VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)

24.6.2013 - (COM(2011)0873 – C7‑0506/2011 – 2011/0427(COD)) - ***I

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur: Jan Mulder
PR_COD_1amCom


Procedure : 2011/0427(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0232/2013
Ingediende teksten :
A7-0232/2013
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)

(COM(2011)0873 – C7‑0506/2011 – 2011/0427(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2011)0873),

–   gezien artikel 294, lid 2, en artikel 77, lid 2 onder d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7‑0506/2011),

–   gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gezien het gemotiveerde advies dat in het kader van protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid is uitgebracht door de Zweedse Rijksdag, en waarin wordt gesteld dat het ontwerp van wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel,

–   gezien artikel 55 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en het advies van de Begrotingscommissie (A7-0232/2013),

1.  stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.  verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT

op het voorstel van de Commissie

over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)

---------------------------------------------------------

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van

tot instelling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder d),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)         De instelling van een Europees grensbewakingssysteem (hierna "Eurosur") is nodig om de informatie-uitwisseling en operationele samenwerking tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten en met het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad ▌[1]1, hierna "het Agentschap", te versterken. Eurosur voorziet deze autoriteiten en het Agentschap van de infrastructuur en de instrumenten die nodig zijn voor het verbeteren van hun situationeel bewustzijn en reactievermogen aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie teneinde illegale immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit op te sporen, te voorkomen en te bestrijden en bij te dragen tot het garanderen van een betere bescherming en het redden van de levens van migranten ▌.

(1bis)    Het reizen in kleine en niet-zeewaardige vaartuigen heeft geleid tot een sterke stijging van het aantal migranten dat aan de zuidelijke maritieme buitengrenzen verdrinkt. Eurosur dient het operationele en technische vermogen van het Agentschap en de lidstaten tot opsporing van dergelijke kleine vaartuigen alsmede het reactievermogen van de lidstaten te verbeteren, met het doel aldus het verlies aan mensenlevens onder migranten en vluchtelingen te helpen beperken.

(2)  De lidstaten zetten nationale coördinatiecentra ▌op om de samenwerking en de informatie-uitwisseling met het oog op grensbewaking onderling en met het Agentschap te verbeteren. Voor het goed functioneren van Eurosur is het essentieel dat alle nationale autoriteiten die krachtens de nationale wetgeving een taak op het gebied van de bewaking van de buitengrenzen hebben, onderling samenwerken via nationale coördinatiecentra.

(3)         Deze verordening mag de lidstaten niet verhinderen om hun nationale coördinatiecentra ook te belasten met de coördinatie van de informatie-uitwisseling en samenwerking bij de bewaking van de luchtgrenzen en met controles aan grensdoorlaatposten.

(3bis)    Op grond van deze verordening moet het Agentschap zorgen voor een betere samenwerking en informatie-uitwisseling met de andere organen en instanties van de Unie, zoals het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en het Satellietcentrum van de Europese Unie, teneinde optimaal gebruik te maken van de bestaande informatie, capaciteiten en systemen, zoals het Europees programma voor aardobservatie, die reeds beschikbaar zijn op Europees niveau.

(4)  Deze verordening maakt deel uit van het Europees model voor geïntegreerd beheer van de buitengrenzen en van de interneveiligheidsstrategie van de Europese Unie. Eurosur draagt ook bij tot de ontwikkeling van de gemeenschappelijke gegevensuitwisselingstructuur voor de bewaking van het maritieme gebied van de EU, door een breder kader te bieden voor het vergroten van het maritieme situationele bewustzijn door middel van informatie-uitwisseling tussen overheidsinstanties in de verschillende sectoren binnen de Unie.

(4bis)    Om te garanderen dat de in Eurosur opgenomen informatie zo volledig en zo actueel mogelijk is, met name wat betreft de situatie in derde landen, moet het Agentschap samenwerken met de Europese Dienst voor extern optreden. Daartoe moeten de vertegenwoordigingen en bureaus van de Europese Unie aan het Agentschap alle voor Eurosur relevante informatie verschaffen.

(5)   Het agentschap dient de nodige steun te verlenen voor de ontwikkeling en het beheer van Eurosur en, zo nodig, voor het opzetten van de CISE, met inbegrip van interoperabiliteit van systemen, met name door de instelling, instandhouding en coördinatie van het Eurosur-kader.

(5bis)    Het Agentschap moet kunnen beschikken over de financiële en personele middelen die noodzakelijk zijn om de bij deze verordening opgelegde aanvullende taken naar behoren te vervullen.

(6)  Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in de artikelen 2 en 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend, in het bijzonder het recht op leven, de menselijke waardigheid, het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, het verbod op mensenhandel, het recht op vrijheid en veiligheid, het recht op bescherming van persoonsgegevens, het recht op de toegang tot documenten, het recht op asiel, en bescherming in geval van verwijdering en uitzetting, het beginsel van non-refoulement, het beginsel van non-discriminatie, en de rechten van het kind. Deze verordening dient door de lidstaten en het Agentschap te worden toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen.

(6bis)    Overeenkomstig artikel 26 bis, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2007/2004 dienen de grondrechtenfunctionaris en het adviesforum voor alle activiteiten van het agentschap in het kader van Eurosur toegang te hebben tot alle informatie met betrekking tot de eerbiediging van grondrechten.

(6ter)    In deze verordening wordt onderkend dat migratieroutes ook worden gebruikt door personen die internationale bescherming behoeven.

(7)  Elke uitwisseling van persoonsgegevens in het kader van het Europees situatiebeeld en het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens moet een uitzondering blijven. Zij moet geschieden op basis van de nationale wetgeving en de wetgeving van de Unie en met inachtneming van de specifieke gegevensbeschermings­voorschriften daarvan. Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens ▌, Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[2] en ▌ Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken[3] zijn van toepassing indien specifiekere instrumenten, zoals Verordening (EG) nr. 2007/2004, geen volwaardige regeling voor gegevensbescherming bieden.

(8)  Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de instelling van Eurosur, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden, beter door de Unie kan worden bereikt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(9)         Voor een geleidelijke geografische uitrol van Eurosur dient de verplichting om nationale coördinatiecentra aan te wijzen en te beheren in twee achtereenvolgende stappen te worden nagekomen: eerst in de lidstaten die zijn gelegen aan de zuidelijke ▌en aan de oostelijke ▌buitengrenzen van de lidstaten en, in de tweede fase, in de overige lidstaten.

(9bis)  Deze verordening bevat bepalingen inzake de samenwerking met aangrenzende derde landen, omdat een goed gestructureerde en duurzame samenwerking en informatie-uitwisseling met deze landen, in het bijzonder in het Middellandse-Zeegebied, van doorslaggevend belang is om de doelstellingen van Eurosur te verwezenlijken. Het is essentieel dat elke vorm van samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en aangrenzende derde landen wordt uitgevoerd met volledige inachtneming van de grondrechten, met name het beginsel van non-refoulement.

(9ter)    Deze verordening bevat bepalingen betreffende de mogelijkheid van nauwe samenwerking met Ierland en het Verenigd Koninkrijk die ertoe kunnen bijdragen dat de doelstellingen van Eurosur beter worden verwezenlijkt.

(9quater) Het Agentschap en de lidstaten dienen bij de toepassing van deze verordening optimaal gebruik te maken van de capaciteit die op EU-niveau en nationaal niveau voorhanden is op het gebied van personele middelen en technische uitrusting.

(9quinquies) De Commissie dient de resultaten van de uitvoering van deze verordening regelmatig te beoordelen teneinde na te gaan in welke mate de doelstellingen van Eurosur verwezenlijkt zijn.

(10)       Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die ▌niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis ▌, dient Denemarken overeenkomstig artikel 4 van genoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad een besluit over deze verordening heeft genomen, te beslissen of het dit instrument in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(11)       Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis ▌ waaraan het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengen­acquis[4] niet deelneemt; het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening ▌, die dan ook niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat.

(12)  Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, waaraan Ierland overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis[5] niet deelneemt; Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening ▌, die dan ook niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat.

(13)       Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van de tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze landen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[6], die vallen binnen het gebied van artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassings­bepalingen van die overeenkomst. Wat Noorwegen betreft, is artikel 5, lid 1, van toepassing met ingang van 2 december 2013.

(14)  Wat Zwitserland betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van de tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[7], die vallen binnen het gebied van artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad[8].

(15)       Wat Liechtenstein betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[9], die vallen binnen het gebied van artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG juncto artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad[10].

(16)  De uitvoering van deze verordening doet geen afbreuk aan de verdeling van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten noch aan de verplichtingen van de lidstaten die voortvloeien uit het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, het Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee, het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en het daarbij behorende protocol tot bestrijding van migrantensmokkel over land, over zee en door de lucht, het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en andere toepasselijke internationale instrumenten.

(17)       De uitvoering van deze verordening doet geen afbreuk aan de Schengengrenscode noch aan de voorschriften voor de bewaking van de zeebuitengrenzen in het kader van de operationele samenwerking die wordt gecoördineerd door het Agentschap ▌.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1Onderwerp

Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk kader ingevoerd voor de informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de lidstaten en het Agentschap om het situationeel bewustzijn te verbeteren en het reactievermogen aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie te vergroten, hierna ▌"Eurosur" genoemd, waarmee wordt beoogd illegale immigratie en grens­overschrijdende criminaliteit op te sporen, te voorkomen en te bestrijden en bij te dragen tot het beschermen en het redden van de levens van migranten.

