijk zal falen.

2.        Onverminderd de krachtens andere bepalingen van deze richtlijn aan de bevoegde autoriteiten of afwikkelingsautoriteiten toegekende bevoegdheden, dragen de lidstaten er zorg voor dat in de in lid 1 bedoelde gevallen, ten minste de volgende administratieve sancties en maatregelen kunnen worden opgelegd:

(a)       een publieke verklaring waarin de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon en de aard van de schending worden vermeld;

(b)       een voorlopig verbod voor een lid van het bestuur van de instelling of moederonderneming dat, dan wel enigerlei andere natuurlijke persoon die voor de schending verantwoordelijk wordt gehouden, om functies in instellingen te bekleden;

(e)       administratieve geldboeten die oplopen tot tweemaal het bedrag van de als gevolg van de inbreuk behaalde winsten of vermeden verliezen ingeval deze kunnen worden bepaald.

Artikel 102

Effectieve toepassing van sancties en uitoefening van sanctiebevoegdheden door bevoegde autoriteiten

De lidstaten dragen er zorg voor dat de bevoegde autoriteiten bij de vaststelling van de aard van administratieve sancties of maatregelen en van de omvang van administratieve geldboeten alle relevante omstandigheden in aanmerking nemen, zoals onder meer:

(a)       de ernst en duur van de schending;

(b)       de mate van verantwoordelijkheid van de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon;

           (c)       de financiële draagkracht van de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon, zoals deze blijkt uit de totale omzet van de voor de schending verantwoordelijke rechtspersoon of het jaarinkomen van de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke persoon;

(d)       de omvang van de winsten of verliezen die door de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon zijn behaald, respectievelijk vermeden, voor zover deze kunnen worden bepaald;

(e)       de verliezen die derden wegens de schending hebben geleden, voor zover deze kunnen worden bepaald;

(f)        de mate waarin de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon met de bevoegde autoriteit meewerkt;

(g)       eerdere overtredingen van de voor de schending verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon.

TITEL IX

UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN

Artikel 103

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.        De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.        De bevoegdheidsdelegatie wordt met ingang van de in artikel 116 vermelde datum voor onbepaalde tijd toegekend.

3.        Het Europees Parlement of de Raad kan de in deze richtlijn bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.        Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.        Een overeenkomstig deze richtlijn vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.

5 bis.  De Commissie stelt geen gedelegeerde handelingen vast indien de onderzoekstijd van het Europees Parlement – inclusief verlenging – als gevolg van het reces minder dan vijf maanden bedraagt.

Artikel 103 bis

Bezwaren tegen technische reguleringsnormen

Wanneer de Commissie krachtens deze richtlijn een technische reguleringsnorm vaststelt die identiek is aan het door de EBA ingediende ontwerp van technische reguleringsnorm, bedraagt de termijn gedurende welke het Europees Parlement en de Raad bezwaar kunnen aantekenen tegen die technische reguleringsnorm één maand te rekenen van de datum van kennisgeving. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met een maand verlengdIn afwijking van artikel 13, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1093/2010 kan de termijn gedurende welke het Europees Parlement of de Raad bezwaar tegen die technische reguleringsnorm kunnen aantekenen, indien van toepassing, nogmaals met één maand worden verlengd.

TITEL X

WIJZIGING VAN DE RICHTLIJNEN 77/91/EEG, 82/891/EEG, 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG EN 2011/35/EU EN VAN VERORDENING (EU) NR. 1093/2010

Artikel 104

Wijziging van Richtlijn 77/91/EEG

Aan artikel 41 van Richtlijn 77/91/EEG wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

"3. De lidstaten dragen er zorg voor dat artikel 17, lid 1, artikel 25, leden 1 en 3, artikel 27, lid 2, eerste alinea, en de artikelen 29, 30, 31 en 32 van deze richtlijn niet van toepassing zijn ingeval wordt gebruikgemaakt van de afwikkelingsinstrumenten, ‑bevoegdheden en ‑mechanismen waarin titel IV van Richtlijn XX/XX/EU van het Europees Parlement en de Raad (*) [Herstel- en afwikkelingsrichtlijn] voorziet, mits de in artikel 27 van Richtlijn XX/XX/EU vastgestelde afwikkelingsdoelstellingen worden gehaald er wordt voldaan aan de afwikkelingsvoorwaarden die in artikel 28 van genoemde richtlijn zijn vastgelegd."

_______

(*) PB L … van …, blz. …"

Artikel 105

Wijziging van Richtlijn 82/891/EEG

Artikel 1, lid 4, van Richtlijn 82/891/EEG wordt vervangen door:

"4. Artikel 1, leden 2, 3 en 4, van Richtlijn 2011/35/EU van het Europees Parlement en de Raad (*) is van toepassing.

________

(*) PB L 110 van 29.4.2011, blz. 1."

Artikel 106

Wijziging van Richtlijn 2001/24/EG

Richtlijn 2001/24/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.          In artikel 1 worden de volgende leden 3 en 4 toegevoegd:

"3. Deze richtlijn is ook van toepassing op beleggingsondernemingen, als omschreven in artikel 3, lid 1, onder b), van Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad (*), en de bijkantoren die zij hebben opgericht in andere lidstaten dan die waarin hun hoofdkantoren zijn gevestigd.

4. In geval van toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden waarin Richtlijn XX/XX/EU van het Europees Parlement en de Raad (**) voorziet, zijn de bepalingen van genoemde richtlijn ook van toepassing op de financiële instellingen, ondernemingen en moederondernemingen die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn XX/XX/EU vallen.

__________

(*) PB L 177 van 30.6.2006, blz. 201.

(**) PB L … van …, blz. …"

2.          In artikel 2 wordt het zevende streepje vervangen door het volgende:

"- 'saneringsmaatregelen': maatregelen die bestemd zijn om de financiële positie van een kredietinstelling in stand te houden of te herstellen, en die van dien aard zijn dat zij de bestaande rechten van derden kunnen aantasten, met inbegrip van maatregelen die opschorting van de betaling, opschorting van executiemaatregelen of verlaging van de schuldvorderingen mogelijk maken; tot deze maatregelen behoort ook de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden waarin Richtlijn XX/XX/EU voorziet;"

Artikel 107

Wijziging van Richtlijn 2002/47/EG

Richtlijn 2002/47/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.        Aan artikel 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"5 bis. De artikelen 4 tot en met 7 zijn niet van toepassing op elke beperking van de afdwingbaarheid van financiëlezekerheidsovereenkomsten, elke beperking van het effect van een financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot de vestiging van een zakelijk zekerheidsrecht, een saldering bij vroegtijdige beëindiging of een verrekeningsbepaling die krachtens titel IV, hoofdstuk IV of V of artikel 77 van Richtlijn 2013/xx/EU [RRD) wordt opgelegd, of elke dergelijke beperking die krachtens soortgelijke bevoegdheden uit hoofde van de nationale wetgeving van een lidstaat wordt opgelegd ter vergemakkelijking van de ordelijke afwikkeling van een in lid 2, onder c), punt iv), en onder d), genoemde entiteit waarvoor waarborgen gelden die ten minste gelijkwaardig zijn met de in titel IV, hoofdstuk VI, van Richtlijn 2013/xx/EU [RRD] vermelde waarborgen.".

