VERSLAG over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de aanneming van de euro door Letland op 1 januari 2014

25.6.2013 - (COM(2013)0345 – C7‑0183/2013 – 2013/0190(NLE)) - *

Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Burkhard Balz
PR_NLE-CN_art55am


Procedure : 2013/0190(NLE)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0237/2013
Ingediende teksten :
A7-0237/2013
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de aanneming van de euro door Letland op 1 januari 2014

(COM(2013)0345 – C7‑0183/2013 – 2013/0190(NLE))

(Raadpleging)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2013)0345),

–   gezien het convergentieverslag van de Commissie van 2013 (COM(2013)0341) met betrekking tot Letland en het convergentieverslag van de Europese Centrale Bank (ECB) van juni 2013,

   gezien het document van de diensten van de Commissie bij het convergentieverslag van de Commissie van 2013 met betrekking tot Letland (SWD(2013)0196),

   gezien zijn resolutie van 1 juni 2006 over de uitbreiding van de eurozone[1],

–   gezien zijn resolutie van 20 juni 2007 over de verbetering van de raadplegingsprocedure van het Europees Parlement inzake de procedures voor de uitbreiding van de eurozone[2],

–   gezien artikel 140, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7-0183/2013),

–   gezien artikel 83 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A7-0237/2013),

A. overwegende dat op grond van artikel 140 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) het bereiken van een hoge mate van duurzame convergentie wordt beoordeeld aan de hand van de mate waarin elke lidstaat aan de volgende criteria voldoet: het bereiken van een hoge mate van prijsstabiliteit; de houdbaarheid van de overheidsfinanciën; de inachtneming van de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme; en de duurzaamheid van de door de lidstaat bereikte convergentie en van zijn deelneming aan het wisselkoersmechanisme van het Europees Monetair Stelsel, hetgeen tot uitdrukking komt in het niveau van de rentevoet voor de lange termijn (de criteria van Maastricht);

B.  overwegende dat Letland heeft voldaan aan de criteria van Maastricht als bepaald in artikel 140 van het VWEU en protocol nr. 13 betreffende de convergentiecriteria dat als bijlage aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het VWEU is gehecht;

C. overwegende dat de rapporteur een bezoek aan Letland heeft afgelegd om te beoordelen of het land klaar is om toe te treden tot de eurozone;

D. overwegende dat de bevolking van Letland buitengewone inspanningen heeft geleverd om de financiële crisis te boven te komen en naar de weg van concurrentievermogen en groei is teruggekeerd;

1.  hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel;

2.  spreekt zich uit voor de aanneming van de euro door Letland op 1 januari 2014;

3.  merkt op dat de beoordeling van de Commissie en de Europese Centrale Bank (ECB) heeft plaatsgevonden tegen de achtergrond van de mondiale financiële crisis, die het vooruitzicht van nominale convergentie voor een groot aantal andere lidstaten heeft verslechterd en meer bepaald een aanzienlijke, cyclische neerwaartse beweging van de inflatiepercentages heeft uitgelokt;

4.  merkt in het bijzonder op dat de mondiale financiële crisis Letland hard heeft getroffen op het vlak van armoede, werkloosheid en demografische ontwikkelingen; dringt er bij Letland en zijn partners in de Unie op aan strikte macroprudentiële normen toe te passen waarmee wordt beoogd niet-duurzame kapitaalstromen en trends inzake kredietgroei zoals vóór de crisis te voorkomen;

5.  stelt vast dat Letland aan de criteria voldoet dankzij de vastberaden, geloofwaardige en duurzame inspanningen van de Letse regering en de Letse bevolking; wijst erop dat de algemene duurzaamheid van de macro-economische en financiële situatie zal afhangen van de uitvoering van evenwichtige en verregaande hervormingen die zijn gericht op de combinatie van discipline met solidariteit en op de lange termijn duurzame investeringen, niet alleen in Letland, maar ook in de economische en monetaire unie in het geheel;

6. merkt op dat de Europese Centrale Bank in zijn convergentieverslag van 2013 enige bezorgdheid heeft geuit over de duurzaamheid op de lange termijn van de economische convergentie van Letland; benadrukt in het bijzonder de volgende verklaringen en aanbevelingen van dit verslag:

- lid worden van een muntunie houdt voorafgaande monetaire en wisselkoersinstrumenten in en veronderstelt een groter belang voor interne flexibiliteit en weerbaarheid; de autoriteiten moeten daarom manieren overwegen om de alternatieve anti-cyclische beleidsinstrumenten die zij ter beschikking hebben, te versterken, naast hetgeen al sinds 2009 werd gedaan;

- Letland moet verdergaan op de weg van een uitgebreide begrotingsconsolidatie overeenkomstig de vereisten van het stabiliteits- en groeipact en moet een begrotingskader uitvoeren en naleven dat een terugkeer in de toekomst naar een pro-cyclisch beleid helpt te voorkomen;

- zowel de nood aan een sterker institutioneel milieu als het feit dat de schaduweconomie, die weliswaar afneemt, nog steeds relatief groot wordt geschat, brengen niet alleen verliezen van overheidsinkomsten met zich mee, maar vervalsen ook de mededinging, schaden het concurrentievermogen van Letland, verminderen de aantrekkelijkheid van het land als bestemming voor directe buitenlandse investeringen en belemmeren zo langetermijninvesteringen en de productiviteit; is van mening dat deze bezorgdheden serieus moeten worden genomen, vooral als de huidige trends inzake inflatie en financiële stromen worden gekeerd; denkt echter dat deze bezorgdheden geen verandering brengen in de over het geheel genomen positieve beoordeling over de aanneming van de euro door Letland;

7.  verzoekt de Letse regering om voortzetting van haar voorzichtige begrotingsbeleid en het over de hele linie op stabiliteit gerichte beleid, gelet op de macro-economische onevenwichtigheden en de risico's voor de prijsstabiliteit die zich in de toekomst kunnen voordoen, alsmede ter correctie van de door de Commissie in het kader van het waarschuwingsmechanismeverslag geïdentificeerde onevenwichtigheden; merkt op dat de prijsstabiliteit in Letland sterk afhangt van de volatiliteit van grondstofprijzen wegens de lage energie-efficiëntie en de hoge invoer van energie van één bepaalde bron in de samenstelling van een consumptiepakket; roept de Letse regering op hierin te verbeteren en haar algemene inspanningen op te voeren om alle nationale doelstellingen van EU 2020 te behalen;

8.  uit zijn bezorgdheid over de momenteel beperkte steun van de Letse burgers voor de aanneming van de euro; verzoekt de Letse regering en autoriteiten de Letse burgers beter te informeren teneinde meer draagvlak voor de aanneming van de euro te verkrijgen; verzoekt de Letse regering en autoriteiten hun informatie- en communicatiecampagne voort te zetten om alle Letse burgers te bereiken;

9.  dringt er bij de Letse regering op aan de structurele tekortkomingen op de arbeidsmarkt aan te pakken met passende structurele en onderwijshervormingen; dringt er in het bijzonder bij de Letse regering op aan het armoedeniveau en de breder wordende inkomenskloof aan te pakken;

10. onderkent de stabiliteit van het Letse bankwezen gedurende de laatste drie jaar; wijst er echter op dat het bankenzakenmodel tijdens de eerste fase van de mondiale financiële crisis voor serieuze uitdagingen heeft gestaan; benadrukt dat een totale ineenstorting van het Letse financiële systeem toen slechts kon worden voorkomen door een bail-out van de EU en het IMF; is ingenomen met de recente hervormingen ter versterking van de regelgeving van Letse banken die actief zijn op het gebied van door niet-ingezetenen aangehouden deposito’s; dringt er bij de Letse autoriteiten op aan ervoor te zorgen dat een strikt toezicht op deze banken wordt gehandhaafd alsook adequate bijkomende maatregelen voor risicobeheer worden uitgevoerd; roept de Letse autoriteiten voorts op behoedzaam te blijven over mogelijke verkeerde combinaties tussen de activa-passiva-looptijdenstructuren van de banken, die als een gevaar voor financiële stabiliteit kunnen worden beschouwd;

11. verzoekt de Letse autoriteiten de lopende praktische voorbereidingen voort te zetten teneinde een soepel overgangsproces te waarborgen; verzoekt de regering van Letland gepaste controlemechanismen op te zetten teneinde ervoor te zorgen dat de invoering van de euro niet wordt gebruikt voor verborgen prijsstijgingen;

12. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

13. betreurt het dat het Parlement was verzocht zijn standpunt te geven overeenkomstig artikel 140 VWEU binnen een extreem klein tijdskader; vraagt de Commissie en de lidstaten die van plan zijn de euro aan te nemen, een gepast tijdskader te verschaffen zodat het Parlement een standpunt kan geven op basis van een uitgebreider en inclusiever debat;

14. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

15. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Centrale Bank, de Eurogroep en de regeringen van de lidstaten.