Artikel 2Toepassingsgebied

1.          Deze verordening is van toepassing op de bewaking van de zee- en landbuitengrenzen van de lidstaten, met inbegrip van ▌het monitoren, opsporen, identificeren, volgen, voorkomen en onderscheppen van niet-toegestane grensoverschrijdingen, waarmee wordt beoogd illegale immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit op te sporen, te voorkomen en te bestrijden en bij te dragen tot het beschermen en het redden van de levens van migranten.

1bis.      Deze verordening kan ook worden toegepast op de bewaking van de luchtgrenzen en de controles aan de grensovergangen indien de lidstaten vrijwillig informatie hieromtrent aan Eurosur verstrekken.

2.  Deze verordening is niet van toepassing op wettelijke of administratieve maatregelen die door de verantwoordelijke autoriteiten van een lidstaat worden genomen na de onderschepping van grensoverschrijdende criminele activiteiten of niet-toegestane grensoverschrijdingen door personen.

3.          Bij de toepassing van deze verordening nemen de lidstaten en het Agentschap de grond­rechten in acht, met inbegrip van de beginselen van non-refoulement en menselijke waardigheid, alsmede de voorschriften inzake gegevensbescherming. Zij geven prioriteit aan de bijzondere behoeften van kinderen, niet-begeleide minderjarigen, slachtoffers van mensenhandel, personen die dringende medische bijstand behoeven, personen die internationale bescherming behoeven, personen in nood op zee en andere personen in een bijzonder kwetsbare positie.

Artikel 3Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

- a)        "agentschap": het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004;

a)          "situationeel bewustzijn": het vermogen om illegale grensoverschrijdende activiteiten te monitoren, op te sporen, te identificeren, te volgen en te begrijpen teneinde op basis van het combineren van nieuwe informatie met bestaande kennis beredeneerde gronden voor reactiemaatregelen vast te stellen en beter in staat te zijn het verlies aan mensenlevens onder migranten aan, langs of nabij de buitengrenzen te beperken;

b)          "reactievermogen": het vermogen om handelingen te verrichten die zijn gericht op het tegengaan van illegale grensoverschrijdende activiteiten aan, langs of nabij de buiten­grenzen van de lidstaten, met inbegrip van de middelen en tijdschema's die nodig zijn om op adequate wijze te reageren ▌;

c)  "situatiebeeld": een grafische interface om in bijna realtime gegevens en informatie ▌weer te geven die zijn ontvangen van verschillende autoriteiten, sensoren, platforms en andere bronnen, en die via communicatie- en informatiekanalen worden gedeeld met andere autoriteiten om situationeel bewustzijn te creëren en het reactievermogen te ondersteunen aan de buitengrenzen van de lidstaten en in het gebied vóór de grens;

d)          "grensoverschrijdende criminaliteit": elke vorm van ernstige ▌criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie aan, langs of nabij de buitengrenzen van de lidstaten ▌;

e)          "buitengrenssector": het geheel of een deel van de land- of zeebuitengrens van een lidstaat als omschreven in de nationale wetgeving of als bepaald door het nationaal coördinatie­centrum of een andere bevoegde nationale instantie;

f)  "gebied vóór de grens": het geografische gebied voorbij de buitengrenzen van de lidstaten ▌.

fbis)      "crisissituaties": natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen, ongevallen, humanitaire of politieke crisissen en andere ernstige situaties aan, langs of nabij de buitengrenzen van de lidstaten die ernstige gevolgen kunnen hebben voor het toezicht aan de buitengrenzen;

fter)      "incident": een situatie in verband met illegale immigratie, grensoverschrijdende criminaliteit of een risico voor het leven van migranten aan, langs of nabij de buitengrenzen van een lidstaat;

TITEL II

KADER

HOOFDSTUK I

Componenten

Artikel 4Eurosur-kader

1.          Voor de informatie-uitwisseling en samenwerking op het gebied van grensbewaking maken de lidstaten en het Agentschap, rekening houdend met de bestaande mechanismen voor informatie-uitwisseling en samenwerking, gebruik van het Eurosur-kader, dat uit de volgende componenten bestaat:

a)      nationale coördinatiecentra ▌;

b)     nationale situatiebeelden;

c)  een communicatienetwerk;

d)     een Europees situatiebeeld;

e)      een gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens;

f)      de gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten.

2.          De nationale coördinatiecentra verstrekken het Agentschap via het communicatienetwerk ▌informatie uit hun nationale situatiebeelden die nodig is om het Europees situatiebeeld en het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens op te stellen en up-to-date te houden.

3.  Het Agentschap verleent de nationale coördinatiecentra via het communicatienetwerk onbeperkte toegang tot het Europees situatiebeeld en het gemeenschappelijk inlichtingen­beeld van de situatie in het gebied vóór de grens.

4.          De in lid 1 genoemde componenten worden tot stand gebracht en in stand gehouden overeenkomstig de in de bijlage uiteengezette beginselen.

Artikel 5Nationaal coördinatiecentrum

1.          Elke lidstaat ▌voorziet in de aanwijzing, het beheer en de instandhouding van een nationaal coördinatiecentrum ▌, dat belast is met de coördinatie van informatie en de uitwisseling daarvan tussen alle autoriteiten met een taak op het gebied van de bewaking van buitengrenzen op nationaal niveau, en met de andere nationale coördinatiecentra en het Agentschap. De lidstaat stelt de Commissie in kennis van de totstandbrenging van het centrum, waarna de Commissie hiervan aan de andere lidstaten en het Agentschap onverwijld mededeling doet.

2.  Onverminderd artikel 16 en binnen het kader van Eurosur is het nationaal coördinatie­centrum het enige contactpunt voor de informatie-uitwisseling en de samenwerking met andere nationale coördinatiecentra en met het Agentschap.

3.          Het nationaal coördinatiecentrum:

a)      draagt zorg voor de tijdige informatie-uitwisseling en de samenwerking tussen alle nationale autoriteiten met een taak op het gebied van bewaking van buitengrenzen en ▌met andere nationale coördinatiecentra en het Agentschap;

a bis) draagt zorg voor de tijdige informatie-uitwisseling met opsporings- en reddings-, rechtshandhavings-, asiel- en immigratie-instanties op nationaal niveau;

b)  draagt bij tot een doelmatig en efficiënt beheer van middelen en personeel;

c)      stelt het nationale situatiebeeld op en houdt dit up-to-date overeenkomstig artikel 9;

d)     ondersteunt de planning en uitvoering van ▌nationale grensbewakingsactiviteiten;

e)      coördineert het nationale grensbewakingssysteem, ▌overeenkomstig het nationaal recht;

f)      draagt bij tot de regelmatige meting van de effecten van de nationale grensbewakings­activiteiten voor de toepassing van deze verordening;

g)      coördineert operationele maatregelen met andere lidstaten, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van het Agentschap en van de lidstaten.

4.  Het nationaal coördinatiecentrum is 24 uur per dag en zeven dagen per week operationeel.

Artikel 6Het agentschap

1.          Het Agentschap:

a)       zet het communicatienetwerk voor Eurosur op en houdt het in stand overeenkomstig artikel 7;

b)     stelt het Europees situatiebeeld op en houdt dit up-to-date overeenkomstig artikel 10;

c)  stelt het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens op en houdt dit up-to-date overeenkomstig artikel 11;

d)     coördineert de gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten overeenkomstig artikel 12.

2.          Voor de toepassing van lid 1 is het Agentschap 24 uur per dag en zeven dagen per week operationeel.

Artikel 7Communicatienetwerk

1.          Het Agentschap zet een communicatienetwerk op en houdt dit in stand om te voorzien in communicatie- en analyse-instrumenten en om deuitwisseling van niet-gerubriceerde gevoelige en gerubriceerde informatie op veilige wijze en in bijna realtime met en tussen de nationale coördinatiecentra mogelijk te maken. Het netwerk is 24 uur per dag en zeven dagen per week operationeel en biedt de volgende mogelijkheden:

a)      bilaterale en multilaterale informatie-uitwisseling in bijna realtime;

b)     het houden van audio- en videoconferenties;

c)      veilige behandeling, opslag, doorgifte en verwerking van niet-gerubriceerde gevoelige informatie;

d)  veilige behandeling, opslag, doorgifte en verwerking van gerubriceerde EU‑informatie tot en met het niveau RESTREINT UE/EU RESTRICTED of een gelijkwaardig nationaal rubriceringsniveau, waarbij ervoor wordt gezorgd dat gerubriceerde informatie in een afzonderlijk en naar behoren geaccrediteerd gedeelte van het communicatienetwerk wordt behandeld.

2.          Het Agentschap geeft technische ondersteuning en zorgt ervoor dat het communicatie­netwerk compatibel is met andere door het Agentschap beheerde relevante communicatie‑ en informatiesystemen.

3.          Niet-gerubriceerde gevoelige informatie en gerubriceerde informatie wordt door het Agentschap uitgewisseld, verwerkt en opgeslagen in het communicatienetwerk overeenkomstig artikel 11 quinquies van Verordening (EG) nr. 2007/2004.

3bis.  Niet-gerubriceerde gevoelige informatie en gerubriceerde informatie wordt door de nationale coördinatiecentra uitgewisseld, verwerkt en opgeslagen in het communicatie­netwerk overeenkomstig voorschriften en normen die ▌gelijkwaardig zijn aan die welke vervat zijn in Besluit 2001/844/EG van de Commissie tot wijziging van haar reglement van orde ▌.

4.          De instanties, agentschappen en andere organen van de lidstaten die het communicatie­netwerk gebruiken zorgen ervoor dat bij de behandeling van gerubriceerde informatie beveiligingsvoorschriften en -normen in acht worden genomen die gelijkwaardig zijn aan die welke door het Agentschap worden toegepast.