2.        Aan artikel 7 ▌wordt het volgende lid 1 bis toegevoegd:

"1 bis.  Lid 1 is niet van toepassing op elke beperking van het effect van een bepaling betreffende saldering bij vroegtijdige beëindiging welke is opgelegd krachtens artikel 77 van Richtlijn XX/XX/EU of naar aanleiding van de uitoefening door de afwikkelingsautoriteit van de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 63 van genoemde richtlijn een tijdelijke opschorting op te leggen.".

__________

(*) PB L … van …, blz. …"

Artikel 108

Wijziging van Richtlijn 2004/25/EG

Aan artikel 4, lid 5, van Richtlijn 2004/25/EG wordt de volgende derde alinea toegevoegd:

"De lidstaten dragen er zorg voor dat artikel 5, lid 1, van deze richtlijn niet van toepassing is ingeval wordt gebruikgemaakt van de afwikkelingsinstrumenten, -bevoegdheden en -mechanismen waarin titel IV van Richtlijn XX/XX/EU van het Europees Parlement en de Raad (*) [Herstel- en afwikkelingsrichtlijn] voorziet.

_________

(*) PB L … van …, blz. …"

Artikel 109

Wijziging van Richtlijn 2005/56/EG

Aan artikel 3 van Richtlijn 2005/56/EEC wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

"4.       De lidstaten dragen er zorg voor dat deze richtlijn niet van toepassing is op de vennootschap of vennootschappen ten aanzien waarvan wordt gebruikgemaakt van de afwikkelingsinstrumenten, ‑bevoegdheden en ‑mechanismen waarin titel IV van Richtlijn XX/XX/EU van het Europees Parlement en de Raad (*) [Herstel- en afwikkelingsrichtlijn] voorziet.

_________

(*) PB L … van …, blz. …"

Artikel 110

Wijziging van Richtlijn 2007/36/EG

Richtlijn 2007/36/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.          Aan artikel 1 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

"4.     De lidstaten dragen er zorg voor dat deze richtlijn niet van toepassing is ingeval wordt gebruikgemaakt van de afwikkelingsinstrumenten, -bevoegdheden en ‑mechanismen waarin titel IV van Richtlijn XX/XX/EU van het Europees Parlement en de Raad (*) [Herstel- en afwikkelingsrichtlijn] voorziet.

___________

(*) PB L … van …, blz. …"

2.          Aan artikel 5 worden de volgende leden 5 en 6 toegevoegd:

"5.     De lidstaten dragen er zorg voor dat voor de toepassing van Richtlijn XX/XX/EU van het Europees Parlement en de Raad [Herstel- afwikkelingsrichtlijn] de algemene vergadering met een tweederde meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen kan bepalen dat een oproeping tot een algemene vergadering om een besluit te nemen over een kapitaalverhoging kan plaatsvinden binnen een kortere termijn dan in lid 1 van dit artikel is bepaald, op voorwaarde dat deze vergadering niet binnen tien kalenderdagen na de oproeping plaatsvindt, dat aan de voorwaarden van artikel 23 of 24 van Richtlijn XX/XX/EU [vroegtijdige interventie] is voldaan en dat de kapitaalverhoging noodzakelijk is om de in artikel 27 van genoemde richtlijn vastgelegde afwikkelingsvoorwaarden te vermijden.

6.      Voor de toepassing van lid 5 zijn artikel 6, leden 3 en 4, en artikel 7, lid 3, niet van toepassing."

Artikel 111

Wijziging van Richtlijn 2011/35/EEG

Aan artikel 1 van Richtlijn 2011/35/EU wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

"4.       De lidstaten dragen er zorg voor dat deze richtlijn niet van toepassing is op de vennootschap of vennootschappen ten aanzien waarvan wordt gebruikgemaakt van de afwikkelingsinstrumenten, ‑bevoegdheden en ‑mechanismen waarin titel IV van Richtlijn XX/XX/EU van het Europees Parlement en de Raad (*) [Herstel- en afwikkelingsrichtlijn] voorziet.

________

(*) PB L … van …, blz. …"

Artikel 112

Wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010

Verordening (EU) nr. 1093/2010 wordt als volgt gewijzigd:

6.          In artikel 4 wordt punt 2 vervangen door:

"(2) "bevoegde autoriteiten":

(i)     bevoegde autoriteiten in de zin van de Richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2007/64/EG en als bedoeld in Richtlijn 2009/110/EG,

(ii)    wat de Richtlijnen 2002/65/EG en 2005/60/EG betreft, de autoriteiten die de naleving van de voorschriften van deze richtlijnen door de kredietinstellingen en financiële instellingen moeten garanderen,

(iii)    wat depositogarantiestelsels betreft, organen die depositogarantiestelsels beheren ingevolge Richtlijn 94/19/EG of, ingeval de activiteit van het depositogarantiestelsel door een particuliere onderneming wordt beheerd, de overheidsinstantie die ingevolge die richtlijn toezicht houdt op deze stelsels; en

(iv)   wat Richtlijn …/… [Herstel- en afwikkelingsrichtlijn] betreft, afwikkelingsautoriteiten in de zin van genoemde richtlijn.

_________

(*) PB L … van …, blz. …"

7.          In artikel 40, lid 6, wordt de volgende tweede alinea ingevoegd:

"Het in lid 1, onder b), bedoelde lid van de raad van toezichthouders kan, wanneer hij binnen het toepassingsgebied van Richtlijn …/…/EU van het Europees Parlement en de Raad (*) [Herstel- en afwikkelingsrichtlijn] handelt, zich in voorkomend geval laten vergezellen door een, niet stemgerechtigde, vertegenwoordiger van de afwikkelingsautoriteit in elke lidstaat.

