VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (herschikking)
16.1.2014 - (COM(2013)0030 – C7‑0027/2013 – 2013/0015(COD)) - ***I
Commissie vervoer en toerisme
Rapporteur (voor advies): Izaskun Bilbao Barandica
(Herschikking – artikel 87 van het Reglement)
PR_COD_1recastingam
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (herschikking)
(COM(2013)0030 – C7‑0027/2013 – 2013/0015(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure – herschikking)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2013)0030),
– gezien artikel 294, lid 2, artikel 91, lid 1, en de artikelen 170 en 171 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7‑0027/2013),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien de gemotiveerde adviezen die in het kader van protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zijn uitgebracht door de Seimas van de Republiek Litouwen en het Zweedse parlement, waarin wordt gesteld dat het ontwerp van wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 11 juli 2013[1],
– gezien het advies van het Comité van de Regio's van 7 oktober 2013[2],
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten[3],
– gezien de brief d.d. 16 december 2013 van de Commissie juridische zaken aan de Commissie vervoer en toerisme overeenkomstig artikel 87, lid 3, van zijn Reglement,
– gezien de artikelen 87 en 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme en het advies van de Commissie regionale ontwikkeling (A7-0033/2014),
A. overwegende dat het betreffende voorstel volgens de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig in het voorstel worden vermeld en dat met betrekking tot de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de eerdere besluiten met die wijzigingen kan worden geconstateerd dat het voorstel een eenvoudige codificatie van de bestaande besluiten behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen;
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast, rekening houdend met de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Amendement 1 Voorstel voor een richtlijn Overweging 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(2) Om de burgers van de Unie, de economische subjecten, alsmede de regionale en lokale gemeenschappen in staat te stellen ten volle profijt te trekken van de voordelen die aan de totstandbrenging van een ruimte zonder binnengrenzen zijn verbonden, moet met name de onderlinge koppeling en de interoperabiliteit van de nationale spoorwegnetten alsmede de toegang tot deze netten worden bevorderd door alle maatregelen ten uitvoer te leggen die nodig zijn op het gebied van de harmonisering van technische normen. |
(2) Om de burgers van de Unie, de economische subjecten, alsmede de regionale en lokale gemeenschappen in staat te stellen ten volle profijt te trekken van de voordelen die aan de totstandbrenging van een ruimte zonder binnengrenzen en de verwezenlijking van de doelstelling van territoriale cohesie zijn verbonden, moet met name de onderlinge koppeling en de interoperabiliteit van de nationale spoorwegnetten alsmede de toegang tot deze netten, ook voor passagiers met een handicap, worden bevorderd door alle maatregelen ten uitvoer te leggen die nodig zijn op het gebied van de harmonisering van technische normen. |
Amendement 2 Voorstel voor een richtlijn Overweging 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(3) De inspanningen om in de Unie een interoperabel spoorwegsysteem tot stand te brengen moeten leiden tot de vaststelling van een optimaal niveau van technische harmonisatie, het mogelijk maken om internationaal spoorvervoer binnen de Unie en van en naar derde landen te faciliteren, te verbeteren en te ontwikkelen en bijdragen tot de geleidelijke invoering van een interne markt voor uitrusting en diensten voor de bouw, vernieuwing, verbetering en exploitatie van het spoorwegsysteem in de Unie. |
(3) De inspanningen om in de Unie een interoperabel spoorwegsysteem tot stand te brengen moeten leiden tot de vaststelling van een optimaal niveau van technische harmonisatie, het mogelijk maken om spoorvervoer binnen de Unie en van en naar derde landen te faciliteren, te verbeteren en te ontwikkelen en bijdragen tot de geleidelijke invoering van een interne markt voor uitrusting en diensten voor de bouw, vernieuwing, verbetering en exploitatie van het spoorwegsysteem in de Unie. |
Motivering | |
Interoperabiliteit levert niet alleen voordelen op voor de internationale spoordiensten, maar voor al het spoorvervoer, bijvoorbeeld in de vorm van tijds- en kostenbesparingen. | |
Amendement 3 Voorstel voor een richtlijn Overweging 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(4) Voor commerciële exploitatie van treinen op het gehele spoorwegnet is met name een uitstekende verenigbaarheid vereist van de kenmerken van de infrastructuur en van de voertuigen, alsook een doelmatige koppeling van de informatie- en communicatiesystemen van de verschillende infrastructuurbeheerders en spoorwegondernemingen. Van deze afstemming en koppeling zijn de prestaties, veiligheid, kwaliteit en kostprijs van de dienstverlening afhankelijk, alsook de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem. |
(4) Voor commerciële exploitatie van treinen op het gehele spoorwegnet is met name een uitstekende verenigbaarheid vereist van de kenmerken van de infrastructuur en van de voertuigen, alsook een doelmatige koppeling van de informatie-, communicatie- en kaartverkoopsystemen, van de verschillende infrastructuurbeheerders en spoorwegondernemingen. Van deze afstemming en koppeling zijn de prestaties, veiligheid, kwaliteit en kostprijs van de dienstverlening afhankelijk, alsook de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem. |
Motivering | |
Om ervoor te zorgen dat de passagiers profijt trekken van dit initiatief, moet ook de kaartverkoop interoperabel worden. | |
Amendement 4 Voorstel voor een richtlijn Overweging 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(5) In het regelgevingskader voor de spoorwegen moet duidelijk worden bepaald wie verantwoordelijk is voor het toezicht op de naleving van de regels inzake veiligheid, gezondheid en bescherming van de consument voor de spoorwegnetten . |
(5) In het regelgevingskader voor de spoorwegen moet duidelijk worden bepaald wie verantwoordelijk is voor het toezicht op de naleving van de regels inzake veiligheid, gezondheid, sociale aspecten en bescherming van de consument voor de spoorwegnetten. |
Motivering | |
Harmonisering van de sociale aspecten – zoals de werk-, rij- en rusttijden – moet gepaard gaan met technische inspanningen om de interoperabiliteit, de veiligheid en de kwaliteit te verbeteren. | |
Amendement 5 Voorstel voor een richtlijn Overweging 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(6) Tussen de nationale regelingen, interne regels en technische specificaties voor spoorwegsystemen, subsystemen en componenten bestaan aanzienlijke verschillen omdat zij zijn gebaseerd op technieken die specifiek zijn voor de nationale industrie, waarin bijzondere afmetingen en inrichtingen, alsmede speciale kenmerken worden voorgeschreven. Deze situatie verhindert dat treinen onder goede omstandigheden over het gehele grondgebied van de Unie kunnen rijden. |
(6) Tussen de nationale regelingen, interne regels en technische specificaties voor spoorwegsystemen, subsystemen en componenten bestaan aanzienlijke verschillen omdat zij zijn gebaseerd op technieken die specifiek zijn voor de nationale industrie, waarin bijzondere afmetingen en inrichtingen, alsmede speciale kenmerken worden voorgeschreven. Deze situatie verhindert dat treinen onder goede omstandigheden over het gehele grondgebied van de Unie kunnen rijden en dat profijt kan worden getrokken van de standaardisering en van de schaalvergroting op de interne markt. |
Motivering | |
De huidige diversiteit van de Europese spoorwegsystemen verhindert dat ondernemingen op grote schaal spoorwegsystemen, subsystemen en componenten kunnen produceren, zodat geen profijt kan worden getrokken van massaproductie in de vorm van lagere prijzen en kortere productiecycli. | |
Amendement 6 Voorstel voor een richtlijn Overweging 23 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(23) Gezien de omvang en de complexiteit van het spoorwegsysteem, is het om praktische redenen noodzakelijk gebleken het in de volgende subsystemen onder te verdelen: infrastructuur, baansystemen voor besturing en seingeving , boordsystemen voor besturing en seingeving , energie, rollend materiaal, exploitatie en verkeersleiding, onderhoud en telematicatoepassingen voor reizigers- en vrachtdiensten. Voor elk van deze subsystemen moeten essentiële eisen worden gedefinieerd en dienen de technische specificaties te worden bepaald, met name ten aanzien van onderdelen en interfaces, om aan de essentiële eisen te voldoen. Een bepaald systeem wordt onderverdeeld in onroerende en roerende elementen die enerzijds het netwerk, dat bestaat uit de lijnen, stations, eindstations en alle soorten onroerende uitrusting die noodzakelijk zijn om het veilige en aanhoudende functioneren van het systeem te waarborgen, omvatten en anderzijds alle voertuigen die op dit net rijden. In de zin van onderhavige richtlijn is een voertuig derhalve samengesteld uit een subsysteem ("rollend materieel") en in voorkomend geval andere subsystemen (met name de boordsystemen voor besturing en seingeving ). |
(23) Gezien de omvang en de complexiteit van het spoorwegsysteem, is het om praktische redenen noodzakelijk gebleken het in de volgende subsystemen onder te verdelen: infrastructuur, baansystemen voor besturing en seingeving , boordsystemen voor besturing en seingeving , energie, rollend materiaal, exploitatie en verkeersleiding, onderhoud en telematicatoepassingen voor reizigers- en vrachtdiensten. Voor elk van deze subsystemen moeten essentiële eisen worden gedefinieerd en dienen de technische specificaties te worden bepaald, met name ten aanzien van onderdelen en interfaces, om aan de essentiële eisen te voldoen. Een bepaald systeem wordt onderverdeeld in onroerende en roerende elementen die enerzijds het netwerk, dat bestaat uit de lijnen, stations, eindstations en alle soorten onroerende uitrusting die noodzakelijk zijn om het veilige en aanhoudende functioneren van het systeem te waarborgen, omvatten en anderzijds alle voertuigen die op dit net rijden. In de zin van onderhavige richtlijn is een voertuig derhalve samengesteld uit een subsysteem ("rollend materieel") en in voorkomend geval andere subsystemen (met name de boordsystemen voor besturing en seingeving ). Hoewel het systeem in meerdere onderdelen is opgesplitst, behoudt het Spoorwegbureau van de Europese Unie ("het Bureau") een algemeen beeld van het systeem, teneinde de veiligheid en interoperabiliteit daarvan te waarborgen. |
Motivering | |
Het Bureau moet zich opwerpen als bewaker van een algemeen beeld op het spoorwegsysteem. | |
Amendement 7 Voorstel voor een richtlijn Overweging 24 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(24) Toegankelijkheid is één van de algemene principes uit Het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, waarbij de Unie partij is en op grond waarvan de staten die partij zijn bij dat verdrag passende maatregelen dienen te nemen om personen met een handicap op voet van gelijkheid te behandelen met anderen, onder meer door minimumnormen en richtsnoeren inzake toegankelijkheid te ontwikkelen, te promoten en erop toe te zien op dat deze worden toegepast. Toegankelijkheid is derhalve een belangrijke eis voor de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem. |
(24) Toegankelijkheid is één van de algemene principes uit Het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, waarbij de Unie partij is en op grond waarvan de staten die partij zijn bij dat verdrag passende maatregelen dienen te nemen om personen met een handicap op voet van gelijkheid te behandelen met anderen, onder meer door minimumnormen en richtsnoeren inzake toegankelijkheid te ontwikkelen, te promoten en erop toe te zien dat deze worden toegepast. Toegankelijkheid voor personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit is derhalve een belangrijke eis voor de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem, overeenkomstig de wetgeving van de Unie betreffende passagiers met beperkte mobiliteit. |
Amendement 8 Voorstel voor een richtlijn Overweging 26 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(26) De technische specificaties inzake interoperabiliteit hebben ook gevolgen voor het gebruik van het spoor door de gebruikers, dus moet met de gebruikers overlegd worden over de aspecten die hen aanbelangen. |
(26) De technische specificaties inzake interoperabiliteit hebben ook gevolgen voor het gebruik van het spoor door de gebruikers, dus moet met de gebruikers, inclusief organisaties van personen met een handicap, overlegd worden over de aspecten die hen aangaan. |
Amendement 9 Voorstel voor een richtlijn Overweging 39 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(39 bis) Om de gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte tot stand te brengen, de vergunningsprocedures korter en goedkoper te maken en de spoorwegveiligheid te verbeteren, is het nodig de vergunningsprocedures op Unieniveau te stroomlijnen en te harmoniseren. Hiertoe moeten de taken en verantwoordelijkheden tijdens de overgangsperiode duidelijk verdeeld worden over het Bureau en de nationale veiligheidsinstanties. |
|
Daarbij moet het Bureau de waardevolle deskundigheid, lokale kennis en ervaring van de nationale veiligheidsinstanties benutten. Het Bureau moet specifieke taken en verantwoordelijkheden delegeren aan de nationale veiligheidsinstanties, op basis van contractuele overeenkomsten zoals bedoeld in artikel 22 bis, maar moet in alle vergunningsprocedures de uiteindelijke besluiten nemen. |
Amendement 10 Voorstel voor een richtlijn Overweging 40 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(40) Om de traceerbaarheid van voertuigen en hun historiek te waarborgen, moeten de referenties van de vergunningen om voertuigen in de handel te brengen samen met de andere voertuiggegevens worden geregistreerd. |
(40) Om de traceerbaarheid van voertuigen en hun historiek te waarborgen, moeten de referenties van de voertuigvergunningen samen met de andere voertuiggegevens worden geregistreerd. |
Motivering | |
Er moet een Europese voertuigvergunning komen, zodat voertuigen gebruiksklaar kunnen worden aangekocht. Het voorgestelde onderscheid tussen "in de handel brengen" en "in dienst stellen" neemt de belemmeringen voor het vereenvoudigen en versnellen van de aankoop en exploitatie van rollend materieel, niet weg. | |
Amendement 11 Voorstel voor een richtlijn Overweging 41 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(41) In de TSI's moet de procedure worden vastgesteld om na de afgifte van de vergunning om een voertuig in de handel te brengen en vóór het besluit tot indienststelling de compatibiliteit tussen voertuigen en het spoornet te controleren. |
