VERSLAG over lokale autoriteiten en het maatschappelijk middenveld: toezeggingen van Europa ter ondersteuning van duurzame ontwikkeling

23.9.2013 - (2012/2288(INI))

Commissie ontwikkelingssamenwerking
Rapporteur: Corina Creţu

Procedure : 2012/2288(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0296/2013
Ingediende teksten :
A7-0296/2013
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over lokale autoriteiten en het maatschappelijk middenveld: toezeggingen van Europa ter ondersteuning van duurzame ontwikkeling

(2012/2288(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien Titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie en met name artikel 21, lid 2, waarin de beginselen en doelstellingen van de internationale betrekkingen van de EU zijn vastgelegd, alsook artikel 208, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gezien de artikelen 16, 18 en 87 van de gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie betreffende het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie: De Europese consensus[1],

–   gezien de Europese consensus inzake humanitaire hulp,

–   gezien de VN-verklaring inzake het recht op ontwikkeling (41/128),

–   gezien de Millenniumverklaring van de Verenigde Naties waarin de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling worden vastgesteld,

–   gezien de ACS‑EU-partnerschapsovereenkomst ("Overeenkomst van Cotonou"),

–   gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (SEC(2011)1469 en SEC(2011)1470),

–   gezien het Europees Handvest inzake ontwikkelingssamenwerking ter ondersteuning van plaatselijk bestuur, waartoe tijdens de Europese ontwikkelingsdagen op 16 november 2008 het initiatief werd genomen,

–   gezien de mededeling van de Commissie "Het effect van het EU‑ontwikkelingsbeleid vergroten: een agenda voor verandering" (COM(2011)0637),

–   gezien zijn resolutie van 5 juli 2011 over het trefzekerder maken van het EU‑ontwikkelingsbeleid[2],

–   gezien de mededeling van de Commissie "De toekomstige strategie inzake EU‑begrotingssteun aan derde landen" (COM(2011)0638),

–   gezien de mededeling van de Commissie "Aan de basis van democratie en duurzame ontwikkeling: het maatschappelijke engagement van Europa in de externe betrekkingen" (COM(2012)0492),

–   gezien de conclusies van de Raad van 15 oktober 2012 "Aan de basis van democratie en duurzame ontwikkeling: het maatschappelijke engagement van Europa in de externe betrekkingen" (doc. 14535/12),

–   gezien de conclusies van de Raad over EU-steun voor duurzame verandering in samenlevingen in een overgangssituatie, aangenomen tijdens de 3218e zitting van de Raad Buitenlandse Zaken op 31 januari 2013,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 15 mei 2013 "Eigen verantwoordelijkheid voor de lokale autoriteiten in de partnerlanden met het oog op beter bestuur en doeltreffender ontwikkelingsresultaten" (COM(2013)0280),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 27 februari 2013 "Een waardig leven voor iedereen: Armoede uitroeien en de wereld een duurzame toekomst geven" (COM(2013)0092),

–   gezien de internationale verbintenissen uit hoofde van het partnerschap van Busan van 2011 voor doeltreffende ontwikkelingssamenwerking,

–   gezien de conclusies van de Raad van 22 juli 2013 over lokale autoriteiten in ontwikkelingssamenwerking (doc. 12584/13),

–   gezien het advies van het Comité van de Regio's inzake "Eigen verantwoordelijkheid voor de lokale autoriteiten in de partnerlanden met het oog op beter bestuur en doeltreffender ontwikkelingsresultaten" (CdR 2010/2013),

–   gezien zijn schriftelijke verklaring van 12 maart 2012 over ontwikkelingseducatie en actief wereldburgerschap,

–   gezien het werkdocument van de Commissie "Ontwikkelingseducatie en bewustmaking in Europa" (SWD(2012)0457),

–   gezien de studie van november 2010 over de ervaringen en acties van de belangrijkste Europese actoren op het gebied van ontwikkelingseducatie en bewustmaking[3],

–   gezien de conclusies van het initiatief voor een gestructureerde dialoog van mei 2011[4],

–   gezien de verklaring van Lissabon met het oog op de verbetering en verdieping van de wereldeducatie in Europa voor het jaar 2015[5],

–   gezien de raadpleging over het maatschappelijk middenveld in de ontwikkelingssamenwerking[6] en de raadpleging over plaatselijke autoriteiten in ontwikkeling,

–   gezien het DAC-OESO-Peer Review van de Europese Unie van 2012,

–   gezien de algemene thematische evaluatie van februari 2012 met betrekking tot de steun van de Commissie aan decentralisatieprocessen[7],