_________

(*) PB L … van …, blz. …"

TITEL XI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 113

Afwikkelingscomité van de EBA

Overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 richt de EBA een permanent intern comité op voor de voorbereiding van ▌EBA-besluiten en ontwerpen van technische reguleringsnormen en ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarin deze richtlijn voorziet, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1093/2010. Met name ziet de EBA er overeenkomstig artikel 38, lid 1, van deze laatste verordening op toe dat een in dat artikel bedoeld besluit in geen enkel opzicht afbreuk doet aan de budgettaire verantwoordelijkheden van de lidstaten. Dat intern comité is ▌samengesteld uit de in artikel 3 van deze richtlijn bedoelde afwikkelingsautoriteiten.

Voor de toepassing van deze richtlijn werkt de EBA samen met de ESMA en de EIOPA in het kader van het gemengd comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten dat bij artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 is opgericht.

Voor de toepassing van deze richtlijn zorgt de EBA voor een volledige en effectieve organisatorische scheiding tussen het afwikkelingscomité en andere in Verordening (EU) nr. 1093/2010 uiteengezette functies. Het afwikkelingscomité bevordert overeenkomstig de artikelen 16 tot en met 22 de opstelling en coördinatie van herstel- en afwikkelingsplannen, ontwikkelt methodes voor de afwikkeling van falende financiële instellingen en maakt een beoordeling van de behoefte aan passende financiële regelingen. Alle overige besluiten en taken, waaronder de vaststelling van de in deze richtlijn bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen en ontwerpen van technische uitvoeringsnormen, worden overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 gedelegeerd aan het afwikkelingscomité.

Artikel 113 bis

Samenwerking met de EBA

De bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten werken voor de toepassing van deze richtlijn samen met de EBA overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1093/2010.

De bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten verstrekken de EBA onverwijld alle informatie die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 113 ter

Personeel en middelen van de EBA

Uiterlijk op … maakt de EBA een raming op van de personele en andere behoeften die voortvloeien uit de vervulling van haar taken en bevoegdheden overeenkomstig deze richtlijn en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

Artikel 114

Evaluatie

Uiterlijk op 1 juni 2018 evalueert de Commissie de algemene toepassing van deze richtlijn en gaat zij met name het volgende na:

(-a)     de noodzaak van de oprichting van een autonome afwikkelingsautoriteit van de Unie;

(a)       op basis van het in artikel 39, lid 6, bedoelde verslag van de EBA, of wijzigingen zijn vereist om de verschillen op nationaal niveau zoveel mogelijk te beperken. Het desbetreffende verslag en, in voorkomend geval, eventuele begeleidende voorstellen worden bij het Europees Parlement en de Raad ingediend;

(b)       op basis van het in artikel 4, lid 3, bedoelde verslag van de EBA, of wijzigingen zijn vereist om de verschillen op nationaal niveau zoveel mogelijk te beperken. Het desbetreffende verslag en, in voorkomend geval, eventuele begeleidende voorstellen worden bij het Europees Parlement en de Raad ingediend.

De Commissie dient uiterlijk op 31 december 2013 een voorstel in voor de oprichting van een afwikkelingsautoriteit van de Unie en een afwikkelingsfonds van de Unie.

Artikel 114 bis

Evaluatie door de EBA

Tegelijk met de in artikel 81 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 bedoelde evaluatie, die uiterlijk op 2 januari 2014 moet zijn uitgevoerd, en in overeenstemming met de variaties die de bevoegde autoriteiten in de toezichtprocedures mogen aanbrengen, creëert de EBA, in aanvulling op de monitoring overeenkomstig specifieke bepalingen van deze richtlijn, benchmarkingportefeuilles en -technieken ter beoordeling van de convergentie van de toezichtpraktijken.

Artikel 115

1.        De lidstaten dienen uiterlijk op 31 december 2014 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

De lidstaten passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2015.

De lidstaten passen evenwel:

(a)       bepalingen om aan artikel 6, lid 1, te voldoen uiterlijk zes maanden na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 5, lid 7, bedoelde technische reguleringsnormen toe;

(b)       bepalingen om aan artikel 13, leden 1 en 2, te voldoen uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van de in artikel 13, lid 3, bedoelde technische reguleringsnorm toe;

(c)       bepalingen om aan artikel 9, lid 1, te voldoen uiterlijk zes maanden na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 8, bedoelde technische reguleringsnormen toe; en

(d)       bepalingen ▌om aan om aan titel IV, hoofdstuk III, afdeling 5, te voldoen vanaf 1 juli 2016 toe.

2.        Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

3.        De lidstaten delen de Commissie en de EBA de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

3 bis.  Indien de toelichtende stukken waarvan de lidstaten de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld doen gaan, niet toereikend zijn om volledig inzicht te krijgen in de mate waarin de omzettingsbepalingen in overeenstemming zijn met deze richtlijn, kan de Commissie, op verzoek van de EBA krachtens Verordening (EU) nr. 1093/2010 of op eigen initiatief, verlangen dat de lidstaten meer gedetailleerde informatie over de omzetting en uitvoering deze richtlijn verstrekken.

Artikel 116

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 117

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                         Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

BIJLAGE

DEEL A

Informatie die in herstelplannen moet worden opgenomen

Het herstelplan bevat de volgende informatie:

(2)  een samenvatting van de voornaamste elementen van het plan, een strategische analyse en een samenvatting van de totale herstelcapaciteit;

(3)  een samenvatting van de wezenlijke wijzigingen in de instelling sinds het laatst ingediende herstelplan;

(4)  een communicatie- en openbaarmakingsplan waarin is beschreven hoe de onderneming van plan is eventuele negatieve marktreacties te beheersen;

(5)  een reeks kapitaal- en liquiditeitsmaatregelen die vereist zijn om de uitvoering en financiering van de kritieke functies en bedrijfsonderdelen van de instelling in stand te houden;

(6)  een schatting van het tijdsbestek voor de uitvoering van elk materieel aspect van het plan;

(7)  een gedetailleerde beschrijving van alle eventuele wezenlijke belemmeringen voor de doeltreffende en tijdige uitvoering van het plan, met inbegrip van een analyse van het effect ervan op de rest van de groep, de klanten en de tegenpartijen;

(8)  identificatie van kritieke functies;

(9)  een gedetailleerde beschrijving van de procedures voor het bepalen van de waarde en verkoopbaarheid van de kernbedrijfsonderdelen, bedrijfsactiviteiten en activa van de instelling;

(10)  een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop de herstelplanning in de governancestructuur van de instelling is geïntegreerd, alsook van het beleid en de procedures met betrekking tot de goedkeuring van het herstelplan en de identificatie van de personen in de organisatie die voor de opstelling en uitvoering van het plan verantwoordelijk zijn;

