VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma "Justitie" voor de periode 2014-2020

19.11.2013 - (COM(2011)0759 – C7‑0439/2011 – 2011/0369(COD)) - ***I

Commissie juridische zaken
Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteurs: Luigi Berlinguer, Philip Claeys
(Gezamenlijke commissievergaderingen – Artikel 51 van het Reglement)


Procedure : 2011/0369(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0396/2013
Ingediende teksten :
A7-0396/2013
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

betreffende het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma "Justitie" voor de periode 2014-2020

(COM(2011)0759 – C7‑0439/2011 – 2011/0369(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2011)0759),

–   gezien artikel 294, lid 2, artikel 81, lid 1 en lid 2, artikel 82, lid 1, en artikel 84 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, uit hoofde waarvan de Commissie het voorstel heeft ingediend bij het Parlement (C7-0439/2011),

–   gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 11 juli 2012[1],

–   gezien het advies van het Comité van de Regio's van 18 juli 2012[2],

–   gezien artikel 55 van zijn Reglement,

–    gezien het gezamenlijk overleg van de Commissie juridische zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken overeenkomstig artikel 51 van het Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de adviezen van de Begrotingscommissie en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0396/2013),

1.  stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.  verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Amendement    1

AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT[3]*

op het voorstel van de Commissie

---------------------------------------------------------

VERORDENING (EU) Nr. …/2013

VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van

tot vaststelling van een programma "Justitie" voor de periode 2014-2020

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, leden 1 en 2, artikel 82, lid 1, en artikel 84,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[4],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[5],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure[6],

Overwegende hetgeen volgt:

(1)         Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, waarbinnen personen zich vrij kunnen bewegen. Daartoe kan de Unie maatregelen vaststellen om de justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken te ontwikkelen en om het optreden van de lidstaten op het gebied van misdaadpreventie te stimuleren en te ondersteunen. Eerbiediging van de grondrechten en van gemeenschappelijke beginselen, zoals non-discriminatie, gendergelijkheid, daadwerkelijke toegang tot de rechter voor iedereen, de rechtsstaat en een goed functionerend onafhankelijk rechtsstelsel, moeten bij de verdere ontwikkeling van een Europese rechtsruimte worden gewaarborgd.

(2)  In het programma van Stockholm[7] heeft de Europese Raad opnieuw bevestigd dat prioriteit moet worden verleend aan de ontwikkeling van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, en de totstandbrenging van een Europa van recht en justitie als een politieke prioriteit aangemerkt. Financiering is een belangrijk instrument voor de succesvolle uitvoering van de politieke prioriteiten van het programma van Stockholm. De ambitieuze doelstellingen van de Verdragen en van het programma van Stockholm moeten onder meer worden verwezenlijkt door voor de periode 2014-2020 een flexibel en doeltreffend programma Justitie (het" programma") vast te stellen waarmee de planning en de uitvoering moeten worden vergemakkelijkt. De algemene en de specifieke doelstellingen van het programma moeten worden uitgelegd conform de desbetreffende strategische richtsnoeren van de Europese Raad.

(3)         In de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 over de Europa 2020-strategie wordt een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei gepresenteerd. Er moet een goed functionerende rechtsruimte - waarin de obstakels voor grensoverschrijdende gerechtelijke procedures en voor de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende situaties zijn weggenomen - worden ontwikkeld als een belangrijk instrument om de specifieke doelstellingen en vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020‑strategie ▌te ondersteunen en groeibevorderende mechanismen te faciliteren.

(3 bis)  In deze verordening moet de term "magistraten en justitieel personeel" zo worden verstaan dat rechters, leden van het openbaar ministerie en gerechtsmedewerkers, alsmede andere rechtsbeoefenaars zoals advocaten, notarissen, gerechtsdeurwaarders, reclasserings­ambtenaren, bemiddelaars en gerechtstolken erin inbegrepen zijn.

(3 ter)   Justitiële opleiding staat centraal bij het opbouwen van wederzijds vertrouwen, en zorgt voor een betere samenwerking tussen de justitiële autoriteiten en de rechtsbeoefenaren in de verschillende lidstaten. Justitiële opleiding moet worden gezien als een essentieel element bij de bevordering van een wezenlijke Europese justitiële cultuur in de context van de mededeling van de Commissie van 13 september 2013[8], de resolutie van de Raad betreffende de opleiding van rechters, openbare aanklagers en justitieel personeel in de Europese Unie[9], de conclusies van de Raad van 27 en 28 oktober 2011 over Europese Justitiële opleiding en de resolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2012 over justitiële opleiding.

(3 quater) Bij justitiële opleiding kunnen verschillende actoren betrokken zijn, waaronder gerechtelijke, justitiële en administratieve autoriteiten, academische instellingen, voor justitiële opleiding verantwoordelijke nationale instanties, opleidingsorganisaties en -netwerken op Europees niveau of netwerken van gerechtscoördinatoren voor Unierecht. Instanties en entiteiten die op het gebied van de opleiding van magistraten een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven, zoals het Europees netwerk voor justitiële opleiding (EJTN), de Academie voor Europees Recht (ERA), het Europees Netwerk van Raden voor de rechtspraak (ENCJ), de Vereniging van Raden van State en Hoogste Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie (ACA-Europe), het netwerk van presidenten van de hooggerechtshoven van de Europese Unie (RPCSJUE) en het Europees Instituut voor bestuurskunde (EIPA) moeten hun rol blijven spelen bij de bevordering van opleidingsprogramma's met een wezenlijke Europese dimensie voor magistraten en justitieel personeel, en moeten daarom toereikende financiële steun ontvangen overeenkomstig de procedures en de criteria van de krachtens deze verordening door de Commissie vastgestelde jaarlijkse werk­programma's.

(3 quinquies) De Unie moet opleidingsactiviteiten over de toepassing van Unierecht faciliteren door de salarissen van de deelnemende magistraten en justitiële personeelsleden ten laste van de autoriteiten van de lidstaten te beschouwen als subsidiabele kosten of medefinanciering in natura, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad[10] (het "Financieel Reglement").

(3 sexies) Toegang tot de rechter moet in het bijzonder de toegang tot gerechtelijke instanties, tot alternatieve methoden voor geschillenbeslechting en tot overheidsambtenaren die wettelijk verplicht zijn om partijen onafhankelijk en onpartijdig juridisch advies te verstrekken, omvatten.

(3 septies) In december 2012 heeft de Raad de EU-drugsstrategie (2013-20) [11] bekrachtigd, die gericht is op een evenwichtige aanpak op basis van een gelijktijdige vermindering van de vraag naar en het aanbod van drugs, waarbij wordt onderkend dat een vermindering van de vraag naar en het aanbod van drugs elkaar versterkende elementen van het beleid inzake illegale drugs vormen. Het blijft een van de belangrijkste doelen van deze strategie om bij te dragen aan een meetbare vermindering van de vraag naar drugs, van drugsverslaving, en van drugsgerelateerde gezondheids- en maatschappelijke risico's en schade. Het bij Besluit nr. 1150/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad[12] vastgestelde"programma Drugspreventie en ‑voorlichting" had een rechtsgrondslag op het gebied van volksgezondheid, en had betrekking op die aspecten; het programma heeft een andere rechtsgrondslag en moet gericht zijn op de verdere ontwikkeling van een Europese rechtsruimte op basis van wederzijdse erkenning en wederzijds vertrouwen, in het bijzonder door de justitiële samenwerking te bevorderen. In reactie op de noodzaak tot vereenvoudiging en overeenkomstig de rechtsgrondslag Verordening (EU) nr. …/2013 van het Europees Parlement en de Raad[13][14]* derhalve steun, met inbegrip van voorlichting en preventie, bieden aan maatregelen die het optreden van de lidstaten ter verwezenlijking van de doelstelling om drugsgerelateerde schade aan de gezondheid te verminderen, aanvullen.

(3 octies) Een ander belangrijk element van de EU-drugsstrategie (2013-20) is de vermindering van het aanbod van drugs. Terwijl het fonds voor interne veiligheid dat is opgericht bij Verordening (EU) nr. …/2013 van het Europees Parlement en de Raad[15][16]* gericht moet zijn op acties ter voorkoming en bestrijding van drugshandel en andere vormen van criminaliteit, en in het bijzonder maatregelen tegen het produceren, vervaardigen, extraheren, te koop stellen, vervoeren en in- en uitvoeren van illegale drugs, met inbegrip van het bezit en de aanschaf met het oog op het stellen van drugshandel­gerelateerde handelingen, moet het programma die aspecten van het drugsbeleid omvatten die niet onder het fonds voor interne veiligheid of het programma Gezondheid voor groei vallen, en die nauw aansluiten bij de algemene doelstelling van het programma.

(3 nonies) In ieder geval moet de financiering van prioriteiten uit de programmeringsperiode 2007‑2013 die in de nieuwe EU-drugsstrategie (2013-20) als doelstellingen zijn gehandhaafd, worden voortgezet, en daarom moeten er uit het programma Gezondheid voor groei, het fonds voor interne veiligheid en het programma, overeenkomstig de respectieve prioriteiten en rechtsgrondslagen, middelen beschikbaar worden gesteld, waarbij overlappingen moeten worden voorkomen.

(3 decies) Krachtens artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het "Handvest") en het VN-Verdrag van 1989 inzake de rechten van het kind moet het programma ondersteuning bieden aan de bescherming van de rechten van het kind, waaronder het recht op eerlijke rechts­bedeling, het recht om de procedures te begrijpen, het recht op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven en het recht op integriteit en waardigheid. Het programma moet in het bijzonder gericht zijn op een betere bescherming van kinderen binnen de rechtsstelsels en een betere toegang tot de rechter voor kinderen, en de bevordering van de rechten van het kind moet in de uitvoering van alle activiteiten van het programma worden geïntegreerd.

(3 undecies) Overeenkomstig de artikelen 8 en 10 VWEU moeten de doelstellingen "gelijkheid van vrouwen en mannen" en "bestrijding van discriminatie" worden ondersteund in alle activiteiten van het programma. Er moet worden gezorgd voor regelmatige monitoring en evaluatie om na te gaan hoe kwesties inzake gendergelijkheid en non-discriminatie aan bod komen in de activiteiten van het programma.

(4)         De ervaring met acties op het niveau van de Unie heeft aangetoond dat voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma een combinatie van instrumenten vereist is, waaronder rechtshandelingen, beleidsinitiatieven en financiering. Financiering is een belangrijk instrument ter aanvulling van wetgevingsmaatregelen. ▌

(4 bis)   In zijn conclusies van 22 en 23 september 2011 over het verbeteren van de efficiëntie van toekomstige financieringsprogramma's van de Unie ter ondersteuning van justitiële samen­werking benadrukt de Raad de belangrijke rol van de EU-financieringsprogramma's bij het efficiënt uitvoeren van het EU-acquis en herhaalt hij dat er een meer transparante, flexibele, coherente en gestroomlijnde toegang tot deze programma's moet komen.

(5)         In de mededeling van de Commissie van 29 juni 2011 getiteld "Een begroting voor Europa 2020", wordt beklemtoond dat de financiering van de Unie moet worden gerationaliseerd en vereenvoudigd. Vooral in het licht van de huidige economische crisis is het van het grootste belang dat de middelen van de Unie met de grootst mogelijke zorg worden gestructureerd en beheerd. Om te komen tot een ingrijpende vereenvoudiging en een efficiënt beheer van de financiering moet het aantal programma's worden verminderd en moeten de financieringsregels en -procedures worden gerationaliseerd, vereenvoudigd en geharmoniseerd.