–   gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A7-0296/2013),

A. overwegende dat in artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt bepaald dat het terugdringen en uiteindelijk uitbannen van de armoede, zoals gedefinieerd in de Europese consensus over ontwikkeling, het hoofddoel van het beleid van de Unie op het gebied van ontwikkelingssamenwerking is;

B.  overwegende dat de Europese consensus inzake ontwikkeling het maatgevende kader voor het EU-ontwikkelingsbeleid blijft;

C. overwegende dat de EU de vaste politieke wil heeft een gunstig klimaat voor maatschappelijke organisaties op nationaal, regionaal en internationaal niveau aan te moedigen en te bevorderen; overwegende dat de EU erkent dat een sterk maatschappelijk middenveld, in al zijn diversiteit, op zich belangrijk is en een integraal en cruciaal onderdeel is van elke democratie;

D. overwegende dat de EU de vaste politieke wil heeft een op de mensenrechten gebaseerde aanpak toe te passen in haar ontwikkelingsbeleid en dat de VN‑verklaring over de gemeenschappelijke interpretatie van een op mensenrechten gebaseerde aanpak van ontwikkelingssamenwerking bepaalt dat alle programma's, maatregelen en technische bijstand op het gebied van ontwikkelingssamenwerking moeten bijdragen tot de bevordering van de mensenrechten, zoals die zijn neergelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en andere internationale mensenrechteninstrumenten;

E.  overwegende dat democratische verantwoordelijkheid niet alleen regeringen betreft, maar ook maatschappelijke organisaties, lokale overheden en nationale parlementen, die een essentiële schakel vormen tussen burgers en regering en van cruciaal belang zijn om een brede en democratische verantwoordelijkheid voor nationale ontwikkelingsagenda's te verzekeren;

F.  overwegende dat nationale verantwoordingsplicht ook een controlerende rol inhoudt voor de maatschappelijke organisaties, die een cruciale rol spelen in de strijd tegen corruptie en het bevorderen van transparantie;

G. overwegende dat het OESO-DAC-verslag de EU-instellingen en -organen aanbeveelt meer belanghebbenden uit het maatschappelijk middenveld in een strategische, gestructureerde dialoog te betrekken, doeltreffender te werken aan de capaciteitsopbouw van het maatschappelijk middenveld in partnerlanden en de desbetreffende instrumenten in die zin aan te passen;

H. overwegende dat het maatschappelijk middenveld en individuele personen, met name de meest gemarginaliseerden, in een legitiem ontwikkelingskader na 2015 de mogelijkheid moeten krijgen om ten volle deel te nemen aan het besluitvormingsproces en aan het toezicht en de rapportage over de geboekte vooruitgang;

I.   overwegende dat de resultaten van de openbare raadpleging over plaatselijke autoriteiten in ontwikkeling wijzen op het verband tussen lokaal democratisch bestuur, decentralisatie en gebiedsgebonden ontwikkeling;

J.   overwegende dat gebiedsgebonden ontwikkeling is gedefinieerd als de interactie tussen diverse belanghebbenden en verschillende bestuursniveaus met het doel te investeren in de lokale capaciteiten (financiële middelen en menselijke en natuurlijke hulpbronnen) om de concurrentievoordelen van een gebied te versterken en de levensstandaard te verhogen;

K. overwegende dat sterke, transparante en op behoeften gerichte maatschappelijke organisaties en lokale overheden, alsook inclusieve lokale bestuursmaatregelen van essentieel belang zijn voor de democratie en het vredesproces;

L.  overwegende dat lokale autoriteiten van nieuwe en oude lidstaten hun kennis op het gebied van ontwikkelingssamenwerking moeten uitwisselen om de bestaande kloof qua expertise te overbruggen en ervoor te zorgen dat de oude lidstaten kunnen profiteren van de ervaring die de nieuwe lidstaten hebben opgedaan op het gebied van overgangsmaatregelen en structurele hervormingen, hetgeen een waardevolle troef is in het kader van de ontwikkelingssamenwerking;

M. overwegende dat maatschappelijke organisaties en lokale overheden van cruciaal belang zijn voor duurzame en inclusieve groei, ecologische duurzaamheid, mensenrechten en goed bestuur in de ontwikkelingsagenda na 2015;

N. overwegende dat evenwichtige langetermijnpartnerschappen tussen Europese maatschappelijke organisaties en hun tegenhangers in de ontwikkelingslanden een belangrijk instrument zijn gebleken voor de ontwikkeling van sterke, onafhankelijke en gediversifieerde maatschappelijke organisaties en initiatieven van uiteenlopende schaal en op verschillende niveaus, van lokaal tot internationaal;

Een gunstig klimaat voor maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten

