VERSLAG over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging, wat het meerjarig financieel kader betreft, van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer om met de uit de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie voortvloeiende uitgaven rekening te houden

1.7.2013 - (COM(2013)0157 – C7‑0074/2013 – 2013/2055(ACI))

Begrotingscommissie
Rapporteur: Reimer Böge


Procedure : 2013/2055(ACI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0247/2013
Ingediende teksten :
A7-0247/2013
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging, wat het meerjarig financieel kader betreft, van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer om met de uit de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie voortvloeiende uitgaven rekening te houden

(COM(2013)0157 – C7‑0074/2013 – 2013/2055(ACI))

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2013)0157),

–   gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[1] (IIA van 17 mei 2006), en met name punt 29 daarvan,

–   gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013, definitief vastgesteld op 12 december 2012[2],

–   gezien het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 1/2013 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013, goedgekeurd door de Commissie op 18 maart 2013 (COM(2013)0156),

–   gezien het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 1/2013, goedgekeurd op 26 juni 2013 (11607/2013 – C7‑0000/2013),

–   gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A7‑0247/2013),

A. overwegende dat de Commissie conform punt 29 van het IIA van 17 mei 2006, tegelijkertijd met gewijzigde begroting nr. 1/2013, bij de begrotingsautoriteit een voorstel heeft ingediend tot aanpassing van het meerjarig financieel kader, met als doel om in de begroting 2013 de vastleggings- en betalingskredieten op te nemen die nodig zijn ter dekking van de uitgaven in verband met de toetreding van Kroatië tot de Unie per 1 juli 2013;

B.  overwegende dat de voorgestelde verhoging van 666 miljoen EUR aan vastleggingen en 374 miljoen EUR aan betalingen in overeenstemming is met het financiële pakket dat is overeengekomen op de toetredingsconferentie van 30 juni 2011, exclusief rubriek 5, aangezien de administratieve uitgaven in verband met de toetreding van Kroatië reeds zijn verdisconteerd in de begroting 2013,

1.  neemt kennis van het voorstel voor een besluit tot wijziging van het IIA van 17 mei 2006, zoals ingediend door de Commissie, en van het standpunt van de Raad daarover;

2.  onderstreept de puur technische aard van deze herziening, die eenvoudigweg voortvloeit uit de unanieme overeenstemming inzake het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (het Toetredingsverdrag) als 28e lidstaat van de Unie; wijst erop dat deze herziening van het IIA van 17 mei 2006, die de gewijzigde begroting nr. 1/2013 vergezelt, om die reden gescheiden is gehouden van het politieke debat dat momenteel op interinstitutioneel niveau plaatsvindt over de wijze waarop de kwestie van de uitstaande betalingen uit 2012 moet worden geregeld, en van de onderhandelingen over de gewijzigde begroting nr. 2/2013;

3.  herinnert eraan dat overeenkomstig punt 29 van het IIA van 17 mei 2006 de middelen ter financiering van de toetreding van een nieuwe lidstaat tot de Unie gedekt moeten worden door een aanpassing van het financiële kader, in de vorm van een herziening van de maxima voor 2013 voor vastleggingen en betalingen;

4.  herhaalt zijn standpunt dat de in artikel 4 van het Protocol (nr. 1) betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie vastgestelde termijn van acht weken om de nationale parlementen te informeren over ontwerpwetgevingshandelingen niet van toepassing is op begrotingsaangelegenheden; betreurt het daarom dat de Raad, ondanks het uiterst strakke tijdschema voor de inwerkingtreding van gewijzigde begroting nr. 1/2013, deze termijn toch heeft laten verstrijken alvorens zijn standpunt vast te stellen, waardoor het Parlement veel minder tijd had voor de vaststelling van de gewijzigde begroting overeenkomstig het Verdrag;

5.  betreurt ook dat de Raad, zelfs na het verstrijken van de termijn van acht weken, slechts met moeite overeenstemming heeft weten te bereiken over deze herziening, waardoor er vertraging is opgetreden bij de beschikbaarstelling van de per 1 juli 2013 benodigde middelen voor Kroatië; waarschuwt dat dit geen precedent mag worden voor toekomstige uitbreidingen;