(41) In de TSI's moet de procedure worden vastgesteld om vóór aanvang van een nieuwe exploitatie de compatibiliteit tussen voertuigen en het spoornet te controleren. |
Amendement 12 Voorstel voor een richtlijn Overweging 46 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(46 bis) Regelgevende maatregelen moeten worden aangevuld met initiatieven voor financiële ondersteuning van innovatieve en interoperabele technologieën in de spoorwegsector, zoals het "Shift2Rail"-project. |
Amendement 13 Voorstel voor een richtlijn Overweging 48 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(48) De bevoegdheid om wetgevingshandelingen vast te stellen moet overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden gedelegeerd voor de wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn en met name de aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage II met betrekking tot de indeling van het spoorwegsysteem in subsystemen en de omschrijving van die subsystemen, de inhoud van de TSI's en de wijzigingen daarvan, met inbegrip van wijzigingen om tekortkomingen weg te werken. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie dient er bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen voor te zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad. |
(48) De bevoegdheid om wetgevingshandelingen vast te stellen moet overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden gedelegeerd voor de wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn en met name de aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage II met betrekking tot de indeling van het spoorwegsysteem in subsystemen en de omschrijving van die subsystemen, de inhoud van de TSI's en de wijzigingen daarvan, met inbegrip van wijzigingen om tekortkomingen weg te werken, de werkingssfeer en de inhoud van de EG-verklaring van conformiteit en geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen, de procedures voor de keuring van subsystemen, met inbegrip van de algemene principes, de inhoud, de procedure en documenten in verband met de EG-keuringsprocedure en de keuringsprocedure bij toepassing van nationale voorschriften. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie dient er bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen voor te zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad. |
Amendement 14 Voorstel voor een richtlijn Overweging 51 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(51) Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend inzake: de inhoud, bijzonderheden, het formaat en de indieningsmodaliteiten van het dossier dat bij het verzoek tot ontheffing van één of meer TSI's of delen daarvan wordt gevoegd; de werkingssfeer en de inhoud van de EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen alsmede het formaat en de in die verklaring opgenomen informatie; de classificering van de nationale voorschriften in verschillende groepen teneinde de compatibiliteitscontroles tussen vaste en mobiele uitrusting te vergemakkelijken; de procedures voor de keuring van subsystemen, met inbegrip van de algemene beginselen, de inhoud, procedure en documenten betreffende de EG-keuringsprocedure en de keuringsprocedure wanneer nationale voorschriften van toepassing zijn; de modellen voor de EG-keuringsverklaring en voor de keuringsverklaring bij toepassing van nationale voorschriften en de modellen voor het technisch dossier dat bij de keuringsverklaring moet worden gevoegd; de gemeenschappelijke specificaties betreffende de inhoud, het gegevensformaat, de functionele en technische architectuur, de bedrijfsmodus en de regels voor de invoer van gegevens en de raadpleging van het infrastructuurregister. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren13. |
(51) Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend inzake: de inhoud, bijzonderheden, het formaat en de indieningsmodaliteiten van het dossier dat bij het verzoek tot ontheffing van één of meer TSI's of delen daarvan wordt gevoegd; het formaat en de bijzonderheden van de informatie die wordt opgenomen in de EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen; de classificering van de nationale voorschriften in verschillende groepen teneinde de compatibiliteitscontroles tussen vaste en mobiele uitrusting te vergemakkelijken; de modellen voor de EG-keuringsverklaring en voor de keuringsverklaring bij toepassing van nationale voorschriften en de modellen voor het technisch dossier dat bij de keuringsverklaring moet worden gevoegd; de gemeenschappelijke specificaties betreffende de inhoud, het gegevensformaat, de functionele en technische architectuur, de bedrijfsmodus en de regels voor de invoer van gegevens en de raadpleging van het infrastructuurregister. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren13. |
________________ |
______________ |
13 PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. |
13 PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
|
Amendement 15 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. In deze richtlijn worden de voorwaarden vastgesteld waaraan dient te worden voldaan om het spoorwegsysteem van de Unie interoperabel te maken op een wijze die verenigbaar is met het bepaalde in Richtlijn […/… betreffende de veiligheid van het spoorwegsysteem in de Unie]. Deze voorwaarden betreffen het ontwerp, de constructie, de indienststelling, de verbetering, de vernieuwing, de exploitatie en het onderhoud van de onderdelen van dit systeem, alsmede de kwalificaties van en de gezondheids- en veiligheidsvoorschriften voor het personeel dat bij de exploitatie en het onderhoud betrokken is. |
1. In deze richtlijn worden de voorwaarden vastgesteld waaraan dient te worden voldaan om het spoorwegsysteem van de Unie interoperabel te maken op een wijze die verenigbaar is met het bepaalde in Richtlijn […/… betreffende de veiligheid van het spoorwegsysteem in de Unie]. Deze voorwaarden betreffen het ontwerp, de constructie, de indienststelling, de verbetering, de vernieuwing, de exploitatie en het onderhoud van de onderdelen van dit systeem, alsmede de kwalificaties van en de gezondheids- en veiligheidsvoorschriften voor het personeel dat bij de exploitatie en het onderhoud betrokken is. De verwezenlijking van dit doel moet resulteren in de vaststelling van een optimaal niveau van technische harmonisatie, en bijdragen tot de geleidelijke totstandbrenging van de interne markt op het gebied van uitrusting en diensten voor de constructie, vernieuwing, verbetering en werking van het spoorwegsysteem in de Unie. |
Motivering | |
De bestaande doelstellingen die in de richtlijn betreffende de interoperabiliteit (in het huidige artikel 1, lid 2, onder b)) zijn uiteengezet, moeten worden behouden, aangezien zij bepalend zijn voor de algemene opzet van de richtlijn (optimaal niveau van technische harmonisatie en geleidelijke totstandbrenging van de interne markt op het gebied van uitrusting, diensten en werking). | |
Amendement 16 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – lid 3 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Deze richtlijn is niet van toepassing op : |
3. De lidstaten kunnen bepalen dat de maatregelen voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn niet van toepassing zijn op: |
Motivering | |
In dit amendement wordt de huidige tekst gehandhaafd, die lidstaten de mogelijkheid biedt om het stedelijk spoornetwerk uit te sluiten. De Commissie wijst erop dat de normalisatie-instanties het mandaat hebben gekregen om normen vast te stellen, maar erkent dat het nog steeds om vrijwillige normen gaat. De fabrikanten en een deel van de belanghebbenden zijn van mening dat er een Europese markt kan bestaan en dat er, bij gebrek aan normalisatie voor deze sector, die door duizenden passagiers in de gehele EU wordt gebruikt, bijgevolg geen redenen zijn voor deze uitsluiting. | |
Amendement 17 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – punt 3 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) metro's, trams en lightrailsystemen; |
(a) metro's, trams, tramtreinen en lightrailsystemen; |
Motivering | |
In een aantal lidstaten bestaan er systemen waarbij trams voor een deel gebruikmaken van de spoorinfrastructuur. Deze voertuigen vallen niet onder deze richtlijn, aangezien het hier in wezen tramdiensten betreft. Zie ook mijn amendement op de veiligheidsrichtlijn. Zie ook mijn amendement op de veiligheidsrichtlijn. | |
Amendement 18 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – punt 3 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) metro's, trams en lightrailsystemen; |
(Niet van toepassing op de Nederlandse versie) |
Amendement 19 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – lid 3 – letter b bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b bis) spoorweginfrastructuur die particulier eigendom is, en voertuigen die enkel worden gebruikt op deze infrastructuur, die uitsluitend door de eigenaar van de infrastructuur voor eigen goederenvervoer wordt gebruikt; |
Amendement 20 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – lid 3 – letter b ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b ter) infrastructuur en voertuigen bestemd voor strikt lokaal, historisch of toeristisch gebruik. |
Amendement 21 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De lidstaten kunnen bepalen dat de maatregelen voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn niet van toepassing zijn op: |
Schrappen |
(a) spoorweginfrastructuur die particulier eigendom is, en voertuigen die enkel worden gebruikt op deze infrastructuur, die uitsluitend door de eigenaar van de infrastructuur voor eigen goederenvervoer wordt gebruikt; |
|
(b) infrastructuur en voertuigen bestemd voor strikt lokaal, historisch of toeristisch gebruik. |
|
Amendement 22 Voorstel voor een richtlijn Article 2 – point 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(1) "spoorwegsysteem van de Unie ”: de in bijlage I genoemde elementen ; |
(1) "spoorwegsysteem van de Unie": alle elementen van het conventionele spoorwegsysteem en het hogesnelheidsspoorwegsysteem van de lijst in bijlage I, punten 1 en 2; |
Motivering | |
Het is uitermate belangrijk om het onderscheid te behouden tussen het klassieke spoorwegsysteem en het hogesnelheidsspoorwegsysteem. | |
Amendement 23 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(2) "interoperabiliteit": de geschiktheid van een spoorwegsysteem voor een veilig en ononderbroken treinverkeer, waarbij de voor de betrokken lijnen gespecificeerde prestaties worden geleverd; |
(2) "interoperabiliteit": de geschiktheid van een spoorwegsysteem voor een veilig en ononderbroken treinverkeer, waarbij de voor de betrokken lijnen gespecificeerde prestaties worden geleverd; deze geschiktheid hangt af van alle reglementaire, technische en operationele voorwaarden waaraan moet worden voldaan om aan de essentiële eisen tegemoet te komen; |
Motivering | |
Deze formule staat in het huidige Europese wetgevingskader en blijft noodzakelijk omdat ze zorgt voor meer duidelijkheid. | |
Amendement 24 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(3) "voertuig": een voor het verkeer geschikt spoorvoertuig met een vaste of variabele samenstelling dat op eigen wielen voortbeweegt op spoorlijnen, met of zonder tractie. Een voertuig bestaat uit een of meer structurele en functionele subsystemen ; |
(3) "voertuig": een voor het verkeer geschikt spoorvoertuig dat op wielen voortbeweegt op spoorlijnen, met of zonder tractie. Een voertuig bestaat uit een of meer structurele subsystemen; |
Amendement 25 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 5 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(5 bis) "mobiel subsysteem": het rollend materieel, de boordsystemen voor besturing en seingeving, en het voertuig wanneer dit uit één subsysteem bestaat; |
Amendement 26 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(7) "essentiële eisen": het geheel van de in bijlage III omschreven voorwaarden waaraan het spoorwegsysteem, de subsystemen en de interoperabiliteitsonderdelen, met inbegrip van de interfaces, moeten voldoen; |
(Niet van toepassing op de Nederlandse versie) |
Amendement 27 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 9 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(9 bis) "conformiteitsbeoordelingsinstantie": een instantie die is aangemeld of aangewezen als bevoegde instantie voor het verrichten van conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, zoals ijken, testen, certificeren en inspecteren. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie wordt na aanmelding door een lidstaat als "aangemelde instantie" geclassificeerd. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie wordt na aanwijzing door een lidstaat als "aangewezen instantie" geclassificeerd. |
Amendement 28 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 12 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(12) "verbetering": werkzaamheden waarbij een subsysteem of deel daarvan wordt gewijzigd , die een wijziging vergen van het technisch dossier dat de EG-keuringsverklaring eventueel vergezelt en die een verbetering van de algemene prestaties van het subsysteem tot gevolg hebben; |
(12) "verbetering": belangrijke werkzaamheden waarbij een subsysteem of deel daarvan wordt gewijzigd, die een wijziging vergen van het technisch dossier dat de EG-keuringsverklaring eventueel vergezelt en die een verbetering van de algemene prestaties van het subsysteem tot gevolg hebben. Wanneer werkzaamheden moeten uitgevoerd waarbij een subsysteem of voertuig wordt gewijzigd, specificeert de bevoegde TSI of de werkzaamheden in kwestie als belangrijk moeten worden aangemerkt en zo ja, waarom; |
Motivering | |
Niet voor elke kleine wijziging moet er een nieuwe vergunning nodig zijn. Anderzijds moet er gemeenschappelijke overeenstemming zijn over de vraag wanneer wijzigingen worden aangemerkt als belangrijk. Die moet door middel van TSI's worden vastgesteld. | |
Amendement 29 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 13 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(13) "vernieuwing": vervangingswerkzaamheden waarbij een subsysteem of een deel daarvan wordt gewijzigd en die geen wijziging van de algemene prestaties van het subsysteem tot gevolg hebben; |
(13) "vernieuwing": belangrijke vervangingswerkzaamheden waarbij een subsysteem of deel daarvan wordt gewijzigd en die geen wijziging van de algemene prestaties van het subsysteem tot gevolg hebben. Wanneer werkzaamheden moeten worden uitgevoerd waarbij een subsysteem of voertuig wordt vervangen, specificeert de bevoegde TSI of de werkzaamheden in kwestie als belangrijk moeten worden aangemerkt en zo ja, waarom; |
Motivering | |
Niet voor elke kleine vernieuwing moet er een nieuwe vergunning nodig zijn. Anderzijds moet er gemeenschappelijke overeenstemming zijn over de vraag wanneer vernieuwingen worden aangemerkt als belangrijk. Die moet door middel van TSI's worden vastgesteld. | |