1.  verwelkomt de recente beleidsontwikkelingen op Europees en internationaal niveau die gericht zijn op een ambitieuzer partnerschap met maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten, met een op de mensenrechten gebaseerde aanpak van ontwikkeling, met inbegrip van economische, sociale en culturele rechten en de internationale verdragen inzake de bescherming van het milieu en de biodiversiteit, alsook een duidelijk engagement om het democratische proces en de democratische verantwoordingsplicht te versterken;

2.  onderstreept dat verantwoorde, op de mensenrechten gebaseerde, inclusieve betrekkingen tussen regeringen, lokale autoriteiten, maatschappelijke organisaties, de particuliere sector en burgers voor de EU, met inbegrip van haar burgers, lokale autoriteiten en particuliere sector, een unieke gelegenheid vormen om duurzame partnerschappen met ontwikkelingslanden op te bouwen;

3.  verzoekt de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) om in overleg met de maatschappelijke organisaties richtsnoeren en uitvoeringsplannen voor een op mensenrechten gebaseerde aanpak in het EU-ontwikkelingsbeleid op te stellen en de toepassing van de EU-richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers te bevorderen;

4.  verzoekt de Commissie en de EDEO de bevordering van een gunstig klimaat voor maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten in hun beleid te integreren en hiervan in de lopende onderhandelingen over het ontwikkelingskader na 2015 een prioriteit te maken; onderstreept het belang van een systeem van toezicht dat het mogelijk maakt de vooruitgang bij het creëren van een gunstig klimaat op nationaal niveau te evalueren qua beleid en regelgeving, in overeenstemming met de geldende internationale normen inzake de mensenrechten, alsook betrokkenheid van zoveel mogelijk belanghebbenden en een veelzijdige dialoog; verzoekt de Commissie dit gunstige klimaat te analyseren om inzicht te krijgen in de complexiteit en het specifieke karakter van de actoren uit het maatschappelijk middenveld;

5.  is ernstig bezorgd over de moeilijkheden die maatschappelijke organisaties die met EU‑partners samenwerken in een aantal landen ondervinden en verzoekt de Commissie en de EDEO strategieën uit te werken om deze moeilijkheden te overwinnen en de ondersteuning van maatschappelijke organisaties, die van vitaal belang is, voort te zetten;

6.  wenst dat de EU geïnstitutionaliseerde mechanismen bevordert voor veelzijdige dialoog met betrokkenheid van zoveel mogelijk belanghebbenden bij maatschappelijke organisaties, lokale autoriteiten, de particuliere sector en regeringen in partnerlanden, wat betreft de agenda's voor waardig werk en duurzame en inclusieve groei door een herverdeling van de inkomsten via de overheidsbegroting en wat betreft het creëren van een gunstig klimaat voor zowel maatschappelijke organisaties als lokale autoriteiten; beveelt aan dat de EU voor alle partnerlanden de bepalingen inzake overleg met lokale autoriteiten toepast die in de Overeenkomst van Cotonou voor de ACS-landen zijn vastgelegd;

7.  pleit ervoor dat de EU vrouwenorganisaties en ‑netwerken systematisch betrekt bij de voorbereiding en tenuitvoerlegging van de beleidsdialoog, overeenkomstig de in het EU‑genderactieplan voor ontwikkeling gedane toezeggingen;

8.  uit zijn waardering voor het Beleidsforum over ontwikkelingsvraagstukken, dat ruimte wil creëren voor dialoog met maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten in beleidsdiscussies, en beveelt alle betrokkenen aan van dit forum een strategisch instrument te maken om de beleidsvorming inzake ontwikkeling, met inbegrip van beleidscoherentie voor ontwikkeling, op Europees en internationaal niveau aan te sturen en te beïnvloeden;

Doeltreffendheid van de ontwikkeling

9.  verzoekt de Commissie en de EDEO in de volgende programmeringsperiode voldoende middelen uit te trekken teneinde maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten uit partnerlanden bij te staan om op lokaal, nationaal en internationaal niveau toezicht te houden op beleidscoherentie voor ontwikkeling en de vooruitgang ervan te evalueren;

10. verzoekt de Commissie en de EDEO te streven naar een partnerschap voor verantwoordelijkheid met het oog op strategische samenwerking tussen gekozen vertegenwoordigers op nationaal en lokaal niveau en maatschappelijke organisaties, dat gebaseerd is op transparantie van de officiële en niet-officiële hulpstromen, een op participatie gebaseerde benadering van ontwikkeling en verantwoordelijkheid voor de impact van beleidsmaatregelen, met inbegrip van sociale verantwoordelijkheid en toezicht op nationaal niveau;