(6)  Om tegemoet te komen aan de behoefte aan vereenvoudiging ▌, efficiënt beheer van en gemakkelijker toegang tot financiering, moet het programma de activiteiten voortzetten en verder ontwikkelen die voordien werden verricht op basis van de drie programma's die zijn vastgesteld bij Besluit 2007/126/JBZ van de Raad[17], Besluit nr. 1149/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad[18] en Besluit nr. 1150/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad[19]. De tussentijdse evaluaties van deze programma's bevatten aanbevelingen strekkende tot een betere uitvoering van de programma's. De bevindingen van deze tussentijdse evaluaties, en van de respectieve evaluaties achteraf moeten worden meegenomen bij de uitvoering van het programma.

(8)  In de mededeling van de Commissie van 19 oktober 2010 getiteld "Evaluatie van de EU‑begroting"[20] en in de mededeling van de Commissie van 29 juni 2011, getiteld "Een begroting voor Europa 2020", wordt beklemtoond dat het belangrijk is de financiering te richten op activiteiten met een duidelijke Europese meerwaarde, d.w.z. maatregelen van de Unie die een meerwaarde kunnen bieden ten opzichte van het optreden van de lidstaten afzonderlijk. De onder deze verordening vallende acties moeten bijdragen tot de totstand­brenging van een Europese rechtsruimte, aangezien zij het beginsel van wederzijdse erkenning versterken, het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten ontwikkelen, de grensoverschrijdende samenwerking en netwerkvorming stimuleren, en zorgen voor de correcte, coherente en consistente toepassing van het recht van de Unie. De financiering van activiteiten moet er ook toe bijdragen dat alle betrokkenen een doeltreffende en betere kennis van het recht en het beleid van de Unie hebben en moet zorgen voor een degelijke analytische basis voor de ondersteuning en de ontwikkeling van het recht en het beleid van de Unie, en daarmee bijdragen tot de handhaving en goede tenuitvoerlegging daarvan. Het optreden van de Unie maakt het mogelijk deze acties in de hele Unie op consistente wijze uit te voeren en brengt schaalvoordelen mee. Bovendien is de Unie beter dan de lidstaten in staat om in te spelen op grensoverschrijdende situaties en om een Europees platform voor wederzijdse leerprocessen te bieden.

(8 bis)  Bij het selecteren van acties die voor financiering uit hoofde van het programma in aanmerking komen, moet de Commissie de voorstellen beoordelen aan de hand van vooraf vastgestelde criteria. Deze criteria moeten een beoordeling inhouden van de Europese meerwaarde van de voorgestelde acties. Nationale projecten en kleinschalige projecten kunnen ook een Europese meerwaarde hebben.

(8 ter)   Nationale, regionale en lokale autoriteiten moeten worden toegevoegd aan de instanties en entiteiten die toegang hebben tot het programma.

(11)       In deze verordening worden de financiële middelen voor de gehele looptijd van het programma vastgelegd, die voor het Europees Parlement en de Raad in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van … tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer[21][22]*.

(11 bis)  Om te waarborgen dat het programma tijdens de hele looptijd flexibel genoeg is om te kunnen inspelen op de veranderde behoeften en de overeenkomstige beleidsprioriteiten, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen voor het wijzigen van de percentages in de bijlage bij deze verordening voor elke groep van specifieke doelstellingen die deze percentages met meer dan 5 procentpunten zou overschrijden. Om de behoefte aan een dergelijke gedelegeerde handeling te kunnen beoordelen, moeten deze percentages berekend worden op de basis van de financiële middelen van het programma tijdens de gehele looptijd en niet op de basis van jaarlijkse kredieten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(12)  De onderhavige verordening moet worden uitgevoerd met volledige inachtneming van het Financieel Reglement. Met name wat betreft de voorwaarden waaronder door begunstigden betaalde belasting over de toegevoegde waarde (btw) subsidiabel is, zou btw-subsidiabiliteit niet mogen afhangen van de juridische status van de begunstigden voor activiteiten die onder dezelfde juridische voorwaarden door private en publieke instanties en entiteiten kunnen worden uitgevoerd. Rekening houdend met de specifieke aard van de doelstellingen en activiteiten die onder deze verordening vallen, moet in de oproepen tot het indienen van voorstellen worden verduidelijkt dat voor activiteiten die zowel door publieke als door private instanties en entiteiten kunnen worden uitgevoerd de niet-aftrekbare btw die publieke instanties en entiteiten verschuldigd zijn subsidiabel zal zijn, voor zover die is betaald voor de uitvoering van activiteiten, zoals opleiding en bewustmaking, die niet kunnen worden gezien als de uitoefening van een publieke taak. De onderhavige verordening moet ook gebruik maken van de vereenvoudigingsinstrumenten die in het Financieel Reglement zijn vastgesteld. Bovendien moeten de criteria voor de vaststelling van de te ondersteunen acties erop gericht zijn de beschikbare financiële middelen toe te wijzen aan acties die de grootste impact hebben op de nagestreefde beleidsdoelstelling.

(13)  Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van de jaarlijkse ▌werkprogramma's. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad[23]. ▌

(13 bis) De door de Commissie overeenkomstig deze verordening vastgestelde jaarlijkse werkprogramma's dienen te zorgen voor een passende verdeling van de middelen over subsidies en contracten voor overheidsopdrachten. Het programma dient in de eerste plaats middelen te bestemmen voor subsidies, maar tegelijkertijd de middelen voor gunning van opdrachten op een toereikend niveau te houden. Het minimum­percentage van de jaarlijkse voor subsidies bestemde uitgaven dient in de jaarlijkse werkprogramma's te worden vastgesteld en niet minder dan 65% te bedragen. Teneinde de planning en de medefinanciering door belanghebbenden te faciliteren, dient de Commissie een duidelijk tijdschema op te stellen voor de oproepen tot het indienen van voorstellen en de selectie en gunning van projecten.

(14)  Met het oog op een doeltreffende toewijzing van middelen uit de algemene begroting van de Unie moet worden gestreefd naar samenhang, complementariteit en synergie met financieringsprogramma's ter ondersteuning van sterk met elkaar verbonden beleids­terreinen, meer bepaald met dit programma en het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. …/2013 van het Europees Parlement en de Raad[24][25]*, het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, misdaadpreventie en de bestrijding van grensoverschrijdende, ernstige en georganiseerde criminaliteit, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. …/2013 van het Europees Parlement en de Raad[26][27]**, het programma Gezondheid voor groei, het programma Erasmus+, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. …/2013 van het Europees Parlement en de Raad[28][29]***, het kader­programma Horizon 2020, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. …/2013 van het Europees Parlement en de Raad[30][31]****, en het instrument voor pretoetredingssteun, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. …/2013 van het Europees Parlement en de Raad[32][33]*****.

(16)  De financiële belangen van de Unie moeten gedurende de gehele uitgavencyclus worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, waaronder de preventie, de opsporing en het onderzoek van onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen en, indien nodig, het opleggen van administratieve en financiële sancties ▌overeenkomstig het Financieel Reglement.

(17)       Met het oog op de toepassing van het beginsel van goed financieel beheer moet deze verordening voorzien in passende instrumenten ter beoordeling van de resultaten ervan. Daartoe moeten algemene en specifieke doelstellingen worden vastgesteld. Om te meten in hoeverre deze specifieke doelstellingen zijn verwezenlijkt, moet een reeks concrete en kwantificeerbare indicatoren worden vastgesteld, die gedurende de gehele looptijd van het programma geldig blijven. De Commissie moet jaarlijks bij het Europees Parlement en de Raad een monitoringrapport indienen dat onder meer gebaseerd moet zijn op de in deze verordening beschreven indicatoren en waarin informatie moet worden verstrekt inzake het gebruik van de beschikbare fondsen.

(17 bis)  Het programma moet op doeltreffende wijze worden uitgevoerd, met inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer; het moet tevens goed toegankelijk zijn voor potentiële aanvragers. Met het oog op een doeltreffende toegang tot het programma moet de Commissie zich inspannen om de aanvraagprocedures en -stukken, de administratieve formaliteiten en de vereisten inzake financieel beheer te vereenvoudigen en te harmoniseren, administratieve lasten weg te nemen en de indiening van subsidie­aanvragen door entiteiten uit lidstaten die in het programma ondervertegenwoordigd zijn, aan te moedigen. De Commissie moet informatie over het programma en de doelstellingen ervan, de verschillende oproepen tot het indienen van voorstellen en de tijdschema's ervan op een specifieke website bekendmaken. De basisdocumenten en richtsnoeren betreffende de oproepen tot het indienen van voorstellen moeten in alle Verdragstalen beschikbaar zijn.

(17 ter)  Overeenkomstig artikel 180, lid 1, onder l), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie[34] ("de uitvoeringsvoorschriften"), moeten in de subsidieovereenkomst bepalingen worden opgenomen om zichtbaarheid te geven aan het optreden van de Unie, behalve in naar behoren gerechtvaardigde gevallen waarin publiciteit niet mogelijk of passend is.

(17 quater) Overeenkomstig artikel 35, leden 2 en 3, van het Financieel Reglement en artikel 21 van de uitvoeringsvoorschriften moet de Commissie tijdig en op passende wijze informatie over de ontvangers en de aard en het doel van de uit de algemene begroting van de Unie gefinancierde maatregelen verstrekken. Die informatie moet beschikbaar worden gemaakt waarbij terdege rekening wordt gehouden met de eisen inzake vertrouwelijkheid en veiligheid, in het bijzonder de bescherming van persoonsgegevens.

(18)  Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk bijdragen tot de verdere ontwikkeling van een Europese rechtsruimte die gebaseerd is op wederzijdse erkenning en wederzijds vertrouwen, in het bijzonder door het bevorderen van justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar door de omvang en de gevolgen ervan, beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(19)       ▌Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het VEU en aan het VWEU is gehecht, heeft Ierland te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van deze verordening wenst deel te nemen ▌.

(19 bis)  Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het VEU en aan het VWEU is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch ▌van toepassing is ▌in het Verenigd Koninkrijk.

(20)       Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het VEU en aan het VWEU is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken.

(20 bis) Ter verzekering van de continuïteit van de financiering van activiteiten die voorheen werden verricht op grond van Besluit 2007/126/JBZ, Besluit nr. 1149/2007/EG en Besluit nr. 1150/2007/EG, moet deze verordening op de dag na de publicatie ervan in werking treden,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:Artikel 1Vaststelling en looptijd van het programma

1.          Bij deze verordening wordt een programma "Justitie" vastgesteld ("het programma").

2.          Het programma bestrijkt de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020. ▌

Artikel 3Europese meerwaarde

1.        Het programma financiert acties met een Europese meerwaarde die bijdragen tot de verdere ontwikkeling van een Europese rechtsruimte. Daartoe zorgt de Commissie ervoor dat de voor financiering geselecteerde acties gericht zijn op het bereiken van resultaten met een Europese meerwaarde ▌.

2.        De Europese meerwaarde van acties, waaronder die van kleinschalige en nationale acties, wordt beoordeeld in het licht van criteria zoals de bijdrage van de acties aan de consequente en coherente toepassing van het Unierecht en aan de voorlichting van het grote publiek over de hieruit voortvloeiende rechten, de mate waarin de acties het wederzijdse vertrouwen tussen lidstaten kunnen vergroten en de grensoverschrijdende samenwerking kunnen verbeteren, het transnationale effect ervan en de bijdrage aan de ontwikkeling en verspreiding van beste praktijken, of de mate waarin zij praktische instrumenten en oplossingen kunnen aanreiken voor grensoverschrijdende of de gehele Unie bestrijkende uitdagingen.