HOOFDSTUK II

Situationeel bewustzijn

Artikel 8Situatiebeeld

1.          De nationale situatiebeelden, het Europees situatiebeeld en het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens worden verkregen door middel van verzameling, evaluatie, onderlinge vergelijking, analyse, interpretatie, productie, visualisatie en verspreiding van informatie.

2.  De in lid 1 bedoelde beelden bestaan uit de volgende lagen:

a)      een gebeurtenissenlaag ▌;

b)     een operationele laag ▌;

c)      een analyselaag ▌.

Artikel 9Nationaal situatiebeeld

1.          Het nationaal coördinatiecentrum stelt een nationaal situatiebeeld op en houdt dit up‑to‑date om alle autoriteiten met taken op het gebied van controle en in het bijzonder (…) de bewaking van de buitengrenzen op nationaal niveau tijdig van doelmatige en nauwkeurige informatie te voorzien ▌.

2.  Het nationale situatiebeeld is samengesteld uit informatie die is verzameld uit de volgende bronnen:

a)      het nationale grensbewakingssysteem, ▌ overeenkomstig het nationale recht;

b)     stationaire en mobiele sensoren die worden beheerd door nationale autoriteiten met een taak op het gebied van de bewaking van buitengrenzen;

c)      patrouilles voor grensbewaking en andere monitoringmissies;

d)     lokale, regionale en andere coördinatiecentra;

e)      andere bevoegde nationale instanties en systemen, waaronder verbindings­functionarissen, operationele centra en contactpunten;

f)  het Agentschap;

g)      nationale coördinatiecentra in andere lidstaten ▌;

gbis) autoriteiten van derde landen op basis van bilaterale of multilaterale overeenkomsten en regionale netwerken als bedoeld in artikel 18;

i)       scheepsrapportagesystemen ▌overeenkomstig hun respectieve rechtsgrondslagen;

j)      andere relevante Europese en internationale organisaties;

k)     overige bronnen.

3.  De gebeurtenissenlaag van het nationale situatiebeeld bestaat uit de volgende sublagen:

a)      een sublaag voor niet-toegestane grensoverschrijdingen, die voor het nationaal coördinatiecentrum beschikbare informatie bevat over incidenten met een risico voor het leven van migranten;

b)     een sublaag voor grensoverschrijdende criminaliteit ▌;

c)      een sublaag voor crisissituaties ▌;

d)     een sublaag voor overige gebeurtenissen, die informatie bevat over ongeïdentificeerde en verdachte ▌voertuigen, vaartuigen en andere vervoer­middelen en personen aan, langs of nabij de buitengrenzen van de betrokken lidstaat, en voor andere gebeurtenissen die ernstige gevolgen kunnen hebben voor het toezicht op de buitengrenzen.

4.  Het nationaal coördinatiecentrum kent in de gebeurtenissenlaag van het nationale situatiebeeld voor elk incident één indicatief impactniveau toe op een schaal gaande van 'laag', naar 'gemiddeld' tot 'hoog'. Alle incidenten worden ▌aan het Agentschap gemeld.

5.        De operationele laag van het nationale situatiebeeld bestaat uit de volgende sublagen:

a)      een sublaag voor eigen middelen, met inbegrip van militaire middelen ter ondersteuning van een wetshandhavingsmissie en inzetgebieden, die informatie bevat over de positie, ▌de status en het type van eigen middelen, alsmede over ▌de betrokken instanties. Voor militaire middelen ter ondersteuning van een wetshandhavingsmissie kan het nationaal coördinatiecentrum, op verzoek van de ter zake bevoegde nationale autoriteit, besluiten de toegang tot deze informatie te beperken op een "need-to-know"-basis;

c)      een sublaag voor omgevingsinformatie, die informatie over het terrein en de weersomstandigheden aan de buitengrenzen van de betrokken lidstaat bevat, of toegang tot die informatie verleent.

5bis.  De informatie over eigen middelen in de operationele laag wordt gerubriceerd als EU RESTRICTED.

6.          De analyselaag van het nationale situatiebeeld bestaat uit de volgende sublagen:

a)      een sublaag voor informatie, die belangrijke ontwikkelingen en indicatoren bevat die relevant zijn voor de toepassing van deze verordening;

b)     een sublaag voor analyse, die analytische rapporten, risicowaarderingstrends, regionale monitoringverslagen en briefingsdocumenten bevat die relevant zijn voor de toepassing van deze verordening;

c)      een sublaag voor inlichtingen, die geanalyseerde informatie bevat die relevant is voor de toepassing van deze verordening en in het bijzonder voor de toekenning van impactniveaus aan de buitengrenssectoren ▌;

d)  een sublaag voor beeld- en geografische gegevens, die referentiebeelden, achtergrondkaarten, ▌een validering van geanalyseerde informatie en analyses van veranderingen (satellietbeelden van de aarde) bevat, alsmede gegevens over de detectie van veranderingen, gegevens met geografische referenties en kaarten waarop de doorlaatbaarheid van de buitengrenzen wordt aangegeven.

7.          De informatie in de analyselaag en de omgevingsinformatie in de operationele laag van het nationaal situatiebeeld kunnen worden gebaseerd op de informatie die is vervat in het Europees situatiebeeld en in het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens.

9.  De nationale coördinatiecentra van aangrenzende lidstaten delen met elkaar, direct of in bijna realtime, het situatiebeeld van aangrenzende buitengrenssectoren betreffende:

a)      ▌incidenten en ▌andere significante gebeurtenissen die zijn opgenomen in de gebeurtenissenlaag;

d)     in de analyselaag opgenomen rapporten inzake tactische risicoanalyses.

9bis.      De nationale coördinatiecentra van aangrenzende lidstaten kunnen met elkaar, direct of in bijna realtime, het situatiebeeld van aangrenzende buitengrenssectoren delen wat betreft de positie, de status en het type van de in de aangrenzende buitengrenssectoren ingezette eigen middelen, als vervat in de operationele laag.

Artikel 10Europees situatiebeeld

1.          Het Agentschap stelt een Europees situatiebeeld op en houdt dit up-to-date om de nationale coördinatiecentra tijdig te voorzien van doelmatige en nauwkeurige informatie en analyse ▌.

2.          Het Europees situatiebeeld wordt samengesteld uit informatie die is verzameld uit de volgende bronnen:

a)      nationale situatiebeelden voor zover dit op grond van dit artikel vereist is ▌;

b)     het Agentschap;

b bis) de Europese Commissie, die strategische informatie over grenscontrole verstrekt, met inbegrip van informatie over tekortkomingen in de uitvoering van de controle aan de buitengrenzen;

b ter)  vertegenwoordigingen en bureaus van de Europese Unie;

c)      andere bevoegde organen en instanties van de Unie en internationale organisaties als bedoeld in artikel 17;

d)     overige bronnen.

3.          De gebeurtenissenlaag van het Europees situatiebeeld bevat informatie over:

a)      incidenten ▌die zijn opgenomen in de gebeurtenissenlaag van het nationaal situatiebeeld ▌;

b)     incidenten ▌en andere gebeurtenissen die zijn opgenomen in het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens ▌;

c)      incidenten ▌in het inzetgebied waarin onder coördinatie van het Agentschap een gezamenlijke actie, een gezamenlijk proefproject of een gezamenlijke snelle interventie wordt uitgevoerd.

4.  Het Agentschap houdt voor het Europees situatiebeeld rekening met het impactniveau dat door het nationaal coördinatiecentrum in het nationaal situatiebeeld voor een specifiek incident is vastgesteld.

5.          De operationele laag van het Europees situatiebeeld bestaat uit de volgende sublagen:

a)      een sublaag voor eigen middelen, die informatie bevat over de positie, de tijd, ▌de status en het type van middelen die bij de gezamenlijke operaties, proefprojecten of snelle interventies van het Agentschap worden ingezet of die ter beschikking van het Agentschap staan, alsmede over het plan voor de tenuitvoerlegging, met inbegrip van het inzetgebied, de patrouilleschema's en de communicatiecodes;

b)     een sublaag voor operaties, die informatie bevat over de door het Agentschap gecoördineerde gezamenlijke acties, proefprojecten of snelle interventies, waaronder de taakomschrijving, de locatie, de status en de duur en informatie over de lidstaten en andere betrokken actoren, alsmede dagelijkse en wekelijkse situatieverslagen, statistische gegevens en informatiepakketten voor de media;

c)  een sublaag voor omgevingsinformatie, die informatie bevat over het terrein en de weersomstandigheden aan de buitengrenzen van de lidstaten.

5bis.      De informatie over eigen middelen in de operationele laag van het Europees situatie­beeld wordt gerubriceerd als EU RESTRICTED.

6.          De structuur van de analyselaag van het Europees situatiebeeld komt overeen met die van het nationaal situatiebeeld.

Artikel 11Gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens

1.          Het Agentschap stelt een gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens op en houdt dit up-to-date om de nationale coördinatiecentra tijdig te voorzien van doelmatige en nauwkeurige informatie en analyse over het gebied vóór de grens ▌.

2.          Het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens wordt gebaseerd op informatie die is ontleend aan de volgende bronnen:

a)      nationale coördinatiecentra, met inbegrip van via de bevoegde nationale instanties ontvangen informatie en rapporten van de verbindingsfunctionarissen van de lidstaten;

           ▌

b bis) vertegenwoordigingen en bureaus van de Europese Unie;

c)  het Agentschap, met inbegrip van door de verbindingsfunctionarissen verstrekte informatie en rapporten;

d)     andere bevoegde organen en instanties van de Unie en internationale organisaties als bedoeld in artikel 17;

e)      autoriteiten van derde landen op basis van bilaterale of multilaterale overeenkomsten en regionale netwerken als bedoeld in artikel 18, via hun nationale coördinatiecentra;

f)      overige bronnen.