11. wijst erop dat lokale autoriteiten en maatschappelijke organisaties een belangrijke rol kunnen spelen bij de bestrijding van corruptie op alle niveaus, met inbegrip van belastingontduiking en illegale geldstromen van ontwikkelingslanden;

12. verzoekt de Commissie de opneming van vertegenwoordigers van lokale autoriteiten in de stuurgroep van het Mondiaal Partnerschap voor doeltreffende ontwikkelingssamenwerking te ondersteunen;

13. meent dat beleidscoherentie voor ontwikkeling de leidraad moet zijn voor de samenwerking van de Unie met lokale autoriteiten, zodat de lokale economie zich voldoende kan ontwikkelen om de bevolking op gemeenschapsniveau een behoorlijk inkomen te verschaffen;

14. herinnert eraan dat alle betrokken actoren verantwoording schuldig zijn voor hun inspanningen en resultaten op het gebied van ontwikkeling, en ook de wederzijdse verantwoordingsplicht moeten bevorderen;

15. verzoekt de Commissie een aanpak te bevorderen die een evenwicht vindt tussen harmonisatie en het initiatiefrecht van maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten; herinnert de Commissie eraan dat vereenvoudiging en harmonisatie van de administratieve procedures voor donoren moeten gebeuren in overleg met maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten;

16. verwelkomt het voorstel van de Commissie om routekaarten voor de samenwerking met maatschappelijke organisaties op te stellen met het oog op een algemene strategie om deze organisaties bij alle vormen van EU-samenwerking te betrekken; verzoekt de Commissie te verduidelijken hoe maatschappelijke organisaties op zinvolle wijze kunnen bijdragen tot dit proces en ervoor te zorgen dat terdege en in een vroeg stadium van de planningsfase rekening wordt gehouden met hun bijdrage, en dat prioriteiten gezamenlijk worden vastgesteld;

17. verzoekt de Commissie ook voor lokale autoriteiten stappenplannen per land op te stellen en de mogelijkheid van gezamenlijke stappenplannen voor maatschappelijke ondernemingen en lokale autoriteiten te overwegen;

18. verzoekt de Commissie beleidscoherentie voor ontwikkeling als een kernelement van toekomstige routekaarten te beschouwen;

19. roept de Commissie op haar goedkeuring te hechten aan de agenda voor duurzame ontwikkeling en de drie wezenlijke aspecten daarvan (ecologisch, sociaal en economisch) als evenwaardig en onlosmakelijk met elkaar verbonden te beschouwen;

20. herinnert aan het belang van het partnerschap tussen lokale overheden van Europese en partnerlanden voor het realiseren van duurzame ontwikkeling; dringt er in dit verband bij de EU op aan doeltreffend gebruik te maken van methoden inzake kennisuitwisseling en capaciteitsontwikkeling, inclusief het gebruik van de ervaring met overgangsprocessen die lokale autoriteiten in EU-lidstaten hebben opgedaan;

21. beveelt aan dat de EU een ruimere agenda goedkeurt om de succesvolle ervaringen met door de EU gefinancierde projecten en initiatieven van zowel maatschappelijke organisaties als lokale autoriteiten uit te breiden;

Decentralisatie en gebiedsgebonden benadering van ontwikkeling

22. roept de Commissie en de EDEO op een ambitieuzere beleidsdialoog met en in partnerlanden tot stand te brengen om een gebiedsgebonden benadering van ontwikkeling en een alomvattende aanpak van decentralisatie te bevorderen, en in de volgende programmeringsperiode prioriteit te geven aan de versterking van de capaciteit van lokale autoriteiten en maatschappelijke organisaties om het decentralisatieproces te beïnvloeden en te volgen;

23. herinnert eraan dat een doeltreffend decentralisatieproces hervormingen in de overheidsorganisatie vereist, waaronder de overdracht van bevoegdheden, taken en middelen, alsook de actieve participatie van burgers, via hun vertegenwoordigers, en van maatschappelijke organisaties bij planning en budgettering; verzoekt de Commissie bij de ondersteuning van hervormingen van de gehele overheidssector terdege rekening te houden met decentralisatie en een gebiedsgebonden benadering van ontwikkeling en hiervan een horizontale prioriteit te maken in alle geografische programma's;

24. onderstreept dat een duurzame gebiedsgebonden benadering van ontwikkeling gebaseerd moet zijn op een verantwoord, transparant en doeltreffend decentralisatieproces; beveelt aan dat de EU een gebiedsgebonden benadering van ontwikkeling en decentralisatie als belangrijke elementen ziet in de strijd tegen armoede in het kader van de toekomstige post-MDG-ontwikkelingsagenda;