6.  is ingenomen met het feit dat de Raad er eventueel mee zou kunnen instemmen dat de maxima van 2013 voor de betalingen met de vereiste 374 miljoen EUR zonder enige compensatie worden verhoogd; is van mening dat dit, aangezien het slechts om een beperkt bedrag gaat en er momenteel een tekort aan betalingskredieten is in de begroting 2013, de juiste manier is om de verplichting na te komen die de lidstaten op zich hebben genomen toen zij het Toetredingsverdrag ondertekenden en om het bepaalde in punt 29 van het IIA van 17 mei 2006 na te leven;

7.  betreurt echter dat de Raad met betrekking tot de herziening van de vastleggingen besloten heeft het politieke belang van aanvaarding van het Commissievoorstel als zodanig naast zich neer te leggen en daarentegen te kiezen voor beschikbaarstelling van de vereiste kredieten door middel van compensatie; wijst erop dat dit indruist tegen de geest van het besluit dat met algemene stemmen genomen is toen het Toetredingsverdrag werd ondertekend, en in strijd is met het IIA van 17 mei 2006; wijst er met nadruk op dat een dergelijk besluit een verkeerd politiek signaal geeft, niet alleen aan Kroatië, maar ook aan de andere kandidaat-lidstaten; onderstreept dat dit besluit van de Raad alleen wordt geaccepteerd omdat het betrekking heeft op de laatste zes maanden van het huidige MFK (2007‑2013); wijst erop dat dit geen precedent mag vormen voor eventuele toekomstige uitbreidingen gedurende de looptijd van het volgende MFK (2014‑2020);

8.  betreurt het dat rubriek 5 gekozen is als de hoofdbron voor de compensatie van de vastleggingen, aangezien dat ertoe zou kunnen leiden dat er onvoldoende middelen overblijven om de aangevochten salarisverhogingen te dekken ingeval het Hof van Justitie daarover al in 2013 uitspraak zou doen;

9.  besluit niettemin, gezien het politieke belang en de juridische urgentie van de beschikbaarstelling van de nodige financiering voor Kroatië, zijn goedkeuring te hechten aan het aan deze resolutie gehechte besluit, zoals gewijzigd door de Raad;

10. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met de bijlagen, ter informatie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

  • [1]  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
  • [2]  PB L 66 van 8.3.2013.

BIJLAGE:

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging, wat het meerjarig financieel kader betreft, van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer om met de uit de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie voortvloeiende uitgaven rekening te houden

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[1],

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)      Bij het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie[2] zijn overgangsbepalingen op begrotingsgebied vastgesteld.

(2)      De Toetredingsconferentie van 30 juni 2011 heeft de uitkomst goedgekeurd van de onderhandelingen die hebben geleid tot de vaststelling van de uitgaven die voortvloeien uit de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie op 1 juli 2013.

(3)      Voor de toetreding van Kroatië is een aanpassing van het meerjarig financieel kader 2007‑2013 voor 2013 nodig en moeten de maxima aan vastleggingskredieten betreffende het begrotingsjaar 2013, in lopende prijzen, worden verhoogd met in totaal 603 miljoen EUR, waarvan 47 miljoen EUR voor subrubriek 1a, 450 miljoen EUR voor subrubriek 1b, 31 miljoen EUR voor subrubriek 3b en 75 miljoen EUR voor rubriek 6, verhogingen die volledig zullen worden gecompenseerd door een verlaging, met eenzelfde bedrag, van de maxima aan vastleggingskredieten van rubriek 5 voor 2013.

(4)      Voor de toetreding van Kroatië is tevens een aanpassing van het maximum voor de betalingskredieten voor 2013 nodig, met name een verhoging met 374 miljoen EUR in lopende prijzen.

(5)      Het bij het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer overeengekomen financieel kader moet in verband met de toetreding van Kroatië worden aangepast voor de periode van 1 juli tot en met 31 december 2013.