3.  Het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens kan informatie bevatten die relevant is voor de bewaking ▌aan luchtgrenzen en controles aan ▌doorlaatposten aan de buitengrenzen.

4.          De structuur van de gebeurtenissenlaag, de operationele laag en de analyselaag van het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens komt overeen met die van het Europees situatiebeeld.

5.          Het Agentschap stelt één indicatief impactniveau vast voor elk incident in de gebeurtenissenlaag van het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens. Het Agentschap meldt elk incident dat zich voordoet in het gebied vóór de grens aan de nationale coördinatiecentra ▌.

Artikel 12Gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten

1.          Het Agentschap coördineert de gemeenschappelijke toepassing ▌van bewakings­instrumenten ▌om de nationale coördinatiecentra en zichzelf op regelmatige, betrouwbare en kostenefficiënte wijze te kunnen voorzien van informatie over de bewaking van de buitengrenzen en van het gebied vóór de grens.

2.          Het Agentschap verstrekt aan een nationaal coördinatiecentrum dat daarom verzoekt informatie over de buitengrenzen van de verzoekende lidstaat en het gebied vóór de grens, die afkomstig kan zijn uit:

a)      de selectieve controle van aangewezen havens en kusten van derde landen die op basis van risicoanalyse en -informatie zijn aangemerkt als inschepings- of doorvoerpunten voor vaartuigen en andere vervoermiddelen die worden gebruikt voor illegale immigratie of grensoverschrijdende criminaliteit;

b)  het volgen van een vaartuig of een ander vervoermiddel op volle zee dat vermoedelijk of daadwerkelijk wordt gebruikt voor illegale immigratie of grensoverschrijdende criminaliteit;

c)      de controle van aangewezen gebieden in het maritieme domein om vaartuigen en andere vervoermiddelen die vermoedelijk of daadwerkelijk worden gebruikt voor illegale immigratie of grensoverschrijdende criminaliteit, op te sporen, te identificeren en te volgen;

d)     een omgevingsanalyse van aangewezen gebieden in het maritieme domein en aan de landbuitengrens om controle- en patrouilleactiviteiten te optimaliseren;

e)      de selectieve controle van aangewezen gebieden vóór de buitengrenzen die aan de hand van risicoanalyse en -informatie zijn aangemerkt als potentiële vertrek- of doorvoergebieden voor illegale immigratie of grensoverschrijdende criminaliteit.

3.  Het Agentschap voorziet in de in lid 1 bedoelde informatie door het combineren en analyseren van gegevens die verkregen kunnen zijn uit de volgende systemen, sensoren en platforms:

a)      scheepsrapportagesystemen overeenkomstig hun respectieve rechtsgrondslagen;

b)     satellietbeelden;

c)      op enig voertuig, vaartuig of ander vervoermiddel ▌bevestigde sensoren.

4.          Het Agentschap kan een verzoek van een nationaal coördinatiecentrum afwijzen op basis van technische, financiële ▌of operationele gronden. Het Agentschap stelt het nationaal coördinatiecentrum tijdig in kennis van de redenen voor de afwijzing.

5.  Het Agentschap kan de in lid 2 bedoelde bewakingsinstrumenten op eigen initiatief gebruiken om informatie te verzamelen die relevant is voor het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens.

Artikel 12 bis

Verwerking van persoonsgegevens

1.          Indien het nationaal situatiebeeld wordt gebruikt voor het verwerken van persoons­gegevens, worden deze gegevens verwerkt overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG[11], Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad en de relevante nationale bepalingen betreffende gegevensbescherming.

2.          Het Europees situatiebeeld en het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens mogen alleen worden gebruikt voor het verwerken van persoonsgegevens die betrekking hebben op identificatienummers van schepen.

De persoonsgegevens worden verwerkt overeenkomstig artikel 11 quater bis van Verordening (EG) nr. 2007/2004. De gegevens worden alleen verwerkt met het oog op het opsporen, identificeren en volgen van vaartuigen, alsmede voor de in artikel 11 quater, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2007/2004 genoemde doeleinden. De gegevens worden uiterlijk zeven dagen of, indien het volgen van een vaartuig meer tijd vergt, uiterlijk twee maanden nadat het Agentschap ze heeft ontvangen automatisch gewist.

HOOFDSTUK III

Reactievermogen

Artikel 13Vaststelling van buitengrenssectoren

Voor de toepassing van deze verordening verdeelt elke lidstaat zijn land- en zeebuitengrenzen in grenssectoren, die hij ter kennis brengt van het Agentschap.

Artikel 14Vaststelling van impactniveaus voor buitengrenssectoren

1.          Op basis van de door het Agentschap uitgevoerde risicoanalyse en in overeenstemming met de betrokken lidstaat bepaalt of wijzigt het Agentschap voor elke sector van de land‑ en zeebuitengrenzen van de lidstaten een van de volgende impactniveaus:

a)      het impactniveau 'laag' wanneer incidenten met betrekking tot illegale immigratie of grensoverschrijdende criminaliteit die zich voordoen in de grenssector in kwestie geen significante gevolgen voor de veiligheid van de grens hebben;

b)     het impactniveau 'gemiddeld' wanneer incidenten met betrekking tot illegale immigratie of grensoverschrijdende criminaliteit die zich voordoen in de grenssector in kwestie matige gevolgen voor de veiligheid van de grens hebben;

c)      het impactniveau 'hoog' wanneer incidenten met betrekking tot illegale immigratie of grensoverschrijdende criminaliteit die zich voordoen in de grenssector in kwestie significante gevolgen voor de veiligheid van de grens hebben.

2.  Het nationaal coördinatiecentrum beoordeelt regelmatig, rekening houdend met de informatie in het nationaal situatiebeeld, of het impactniveau van de grenssectoren moet worden gewijzigd.

3.          Het Agentschap maakt de voor de buitengrenzen vastgestelde impactniveaus zichtbaar in het Europees situatiebeeld.

Artikel 15Reactie overeenkomstig de impactniveaus

1.          De lidstaten zorgen er op de navolgende wijze voor dat de ▌bewakingsactiviteiten die aan de buitengrenssectoren worden uitgevoerd in overeenstemming zijn met de vastgestelde impactniveaus:

a)      wanneer voor een buitengrenssector het impactniveau 'laag' is vastgesteld, organiseren de nationale autoriteiten met een taak op het gebied van de bewaking van de buitengrenzen op basis van een risicoanalyse de uitoefening van regelmatig toezicht en zorgen zij ervoor dat er in het grensgebied voldoende personeel en middelen inzetklaar worden gehouden om volg-, identificatie- en onderscheppings­activiteiten uit te voeren;

b)  wanneer voor een buitengrenssector het impactniveau 'gemiddeld' is vastgesteld, nemen de nationale autoriteiten met een taak op het gebied van de bewaking van buitengrenzen de onder a) genoemde maatregelen en zorgen zij er tevens voor dat passende bewakingsmaatregelen worden uitgevoerd aan de betrokken grenssector. Wanneer laatstgenoemde maatregelen worden genomen, wordt het nationaal coördinatiecentrum daarvan in kennis gesteld. Het nationaal coördinatiecentrum coördineert de verstrekte ondersteuning overeenkomstig artikel 5, lid 3;

c)      wanneer voor een buitengrenssector het impactniveau 'hoog' is vastgesteld, nemen de betrokken lidstaten de onder b), genoemde maatregelen en zorgen zij er tevens via het nationaal coördinatiecentrum voor dat de nationale autoriteiten die aan de betrokken buitengrenssector actief zijn de benodigde ondersteuning krijgen en dat de bewaking wordt verscherpt. De betrokken lidstaat kan het Agentschap onder de in Verordening(EG) nr. 2007/2004 vastgestelde voorwaarden voor het initiëren van gezamenlijke acties of snelle interventies om ondersteuning verzoeken.

2.  Het nationale coördinatiecentrum informeert het Agentschap regelmatig over de krachtens lid 1, onder c) op nationaal niveau genomen maatregelen.

3.          Wanneer het impactniveau 'gemiddeld' of 'hoog' wordt vastgesteld voor een buiten

grens­sector die grenst aan een grenssector van een andere lidstaat of van een land waarmee overeenkomsten zijn gesloten en regionale netwerken zijn opgezet, als bedoeld in de artikelen 17 bis en 18, treedt het nationaal coördinatiecentrum in contact met (…) het nationaal coördinatiecentrum van de aangrenzende lidstaat of de bevoegde instantie van het aangrenzende derde land en tracht het de nodige grensoverschrijdende maatregelen te coördineren.

4.          Naar aanleiding van een verzoek van een lidstaat als bedoeld in lid 1, onder c), kan het Agentschap de betrokken lidstaat ondersteuning bieden, in het bijzonder door:

a)  aan de gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten prioriteit te geven;

b)     de inzet van Europese grenswachtteams overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2007/2004 te coördineren;

c)      ervoor te zorgen dat de technische uitrusting waarover het Agentschap beschikt wordt ingezet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2007/2004;

d)     aanvullende steun die door andere lidstaten wordt aangeboden, te coördineren.

5.          Het Agentschap evalueert in zijn risicoanalyseverslagen samen met de lidstaten de vaststelling van de impactniveaus en de overeenkomstige maatregelen die op nationaal niveau en op het niveau van de Unie zijn genomen.

TITEL IV

SPECIFIEKE BEPALINGEN

Artikel 16Toewijzing van taken aan andere

instanties in de lidstaten

1.          De lidstaten kunnen regionale, lokale, functionele of andere instanties die operationele besluiten kunnen nemen, opdracht geven om binnen hun respectieve bevoegdheden zorg te dragen voor het situationeel bewustzijn en reactievermogen, met inbegrip van de taken en verantwoordelijkheden bedoeld in artikel 5, lid 3, onder b), d) en e).