  • [1]     PB C 298 van 8.12.2006, blz. 249.
  • [2]     PB C 146 E van 12.6.2008, blz. 251.

TOELICHTING

Op 4 maart 2013 heeft Letland een verzoek ingediend om een convergentieverslag op grond van artikel 140, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De criteria waaraan Letland moet voldoen om de euro op 1 januari 2014 aan te nemen zijn opgenomen in artikel 140, lid 1, van het VWEU.

Letland is momenteel een "lidstaat met een derogatie", en daarom geen lid van de eurozone.

Artikel 140, lid 2, VWEU stelt dat de Raad, op basis van de verslagen van de Commissie en de ECB en na raadpleging van het Europees Parlement, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit welke lidstaten met een derogatie volgens de criteria van artikel 140, lid 1, VWEU, aan de noodzakelijke voorwaarden voldoen, en de derogaties van de betrokken lidstaten intrekt.

Op 5 juni 2013 heeft de Commissie in haar convergentieverslag het voorstel gedaan dat Letland per 1 januari 2014 de euro aanneemt.

Het Europees Parlement heeft de taak het convergentieverslag met het bijgaande wetgevingsvoorstel te onderzoeken en daarover een standpunt uit te brengen. Ondanks enkele kanttekeningen bij specifieke kwesties doet de rapporteur de aanbeveling om de derogatie per 1 januari 2014 in te trekken.

De rapporteur merkt met betrekking tot de convergentiecriteria van artikel 140, lid 1, VWEU op:

1.        Verenigbaarheid van de nationale wetgeving met de artikelen 130 en 131 van het Verdrag en met de statuten van de ECB

Wijzigingen in de Wet betreffende de Bank van Letland, de vaststelling van de Wet betreffende de begrotingsdiscipline en de Wet inzake de overgang naar de euro hebben ertoe geleid dat Letland geheel voldoet aan de eisen in verband met de aanneming van de euro zoals vastgelegd in de verdragen en de statuten van de Europese Centrale Bank en het Europees Stelsel van Centrale Banken.

2.        Verwezenlijken van een hoog niveau van prijsstabiliteit

Het gemiddelde van de HICP-inflatie over 12 maanden bedroeg in de referentieperiode (mei 2012 tot april 2013) 1,3%, ruim onder de referentiewaarde 2,7%. Daarmee is Letland naast Zweden en Ierland een van de drie best presterende lidstaten die de referentiewaarde voor inflatie aanhouden. Hoewel verwacht wordt dat de momenteel zeer lage HICP-inflatie zal toenemen, zal Letland volgens de ramingen in de komende maanden onder de referentiewaarde blijven. Een voorzichtig begrotingsbeleid zal naar verwachting leiden tot de handhaving van een duurzaam niveau van prijsstabiliteit.

3.        Duurzaamheid van de financiële positie van de overheid

De Raad heeft een beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Letland gegeven. In het referentiejaar 2012 bedroeg het algemene overheidstekort 1,2% van het bbp. De bruto overheidsschuld beliep 40,7% van het bbp. In het licht van de voorjaarsprognoses van de Europese Commissie van mei 2013 die wijzen op een geraamd overheidstekort van 1,2% van het bbp en een schuld van 43,2% van het bbp, is de Commissie van oordeel dat het buitensporig tekort is gecorrigeerd.

3.1      De terugbetaalcapaciteit van Letland in het kader van betalingsbalansprogramma’s

Terwijl de Letse overheid activa bijeen brengt om in 2014-2015 grote schuldaflossingen aan de EU en de Wereldbank te verrichten, zal het schuldniveau naar verwachting in 2013 toenemen. De verschuldigde aflossingen in het kader van de betalingsbalanssteunprogramma's van de EU en de Wereldbank zijn opgenomen in de ramingen voor de komende jaren van de overheidsschuld en rentebetalingen. Deze schulden worden geherfinancierd met overheidsleningen op de financiële wereldmarkten waarop Letland momenteel zeer gunstige financieringsvoorwaarden verkrijgt. Dit maakte het mogelijk om eind 2012 een bij het IMF uitstaande verplichting vervroegd te voldoen. Bijna 60% van deze betalingen vonden voortijdig plaats. Aangezien de terugbetalingen aan de EU en de Wereldbank in 2014 en 2015 plaatsvinden, zal de schuldquote naar verwachting in 2014 wederom dalen, en wel tot 40%.