Amendement 30 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 17 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(17) "aanbestedende dienst": elk openbaar of particulier bedrijf of orgaan dat opdracht geeft voor het ontwerp en/of de bouw of de vernieuwing of verbetering van een subsysteem. Deze entiteit kan een spoorwegonderneming, een infrastructuurbeheerder, een houder of een concessionaris die belast is met de indienststelling van een project zijn; |
(17) "aanbestedende dienst": elk openbaar of particulier bedrijf of orgaan dat opdracht geeft voor het ontwerp en/of de bouw of de vernieuwing of verbetering van een subsysteem. Deze entiteit kan een spoorwegonderneming, een infrastructuurbeheerder, een houder, een met het onderhoud belaste entiteit of een concessionaris die belast is met de indienststelling van een project zijn; |
Amendement 31 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 18 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(18) "houder": de persoon of entiteit die eigenaar is van een voertuig of het recht heeft het te gebruiken, het voertuig exploiteert als vervoermiddel en als zodanig geregistreerd is in het nationale voertuigenregister bedoeld in artikel 43 van onderhavige richtlijn; |
(18) "houder": de persoon of entiteit die eigenaar is van een voertuig of het recht heeft het te gebruiken, het voertuig exploiteert als vervoermiddel en als zodanig geregistreerd is in de voertuigenregisters bedoeld in de artikelen 43 en 43 bis van onderhavige richtlijn; |
Amendement 32 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 18 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(18 bis) "eigenaar": de persoon of entiteit die eigenaar is van een voertuig en als zodanig geregistreerd is in de voertuigenregisters bedoeld in de artikelen 43 en 43 bis; |
Motivering | |
Om veiligheids- en verantwoordingsredenen moet het Europese voertuigenregister informatie bevatten over de wagoneigenaar. | |
Amendement 33 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 26 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(26) "nationale voorschriften”: alle door lidstaten opgelegde bindende voorschriften die technische eisen of eisen betreffende de veiligheid op het spoor bevatten en die, ongeacht welke instantie ze uitvaardigt, van toepassing zijn op spoorwegondernemingen; |
(26) "nationale voorschriften": alle bindende voorschriften die door een lidstaat zijn aangemeld en die technische eisen of eisen betreffende de veiligheid op het spoor in een lidstaat bevatten en die van toepassing zijn op alle actoren in de spoorwegsector, ongeacht welke instantie ze uitvaardigt; |
Motivering | |
Overeenkomstig artikel 14 van de interoperabiliteitsrichtlijn, betreffende nationale voorschriften, melden de lidstaten de lijst met nationale voorschriften aan bij de Commissie. De nationale voorschriften zijn van toepassing op alle actoren in de spoorwegsector en niet alleen op spoorwegondernemingen. | |
Amendement 34 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 27 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(27 bis) "toepassingsgebied": een of meerdere netwerken in de Unie, binnen een lidstaat of een groep lidstaten, waarop een voertuig volgens zijn technisch dossier technisch compatibel is; |
Amendement 35 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 27 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(27 ter) "geïsoleerd net": het spoorwegnet van een lidstaat, of van een deel van een lidstaat, met een spoorbreedte van 1520 mm, dat in geografisch of technisch opzicht gescheiden is van het Europees netwerk met een standaardspoorbreedte (1435 mm – hierna "standaardbreedte") en dat samen met derde landen goed geïntegreerd is in het spoorwegnet met een spoorbreedte van 1520 mm, maar geïsoleerd is van het hoofdnet van de Unie; |
Amendement 36 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 28 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(28) "aanvaardbare toepassingen van de eisen": niet-bindende adviezen van het Bureau waarin wordt gedefinieerd op welke manieren de naleving van de essentiële eisen kan worden vastgesteld; |
(28) "aanvaardbare toepassingen van de eisen": niet-bindende adviezen van het Bureau waarin wordt gedefinieerd op welke manieren de naleving van de essentiële eisen kan worden vastgesteld, teneinde de tekortkomingen van een TSI tijdelijk op te vangen totdat de TSI gewijzigd is; |
Motivering | |
Bij ontstentenis van een duidelijke definitie in een TSI kan het Bureau tijdelijk manieren bepalen waarop de naleving kan worden verwezenlijkt. | |
Amendement 37 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 28 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(28 bis) de "aanvaardbare nationale toepassingen van de eisen" houden in dat de naleving in een lidstaat op een andere erkende manier wordt verwezenlijkt, waarbij ervan uit wordt gegaan dat het betreffende gedeelte van de nationale voorschriften wordt nageleefd. Deze aanvaardbare nationale toepassingen van de eisen worden bij het Bureau aangemeld. |
Amendement 38 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 31 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(31) "gemachtigde": een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door de fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen; |
(31) "gemachtigde": een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door een fabrikant of een aanbestedende dienst is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen; |
Amendement 39 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 32 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(32) "technische specificatie": een document waarin dat de technische voorschriften zijn uiteengezet waaraan een product, een proces of een dienst moet voldoen; |
(32) "technische specificatie": een document waarin de technische voorschriften zijn uiteengezet waaraan een product, een subsysteem, een proces of een dienst moet voldoen; |
Motivering | |
De technische specificaties kunnen evengoed betrekking hebben op de subsystemen. | |
Amendement 40 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 37 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(37) "gehandicapte en persoon met beperkte mobiliteit": elke persoon met een permanente of tijdelijke fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperking die hem, in wisselwerking met diverse drempels, kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met andere passagiers gebruik te maken van vervoersdiensten of van wie de mobiliteit bij het gebruiken van vervoersdiensten is beperkt door zijn leeftijd; |
(37) "persoon met een handicap of beperkte mobiliteit": elke persoon met een permanente of tijdelijke fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperking die hem, in wisselwerking met diverse drempels, kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met andere passagiers gebruik te maken van vervoersdiensten of van wie de mobiliteit bij het gebruiken van vervoersdiensten is beperkt door zijn leeftijd en voor wie een aanpassing van de diensten bijgevolg noodzakelijk is; |
Amendement 41 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Niemand mag op grond van een handicap indirect of direct worden gediscrimineerd. Om ervoor te zorgen dat alle burgers van de Unie gebruik kunnen maken van de voordelen van een ruimte zonder binnengrenzen, moeten de lidstaten de toegankelijkheid van het spoorwegsysteem waarborgen. |
Amendement 42 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De subsystemen stemmen overeenkomstig deze richtlijn met de op het moment van inwerkingtreding, vernieuwing of verbetering geldende TSI’s overeen; deze conformiteit blijft tijdens het gebruik van elk subsysteem ononderbroken gehandhaafd. |
3. De vaste subsystemen stemmen uiterlijk op het moment van de afgifte van de bouwvergunningen met de op het moment van de eerste aanstelling van een aangemelde instantie geldende TSI's overeen. De voertuigen stemmen op het moment van de eerste aanstelling van een aangemelde instantie met de TSI's en de nationale voorschriften overeen. Deze conformiteit blijft tijdens het gebruik van elk subsysteem ononderbroken gehandhaafd. |
Motivering | |
De planning, goedkeuring en constructie van vaste subsystemen is vaak ingewikkeld. Derhalve moet de vergunning om een subsysteem in de handel te brengen, wanneer de constructie van het subsysteem eenmaal is begonnen op grond van een bepaalde TSI, worden afgegeven op basis van de TSI die van kracht was toen de bouwvergunningen werden verstrekt. Wanneer deze TSI tijdens de constructiefase wordt gewijzigd, heeft dat geen gevolgen voor de vergunningsprocedure. | |
Amendement 43 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 4 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(d) de interoperabiliteitsonderdelen en interfaces waarvoor Europese specificaties moeten worden vastgesteld, waaronder de Europese normen die noodzakelijk zijn om de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem tot stand te brengen; |
(d) de interoperabiliteitsonderdelen en interfaces waarvoor Europese specificaties moeten worden vastgesteld, waaronder de Europese normen die noodzakelijk zijn om de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem tot stand te brengen. Dit omvat de identificatie van spoorwegonderdelen die overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) nr. ... van het Europees Parlement en de Raad13a moeten worden gestandaardiseerd. Elke TSI bevat een lijst met te standaardiseren onderdelen, inclusief de bestaande onderdelen. |
|
_________________ |
|
13a Verordening (EU) nr. ... van het Europees Parlement en de Raad van … betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004 (PB L …). |
Motivering | |
Elke TSI moet een lijst met te standaardiseren onderdelen bevatten teneinde een interne markt op het gebied van spoorweguitrusting tot stand te kunnen brengen. Dit komt overeen met het voorstel van de Commissie voor artikel 41 van de Spoorwegbureauverordening. | |
Amendement 44 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 4 – letter f | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(f) de strategie voor de toepassing van de TSI's. Daarin staan met name de stappen via welke de bestaande situatie overgaat in de uiteindelijke situatie waarin overal aan de TSI's wordt voldaan, indien nodig met inbegrip van de termijnen waarbinnen die stappen moeten worden afgerond ; |
(f) de strategie voor de toepassing van de TSI's. Daarin staan met name de stappen via welke de bestaande situatie overgaat in de uiteindelijke situatie waarin overal aan de TSI's wordt voldaan, met inbegrip van de termijnen waarbinnen die stappen moeten worden afgerond. Het tijdspad voor de verschillende stappen wordt gekoppeld aan een evaluatie waarin de geraamde kosten en baten van de invoering van de TSI en de verwachte gevolgen voor de betrokken exploitanten en marktdeelnemers worden geanalyseerd; |
Motivering | |
De Commissie voorziet in de mogelijkheid om termijnen vast te stellen voor de invoering van de TSI. Dit tijdspad voor de uitvoering dient ook te worden vastgesteld, evenals een beoordeling waarin rekening wordt gehouden met de geraamde kosten en baten van de invoering van de TSI en de verwachte gevolgen voor de betrokken exploitanten en marktdeelnemers. | |
Amendement 45 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 4 – punt i | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(i) de door spoorwegondernemingen te controleren parameters en toe te passen procedures om die parameters te controleren tussen het moment waarop een vergunning om een voertuig in de handel te brengen is afgegeven en het moment waarop het besluit tot indienststelling wordt genomen, teneinde te waarborgen dat de voertuigen compatibel zijn met de trajecten waarop ze zullen worden ingezet; |
(i) de te controleren parameters, teneinde te waarborgen dat de voertuigen compatibel zijn met de trajecten waarop ze zullen worden ingezet; |
Amendement 46 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4– lid 4 – letter i bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(i bis) vermeldt de specifieke parameters die moeten worden gecontroleerd en geeft de beschrijvingen voor de vernieuwing, verbetering of vervanging van onderdelen of interoperabiliteitsonderdelen die in verband met artikel 21, lid 3, moeten worden behandeld. |
Amendement 47 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. Bij de opstelling, aanneming en herziening van elke TSI (met inbegrip van de fundamentele parameters) wordt rekening gehouden met de te voorziene kosten en baten van alle voorgestelde technische oplossingen en van de onderlinge interfaces, teneinde te bepalen welke oplossingen de meest gunstige zijn en die uit te voeren. |
Amendement 48 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – punt 2 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) Het Bureau werkt op basis van deze fundamentele parameters de ontwerp-TSI uit. Eventueel houdt het Bureau rekening met de vooruitgang van de techniek, reeds uitgevoerde normalisatiewerkzaamheden, de bevindingen van bestaande werkgroepen en aanvaarde onderzoeksresultaten. |
(b) Het Bureau werkt op basis van deze fundamentele parameters de ontwerp-TSI uit. Eventueel houdt het Bureau rekening met de vooruitgang van de techniek, reeds uitgevoerde normalisatiewerkzaamheden, de bevindingen van bestaande werkgroepen en aanvaarde onderzoeksresultaten. |
Elke ontwerp-TSI gaat vergezeld van een volledige raming van de te verwachten kosten en baten van de toepassing van de TSI’s. Daarin worden de verwachte gevolgen voor alle betrokken exploitanten en economische subjecten vermeld. |
Elke ontwerp-TSI gaat vergezeld van een volledige raming van de te verwachten kosten en baten van de toepassing van de TSI’s. Daarin worden de verwachte gevolgen voor alle betrokken exploitanten en economische subjecten vermeld, en wordt naar behoren rekening gehouden met de vereisten van Richtlijn .../... betreffende de veiligheid van het spoorwegsysteem in de Unie. De lidstaten nemen aan de beoordeling deel door waar nodig de vereiste gegevens te verstrekken. |
Amendement 49 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De Commissie kan gedurende deze werkzaamheden voor de opstelling van de TSI's de nodige opdrachten of aanbevelingen formuleren betreffende de opzet van de TSI's, alsmede betreffende de raming van de kosten en baten. De Commissie kan met name verzoeken alternatieve oplossingen te bestuderen en de raming van de kosten en baten van deze alternatieve oplossingen op te nemen in het verslag bij de ontwerp-TSI. |
4. Het in artikel 48 bedoelde comité wordt regelmatig op de hoogte gehouden van de werkzaamheden in verband met het opstellen van de TSI's. Op verzoek van het comité kan de Commissie gedurende die werkzaamheden de nodige opdrachten of aanbevelingen formuleren betreffende de opzet van de TSI's, alsmede betreffende de raming van de kosten en baten. De Commissie kan met name op aanvraag van een lidstaat verzoeken alternatieve oplossingen te bestuderen en de raming van de kosten en baten van deze alternatieve oplossingen op te nemen in het verslag bij de ontwerp-TSI. |
