VERSLAG over Europese talen die met uitsterven worden bedreigd en taalkundige verscheidenheid in de Europese Unie

26.6.2013 - (2013/2007(INI))

Commissie cultuur en onderwijs
Rapporteur: François Alfonsi

Procedure : 2013/2007(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0239/2013
Ingediende teksten :
A7-0239/2013
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over Europese talen die met uitsterven worden bedreigd en taalkundige verscheidenheid in de Europese Unie

(2013/2007(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien artikel 2 en artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–   gezien artikel 21, lid 1, en artikel 22 van het Handvest van de grondrechten,

–   gezien de Eurosmosaic-studie van de Europese Commissie die uitwijst dat er Europese talen verdwijnen omdat hun voortbestaan met behulp van de huidige instrumenten niet kan worden veiliggesteld,

–   gezien het Unesco-verdrag van 17 oktober 2003 inzake de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed, dat onder meer mondelinge tradities en uitdrukkingen omvat, inclusief taal als vehikel van immaterieel cultureel erfgoed,

–   gezien het Unesco-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen van 20 oktober 2005,

–   gezien de Unesco-wereldatlas van bedreigde talen,

–   gezien de resolutie van het Congres van lokale en regionale overheden van de Raad van Europa van 18 maart 2010 "Minderheidstalen: een bijdrage aan regionale ontwikkeling" (301/2010)[1],

–   gezien verslag nr. 12423/2010, besluit 1769/2010 en aanbeveling nr. 1944/2010 van de Raad van Europa,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 18 september 2008 "Meertaligheid: een troef voor Europa en een gemeenschappelijk engagement" (COM(2008)0566),

–   gezien de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren[2],

–   gezien het advies van het Comité van de Regio's over de bescherming en ontwikkeling van historische taalminderheden in het licht van het Verdrag van Lissabon[3],

–   gezien de resolutie van de Raad van 21 november 2008 betreffende een Europese strategie voor meertaligheid[4],

–   gezien het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden van de Raad van Europa, dat op 5 november 1992 voor ondertekening in opengesteld,

–   gezien de Universele verklaring inzake taalrechten (1996),

–   gezien het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden (1995),

–   gezien zijn resolutie van 14 januari 2004 over instandhouding en bevordering van culturele verscheidenheid: rol van de Europese regio's en van de internationale organisaties zoals Unesco en de Raad van Europa[5], alsook gezien zijn resolutie van 4 september 2003 over Europese regionale en minder gebruikte talen – minderheidstalen in de EU – in de context van uitbreiding en culturele diversiteit[6],

–   gezien zijn resolutie van 14 januari 2003 over de rol van de regionale en lokale overheden bij de Europese opbouw[7], waarin wordt verwezen naar de taalkundige verscheidenheid in Europa,

–   gezien zijn resolutie van 24 maart 2009 over meertaligheid: een troef voor Europa en een gemeenschappelijk engagement[8],

–   gezien zijn resolutie van 25 september 2008 over publieke (burger- en gemeenschaps-) media in Europa[9],

–   gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs (A7-0239/2013),

A. overwegende dat het Verdrag van Lissabon tot nu toe alleszins bevorderlijk is geweest voor het streven naar behoud van het cultureel en taalkundig erfgoed van de Europese Unie in al zijn verscheidenheid;

B.  overwegende dat de taalkundige en culturele verscheidenheid een van de grondbeginselen van de Europese Unie is, dat is bekrachtigd in artikel 22 van het Handvest van de grondrechten, waarin het volgende is bepaald: "De Unie eerbiedigt de culturele, godsdienstige en taalkundige verscheidenheid";

C. overwegende dat taalkundige verscheidenheid in de artikelen 21 en 22 van het Handvest van de grondrechten wordt erkend als een burgerrecht , hetgeen betekent dat pogingen om één taal als de enig gangbare op te leggen een beperking en een schending van de fundamentele waarden van de Unie impliceren;

D. overwegende dat bedreigde talen als deel van het Europees cultureel erfgoed gezien moeten worden en niet als een vehikel voor politieke, etnische of territoriale aspiraties;

E.  overwegende dat alle Europese talen gelijk zijn in waarde en waardigheid en een integrerend onderdeel uitmaken van de cultuur en beschaving waartoe zij behoren en dat zij bijdragen aan de verrijking van de mensheid;

F.  overwegende dat meertalige samenlevingen met een sterke samenhang die op een democratische en duurzame manier met hun taalkundige verscheidenheid weten om te gaan, bijdragen tot pluralisme, opener zijn en beter gepositioneerd om bij te dragen aan de rijkdom die meertalige verscheidenheid inhoudt;