4.        Inachtneming van de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme II gedurende ten minste de afgelopen 2 jaar

Op 2 mei 2005 werd de Letse lats (LVL) opgenomen in het Wisselkoersmechanisme (WKM II). De normale fluctuatiemarge is gesteld op +/- 15%. Sinds de deelname aan het WKM II heeft Letland een nauwere fluctuatiemarge aangehouden van +/- 1% ten opzichte van de spilkoers. Tijdens de beide jaren die aan deze beoordeling voorafgingen week de wisselkoers van de LVL niet meer dan ±1% van de spilkoers af. De wisselkoers heeft de laatste twee jaar niet sterk onder druk gestaan.

5.        Duurzaamheid van de convergentie, weerspiegeld in het niveau van de rentevoet voor de lange termijn

De ontwikkeling van het niveau van de rentevoet voor de lange termijn wordt beoordeeld op basis van het rendement op de secundaire markt op een enkele Letse als referentie gehanteerde obligatie met een resterende looptijd van ongeveer tien jaar. Daarmee is Letland wederom, naast Zweden en Ierland een van de drie best presterende lidstaten die de referentiewaarde van 5,5% aanhouden. Het twaalfmaands voortschrijdend gemiddelde van het rendement op de Letse benchmarkobligatie beliep 3,8% in april 2013, waarmee het ruim onder de referentiewaarde lag.

6.        Economische integratie en convergentie (artikel 140, lid 1, laatste alinea)

Sinds de overgang naar de markteconomie heeft Letland de laatste decennia een aanzienlijke economische vooruitgang geboekt. Economische hervormingen hebben een grote rol gespeeld in deze vooruitgang, door het concurrentievermogen te vergroten, de integratie in de EU-economie maar ook in de wereldeconomie in het algemeen te vergemakkelijken. Opeenvolgende regeringen in Letland zijn ook buitengewoon doortastend geweest in het doorvoeren van structurele hervormingen. De recente hervormingen in 2009-2010 brachten tijdens de crisis aanzienlijke loonsverlagingen en belastingverhogingen met zich mee. Deze bezuinigingsmaatregelen zijn zeer succesvol gebleken en hebben de weg geëffend voor Letland om uit de crisis te geraken. Ondanks de hoge kosten op korte termijn is Letland in staat geweest om een geloofwaardig beleid toe te passen zodat het land weer de weg heeft gevonden naar een stabiele groei. De economische indicatoren zijn de laatste jaren buitengewoon veranderlijk geweest. Als gevolg van enorme kapitaalinvoer die grotendeels heeft bijgedragen aan de financiering van buitenproportionele groei in bouw en consumptie, was in 2006 het tekort op de lopende rekening 22,5% van het bbp, een historisch groot tekort. Tijdens de ernstige crisis in 2009-2010 is dit ingrijpend gecorrigeerd, met als resultaat een overschot van 8,6% in 2009. Sindsdien is de lopende rekening gestabiliseerd op een laag tekort van 1,7% in 2012 en blijft naar verwachting stabiel.

Letland is door handels- en investeringsbetrekkingen goed in de EU-economie geïntegreerd. Het is een kleine, open economie die sinds de toetreding tot de EU in 2004 over meer exportmarkten beschikt en meer handelsmogelijkheden heeft ontwikkeld. Het aandeel van goederen- en dienstenuitvoer in het bbp is nog steeds lager dan in de omringende Baltische landen. De handelsintegratie met de EU neemt echter zeer snel toe, evenals de uitvoer naar Rusland, de voornaamste handelspartner van Letland buiten de EU-27.

De concurrentiekracht van Letland heeft baat bij de ambitieuze hervormingen in het bedrijfsleven. Aanloopkosten zijn verlaagd, procedures voor eigendomsregistratie, bouwvergunningen en inning van belastingen zijn vereenvoudigd en insolventieprocedures gestroomlijnd. In het toezichtverslag van de Commissie in 2012 inzake concurrentievermogen wordt het ondernemingsklimaat van Letland als bovengemiddeld gerangschikt. De concurrentiekracht van Letland in de industriële sector verbetert gestaag maar op het terrein van innovatie dient nog werk te worden verzet.