Motivering | |
Overeenkomstig artikel 48 wordt de Commissie bijgestaan door het bij artikel 21 van Richtlijn 96/48/EG ingestelde comité. | |
Amendement 50 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(7) Overeeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) nr. …/… (de spoorwegbureauverordening) stelt het Bureau de lijst op van gebruikersverenigingen en -organisaties waarmee overleg moet worden gepleegd en werkt het die lijst regelmatig bij. Deze lijst kan op verzoek van een lidstaat of op initiatief van de Commissie worden herzien en bijgewerkt |
(7) Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) nr. …/… (de Spoorwegbureauverordening) stelt het Bureau de lijst op van gebruikersverenigingen en ‑organisaties waarmee overleg moet worden gepleegd en werkt het die lijst regelmatig bij. Deze lijst omvat noodzakelijkerwijs vertegenwoordigende verenigingen en organisaties van alle lidstaten en kan op verzoek van een lidstaat of op initiatief van de Commissie worden herzien en bijgewerkt. |
Amendement 51 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 8 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(8) Bij de opstelling, aanneming en herziening van de TSI's wordt rekening gehouden met het advies van de sociale partners ten aanzien van de voorschriften van artikel 4, lid 4, onder g). Daartoe raadpleegt het Bureau de sociale partners alvorens de Commissie aanbevelingen te doen over de TSI's en de wijzigingen daarvan. De sociale partners worden geraadpleegd in het kader van het comité voor de sectoriële dialoog, opgericht bij Besluit 98/500/EG van de Commissie van 20 mei 1998 betreffende de oprichting van Comités voor de sectoriële dialoog tussen de sociale partners op Europees niveau. De sociale partners brengen hun advies uit binnen een termijn van drie maanden. |
(8) Bij de opstelling, aanneming en herziening van de TSI's wordt rekening gehouden met het advies van de vertegenwoordigende sociale partners in alle lidstaten ten aanzien van de voorschriften van artikel 4, lid 4, onder g), en van alle andere TSI's die rechtstreeks of onrechtstreeks gevolgen hebben voor het betrokken personeel. Daartoe raadpleegt het Bureau de sociale partners alvorens de Commissie aanbevelingen te doen over de TSI's en de wijzigingen daarvan. De sociale partners worden geraadpleegd in het kader van het comité voor de sectoriële dialoog, opgericht bij Besluit 98/500/EG van de Commissie van 20 mei 1998 betreffende de oprichting van Comités voor de sectoriële dialoog tussen de sociale partners op Europees niveau. De sociale partners brengen hun advies uit binnen een termijn van drie maanden. |
_______________ |
______________ |
15 PB L 225 van 12.08.98, blz. 27. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1792/2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1). |
15 PB L 225 van 12.8.1998, blz. 27. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1792/2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1). |
Amendement 52 Voorstel voor een richtlijn Artikel 6 – lid 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. Een lid van het netwerk van vertegenwoordigende organen kan als aanvrager via de Commissie verzoeken om adviezen over tekortkomingen in TSI's. De verzoeker wordt van de genomen beslissing in kennis gesteld. De Commissie motiveert weigeringsbesluiten naar behoren. |
Motivering | |
Aangezien de spoorwegsector de risico's en kosten van projectvertragingen draagt, moet de sector niet alleen het recht hebben om input te leveren, maar ook om geïnformeerd te worden over de redenen van een weigeringsbesluit. | |
Amendement 53 Voorstel voor een richtlijn Artikel 7 – lid 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) bij elke voorgestelde vernieuwing, uitbreiding of verbetering van een bestaand subsysteem of deel daarvan waarbij de toepassing van de TSI's de economische levensvatbaarheid van het project in het gedrang zou brengen. |
(c) bij elke voorgestelde vernieuwing, uitbreiding of verbetering van een bestaand subsysteem of deel daarvan waarbij de toepassing van de TSI's de economische levensvatbaarheid van het project ernstig in het gedrang zou brengen. |
Motivering | |
De economische levensvatbaarheid van een project mag geen voorwendsel zijn om de TSI's niet toe te passen. | |
Amendement 54 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 1 – alinea 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) binnen hun toepassingsgebied worden gebruikt overeenkomstig hun bestemming en naar behoren worden geïnstalleerd en onderhouden. |
(b) binnen hun toepassingsgebied volgens de definitie in artikel 2, punt 27 bis, worden gebruikt overeenkomstig hun bestemming en naar behoren worden geïnstalleerd en onderhouden. |
Motivering | |
Ter verduidelijking en om misverstanden te vermijden, moet worden verwezen naar de definitie van "hun toepassingsgebied". | |
Amendement 55 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 2 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten mogen niet uit hoofde van deze richtlijn het in de handel brengen op hun grondgebied van interoperabiliteitsonderdelen met het oog op het gebruik daarvan voor het spoorwegsysteem verbieden, beperken of belemmeren, wanneer deze onderdelen aan de bepalingen van deze richtlijn voldoen. In het bijzonder mogen zij geen verificaties verlangen die al zijn verricht in het kader van de procedure die tot de EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik heeft geleid. |
De lidstaten mogen niet uit hoofde van deze richtlijn het in de handel brengen op hun grondgebied van interoperabiliteitsonderdelen met het oog op het gebruik daarvan voor het spoorwegsysteem verbieden, beperken of belemmeren, wanneer deze onderdelen aan de bepalingen van deze richtlijn voldoen. In het bijzonder mogen zij geen verificaties verlangen die al zijn verricht in het kader van de procedure die tot de EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik heeft geleid. |
|
Een lidstaat mag de indienststelling van interoperabiliteitsonderdelen waarvoor een vergunning is verleend voor een bepaald toepassingsgebied niet verbieden, beperken of belemmeren als dat toepassingsgebied zich op zijn grondgebied bevindt. |
Motivering | |
Deze nieuwe alinea moet helpen verzekeren dat de aanvullende eisen voor een onderdeel dat is goedgekeurd voor een bepaald toepassingsgebied tot een minimum worden beperkt. Er wordt uitdrukkelijk vermeld dat een lidstaat de goedkeuring van de indienststelling niet mag belemmeren als het toepassingsgebied zich op zijn grondgebied bevindt. Het spreekt vanzelf dat dit onderdeel niet interoperabel zal zijn buiten het toepassingsgebied waarvoor het erkend is. | |
Amendement 56 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 2 – alinea 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de werkingssfeer en de inhoud van de EG-verklaring van conformiteit en geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen, alsmede het formaat daarvan en de informatie die in die verklaring moet worden opgenomen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure van artikel 48, lid 3. |
De Commissie krijgt de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 46 gedelegeerde handelingen vast te stellen over de werkingssfeer en de inhoud van de EG-verklaring van conformiteit en geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen. |
Amendement 57 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen het formaat en de bijzonderheden van de informatie die wordt opgenomen in de EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure van artikel 48, lid 3. |
Amendement 58 Voorstel voor een richtlijn Artikel 11 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De Commissie pleegt zo spoedig mogelijk overleg met de betrokken partijen. Wanneer de Commissie na dit overleg vaststelt dat de maatregel gerechtvaardigd is, stelt zij de lidstaat die daartoe het initiatief heeft genomen daarvan in kennis. Wanneer de Commissie na dit overleg vaststelt dat de maatregel niet gerechtvaardigd is, stelt zij de lidstaat die daartoe het initiatief heeft genomen, alsmede de fabrikant of diens in de Unie gevestigde gemachtigde, onmiddellijk daarvan in kennis. |
2. Het Bureau start in opdracht van de Commissie onverwijld, en in elk geval binnen twintig dagen, het overleg met de betrokken partijen. Na dit overleg stelt het Bureau vast of de maatregel gerechtvaardigd is. Het Bureau stelt de Commissie, de lidstaat die daartoe het initiatief heeft genomen, alsmede de fabrikant of diens in de Unie gevestigde gemachtigde, onmiddellijk daarvan in kennis. |
Amendement 59 Voorstel voor een richtlijn Artikel 11 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De Commissie ziet erop toe dat de lidstaten op de hoogte worden gehouden van het verloop en de resultaten van deze procedure. |
Schrappen |
Amendement 60 Voorstel voor een richtlijn Artikel 13 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten en het Bureau beschouwen de van het spoorwegsysteem deel uitmakende subsystemen van structurele aard die zijn voorzien van de EG-keuringsverklaring als interoperabel en conform de essentiële eisen. |
1. De lidstaten en het Bureau beschouwen de structureel van het spoorwegsysteem deel uitmakende subsystemen die indien toepasselijk van de EG-keuringsverklaring zijn voorzien, als interoperabel en conform de essentiële eisen, wanneer de keuringsverklaring is opgesteld aan de hand van TSI's overeenkomstig artikel 15 of aan de hand van nationale voorschriften overeenkomstig artikel 15 bis, of beiden. |
Amendement 61 Voorstel voor een richtlijn Artikel 13 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De verificatie van de interoperabiliteit, met inachtneming van de essentiële eisen, van een subsysteem van structurele aard dat deel uitmaakt van het spoorwegsysteem, geschiedt aan de hand van de TSI’s en de overeenkomstig lid 3 aangemelde nationale voorschriften . |
Schrappen |
Amendement 62 Voorstel voor een richtlijn Artikel 13 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. De beslissing over het afgeven van een vergunning wordt gebaseerd op de TSI's en aangemelde nationale voorschriften die ten tijde van het indienen van de aanvraag van toepassing zijn. |
Motivering | |
De grondslag voor de beslissing over een voertuigvergunning wordt tot nu toe gevormd door de bepalingen zoals ze ten tijde van de beslissing van de instantie gelden. Aangezien in het verleden tussen het indienen van de aanvraag en de beslissing in sommige gevallen meerdere jaren konden liggen, moest met nieuwe regelingen die in deze periode van kracht werden in de lopende procedure met terugwerkende kracht rekening worden gehouden. Door het verzoek om goedkeuring te "bevriezen" op het moment waarop de aanvraag wordt ingediend, is de indiener van de aanvraag verzekerd van een betrouwbare planning en worden de kosten en duur van de goedkeuringsprocedure gereduceerd. | |
Amendement 63 Voorstel voor een richtlijn Artikel 13 – lid 3 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De lidstaten stellen voor elk subsysteem een lijst op van de nationale voorschriften die in de volgende gevallen worden gebruikt voor de uitvoering van de essentiële eisen: |
3. De lidstaten stellen voor elk subsysteem een lijst op van de nationale voorschriften die in de volgende gevallen worden gebruikt voor de uitvoering van de essentiële eisen en/of aanvaardbare nationale toepassingen van de eisen:without prejudice to the prerogatives
|
Amendement 64 Voorstel voor een richtlijn Artikel 13 – lid 3 – letter d bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(d bis) in het geval van netwerken en voertuigen die niet onder de TSI's vallen; |
Amendement 65 Voorstel voor een richtlijn Article 13 – paragraph 3 – point d b (new) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(d ter) om specifieke veiligheidsredenen aan een of meer lidstaten op voorwaarde dat ze zijn aangetoond en onverminderd de prerogatieven van het Bureau. |
Amendement 66 Voorstel voor een richtlijn Artikel 14 – lid 1 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de in artikel 13, lid 3, bedoelde lijst van nationale voorschriften : |
1. De lidstaten stellen in de volgende gevallen de Commissie en het Bureau in kennis van de in artikel 13, lid 3, bedoelde lijst van geldende nationale voorschriften: |
Amendement 67 Voorstel voor een richtlijn Artikel 14 – lid 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) telkens wanneer de lijst van voorschriften wordt gewijzigd; of |
(a) telkens wanneer de lijst van voorschriften wordt gewijzigd; |
Amendement 68 Voorstel voor een richtlijn Artikel 14 – punt 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) bij de indiening van een verzoek tot ontheffing van de TSI overeenkomstig artikel 7 ; of |
(b) bij de indiening van een verzoek tot ontheffing van de TSI overeenkomstig artikel 7; |
Amendement 69 Voorstel voor een richtlijn Artikel 14 – lid 1 – letter c bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(c bis) wanneer op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn nog geen kennisgeving is gedaan van het nationale voorschrift/de nationale voorschriften. |
Amendement 70 Voorstel voor een richtlijn Artikel 14 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. Binnen een maand na de inwerkingtreding van deze richtlijn stellen de lidstaten de Commissie op de hoogte van eventuele bestaande nationale voorschriften die op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn nog niet zijn aangemeld. |
Amendement 71 Voorstel voor een richtlijn Artikel 14 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten delen de volledige tekst van de bestaande nationale voorschriften via de passende IT-instrumenten mee aan het Bureau en de Commissie overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) nr. …/… (spoorwegbureauverordening). |
2. De lidstaten delen de volledige tekst van de bestaande nationale voorschriften via de passende IT-instrumenten mee overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) nr. …/… (Spoorwegbureauverordening). |
Amendement 72 Voorstel voor een richtlijn Artikel 14 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Wanneer een lidstaat voornemens is een nieuw nationaal voorschrift in te voeren, stelt hij het Bureau en de Commissie daarvan via de passende IT-instrumenten in kennis overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) nr. …/… (spoorwegbureauverordening). |
4. Wanneer een lidstaat voornemens is een nieuw nationaal voorschrift in te voeren, legt hij de ontwerptekst uiterlijk drie maanden voor de geplande inwerkingtreding van het voorgestelde nieuwe voorschrift ter onderzoek aan het Bureau en de Commissie voor met vermelding van de reden voor de invoering overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) nr. .../... [Bureauverordening], en dit via de passende IT-instrumenten overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) nr. .../... [Bureauverordening]. |
Motivering | |