(11)  regelingen en maatregelen om het eigen vermogen van de instelling in stand te houden of te herstellen;

(12)  regelingen en maatregelen om ervoor te zorgen dat de instelling voldoende toegang tot noodfinancieringsbronnen, met inbegrip van potentiële liquiditeitsbronnen, heeft een beoordeling van de beschikbare zekerheden en een beoordeling van de mogelijkheid om liquiditeit tussen groepsentiteiten en bedrijfsonderdelen over te dragen om ervoor te zorgen dat de instelling haar bedrijfsactiviteiten kan uitoefenen en aan haar verplichtingen kan voldoen wanneer deze opeisbaar worden;

(13)  regelingen en maatregelen om risico's en hefboomfinanciering te beperken;

(14)  regelingen en maatregelen om passiva te herstructureren;

(15)  regelingen en maatregelen om bedrijfsonderdelen te herstructureren;

(16)  regelingen en maatregelen die nodig zijn om continue toegang tot de infrastructuren van de financiële markten te behouden;

(17)  regelingen en maatregelen die nodig zijn om de continue werking van de bedrijfsprocessen van de instelling te waarborgen, waaronder infrastructuur en IT-diensten;

(18)  voorbereidende regelingen om de verkoop van activa of bedrijfsonderdelen mogelijk te maken binnen een tijdskader dat passend is voor het herstel van de financiële soliditeit;

(19)  andere bestuursmaatregelen of -strategieën om de financiële soliditeit te herstellen en het verwachte financiële effect van die maatregelen of strategieën;

(20)  voorbereidende maatregelen die de instelling heeft genomen of voornemens is te treffen om de uitvoering van het herstelplan te vergemakkelijken, met inbegrip van de maatregelen die nodig zijn voor een tijdige herkapitalisatie van de instelling.

DEEL B

Informatie die afwikkelingsautoriteiten bij de instellingen kunnen opvragen voor het opstellen en bijhouden van afwikkelingsplannen

De afwikkelingsautoriteiten kunnen bij de instellingen de volgende informatie opvragen voor het opstellen en bijhouden van afwikkelingsplannen:

(21)  een gedetailleerde beschrijving van de organisatiestructuur van de instelling, waaronder een lijst van alle rechtspersonen;

(22)  identificatie van de rechtstreekse houder en het percentage van stemrechten en niet-stemrechten van elke rechtspersoon;

(23)  de locatie, het oprichtingsrechtsgebied, de licenties en het voornaamste management van elke rechtspersoon;

(24)  een overzicht van de kritieke bedrijfsactiviteiten en kernbedrijfsonderdelen van de instelling, met inbegrip van de materiële activa en passiva die met deze activiteiten en bedrijfsonderdelen verband houden, onder vermelding van de rechtspersonen;

(25)  een gedetailleerde beschrijving van de samenstelling van de passiva van de instelling en van al haar rechtspersonen, waarbij minimaal onderscheid wordt gemaakt tussen de categorieën en bedragen van de kort- en langlopende schulden en van de gedekte, ongedekte en achtergestelde verplichtingen;

(26)  een gedetailleerd overzicht van de in aanmerking komende passiva van de instelling;

(27)  de procedures die nodig zijn om te bepalen aan wie de instelling een zekerheid heeft verschaft, wie deze zekerheid aanhoudt en in welk rechtsgebied deze zekerheid zich bevindt;

(28)  een beschrijving van de risicoposities buiten de balanstelling van de instelling en haar rechtspersonen, waaronder een overzicht van de kritieke bedrijfsactiviteiten en kernbedrijfsonderdelen;

(29)  de materiële hedges van de instelling, waaronder een uitsplitsing naar rechtspersonen;

(30)  identificatie van de belangrijkste of meest kritieke tegenpartijen van de instelling en een analyse van het effect van het faillissement van de belangrijkste tegenpartijen op de financiële positie van de instelling;

(31)  elk systeem waarin de instelling voor een wezenlijk aantal of een wezenlijke waarde aan transacties uitvoert, met inbegrip van een uitsplitsing naar de rechtspersonen van de instelling en de kritieke bedrijfsactiviteiten en kernbedrijfsonderdelen;

(32)  elk betalings-, clearings- of afwikkelingssysteem waaraan de instelling direct of indirect deelneemt, met inbegrip van een uitsplitsing naar de rechtspersonen van de instelling en de kritieke bedrijfsactiviteiten en kernbedrijfsonderdelen;

(33)  een gedetailleerde inventarisatie en beschrijving van de essentiële managementinformatiesystemen, zoals onder meer die voor risicomanagement, boekhouding en financiële en toezichtrapportage, die door de instelling worden gebruikt, met inbegrip van een uitsplitsing naar de rechtspersonen van de instelling en de kritieke bedrijfsactiviteiten en kernbedrijfsonderdelen;

(34)  een identificatie van de eigenaars van de onder (m) bedoelde systemen, de overeenkomsten inzake het dienstverleningsniveau met betrekking daartoe en eventuele software en systemen of licenties, met inbegrip van een uitsplitsing naar de rechtspersonen van de instelling en de kritieke bedrijfsactiviteiten en kernbedrijfsonderdelen;

(35)  een identificatie en overzicht van de rechtspersonen en de onderlinge verbanden en afhankelijkheden tussen de verschillende rechtspersonen, zoals:

 gemeenschappelijke of gedeelde medewerkers, faciliteiten en systemen;

 regelingen voor kapitaal, financiering of liquiditeit;

 bestaande of voorwaardelijke kredietrisico's;

 kruiselingse garantieovereenkomsten, kruiselingse zekerheidsregelingen, kruiselingse wanbetalingsvoorzieningen en kruiselingse salderingsregelingen tussen verbonden entiteiten;

 risico-overdrachten en back-to-backhandelsregelingen; overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau;

(36)  de toezicht- en afwikkelingsautoriteit van elke rechtspersoon;

(37)  de hoge manager die verantwoordelijk is voor het afwikkelingsplan van de instelling en, indien dit andere personen zijn, de personen die verantwoordelijk zijn voor de verschillende rechtspersonen, kritieke bedrijfsactiviteiten en kernbedrijfsonderdelen;

(38)  een beschrijving van de regelingen die de instelling heeft ingevoerd om ervoor te zorgen dat de afwikkelingsautoriteit in geval van een afwikkeling over alle benodigde informatie, zoals door de afwikkelingsautoriteit is bepaald, voor de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en –bevoegdheden bezit;

(39)  alle overeenkomsten die de instelling en haar rechtspersonen met derden zijn aangegaan en die kunnen worden beëindigd als de autoriteiten besluiten een afwikkelingsinstrument toe te passen, en of de gevolgen van de beëindiging van invloed kunnen zijn op de toepassing van het afwikkelingsinstrument.