G. overwegende dat iedere taal, waaronder ook de bedreigde talen, een weerspiegeling is van historische, maatschappelijke en culturele kennis en vaardigheden en van een creatieve mentaliteit en stijl die deel uitmaakt van de rijkdom en diversiteit van de Europese Unie en de basis vormt van de Europese identiteit; de taalkundige verscheidenheid en de aanwezigheid van bedreigde talen in een land moeten dan ook worden gezien als een troef en niet als een last, en zij moeten dienovereenkomstig worden ondersteund en bevorderd;

H. overwegende dat de Unesco in zijn wereldatlas van bedreigde talen aangeeft dat een taal met uitsterven wordt bedreigd wanneer zij niet aan een of meer van de volgende wetenschappelijke criteria voldoet: overdracht van de taal van de ene generatie op de andere; absoluut aantal sprekers; percentage sprekers op de totale bevolking; gebruik van de taal in uiteenlopende publieke en particuliere verbanden; respons op de nieuwe media; bestaan van onderwijs- en leermateriaal in de betreffende taal; houding en taalkundig beleid op het niveau van de overheid en de instellingen - gebruik en officiële status; houding van de leden van de gemeenschap ten opzichte van hun eigen taal; soort en kwaliteit documenten;

I.   overwegende dat de partijen bij het Unesco-verdrag betreffende de culturele diversiteit van 2005 passende maatregelen kunnen nemen om culturele activiteiten, goederen en diensten te beschermen, waaronder maatregelen met betrekking tot de voor deze activiteiten, goederen en diensten gebruikte talen, teneinde de diversiteit van cultuuruitingen op het grondgebied van de verdragspartijen, maar ook in het kader van internationale overeenkomsten te bevorderen;

J.   overwegende dat het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden van de Raad van Europa, dat door 16 lidstaten van de Unie is geratificeerd, fungeert als referentie voor de bescherming van talen die met uitsterven worden bedreigd en als mechanisme voor de bescherming van de minderheden die worden vermeld in de criteria van Kopenhagen, waaraan landen moeten voldoen om tot de EU te kunnen toetreden;

K. overwegende dat er volgens de Unesco in alle Europese landen en in de Europese gebieden overzee, maar ook binnen de rondtrekkende gemeenschappen van de Unie talen zijn die uitsluitend mondeling worden overgeleverd van generatie op generatie en die als bedreigd moeten worden beschouwd; overwegende dat een aantal bedreigde Europese talen die worden gesproken door grensoverschrijdende gemeenschappen, uiteenlopende niveaus van bescherming genieten al naargelang de lidstaat of regio waar de sprekers van die taal wonen;

L.  overwegende dat derhalve in sommige landen en regio’s regionale en minderheidstalen worden bedreigd of op het punt staan uit te sterven die in andere, naburige landen een officiële meerderheidstaal vormen;

M. overwegende dat de Europese taal- en cultuurdiversiteit, evenals de natuurlijke biodiversiteit, deel uitmaakt van het levend erfgoed dat essentieel is voor de duurzame ontwikkeling van onze maatschappijen, en dat deze derhalve behouden moeten blijven en beschermd moeten worden tegen de risico's op verdwijning;

N. overwegende dat respect voor taalkundige verscheidenheid een positieve bijdrage levert aan de sociale cohesie door wederzijds begrip, zelfrespect en een open houding te versterken, en tevens overwegende dat taalkundige diversiteit de toegankelijkheid van culturen bevordert en de creativiteit en de verwerving van interculturele vaardigheden ten goede komt, alsook de samenwerking tussen volkeren en landen;

O. overwegende dat in artikel 167 van het Verdrag van Lissabon duidelijk bepaald is dat “de Unie bijdraagt tot de ontplooiing van de culturen van de lidstaten onder eerbiediging van de nationale en regionale verscheidenheid van die culturen”, en dat dus niet alleen wordt opgeroepen tot initiatieven om de rijkdom van het taalkundig erfgoed van de Unie als bestanddeel van haar diversiteit te vrijwaren en te waarborgen, maar ook om nog een stap verder te gaan en dit erfgoed te ondersteunen en te bevorderen in aanvulling op het beleid van de lidstaten;

P.  overwegende dat onder het begrip taalkundige verscheidenheid van de Europese Unie zowel de officiële talen vallen als de mede-officiële talen, de regionale talen en de talen die binnen de lidstaten niet officieel worden erkend;