Artikel 4Algemene doelstelling

De algemene doelstelling van het programma is bij te dragen tot de verdere ontwikkeling van een Europese rechtsruimte op basis van wederzijdse erkenning en wederzijdse vertrouwen, in het bijzonder door de justitiële samenwerking in burgerlijke en in strafzaken te bevorderen.

Artikel 5Specifieke doelstellingen

1.          Om de in artikel 4 genoemde algemene doelstelling te verwezenlijken, heeft het programma de volgende specifieke doelstellingen:

a)      de justitiële samenwerking in burgerlijke en in strafzaken vergemakkelijken en ondersteunen;

a bis) justitiële opleidingen, waaronder taalopleidingen over juridische terminologie, ondersteunen en bevorderen met het oog op het stimuleren van een gemeenschappelijke rechtscultuur;

b)  daadwerkelijke toegang tot de rechter voor allen vergemakkelijken, met inbegrip van het bevorderen en ondersteunen van de rechten van slachtoffers van misdrijven, met inachtneming van de rechten van de verdediging;

b bis) initiatieven op het gebied van het drugsbeleid ondersteunen met betrekking tot aspecten van justitiële samenwerking en misdaadpreventie die nauw verbonden zijn met de algemene doelstelling van het programma, voor zover ze niet onder het fonds voor interne veiligheid of het programma Gezondheid voor groei vallen;

2.          De specifieke doelstellingen van het programma worden in het bijzonder nagestreefd door:

a)     de voorlichting van het publiek over en de kennis van het recht en het beleid van de Unie te verbeteren;

a bis)  met het oog op een doeltreffende justitiële samenwerking in burgerlijke en in strafzaken, de kennis te verbeteren van het recht van de Unie, waaronder materieel recht en procesrecht, instrumenten voor justitiële samenwerking en van de desbetreffende jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, en van vergelijkend recht;

b)     de doeltreffende, integrale en coherente uitvoering en toepassing van instrumenten en beleid van de Unie in de lidstaten, en de monitoring en beoordeling ervan, te ondersteunen;

c)      grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen, de wederzijdse kennis van en het wederzijds inzicht in het burgerlijk recht, het strafrecht en de rechtsstelsels van de lidstaten te verbeteren, en het wederzijds vertrouwen te bevorderen;

d)     de kennis van en het inzicht in potentiële belemmeringen die de goede werking van een Europese rechtsruimte kunnen schaden, te verbeteren;

e)  de efficiëntie van en de samenwerking tussen rechtsstelsels te verbeteren door middel van informatie- en communicatietechnologie, onder meer de grensoverschrijdende interoperabiliteit van systemen en toepassingen.

Artikel 5 bisIntegratie

Het programma beoogt bij de uitvoering van alle acties de gelijkheid van vrouwen en mannen alsmede de rechten van het kind, onder meer door een kindvriendelijke justitie, te bevorderen. Het houdt tevens rekening met het verbod van discriminatie op basis van de in artikel 21 van het Handvest genoemde gronden, overeenkomstig en binnen de grenzen van artikel 51 van het Handvest.

Artikel 6

Soorten acties

1.        In het kader van het programma worden onder meer de volgende soorten acties gefinancierd:

a)  analytische werkzaamheden, zoals de verzameling van gegevens en statistieken; de ontwikkeling van gemeenschappelijke methoden en, in voorkomend geval, indicatoren of benchmarks; studies, onderzoeken, analyses en enquêtes; evaluaties; de opstelling en publicatie van handleidingen, verslagen en educatief materiaal; workshops, seminars, vergaderingen van deskundigen en conferenties.

b)          opleidingsactiviteiten ▌, zoals uitwisseling van personeel, workshops, seminars, opleiding van opleiders, waaronder taalopleidingen over juridische terminologie, en ontwikkeling van online opleidingsinstrumenten of andere opleidingsmodules voor magistraten en justitieel personeel;

c)          activiteiten inzake wederzijds leren, samenwerking, bewustmaking en verspreiding, zoals vaststelling en uitwisseling van beproefde methoden, innovatieve benaderingen en ervaringen; de organisatie van intercollegiale toetsing en wederzijds leren; de organisatie van conferenties ▌, seminars, informatiecampagnes ▌, onder meer institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie voor zover zij verband houden met de doelstellingen van het programma; de samenstelling en publicatie van materiaal voor de verspreiding van informatie over het programma en de resultaten ervan; de ▌ontwikkeling, de werking en het onderhoud van ICT-systemen en -instrumenten, waaronder de verdere ontwikkeling van het Europese portaal e-justitie als instrument voor een betere toegang van de burger tot de rechter;

d)  ondersteuning van de voornaamste actoren waarvan de activiteiten bijdragen tot de uitvoering van de doelstellingen van het programma, zoals ondersteuning van de lidstaten bij de uitvoering van het recht en het beleid van de Unie, ondersteuning van de voornaamste Europese actoren en Europese netwerken, onder meer op het gebied van justitiële opleiding; en ondersteuning van netwerkactiviteiten op Europees niveau tussen gespecialiseerde instanties en entiteiten, nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten en niet-gouvernementele organisaties.

2.           Het Europees netwerk voor justitiële opleidingen ontvangt exploitatiesubsidies ter medefinanciering van de uitgaven in verband met het permanente werkprogramma ervan.

Artikel 7Deelname

1.          Het programma staat open voor alle ▌instanties en entiteiten die wettelijk zijn gevestigd in:

a)      de lidstaten;

b)  de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die partij zijn bij de ▌Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, overeenkomstig die overeenkomst;

c)      de kandidaat-lidstaten, de potentiële kandidaat-lidstaten en de landen die tot de Unie toetreden, conform de algemene beginselen en voorwaarden die zij bepaald voor hun deelname aan de programma's van de Unie die zijn vastgesteld in de respectieve kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of gelijkaardige overeenkomsten.

1 bis.     Commerciële instanties en entiteiten hebben alleen samen met niet-commerciële organisaties of openbare organisaties toegang tot het programma.

2.          Instanties en entiteiten die wettelijk zijn gevestigd in▌ andere dan de derde landen die aan het programma deelnemen in overeenstemming met lid 1, punten b) en c), met name landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, kunnen op eigen kosten aan de acties van het programma deelnemen, wanneer dat bijdraagt aan de doelstellingen van deze acties.

3.  De Commissie kan samenwerken met internationale organisaties onder de in de desbetreffende jaarlijkse werkprogramma's vastgestelde voorwaarden. Het programma staat open voor internationale organisaties die actief zijn op de onder het programma vallende gebieden, conform het Financieel Reglement en de desbetreffende jaarlijkse werkprogramma's.

Artikel 8Begroting

1.          De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode 2014-2020 worden vastgesteld op [377, 604 miljoeneuro.

2.          Uit het budget van het programma kunnen ook uitgaven voor voorbereidings-, toezichts-, controle-, audit- en evaluatieactiviteiten worden gefinancierd die nodig zijn voor het beheer van het programma en het beoordelen van de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Uit het budget kunnen tevens uitgaven voor de noodzakelijke studies, vergaderingen van deskundigen, informatie- en communicatieacties, waaronder institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Europese Unie, voor zover deze verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening, alsmede uitgaven in verband met informatietechnologienetwerken voor informatieverwerking en -uitwisseling; en andere uitgaven voor technische en administratieve bijstand die nodig is voor het beheer van het programma door ▌de Commissie.

3.  De jaarlijkse kredieten worden door de het Europees Parlement en de Raad toegestaan binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader dat is vastgesteld in Verordening (EU, Euratom) nr. …/2013[35][36]* van de Raad.

3 bis.     Binnen de financiële middelen voor het programma, worden voor iedere specifieke doelstelling bedragen toegewezen conform de in de bijlagen genoemde percentages.

3 ter.     De Commissie mag voor elke groep specifieke doelstellingen ten hoogste met 5 procentpunten afwijken van de in de bijlage vervatte toegewezen percentages van de financiële middelen. Mocht het nodig blijken die limiet te overschrijden, dan is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 8 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om alle cijfers in de bijlage met meer dan 5 maar maximaal 10 procentpunten te wijzigen.

Artikel 8 bisUitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.          De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.          De in artikel 8, lid 3 ter, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor de duur van het programma.

3.  Het Parlement of de Raad kan de in artikel 8, lid 3 ter, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.          Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en aan de Raad.

5.          Een overeenkomstig artikel 8, lid 3 ter, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd.

Artikel 9Uitvoeringsmaatregelen

1.          De Commissie voert het programma uit in overeenstemming met het Financieel Reglement ▌.

2.  Ter uitvoering van het programma stelt de Commissie jaarlijkse werkprogramma's vast in de vorm van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 10, lid 2.

2 bis.     Elk jaarlijks werkprogramma geeft uitvoering aan de doelstellingen van het programma door het volgende te bepalen:

a)     de acties die overeenkomstig de in artikel 4 en in artikel 5, lid 1, bepaalde algemene en specifieke doelstellingen moeten worden ondernomen, met inbegrip van de indicatieve toewijzing van de financiële middelen;

b)  de essentiële subsidiabiliteits-, selectie- en gunningscriteria die voor de selectie van de voorstellen die een financiële bijdrage zullen ontvangen, moeten worden gebruikt, overeenkomstig artikel 84 van het Financieel Reglement en artikel 94 van de bijbehorende uitvoeringsvoorschriften;

c)      het minimumpercentage van de jaarlijkse uitgaven dat aan subsidies moet worden toegewezen.

2 ter.     Er wordt gezorgd voor een passende en billijke verdeling van de financiële steun over de diverse gebieden die onder deze verordening vallen. Bij het nemen van een besluit over de toewijzing van middelen aan deze gebieden in de jaarlijkse werkprogramma's overweegt de Commissie de noodzaak om voor zowel burgerlijk recht en strafrecht als voor justitiële opleiding en initiatieven op het gebied van het drugsbeleid binnen het toepassingsgebied van het programma voldoende financiële middelen te behouden.

2 quater. Oproepen tot het indienen van voorstellen worden jaarlijks gepubliceerd.

2 quinquies. Om de justitiële opleidingsactiviteiten te vergemakkelijken, wordt overeenkomstig het Financieel Reglement rekening gehouden met de door de autoriteiten van de lidstaten gedragen kosten van de deelname van magistraten en justitieel personeel aan die activiteiten.

Artikel 10Comitéprocedure

1.          De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.          Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 11Complementariteit

1.          De Commissie zorgt, in samenwerking met de lidstaten, voor de algehele samenhang, complementariteit en synergie met andere instrumenten van de Unie, waaronder het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap, het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, misdaadpreventie en de bestrijding van grensoverschrijdende, ernstige en georganiseerde criminaliteit, het programma Gezondheid voor groei, het programma Erasmus+, het kaderprogramma Horizon 2020 en het instrument voor pretoetredingssteun.

1 bis.  De Commissie zorgt tevens voor de algehele samenhang, complementariteit en synergie met het werk van de instanties, bureaus en agentschappen van de Unie die werken op gebieden die onder de doelstellingen van het programma vallen, zoals Eurojust dat is opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ van de Raad[37] en het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad[38].

2.          Middelen van het programma kunnen worden gedeeld met andere instrumenten van de Unie, met name het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap, om acties ten uitvoer te leggen die aan de doelstellingen van beide programma's beantwoorden. Een in het kader van het programma gefinancierde actie kan ook middelen ontvangen uit de begroting van het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap, mits de financiering niet dezelfde kosten dekt.

Artikel 12Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.          De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van het programma gefinancierde acties, de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door middel van doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door middel van terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door middel van doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve and financiële sancties.