(40)  een beschrijving van mogelijke liquiditeitsbronnen voor de ondersteuning van de afwikkeling;

(41)  informatie over bezwaring van activa, liquide activa, activiteiten buiten de balanstelling, hedgingstrategieën en boekingspraktijken.

DEEL C

Zaken die de afwikkelingsautoriteit moet beoordelen bij het beoordelen van de afwikkelbaarheid van een instelling

Bij het beoordelen van de afwikkelbaarheid van een instelling let de afwikkelingsautoriteit op het volgende:

(42)  De mate waarin de instelling of de groep in staat is om de kernbedrijfsonderdelen en kritieke bedrijfsactiviteiten uit te splitsen naar de rechtspersonen.

(43)  De mate waarin de juridische en bedrijfsstructuren met de kernbedrijfsonderdelen en kritieke bedrijfsactiviteiten overeenstemmen.

(44)  De mate waarin regelingen zijn ingesteld om te zorgen voor essentieel personeel, infrastructuur, financiering, liquiditeit en kapitaal voor het ondersteunen en onderhouden van de kernbedrijfsonderdelen en kritieke bedrijfsactiviteiten.

(45)  De mate waarin de dienstverleningsovereenkomsten van de instelling of de groep volledig afdwingbaar zijn in geval van de afwikkeling van de instelling of de groep.

(46)  De mate waarin de governancestructuur van de instelling of de groep berekend is op het beheren en garanderen van de naleving van het interne beleid van de instelling of groep met betrekking tot de overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau.

(47)  De mate waarin de instelling of groep een procedure heeft voor de overdracht van de in het kader van de overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau verleende diensten aan derden in het geval van de afsplitsing van kritieke functies of kernbedrijfsonderdelen.

(48)  De mate waarin er in noodplannen is voorzien om de continuïteit van de toegang tot betalings- en afwikkelingssystemen te waarborgen.

(49)  De mate waarin de managementinformatiesystemen ervoor kunnen zorgen dat de afwikkelingsautoriteiten correcte en volledige informatie kunnen verzamelen over de kernbedrijfsonderdelen en kritieke bedrijfsactiviteiten om een snelle besluitvorming te bevorderen.

(50)  De mate waarin de managementinformatiesystemen te allen tijde de informatie kunnen leveren die essentieel is voor de doeltreffende afwikkeling van de instelling of groep, ook in snel veranderende omstandigheden.

(51)  De mate waarin de instelling of groep de managementinformatiesystemen in de door de afwikkelingsautoriteit vastgestelde stressscenario's heeft getest.

(52)  De mate waarin de instelling of groep de continuïteit van de managementinformatiesystemen kan waarborgen, zowel voor de getroffen instelling als voor de nieuwe instelling ingeval de kritieke bedrijfsactiviteiten en kernbedrijfsonderdelen van de rest van de bedrijfsactiviteiten en –onderdelen worden afgesplitst.

(53)  De mate waarin de instelling of groep adequate procedures heeft ingesteld om ervoor te zorgen dat de informatie die voor het identificeren van de deposanten en voor het bepalen van de door de depositogarantiestelsels gedekte bedragen is vereist, aan de afwikkelingsautoriteiten wordt verstrekt.

(54)  Indien de groep gebruik maakt van garanties binnen de groep, de mate waarin die garanties tegen marktvoorwaarden worden verstrekt en de soliditeit van de risicomanagementsystemen met betrekking tot die garanties.

(55)  Indien de groep back-to-backtransacties sluit, de mate waarin die transacties tegen marktvoorwaarden worden uitgevoerd en de soliditeit van de risicomanagementsystemen met betrekking tot die transacties.

(56)  De mate waarin het gebruik van garanties binnen de groep of back-to-backboekingstransacties de kans op besmetting van de gehele groep vergroot.

(57)  De mate waarin juridische structuur van de groep de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten verhindert als gevolg van het aantal rechtspersonen, de complexiteit van de groepsstructuur of de moeilijkheid om bedrijfsonderdelen met groepsentiteiten in overeenstemming te brengen.

(58)  Het bedrag en percentage van de in aanmerking komende passiva van de instelling.

(59)  Indien de beoordeling betrekking heeft op een gemengde holding, de mate waarin de afwikkeling van groepsentiteiten die instellingen of financiële instellingen zijn, een negatieve invloed op het niet-financiële deel van de groep kan hebben.

(60)  Het bestaan en de deugdelijkheid van overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau.

(61)  Of de autoriteiten van derde landen over de nodige afwikkelingsinstrumenten beschikken om afwikkelingsmaatregelen van afwikkelingsautoriteiten van de Unie te ondersteunen en de mogelijkheden voor een gecoördineerd optreden van de Unieautoriteiten en de autoriteiten van derde landen.

(62)  In hoeverre het haalbaar is om afwikkelingsinstrumenten op zodanige wijze te gebruiken dat de afwikkelingsdoelstellingen worden verwezenlijkt, gezien de beschikbare instrumenten en de structuur van de instelling.

(63)  De mate waarin de groepsstructuur de afwikkelingsautoriteit de mogelijkheid biedt de gehele groep of een of meer entiteiten daarvan af te wikkelen zonder dat zulks significante direct of indirect nadelige gevolgen voor het financiële stelsel, het marktvertrouwen of de economie als geheel heeft en met de bedoeling de waarde van de groep als geheel te maximaliseren.

(64)  De regelingen en middelen waarmee de afwikkeling kan worden gefaciliteerd bij groepen met dochterondernemingen die in verschillende rechtsgebieden gevestigd zijn.

(65)  De geloofwaardigheid van het feit dat afwikkelingsinstrumenten op zodanige wijze kunnen worden gebruikt dat de afwikkelingsdoelstellingen worden verwezenlijkt, gezien de mogelijke gevolgen voor crediteuren, tegenpartijen, klanten en werknemers en de mogelijke maatregelen die autoriteiten van derde landen kunnen nemen.

(66)  Het effect van de afwikkeling van de instelling op het financiële stelsel en op het vertrouwen van de financiële markten kan op adequate wijze worden beoordeeld.

(67)  De afwikkeling van de instelling kan significante directe en indirecte nadelige gevolgen voor het financiële stelsel, het marktvertrouwen of de economie hebben.