2.          Het in lid 1 bedoelde besluit van de lidstaat heeft geen invloed op de bevoegdheid van het nationale coördinatiecentrum om samen te werken en informatie uit te wisselen met andere nationale coördinatiecentra en het Agentschap.

3.  In op nationaal niveau bepaalde vooraf omschreven gevallen kan het nationaal coördinatiecentrum een instantie als bedoeld in lid 1 machtigen om te communiceren en informatie uit te wisselen met de regionale instanties of het nationale coördinatiecentrum van een andere lidstaat of de bevoegde instanties van een derde land, mits deze het eigen nationaal coördinatiecentrum regelmatig informeert over de communicatie en informatie-uitwisseling.

Artikel 17Samenwerking van het Agentschap met derde partijen

1.          Het Agentschap kan met inachtneming van de desbetreffende wetgeving gebruik maken van bestaande informatie, capaciteiten en systemen van andere organen en instanties van de Unie en van internationale organisaties.

2.  Overeenkomstig lid 1 werkt het Agentschap in het bijzonder samen met de volgende organen en instanties van de Unie en internationale organisaties:

a)      de Europese Politiedienst (Europol) ▌voor het uitwisselen van informatie over grensoverschrijdende criminaliteit met het oog op de verwerking daarvan in het Europees situatiebeeld;

b)     het Satellietcentrum van de EU, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en het Europees Bureau voor visserijcontrole voor de gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten;

c)      de Europese Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden en de organen en instanties van de Unie, waaronder het Europees ondersteuningsbureau voor asielzoekers, die het Agentschap informatie kunnen verstrekken die relevant is voor het up-to-date houden van het Europees situatiebeeld en het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens;

d)  internationale organisaties die het Agentschap informatie kunnen verstrekken die relevant is voor het up-to-date houden van het Europees situatiebeeld en het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens.

2bis.      Overeenkomstig lid 1 kan het Agentschap samenwerken met het Maritiem Analyse- en Operatiecentrum op het gebied van verdovende middelen (MAOC-N) en het Centre de Coordination pour la lutte antidrogue en Méditerranée (CeCLAD-M) om informatie over grensoverschrijdende criminaliteit uit te wisselen met het oog op de verwerking daarvan in het Europees situatiebeeld.

3.          De informatie-uitwisseling tussen het Agentschap en de in de leden 2 en 2bis genoemde organen en instanties van de Unie en internationale organisaties vindt plaats via het in artikel 7 genoemde communicatienetwerk of via andere communicatienetwerken die voldoen aan de criteria van beschikbaarheid, vertrouwelijkheid en integriteit.

4.  De samenwerking tussen het Agentschap en de in de leden 2 en 2bis genoemde organen en instanties van de Unie en internationale organisaties wordt geregeld in werkafspraken overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2007/2004 en de toepasselijke rechtsgrondslagen van de betrokken organen en instanties van de Unie en internationale organisaties. Wat de behandeling van gerubriceerde informatie betreft, houden deze afspraken in dat het betrokken orgaan of de betrokken instantie van de Unie en de betrokken internationale organisatie moeten voldoen aan beveiligingsvoorschriften en -normen die gelijkwaardig zijn aan die welke door het Agentschap worden toegepast.

5.          De in de leden 2 en 2bis genoemde organen en instanties van de Unie gebruiken in het kader van Eurosur ontvangen informatie uitsluitend binnen de grenzen van hun rechts­kader en met inachtneming van de grondrechten, met inbegrip van de voorschriften inzake gegevensbescherming.

Artikel 17 bis

Samenwerking met Ierland en het Verenigd Koninkrijk

1.          Voor de toepassing van deze verordening kunnen de informatie-uitwisseling en samenwerking met Ierland en het Verenigd Koninkrijk geschieden op basis van bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen Ierland en het Verenigd Koninkrijk en een of meer aangrenzende lidstaten of via op deze overeenkomsten gebaseerde netwerken. De nationale coördinatiecentra van de lidstaten zijn de contactpunten voor de informatie-uitwisseling met de overeenkomstige instanties van Ierland en van het Verenigd Koninkrijk in het kader van Eurosur. Na sluiting worden deze overeenkomsten ter kennis gebracht van de Commissie.

2.  De in lid 1 bedoelde overeenkomsten hebben uitsluitend betrekking op de uitwisseling van de volgende informatie tussen het nationaal coördinatiecentrum van een lidstaat en Ierland en het Verenigd Koninkrijk:

a)     informatie die is opgenomen in het nationaal situatiebeeld van een lidstaat voor zover deze aan het Agentschap is doorgegeven met het oog op het Europees situatiebeeld en het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens,

b)     door Ierland en het Verenigd Koninkrijk verzamelde informatie die relevant is voor het Europees situatiebeeld en het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens,

c)      informatie als bedoeld in artikel 9, lid 9.

3.  Voor het delen van informatie met Ierland en het Verenigd Koninkrijk in het kader van een dergelijke overeenkomst is de voorafgaande toestemming vereist van elke andere lidstaat die - of van het Agentschap, dat - in de context van Eurosur informatie heeft verstrekt zonder partij te zijn bij enige van de in lid 1 bedoelde overeenkomsten.

4.          Het is verboden in het kader van dit artikel uitgewisselde informatie verder door te zenden of anderszins mee te delen aan derde landen of andere derden.

5.          De in lid 1 bedoelde overeenkomsten bevatten bepalingen betreffende de financiële kosten die voortvloeien uit de deelname van Ierland en het Verenigd Koninkrijk aan de uitvoering van die overeenkomsten.

Artikel 18Samenwerking met aangrenzende derde landen

 (1)        De lidstaten kunnen voor de toepassing van deze verordening informatie uitwisselen en samenwerken met een of meerdere betrokken aangrenzende derde landen. Deze informatie-uitwisseling en samenwerking vinden plaats op basis van bilaterale of multilaterale overeenkomsten of via op deze overeenkomsten gebaseerde regionale netwerken. De nationale coördinatiecentra van de lidstaten zijn de contactpunten voor de informatie-uitwisseling ▌met aangrenzende derde landen ▌.

(1 bis bis) Voordat zij een in lid 1 bedoelde overeenkomst sluiten, stellen de lidstaten de Commissie daarvan in kennis. De Commissie gaat na of de voor Eurosur relevante onderdelen van de overeenkomst stroken met deze verordening. Zodra een overeenkomst is gesloten, wordt zij ter kennis gebracht van de Commissie, die het Europees Parlement, de Raad en het agentschap informeert.

1bis.  De overeenkomsten zijn in overeenstemming met het toepasselijke Unierecht en internationaal recht betreffende grondrechten en internationale bescherming, waaronder het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, in het bijzonder het beginsel van non‑refoulement.

1ter.      De uitwisseling van persoonsgegevens met derde landen in het kader van Eurosur wordt strikt beperkt tot hetgeen voor de toepassing van deze verordening noodzakelijk is. Zij geschiedt overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG[12] en Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad en de toepasselijke nationale bepalingen betreffende gegevensbescherming.

2.          Elke informatie-uitwisseling overeenkomstig lid 1 en overeenkomstig artikel 9, lid 2, onder gbis), die een derde land voorziet van informatie die zou kunnen worden gebruikt voor het identificeren van personen of groepen van personen van wie het verzoek om internationale bescherming in behandeling is of die een ernstig risico lopen om aan folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen of andere schendingen van grondrechten te worden onderworpen, is verboden.

3.  Elke informatie-uitwisseling overeenkomstig lid 1 en overeenkomstig artikel 9, lid 2, onder (▌ gbis), geschiedt met inachtneming van de voorwaarden van de met aangrenzende derde landen gesloten bilaterale of multilaterale overeenkomsten.

4.          Van elke andere lidstaat die - of het Agentschap, dat - in de context van Eurosur informatie heeft verstrekt zonder partij te zijn bij enige van de in lid 1 bedoelde overeenkomsten of deel te nemen aan de in artikel 9, lid 2, onder ( ▌gbis), bedoelde netwerken, is voorafgaande toestemming nodig voordat die informatie met een derde land kan worden gedeeld in het kader van de overeenkomst of het netwerk in kwestie. De lidstaten en het Agentschap zijn gebonden door het verzoek die informatie niet uit te wisselen met het betrokken derde land.

4 ter.  Het is verboden in het kader van dit artikel uitgewisselde informatie verder door te zenden of anderszins mee te delen aan andere derde landen of derden.

5.          Het uitwisselen met derde landen van informatie die is verkregen via de gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten, is onderworpen aan de wet‑ en regelgeving die op de betrokken instrumenten en systemen van toepassing is, alsmede aan de toepasselijke bepalingen van Richtlijn 95/46/EG, Verordening (EG) nr. 45/2001 en Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad.

Artikel 19Handboek

1.          De Europese Commissie stelt in nauwe samenwerking met de lidstaten, het Agentschap en alle andere bevoegde organen en instanties van de Unie een praktisch handboek op voor de tenuitvoerlegging en het beheer van Eurosur (hierna "het handboek" genoemd), dat technische en operationele richtsnoeren, aanbevelingen en beste praktijken bevat, met name inzake de samenwerking met derde landen. Het handboek wordt door de Europese Commissie in de vorm van een aanbeveling goedgekeurd.

2.  De Europese Commissie kan in overleg met de lidstaten en het Agentschap besluiten bepaalde onderdelen van het handboek te rubriceren als EU RESTRICTED overeenkomstig de voorschriften van Besluit 2001/844/EG van de Commissie tot wijziging van haar reglement van orde.