25. herinnert eraan dat een gebiedsgebonden benadering bijdraagt tot doeltreffender ontwikkeling door een versterkte verantwoordelijkheid, een veelzijdige dialoog en programma's met verschillende belanghebbenden en actoren en beleidscoördinatie op subnationaal niveau; verzoekt de Commissie proefprojecten te lanceren om een gebiedsgebonden benadering van ontwikkeling via geografische en thematische programma's te ondersteunen;

26. herinnert aan de meerwaarde van gedecentraliseerde samenwerking voor de bevordering van een gebiedsgebonden benadering van ontwikkeling alsook decentralisatie; wijst erop dat Europese lokale autoriteiten voor hun tegenhangers in de partnerlanden de ideale samenwerkingspartners zijn op het gebied van decentralisatie, met name fiscale decentralisatie;

27. wijst op de noodzaak om de expertise en het engagement van EU-personeel, met name bij de delegaties, te versterken wat betreft decentralisatie en de rol van maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten bij duurzame ontwikkeling, ook ten aanzien van de coördinatie met maatschappelijke organisaties, en pleit voor de participatie van maatschappelijke organisaties, met inbegrip van vrouwenorganisaties, om het genderperspectief in deze ontwikkeling te integreren;

Kwetsbare staten

28. onderstreept dat de EU in het kader van de New Deal voor de inzet in fragiele staten samen met de partnerlanden nationale weerbaarheidsstrategieën zou moeten uitwerken, alsook specifieke programma's die de diepere oorzaken van langdurige kwetsbaarheid moeten aanpakken, dit als onderdeel van ruimere ontwikkelingsstrategieën, die gemeenschapsgerichte en participatieve risicoanalyses, beheersinstrumenten en een diepgaand onderzoek naar de oorzaken van conflicten en kwetsbaarheid omvatten, rekening houdend met de standpunten en zienswijze van de rechtstreeks betrokken plaatselijke bevolking;

29. herinnert eraan dat weerbaarheid ook een kernthema moet vormen van het partnerschap van de EU met maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten; herhaalt dat het van essentieel belang is de rol van de gemeenschappen door onder hun gezag en leiding gevoerde risicoverminderende activiteiten uit te breiden, de lokale autoriteiten in kwetsbare staten te versterken en tijdens en onmiddellijk na crisissituaties nauw met hen samen te werken; pleit voor partnerschappen met lokale autoriteiten in kwetsbare staten met het oog op de ontwikkeling, overdracht en uitwisseling van administratieve en technische vaardigheden;

30. herinnert eraan dat plaatselijke verkozenen regelmatig als bemiddelaar optreden tussen strijdende partijen en in dat verband een belangrijke rol spelen bij het voorkomen en oplossen van conflicten;

31. verzoekt de Commissie en de EDEO richtsnoeren op te stellen om EU-delegaties te helpen bij de omgang met maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten in situaties van crisis en kwetsbaarheid, via een op mensenrechten gebaseerde en genderbewuste benadering;

32. onderstreept dat indien overheden, met inbegrip van lokale en regionale autoriteiten, niet in staat zijn elementaire dienstverlening te verzekeren, de Commissie zo mogelijk steun moet geven aan partnerschappen met diverse actoren om de dienstverleningscapaciteiten van lokale autoriteiten te ontwikkelen;

33. uit zijn diepe bezorgdheid over het voorstel van de Commissie om de financiële steun voor dienstverlening te beperken tot maatschappelijke organisaties in de minst ontwikkelde landen en in kwetsbare staten; herinnert eraan dat de belangrijkste meerwaarde van maatschappelijke organisaties in alle landen, ongeacht hun ontwikkelingsniveau, ligt in hun vermogen de behoeften en rechten van arme en gemarginaliseerde groepen te interpreteren en vernieuwende oplossingen voor deze groepen voor te stellen en tegelijk bij te dragen tot een grotere bewustwording en politieke steun om de achterliggende oorzaken van armoede, ongelijkheid en uitsluiting aan te pakken;

Ontwikkelingseducatie en bewustmaking (DEAR)

34. herinnert eraan dat de schriftelijke verklaring van het Parlement over ontwikkelingseducatie en actief wereldburgerschap pleit voor een Europese strategie voor ontwikkelingseducatie en bewustmaking die met name een kritische reflectie inhoudt over ontwikkelingsbeleid en inzonderheid beleidscoherentie voor ontwikkeling;

35. verzoekt de Commissie in nauwe samenwerking met maatschappelijke organisaties een overkoepelende strategie voor ontwikkelingseducatie en bewustmaking uit te werken, de financiële middelen hiervoor in de volgende programmeringsperiode te verhogen en in nauw overleg met maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten die bezig zijn met ontwikkelingseducatie en bewustmaking flexibele financieringsmodaliteiten vast te stellen die hun initiatiefrecht eerbiedigen en de participatie van een ruime waaier van deelnemers mogelijk maken;