(68)  De besmetting van andere financiële instellingen of van de financiële markten kan worden beperkt door middel van de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en -bevoegdheden.

(69)  Van de afwikkeling van de instelling kan een significant effect op de werking van betalings- en afwikkelingssystemen uitgaan.

  • [1]  PB C 39 van 12.2.2013, blz. 1.
  • [2]  PB C 44 van 15.2.2013, blz. 68.
  • [3] * Amendementen: nieuwe of vervangende tekst staat in vet en cursief, schrappingen zijn met het symbool ▐ aangegeven.
  • [4]  PB C 39 van 12.2.2013, blz. 1.
  • [5]  PB C 44 van 15.2.2013, blz. 68.
  • [6]  Standpunt van het Europees Parlement van ….
  • [7]  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 201.
  • [8]  PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1.
  • [9]  PB L 201 van 27.2.2012, blz. 1.
  • [10]  PB: gelieve nummer, datum, titel en PB-referentie van 2012/0029(COD) in te vullen.
  • [11]  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.
  • [12]  PB L 96 van 12.4.2003, blz. 16.
  • [13]  PB L 135 van 31.5.1994, blz. 5-14.
  • [14]  PB L 125 van 5.5.2001, blz. 15.
  • [15]  PB L 26 van 31.1.1977, blz. 1.
  • [16]  PB L 110 van 29.4.2011, blz. 1.
  • [17]  PB L 378 van 31.12.1982, blz. 47.
  • [18]  PB L 310 van 25.11.2005, blz. 1.
  • [19]  PB L 142 van 30.4.2004, blz. 12.
  • [20]  PB L 184 van 14.7.2007, blz. 17.
  • [21]  PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.
  • [22]  Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad – PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.
  • [23]  PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38.
  • [24] * PB: nummer van de verordening in document PE-CONS 14/13 (2011/0202(COD)) invullen.

ADVIES van de Begrotingscommissie (6.12.2012)

aan de Commissie economische en monetaire zaken

inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG, 82/891/EG, 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG en 2011/35/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010
(COM(2012)0280 – C7‑0136/2012 – 2012/0150(COD))

Rapporteur voor advies: Jutta Haug

BEKNOPTE MOTIVERING

Een van de lessen die wij hebben geleerd van de financiële crisis in Europa is dat er behoefte is aan strengere en coherentere regels voor de gehele financiële sector. Er is in dat opzicht al een aantal belangrijke maatregelen genomen, zoals de instelling van drie financiële toezichtsorganen, maar er zijn meer inspanningen noodzakelijk om de financiële sector beter te reguleren. Een van de nog openstaande dossiers is het voorstel voor een richtlijn betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen.

Uit het oogpunt van de begroting is het van essentieel belang dat dit nieuwe kader zoveel mogelijk door de Europese en de nationale instellingen wordt ondersteund. Nieuwe regels alleen volstaan echter niet; er zijn ook voldoende financiële en menselijke middelen nodig om het nieuwe kader ten uitvoer te leggen.

Volgens het onderhavige voorstel dient de Europese Bankautoriteit (EBA): i) circa 23 technische normen en 5 richtsnoeren te ontwikkelen, ii) deel te nemen aan afwikkelingscolleges, besluiten te nemen in geval van meningsverschillen en met bindende kracht bemiddelend op te treden, en iii) overeenkomstig artikel 85 voor de erkenning van afwikkelingsprocedures van derde landen te zorgen en overeenkomstig artikel 88 niet-bindende kaderovereenkomsten voor samenwerking met derde landen te sluiten. De technische normen moeten klaar zijn 12 maanden na de inwerkingtreding van de richtlijn, die tussen juni en december 2013 is gepland. Het voorstel van de Commissie brengt taken van lange duur voor de EBA met zich mee, waarvoor vanaf 2014 5 extra ambten (tijdelijke functionarissen) vereist zullen zijn. Daarnaast wordt nog in 11 gedetacheerde nationale deskundigen voorzien om de tot de jaren 2014 en 2015 beperkt blijvende tijdelijke taken te vervullen.

De rapporteur steunt het voorstel voor nieuwe posten, aangezien zij noodzakelijk zijn opdat het agentschap zijn nieuwe taken kan vervullen. Maar aangezien deze nieuwe taken pas definitief bekend zullen zijn aan het eind van de wetgevingsprocedure, wordt de Commissie verzocht een financieel memorandum in te dienen dat ten volle rekening houdt met de gevolgen van de wetgevingsovereenkomst tussen het Europees Parlement en de Raad om te voldoen aan de begrotings- en personele eisen binnen de Autoriteit en de diensten van de Commissie.

AMENDEMENTEN

De Begrotingscommissie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Amendement  1

Ontwerpwetgevingsresolutie

Paragraaf -1 bis (nieuw)

Ontwerpwetgevingsresolutie

Amendement

 (84) 

(85) -1 bis. benadrukt dat punt 47 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer1 van toepassing dient te zijn op de uitbreiding van het takenpakket van Europese Bankautoriteit; benadrukt dat elk besluit van de wetgevingsautoriteit met het oog op die uitbreiding geen afbreuk mag doen aan de besluiten van de begrotingsautoriteit in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure;

 (86) 

(87) ____________________

(88) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

Amendement  2

Ontwerpwetgevingsresolutie

Paragraaf -1 ter (nieuw)

Ontwerpwetgevingsresolutie

Amendement

 (89) 

(90) -1 ter. verzoekt de Commissie een nieuw financieel memorandum in te dienen dat ten volle rekening houdt met de gevolgen van de wetgevingsovereenkomst tussen het Europees Parlement en de Raad om te voldoen aan de begrotings- en personele eisen in de Europese Bankautoriteit en de diensten van de Commissie;

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 15 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 (91) 

(92) (15 bis) De EBA moet worden uitgerust met passende financiële en personele middelen die noodzakelijk zijn om de aanvullende, krachtens deze richtlijn toegewezen taken naar behoren te vervullen. Daartoe moet in de procedure voor de opstelling en de uitvoering van en het toezicht op de begroting, zoals vastgesteld in de artikelen 63 en 64 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 rekening worden gehouden met deze taken. De begrotingsautoriteit moet waarborgen dat wordt voldaan aan de beste normen op het gebied van doeltreffendheid.