Artikel 20Monitoring en evaluatie

1.          Voor de toepassing van deze verordening zorgen het Agentschap en de lidstaten voor procedures waarmee kan worden nagegaan of Eurosur in technisch en operationeel opzicht voldoet aan de doelstelling om een toereikend situationeel bewustzijn en reactievermogen aan de buitengrenzen tot stand te brengen, en of de grondrechten en het beginsel van non‑refoulement worden geëerbiedigd.

2.          Het Agentschap dient op 1 december 2015 en vervolgens om de twee jaar een verslag over het functioneren van Eurosur in bij het Europees Parlement en de Raad.

3.  De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad op 1 december 2016 en vervolgens om de vier jaar een algemene evaluatie van Eurosur voor. Daarin worden de bereikte resultaten getoetst aan de doelstellingen ▌, wordt nagegaan of de uitgangspunten van deze verordening nog gelden, hoe deze verordening door de lidstaten en het Agentschap wordt toegepast, of de grondrechten in acht worden genomen en wat het effect van de verordening op deze rechten is, en wordt een kosten-batenanalyse verstrekt. De evaluatie gaat zo nodig vergezeld van passende voorstellen tot wijziging van deze verordening.

4.          De lidstaten verstrekken het Agentschap alle informatie die nodig is om het in lid 2 bedoelde verslag op te stellen. Het Agentschap verstrekt de Commissie alle informatie die nodig is om de in lid 3 bedoelde evaluatie uit te voeren.

Artikel 20bis

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 2007/2004

Verordening (EG) nr. 2007/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1.          In artikel 2, lid 1, wordt punt i) vervangen door:

i)      de nodige steun verlenen voor de ontwikkeling en het beheer van een Europees grensbewakingssysteem en zo nodig voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke structuur voor informatie-uitwisseling, met inbegrip van interoperabiliteit tussen systemen, met name door middel van de invoering, instandhouding en coördinatie van het Eurosur-kader overeenkomstig Verordening XXX van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)."

2.  Het volgende nieuwe artikel 11 quater bis wordt ingevoegd:

"Artikel 11 quater bis

Verwerking van persoonsgegevens in het kader van Eurosur

Het Agentschap mag persoonsgegevens verwerken als bedoeld in artikel 12bis, lid 2, van Verordening XXX van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur), dat wordt toegepast overeenkomstig de in artikel 11 bis bedoelde maatregelen. Met name moeten bij de verwerking van die gegevens de beginselen van noodzakelijkheid en van evenredigheid in acht worden genomen en is het verboden de door het Agentschap verwerkte persoonsgegevens aan derde landen door te zenden of anderszins mede te delen.

Artikel 21Inwerkingtreding en toepassing

1.          Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.          Deze verordening is van toepassing met ingang van 2 december 2013.

3.          Artikel 5, lid 1, is met ingang van 2 december 2013 van toepassing op de lidstaten die zijn gelegen aan de zuidelijke ▌en de oostelijke ▌buitengrenzen ▌(Bulgarije, Cyprus, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije, Slovenië en Spanje).

4.  Artikel 5, lid 1, is met ingang van 1 december 2014 van toepassing op de overige lidstaten ▌.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                         Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

BIJLAGE

Bij het opzetten, beheren en up-to-date houden van de verschillende componenten van het Eurosur‑kader worden de volgende beginselen in acht genomen:

a)          Het beginsel van belangengemeenschappen: de nationale coördinatiecentra en het Agentschap vormen speciale belangengemeenschappen om informatie te delen en samen te werken in het kader van Eurosur. De belangengemeenschappen worden gebruikt om de verschillende nationale coördinatiecentra en het Agentschap zodanig te organiseren dat er informatie over gedeelde doelstellingen, behoeften en belangen wordt uitgewisseld.

b)          De beginselen van samenhangend beheer en de toepassing van bestaande structuren: het Agentschap zorgt voor samenhang tussen de verschillende componenten van het Eurosur‑kader, onder meer door de nationale coördinatiecentra begeleiding en onder­steuning te geven en de interoperabiliteit van informatie en technologie te bevorderen. Voor zover mogelijk maakt het Eurosur-kader gebruik van bestaande systemen en capaciteiten om optimaal gebruik te maken van de EU-begroting en overlapping te voorkomen. Eurosur is dan ook volledig compatibel met het initiatief voor een gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur voor de bewaking van het maritieme gebied in de EU, waarmee wordt bijgedragen tot en geprofiteerd van een gecoördineerde en kostenefficiënte aanpak voor informatie-uitwisseling tussen verschillende sectoren in de Unie.

c)  De beginselen van informatie-uitwisseling en informatieborging: informatie die in het kader van Eurosur beschikbaar wordt gesteld, is toegankelijk voor alle nationale coördinatiecentra en het Agentschap, tenzij specifieke beperkingen zijn gesteld of overeengekomen. De nationale coördinatiecentra garanderen de beschikbaarheid, vertrouwelijkheid en integriteit van de informatie die op nationaal, Europees en internationaal niveau wordt uitgewisseld. Het Agentschap garandeert de beschikbaarheid, vertrouwelijkheid en integriteit van de informatie die op Europees en internationaal niveau wordt uitgewisseld.

d)          De beginselen van gerichtheid op dienstverlening en standaardisering: de verschillende mogelijkheden die Eurosur biedt worden toegepast op basis van een op dienstverlening gerichte aanpak. Het Agentschap zorgt ervoor dat het Eurosur-kader zoveel mogelijk is gebaseerd op internationaal overeengekomen normen.

e)          Het beginsel van flexibiliteit: de organisatie, informatie en technologie zijn zo ingericht dat zij de belanghebbenden bij Eurosur in staat stellen op een flexibele en gestructureerde manier op veranderende situaties te reageren.

BIJLAGE BIJ DE WETGEVINGSRESOLUTIE

Verklaring van het Europees Parlement

Het Europees Parlement wijst er met nadruk op dat de EU-instellingen moeten trachten in wetgevingsteksten aangepaste en neutrale formuleringen te gebruiken als het probleem van burgers van derde landen wordt besproken, voor wier aanwezigheid op het grondgebied van de Unie geen toestemming is verleend door de autoriteiten van de lidstaten of indien deze toestemming is verlopen. In dergelijke gevallen dienen de EU-instellingen de term "illegaal" te vermijden indien een alternatieve formulering kan worden gevonden, en in elk geval moet wanneer naar personen wordt verwezen, de term "niet-reguliere migranten" worden gebruikt.

  • [1] 1       Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buiten­grenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1).
  • [2]        PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
  • [3]        PB L 350 van 30.12.2008, blz. 60.
  • [4]        PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.
  • [5]        PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.
  • [6]        PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
  • [7]        PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.
  • [8]        PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1.
  • [9]        PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.
  • [10]        PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19.
  • [11]       PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
  • [12]       PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

TOELICHTING

Vrij verkeer is een van de grondbeginselen van de Europese Unie, en de mogelijkheid om binnen de Europese Unie te reizen zonder grenscontroles te hoeven ondergaan, is een van de grootste successen van de EU. Veel mensen maken gebruik van deze mogelijkheid en de publieke opinie schaart de vrijheid om te reizen onder de belangrijkste voordelen die de Europese Unie tot stand heeft gebracht. Ook voor onze economie is het vrij verkeer cruciaal voor het welslagen van de interne markt. Schengen kan niet worden teruggedraaid. Het moet daarentegen versterkt worden door een beter beheer van de buitengrenzen van de EU, dat op zijn beurt moet zorgen voor volledig wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten.

Daarom steunt uw rapporteur in grote lijnen het voorstel van de Commissie . Het delen van informatie en een betere samenwerking tussen de lidstaten en tussen de betrokken agentschappen zijn essentiële stappen op weg naar een betere lastenverdeling bij het beheer van de buitengrenzen van de EU. Ze zijn ook cruciaal om de lidstaten te helpen de internationale maritieme wetgeving na te leven en het leven van migranten te redden.

Uw rapporteur wenst dat meer nadruk wordt gelegd op de volgende punten:

1) Toepassingsgebied van de richtlijn

Uw rapporteur is er voorstander van dat de gebieden vóór de grens in EUROSUR worden opgenomen, met inbegrip van grensdoorlaatposten/luchthavens, maar is van mening dat dit voor een later stadium is. Voor het ogenblik moet dit facultatief blijven voor de lidstaten. Hij is eveneens voorstander van de invoeging van een herzieningsclausule met een verslag waarin de impact van deze invoeging wordt geëvalueerd en eventueel wijzigingen aan de Verordening worden voorgesteld.

2) Samenwerking met andere agentschappen

Uw rapporteur steunt ten volle de samenwerking met andere agentschappen, met name Europol, het Europees ondersteuningsbureau voor asielzoekers, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, het Communautair Bureau voor visserijcontrole en het Europese Satellietcentrum.

3) Samenwerking met derde landen

Uw rapporteur is van mening dat de lidstaten moeten samenwerken met aangrenzende derde landen om het leven van migranten te beschermen, illegale migratie te voorkomen en grensoverschrijdende misdaad te bestrijden. De Commissie wordt in kennis gesteld van deze overeenkomsten.

4) Deelname van het VK en Ierland

Uw rapporteur vindt dat het VK en Ierland de gelegenheid moeten krijgen om deel te nemen aan EUROSUR. Er moet worden samengewerkt op basis van bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen Ierland en het VK en een of meer aangrenzende lidstaten.

5) Persoonsgegevens

Uw rapporteur beklemtoont dat persoonsgegevens alleen indien nodig en in naar behoren gemotiveerde gevallen, met de passende waarborgen, via EUROSUR mogen worden uitgewisseld en verwerkt. Hij is ook van mening dat er geen persoonsgegevens met derde landen mogen worden uitgewisseld.