Programmeringsdocumenten en steuninstrumenten

36. verwelkomt de toezegging van de Commissie om een systematische politiek-economische analyse op nationaal niveau in te voeren en beveelt aan daarbij ook de politieke en juridische situatie van maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten te onderzoeken;

37. is van mening dat belastinginkomsten van essentieel belang zijn voor lokale economische ontwikkeling en dat voorrang moet worden gegeven aan de invoering van doeltreffende en werkbare systemen voor het innen van belastingen om een duurzame bron van ontwikkelingsfinanciering te verzekeren;

38. roept de Commissie op de coördinatie en complementariteit tussen thematische en geografische programma's en instrumenten te verbeteren; herinnert eraan dat maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten moeten worden beschouwd als cruciale partners voor de uitvoering van met name het programma voor mondiale collectieve goederen en in een vroege fase moeten worden geraadpleegd over de vaststelling van zowel geografische als thematische programma's;

39. herinnert eraan dat lokale autoriteiten in aanmerking komen voor alle programma's van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking en verzoekt de Commissie en vertegenwoordigende organisaties van lokale autoriteiten een ruimere participatie van lokale autoriteiten in deze programma's te bevorderen;

40. verzoekt de Commissie haar steun aan gedecentraliseerde samenwerking en partnerschappen tussen lokale autoriteiten in de EU en in de partnerlanden voort te zetten; wijst erop dat deze partnerschappen doeltreffende instrumenten zijn gebleken voor de versterking van de capaciteit van lokale autoriteiten op gebieden die bijdragen tot het terugdringen van armoede; verzoekt de Commissie om dezelfde reden ook haar steun aan de samenwerking tussen maatschappelijke organisaties in de lidstaten en partnerlanden voort te zetten;

41. verzoekt de Commissie de uitwisseling van ervaringen en expertise tussen lokale autoriteiten in de lidstaten en partnerlanden te bevorderen om de kennis op relevante gebieden zoals duurzame ontwikkeling en met name goed bestuur te delen en gebruik te maken van de ervaring die de lokale autoriteiten van de EU-lidstaten met overgangsprocessen hebben opgedaan;

42. roept de Commissie op meer strategische partnerschappen aan te gaan met nationale, regionale en internationale verenigingen en netwerken van lokale autoriteiten;

43. moedigt de Commissie aan een mix van flexibeler, transparanter en voorspelbaarder financieringsinstrumenten te ontwikkelen om zoveel mogelijk actoren van het maatschappelijk middenveld te bereiken; verzoekt de Commissie deze instrumenten te identificeren en te ontwikkelen via een inclusieve dialoog met maatschappelijke organisaties en verenigingen van lokale autoriteiten die voortbouwt op de gestructureerde dialoog;

44. verzoekt de Commissie zich in te zetten voor de participatie van maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten in de lopende discussie over gemengde mechanismen in het kader van het EU-platform voor gemengde mechanismen in de context van externe samenwerking; verzoekt de Commissie bindende richtlijnen vast te stellen en inclusieve mechanismen voor effectbeoordeling en controle op te zetten om te verzekeren dat de betrokken bevolking in alle fasen van het project wordt geraadpleegd en inspraak krijgt, en om te verzekeren dat gemengde mechanismen tot het uitbannen van armoede bijdragen;

45. verzoekt de Commissie tevens ervoor te zorgen dat maatschappelijke organisaties kunnen deelnemen aan alle nieuwe samenwerkingsvormen in het kader van het EU-platform voor externe samenwerking en ontwikkeling.

46. verzoekt de Commissie om nationale decentralisatie-inspanningen te bevorderen bij de opstelling en uitvoering van overeenkomsten op het gebied van goed bestuur en ontwikkeling, overeenkomsten inzake sectorale hervormingen en overeenkomsten voor staatsopbouw;

47. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

  • [1]  PB C 46 van 24.2.2006, blz. 1.
  • [2]  PB C 33 E van 5.2.2013, blz. 77.
  • [3] https://webgate.ec.europa.eu/fpfis/mwikis/aidco/images/d/d4/Final_Report_DEAR_Study.pdf.
  • [4] https://webgate.ec.europa.eu/fpfis/mwikis/aidco/images/e/ea/FINAL_CONCLUDING_PAPER.pdf.
  • [5] http://www.gecongress2012.org/images/2012_GE_Congress_Report_FINAL_11feb201.pdf (p. 27‑31).
  • [6] http://ec.europa.eu/europeaid/how/public-consultations/6405_en.htm.
  • [7] http://ec.europa.eu/europeaid/how/evaluation/evaluation_reports/2012/1300_docs_en.htm.