2.  De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer hebben de bevoegdheid om audits uit te voeren, zowel op basis van documenten als▌ter ▌plaatse, bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma middelen van de Unie hebben ontvangen.

3.        Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad[39] en van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad[40] onderzoek, waaronder controles en verificaties ter plaatse uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering uit hoofde van het programma, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. 4.  Onverminderd ▌de leden 1, 2 en 3, bevatten samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en met internationale organisaties, subsidieovereenkomsten en -besluiten en contracten die voorvloeien uit de uitvoering van dit programma bepalingen die de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk machtigen om binnen hun respectieve bevoegdheden de in die leden bedoelde audits en onderzoeken te verrichten.

Artikel 13Toezicht en evaluatie

1.          De Commissie houdt jaarlijks toezicht op het programma om na te gaan of de acties die in het kader van het programma worden verricht ▌, zijn geïmplementeerd en of de in artikel 5 beschreven specifieke doelstellingen zijn verwezenlijkt. Het toezicht is ook een manier om te beoordelen op welke wijze aspecten van gendergelijkheid en non-discriminatie in de programma-acties zijn verwerkt.

2.  De Commissie verstrekt het Europees Parlement en de Raad:

-a)    een jaarlijks toezichtverslag op basis van de indicatoren van artikel 12 bis, lid 1 bis, en over het gebruik van de beschikbare middelen;

a)      uiterlijk 30 juni 2018 een tussentijds evaluatieverslag

b)     uiterlijk 31 december 2021 een ex-postevaluatieverslag.

3.          In het tussentijdse ▌evaluatieverslag wordt een beoordeling gemaakt van de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma, de doeltreffendheid van het gebruik van de middelen en de Europese meerwaarde van het programma, om te kunnen beslissen of de financiering op de door het programma bestreken terreinen na 2020 moet worden verlengd, gewijzigd of stopgezet. Tevens wordt nagegaan of het programma kan worden vereenvoudigd, wat de interne en externe samenhang ervan is, en of alle doelstellingen en acties nog steeds relevant zijn. Er wordt rekening gehouden met de resultaten van de ex-post evaluaties van de eerdere, bij de in artikel 14 bedoelde besluiten opgerichte, programma's 2007-2013.

4.  In het ex-post evaluatieverslag ▌wordt een beoordeling gemaakt van de effecten op de lange termijn van het programma en van ▌de duurzaamheid van de effecten ervan; dat evaluatieverslag zal worden gebruikt bij de besluitvorming over een volgend programma.

4 bis.     De evaluaties beoordelen ook op welke wijze aspecten van gendergelijkheid en non-discriminatie in de programma-acties zijn verwerkt.

Artikel 13 bisIndicatoren

1.          Overeenkomstig artikel 13 dienen de in lid 1 bis van dit artikel beschreven indicatoren als basis voor toezicht en om te evalueren in hoeverre de in artikel 5 beschreven specifieke doelstellingen van het programma zijn verwezenlijkt door middel van de in artikel 6 omschreven acties. Zij worden afgemeten aan vooraf vastgestelde ijkpunten die representatief zijn voor de situatie vóór de tenuitvoerlegging. In voorkomend geval worden de indicatoren uitgesplitst naar onder meer geslacht, leeftijd en handicap.

1 bis.      De in lid 1 bedoelde indicatoren omvatten onder meer het volgende:

a)     het aantal en het percentage personen van de doelgroep dat door de uit het programma gefinancierde bewustmakingsactiviteiten wordt bereikt;

b)     het aantal en percentage magistraten en justitiële personeelsleden in een doelgroep dat heeft deelgenomen aan door het programma gefinancierde opleidingsactiviteiten, uitwisselingen van personeel, studiebezoeken, workshops en seminars;

c)  de verbeterde kennis van het recht en het beleid van de Unie in de groepen die deelnemen aan door het programma betaalde acties, vergeleken met de gehele doelgroep;

d)     het aantal gevallen, activiteiten en resultaten van grensoverschrijdende samenwerking, ook via samenwerking door middel van instrumenten van informatietechnologie en procedures op Unie-niveau;

e)      de beoordeling door de deelnemers van de activiteiten waaraan zij hebben deelgenomen, en van de (verwachte) duurzaamheid ervan;

f)      de geografische dekking van de door het programma gefinancierde activiteiten.

2.  Naast de in lid 1 bis vervatte indicatoren worden in het tussentijds evaluatieverslag en het ex-post evaluatieverslag van het programma onder meer onderstaande punten beoordeeld:

a)     de aan het programma toegeschreven invloed op de toegang tot de rechter, op basis van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens die op Europees niveau zijn verzameld;

b)     het aantal instrumenten en hulpmiddelen die zijn ontwikkeld via door het programma gefinancierde acties, met vermelding van de kwaliteit ervan;

c)      de Europese meerwaarde van het programma, waaronder een evaluatie van de activiteiten van het programma in het licht van soortgelijke initiatieven die zijn ontwikkeld op nationaal of Europees niveau en die niet met financiering van de Unie worden ondersteund en de (verwachte) resultaten daarvan; en de voordelen en/of nadelen van Uniefinanciering in vergelijking met nationale financiering van dit soort activiteiten;

d)  de hoogte van de financiering in verhouding tot de bereikte resultaten (efficiëntie);

e)      de mogelijke administratieve, organisatorische en/of structurele belemmeringen voor een soepelere, doeltreffendere en efficiëntere uitvoering van het programma (ruimte voor vereenvoudiging).

Artikel 14Overgangsmaatregelen

Op acties die ▌zijn gestart op grond van Besluit 2007/126/JBZ, Besluit 1149/2007/EG, of Besluit 1150/2007/EG, blijven tot de beëindiging ervan de bepalingen van die besluiten van toepassing. Wat deze acties betreft, worden verwijzingen naar de comités in de artikel 9 van Besluit 2007/126/JBZ, de artikelen 10 en 11 van Besluit 1149/2007/EG en artikel 10 van Besluit 1150/2007/EG gelezen als verwijzingen naar het comité bedoeld in artikel 10 van deze verordening.

Artikel 15Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat, overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te …

Voor het Europees Parlement                      Voor de Raad

De voorzitter                                                 De voorzitter

________________

BIJLAGE

TOEWIJZING VAN FONDSEN

Binnen de financiële middelen voor het programma worden aan elke in artikel 5, lid 1, vervatte specifieke doelstelling bedragen toegewezen als volgt:

Specifieke doelstellingen                                          Aandeel in de financiële middelen

(in %)

a)          de justitiële samenwerking in burgerlijke en in strafzaken vergemakkelijken en ondersteunen

  30%

b)          justitiële opleidingen, waaronder taalopleidingen over juridische terminologie, ondersteunen en bevorderen met het oog op het stimuleren van een gemeenschappelijke rechtscultuur  

  35%

c)          daadwerkelijke toegang tot de rechter voor allen vergemakkelijken, met inbegrip van het bevorderen en ondersteunen van de rechten van slachtoffers van misdrijven, met inachtneming van de rechten van de verdediging    30%

d)          initiatieven op het gebied van het drugsbeleid ondersteunen met betrekking tot aspecten van justitiële samenwerking en misdaadpreventie die nauw verbonden zijn met de algemene doelstelling van het programma, voor zover ze niet onder het fonds voor interne veiligheid of het programma Gezondheid voor groei vallen.

                      5%.

_____________________

  • [1]  PB C 299 van 4.10.2012, blz. 103.
  • [2]  PB C 277 van 13.9.2012, blz. 43.
  • [3] * Amendementen: nieuwe of vervangende tekst staat in vet en cursief, schrappingen zijn met het symbool ▐ aangegeven.
  • [4]           PB C 299 van 4.10.2012, blz. 103.
  • [5]               PB C 277 van 13.9.2012, blz. 43.
  • [6]               Standpunt van het Europees Parlement van ... (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van ... .
  • [7]               PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1.
  • [8]               Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Opbouwen van vertrouwen in justitie in de hele EU, een nieuwe dimensie in de Europese justitiële opleiding. .
  • [9]               Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de opleiding van rechters, openbare aanklagers en justitieel personeel in de Europese Unie (PB C 299, 22.11.2008, blz. 1).
  • [10]               Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
  • [11]             PB C 402 van 29.12.2012, blz. 1.
  • [12]             Besluit nr. 1150/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 september 2007 tot vaststelling van het specifieke programma Drugspreventie en -voorlichting voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma Grondrechten en justitie (PB L 257 van 3.10.2007, blz. 23).
  • [13]             PB L…
  • [14] *             PB: gelieve in de tekst het nummer en in de voetnoot de volledige titel en de publicatiegegevens van de verordening in document pe-cons …/2013 in te vullen.
  • [15]             PB L…
  • [16] *             PB: gelieve in de tekst het nummer en in de voetnoot de volledige titel en de publicatiegegevens van de verordening in document pe-cons …/2013 in te vullen.
  • [17]             Besluit 2007/126/JBZ van de Raad van 12 februari 2007 tot vaststelling van het specifieke programma Strafrecht voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma Grondrechten en justitie  (PB L 58 van 24.2.2007, blz. 13).
  • [18]             Besluit nr. 1149/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 september 2007 tot vaststelling van het specifieke programma Civiel recht voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma Grondrechten en justitie (PB L 257 van 3.10.2007, blz. 16).
  • [19]             Besluit nr. 1150/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 september 2007 tot vaststelling van het specifieke programma Drugspreventie en -voorlichting voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma Grondrechten en justitie (PB L 257 van 3.10.2007, blz. 23).
  • [20]             COM(2010) 700 van 19.10.2010.
  • [21]             PB C ...
  • [22] *              PB: gelieve de datum van vaststelling en in de voetnoot de publicatiegegevens van het IIA vervat in document ST 11838/13 in te vullen.
  • [23]             Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • [24]             PB L …
  • [25] *              PB: gelieve in de tekst het nummer en in de voetnoot de volledige titel en de publicatiegegevens van de verordening in document pe-cons 89/2013 in te vullen.
  • [26]             PB L …
  • [27] **            PB: gelieve in de tekst het nummer en in de voetnoot de volledige titel en de publicatiegegevens van de verordening in document pe-cons …/2013 in te vullen.
  • [28]             PB L …
  • [29] ***           PB: gelieve in de tekst het nummer en in de voetnoot de volledige titel en de publicatiegegevens van de verordening in document pe-cons 63/2013 in te vullen.
  • [30]             PB L …
  • [31] ****          PB: gelieve in de tekst het nummer en in de voetnoot de volledige titel en de publicatiegegevens van de verordening in document pe-cons 67/2013 in te vullen.
  • [32]             PB L …
  • [33] *****        PB: gelieve in de tekst het nummer en in de voetnoot de volledige titel en de publicatiegegevens van de verordening in document pe-cons …/2013 in te vullen.
  • [34]             Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoerings­voorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).
  • [35]             Verordening (EU, Euratom) nr. …/2013 van de Raad van … 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L ...).
  • [36] *              PB: gelieve in het artikel en de voetnoot het nummer, de datum van avststelling en de publicatiegegevens van de verordening in document 11791/13 in te vullen.
  • [37]             2002/187/JBZ: Besluit van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1).
  • [38]             Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 1).
  • [39]             Regulation (EU, Euratom) No 883/2013 of the European Parliament and of the Council of 11 September 2013 concerning investigations conducted by the European Anti-Fraud Office (OLAF) and repealing Regulation (EC) No 1073/1999 of the European Parliament and of the Council and Council Regulation (Euratom) No 1074/1999 (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
  • [40]             Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

ADVIES van de Begrotingscommissie (12.7.2012)

aan de Commissie juridische zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma "Justitie" voor de periode 2014-2020
(COM(2011)0759 – C7‑0439/2011 – 2011/0369(COD))

Rapporteur voor advies: Barbara Matera

BEKNOPTE MOTIVERING

De Commissie heeft als onderdeel van het komende meerjarig financieel kader (MFK) een voorstel ingediend voor een programma voor justitie voor de periode 20142020, met als algemene doelstelling het bijdragen tot de totstandbrenging van een Europese rechtsruimte door middel van het bevorderen van justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken.