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 15 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 (93) 

(94) (15 ter) De uit de taken van de Europese toezichthoudende autoriteiten (EBA, EAVB, ESMA) voortvloeiende uitgaven worden gefinancierd door het aanrekenen van vergoedingen aan de kredietinstellingen. Het bedrag van de aan een kredietinstelling aangerekende vergoeding is evenredig met het belang en het risicoprofiel van de betrokken kredietinstelling. Deze vergoedingen komen bovenop de vergoedingen die aan de autoriteiten worden uitbetaald in de gevallen die in de relevante EU-wetgevingsinstrumenten zijn bepaald. Het totale bedrag aan vergoedingen dat aan de autoriteiten wordt uitbetaald mag niet hoger zijn dan hun uitgaven. De Europese Commissie dient in het eerste kwartaal van 2013 een analyse te presenteren van het aanrekenen van vergoedingen in de betrokken agentschappen.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 15 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 (95) 

(96) (15 quater) Tijdens de overgangsperiode van het stelsel van nationale cofinanciering naar de gedeeltelijke financiering met vergoedingen, worden de Europese toezichthoudende autoriteiten (EBA, EAVB, ESMA) volledig uit de Uniebegroting gefinancierd.

PROCEDURE

Titel

Kader voor de sanering en afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG, 82/891/EG, 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG en 2011/35/EU en van Verordening (EU) nr. 1093/2010

Document- en procedurenummers

COM(2012)0280 – C7-0136/2012 – 2012/0150(COD)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ECON

5.7.2012

 

 

 

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

BUDG

5.7.2012

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Jutta Haug

6.9.2012

Datum goedkeuring

4.12.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

32

1

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marta Andreasen, Zuzana Brzobohatá, Jean-Luc Dehaene, James Elles, Göran Färm, José Manuel Fernandes, Eider Gardiazábal Rubial, Jens Geier, Ivars Godmanis, Jutta Haug, Monika Hohlmeier, Sidonia Elżbieta Jędrzejewska, Anne E. Jensen, Sergej Kozlík, Jan Kozłowski, George Lyon, Jan Mulder, Juan Andrés Naranjo Escobar, Nadezhda Neynsky, Dominique Riquet, Alda Sousa, Helga Trüpel, Derek Vaughan, Angelika Werthmann

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Edit Herczog, Jürgen Klute, María Muñiz De Urquiza, Georgios Papastamkos, Paul Rübig, Peter Šťastný, Georgios Stavrakakis, Theodor Dumitru Stolojan

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Giancarlo Scottà, Csaba Sógor

ADVIES van de Commissie juridische zaken (25.2.2013)

aan de Commissie economische en monetaire zaken

inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG, 82/891/EG, 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG en 2011/35/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010
(COM(2012)0280 – C7‑0136/2012 – 2012/0150(COD))

Rapporteur voor advies: Dimitar Stoyanov

BEKNOPTE MOTIVERING

De voorgestelde richtlijn maakt het mogelijk op het niveau van de Unie uniforme regels voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen in te voeren. Het daartoe voorgestelde mechanisme strekt ertoe het bankwezen en het financiële stelsel van de Unie te beschermen en de kosten voor de belastingbetaler zo veel mogelijk te beperken. Het voorstel van de Commissie is redelijk, in die zin dat het de invoering beoogt van een reeks instrumenten voor bankafwikkeling waarmee de systeemcrisis in het bankwezen kan worden bestreden, rekening houdend met de noodzaak om, in het belang van de markt en de samenleving, essentiële bankdiensten te handhaven en het aantal gevallen te beperken waarin faillerende instellingen staatssteun krijgen. De voorgestelde amendementen hebben tot doel diverse onnauwkeurigheden in het richtlijnvoorstel van de Commissie te corrigeren.

AMENDEMENTEN

De Commissie juridische zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Amendement  1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(97) (2) De Europese financiële markten zijn sterk geïntegreerd en verweven met tal van kredietinstellingen die op grote schaal buiten de landsgrenzen actief zijn. Het faillissement van een grensoverschrijdende kredietinstelling zal naar alle waarschijnlijkheid van invloed zijn op de stabiliteit van de financiële markten in de verschillende lidstaten waarin zij actief is. Het onvermogen van de lidstaten om de zeggenschap over een faillerende kredietinstelling te verwerven en deze zodanig af te wikkelen dat bredere systeemschade effectief wordt voorkomen, kan het wederzijdse vertrouwen van de lidstaten en de geloofwaardigheid van de interne markt voor financiële diensten ondermijnen. De stabiliteit van de financiële markten is dus een essentiële voorwaarde voor de totstandbrenging en de werking van de interne markt.

(98) (2) De Europese financiële markten zijn sterk geïntegreerd en verweven met tal van kredietinstellingen die op grote schaal buiten de landsgrenzen actief zijn. Het faillissement van een grensoverschrijdende kredietinstelling zal naar alle waarschijnlijkheid van invloed zijn op de stabiliteit van de financiële markten in de verschillende lidstaten waarin zij actief is. Het onvermogen van de lidstaten om de zeggenschap over een faillerende kredietinstelling te verwerven en deze zodanig af te wikkelen dat bredere systeemschade effectief wordt voorkomen, kan het wederzijdse vertrouwen van de lidstaten en het vertrouwen van de belastingbetaler in de interne markt voor financiële diensten ondermijnen. De stabiliteit van de financiële markten is dus een essentiële voorwaarde voor de totstandbrenging en de werking van de interne markt.

Motivering

Doel van dit beleidskader is het toerusten van de betrokken autoriteiten met gemeenschappelijke en doeltreffende instrumenten en bevoegdheden om bankcrises in de kiem te smoren, de financiële stabiliteit te vrijwaren en de verliezen voor de belastingbetaler zo veel mogelijk te beperken.

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 18

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(99) (18) Afwikkelingsplanning is een essentieel onderdeel van een doeltreffende afwikkeling. De autoriteiten moeten over alle informatie beschikken die nodig is om te plannen hoe de essentiële functies van een instelling of van een grensoverschrijdende groep van de rest van de bedrijfsactiviteiten kunnen worden gescheiden en kunnen worden overgedragen om het behoud en de voortzetting van essentiële functies te garanderen. De verplichting tot het opstellen van een afwikkelingsplan moet echter worden vereenvoudigd in het licht van de systeemrelevantie van de instelling of groep.

(100) (18) Afwikkelingsplanning is een essentieel onderdeel van een doeltreffende afwikkeling. De autoriteiten moeten over alle informatie beschikken die nodig is om te plannen hoe de essentiële functies van een instelling of van een grensoverschrijdende groep van de rest van de bedrijfsactiviteiten kunnen worden gescheiden en kunnen worden overgedragen om het behoud en de voortzetting van essentiële functies te garanderen. De verplichting tot het opstellen van een afwikkelingsplan moet echter in verhouding staan tot de systeemrelevantie van de instelling of groep.