TOELICHTING

In september 2012 publiceerde de Commissie de mededeling "Aan de basis van democratie en duurzame ontwikkeling: het maatschappelijke engagement van Europa in de externe betrekkingen" en in mei 2013 de mededeling "Eigen verantwoordelijkheid voor de lokale autoriteiten in de partnerlanden met het oog op beter bestuur en doeltreffender ontwikkelingsresultaten". Deze mededelingen schetsen het nieuwe kader voor de EU‑samenwerking met maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten in een veranderende globale context, met aanzienlijke economische, politieke en sociale uitdagingen.

Doeltreffendheid van de ontwikkeling

Na de Conferentie van Busan was er binnen de internationale gemeenschap een sterke pressie om te evolueren van een beperkte agenda voor de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp naar een bredere agenda voor de doeltreffendheid van ontwikkeling. Maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten dringen erop aan dat een op rechten gebaseerde aanpak de kern van het ontwikkelingsbeleid vormt en dat democratische inbreng in het ontwikkelingsbeleid wordt verzekerd.

Het beginsel van democratische eigen verantwoordelijkheid plaatst de burgers centraal in het ontwikkelingsbeleid, waarbij regeringen de ruimte creëren waarbinnen maatschappelijke organisaties kunnen werken en deze organisaties van de regering verantwoording kunnen vragen voor het gevoerde beleid. Democratische eigen verantwoordelijkheid bevordert ook de actieve rol van het maatschappelijk middenveld en lokale autoriteiten bij het uittekenen en uitvoeren van het beleid.

De rapporteur meent dat de EU zich nog meer moet inzetten voor verantwoordelijke, transparante, op de mensenrechten gebaseerde, inclusieve betrekkingen met regeringen, maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten in partnerlanden, om duurzamer ontwikkelingsresultaten te realiseren. De EU moet dan ook voorrang geven aan initiatieven die een partnerschap voor verantwoordelijkheid tussen maatschappelijke organisaties, parlementen en controleorganen op nationaal niveau bevorderen.

De bevordering van democratischer samenlevingen vereist dat de EU zich politiek nog meer engageert voor het scheppen van een gunstig klimaat voor maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten en de uitbouw van hun capaciteit, en deze kwesties in haar beleid en programma's integreert.

De bevordering van een gunstig klimaat moet als een prioriteit worden aangemerkt in het EU‑standpunt over de ontwikkelingsagenda voor de periode na 2015 en het personeel van de EU‑delegaties moet in die zin worden opgeleid. De rapporteur is de overtuiging toegedaan dat de EU een systeem van toezicht op het creëren van een gunstig klimaat moet ondersteunen, met name wat beleid en regelgeving betreft, alsook veelzijdige dialoog tussen de belanghebbenden.

De rapporteur acht het ook van cruciaal belang het initiatiefrecht van maatschappelijke ondernemingen als onafhankelijke actoren in stand te houden en het juiste evenwicht te vinden tussen dit initiatiefrecht en harmonisatie.

De EU moet de diversiteit van het maatschappelijk middenveld bevorderen. Dit is immers een cruciale factor om democratische samenlevingen op te bouwen en een daadwerkelijke, actieve participatie van gemarginaliseerde bevolkingsgroepen te verzekeren.

De rapporteur verwelkomt het voorstel van de Commissie om routekaarten op te stellen voor de samenwerking met maatschappelijke organisaties, die terdege en in een vroege fase moeten worden betrokken bij de beleidsplanning en vaststelling van prioriteiten. De routekaarten zijn een belangrijk instrument om samenhang en synergie in de verschillende sectoren van het externe beleid van de EU te verzekeren, alsook voor de coördinatie met lidstaten en andere internationale donoren. Beleidscoherentie voor ontwikkeling moet in toekomstige routekaarten centraal staan.

De rapporteur meent dat de EU met name aandacht moet geven aan versterkte capaciteitsopbouw van lokale autoriteiten en maatschappelijke organisaties in kwetsbare staten, hun onderlinge partnerschappen en hun samenwerking met de EU met het oog op een grotere weerbaarheid.

De rapporteur is diep bezorgd over het voorstel van de Commissie om de financiële steun voor dienstverlening te beperken tot maatschappelijke organisaties in de minst ontwikkelde landen en in kwetsbare staten.

Lokaal democratisch bestuur, decentralisatie en gebiedsgebonden ontwikkeling

Lokaal democratisch bestuur, decentralisatie en gebiedsgebonden ontwikkeling staan hoog op de ontwikkelingsagenda. Zowel de definitie als de praktische uitvoering ervan zijn echter niet duidelijk omschreven. Zij zijn veeleer het resultaat van uiteenlopende ervaringen tegen uiteenlopende politieke, culturele en historische achtergronden.