Dit programma voor justitie, dat zich richt op vereenvoudiging en rationalisatie, is de opvolger van drie bestaande programma's: Civiel recht (JCIV), Strafrecht (JPEN) en Drugspreventie en –voorlichting (DPIP). De Commissie concludeert op basis van een effectbeoordeling dat het door samenvoeging van deze programma's mogelijk wordt te komen tot een alomvattende aanpak van de financiering op het gebied van justitie.

Het programma "Justitie" heeft drie specifieke doelstellingen:

· het bevorderen van de doeltreffende, brede en coherente toepassing van de wetgeving van de Unie op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke en in strafzaken;

· het vergemakkelijken van de toegang tot de rechter;

· het voorkomen en terugdringen van de vraag naar en het aanbod van drugs.

De rapporteur voor advies is het eens met de aanpak van de Commissie, maar is bezorgd dat er in de nieuwe opzet wellicht minder aandacht wordt geschonken aan drugsproblematiek.

In het voorstel van de Commissie staat dat onder meer het aantal gevallen van grensoverschrijdende samenwerking en de wijze waarop de toegang tot de rechter in Europa wordt ervaren als indicatoren zullen worden gebruikt voor het meten van de verwezenlijking van deze doelstellingen. De rapporteur voor advies wijst erop dat het aantal gevallen van grensoverschrijdende samenwerking en de perceptie van burgers niet bijzonder geschikt zijn als indicator voor het meten van vooruitgang, aangezien deze gegevens door allerlei factoren, die veelal buiten het werkterrein van het programma vallen, kunnen worden beïnvloed.

De financiële middelen voor de uitvoering van het programma in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 bedragen 472 miljoen euro (lopende prijzen). Met inflatiecorrectie en rekening houdend met programma-aanpassingen, is de omvang van de middelen die uitgetrokken worden voor de totstandbrenging van een justitiële ruimte in de Europese Unie in de toekomst vergelijkbaar met de omvang van de middelen voor het huidige MFK.

Het programma "Justitie" zoals dat door de Commissie voor de periode 2014-2020 wordt voorgesteld, dient te worden goedgekeurd met de volgende wijzigingen.

AMENDEMENTEN

De Begrotingscommissie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie juridische zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken onderstaande amendementen in hun verslagen op te nemen:

Amendement  1

Ontwerpwetgevingsresolutie

Paragraaf 1 bis (nieuw)

Ontwerpwetgevingsresolutie

Amendement

 

1 bis. wijst erop dat de in het wetgevingsvoorstel genoemde financiële middelen slechts een indicatie vormen voor de wetgevingsautoriteit en niet kunnen worden vastgesteld zolang er geen overeenstemming is bereikt over de verordening betreffende het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020;

Amendement 2

Ontwerpwetgevingsresolutie

Paragraaf 1 ter (nieuw)

Ontwerpwetgevingsresolutie

Amendement

 

1 ter. herinnert aan zijn resolutie van 8 juni 2011 over investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa1; herhaalt dat in het volgende MFK voldoende aanvullende financiële middelen ter beschikking moeten worden gesteld om de Unie in staat te stellen uitvoering te geven aan haar huidige beleidsprioriteiten en de nieuwe taken zoals vastgelegd in het Verdrag van Lissabon, alsook om in te spelen op onvoorziene gebeurtenissen; vraagt de Raad, indien hij deze benadering niet deelt, duidelijk aan te geven welke van zijn politieke prioriteiten of projecten geheel opgegeven kunnen worden, ondanks de bewezen Europese meerwaarde daarvan; wijst erop dat zelfs als het niveau van de middelen van het volgende MFK met ten minste 5 % wordt verhoogd ten opzichte van 2013, slechts een beperkte bijdrage kan worden geleverd aan de verwezenlijking van de overeengekomen doelen en toezeggingen van de Unie en het beginsel van solidariteit binnen de Unie;

 

_______________

 

1 Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0266.

Amendement  3

Voorstel voor een verordening

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7) Het programma Drugspreventie en -voorlichting had een rechtsgrondslag op het gebied van volksgezondheid en had bijgevolg betrekking op gezondheidskwesties, met name de vermindering van drugsgerelateerde gezondheidsschade, terwijl de drugsproblematiek in het programma Justitie moet worden benaderd vanuit het oogpunt van misdaadpreventie. De aanpak van illegale drugshandel en andere onwettige activiteiten in verband met drugs moet centraal staan bij de financiering van het onderdeel drugs van het nieuwe programma.

(7) Het programma Drugspreventie en -voorlichting had een rechtsgrondslag op het gebied van volksgezondheid en had bijgevolg betrekking op gezondheidskwesties, met name de vermindering van drugsgerelateerde gezondheidsschade; Het drugspreventie- en antidrugsbeleid in het programma Justitie moet worden benaderd vanuit het oogpunt van misdaad- en recidivepreventie. De voorlichting over en de preventie van drugshandel, illegale drugshandel en andere onwettige activiteiten in verband met drugs moet centraal staan bij de financiering van het onderdeel drugs van het nieuwe programma.

Amendement  4

Voorstel voor een verordening

Overweging 10

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(10) Met het oog op de toepassing van het beginsel van goed financieel beheer moet deze verordening voorzien in passende instrumenten ter beoordeling van de resultaten ervan. Daartoe moeten algemene en specifieke doelstellingen worden vastgesteld. Om te meten in hoeverre deze specifieke doelstellingen zijn verwezenlijkt, moet een reeks indicatoren worden vastgesteld, die gedurende de gehele looptijd van het programma geldig blijven.

(10) Met het oog op de toepassing van het beginsel van goed financieel beheer moet deze verordening voorzien in passende instrumenten ter beoordeling van de resultaten ervan. Daartoe moeten algemene en specifieke doelstellingen worden vastgesteld. Om te meten in hoeverre deze specifieke doelstellingen zijn verwezenlijkt, moet een reeks concrete en kwantificeerbare indicatoren worden vastgesteld, die gedurende de gehele looptijd van het programma geldig blijven. De Commissie moet jaarlijks aan het Europees Parlement verslag uitbrengen over de stand van zaken met betrekking tot de verwezenlijking van de doelstellingen, beoordeeld aan de hand van indicatoren als benchmarks.

Amendement  5

Voorstel voor een verordening

Overweging 10 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(10 bis) Het is belangrijk ervoor te zorgen dat het programma financieel goed wordt beheerd en zo doeltreffend en gebruikersvriendelijk mogelijk wordt uitgevoerd, en tevens zorg te dragen voor rechtszekerheid en toegankelijkheid van het programma voor alle deelnemers.

Amendement  6

Voorstel voor een verordening

Overweging 10 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(10 ter) Voor het verwezenlijken van de doelstellingen van het programma moeten een betere uitvoering en een betere kwaliteit van de bestedingen als richtsnoeren worden gehanteerd, waarbij een optimaal gebruik van de financiële middelen wordt gewaarborgd;

Amendement  7

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om de in artikel 4 genoemde algemene doelstelling te verwezenlijken, heeft het programma de volgende specifieke doelstellingen:

Om de in artikel 4 genoemde algemene doelstelling te verwezenlijken, heeft het programma de volgende specifieke doelstellingen:

(a) De doeltreffende, brede en coherente toepassing van de wetgeving van de Unie op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke en in strafzaken bevorderen.

(a) De doeltreffende, brede en coherente toepassing van de wetgeving van de Unie op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke en in strafzaken bevorderen.

Als indicator om de verwezenlijking van deze doelstelling te meten wordt onder meer gebruikt: het aantal gevallen van grensoverschrijdende samenwerking.

Als indicator om de verwezenlijking van deze doelstelling te meten wordt onder meer gebruikt: het aantal succesvolle gevallen van grensoverschrijdende samenwerking.

(b) De toegang tot de rechter vergemakkelijken.

(b) De toegang tot de rechter vergemakkelijken.

Als indicator om de verwezenlijking van deze doelstelling te meten wordt onder meer gebruikt: de wijze waarop de toegang tot de rechter in Europa wordt ervaren.

Als indicator om de verwezenlijking van deze doelstelling te meten wordt onder meer gebruikt: de wijze waarop de toegang tot de rechter in Europa wordt ervaren.

(c) de vraag naar en het aanbod van drugs voorkomen en terugdringen.

(c) de vraag naar en het aanbod van drugs aanzienlijk voorkomen en terugdringen.

Als indicator om de verwezenlijking van deze doelstelling te meten wordt onder meer gebruikt: het aantal gevallen van grensoverschrijdende samenwerking.

Als indicator om de verwezenlijking van deze doelstelling te meten wordt onder meer gebruikt: het aantal succesvolle gevallen van grensoverschrijdende samenwerking.

Amendement  8

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 – lid 2 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(c) activiteiten inzake wederzijds leren, samenwerking, bewustmaking en verspreiding, zoals vaststelling en uitwisseling van beproefde methoden, innovatieve benaderingen en ervaringen, organisatie van intercollegiale toetsing en wederzijds leren; organisatie van conferenties en seminars; organisatie van bewustmakings- en informatiecampagnes, mediacampagnes en -evenementen, waaronder institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Europese Unie; samenstelling en publicatie van materiaal voor de verspreiding van informatie en de resultaten van het programma; ontwikkeling, werking en onderhoud van ICT-systemen en -instrumenten;

(c) activiteiten inzake wederzijds leren, samenwerking, bewustmaking en verspreiding, zoals vaststelling en uitwisseling van beproefde methoden, innovatieve benaderingen en ervaringen, organisatie van intercollegiale toetsing en wederzijds leren; organisatie van conferenties en seminars; Organisatie van bewustmakings- en informatiecampagnes, mediacampagnes en -evenementen; waaronder communicatie over de politieke prioriteiten van de Europese Unie; samenstelling en publicatie van materiaal voor de verspreiding van informatie en de resultaten van het programma; ontwikkeling, werking en onderhoud van ICT-systemen en -instrumenten;

Amendement  9

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De financiële middelen voor de uitvoering van het programma bedragen 472 miljoen euro.

1. In de zin van punt [17] van het Interinstitutioneel Akkoord van .../… tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, bedragen de financiële middelen voor de uitvoering van het programma, die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiepunt voor de begrotingsautoriteit vormen, 472 miljoen euro voor de periode van 2014 tot 2020.

Amendement  10

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De beschikbare jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van het meerjarige financiële kader, dat is neergelegd in Verordening (EU, Euratom) nr. XX/XX van de Raad van XX tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020.

3. De beschikbare jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan onverminderd de bepalingen van de verordening tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 en het Interinstitutioneel Akkoord van xxx/201z tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer.

Amendement  11

Voorstel voor een verordening

Artikel 11 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De Commissie zorgt, in samenwerking met de lidstaten, voor de algehele samenhang, complementariteit en synergie met andere instrumenten van de Unie, waaronder het programma Rechten en burgerschap, het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, misdaadpreventie en de bestrijding van grensoverschrijdende, ernstige en georganiseerde criminaliteit, het programma Gezondheid voor groei, het programma Erasmus voor iedereen, het kaderprogramma Horizon 2020 en het instrument voor pretoetredingssteun.