Q. overwegende dat onder de bedreigde talen ook talen vallen die alleen worden bedreigd op een bepaald grondgebied, waar het aantal sprekers in de gemeenschap duidelijk achteruitgaat, alsook gevallen waarin de opeenvolgende statistische tellingen een dramatische vermindering van het aantal sprekers van een specifieke taal te zien geven;

R.  overwegende dat de officiële talen van de lidstaten in verschillende gebieden van de Unie ook bedreigde talen kunnen zijn;

S.  overwegende dat, gezien de urgente situatie waarin zij verkeren, bijzondere aandacht moet worden besteed aan talen die dreigen te verdwijnen, en wel door erkenning van culturele diversiteit en meertaligheid, door het treffen van beleidsmaatregelen ter bestrijding van bestaande vooroordelen tegen bedreigde talen, en door zich te verzetten tegen alle mogelijke assimilatietendensen op nationaal en Europees niveau;

T.  overwegende dat onderwijs in de moedertaal de meest effectieve vorm van leren is;

U. overwegende dat wanneer kinderen vanaf het begin naast hun moedertaal ook een andere officiële taal leren, zij later een natuurlijke aanleg hebben voor het leren van meerdere talen en dat taalkundig pluralisme een troef is voor Europese jongeren;

V. overwegende dat de druk op bedreigde talen in Europa kan worden verminderd door het beginsel te waarborgen dat de bewuste talen ter wille van de diversiteit in het openbaar bestuur en de rechtspraak naar verhouding op voet van gelijkwaardigheid worden behandeld;

W. overwegende dat het behoud en de overdracht van een taal heel vaak via informele en niet-officiële educatie plaatsvindt en dat het van belang is in dit verband ook de rol van vrijwilligersorganisaties, van de kunstwereld en van kunstenaars te erkennen;

X. overwegende dat de problematiek van de bedreigde talen te weinig specifieke aandacht krijgt in het meertaligheidsbeleid van de Commissie; overwegende dat de bedragen aan Europese middelen die tijdens de twee laatste meerjarige financiële kaders 2000-2007 en 2007-2013 aan deze talen zijn besteed, fors zijn verlaagd, waardoor de problemen nog verder zijn toegenomen, en dat er daarom voor moet worden gezorgd dat deze situatie zich niet herhaalt bij het volgende meerjarige financiële kader 2014-2020;

1.  dringt er bij de Europese Unie en de lidstaten op aan meer aandacht te besteden aan het extreme risico waaraan vele als bedreigd beschouwde Europese talen blootstaan, en verzoekt hen zich oprecht in te zetten voor de bescherming en bevordering van de unieke diversiteit van het taalkundig en cultureel erfgoed van de Unie door middel van ambitieuze proactieve revitaliseringsprogramma's voor de betrokken talen en door hiervoor een redelijk budget ter beschikking te stellen; pleit ervoor dat deze beleidsmaatregelen ook gericht zijn op de ontwikkeling van een breder besef onder de EU-burgers omtrent de taalkundige en culturele rijkdom die deze gemeenschappen vertegenwoordigen; spoort de lidstaten ertoe aan op basis van de onderling uitgewisselde goede praktijken die nu reeds in een aantal taalgemeenschappen in Europa beschikbaar zijn, actieplannen op te stellen ter ondersteuning van bedreigde talen;

2.  verzoekt de regeringen van de lidstaten zich te verzetten tegen alle praktijken die middels taalkundige discriminatie of gedwongen dan wel verhulde assimilatie waren – of nog steeds zijn – gericht tegen de identiteit en het taalgebruik, alsook tegen de culturele instellingen van taalkundig bedreigde gemeenschappen;

3.  verzoekt alle lidstaten die het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden nog niet hebben geratificeerd en ten uitvoer gelegd, dit alsnog te doen; wijst erop dat het handvest fungeert als een soort ijkpunt voor de bescherming van bedreigde talen en als een van de beschermingsmechanismen voor minderheden zoals gespecificeerd in de criteria van Kopenhagen, waaraan landen moeten voldoen om tot de EU te kunnen toetreden;

4.  roept de lidstaten en de Commissie ertoe op de verbintenissen na te komen die zij met hun toetreding tot het Unesco-verdrag uit 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen zijn aangegaan, zowel op hun grondgebied als in het kader van internationale overeenkomsten;