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(101) 2. De lidstaten dragen er zorg voor dat de instellingen hun herstelplannen ten minste een keer per jaar bijwerken of na een verandering in de juridische of organisatiestructuur van de instelling, haar bedrijfsactiviteiten of haar financiële positie, welke een wezenlijk effect op het herstelplan kan hebben of een wijziging hierin noodzakelijk maakt. De bevoegde autoriteiten kunnen van de instellingen eisen dat deze hun herstelplannen vaker bijwerken.

(102) 2. De lidstaten dragen er zorg voor dat de instellingen hun herstelplannen ten minste een keer per jaar bijwerken of na een verandering in de juridische of organisatiestructuur van de instelling, haar bedrijfsactiviteiten of haar financiële positie, welke een wezenlijk effect op het herstelplan kan hebben of een wijziging hierin noodzakelijk maakt. De bevoegde autoriteiten kunnen van de instellingen eisen dat deze hun herstelplannen vaker bijwerken indien dit noodzakelijk is voor de stabiliteit van de financiële markten.

Motivering

Het risico dat de bevoegde autoriteiten de kredietinstellingen en beleggingsondernemingen verplichten om hun herstelplannen al te vaak bij te werken, moet worden vermeden, tenzij het gaat om bijwerkingen die noodzakelijk zijn voor de algemene stabiliteit van de financiële markten. Op deze manier worden de instellingen en ondernemingen niet onnodig belast met administratieve rompslomp.

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 75 – lid 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(103) 5. De afwikkelingsautoriteit draagt er zorg voor dat de documenten die als bewijsstuk van de in lid 4 bedoelde instrumenten fungeren, aan de bekende aandeelhouders en crediteuren van de instelling in afwikkeling worden toegezonden.

(104) 5. De afwikkelingsautoriteit draagt er zorg voor dat de documenten die als bewijsstuk van de in lid 4 bedoelde instrumenten fungeren, tijdig aan de bekende aandeelhouders en crediteuren van de instelling in afwikkeling worden toegezonden.

Motivering

Bedoeld om te benadrukken dat aandeelhouders en crediteuren moeten worden ingelicht over het bewijsstuk van het instrument waarmee de afwikkelingsmaatregel is genomen.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 76 – lid 1 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(105) d) werknemers of voormalige werknemers van de onder a) en b) bedoelde autoriteiten;

(106) d) werknemers of voormalige werknemers van de onder a), b) en c) bedoelde autoriteiten;

Motivering

De vereisten inzake naleving van het beroepsgeheim zouden niet alleen moeten gelden voor werknemers of voormalige werknemers van de afwikkelingsautoriteiten, de bevoegde autoriteiten en de EBA, maar ook voor die van de bevoegde ministeries.

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 78 – lid 2 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(107) (b) het besluit van de afwikkelingsautoriteit is onmiddellijk afdwingbaar en de rechter kan geen opschorting ervan gelasten;

(108) Schrappen

Motivering

In geval van een rechterlijke toetsing van een besluit tot het nemen van een afwikkelingsmaatregel, is het niet passend het recht van de rechter om de afwikkelingsmaatregel op te schorten wanneer inbreuken op de regelgeving worden vastgesteld, te beperken.

Amendement  7

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 103 – lid 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(109) 5. Een krachtens de artikelen 2, 4, 28, 37, 39, 43, 86, 94, 97 en 98 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als noch het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of als zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

(110) 5. Een krachtens de artikelen 2, 4, 28, 37, 39, 43, 86, 94, 97 en 98 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als noch het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van drie maanden na de datum van kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of als zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Motivering

De termijn voor de indiening van bezwaren moet worden verlengd om het Parlement en de Raad de mogelijkheid te bieden de gedelegeerde handeling grondig te bestuderen en na te gaan of zij in de gegeven versie kan worden goedgekeurd.

PROCEDURE

Titel

Kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG, 82/891/EG, 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG en 2011/35/EU en van Verordening (EU) nr. 1093/2010

Document- en procedurenummers

COM(2012)0280 – C7-0136/2012 – 2012/0150(COD)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ECON

5.7.2012

 

 

 

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

JURI

5.7.2012

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Dimitar Stoyanov

18.9.2012

Datum goedkeuring

21.2.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

15

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Raffaele Baldassarre, Luigi Berlinguer, Françoise Castex, Marielle Gallo, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Antonio López-Istúriz White, Bernhard Rapkay, Evelyn Regner, Francesco Enrico Speroni, Alexandra Thein, Rainer Wieland, Tadeusz Zwiefka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Piotr Borys, Eva Lichtenberger, József Szájer

PROCEDURE

Titel

Kader voor de sanering en afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG, 82/891/EG, 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG en 2011/35/EU en van Verordening (EU) nr. 1093/2010

Document- en procedurenummers

COM(2012)0280 – C7-0136/2012 – 2012/0150(COD)

Datum indiening bij EP

6.6.2012

 

 

 

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ECON

5.7.2012

 

 

 

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

BUDG

5.7.2012

IMCO

5.7.2012

JURI

5.7.2012

 

Geen advies

       Datum besluit

IMCO

10.7.2012

 

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Gunnar Hökmark

10.5.2011

 

 

 

Behandeling in de commissie

19.9.2012

6.11.2012

22.1.2013

11.3.2013

 

7.5.2013

 

 

 

Datum goedkeuring

20.5.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

38

6

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Burkhard Balz, Elena Băsescu, Sharon Bowles, Udo Bullmann, Nikolaos Chountis, George Sabin Cutaş, Leonardo Domenici, Derk Jan Eppink, Diogo Feio, Markus Ferber, Elisa Ferreira, Ildikó Gáll-Pelcz, Jean-Paul Gauzès, Sven Giegold, Liem Hoang Ngoc, Gunnar Hökmark, Syed Kamall, Othmar Karas, Wolf Klinz, Philippe Lamberts, Werner Langen, Astrid Lulling, Hans-Peter Martin, Arlene McCarthy, Ivari Padar, Alfredo Pallone, Anni Podimata, Antolín Sánchez Presedo, Peter Simon, Theodor Dumitru Stolojan, Ivo Strejček, Marianne Thyssen, Ramon Tremosa i Balcells, Corien Wortmann-Kool, Pablo Zalba Bidegain

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Herbert Dorfmann, Vicky Ford, Roberto Gualtieri, Danuta Maria Hübner, Sophia in 't Veld, Marisa Matias, Sirpa Pietikäinen, Catherine Stihler, Rui Tavares, Nils Torvalds

Datum indiening

4.6.2013