1. De Commissie zorgt, in samenwerking met de lidstaten, voor de algehele samenhang, complementariteit en synergie met andere instrumenten van de Unie, waaronder het programma Rechten en burgerschap, het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, misdaadpreventie en de bestrijding van grensoverschrijdende, ernstige en georganiseerde criminaliteit, het programma Gezondheid voor groei, het programma Erasmus voor iedereen, het kaderprogramma Horizon 2020 en het instrument voor pretoetredingssteun. De Commissie zorgt tevens voor de algehele samenhang, complementariteit en synergie met de EU-agentschappen waarvan het mandaat dezelfde gebieden bestrijkt als het programma.

Amendement  12

Voorstel voor een verordening

Artikel 11 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Middelen van het programma kunnen worden gedeeld met andere instrumenten van de Unie, met name het programma Rechten en burgerschap, om acties ten uitvoer te leggen die aan de doelstellingen van beide programma's beantwoorden. Een in het kader van het programma gefinancierde actie kan ook middelen ontvangen uit de begroting van het programma Rechten en burgerschap, mits de financiering niet dezelfde kosten dekt.

2. Middelen van het programma kunnen worden gedeeld met andere instrumenten van de Unie, met name het programma Rechten en burgerschap, om acties ten uitvoer te leggen die aan de doelstellingen van beide programma's beantwoorden. Een in het kader van het programma gefinancierde actie kan ook middelen ontvangen uit de begroting van het programma Rechten en burgerschap, mits de financiering niet dezelfde kosten dekt, waarbij financiering uit verschillende bronnen wordt vermeden door de financieringsbronnen voor elke categorie van uitgaven duidelijk aan te geven, conform het beginsel van goed financieel beheer.

PROCEDURE

Titel

Programma inzake justitie voor 2014-2020

Document- en procedurenummers

COM(2011)0759 – C7-0439/2011 – 2011/0369(COD)

Commissies ten principale

       Datum bekendmaking

JURI

14.12.2011

LIBE

14.12.2011

 

 

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

BUDG

14.12.2011

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Barbara Matera

6.2.2012

Artikel 51 - Gezamenlijke commissievergaderingen

       Datum bekendmaking

       

       

15.3.2012

Datum goedkeuring

12.7.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

28

3

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marta Andreasen, Richard Ashworth, Jean Louis Cottigny, Jean-Luc Dehaene, Isabelle Durant, James Elles, Göran Färm, José Manuel Fernandes, Eider Gardiazábal Rubial, Salvador Garriga Polledo, Lucas Hartong, Jutta Haug, Monika Hohlmeier, Anne E. Jensen, Jan Kozłowski, Alain Lamassoure, Giovanni La Via, Barbara Matera, Claudio Morganti, Juan Andrés Naranjo Escobar, Nadezhda Neynsky, Dominique Riquet, Alda Sousa, Helga Trüpel

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Alexander Alvaro, Bendt Bendtsen, Frédéric Daerden, Gerben-Jan Gerbrandy, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Jutta Steinruck, Theodor Dumitru Stolojan, Nils Torvalds

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Leonardo Domenici

ADVIES van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (15.10.2012)

aan de Commissie juridische zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma "Justitie" voor de periode 2014-2020
(COM(2011)0759 – C7‑0439/2011 – 2011/0369(COD))

Rapporteur voor advies: Mariya Gabriel

AMENDEMENTEN

De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid verzoekt de Commissie juridische zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, commissies ten principale, onderstaande amendementen in hun verslag op te nemen:

Amendement 1

Voorstel voor een verordening

Overweging 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 bis) In het kader van het actieplan van de Commissie betreffende het programma van Stockholm wordt de opstelling van een strategie ter bestrijding van geweld jegens vrouwen, huiselijk geweld en genitale verminking van vrouwen overwogen, waarop een EU-actieplan moet volgen.

Amendement  2

Voorstel voor een verordening

Overweging 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 bis) De politieke uitdagingen op het vlak van de justitiële samenwerking in burgerlijke en in strafzaken en de drugsbestrijding vereisen een geïntegreerde multidisciplinaire Europese langetermijnaanpak met het oog op de naleving en bevordering van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden, de rechten van de vrouw en de beginselen van gendergelijkheid en non-discriminatie.

Amendement  3

Voorstel voor een verordening

Overweging 5 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(5 bis) De verwezenlijking van de overkoepelende prioriteit van gendergelijkheid en bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen vergt een toereikend en voorspelbaar financieringsniveau. Bijgevolg moet er in het kader van het streven naar vereenvoudiging en een efficiënter beheer van de financiering voor worden gezorgd dat er permanent financiële middelen van de Unie voor de bevordering van gendergelijkheid en de bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen worden uitgetrokken.

Amendement  4

Voorstel voor een verordening

Overweging 8 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(8 bis) De financiering van programma's en activiteiten ter bevordering van de rechten van de vrouw en van gendergelijkheid is bepalend voor de wijze waarop de verbintenis van het VWEU tot gendergelijkheid in de EU-begroting tot uiting komt. De Commissie moet de te financieren programma's en acties dan ook selecteren door de voorstellen te evalueren aan de hand van vooraf vastgestelde criteria die met name rekening houden met de Europese toegevoegde waarde op het vlak van gendergelijkheid en de bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen.

Amendement  5

Voorstel voor een verordening

Overweging 8 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(8 ter) Genderbudgettering is de toepassing van gendermainstreaming in het begrotingsproces. Het staat voor een op gender gebaseerde beoordeling van begrotingen, waarbij op alle niveaus van het begrotingsproces het genderperspectief wordt geïntegreerd en ontvangsten en uitgaven worden geherstructureerd ten einde gendergelijkheid te bevorderen.

Amendement  6

Voorstel voor een verordening

Overweging 15

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(15) Conform de artikelen 8 en 10 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moeten doelstellingen inzake de gelijkheid van vrouwen en mannen en de bestrijding van discriminatie worden geïntegreerd in alle activiteiten van het programma. Er moet regelmatig toezicht en evaluatie plaatsvinden om na te gaan hoe bij de programma-activiteiten rekening is gehouden met kwesties inzake gendergelijkheid en non-discriminatie.

(15) Conform de artikelen 8 en 10 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moeten doelstellingen inzake de rechten van de vrouw en de beginselen van gelijkheid van vrouwen en mannen en de non-discriminatie worden geïntegreerd en bevorderd in alle activiteiten van het programma. Er moet regelmatig toezicht en evaluatie plaatsvinden om na te gaan hoe bij de programma-activiteiten rekening is gehouden met kwesties inzake gendergelijkheid en maatregelen ter bestrijding van geweld en discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid.

Amendement  7

Voorstel voor een verordening

Overweging 15 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(15 bis) De algemene doelstelling en de specifieke doelstellingen van het in deze verordening omschreven programma zijn de verwezenlijking van een Europese ruimte van vrijheid en recht; deze kunnen evenwel niet worden bereikt zonder een sterk engagement, zowel op Europees als op nationaal niveau, voor de bevordering van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden, de rechten van de vrouw en de beginselen van gendergelijkheid en non-discriminatie.

Amendement  8

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) "magistraten en justitieel personeel": rechters, leden van het openbaar ministerie, advocaten, procureurs, notarissen, gerechtsmedewerkers, gerechtsdeurwaarders, gerechtstolken en andere beroepsbeoefenaars op justitieel terrein.

(b) "magistraten en justitieel personeel": alle vrouwelijke en mannelijke rechters, leden van het openbaar ministerie, advocaten, procureurs, notarissen, gerechtsmedewerkers, gerechtsdeurwaarders, gerechtstolken en andere beroepsbeoefenaars op justitieel terrein.

Amendement  9

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

In het kader van het programma worden acties met een Europese toegevoegde waarde gefinancierd. Daartoe zorgt de Commissie ervoor dat de voor financiering geselecteerde acties gericht zijn op het bereiken van resultaten met een Europese toegevoegde waarde en ziet zij er aan de hand van de eindresultaten van de in het kader van het programma gefinancierde acties op toe dat er daadwerkelijk een Europese toegevoegde waarde wordt gerealiseerd.

In het kader van het programma worden acties met een Europese toegevoegde waarde overeenkomstig de beginselen van genderbudgettering gefinancierd. Daartoe zorgt de Commissie ervoor dat de voor financiering geselecteerde acties gericht zijn op het bereiken van resultaten met een Europese toegevoegde waarde en ziet zij er aan de hand van de eindresultaten van de in het kader van het programma gefinancierde acties op toe dat er daadwerkelijk een Europese toegevoegde waarde wordt gerealiseerd. De Europese toegevoegde waarde wordt beoordeeld op basis van het potentieel van de acties om bij te dragen tot de verwezenlijking van de overkoepelende prioriteiten van gendergelijkheid en bestrijding van geweld tegen vrouwen.

Amendement  10

Voorstel voor een verordening

Artikel 4 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De algemene doelstelling van het programma is bij te dragen tot de totstandbrenging van een Europese rechtsruimte door de justitiële samenwerking in burgerlijke en in strafzaken te bevorderen.

De algemene doelstelling van het programma is bij te dragen tot de totstandbrenging van een Europese rechtsruimte door de justitiële samenwerking in burgerlijke en in strafzaken te bevorderen met inachtneming van de rechtsstelsels van de afzonderlijke lidstaten. De algemene doelstelling van het programma kan alleen worden verwezenlijkt met inachtneming van de artikelen 8, 9, 10, 11 en 18 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Doel van het programma is met name het hooghouden van de waarden van de Unie met betrekking tot de grondrechten, gendergelijkheid en non-discriminatie.

Amendement  11

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – alinea 1 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) De doeltreffende, brede en coherente toepassing van de wetgeving van de Unie op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke en in strafzaken bevorderen.

(a) De doeltreffende, brede en coherente toepassing van de wetgeving van de Unie op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke en in strafzaken alsook van betere procedureregels, met name voor wat betreft de rechten van slachtoffers van criminaliteit, seksueel geweld en uitbuiting, in het bijzonder voor de meest kwetsbare slachtoffers, zoals vrouwen en kinderen, bevorderen.

Als indicator om de verwezenlijking van deze doelstelling te meten, wordt onder meer gebruikt: het aantal gevallen van grensoverschrijdende samenwerking.

Als indicator om de verwezenlijking van deze doelstelling te meten, wordt onder meer gebruikt: het aantal gevallen van grensoverschrijdende samenwerking.

Amendement  12

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – alinea 1 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) De toegang tot de rechter vergemakkelijken.

(b) De toegang tot de rechter vergemakkelijken.

Als indicator om de verwezenlijking van deze doelstelling te meten wordt onder meer gebruikt: de wijze waarop de toegang tot de rechter in Europa wordt ervaren.

Als indicator om de verwezenlijking van deze doelstelling te meten wordt onder meer gebruikt: de wijze waarop de toegang tot de rechter in Europa wordt ervaren en met name de mate waarin de grondrechten en de beginselen van gendergelijkheid, non-discriminatie en gelijke toegang tot de rechter voor eenieder worden nageleefd.

Amendement  13

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – alinea 1 – letter c bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(c bis) Geweld tegen vrouwen en op gender gebaseerd geweld, d.w.z. geweld dat gericht is tegen vrouwen omdat zij vrouw zijn of als vrouw worden gezien of geweld dat gericht is tegen bepaalde personen wegens hun gender, genderidentiteit of genderexpressie, bestrijden.