De rapporteur meent dat de ondersteuning van lokaal bestuur, decentralisatie en gebiedsgebonden ontwikkeling moet worden ingepast in een ambitieuzere beleidsdialoog met partnerlanden. Het is met name belangrijk dat de Commissie en de EDEO werk maken van een politiek-economische analyse van de decentralisatie-inspanningen en de capaciteitsopbouw van plaatselijke actoren om het decentralisatieproces te beïnvloeden en te volgen.

Met het oog op een zo groot mogelijke doeltreffendheid van de steun en een versterking van de lokale democratie speelt de samenwerking tussen lokale autoriteiten en maatschappelijke organisaties op lokaal niveau voor gebiedsgebonden ontwikkeling een cruciale rol.

Ontwikkelingseducatie

In 2012 publiceerde de Commissie haar werkdocument "Ontwikkelingseducatie en bewustmaking in Europa (DEAR)", waarin zij een systematisch overzicht geeft van de belangrijkste vraagstukken en uitdagingen op dit belangrijk gebied.

De rapporteur herinnert eraan dat de schriftelijke verklaring van het Europees Parlement over ontwikkelingseducatie en actief wereldburgerschap pleit voor een Europese strategie voor ontwikkelingseducatie en bewustmaking die met name een kritische reflectie inhoudt over ontwikkelingsbeleid en inzonderheid beleidscoherentie voor ontwikkeling. Om deze ambitieuze doelstellingen te verwezenlijken moeten de beschikbare financiële middelen worden verhoogd.

De rapporteur herinnert aan de belangrijke rol die de Europese lokale autoriteiten spelen op het gebied van ontwikkelingseducatie en bewustmaking.

Programmeringsdocumenten en steuninstrumenten

Aangezien de onderhandelingen over de financieringsinstrumenten voor extern optreden momenteel lopen, is dit verslag een unieke gelegenheid om aanbevelingen te formuleren aan de Commissie en de EDEO voor de volgende programmeringsperiode.

De rapporteur acht het van essentieel belang de complementariteit tussen thematische en geografische programma's te verbeteren om een nadelig werkende afwezigheid te voorkomen in landen waar de Commissie bilaterale steun stopzet. De rapporteur onderstreept ook de noodzaak van een doeltreffender coördinatie tussen thematische en regionale programma's.

Daarnaast moet bijzondere aandacht worden gegeven aan het gebruik van een mix van financieringsinstrumenten om zoveel mogelijk maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten te bereiken. Deze financieringsinstrumenten moeten worden geïdentificeerd via een inclusieve dialoog met maatschappelijke organisaties en verenigingen van lokale autoriteiten.

De rapporteur meent dat maatschappelijke organisaties ook moeten worden betrokken bij de lopende discussie over gemengde mechanismen, die in hoofdzaak gericht moet zijn op de versterking van de democratische verantwoordelijkheid op nationaal en regionaal niveau en op het uitbannen van armoede.

Overeenkomsten op het gebied van goed bestuur en ontwikkeling, overeenkomsten inzake sectorale hervormingen en overeenkomsten voor staatsopbouw moeten worden gebruikt om decentralisatie-inspanningen in de betrokken landen op te voeren, teneinde op doeltreffender wijze te beantwoorden aan de mogelijkheden en de behoeften van lokale autoriteiten in partnerlanden.

De rapporteur beveelt de Commissie aan haar steun aan partnerschappen tussen lokale autoriteiten in Europese en partnerlanden, die succesvol zijn gebleken bij capaciteitsopbouw en armoedebestrijding, voort te zetten.

De rapporteur pleit ook voor kennisuitwisseling op het gebied van ontwikkelingssamenwerking tussen lokale autoriteiten van nieuwe en oude lidstaten om de bestaande kloof qua expertise te overbruggen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

17.9.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

25

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Thijs Berman, Michael Cashman, Ricardo Cortés Lastra, Corina Creţu, Leonidas Donskis, Mikael Gustafsson, Filip Kaczmarek, Miguel Angel Martínez Martínez, Gay Mitchell, Norbert Neuser, Maurice Ponga, Jean Roatta, Birgit Schnieber-Jastram, Michèle Striffler, Keith Taylor, Patrice Tirolien, Ivo Vajgl

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Philippe Boulland, Enrique Guerrero Salom, Edvard Kožušník, Krzysztof Lisek, Isabella Lövin, Judith Sargentini

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Emma McClarkin, Jarosław Leszek Wałęsa