5.  verzoekt de autoriteiten van de Unie de effectieve eerbiediging van de taalkundige verscheidenheid en de bescherming van met name de meest kwetsbare Europese talen als een voorwaarde te hanteren waaraan alle staten moeten voldoen die tot de EU wensen toe te treden;

6.  verzoekt de Commissie en de regeringen en regionale overheden van de lidstaten programma’s op te zetten ter bevordering van tolerantie jegens taalkundig of etnisch bedreigde gemeenschappen, van eerbiediging van hun taalkundige en culturele waarden en van het maatschappelijk respect voor deze gemeenschappen;

7.  wijst de regeringen en regionale overheden van de lidstaten op het feit dat de instandhouding van bedreigde talen gelijkstaat aan het behoud en de ontwikkeling van de gemeenschap welke die bedreigde taal gebruikt, en dat dienovereenkomstig bij de ontwikkeling van beleidsmaatregelen ter bescherming hiervan, naast culturele en onderwijsgerelateerde aspecten ook de economische en sociale dimensie in aanmerking moeten worden genomen;

8.  verzoekt de Commissie concrete beleidsmaatregelen voor te stellen ter bescherming van bedreigde talen; roept de Commissie en de Raad ertoe op de uit hoofde van het Verdrag tot hun ressort behorende Europese beleidsplannen aan te passen en beleidsprogramma’s in te plannen teneinde het behoud van bedreigde talen en de taalkundige verscheidenheid door gebruikmaking van financiële EU-ondersteuningsinstrumenten voor de periode 2014-2020 te steunen, o.a. in de vorm van: programma's voor documentatieverstrekking over deze talen, alsmede programma's voor onderwijs en opleiding, jongeren en sport, onderzoek en ontwikkeling, cultuur en de media, de structuurfondsen (Cohesiefonds, EFRO, ESF, Europese territoriale samenwerking, ELFPO), evenals alle instrumenten en uitwisselingsplatforms voor de bevordering van nieuwe technologieën, sociale media en multimediaplatforms, in het kader waarvan zowel steun voor inhoudelijke als toepassingsgerichte applicaties wordt gegenereerd; stelt zich op het standpunt dat deze instrumenten zich dienen te richten op programma's en maatregelen met een positieve, bredere agenda die cultureel of economisch verder reikt dan alleen maar de eigen gemeenschap en regio; verzoekt de Commissie zich te beraden over de administratieve en juridische belemmeringen die worden opgeworpen door projecten die te maken hebben met bedreigde talen en samenhangen met de kleine omvang van de betrokken taalgemeenschappen;

9.  dringt er, mede omdat het een zaak betreft die geen uitstel duldt, op aan de middelen die voor beschermingsdoeleinden zijn bestemd, zo gemakkelijk mogelijk en onder zo duidelijk mogelijke voorwaarden ter beschikking te stellen, zodat degenen die er gebruik van willen maken binnen een bepaalde termijn in staat zullen worden gesteld ondersteuning voor bedreigde talen te bieden;

10. is van mening dat de Europese Unie de lidstaten moet steunen en ertoe moet aanmoedigen een talenbeleid te voeren dat kinderen ertoe in staat stelt een bedreigde taal al vanaf zo jong mogelijke leeftijd als moedertaal aan te leren; wijst erop dat wetenschappelijk is aangetoond dat een dergelijk beleid, dat het leren van twee of meer talen bevordert, kinderen ten goede komt en hen helpt in een later stadium nog meer talen te leren, terwijl de overdracht van talen van generatie op generatie erdoor wordt aangemoedigd, en dat het sprekers van bedreigde talen praktische ondersteuning biedt doordat de overdracht van talen van generatie op generatie in gebieden waar deze dreigen te verdwijnen, nieuw leven wordt ingeblazen;

11. pleit voor intensiever onderwijs in bedreigde talen voor leerlingen van alle leeftijden met behulp van passende methodieken zoals leren op afstand als een manier om waarachtig Europees burgerschap tot ontwikkeling te brengen op basis van multiculturaliteit en taalkundig pluralisme;