Ingeval dringende preventieve maatregelen moeten worden genomen (bijvoorbeeld na een ongeval of een incident), moet een noodprocedure worden overwogen. In dit geval keurt het Europees Spoorwegbureau het voorschrift altijd goed, waarbij het voorschrift onmiddellijk voor een beperkte duur (twee maanden) kan worden toegepast voordat het Bureau het al dan niet goedkeurt. Bijgevolg moet het Spoorwegbureau ook voor de harmonisatie van deze voorschriften zorgen wanneer ze meerdere lidstaten betreffen. | |
Amendement 73 Voorstel voor een richtlijn Artikel 14 – lid 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
4 bis. Wanneer de lidstaten nieuwe of bestaande nationale voorschriften aanmelden, tonen zij aan dat het desbetreffende voorschrift noodzakelijk is om te voldoen aan een essentiële eis die nog niet in de desbetreffende TSI is opgenomen. Het is de lidstaten niet toegestaan nationale voorschriften aan te melden zonder de noodzaak ervan met bewijzen te staven. |
|
Het Bureau beschikt over twee maanden om de ontwerptekst van de voorschriften te onderzoeken en de Commissie een aanbeveling te doen. De Commissie keurt de ontwerptekst goed of verwerpt deze. Uitsluitend in geval van dringende preventieve maatregelen mogen de lidstaten een nieuw voorschrift met een geldigheidsduur van twee maanden onverwijld aannemen en toepassen. Wanneer een dergelijk voorschrift meerdere lidstaten betreft, zorgt de Commissie, in samenwerking met het Bureau en de nationale veiligheidsinstanties, voor harmonisatie van het voorschrift op EU-niveau. |
Motivering | |
De lidstaat toont de noodzaak aan van een specifiek nationaal voorschrift (nieuw of bestaand); dit bewijs wordt samen met het aangemelde voorschrift overgelegd. Indien het Bureau het bewijs aanvaardt, kan het voorschrift worden aangemeld en gepubliceerd. Zo niet, moet het voorschrift worden gewijzigd of door de lidstaat worden ingetrokken. | |
Amendement 74 Voorstel voor een richtlijn Artikel 14 – lid 8 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De Commissie definieert door middel van uitvoeringshandelingen de classificatie van de aangemelde nationale voorschriften in verschillende groepen om de compatibiliteitscontroles tussen vaste en mobiele apparatuur te vergemakkelijken. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure van artikel 48, lid 3. |
1. De Commissie definieert door middel van uitvoeringshandelingen de classificatie van de aangemelde nationale voorschriften in verschillende groepen om de wederzijdse aanvaarding in verschillende lidstaten en de compatibiliteitscontroles tussen vaste en mobiele apparatuur te vergemakkelijken. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure van artikel 48, lid 3. Het Bureau classificeert de op grond van dit artikel aangemelde nationale voorschriften overeenkomstig de uitvoeringshandelingen en publiceert het bijbehorende register. Ook eventuele aanvaardbare nationale toepassingen van de eisen worden in dit register opgenomen. |
Motivering | |
Met dit amendement worden de dankzij de huidige richtlijn geboekte vorderingen op het gebied van wederzijdse aanvaarding opnieuw ingevoerd. De nationale voorschriften moeten ook zo worden geclassificeerd dat zij wederzijdse aanvaarding vergemakkelijken. Nu worden de in klasse "A" ondergebrachte nationale voorschriften slechts eenmalig gecontroleerd. Aanvaardbare nationale toepassingen van de eisen worden in het register opgenomen. | |
Amendement 75 Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De taak van de met de EG-keuring van een subsysteem belaste aangemelde conformiteitsbeoordelingsinstantie begint in het ontwerpstadium en bestrijkt de gehele constructieperiode tot het stadium van de goedkeuring vóór de indienststelling van het subsysteem. Tot die taak kan ook de verificatie behoren van de interfaces van het betrokken subsysteem met het systeem waarvan het deel uitmaakt, gebaseerd op de informatie in de desbetreffende TSI en in de registers als bedoeld in de artikelen 44 en 45 . |
2. De taak van de met de EG-keuring van een subsysteem belaste aangemelde conformiteitsbeoordelingsinstantie begint in het ontwerpstadium en bestrijkt de gehele constructieperiode tot het stadium van de goedkeuring vóór de indienststelling van het subsysteem. Tot die taak behoort ook de verificatie van de interfaces van het betrokken subsysteem met het systeem waarvan het deel uitmaakt, gebaseerd op de informatie in de desbetreffende TSI en in de registers als bedoeld in de artikelen 44 en 45 . |
Motivering | |
Het is van essentieel belang dat de verificatie van de interfaces hier ook onder valt, zoals het geval is in de huidige richtlijn. | |
Amendement 76 Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Voor elke wijziging van het in lid 3 bedoelde technisch dossier die een impact heeft op de uitgevoerde keuringen moet een nieuwe EG-keuringsverklaring worden opgesteld. |
4. Voor elke verbetering moet een nieuwe EG-keuringsverklaring worden opgesteld. |
Motivering | |
Dit lid moet worden vereenvoudigd overeenkomstig de definitie van "verbetering" in artikel 2, lid 12. | |
Amendement 77 Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 15 bis |
|
Procedure voor de opstelling van de keuringsverklaring bij toepassing van nationale voorschriften |
|
De procedures voor de opstelling van de in artikel 15 genoemde EG-keuringsverklaring zijn in voorkomend geval ook van toepassing op de opstelling van de keuringsverklaring bij toepassing van nationale voorschriften. |
|
Overeenkomstig hoofdstuk VI bepalen de lidstaten welke instanties verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de keuringsprocedure bij toepassing van nationale voorschriften. |
Amendement 78 Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 – lid 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
7. De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen: |
Schrappen |
(a) de procedures voor de keuring van subsystemen, met inbegrip van de algemene principes, de inhoud, de procedure en documenten in verband met de EG-keuringsprocedure en de keuringsprocedure bij toepassing van nationale voorschriften; |
|
(b) modellen voor de EG-keuringsverklaring en voor de keuringsverklaring bij toepassing van nationale voorschriften, alsmede modellen voor documenten van het technisch dossier dat bij de keuringsverklaring moet worden gevoegd. |
|
Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. |
|
Amendement 79 Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 – lid 7 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
7 bis. De Commissie wordt overeenkomstig artikel 46 gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen voor het definiëren van procedures voor de keuring van subsystemen, met inbegrip van de algemene principes, de inhoud, de procedure en documenten in verband met de EG-keuringsprocedure en de keuringsprocedure bij toepassing van nationale voorschriften. |
Amendement 80 Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 – lid 7 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
7 ter. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen modellen op voor de EG-keuringsverklaring en voor de keuringsverklaring bij toepassing van nationale voorschriften, alsmede modellen voor documenten van het technisch dossier dat bij de keuringsverklaring moet worden gevoegd. |
|
Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. |
Amendement 81 Voorstel voor een richtlijn Artikel 18 – lid 2 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Elke nationale veiligheidsinstantie verleent een vergunning voor de indienststelling van de subsystemen energie en infrastructuur die op het grondgebied van zijn lidstaat worden geëxploiteerd of aanwezig zijn. |
Elke nationale veiligheidsinstantie verleent een vergunning voor de indienststelling van de subsystemen energie en infrastructuur, alsook voor de indienststelling van de baansubsystemen voor besturing en seingeving die geen ERTMS zijn, die op het grondgebied van zijn lidstaat worden geëxploiteerd of aanwezig zijn. De nationale veiligheidsinstanties houden rekening met het advies van het Bureau wanneer TEN-T-corridors of grensoverschrijdende trajecten in het spel zijn. |
|
Het Bureau verleent een vergunning voor grensoverschrijdende infrastructuren met een enkele infrastructuurbeheerder. |
Amendement 82 Voorstel voor een richtlijn Artikel 18 – lid 2 – alinea 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Het Bureau verleent vergunningen voor de indienststelling van baansubsystemen besturing en seingeving die zich in de Unie bevinden of er worden geëxploiteerd. |
Het Bureau verleent in nauwe samenwerking met de nationale veiligheidsinstanties vergunningen voor het ERMTS. Voordat het Bureau een vergunning verleent voor het ERMTS, is de nationale veiligheidsinstantie bevoegd voor de controle van de operationele compatibiliteit met de nationale netten. Het Bureau ziet erop toe dat het ERMTS uniform in de Unie wordt toegepast. |
Amendement 83 Voorstel voor een richtlijn Artikel 18 – lid 2 – alinea 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. In het geval van het ERMTS raadpleegt het Bureau de betrokken nationale veiligheidsinstantie binnen een maand na ontvangst van de volledige aanvraag met het oog op een samenhangende ontwikkeling van het ERTMS in de Unie. De nationale veiligheidsinstantie brengt binnen twee maanden advies uit aan het Bureau over de technische en operationele compatibiliteit van het subsysteem met de voertuigen die op dat deel van het net moeten gaan rijden. Het Bureau houdt in de mate van het mogelijke met dit advies rekening alvorens de vergunning af te geven en als zij het niet eens is met het advies, deelt zij dit met opgave van de redenen mee aan de nationale veiligheidsinstantie. Dit artikel laat de verplichtingen van het Bureau als een systeeminstantie volgens hoofdstuk 6 van Verordening (EU) nr. .../… (Spoorwegbureauverordening) onverlet. |
|
Wanneer het Bureau het niet eens is met een negatieve beoordeling door een nationale veiligheidsinstantie, laat het dit weten aan de instantie in kwestie en geeft het de redenen daarvoor aan. Het Bureau en de nationale veiligheidsautoriteit werken samen aan een voor alle partijen aanvaardbare beoordeling. Waar nodig, afhankelijk van het besluit van het Bureau en de nationale veiligheidsinstantie, wordt de aanvrager bij dit proces betrokken. Indien binnen een maand nadat het Bureau de nationale veiligheidsinstantie heeft gemeld het niet met de beoordeling eens te zijn, geen voor alle partijen aanvaardbare beoordeling kan worden bereikt, neemt het Bureau zijn definitieve besluit tenzij de nationale veiligheidsinstantie de zaak voor arbitrage heeft doorverwezen naar de kamer van beroep, ingesteld bij artikel 51 van Verordening (EU) nr. .../… [Spoorwegbureauverordening]. De kamer van beroep besluit binnen een maand na het verzoek van de nationale veiligheidsinstantie of het ontwerpbesluit van het Bureau wordt bevestigd. |
|
Een besluit waarbij een vergunning voor de indienststelling van vaste installaties wordt geweigerd moet behoorlijk door het Bureau worden gemotiveerd. De aanvrager kan binnen een maand na ontvangst van het weigeringsbesluit bij het Bureau een verzoek om herziening van het besluit indienen. Dit verzoek gaat vergezeld van een uiteenzetting van de gronden. Het Bureau heeft vanaf de ontvangst van het verzoek om herziening twee maanden de tijd om zijn besluit te bevestigen of te herroepen. Als het weigeringsbesluit van het Bureau wordt bevestigd, mag de aanvrager beroep aantekenen bij de overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. .../… [Spoorwegbureauverordening] ingestelde kamer van beroep. |
Amendement 84 Voorstel voor een richtlijn Artikel 18 – lid 3 – letter c bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(c bis) de keuringsverklaring bij toepassing van nationale voorschriften. |
Amendement 85 Voorstel voor een richtlijn Artikel 18 – lid 3 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Binnen een maand na ontvangst van het verzoek van de aanvrager deelt het Bureau of de nationale veiligheidsinstantie, naargelang welke van beide optreedt als bevoegde instantie, de aanvrager mee dat het dossier volledig is of dat er aanvullende informatie nodig is, in welk geval het een redelijke termijn stelt voor het verstrekken van deze informatie. |
Amendement 86 Voorstel voor een richtlijn Artikel 18 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Voor een vernieuwing of verbetering van bestaande subsystemen dient de aanvrager een dossier met een beschrijving van het project in bij de nationale veiligheidsinstantie (subsystemen energie en infrastructuur) of het Bureau (baansubsystemen besturing en seingeving). De nationale veiligheidsinstantie of het Bureau onderzoekt dit dossier en beslist op basis van de in lid 5 genoemde criteria of al dan niet een nieuwe vergunning voor de indienststelling is vereist. De nationale veiligheidsinstantie en het Bureau nemen een besluit binnen een vooraf bepaalde redelijke termijn en uiterlijk vier maanden na ontvangst van alle relevante informatie. |
4. Voor een vernieuwing of verbetering van bestaande subsystemen dient de aanvrager een dossier met een beschrijving van het project in bij de nationale veiligheidsinstantie (subsystemen energie en infrastructuur en baansubsystemen besturing en seingeving die geen ERMTS zijn) of het Bureau (ERTMS en grensoverschrijdende infrastructuren met een enkele infrastructuurbeheerder). De nationale veiligheidsinstantie of het Bureau onderzoekt dit dossier en beslist op basis van de in lid 5 genoemde criteria of al dan niet een nieuwe vergunning voor de indienststelling is vereist. De nationale veiligheidsinstantie en het Bureau nemen een besluit binnen een vooraf bepaalde redelijke termijn en uiterlijk drie maanden na ontvangst van alle relevante informatie. |
Amendement 87 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De subsystemen rollend materieel en de boordsystemen voor besturing en seingeving mogen door de aanvrager alleen in de handel worden gebracht indien zij overeenkomstig de essentiële eisen van bijlage III zijn ontworpen, geconstrueerd en geïnstalleerd. |
1. Mobiele subsystemen mogen door de aanvrager alleen in de handel worden gebracht indien zij overeenkomstig de essentiële eisen van bijlage III zijn ontworpen, geconstrueerd en geïnstalleerd. |
Amendement 88 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Een voertuig mag slechts in de handel worden gebracht nadat het Bureau overeenkomstig lid 5 een vergunning heeft afgegeven om dat voertuig in de handel te brengen. |
1. Een voertuig mag slechts in de handel worden gebracht nadat overeenkomstig dit artikel een voertuigvergunning is afgegeven. |
Amendement 89 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 1 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De voertuigvergunning bevat de volgende bepalingen: |
|
a) het toepassingsgebied, |
|
b) de waarden van de parameters in de TSI's en, waar van toepassing, in de nationale voorschriften, die relevant zijn voor het controleren van de technische compatibiliteit van het voertuig en het toepassingsgebied, |
|
