AANBEVELING over het ontwerpbesluit van de Raad waarbij bepaalde lidstaten worden gemachtigd om in het belang van de Europese Unie het Protocol tot wijziging van het Verdrag van Wenen inzake wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade van 21 mei 1963 te bekrachtigen of daartoe toe te treden, en om een verklaring af te leggen over de toepassing van de desbetreffende interne regels van het Unierecht

5.6.2013 - (06206/2013 – C7‑0063/2013 – 2012/0262(NLE)) - ***

Commissie juridische zaken
Rapporteur: Alajos Mészáros
PR_NLE-AP_art90

Procedure : 2012/0262(NLE)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0198/2013
Ingediende teksten :
A7-0198/2013
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het ontwerpbesluit van de Raad waarbij bepaalde lidstaten worden gemachtigd om in het belang van de Europese Unie het Protocol tot wijziging van het Verdrag van Wenen inzake wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade van 21 mei 1963 te bekrachtigen of daartoe toe te treden, en om een verklaring af te leggen over de toepassing van de desbetreffende interne regels van het Unierecht

(06206/2013 – C7‑0063/2013 – 2012/0262(NLE))

(Goedkeuring)

Het Europees Parlement,

–   gezien het ontwerpbesluit van de Raad (06206/2013),

–   gezien het Protocol van 12 september 1997 tot wijziging van het Verdrag van Wenen inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade van 21 mei 1963 (06658/2013),

–   gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 81, lid 2, en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C7‑0063/2013),

–   gezien artikel 81 en artikel 90, lid 7, van zijn Reglement,

–   gezien de aanbeveling van de Commissie juridische zaken (A7‑0198/2013),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het ontwerpbesluit van de Raad;

2.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.

TOELICHTING

De internationale regeling inzake nucleaire aansprakelijkheid is neergelegd in twee instrumenten: het Verdrag van Wenen en het Verdrag van Parijs inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie van 1960. Deze twee verdragen hebben overeenkomstige inhoudelijke beginselen. Het Verdrag van Wenen werd vastgesteld om slachtoffers die door een kernongeval schade hebben geleden een passende en billijke schadevergoeding te bieden door te voorzien in een speciale regeling inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie.

Het op 12 september 1997 onder auspiciën van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie vastgestelde Protocol tot wijziging van het Verdrag van Wenen bevat bepalingen betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, die invloed hebben op bepalingen die zijn vervat in het EU-recht, met name in de Brussel I-verordening[1]. Daarom is uitsluitend de Unie bevoegd ten aanzien van deze bepalingen uit het Protocol en kunnen de lidstaten geen partij worden bij het Protocol voor zover het om deze bepalingen gaat.

Om het resterende gebrek aan uniformiteit onder de lidstaten aan te pakken inzake de regelgeving betreffende de procedure voor de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen op het gebied van kernschade, heeft de Commissie zich ertoe verbonden in een toekomstig voorstel te overwegen de oplossing uit te breiden die het Unierecht laat prevaleren boven dat van de lidstaten die het Protocol van 1997 hebben bekrachtigd vóór hun toetreding tot de Europese Unie, d.w.z. Letland en Roemenië, en van de lidstaten die partij zijn bij het Verdrag van Parijs.

Daarom stelt de Raad voor de lidstaten die partij zijn bij het Verdrag van Wenen, d.w.z. Bulgarije, Estland, Hongarije, Litouwen, Polen, Slowakije en Tsjechië, te machtigen het Protocol van 1997 te bekrachtigen of daartoe toe te treden. Een gelijkaardige oplossing werd in 2004 voorgesteld ten aanzien van het Protocol tot wijziging van het Verdrag van Parijs.

Overeenkomstig het ontwerpbesluit van de Raad nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland krachtens Protocol nr. 21 bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) deel aan de vaststelling en de toepassing van dit besluit, terwijl Denemarken krachtens Protocol nr. 22 bij het VWEU niet deelneemt aan de vaststelling van dit besluit dat niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken.

Overeenkomstig artikel 81, lid 2, en artikel 218, lid 6, onder a), van het VWEU moet het Europees Parlement zijn goedkeuring hechten aan het ontwerpbesluit van de Raad omdat de overeenkomst betrekking heeft op de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen, d.w.z. een gebied waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is overeenkomstig artikel 81, lid 2, onder a), van het VWEU.

De rapporteur beveelt aan dat het Parlement zijn goedkeuring hecht aan het ontwerpbesluit van de Raad om de partijen bij het Verdrag van Wenen te machtigen het Protocol van 1997 te bekrachtigen of daartoe toe te treden.

  • [1]  Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

30.5.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

22

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Raffaele Baldassarre, Luigi Berlinguer, Françoise Castex, Christian Engström, Marielle Gallo, Giuseppe Gargani, Sajjad Karim, Klaus-Heiner Lehne, Antonio López-Istúriz White, Antonio Masip Hidalgo, Jiří Maštálka, Alajos Mészáros, Bernhard Rapkay, Evelyn Regner, Rebecca Taylor, Alexandra Thein, Rainer Wieland, Cecilia Wikström, Tadeusz Zwiefka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Mary Honeyball, Eva Lichtenberger, József Szájer, Axel Voss