12. neemt nota van de meertaligheidsprogramma’s van de Commissie, is van mening dat de initiatiefnemers van projecten moeten kunnen profiteren van de kansen die zij bieden, en dringt er – aangezien bedreigde taalgemeenschappen die moeten vechten voor het voortbestaan ​​van bedreigde talen, vaak bestaan uit kleine groepen – bij de Commissie op aan programma's waarbij deze gemeenschappen zijn betrokken, niet te beschouwen als programma's die niet voor financiering in aanmerking komen omdat het om dermate lage committeringsbedragen gaat, omdat het aantal steunontvangers zo gering is of omdat het om een gebied van een zo kleine omvang gaat, maar de toegang tot deze programma's juist te faciliteren en ze openbaar te maken , en daarbij advies te verstrekken omtrent de mate waarin de betrokkenen voor subsidie in aanmerking komen; dringt er bij de lidstaten op aan op te treden als tussenpersonen en ondersteuners van deze kleine bedreigde taalgroepen en gemeenschappen die uit de Europese fondsen steun ontvangen, maar wijst er daarbij wel op dat de financiële EU-steun voor de bevordering van de taalkundige verscheidenheid niet mag worden misbruikt voor andere doelen of voor het ondersteunen van acties waarbij bedreigde talen worden ingezet als instrumenten voor het nastreven van bredere politieke agenda's;

13. stelt zich op het standpunt dat een taalrevitaliseringsbeleid een langetermijninspanning vergt en moet gebaseerd zijn op een veelzijdige, gecoördineerde planning van activiteiten op diverse terreinen, met name op onderwijsgebied (waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor het voorschools en lager onderwijs, alsook voor scholing van ouders in de taal zelf), op het gebied van mediaprogramma's (met onder meer de mogelijkheid om radio- en televisiestations op te zetten), van kunsten, alsook van alle vormen van het openbare leven, hetgeen impliceert dat er voor de langere termijn middelen beschikbaar moeten zijn; is van mening dat steun moet worden gegeven voor de opzet van dergelijke programma's, voor de uitwisseling van goede praktijken tussen taalgemeenschappen en de uitvoering van evaluatieprocedures;

14. wijst eens te meer op de noodzaak ook in de toekomst vooral werk te blijven maken van de standaardisering van voornamelijk gesproken talen;

15. verzoekt de lidstaten meer aandacht te besteden aan en meer steun uit te trekken voor studies en onderzoek in het hoger onderwijs, waarbij speciaal het accent moet liggen op bedreigde talen;

16. is van mening dat nieuwe technologieën kunnen dienen als instrument om de kennis, de verspreiding, het onderricht en de instandhouding van bedreigde Europese talen te helpen bevorderen;

17. onderstreept het belang van de overdracht van bedreigde talen van de ene op de andere generatie binnen families en van de bevordering van het aanleren van bedreigde talen binnen een specifiek onderwijsstelsel, indien daaraan behoefte bestaat; spoort de lidstaten en de regionale autoriteiten ertoe aan met het oog hierop onderwijsprogramma's en leermateriaal te ontwikkelen;

18. is van mening dat het met het oog op de revitalisering van talen eveneens van belang is dat talen die in een perifere situatie zijn komen te verkeren en die grotendeels alleen nog in besloten kring onder familieleden worden gesproken, ook publiekelijk in de samenleving moeten kunnen worden gebruikt;

19. verzoekt de Commissie samen te werken met de internationale organisaties die programma's en initiatieven ter bescherming en bevordering van met uitsterven bedreigde talen hebben opgezet, met name de Unesco en de Raad van Europa;

20. pleit ervoor dat de lidstaten de ontwikkeling van de meest kwetsbare talen volgen, waarbij zowel de nationale autoriteiten als de autoriteiten van de grondgebieden die over een eigen taal beschikken moeten worden betrokken, ongeacht of het daarbij al dan niet om officiële talen gaat;

21. is van mening dat de media, en met name de nieuwe media, een belangrijke rol kunnen spelen bij de bescherming van bedreigde talen, in het bijzonder ten behoeve van de toekomstige generaties; beklemtoont voorts dat de nieuwe technologieën ook voor deze doelstellingen kunnen worden gebruikt;

22. dringt – vanuit de overweging dat het overlijden van de laatste spreker van een taal meestal het uitsterven van die taal betekent – met name bij de lokale overheden aan op revitaliseringsinitiatieven die verandering in deze situatie kunnen brengen;

23. merkt op dat digitalisering een van de manieren kan zijn om het uitsterven van talen te voorkomen; dringt er daarom bij de lokale overheden op aan boeken en opnames, evenals alle andere uitingen van taalkundig erfgoed in die talen te verzamelen en online beschikbaar te stellen;

24. is van mening dat zowel de internationale gemeenschap als de lidstaten bedreigde taalgemeenschappen moeten helpen emanciperen opdat zij tot het inzicht komen dat het gebruik en de instandhouding van hun eigen taal zowel een goede zaak is voor hun eigen gemeenschap als voor Europa;