c) de compatibiliteit van het voertuig met de toepasselijke TSI's en nationale voorschriften, met betrekking tot de parameters onder b), |
|
d) de gebruiksvoorwaarden voor het voertuig en andere beperkingen. |
Amendement 90 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Het Bureau verleent vergunningen om voertuigen in de handel te brengen. De waarden van de in de TSI genoemde relevante parameters voor de controle van de technische compatibiliteit tussen het voertuig en de vaste installaties worden in die vergunningen vermeld. In de vergunning om een voertuig in de handel te brengen wordt ook informatie verstrekt over de mate waarin dat voertuig voldoet aan de toepasselijke TSI's en de nationale voorschriften in verband met deze parameters. |
2. De voertuigvergunning wordt afgegeven op basis van een door de aanvrager opgesteld dossier over het voertuig of voertuigtype, waarin de volgende aspecten met documenten worden gestaafd: |
|
– met betrekking tot de mobiele subsystemen die deel uitmaken van het voertuig: |
|
a) de passende keuringsverklaring overeenkomstig artikel 19, |
|
b) de technische compatibiliteit in het voertuig, |
|
c) de veilige integratie in het voertuig; |
|
– met betrekking tot het voertuig: |
|
de technische compatibiliteit van het voertuig met de netten in het toepassingsgebied. |
Amendement 91 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 2 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De technische compatibiliteit wordt vastgesteld op basis van de toepasselijke TSI's en, waar van toepassing, nationale voorschriften en registers. Wanneer er tests nodig zijn om materiaal te verkrijgen ter staving van de technische compatibiliteit, mogen de betrokken nationale veiligheidsinstanties de aanvrager tijdelijke gebruiksvergunningen geven om het voertuig in de praktijk op het net te beproeven. De infrastructuurbeheerder doet, in overleg met de aanvrager, al het mogelijke om ervoor te zorgen dat eventuele tests binnen een maand na ontvangst van het verzoek van de aanvrager kunnen plaatsvinden. Indien nodig treft de nationale veiligheidsinstantie maatregelen om te waarborgen dat de tests plaatsvinden. |
|
De veilige integratie van de subsystemen in het voertuig wordt vastgesteld op basis van de toepasselijke TSI's, de in artikel 6 van Richtlijn …/… betreffende de veiligheid van het spoorwegsysteem in de Unie uiteengezette gemeenschappelijke veiligheidsmethoden en, in voorkomend geval, nationale voorschriften. |
Amendement 92 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. In de vergunning om een voertuig in de handel te brengen, kunnen voorwaarden voor het gebruik van het voertuig en andere beperkingen worden opgelegd. |
3. Het Bureau geeft een voertuigvergunning af nadat het de elementen van het in lid 2 bedoelde dossier heeft beoordeeld, binnen een vooraf bepaalde, redelijke, termijn en uiterlijk vier maanden na de ontvangst van alle relevante informatie van de aanvrager. Binnen een maand laat het Bureau de aanvrager weten of het dossier volledig is. Besluiten tot weigering van een aanvraag worden naar behoren gemotiveerd. |
|
Deze vergunningen worden in alle lidstaten erkend. Het Bureau neemt de volle verantwoordelijkheid op zich voor de vergunningen die het afgeeft. |
|
|
Amendement 93 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De vergunning om een voertuig in de handel te brengen wordt afgegeven op basis van een door de aanvrager opgesteld dossier over het voertuig of voertuigtype, waarin de volgende aspecten met documenten worden gestaafd: |
Schrappen |
(i) het in de handel brengen van mobiele subsystemen die deel uitmaken van het voertuig overeenkomstig artikel 19; |
|
(j) de technische compatibiliteit van de onder a) bedoelde subsystemen in het voertuig, aangetoond op basis van de toepasselijke TSI's, nationale voorschriften en registers; |
|
(k) de veilige integratie van de onder a) bedoelde subsystemen, vastgesteld op basis van de toepasselijke TSI's, nationale voorschriften en de in artikel 6, lid 1, van Richtlijn …/… betreffende de veiligheid van het spoorwegsysteem in de Unie uiteengezette CSM's. |
|
Amendement 94 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. Tijdens de overgangsperiode zoals bedoeld in artikel X bis, mogen de aanvragers kiezen of ze de aanvraag van de voertuigvergunning indienen bij het Bureau of bij de toepasselijke nationale veiligheidsinstantie. |
Amendement 95 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 5 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Het Bureau neemt het in lid 2 bedoelde besluit binnen een vooraf bepaalde, redelijke, termijn en uiterlijk vier maanden na de ontvangst van alle relevante informatie. Deze vergunningen zijn geldig in alle lidstaten. |
Een besluit tot weigering van een vergunning voor een voertuig wordt terdege onderbouwd. De aanvrager kan binnen een maand na ontvangst van het weigeringsbesluit bij het Bureau of de nationale veiligheidsinstantie, naargelang het geval, een verzoek om herziening van het besluit indienen. Het Bureau en de nationale veiligheidsinstantie hebben vanaf de ontvangst van het verzoek om herziening twee maanden de tijd om hun besluit te bevestigen of te herroepen. |
Amendement 96 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 5 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Als een weigeringsbesluit door het Bureau wordt bevestigd, mag de aanvrager beroep aantekenen bij de overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. .../… tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau ingestelde kamer van beroep. |
Amendement 97 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 5 – alinea 1 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Als het weigeringsbesluit van een nationale veiligheidsinstantie wordt bevestigd, mag de aanvrager beroep aantekenen bij de door de bevoegde lidstaat aangewezen beroepsinstantie overeenkomstig artikel 17, lid 3, van Richtlijn .../… betreffende de spoorwegveiligheid. De lidstaten mogen hun overeenkomstig artikel 56 van Richtlijn 2012/34/EU ingestelde controle-instantie aanwijzen voor de afhandeling van deze beroepsprocedure. |
Amendement 98 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
6. Het Bureau kan voor een serie voertuigen een vergunning afgeven om deze in de handel te brengen. Die vergunningen zijn geldig in alle lidstaten. |
6. Het Bureau kan, met redenen omkleed, een vergunning voor een voertuig wijzigen of intrekken indien niet langer voldaan wordt aan de voorwaarden op basis waarvan de vergunning is verleend. Het Bureau werkt het in artikel 43 bis bedoelde Europese register onmiddellijk bij. |
|
Indien een nationale veiligheidsinstantie vaststelt dat een voertuig waarvoor een vergunning is verleend, niet aan essentiële vereisten voldoet, informeert de instantie onverwijld het Bureau en de andere toepasselijke nationale veiligheidsinstanties. Het Bureau besluit binnen een maand over de nodige maatregelen. In geval van dringende preventieve maatregelen kan het Bureau de vergunning onmiddellijk inperken of opschorten nog voordat het dienaangaande een beslissing heeft genomen. |
Amendement 99 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
7. De aanvrager kan tegen beslissingen van het Bureau of de niet-naleving door het Bureau van de in lid 5 bedoelde termijnen beroep aantekenen bij de overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. …/… tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau aangewezen kamer van beroep. |
7. De Commissie wordt gemachtigd om uiterlijk binnen zes maanden na de aanneming van deze richtlijn overeenkomstig artikel 46 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende uitvoerige voorschriften voor de vergunningsprocedure, waaronder: |
|
a) gedetailleerde richtsnoeren met een beschrijving en een uitleg van de eisen voor de vergunning voor een voertuig en de vereiste documenten, |
|
b) procedurele regelingen voor het vergunningsproces, zoals de inhoud en de termijnen voor iedere fase van het proces, |
|
c) criteria voor de beoordeling van de dossiers van de aanvrager. |
Amendement 100 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – punt 8 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) is een nieuwe vergunning om een voertuig in de handel te brengen vereist indien de waarden van de in de reeds afgegeven vergunning opgenomen parameters worden gewijzigd. |
(b) is een nieuwe voertuigvergunning vereist indien de waarden van de in de reeds afgegeven vergunning opgenomen parameters aanzienlijk worden gewijzigd. |
Amendement 101 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 9 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
9. Op verzoek van de aanvrager kan in de vergunning om een voertuig in de handel te brengen duidelijk worden vermeld op welke lijnen of groepen van lijnen of netten de spoorwegonderneming het voertuig zonder verdere keuringen, controles of testen van de technische compatibiliteit tussen het voertuig en deze netten of lijnen mag exploiteren. In dat geval verstrekt de aanvrager bij zijn verzoek het bewijs van de technische compatibiliteit tussen het voertuig en de betrokken lijnen of netten. |
Schrappen |
Die bewijzen mogen, op verzoek van de oorspronkelijke of een andere aanvrager, ook worden overgelegd na de afgifte van de toepasselijke vergunning om een voertuig in de handel te brengen. |
|
|
|
Amendement 102 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 9 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
9 bis. Vergunningen voor voertuigen die op spoorweginfrastructuur van geïsoleerde spoorwegnetten worden geëxploiteerd of daarvoor zijn bestemd, mogen ook worden afgegeven door de nationale veiligheidsinstanties van de lidstaten waar het desbetreffende net zich bevindt. In dergelijke gevallen mogen de aanvragers kiezen of ze de vergunning voor het voertuig aanvragen bij het Bureau of bij de nationale veiligheidsinstanties van de lidstaten in kwestie. |
|
De nationale veiligheidsinstanties van de lidstaten waar zich een geïsoleerd spoorwegnet bevindt, stellen binnen de in artikel 50 bis vastgestelde overgangsprocedure gemeenschappelijke vergunningsprocedures voor voertuigen op en waarborgen wederzijdse erkenning van door hen afgegeven voertuigvergunningen. In geval van tegenstrijdige besluiten van de nationale veiligheidsinstanties en bij gebrek aan een voor alle partijen aanvaardbaar besluit, neemt het Bureau een besluit overeenkomstig artikel 16 van Verordening .../... [Spoorwegbureauverordening]. |
|
Als de nationale veiligheidsinstanties aan het einde van de in artikel 50 bis vastgestelde overgangsperiode nog geen regelingen hebben getroffen voor gemeenschappelijke vergunningsprocedures en wederzijdse erkenning van voertuigvergunningen, worden de in dit artikel bedoelde vergunningen uitsluitend door het Bureau verleend. |
|
Indien de regelingen voor gemeenschappelijke vergunningsprocedures en wederzijdse erkenning van voertuigvergunningen zijn vastgesteld, mogen de nationale veiligheidsinstanties van de lidstaten met een geïsoleerd spoorwegnet vergunningen voor voertuigen blijven afgeven en kunnen de aanvragers na afloop van de in artikel 50 bis vastgestelde overgangsperiode kiezen of zij een voertuigvergunning aanvragen bij het Bureau of bij de desbetreffende nationale veiligheidsinstanties. |
|
De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad tien jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn een verslag voor over de vorderingen die met de interoperabiliteit van het geïsoleerde spoorwegnet zijn gemaakt en dient, indien nodig, een passend wetgevingsvoorstel in. |
Amendement 103 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 20 bis |
|
Registratie van voertuigen waarvoor een vergunning is afgegeven |
|
Voordat een voertuig voor de eerste keer in gebruik wordt genomen en nadat voor het voertuig een vergunning is afgegeven overeenkomstig artikel 20, wordt het op aanvraag van de houder geregistreerd. |
|
Nadat het Bureau een vergunning voor het voertuig heeft afgegeven, wordt het voertuig conform artikel 43 bis in het Europese voertuigenregister geregistreerd. |
|
Wanneer het toepassingsgebied van het voertuig beperkt is tot het grondgebied van één lidstaat en de vergunning is afgegeven door de nationale veiligheidsinstantie, wordt het overeenkomstig artikel 43 geregistreerd in het nationale voertuigenregister van die lidstaat. |
Amendement 104 Voorstel voor een richtlijn Artikel 21 – titel | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Indienststelling van voertuigen |
Gebruik van voertuigen |
Amendement 105 Voorstel voor een richtlijn Artikel 21 – lid 1 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Spoorwegondernemingen nemen een voertuig pas in dienst nadat zij, in overleg met de infrastructuurbeheerder, de technische compatibiliteit tussen het voertuig en het traject en de veilige integratie van het voertuig in het systeem waarin het zal worden geëxploiteerd, hebben gecontroleerd op basis van de toepasselijke TSI's, nationale voorschriften, registers en de in artikel 6 van de richtlijn uiteengezette gemeenschappelijke veiligheidsmethoden. |
1. Voordat een spoorwegonderneming een voertuig gebruikt in het toepassingsgebied dat is gespecificeerd in de vergunning om het voertuig in de handel te brengen, controleert zij, met gebruik van haar veiligheidsbeheersysteem: |
Amendement 106 Voorstel voor een richtlijn Artikel 21 – lid 1 – alinea 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Daarom wordt overeenkomstig artikel 20 eerst een vergunning om het voertuig in de handel te brengen afgegeven. |
a) of de vergunning voor het voertuig overeenkomstig artikel 20 is verleend en of het voertuig naar behoren is geregistreerd; |
Amendement 107 Voorstel voor een richtlijn Artikel 21 – lid 1 – alinea 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b) of het voertuig technisch verenigbaar is met het traject, en wel op basis van het infrastructuurregister, de betrokken TSI's of iedere andere ter zake doende informatie die de infrastructuurbeheerder gratis en binnen een redelijke termijn moet verstrekken als het infrastructuurregister niet bestaat of niet volledig is; en |
Amendement 108 Voorstel voor een richtlijn Artikel 21 – lid 1 – alinea 2 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
c) de integratie van het voertuig in de samenstelling van de trein waarin het bedoeld is te functioneren, op basis van de veiligheidsbeheersystemen van artikel 9 van de spoorwegveiligheidsrichtlijn en de TSI inzake exploitatie en verkeersleiding. |
Amendement 109 Voorstel voor een richtlijn Artikel 21 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. Om spoorwegondernemingen te helpen de technische compatibiliteit en de veilige integratie tussen het voertuig en het traject of de trajecten te controleren, verschaft de infrastructuurbeheerder de spoorwegondernemingen op verzoek extra informatie over de kenmerken van het traject of de trajecten. |