6) Definities

Uw rapporteur heeft een aantal amendementen ingediend om sommige begrippen zoals "incident" of "onderschepping" beter te definiëren. Uw rapporteur dringt ook aan op een betere definitie van situaties waarin sprake is van bijzondere druk en wijst erop dat de beoordeling van de impact als "laag", "gemiddeld" of "hoog" op het niveau van Frontex moet worden gedaan.

7) Coördinatie

Uw rapporteur steunt de aanwijzing van één enkel nationaal coördinatiecentrum in elke lidstaat die belast is met de samenwerking met EUROSUR, maar vindt dat er enige flexibiliteit moet zijn inzake de interne regionale organisatie van de lidstaten.

8) Fundamentele rechten

Uw rapporteur introduceert een aantal verwijzingen naar de relevante EU-wetgeving inzake asiel (onder meer het beginsel van niet-uitzetting of -terugleiding) en terugkeer.

9) Verantwoordingsplicht

Uw rapporteur is voorstander van de invoeging van een clausule inzake herziening om de 4 jaar, met een verslag aan het Europees Parlement.

ADVIES van de Begrotingscommissie (17.10.2012)

aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)
(COM(2011)0873 – C7‑0506/2011 – 2011/0427(COD))

Rapporteur voor advies: Dominique Riquet

BEKNOPTE MOTIVERING

1. Reikwijdte van het voorstel

Het voorstel tot instelling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur) maakt deel uit van de inspanningen van de Unie die ertoe moeten leiden dat de grenscontroleautoriteiten van de lidstaten beter kunnen optreden aan de buitengrenzen (van de Schengenruimte). Het moet de lidstaten helpen een volledig beeld te krijgen van de situatie aan hun buitengrenzen en moet ook zorgen voor een coherentere en systematischere informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en het Agentschap. Wat de externe dimensie van het grensbeheer betreft, moet Eurosur ondersteuning bieden om de samenwerking met derde landen te verbeteren en hun grensbewakings- en grensbeheervermogen te vergroten op gebieden die een rechtstreekse impact hebben voor de EU (bijv. systemen en infrastructuur van derde landen koppelen aan deze van de EU om regelmatige informatie-uitwisseling mogelijk te maken).

2. Uitvoering

De verschillende componenten van Eurosur zullen voornamelijk ten uitvoer worden gelegd door het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de Unie (Frontex)[1] en door de lidstaten, zoals beschreven in de mededeling van 2008 betreffende Eurosur[2].

In tegenstelling tot de twee parallelle programma's "Fonds voor interne veiligheid" en "Fonds voor asiel en migratie", is Eurosur niet bedoeld als EU-fonds, maar moet het een gemeenschappelijk technisch kader aanreiken en normen ontwikkelen die nodig zijn om de samenwerking te rationaliseren en moet het ook instaan voor communicatie, 24 uur op 24 en 7 dagen op 7, tussen de autoriteiten (van de EU en de lidstaten). De voorgestelde Eurosur-verordening zou eind 2013 in werking moeten treden. Het bij het voorstel gevoegde financieel memorandum[3] beperkt zich tot de periode 2014-2020, ondanks het feit dat de toelichting van de verordening ook voorziet in financiering onder het huidige meerjarig financieel kader aangezien Eurosur in 2011 als proefproject werd gelanceerd. Voor de periode 2014-2020 wordt niet voorzien in financiering via een afzonderlijke begrotingslijn, maar wel uit twee bronnen in de EU-begroting (reeds bestaand of nog in te voeren):

· Momenteel worden de lidstaten gesteund met kredieten uit het Buitengrenzenfonds van de EU (begrotingslijn 18 02 06), en dit tot het eind van het huidige MFK (eind 2013). Vanaf 2014 zou een nieuwe begrotingslijn (18 02 XX XX - "Fonds voor interne veiligheid – Grenzen en visa") worden gecreëerd in de nieuwe begrotingsstructuur voor het MFK 2014-2020, en een deel daarvan zou dienen om de ontwikkeling van een aantal van de verschillende Eurosur-componenten te financieren (bijv. oprichting van de nationale coördinatiecentra).

· Anderzijds zou Frontex (begrotingslijn 18 02 03 02) zijn eigen begroting gebruiken om het communicatienetwerk en andere horizontale componenten van Eurosur op te zetten, zoals het Europees situatiebeeld en het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens, waarbij deze middelen indien nodig zouden worden aangevuld met steun uit het Fonds voor interne veiligheid (direct of indirect gecentraliseerd financieel beheer).

De totale gevolgen voor de EU-uitgaven over de periode van zeven jaar (2014-2020) worden geraamd op ongeveer EUR 244,021 miljoen. Ongeveer EUR 112 miljoen zou gefinancierd worden met kredieten uit het nieuwe "Fonds voor interne veiligheid – Grenzen en visa", en EUR 132 miljoen door Frontex (begrotingslijn 18 02 03 02), wat toch een aanzienlijk deel lijkt van de geraamde totale zevenjarige begroting van Frontex van EUR 614 miljoen.

Ter vergelijking: voor de huidige rubriek 3 A heeft de Commissie in het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 een totale indicatieve begroting van EUR 10 911 miljoen voorgesteld.

Dit bedrag dekt de financiële programma's en de EU-agentschappen die actief zijn op het gebied van binnenlandse zaken. De agentschappen zijn goed voor EUR 1,572 miljoen in lopende prijzen.

De personele middelen voor de uitvoering van het kader (toezicht op en ondersteuning van het dagelijks beheer van Eurosur) worden geraamd op slechts 2 AD's in de hoofdvestiging van de Commissie (DG HOME). Volgens het voorstel zijn zij reeds toegewezen voor het beheer van deze actie en/of binnen het DG herverdeeld. Mochten aanvullende middelen noodzakelijk zijn, dan benadrukt de rapporteur dat deze enkel aan het beherende DG kunnen worden toegewezen in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen.

3. Standpunt van de rapporteur

De rapporteur steunt de voortzetting en de ontwikkeling van Eurosur omdat grensbewaking een gebied is waarop de Unie ongetwijfeld Europese meerwaarde biedt ten opzichte van louter nationale maatregelen. Illegale immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit zijn immers van nature verschijnselen die het grondgebied van afzonderlijke lidstaten overstijgen.

Er moet evenwel worden opgemerkt dat de voorgestelde financiering voor Eurosur zeer complex is. Dit is enerzijds het gevolg van de drie mogelijke beheersniveaus (direct gecentraliseerd beheer, indirect gecentraliseerd beheer en gedeeld beheer), en anderzijds van de financieringsperiode (het huidige meerjarig financieel kader en het MFK 2014-2020), waardoor de financiering uit verschillende bronnen in deze twee kaders moet komen.

Zolang de begroting 2013 niet is vastgesteld, is het moeilijk te analyseren welke bedragen van welke betrokken begrotingslijnen onder het huidige MFK moeten worden genomen (Buitengrenzenfonds, Frontex, zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling, en instrument voor ontwikkelingssamenwerking). De begeleidende effectbeoordeling bij het Commissievoorstel betreffende Eurosur[4] bevat een verdeling van de kosten, maar deze is niet opgenomen in het voorstel zelf.

Ten aanzien van de uitgaven tijdens het MFK 2014-2020 – zonder afbreuk te doen aan het resultaat van de onderhandelingen over het volgende MFK, betreurt de rapporteur dat de Commissie geen enkele begrotingsreferentie opneemt in het juridisch bindend gedeelte van het voorstel betreffende Eurosur.

Tot slot benadrukt de rapporteur dat er bij de uitgaven voor de nationale coördinatiecentra en voor maatregelen in aangrenzende derde landen geen criteria voor de toewijzing van middelen zijn opgenomen.

AMENDMENTEN

De Begrotingscommissie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Amendement  1

Ontwerpwetgevingsresolutie

Paragraaf 1 bis (nieuw)

Ontwerpwetgevingsresolutie

Amendement

 

1 bis. herinnert aan zijn resolutie van 8 juni 2011 over investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa1; herhaalt dat in het volgende meerjarig financieel kader voldoende aanvullende financiële middelen ter beschikking moeten worden gesteld om de Unie in staat te stellen uitvoering te geven aan haar huidige beleidsprioriteiten en de nieuwe taken zoals vastgelegd in het Verdrag van Lissabon, alsook om in te spelen op onvoorziene gebeurtenissen; wijst erop dat zelfs als het niveau van de middelen in het volgende MFK ten minste 5% hoger ligt dan het niveau van 2013, slechts een beperkte bijdrage kan worden geleverd aan het realiseren van de afgesproken doelen en toezeggingen van de Unie en het beginsel van solidariteit in de Unie; verzoekt de Raad, indien hij deze benadering niet deelt, duidelijk aan te geven welke van zijn politieke prioriteiten of projecten geheel kunnen worden opgegeven, ondanks de bewezen Europese meerwaarde ervan;

 

_______________

 

1 Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0266.