Wat betreft de omzetting van EU-wetgeving is Letland een van de best presterende landen in de EU met een omzettingsachterstand van 0,4% in november 2012[1].

7.        Specifieke uitdagingen voor Letland

7.1      De stabiliteit van de financiële sector

De financiële sector is goed geïntegreerd in het financiële stelsel van de EU, in het bijzonder vanwege de banden met de financiële groepen in Scandinavië. Het Letse bankwezen is relatief bescheiden in omvang wat betreft het totaal aan activa dat 129% van het bbp beloopt (EU-gemiddelde 369% van het bbp) en tamelijk klein in absolute cijfers (28 miljard EUR). De financiële dienstensector in Letland maakt slechts 3,5% uit van het bbp.

Letland kent een lange traditie in de bancaire dienstverlening aan niet-ingezeten klanten. Het grote aandeel van door niet-ingezetenen aangehouden deposito’s (NRD), dat in 2012 48,9% beliep, is karakteristiek voor het Letse bankwezen. Volgens het IMF wordt 80 tot 90% van deze deposito’s aangehouden door beleggers uit de voormalige GOS-landen. Redenen van geografische, historische en culturele aard spelen in dit verband een grote rol, in het bijzonder de geografische nabijheid van Rusland en de grote Russischsprekende minderheid in Letland.

De in deze depositomarkt gespecialiseerde en actieve banken nemen ongeveer een derde van de activa van het totale bankwezen voor hun rekening. Deze banken zijn echter nauwelijks actief op de thuismarkt die door dochterondernemingen en filialen van grote Scandinavische banken wordt beheerst. Het aandeel van NRD-banken op de binnenlandse krediet-en depositomarkt bedroeg respectievelijk 11,2% en 10,3% eind 2012. De totale nettobijdrage van de NRD-sector aan de financiële rekening en de deviezenreserves is tamelijk beperkt.

Teneinde de aan de NRD-activiteiten verbonden risico’s te beheersen zijn deze banken aan een strenge regelgeving gebonden. Letland heeft inmiddels omvattende maatregelen ingevoerd zoals aanvullende kapitaals- en liquiditeitseisen voor deze banken. Bovendien zorgt de zogenoemde stresstest inzake liquiditeiten ervoor dat iedere bank een uitstroom van tot de helft van zijn deposito’s moet kunnen opvangen zonder zijn toevlucht te hoeven zoeken bij andere financieringsmiddelen. De Commissie voor financiële en kapitaalmarkten houdt zeer actief toezicht op en waarborgt een strikte controle van de NRD-banken met inbegrip van hun interne procedures, de kwaliteit van de activa en daarmee corresponderende rekeningen.

Letland voldoet weliswaar aan de internationale regels ter bestrijding van het witwassen, maar het blijft cruciaal om deze normen vastberaden en effectief uit te voeren.

7.2      Beperkt draagvlak voor de timing van de aanneming van de euro

In het geval van Letland blijft de beperkte publieke steun voor de euro een groot probleem. Bezorgdheid over een mogelijk verlies van nationale identiteit, verlies van controle over de overheidsfinanciën en ongerechtvaardigde prijsverhogingen in de overgang naar de euro waren de voornaamste redenen voor de angst van de Letten, volgens een peiling in 2012 in het kader van de Eurobarometer. Bovendien leveren alle geledingen van de samenleving kritiek op het gebrek aan communicatie van de regering en autoriteiten. Hoewel een alomvattende informatie- en communicatiecampagne van start is gegaan hebben deze initiatieven een groot deel van het publiek nog niet bereikt.

De oppositie stemde in het parlement tegen de aanneming van de euro met het betoog dat noch de Letse economie, noch de samenleving gereed zijn voor de euro en dat de huidige stand van zaken in de eurozone niet gunstig is. In de Letse samenleving overheerst de twijfel of de timing van de aanneming van de euro wel juist is.

Peilingen uit februari 2013 (TNS) wijzen uit dat 63% van de Letse burgers een zeer of tamelijk negatieve mening heeft over de euro, en 33% een zeer of tamelijk positief standpunt over de munt. Recente opiniepeilingen wijzen op een langzame afname van de zeer negatieve meningen. Het is uiterst belangrijk dat de Letse regering en autoriteiten zich blijven inspannen om de burgers te informeren en met hen een constructief dialoog over de aanneming van de euro aangaan.