Amendement 110 Voorstel voor een richtlijn Artikel 21 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De spoorwegonderneming deelt haar besluiten betreffende de indienstelling van voertuigen mee aan het Bureau, de infrastructuurbeheerder en de betrokken nationale veiligheidsinstantie. Deze besluiten worden opgenomen in de nationale voertuigenregisters als bedoeld in artikel 43. |
2. De spoorwegonderneming deelt haar besluiten betreffende de exploitatie van voertuigen mee aan het Bureau, de infrastructuurbeheerder en de betrokken nationale veiligheidsinstantie. Deze besluiten worden opgenomen in het nationale voertuigenregister als bedoeld in artikel 43 en in het Europese voertuigenregister als bedoeld in artikel 43 bis. |
Amendement 111 Voorstel voor een richtlijn Artikel 21 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Voor de vernieuwing of verbetering van bestaande voertuigen is in de gevallen als bedoeld in artikel 15, lid 4, een nieuwe EG-keuringsverklaring vereist. Voorts dient de spoorwegonderneming een nieuwe besluit tot indienststelling van voertuigen te nemen wanneer: |
Schrappen |
(a) het algemene veiligheidsniveau van het betrokken subsysteem door de geplande werkzaamheden kan worden aangetast; of |
|
(b) een dergelijk besluit vereist is op grond van de toepasselijke TSI's. |
|
Amendement 112 Voorstel voor een richtlijn Artikel 22 – titel | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Vergunning om voertuigtypen in de handel te brengen |
Vergunning voor voertuigtypen |
Amendement 113 Voorstel voor een richtlijn Artikel 22 – lid 1 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Het Bureau verleent vergunningen om voertuigentypen in de handel te brengen . |
Het Bureau, of tijdens de in artikel 50 bis vastgestelde overgangsperiode de nationale veiligheidsinstanties, verlenen vergunningen voor voertuigtypen. |
Amendement 114 Voorstel voor een richtlijn Artikel 22 – lid 1 – alinea 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Het Bureau verstrekt gedetailleerde richtsnoeren over de manier waarop een vergunning om een voertuigtype in de handel te brengen moet worden aangevraagd. Aan aanvragers wordt kosteloos een document ter beschikking gesteld met een beschrijving en toelichting van de voorwaarden om een vergunning om een voertuigtype in de hangel te brengen te krijgen en een opsomming van de vereiste documenten. Het Bureau en de nationale veiligheidsinstanties werken samen om die informatie te verspreiden. |
Het Bureau en de nationale veiligheidsinstanties verstrekken gedetailleerde richtsnoeren over de manier waarop een vergunning voor een voertuigtype moet worden aangevraagd. Aan aanvragers wordt kosteloos een document ter beschikking gesteld met een beschrijving en toelichting van de voorwaarden om een vergunning te krijgen en een opsomming van de vereiste documenten. Het Bureau en de nationale veiligheidsinstanties werken samen om die informatie te verspreiden. |
Amendement 115 Voorstel voor een richtlijn Artikel 22 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Wanneer het Bureau echter een vergunning om een voertuig in de handel te brengen afgeeft, verleent zij tegelijkertijd een vergunning om het overeenkomstige voertuigtype in de handel te brengen . |
2. Wanneer echter een voertuigvergunning wordt afgegeven door het Bureau of de nationale veiligheidsinstanties, wordt tegelijkertijd de vergunning voor het voertuigtype afgegeven. |
Amendement 116 Voorstel voor een richtlijn Artikel 22 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Voor een voertuig dat conform is met een voertuigtype waarvoor reeds een vergunning om het in de handel te brengen is verleend, wordt zonder verdere controles een vergunning afgegeven om het in de handel te brengen op basis van een door de aanvrager overgelegde verklaring van conformiteit met dit type. |
3. Voor een voertuig dat conform is met een voertuigtype waarvoor reeds een vergunning is verleend, wordt zonder verdere controles een vergunning afgegeven op basis van een door de aanvrager overgelegde verklaring van conformiteit met dit type. |
Amendement 117 Voorstel voor een richtlijn Artikel 22 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Bij de wijziging van toepasselijke bepalingen in de TSI's of nationale voorschriften op grond waarvan een vergunning om een voertuigtype in de handel te brengen is afgegeven, wordt in de TSI of het nationaal voorschrift bepaald of de reeds afgegeven vergunning om een voertuigtype in de handel te brengen geldig blijft, dan wel moet worden vernieuwd. Indien die vergunning moet worden vernieuwd, mag het Bureau alleen controles uitvoeren met betrekking tot de nieuwe voorschriften. De vernieuwing van de vergunning om een voertuigtype in de handel te brengen doet geen afbreuk aan op grond van vorige vergunningen om een voertuigtype in de handel te brengen verleende vergunningen om individuele voertuigen in de handel te brengen. |
4. Bij de wijziging van toepasselijke bepalingen in de TSI's of nationale voorschriften op grond waarvan een voertuigtypevergunning is afgegeven, wordt in de TSI of het nationaal voorschrift bepaald of de reeds afgegeven voertuigtypevergunning van een voertuig geldig blijft, dan wel moet worden vernieuwd. Indien die vergunning moet worden vernieuwd, mag het Bureau alleen controles uitvoeren met betrekking tot de nieuwe voorschriften. De vernieuwing van de voertuigtypevergunning doet geen afbreuk aan de op grond van vorige voertuigtypevergunningen verleende vergunningen voor individuele voertuigen. |
Amendement 118 Voorstel voor een richtlijn Artikel 22 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 22 bis |
|
Samenwerking met het Bureau en de nationale veiligheidsinstanties |
|
Voor de toepassing van de artikelen 18, 20 en 22 mag het Bureau samenwerkingsakkoorden sluiten met nationale veiligheidsinstanties overeenkomstig artikel 69 van Verordening .../… [tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau]. |
|
Dergelijke overeenkomsten kunnen specifieke overeenkomsten of kaderovereenkomsten zijn en er kunnen een of meer nationale veiligheidsinstanties bij betrokken zijn. Zij bevatten een gedetailleerde beschrijving van de taken en voorwaarden voor de te leveren producten, evenals de termijnen die voor de levering gelden en de verdeling van de door de aanvrager betaalde honoraria. |
|
Ze kunnen ook specifieke samenwerkingsregelingen bevatten in het geval van netwerken die om geografische of historische redenen of vanwege een geavanceerde EMTS-invoering of een andere spoorwijdte specifieke deskundigheid vereisen, met als doel de administratieve rompslomp en de kosten voor de aanvrager tot een minimum te beperken. Dergelijke akkoorden worden gesloten voordat het Bureau bevoegd is om overeenkomstig deze richtlijn aanvragen in ontvangst te nemen en in ieder geval binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn. |
|
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 46 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot dergelijke samenwerkingsovereenkomsten. Deze gedelegeerde handelingen worden uiterlijk zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn vastgesteld. |
|
De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad vijf jaar na de sluiting van de eerste samenwerkingsovereenkomst, en vervolgens eens in de drie jaar, een verslag voor waarin de door het Bureau gesloten samenwerkingsovereenkomsten worden beoordeeld. |
Amendement 119 Voorstel voor een richtlijn Artikel 29 – lid 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) een gedegen technische en beroepsopleiding die alle relevante conformiteitsbeoordelingsactiviteiten omvat waarvoor de conformiteitsbeoordelingsinstantie is aangemeld; |
(a) een gedegen technische en beroepsopleiding die alle relevante conformiteitsbeoordelingsactiviteiten omvat waarvoor de conformiteitsbeoordelingsinstantie is aangemeld, evenals een opleiding op het gebied van toegankelijkheidskwesties; |
Amendement 120 Voorstel voor een richtlijn Artikel 42 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Elk in het spoorwegsysteem van de Unie ingezet voertuig is voorzien van een Europees voertuignummer (EVN), dat vóór de eerste indienstelling van het voertuig wordt toegekend door de bevoegde nationale veiligheidsinstantie . |
1. Elk in het spoorwegsysteem van de Unie ingezet voertuig is voorzien van een Europees voertuignummer (EVN), dat door het Bureau wordt toegekend wanneer de vergunning wordt afgegeven. |
Amendement 121 Voorstel voor een richtlijn Artikel 42 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De spoorwegonderneming die een voertuig exploiteert, zorgt ervoor dat het toegekende EVN op het voertuig wordt aangebracht. |
2. De spoorwegonderneming die een voertuig exploiteert, zorgt ervoor dat het toegekende EVN op het voertuig wordt aangebracht en is verantwoordelijk voor de correcte inschrijving van het voertuig. |
Amendement 122 Voorstel voor een richtlijn Artikel 43 – lid 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) het is toegankelijk voor de nationale veiligheidsinstanties en de onderzoeksorganen die zijn aangewezen in het kader van de artikelen 16 en 21 van Richtlijn …/… betreffende de veiligheid van het spoorwegsysteem in de Unie ; het is tevens, voor elk wettig verzoek, toegankelijk voor de toezichthoudende instanties die zijn aangewezen in het kader van de artikelen 55 en 56 van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte en voor het Bureau, voor de spoorwegonderneming en voor infrastructuurbeheerders, alsook voor personen of organisaties die voertuigen registreren of in het register zijn opgenomen. |
(c) het is openbaar. |
______________ |
|
16 PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32. |
|
Amendement 123 Voorstel voor een richtlijn Artikel 43 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Voor elk voertuig worden in dit register in ieder geval de volgende gegevens opgenomen: |
|
a) het EVN; |
|
b) referenties naar de keuringsverklaring en naar de dienst die deze verklaring heeft afgegeven; |
|
c) de gegevens van de houder en de eigenaar van het voertuig; |
|
d) beperkingen ten aanzien van de exploitatiewijze van het rijtuig; |
|
e) de met het onderhoud belaste entiteit. |
Amendement 124 Voorstel voor een richtlijn Artikel 43 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De registratiehouder brengt elke wijziging van de gegevens die in het nationale voertuigenregister zijn ingevoerd, de vernietiging van een voertuig of zijn besluit een voertuig niet langer te registreren, onverwijld ter kennis van de nationale veiligheidsinstantie van de lidstaat waar het voertuig in dienst is gesteld . |
3. De registratiehouder brengt elke wijziging van de gegevens die in het nationale voertuigenregister zijn ingevoerd, de vernietiging van een voertuig of zijn besluit een voertuig niet langer te registreren, onverwijld ter kennis van de nationale veiligheidsinstantie van de lidstaat waar het voertuig is gebruikt. |
Amendement 125 Voorstel voor een richtlijn Artikel 43 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Zolang de nationale voertuigenregisters van de lidstaten niet met elkaar zijn verbonden, werkt elke lidstaat zijn register bij door met betrekking tot de hem betreffende gegevens de aanpassingen over te nemen die een andere lidstaat in zijn eigen register heeft aangebracht. |
4. Elke lidstaat werkt zijn register bij door aanpassingen van de hem betreffende gegevens die een andere lidstaat in zijn eigen register heeft aangebracht, over te nemen. |
Amendement 126 Voorstel voor een richtlijn Artikel 43 – lid 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. In het geval van voertuigen die voor het eerst in een derde land in dienst zijn gesteld en daarna in een lidstaat in dienst zijn gesteld zorgt die lidstaat ervoor dat de gegevens van het voertuig via het nationale voertuigenregister of op grond van een internationale overeenkomst kunnen worden opgevraagd. |
5. In het geval van voertuigen die voor het eerst in een derde land in dienst zijn gesteld en daarna in een lidstaat zijn gebruikt, zorgt die lidstaat ervoor dat de gegevens van het voertuig via het nationale voertuigenregister kunnen worden opgevraagd. |
Amendement 127 Voorstel voor een richtlijn Artikel 43 – lid 5 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
5 bis. De nationale voertuigenregisters worden na afloop van de in artikel 50 bis genoemde overgangsperiode opgenomen in het Europese voertuigenregister, met uitzondering van de in artikel 20, lid 9 bis, genoemde gevallen en onder de in dat artikel vastgestelde voorwaarden. De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen het formaat en het type document. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. |
Amendement 128 Voorstel voor een richtlijn Artikel 43 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 43 bis |
|
Europees voertuigenregister |
|
1. Het Bureau houdt een register bij van de voertuigen die in de Unie in dienst zijn gesteld. Dit register voldoet aan de volgende criteria: |
|
a) het voldoet aan de gemeenschappelijke specificaties als bedoeld in lid 2; |
|
b) het wordt bijgehouden door het Bureau; |
|
c) het is openbaar. |
|
2. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen voor de Europese voertuigenregisters gemeenschappelijke specificaties vast betreffende de inhoud, het gegevensformaat, de functionele en technische architectuur en de bedrijfsmodus, met inbegrip van regelingen voor de uitwisseling van gegevens, en regels voor de invoer en raadpleging van gegevens in die registers. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure van artikel 48, lid 3. |
|
3. De registratiehouder brengt elke wijziging van de gegevens die in het Europese voertuigenregister zijn ingevoerd, de vernietiging van een voertuig of zijn besluit een voertuig niet langer te registreren, onverwijld ter kennis van het Bureau. |
|
4. Voor elk voertuig worden in dit register in ieder geval de volgende gegevens opgenomen: |
|
a) het EVN; |
|
b) referenties van de EG-keuringsverklaring en van de dienst die deze verklaring heeft afgegeven; |
|
c) referenties van het Europese register van goedgekeurde voertuigentypen als bedoeld in artikel 44; |
|
d) de gegevens van de houder en de eigenaar van het voertuig; |
|
e) beperkingen ten aanzien van de exploitatiewijze van het rijtuig; |
|
f) de met het onderhoud belaste entiteit. |
|
Wanneer het Bureau een vergunning verleent, verlengt, wijzigt, opschort of intrekt, werkt het het register onmiddellijk bij. |
|
5. In het geval van voertuigen die voor het eerst in een derde land en vervolgens in een lidstaat zijn gebruikt, zorgt die lidstaat ervoor dat de gegevens van het voertuig – waaronder ten minste de gegevens over de houder van het voertuig, de met het onderhoud belaste entiteit en de beperkingen op het gebruik van het voertuig – via het Europese voertuigenregister of op grond van een internationale overeenkomst kunnen worden opgevraagd. |
Amendement 129 Voorstel voor een richtlijn Artikel 44 – lid 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) het is verbonden met alle nationale voertuigenregisters. |
Schrappen |