Amendement  14

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Bij alle programma-activiteiten wordt ernaar gestreefd de gelijkheid van vrouwen en mannen te bevorderen en discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid te bestrijden.

Bij alle programma-activiteiten in het kader van deze verordening worden de rechten van de vrouw, de versterking van de positie van de vrouw, de beginselen van gelijkheid van vrouwen en mannen en non-discriminatie bevorderd en ondersteund.

Amendement  15

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 – lid 1 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) de voorlichting over en de kennis van het recht en het beleid van de Unie verbeteren;

(a) de voorlichting over en de kennis van het recht en het beleid van de Unie verbeteren, met name op het vlak van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden, de rechten van de vrouw en de beginselen van gendergelijkheid en non-discriminatie;

Amendement  16

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 – lid 1 – letter d bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(d bis) de beginselen van gendergelijkheid en non-discriminatie bevorderen en doeltreffende maatregelen nemen om alle vormen van geweld jegens vrouwen tegen te gaan.

Amendement  17

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 – lid 1 – letter d ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(d ter) bij alle programma-activiteiten zorgen voor ondersteuning en bevordering van de justitiële samenwerking en de doeltreffende toepassing van de Europese wetgeving alsook voor verbetering van de procedureregels, met name ter zake van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden, de rechten van de vrouw, de behoeften van het kind, het beginsel van gelijkheid van vrouwen en mannen, de rechten van slachtoffers van criminaliteit, en maatregelen ter bestrijding van geweld en discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid.

Amendement  18

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 – lid 2 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) analytische werkzaamheden, zoals de verzameling van gegevens en statistieken; ontwikkeling van gemeenschappelijke methoden en, in voorkomend geval, indicatoren of benchmarks; studies, onderzoeken, analyses en enquêtes; evaluaties en effectbeoordelingen; opstelling en publicatie van handleidingen, verslagen en educatief materiaal; toezicht op en evaluatie van de omzetting en toepassing van de wetgeving van de Unie en toezicht op en evaluatie van de uitvoering van het beleid van de Unie; workshops, seminars, vergaderingen van deskundigen, conferenties;

(a) analytische werkzaamheden, zoals de verzameling van gegevens en statistieken; ontwikkeling van gemeenschappelijke methoden en, in voorkomend geval, indicatoren of benchmarks; studies, onderzoeken, analyses en enquêtes; evaluaties en effectbeoordelingen; opstelling en publicatie van handleidingen, verslagen en educatief materiaal; toezicht op en evaluatie van de omzetting en toepassing van de wetgeving van de Unie en toezicht op en evaluatie van de uitvoering van het beleid van de Unie; workshops, seminars, vergaderingen van deskundigen, conferenties en gendermainstreaming;

Amendement  19

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 – lid 2 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) opleidingsactiviteiten voor magistraten en justitieel personeel, zoals de uitwisseling van personeel, workshops, seminars, opleiding van opleiders, ontwikkeling van modules voor online-opleidingen en andere opleidingsmodules;

(b) opleidingsactiviteiten voor magistraten en justitieel personeel, zoals de uitwisseling van personeel, workshops, seminars, opleiding van opleiders en ontwikkeling van modules voor online-opleidingen en andere opleidingsmodules, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan kwesties zoals gendergelijkheid, de rechten van de vrouw en het verschijnsel van geweld tegen vrouwen. De opleidingsmodules moeten worden opgezet in nauwe samenwerking met organisaties uit het maatschappelijk middenveld en deskundigen en beroepsbeoefenaars uitrusten met de instrumenten om het recht en het beleid van de Unie daadwerkelijk in praktijk te brengen;

Amendement  20

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 – lid 2 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(c) activiteiten inzake wederzijds leren, samenwerking, bewustmaking en verspreiding, zoals vaststelling en uitwisseling van beproefde methoden, innovatieve benaderingen en ervaringen, organisatie van intercollegiale toetsing en wederzijds leren; organisatie van conferenties en seminars; organisatie van bewustmakings- en informatiecampagnes, mediacampagnes en -evenementen, waaronder institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Europese Unie; samenstelling en publicatie van materiaal voor de verspreiding van informatie en de resultaten van het programma; ontwikkeling, werking en onderhoud van ICT-systemen en -instrumenten;

(c) activiteiten inzake wederzijds leren, samenwerking, bewustmaking en verspreiding, zoals vaststelling en uitwisseling van beproefde methoden, innovatieve benaderingen en ervaringen, organisatie van intercollegiale toetsing en wederzijds leren; organisatie van conferenties en seminars; organisatie van bewustmakings- en informatiecampagnes, mediacampagnes en -evenementen, waaronder institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Europese Unie; samenstelling en publicatie van materiaal voor de verspreiding van informatie en de resultaten van het programma; ontwikkeling, werking en onderhoud van ICT-systemen en -instrumenten; deze activiteiten inzake wederzijds leren, samenwerking, bewustmaking en verspreiding zijn eveneens bedoeld om de gelijkheid van vrouwen en mannen te bevorderen en de toegang van vrouwen tot hoge posten te vergemakkelijken;

Amendement  21

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 – lid 2 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(d) ondersteuning van de voornaamste actoren, zoals ondersteuning van de lidstaten bij de uitvoering van het recht en het beleid van de Unie; ondersteuning van de belangrijkste Europese netwerken voor zover hun activiteiten verband houden met de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma; netwerkvorming tussen gespecialiseerde instanties en organisaties, nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten op Europees niveau; financiering van netwerken van deskundigen; financiering van waarnemingsposten op Europees niveau.

(d) ondersteuning van de voornaamste actoren, zoals ondersteuning van de lidstaten bij de uitvoering van het recht en het beleid van de Unie; ondersteuning van de belangrijkste Europese netwerken voor zover hun activiteiten verband houden met de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma; netwerkvorming tussen gespecialiseerde instanties en organisaties, nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten op Europees niveau; ondersteuning van het opzetten van hulpverleningsfaciliteiten voor slachtoffers, waaronder opvangtehuizen voor vrouwen, financiering van netwerken van deskundigen; financiering van waarnemingsposten op Europees niveau; financiering van instanties zoals de gedecentraliseerde agentschappen en organen van de EU, bijvoorbeeld het Europees Instituut voor gendergelijkheid, de agentschappen voor politiële en justitiële samenwerking in strafzaken en de aan het beleid van de Europese Unie gelieerde agentschappen.

Amendement  22

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Uit het budget van het programma kunnen ook uitgaven voor voorbereidings-, toezichts-, controle-, audit- en evaluatieactiviteiten worden gefinancierd die nodig zijn voor het beheer van het programma en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, met name studies, vergaderingen van deskundigen, informatie- en communicatieacties, waaronder institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Europese Unie, voor zover deze verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening, uitgaven in verband met IT-netwerken voor informatieverwerking en -uitwisseling, samen met alle andere uitgaven voor technische en administratieve bijstand die de Commissie heeft verricht voor het beheer van het programma.

2. Uit het budget van het programma kunnen ook uitgaven voor voorbereidings-, toezichts-, controle-, audit- en evaluatieactiviteiten worden gefinancierd die nodig zijn voor het beheer van het programma en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, met name studies, vergaderingen van deskundigen, informatie- en communicatieacties, waaronder institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Europese Unie, voor zover deze verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening, uitgaven in verband met IT-netwerken voor informatieverwerking en -uitwisseling, samen met alle andere uitgaven voor technische en administratieve bijstand die de Commissie heeft verricht voor het beheer van het programma. Om ervoor te zorgen dat de middelen op efficiënte en correcte wijze worden besteed, moet de begroting van het programma aan een genderaudit worden onderworpen.

Amendement  23

Voorstel voor een verordening

Artikel 13 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De Commissie houdt regelmatig toezicht op het programma om na te gaan of de acties die in het kader van het programma worden verricht op de in artikel 6, lid 1, genoemde actieterreinen zijn geïmplementeerd en of de in artikel 5 genoemde specifieke doelstellingen zijn verwezenlijkt. Het toezicht is ook een manier om te beoordelen hoe bij de programma-activiteiten rekening is gehouden met kwesties inzake gendergelijkheid en non-discriminatie. In voorkomend geval moeten de indicatoren worden uitgesplitst naar geslacht, leeftijd en handicap.

1. De Commissie houdt regelmatig toezicht op het programma om na te gaan of de acties die in het kader van het programma worden verricht op de in artikel 6, lid 1, genoemde actieterreinen zijn geïmplementeerd en of de in artikel 5 genoemde specifieke doelstellingen zijn verwezenlijkt. Het toezicht is ook een manier om te beoordelen hoe bij de programma-activiteiten rekening is gehouden met kwesties inzake gendergelijkheid en non-discriminatie. In voorkomend geval moeten de indicatoren worden uitgesplitst naar geslacht, leeftijd en handicap. De Europese toegevoegde waarde met het oog op de verwezenlijking van de overkoepelende prioritaire doelstelling van gendergelijkheid en de bestrijding van geweld tegen vrouwen dient als benchmark voorop te staan.

Amendement  24

Voorstel voor een verordening

Artikel 13 – lid 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

4 bis. Bij de uitvoering van evaluaties moet de balans worden opgemaakt van de overkoepelende bijdrage van het programma aan een Unie die de waarden van gelijke toegang tot de rechter voor eenieder, eerbiediging van de grondrechten, gendergelijkheid en non-discriminatie hooghoudt.

PROCEDURE

Titel

Programma inzake justitie voor 2014-2020

Document- en procedurenummers

COM(2011)0759 – C7-0439/2011 – 2011/0369(COD)

Commissies ten principale

       Datum bekendmaking

Rapporteur(s)

14.12.2011

LIBERALISERING

14.12.2011

 

 

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

FEMM

2.2.2012

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Mariya Gabriel

22.11.2011

Artikel 51 - Gezamenlijke commissievergaderingen

       Datum bekendmaking

       

       

15.3.2012

Datum goedkeuring

10.10.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

24

0

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Regina Bastos, Edit Bauer, Andrea Češková, Edite Estrela, Iratxe García Pérez, Mikael Gustafsson, Mary Honeyball, Lívia Járóka, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Constance Le Grip, Astrid Lulling, Barbara Matera, Krisztina Morvai, Norica Nicolai, Angelika Niebler, Siiri Oviir, Antonyia Parvanova, Raül Romeva i Rueda, Joanna Katarzyna Skrzydlewska, Britta Thomsen, Anna Záborská

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Izaskun Bilbao Barandica, Minodora Cliveti, Mariya Gabriel, Ulrike Lunacek, Chrysoula Paliadeli, Antigoni Papadopoulou

TOELICHTING

De rapporteurs verwelkomen het voorstel van de Commissie voor een "Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma "Justitie" voor de periode 2014-2020" dat voorziet in de voortzetting en ontwikkeling van de activiteiten die eerder werden uitgevoerd op grond van drie verschillende programma's: het programma "Civiel recht", het programma "Strafrecht" en het programma "Drugspreventie en ‑voorlichting".

Het voorstel past inderdaad in het kader van de nieuwe bepalingen van het Verdrag van Lissabon en de in het programma van Stockholm uiteengezette doelstellingen, die op 11 december 2009 werden goedgekeurd door de Raad en die bepalen dat de ontwikkeling van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, waarbinnen mensen zich vrij kunnen bewegen, een prioriteit vormt voor de Europese Unie.

De bepalingen van het Verdrag van Lissabon betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (RVVR) hebben de nadruk gelegd op de noodzaak om ervoor te zorgen dat de grondrechten van de burgers en de verschillende rechtstradities worden geëerbiedigd en dat de toegang tot de rechter, die eerst en vooral vergemakkelijkt dient te worden met behulp van het beginsel van wederzijdse erkenning van gerechtelijke en buitengerechtelijke beslissingen in burgerlijke en in strafzaken, gewaarborgd is.