           7.3      De Letse arbeidsmarkt

Een andere uitdaging is de langdurige werkloosheid. De arbeidsmarkt kenmerkte zich tijdens de crisis weliswaar door een hoge mate van flexibiliteit, maar werkzoekenden waren zeer mobiel binnen de EU wat tot een toenemende emigratie en een aanzienlijke uitstroom van waardevolle arbeidskrachten heeft geleid. Het economische herstel en de voortdurende inspanningen om banen te creëren hebben in 2012 de emigratie verminderd. De sterke groeipercentages brengen de werkloosheidscijfers langzaam naar beneden van de piek in 2010 van 19,8% tot 14,9% in 2012. De structurele werkloosheid blijft hoog in het bijzonder door regionale verschillen en discrepantie tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden op bepaalde delen van de arbeidsmarkt. Verbetering van het functioneren van de arbeidsmarkt blijft cruciaal om een verlies aan mogelijke output en buitensporige loonaanpassingen te voorkomen. De structurele tekortkomingen op de arbeidsmarkt dienen te worden aangepakt met een actief arbeidsmarktbeleid en onderwijshervormingen.

8.        Opmerking inzake de raadpleging van het Europees Parlement

In voorgaande procedures met betrekking tot de aanneming van de euro heeft de formele raadpleging van het Europees Parlement dikwijls onder onacceptabele tijdsdruk plaatsgevonden.

In dit geval is de tijd die formeel tussen de publicatie van het convergentieverslag op 5 juni en het noodzakelijke beraad van het Parlement in plenaire vergadering van 1-4 juli is toegewezen ook niet toereikend. Het strakke schema voor de parlementaire behandeling maakt vertaling van het ontwerpverslag onmogelijk (wat leidt tot een louter Engelstalige procedure) en zorgt voor een onvoldoende inhoudelijke en grondige toetsing van het convergentieverslag.

Vooruitlopend op deze problemen zijn de Commissie ECON en de rapporteur hun werk vroeg begonnen door al in februari 2013 een hoorzitting met de Letse autoriteiten te beleggen (minister van Financiën en de gouverneur van de Centrale bank). In mei heeft vertrouwelijk overleg met de Commissie en de ECB plaatsgevonden. Tot slot heeft de rapporteur van 29 tot 31 mei 2013 een bezoek aan Riga afgelegd om met eigen ogen de situatie ter plaatse te aanschouwen. De rapporteur heeft niet alleen overheidsfunctionarissen ontmoet maar ook vertegenwoordigers van de centrale bank, de financiële toezichthouders, de financiële sector en de sociale partners, evenals vertegenwoordigers van actiegroepen en de oppositie die nogal sceptisch zijn over de invoering van de euro in Letland.

Ondanks de bovengenoemde problemen heeft het Parlement met zijn tijdige en proactieve inbreng andermaal aangetoond dat het een betrouwbare partner is voor snelle besluitvorming in de EU.

  • [1]  Conform het 29e jaarverslag van de Europese Commissie over de controle op de toepassing van het EU-recht (COM (2012) 714), http://ec.europa.eu/eu_law/docs/docs_infringements/annual_report_29/com_2012_714_nl.pdf.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

24.6.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

35

1

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Burkhard Balz, Elena Băsescu, Jean-Paul Besset, Sharon Bowles, George Sabin Cutaş, Leonardo Domenici, Derk Jan Eppink, Diogo Feio, Markus Ferber, Ildikó Gáll-Pelcz, Jean-Paul Gauzès, Sven Giegold, Liem Hoang Ngoc, Gunnar Hökmark, Syed Kamall, Philippe Lamberts, Werner Langen, Astrid Lulling, Hans-Peter Martin, Marlene Mizzi, Sławomir Nitras, Anni Podimata, Antolín Sánchez Presedo, Peter Simon, Peter Skinner, Ivo Strejček, Kay Swinburne, Sampo Terho, Marianne Thyssen

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Bastiaan Belder, Philippe De Backer, Saïd El Khadraoui, Sari Essayah, Sophia in ‘t Veld, Krišjānis Kariņš, Olle Ludvigsson, Catherine Stihler

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Luís Paulo Alves