Amendement  2

Ontwerpwetgevingsresolutie

Paragraaf 1 ter (nieuw)

Ontwerpwetgevingsresolutie

Amendement

 

1 ter. benadrukt dat punt 47 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer1 moet worden toegepast voor de uitbreiding van het mandaat van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (het "Agentschap"); benadrukt dat elk besluit van de wetgevingsautoriteit met het oog op die uitbreiding geen afbreuk mag doen aan de besluiten van de begrotingsautoriteit in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure;

 

________________

 

1 PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

Amendement  3

Ontwerpwetgevingsresolutie

Paragraaf 1 quater (nieuw)

Ontwerpwetgevingsresolutie

Amendement

 

1 quater. verzoekt de Commissie een nieuw financieel memorandum in te dienen dat ten volle rekening houdt met de gevolgen van de wetgevingsovereenkomst tussen het Europees Parlement en de Raad om te voldoen aan de begrotings- en personele eisen in het Agentschap en de diensten van de Commissie;

Amendement  4

Voorstel voor een verordening

Overweging 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1) De instelling van een Europees grensbewakingssysteem (hierna "Eurosur" genoemd) is nodig om de informatie-uitwisseling en operationele samenwerking tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten en met het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 (Frontex), hierna "het Agentschap" genoemd, te versterken. Eurosur moet deze autoriteiten en het Agentschap voorzien van de infrastructuur en de instrumenten die nodig zijn voor het verbeteren van hun situationeel bewustzijn en reactievermogen bij het opsporen en voorkomen van illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit en het beschermen en redden van de levens van migranten aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie.

(1) De instelling van een Europees grensbewakingssysteem (hierna "Eurosur" genoemd) is nodig om de informatie-uitwisseling en operationele samenwerking tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten en met het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 (Frontex), hierna "het Agentschap" genoemd, te versterken. Eurosur moet deze autoriteiten en het Agentschap voorzien van de infrastructuur en de instrumenten die nodig zijn voor het verbeteren van hun situationeel bewustzijn en reactievermogen bij het opsporen en voorkomen van illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit, waardoor wordt bijgedragen aan een betere bescherming en redding van de levens van migranten aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie.

Amendement  5

Voorstel voor een verordening

Overweging 5 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(5 bis) Het Agentschap moet worden uitgerust met passende financiële en personele middelen die noodzakelijk zijn om de aanvullende, krachtens deze verordening toegewezen taken naar behoren te vervullen. Daartoe moet in de procedure voor de opstelling en de uitvoering van en het toezicht op de begroting, zoals vastgesteld in de artikelen 29 en 30 van Verordening (EG) nr. 2007/2004, rekening worden gehouden met deze taken. De begrotingsautoriteit moet waarborgen dat wordt voldaan aan de beste normen op het gebied van doeltreffendheid.

Amendement  6

Voorstel voor een verordening

Overweging 9 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(9 bis) De uitgaven uit de fondsen van de Unie en de lidstaten op het gebied van binnenlandse zaken moeten beter worden gecoördineerd om het gebruik van de eigen begroting te optimaliseren. Dit moet bijdragen aan meer complementariteit, efficiëntie en zichtbaarheid van de uitgaven. Meer bepaald moet Eurosur optimaal gebruik maken van bestaande capaciteit op het gebied van personele middelen en technische uitrusting, zowel op EU-niveau als op nationaal niveau, waarbij militair-civiele samenwerking wordt bevorderd.

Amendement  7

Voorstel voor een verordening

Overweging 9 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(9 ter) Mechanismen waarbij voor de uitvoering van Eurosur een beroep wordt gedaan op de begroting van de Unie, moeten transparant zijn, verantwoordingsplicht hebben en onderworpen zijn aan democratisch toezicht.

Amendement  8

Voorstel voor een verordening

Overweging 9 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(9 quater) Er moet worden gezorgd voor een goed financieel beheer van het systeem en voor een zo efficiënt mogelijke uitvoering, waarbij er sprake is van rechtszekerheid en van toegankelijkheid van het systeem voor alle deelnemers.

Amendement  9

Voorstel voor een verordening

Overweging 9 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(9 quinquies) De Commissie moet de resultaten van de uitvoering van Eurosur regelmatig beoordelen aan de hand van duidelijke, eenvoudige en meetbare indicatoren. Deze indicatoren moeten de basis vormen om vast te stellen in hoeverre de doelstellingen van het systeem zijn gehaald.

Amendement  10

Voorstel voor een verordening

Artikel 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk kader ingevoerd voor de informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de lidstaten en het Agentschap om het situationeel bewustzijn en het reactievermogen aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie te vergroten, hierna "het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)" genoemd.

Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk kader ingevoerd voor de informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de lidstaten en het Agentschap om het situationeel bewustzijn en het reactievermogen aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie te vergroten, waardoor wordt bijgedragen aan een betere bescherming en redding van de levens van migranten aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, hierna "het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)" genoemd.

Amendement  11

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – letter g (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

g) "het Agentschap": het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad.

Amendement  12

Voorstel voor een verordening

Artikel 4 – lid 1 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

c) een communicatienetwerk;

c) een gegevensuitwisselings- en communicatienetwerk;

Amendement  13

Voorstel voor een verordening

Bijlage – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b) De beginselen van samenhangend beheer en de toepassing van bestaande structuren: het Agentschap zorgt voor samenhang tussen de verschillende componenten van het Eurosur-kader, onder meer door de nationale coördinatiecentra begeleiding en ondersteuning te geven en de interoperabiliteit van informatie en technologie te bevorderen. Voor zover mogelijk maakt het Eurosur-kader gebruik van bestaande systemen en capaciteiten. Eurosur wordt dan ook ingesteld met volledige inachtneming van het initiatief voor een gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur voor de bewaking van het maritieme gebied in de EU, waarmee wordt bijgedragen tot en geprofiteerd van een gecoördineerde en kostenefficiënte aanpak voor informatie-uitwisseling tussen verschillende sectoren in de Unie.

b) De beginselen van samenhangend beheer en de toepassing van bestaande structuren: het Agentschap zorgt voor samenhang tussen de verschillende componenten van het Eurosur-kader, onder meer door de nationale coördinatiecentra begeleiding en ondersteuning te geven en de interoperabiliteit van informatie en technologie te bevorderen. Voor zover mogelijk maakt het Eurosur-kader gebruik van bestaande systemen en capaciteiten om optimaal gebruik te maken van de begroting van de Unie en overlapping te voorkomen. Eurosur wordt dan ook ingesteld met volledige inachtneming van het initiatief voor een gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur voor de bewaking van het maritieme gebied in de EU, waarmee wordt bijgedragen tot en geprofiteerd van een gecoördineerde en kostenefficiënte aanpak voor informatie-uitwisseling tussen verschillende sectoren in de Unie.

PROCEDURE

Titel

Instelling van een Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)

Document- en procedurenummers

COM(2011)0873 – C7-0506/2011 – 2011/0427(COD)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

LIBE

2.2.2012

 

 

 

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

BUDG

2.2.2012

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Dominique Riquet

15.2.2012

Datum goedkeuring

10.10.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

28

4

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marta Andreasen, Richard Ashworth, Francesca Balzani, Zuzana Brzobohatá, Göran Färm, José Manuel Fernandes, Eider Gardiazábal Rubial, Salvador Garriga Polledo, Jens Geier, Ivars Godmanis, Lucas Hartong, Jutta Haug, Sidonia Elżbieta Jędrzejewska, Ivailo Kalfin, Sergej Kozlík, Jan Kozłowski, Alain Lamassoure, Giovanni La Via, George Lyon, Barbara Matera, Juan Andrés Naranjo Escobar, Nadezhda Neynsky, Dominique Riquet, Potito Salatto, Alda Sousa, Helga Trüpel, Derek Vaughan, Angelika Werthmann

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Alexander Alvaro, Jürgen Klute, Georgios Papastamkos, Nils Torvalds, Catherine Trautmann

  • [1]  Opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 (PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1).
  • [2]  Mededeling van de Commissie van 13 februari 2008 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: "Onderzoek naar de mogelijkheden tot instelling van een Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)" - COM(2008)0068.
  • [3]  Bij het voorstel COM(2011)0873 gevoegde financieel memorandum, blz. 25.
  • [4]  SEC(2011)1536.

PROCEDURE

Titel

Invoering van een Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)

Document- en procedurenummers

COM(2011)0873 – C7-0506/2011 – 2011/0427(COD)

Datum indiening bij EP

12.12.2011

 

 

 

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

LIBE

2.2.2012

 

 

 

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

AFET

2.2.2012

DEVE

2.2.2012

BUDG

2.2.2012

 

Geen advies

       Datum besluit

AFET

6.3.2012

DEVE

25.1.2012

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Jan Mulder

9.2.2012

 

 

 

Behandeling in de commissie

25.4.2012

3.9.2012

11.10.2012

27.11.2012

 

19.6.2013

 

 

 

Datum goedkeuring

19.6.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

41

8

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jan Philipp Albrecht, Rita Borsellino, Emine Bozkurt, Arkadiusz Tomasz Bratkowski, Salvatore Caronna, Philip Claeys, Carlos Coelho, Ioan Enciu, Tanja Fajon, Hélène Flautre, Kinga Gál, Kinga Göncz, Nathalie Griesbeck, Sylvie Guillaume, Ágnes Hankiss, Anna Hedh, Salvatore Iacolino, Sophia in ‘t Veld, Lívia Járóka, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Timothy Kirkhope, Juan Fernando López Aguilar, Baroness Sarah Ludford, Svetoslav Hristov Malinov, Véronique Mathieu Houillon, Anthea McIntyre, Nuno Melo, Roberta Metsola, Antigoni Papadopoulou, Georgios Papanikolaou, Carmen Romero López, Judith Sargentini, Birgit Sippel, Csaba Sógor, Renate Sommer, Rui Tavares, Nils Torvalds, Kyriacos Triantaphyllides, Axel Voss, Renate Weber, Josef Weidenholzer, Tatjana Ždanoka, Auke Zijlstra

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Elena Oana Antonescu, Dimitrios Droutsas, Monika Hohlmeier, Jan Mulder, Marco Scurria

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Jürgen Creutzmann, Jelko Kacin

Datum indiening

24.6.2013