25. roept de Commissie ertoe op via diverse programma's doorlopend bijstand te verlenen aan transnationale netwerken en initiatieven en acties op Europees niveau die ten doel hebben bedreigde talen te ondersteunen, en onderstreept de noodzaak een actieve bijdrage te leveren om ervoor te zorgen dat de Unesco-wereldatlas van bedreigde talen verder wordt aangevuld en een duurzaam karakter krijgt en om een homogene reeks indicatoren te ontwikkelen waarmee de situatie van elke taal, alsmede de resultaten van beleid om het verdwijnen ervan te voorkomen, kunnen worden gevolgd;

26. verzoekt de Commissie het onderzoek dat is begonnen met de Euromosaic-studie voort te zetten, en voorbeelden van proactief optreden op nationaal niveau in kaart te brengen die hebben geleid tot een significante vermindering van het risico dat een Europese taal uitsterft; pleit ervoor om ter ondersteuning van de uitwisseling van kennis, expertise en optimale praktijken tussen de verschillende taalgemeenschappen, via Europese taalnetwerken een evaluatie op te maken van de in de lidstaten genomen beleidsmaatregelen met het oog op de instandhouding, de bescherming en de bevordering van bedreigde talen, en om de Commissie de daartoe geëigende aanbevelingen te laten opmaken;

27. verzoekt de Commissie het onderzoek naar de verwerving en revitalisering van bedreigde talen en naar de cognitieve en maatschappelijke voordelen van twee- of meertaligheid voor de Europese burgers te ondersteunen;

28. doet een beroep op alle lidstaten die dat nog niet hebben gedaan, om het Europees Handvest voor regionale talen en talen van minderheden (1992), alsmede het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden (1995) te ondertekenen en te ratificeren;

29. verzoekt de Commissie zich te beraden over potentiële initiatieven ter bescherming van bedreigde talen in de Unie;

30. roept de Commissie ertoe op zowel proefprojecten te steunen die het gebruik van bedreigde talen helpen bevorderen als de actieplannen die door de afzonderlijke taalgemeenschappen zelf zijn ontwikkeld;

31. is van mening dat de Unie taalkundige verscheidenheid in haar relaties met derde landen, moet bevorderen, vooral met landen die willen toetreden tot de EU;

32. verzoekt de Commissie zich te beraden over de vraag of zij er wellicht goed aan zou doen specifieke Europese maatregelen vast te stellen voor de instandhouding, de bescherming en de bevordering van bedreigde talen;

33. is van mening dat programma's ter bevordering van meertaligheid van essentieel belang zijn voor de beleidsstrategieën van de EU voor de nabuurlanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten;

34. stelt zich op het standpunt dat de steun van de Commissie voor taalrevitalisering zich specifiek zou moeten richten moet op initiatieven op het gebied van digitale media, waaronder ook de sociale media, om te waarborgen dat ook de jongere generaties zich inzetten voor de bedreigde talen in Europa;

35. is van mening dat de Commissie aandacht moet besteden aan het feit dat sommige lidstaten en regio's er door hun beleid toe bijdragen dat de overleving van talen binnen hun grenzen in gevaar komt, ook al gaat het om talen die in de bredere Europese context niet in gevaar zijn;

36. vestigt de aandacht op het bestaan van nuttige websites die informatie verstrekken over EU-programma's waarmee stimuleringsprojecten voor bedreigde talen kunnen worden gefinancierd, en verzoekt de Commissie een oproep te lanceren om deze websites te actualiseren en uit te breiden met nieuwe programma's voor 2014-2020, en meer informatie over dit onderwerp te verschaffen, met name ter attentie van de betrokken taalgemeenschappen;

37. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

18.6.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

30

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Zoltán Bagó, Lothar Bisky, Piotr Borys, Jean-Marie Cavada, Silvia Costa, Santiago Fisas Ayxela, Lorenzo Fontana, Mary Honeyball, Petra Kammerevert, Emma McClarkin, Emilio Menéndez del Valle, Marek Henryk Migalski, Katarína Neveďalová, Doris Pack, Chrysoula Paliadeli, Monika Panayotova, Gianni Pittella, Marie-Thérèse Sanchez-Schmid, Marietje Schaake, Marco Scurria, Hannu Takkula, László Tőkés, Helga Trüpel, Sabine Verheyen, Milan Zver

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

François Alfonsi, Liam Aylward, Ivo Belet, Nadja Hirsch, Iosif Matula, Georgios Papanikolaou, Kay Swinburne, Inês Cristina Zuber

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Vasilica Viorica Dăncilă