De artikelen 81 en 82 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) hebben de Europese Unie de bevoegdheid verleend om de opleiding van magistraten en justitieel personeel te ondersteunen, en het programma van Stockholm verklaart (in de punten 1.2.6 en 3.2.1) dat het voor de bevordering van een echte Europese rechtscultuur essentieel is om de opleiding inzake vraagstukken betreffende de EU te intensiveren en deze opleiding stelselmatig beschikbaar te stellen via Europese opleidingsprogramma's. In het licht daarvan hebben de rapporteurs het passend geacht om de klemtoon te blijven leggen op het belang om financiering te richten op activiteiten die bijdragen tot de verdere ontwikkeling van een Europese rechtsruimte en met name om justitiële opleiding te ondersteunen en te bevorderen met het oog op de totstandbrenging van een gemeenschappelijke rechtscultuur zowel in burgerlijke als in strafzaken.

Om de correcte werking van een Europese justitiële ruimte te garanderen is het van fundamenteel belang dat er een Europese justitiële cultuur tot stand komt, die het subsidiariteitsbeginsel en het beginsel van justitiële onafhankelijkheid ten volle eerbiedigt.

De komende jaren zal op de lidstaten een beroep worden gedaan om bestaande wetgevings- en niet-wetgevingsinstrumenten op dit terrein ten uitvoer te leggen en om deel te nemen aan de goedkeuring van nieuwe instrumenten; deze toegenomen wetgevende activiteit moet echter parallel verlopen met een harmonieuze en effectieve praktische toepassing van deze instrumenten. In dat opzicht is de rol van magistraten en justitieel personeel (namelijk rechters, leden van het openbaar ministerie, juristen, notarissen, gerechtsmedewerkers, gerechtsdeurwaarders, gerechtstolken en andere beroepsbeoefenaars op justitieel terrein) van cruciaal belang.

Door ervoor te zorgen dat de justitiële autoriteiten in de hoogste mate mogen bijdragen tot de totstandkoming van een ware ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, zoals vereist door artikel 3, lid 2, van het Verdrag van de Europese Unie, is de eerste voorwaarde dat deze autoriteiten beschikken over een grondige kennis van de rechtsinstrumenten van de EU op dit gebied, over voldoende kennis van vreemde talen (met inbegrip van opleiding over de juridische terminologie van vreemde talen met het oog op doeltreffende justitiële samenwerking in burgerlijke en in strafzaken) en dat zij deelnemen aan een gemeenschappelijke Europese justitiële cultuur (die zowel de kennis van het recht van de Unie als het begrip van de rechtsstelsels van de andere lidstaten verbetert).

Daarom dienen alle magistraten en justitiële personeelsleden er tijdens de uitvoering van hun taken van bewust te zijn dat zij deel uitmaken van een Europees rechtsstelsel en dat zij gemeenschappelijke instrumenten toepassen, of dit nu richtlijnen, verordeningen of besluiten zijn.

Passende opleiding is een cruciale factor in dit verband: verbetering van de kennis van de Europese wetgeving en de instrumenten van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in de hele Unie is een fundamentele stap in de richting van een groter wederzijds vertrouwen tussen de justitiële autoriteiten in de Unie, wat op zijn beurt de hoeksteen is voor de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen.

Opleidingsactiviteiten dienen onder andere de uitwisseling van personeel, studiebezoeken, workshops en seminars te omvatten, evenals een grondige vernieuwing van universiteitsleerplannen, de ontwikkeling van onlineopleidingsmodules op basis van informatie- en communicatietechnologie en de verdere ontwikkeling van instrumenten voor e‑leren.

Deze activiteiten moeten op Europees niveau worden georganiseerd en bevorderd door reeds bestaande gespecialiseerde instanties en organisaties, met inbegrip van gerechtelijke, justitiële en administratieve overheden en beoefenaars van juridische beroepen, belangrijke Europese instellingen en netwerken, evenals nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten.

De Europese justitiële opleiding dient daarom een nieuwe dimensie te krijgen: het achterliggende idee is de bevordering van een "bottom up"-aanpak waarbij de nationale verenigingen van rechtspractici – zoals advocaten, rechters en notarissen – en universiteiten worden betrokken in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Een centrale rol dient te worden vervuld door bestaande juridische netwerken die de actie van de diverse nationale structuren dienen te coördineren zonder deze echter te vervangen. De Unie dient de lidstaten ertoe aan te moedigen om beste praktijken vast te stellen en te ontwikkelen voor de organisatie van de toegang tot het EU-recht en de desbetreffende opleiding binnen de nationale gerechtelijke systemen en opleidingsinstellingen: de EU dient de lidstaten er bijvoorbeeld toe aan te sporen om succesvolle instituten, zoals de coördinatoren voor EU-recht die in Nederland en Italië binnen de nationale juridische structuren bestaan, te imiteren en de opleiding van dergelijke coördinatoren te bevorderen en anderszins ook hun werk op EU-niveau te vergemakkelijken.

De problemen die in het vorige programma werden aangetroffen betreffende versnippering, overlapping en gebrek aan flexibiliteit werden aangepakt door een algemenere doelstelling te formuleren in artikel 4: het programma dient in zijn geheel bij te dragen tot de verdere ontwikkeling van een Europese rechtsruimte op basis van wederzijdse erkenning en wederzijds vertrouwen. In de inleidende opmerkingen wordt de Commissie ook verzocht om haar inspanningen voor de vereenvoudiging van aanvraagprocedures en het wegwerken van administratieve lasten op te voeren.

Anderzijds werd in de vorige programma's vastgesteld dat financiële middelen werden verspreid over tal van eerder kleinschalige projecten met een beperkt aantal partners en in slechts enkele lidstaten. In dat verband bepaalt artikel 4 dat de Europese toegevoegde waarde zal worden beoordeeld op grond van de bijdrage van die acties, met inbegrip van kleinschalige en nationale acties, tot de verdere ontwikkeling van de Europese rechtsruimte. Met volledige naleving van het subsidiariteitsbeginsel van de Verdragen en met eerbiediging van de nationale rechtsculturen en ‑programma's worden alle bestaande kleinschalige en nationale programma's specifiek verzocht om deel te nemen aan grensoverschrijdende acties op grotere schaal om aldus Europese toegevoegde waarde te creëren. Hoewel dit in geen geval bestaande acties op Europees niveau uitsluit, nodigt het lokale en nationale acties uit om zich met dit programma in te laten en op die manier samenhang en de vorming van netwerken op het gebied van justitie in de EU te bevorderen.

Een van de andere problemen in de vorige programma's was een onevenwichtige geografische spreiding van de organisaties die financiering ontvingen. Artikel 5 is ook relevant in dat opzicht. Het stelt niet alleen specifiekere doelstellingen vast, maar het volgende artikel vermeldt specifieke indicatoren om de echte Europese toegevoegde waarde te meten, namelijk: het aantal gevallen van grensoverschrijdende samenwerking, ook het aantal gevallen waarbij samenwerking met Eurojust betrokken was; het aantal en percentage magistraten en justitiële personeelsleden dat heeft deelgenomen aan door het programma gefinancierde opleidingsactiviteiten, uitwisselingen van personeel, studiebezoeken, workshops en seminars; en tal van andere indicatoren. Het is de bedoeling om te garanderen dat de gefinancierde acties wel degelijk bijdragen tot de algemene en specifieke doelstellingen van het programma.

Het gebrek aan een sterker verband tussen de projectresultaten en de effecten ervan op de betrokken beleidsterreinen wordt gezien als een tekort van het momenteel bestaande evaluatie- en toezichtsysteem. Programma's als dit dienen echter op ernstige wijze te worden geëvalueerd en bewaakt. Daarom vragen we de Commissie om het Europees Parlement en de Raad een jaarverslag te verstrekken over de tenuitvoerlegging van het programma, inclusief de aanwending van de beschikbare financiële middelen. Een tussentijds evaluatieverslag wordt tegen medio 2017 gevraagd en een verslag over de evaluatie achteraf wordt gevraagd uiterlijk eind 2021.

Er is uiteraard geen bezwaar om de begunstigden te vragen of zij het programma of een project relevant achten. Het zal echter geen verrassing zijn dat de meeste begunstigden hun eigen project en het programma waardoor het gefinancierd wordt relevant achten. Daarom kan de evaluatie niet alleen op deze antwoorden steunen. De evaluatie dient te gebeuren aan de hand van de specifieke indicatoren die in deze tekst worden beschreven, en de over deze indicatoren verzamelde gegevens dienen in elk verslag te worden vermeld in duidelijke, vergelijkende tabellen waarin de evolutie door de jaren heen zichtbaar is.

Als er bijvoorbeeld een toenemend aantal gevallen van grensoverschrijdende samenwerking is, een toenemend aantal zaken waarbij wordt samengewerkt met Eurojust, een toenemend aantal en percentage magistraten dat deelneemt aan opleidingsactiviteiten enz., dan mag van het programma gezegd worden dat het de goede kant opgaat. Als deze cijfers dalen of gelijk blijven, dient het programma (en/of de uitvoeringsbesluiten) te worden geëvalueerd en dienovereenkomstig gewijzigd.

Transparantie naar de burgers van de lidstaten toe is belangrijk voor een programma als dit en het is nodig om de belastingbetalers te laten zien dat hun geld op passende wijze wordt gebruikt. Daarom vragen we de Commissie om verder te gaan met de ontwikkeling van instrumenten voor een steeds toenemende transparantie. De Commissie publiceert jaarlijks de lijst met projecten die uit hoofde van dit programma werden gefinancierd, met een beschrijving van de inhoud van het project en de Europese toegevoegde waarde ervan en ook met de begunstigden van elk project.

Zo wordt het niet alleen mogelijk om te zien welk project welk bedrag ontvangt, maar ook wie specifiek voordeel haalt uit een project voor het schrijven van boeken, organiseren van evenementen, het aankopen van documentatie of infrastructuur enz.

PROCEDURE

Titel

Programma inzake justitie voor 2014-2020

Document- en procedurenummers

COM(2011)0759 – C7-0439/2011 – 2011/0369(COD)

Datum indiening bij EP

15.11.2011

 

 

 

Commissies ten principale

       Datum bekendmaking

JURI

14.12.2011

LIBE

14.12.2011

 

 

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

BUDG

14.12.2011

FEMM

2.2.2012

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Luigi Berlinguer

15.3.2012

Philip Claeys

15.3.2012

 

 

Artikel 51 - Gezamenlijke commissievergaderingen

       Datum bekendmaking

       

       

15.3.2012

Behandeling in de commissie

21.6.2012

19.9.2012

7.11.2013

 

Datum goedkeuring

7.11.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

29

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jan Philipp Albrecht, Edit Bauer, Luigi Berlinguer, Mario Borghezio, Rita Borsellino, Arkadiusz Tomasz Bratkowski, Salvatore Caronna, Ioan Enciu, Kinga Göncz, Nathalie Griesbeck, Monica Luisa Macovei, Nuno Melo, Alajos Mészáros, Claude Moraes, Judith Sargentini, Birgit Sippel, Csaba Sógor, Rui Tavares, Wim van de Camp, Josef Weidenholzer, Rainer Wieland, Tatjana Ždanoka, Auke Zijlstra

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Michael Cashman, Mariya Gabriel, Vytautas Landsbergis, Davor Ivo Stier

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Zoltán Bagó, Liisa Jaakonsaari, Olle Ludvigsson

Datum indiening

19.11.2013