(6)      Bijlage I bij het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer moet dienovereenkomstig worden gewijzigd[3],

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Enig artikel

Bijlage I bij het Interinstitutioneel Akkoord over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.  

Gedaan te […], […] 2013.

Voor het Europees Parlement                      Voor de Raad

BIJLAGE

(miljoen EUR – constante prijzen van 2004)

VASTLEGGINGSKREDIETEN

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Totaal 2007‑2013

1.

Duurzame groei

50.865

53.262

55.879

56.435

55.693

57.708

59.111

388.953

 

1a Concurrentievermogen ter bevordering van groei en werkgelegenheid

8.404

9.595

12.018

12.580

11.306

12.677

13.112

79.692

 

1b Samenhang ter bevordering van groei en werkgelegenheid

42.461

43.667

43.861

43.855

44.387

45.031

45.999

309.261

2.

Instandhouding en beheer van de natuurlijke hulpbronnen

51.962

54.685

51.023

53.238

52.136

51.901

51.284

366.229

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

43.120

42.697

42.279

41.864

41.453

41.047

40.645

293.105

3.

Burgerschap, veiligheid, vrijheid en rechtvaardigheid

1.199

1.258

1.375

1.503

1.645

1.797

2.014

10.791

 

3a Vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

600

690

785

910

1.050

1.200

1.390

6.625

 

3b Burgerschap

599

568

590

593

595

597

624

4.166

4.

De EU als mondiale partner

6.199

6.469

6.739

7.009

7.339

7.679

8.029

49.463

5.

Administratie(1)

6.633

6.818

6.816

6.999

7.044

7.274

7.106

48.690

6.

Compensatie

419

191

190

0

0

0

63

863

 

TOTAAL VASTLEGGINGSKREDIETEN

117.277

122.683

122.022

125.184

123.857

126.359

127.607

864.989

 

als percentage van het bni

1,08%

1,09%

1,06%

1,06%

1,03%

1,03%

1,01%

1,05%

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL BETALINGSKREDIETEN

115.142

119.805

109.091

119.245

116.394

120.649

120.731

821.057

 

als percentage van het bni

1,06%

1,06%

0,95%

1,01%

0,97%

0,98%

0,96%

1,00%

 

Beschikbare marge

0,18%

0,18%

0,29%

0,22%

0,26%

0,25%

0,27%

0,23%

 

Maximum aan eigen middelen als percentage van het bni

1,24%

1,24%

1,24%

1,23%

1,23%

1,23%

1,23%

1,23%

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(1)       De uitgaven voor pensioenen die in deze rubriek zijn opgenomen, zijn berekend op basis van de nettopremies die het personeel aan het stelsel in kwestie afdraagt, binnen de grenzen van 500 miljoen EUR in prijzen van 2004 voor de periode 2007‑2013.

  • [1]               PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
  • [2]               PB L 112 van 24.4.2012, blz. 10.
  • [3]               De uit dat akkoord resulterende cijfers worden daartoe omgerekend naar het prijsniveau van 2004.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

1.7.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

34

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marta Andreasen, Reimer Böge, Zuzana Brzobohatá, Jean Louis Cottigny, Göran Färm, José Manuel Fernandes, Eider Gardiazábal Rubial, Salvador Garriga Polledo, Ivars Godmanis, Ingeborg Gräßle, Lucas Hartong, Jutta Haug, Monika Hohlmeier, Sidonia Elżbieta Jędrzejewska, Anne E. Jensen, Jan Kozłowski, Alain Lamassoure, Giovanni La Via, George Lyon, Jan Mulder, Vojtěch Mynář, Juan Andrés Naranjo Escobar, Nadezhda Neynsky, Dominique Riquet, Alda Sousa, Helga Trüpel, Oleg Valjalo, Derek Vaughan, Angelika Werthmann

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Frédéric Daerden, Derk Jan Eppink, Jürgen Klute, Ivana Maletić, Jan Olbrycht, Paul Rübig, Nils Torvalds