Amendement 130 Voorstel voor een richtlijn Artikel 44 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Dat register omvat ten minste de volgende gegevens voor elk type voertuig: |
|
a) de technische kenmerken van het type voertuig, zoals omschreven in de betrokken TSI; |
|
b) de naam van de fabrikant; |
|
c) de data en referenties van de opeenvolgende vergunningen voor het type voertuig, met inbegrip van eventuele beperkingen of intrekkingen; |
|
d) ontwerpvoorzieningen voor personen met beperkte mobiliteit en personen met een handicap; |
|
e) de gegevens van de eigenaar en de houder van het voertuig. |
|
Wanneer het Bureau een vergunning voor de indienststelling van een voertuigtype verleent, verlengt, wijzigt, opschort of intrekt, werkt het het register onmiddellijk bij. |
Amendement 131 Voorstel voor een richtlijn Artikel 45 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Elke lidstaat publiceert een infrastructuurregister met de waarden van de netwerkparameters van elk betrokken subsysteem of deel van een subsysteem. |
1. Elke lidstaat zorgt voor de publicatie van een infrastructuurregister met de waarden van de netwerkparameters van elk betrokken subsysteem of deel van een subsysteem. |
Amendement 132 Voorstel voor een richtlijn Artikel 45 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. In het infrastructuurregister kunnen voorwaarden voor het gebruik van vaste installaties en andere beperkingen worden opgenomen. |
3. In het infrastructuurregister kunnen voorwaarden voor het gebruik van vaste installaties en andere beperkingen worden opgenomen, met inbegrip van tijdelijke beperkingen die langer dan 6 maanden worden toegepast. |
Motivering | |
Voor de veilige werking van treinen moeten tijdelijke beperkingen die in feite permanent blijken, worden opgenomen in het register. | |
Amendement 133 Voorstel voor een richtlijn Artikel 45 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Elke lidstaat werkt het infrastructuurregister bij overeenkomstig Besluit 2011/633/EU van de Commissie. |
4. Elke lidstaat zorgt ervoor dat het infrastructuurregister overeenkomstig Besluit 2011/633/EU van de Commissie wordt bijgewerkt. |
Amendement 134 Voorstel voor een richtlijn Artikel 45 – lid 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. Andere registers, zoals een register inzake toegankelijkheid, kunnen aan het infrastructuurregister worden gekoppeld. |
5. Andere registers, zoals een register inzake toegankelijkheid voor personen met beperkte mobiliteit en personen met een handicap, worden aan het infrastructuurregister gekoppeld. |
Amendement 135 Voorstel voor een richtlijn Artikel 46 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(2) De in de artikel 4, lid 2, en artikel 5, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn. |
(2) De in de artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 3, artikel 8, lid 2, en artikel 15, lid 7 bis, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vijf jaar met ingang van [Publicatiebureau: gelieve de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in te voegen]. |
|
Uiterlijk negen maanden voor het einde van de periode van vijf jaar stelt de Commissie een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van een termijn tegen deze verlenging verzet. |
Amendement 136 Voorstel voor een richtlijn Artikel 49 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 49 bis |
|
Sancties |
|
De Commissie wordt overeenkomstig artikel 46 gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen voor het vaststellen van sancties voor niet-naleving van de in deze verordening gestelde termijnen voor door het Bureau te nemen besluiten. Tevens stelt de Commissie een compensatieregeling in voor gevallen waarin de kamer van beroep als voorzien in de Spoorwegbureauverordening oordeelt ten gunste van degene aan wie een besluit van het Bureau is gericht. De sancties en de compensatieregeling moeten doeltreffend, evenredig, niet-discriminerend en afschrikkend zijn. |
Motivering | |
Er moeten ook verantwoordelijkheden worden toegewezen aan het Bureau en passende extra garanties worden geboden aan degenen die met het Bureau te maken krijgen. Het moet ook mogelijk zijn om beroep in te stellen en compensatie te ontvangen als het Bureau zich niet houdt aan termijnen. | |
Amendement 137 Voorstel voor een richtlijn Artikel 50 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad om de drie jaar en voor het eerst drie jaar na de bekendmaking van deze richtlijn een verslag voor over de vorderingen die met de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem zijn gemaakt. Dit verslag bevat ook een analyse van de in artikel 7 bedoelde gevallen en van de toepassing van hoofdstuk V . |
1. De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad om de drie jaar en voor het eerst twee jaar na de bekendmaking van deze richtlijn een verslag voor over de vorderingen die met de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem zijn gemaakt. Dit verslag bevat ook een analyse van de in artikel 7 bedoelde gevallen en van de toepassing van hoofdstuk V. Op basis van de resultaten van het verslag doet de Commissie voorstellen om de rol van het Bureau in de totstandbrenging van de interoperabiliteit te verbeteren en te ontwikkelen. |
Amendement 138 Voorstel voor een richtlijn Artikel 50 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. Twee jaar na de bekendmaking van deze richtlijn, en na raadpleging van de verschillende betrokken actoren, brengt de Commissie verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de werking van het Bureau en over de vooruitgang die het bij de uitoefening van zijn nieuwe bevoegdheden heeft geboekt. |
Amendement 139 Voorstel voor een richtlijn Artikel 50 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Het Bureau stelt een regelmatig bij te werken overzicht op waarmee op verzoek van een lidstaat of van de Commissie een overzicht van het interoperabiliteitsniveau van het spoorwegsysteem kan worden samengesteld. In dit instrument wordt gebruikgemaakt van de informatie in de registers als bedoeld in hoofdstuk VII . |
2. Het Bureau stelt een regelmatig bij te werken overzicht op waarmee op verzoek van een lidstaat, het Europees Parlement of van de Commissie een overzicht van het interoperabiliteitsniveau van het spoorwegsysteem kan worden samengesteld. In dit instrument wordt gebruikgemaakt van de informatie in de registers als bedoeld in hoofdstuk VII. |
Amendement 140 Voorstel voor een richtlijn Artikel 50 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 50 bis |
|
Overgangsregeling |
|
Zonder afbreuk te doen aan artikel 20, lid 9 bis, worden de in de artikelen 20 en 22 genoemde voertuigvergunningen verleend door het Bureau. Tijdens de overgangsperiode kan een vergunning voor een voertuig worden verleend door het Bureau of door de nationale veiligheidsautoriteit, naargelang de keuze van de aanvrager. |
|
Het Bureau beschikt over de benodigde organisatorische capaciteit en deskundigheid om binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn al zijn functies overeenkomstig de artikelen 18, 20 en 22 uit te voeren. |
|
Om zijn verplichtingen uit te voeren, kan het Bureau in overeenstemming met artikel X ter samenwerkingsovereenkomsten sluiten met nationale veiligheidsinstanties. |
Amendement 141 Voorstel voor een richtlijn Artikel 51 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten mogen de bepalingen van hoofdstuk V van Richtlijn 2008/57/EG toepassen tot [twee jaar na de datum van inwerkingtreding]. |
1. De lidstaten mogen de bepalingen van hoofdstuk V van Richtlijn 2008/57/EG toepassen tot [een jaar na de datum van inwerkingtreding]. |
Amendement 142 Voorstel voor een richtlijn Artikel 52 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De bijlagen IV, V, VI, VII en IX bij Richtlijn 2008/57/EG zijn van toepassing tot de datum waarop de overeenkomstig uitvoeringshandelingen als bedoeld in artikel 8, lid 2, artikel 14, lid 8, artikel 15, lid 7, en artikel 7, lid 3, van deze richtlijn van kracht worden. |
De bijlagen IV, V, VI, VII en IX bij Richtlijn 2008/57/EG zijn van toepassing tot de datum waarop de overeenkomstige gedelegeerde handelingen als bedoeld in artikel 8, lid 2, en artikel 15, lid 7 bis, evenals de uitvoeringshandelingen als bedoeld in artikel 14, lid 8, artikel 15, lid 7, en artikel 7, lid 3, van deze richtlijn van kracht worden. |
Amendement 143 Voorstel voor een richtlijn Artikel 54 – lid 1 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke, regelgevende en administratieve bepalingen in werking treden om uiterlijk [twee jaar na de inwerkingtreding] te voldoen aan artikel 1, artikel 2, artikel 7, leden 1 tot en met 4, artikel 11, lid 1, artikel 13, artikel 14, leden 1 tot en met 7, artikel 15, leden 1 tot en met 6, de artikelen 17 tot en met 21, artikel 22, leden 3 tot en met 7, de artikelen 23 tot en met 36, artikel 37, lid 2, artikel 38, artikel 39, de artikelen 41 tot en met 43, artikel 45, leden 1 tot en met 5, artikel 51, en de bijlagen I tot en met III. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die maatregelen mede alsmede een concordantietabel tussen die maatregelen en deze richtlijn. De concordantietabellen zijn nodig om alle betrokken actoren in staat te stellen een duidelijk overzicht te krijgen van de op nationaal niveau toepasselijke regelgeving voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn . |
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke, regelgevende en administratieve bepalingen in werking treden om uiterlijk [een jaar na de inwerkingtreding] te voldoen aan artikel 1, artikel 2, artikel 7, leden 1 tot en met 4, artikel 11, lid 1, artikel 13, artikel 14, leden 1 tot en met 7, artikel 15, leden 1 tot en met 6, de artikelen 17 tot en met 21, artikel 22, leden 3 tot en met 7, de artikelen 23 tot en met 36, artikel 37, lid 2, artikel 38, artikel 39, de artikelen 41 tot en met 43, artikel 45, leden 1 tot en met 5, artikel 51, en de bijlagen I tot en met III. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die maatregelen mede alsmede een concordantietabel tussen die maatregelen en deze richtlijn. De concordantietabellen zijn nodig om alle betrokken actoren in staat te stellen een duidelijk overzicht te krijgen van de op nationaal niveau toepasselijke regelgeving voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. |
Amendement 144 Voorstel voor een richtlijn Artikel 55 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Richtlijn 2008/57/EG , als gewijzigd door de in bijlage IV, deel A, genoemde richtlijnen, wordt [twee jaar na de inwerkingtreding] ingetrokken, onverminderd verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor de omzetting in nationale wetgeving van die richtlijnen als bedoeld in bijlage IV, deel B . |
Richtlijn 2008/57/EG, als gewijzigd door de in bijlage IV, deel A, genoemde richtlijnen, wordt [een jaar na de inwerkingtreding] ingetrokken, onverminderd verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor de omzetting in nationale wetgeving van die richtlijnen als bedoeld in bijlage IV, deel B. |
Amendement 145 Voorstel voor een richtlijn Bijlage I – punt 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Netwerk |
1. Netwerk |
Voor de toepassing van deze richtlijn omvat het net van de Unie : |
Voor de toepassing van deze richtlijn omvat het net van de Unie het hogesnelheidsnet als bepaald door de lijnen onder a), b) en c) en het conventionele net als bepaald onder d) tot en met i): |
speciaal aangelegde hogesnelheidslijnen die zijn uitgerust voor snelheden die meestal ten minste 250 km/u bedragen; |
a) speciaal aangelegde hogesnelheidslijnen die zijn uitgerust voor snelheden die meestal ten minste 250 km/u bedragen, maar waarop onder geschikte omstandigheden ook snelheden van meer dan 300 km/u kunnen worden bereikt; |
lijnen die speciaal zijn aangepast voor snelheden van ongeveer 200 km/u; |
b) lijnen die speciaal zijn aangepast voor snelheden van ongeveer 200 km/u; |
lijnen die speciaal zijn aangepast voor hoge snelheden en die een specifiek karakter hebben omdat de snelheid per geval moet worden afgestemd op topografische belemmeringen, het reliëf of de bebouwing. Deze categorie omvat ook de verbindingslijnen tussen hogesnelheidslijnen en conventionele netwerken, de doortochten in stations, de toegangen tot terminals en remises, enz., die door hogesnelheidstreinen bij een conventionele snelheid worden gebruikt; |
c) lijnen die speciaal zijn aangepast voor hoge snelheden en die een specifiek karakter hebben omdat de snelheid per geval moet worden afgestemd op topografische belemmeringen, het reliëf of de bebouwing. Deze categorie omvat ook de verbindingslijnen tussen hogesnelheidslijnen en conventionele netwerken, de doortochten in stations, de toegangen tot terminals en remises, enz., die door hogesnelheidstreinen bij een conventionele snelheid worden gebruikt; |
conventionele lijnen voor personenvervoer; |
d) conventionele lijnen voor personenvervoer; |
conventionele lijnen voor gemengd vervoer (personen en goederen); |
e) conventionele lijnen voor gemengd vervoer (personen en goederen); |
conventionele lijnen die voor het goederenvervoer zijn bedoeld ; |
f) conventionele lijnen die voor het goederenvervoer zijn bedoeld ; |
knooppunten voor het personenvervoer; |
g) knooppunten voor het personenvervoer; |
knooppunten voor het goederenvervoer, met inbegrip van intermodale terminals; |
h) knooppunten voor het goederenvervoer, met inbegrip van intermodale terminals; |
de verbindingen tussen bovengenoemde onderdelen. |
i) de verbindingen tussen bovengenoemde onderdelen. |
Dit net omvat verkeersleidings-, plaatsbepalings- en navigatiesystemen, technische installaties voor gegevensverwerking en telecommunicatie ten behoeve van het langeafstandsreizigersvervoer en het goederenvervoer over dit net om een veilige en soepele exploitatie van het net en een efficiënte verkeersleiding te waarborgen. |
Dit net omvat verkeersleidings-, plaatsbepalings- en navigatiesystemen, technische installaties voor gegevensverwerking en telecommunicatie ten behoeve van het langeafstandsreizigersvervoer en het goederenvervoer over dit net om een veilige en soepele exploitatie van het net en een efficiënte verkeersleiding te waarborgen. |
Motivering | |
Het is cruciaal om het onderscheid tussen het conventionele net en het hogesnelheidsnet te behouden. | |
Amendement 146 Voorstel voor een richtlijn Bijlage 1 – punt 2 – lid 1 – streepjes 1 bis en 1 ter en alinea 2 (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– voertuigen die ontworpen zijn om op speciaal voor hoge snelheid aangelegde lijnen te rijden met een snelheid van ten minste 250 km/uur, waarbij onder geschikte omstandigheden snelheden van meer dan 300 km/uur kunnen worden bereikt; |
|
– voertuigen die ontworpen zijn om met een snelheid van ongeveer 200 km/uur op speciaal voor hoge snelheid aangelegde of aangepaste lijnen te rijden, voor zover dat overeenkomt met de capaciteit van die lijnen. |
|
Voorts wordt door voertuigen die zijn ontworpen om te rijden met een maximumsnelheid van minder dan 200 km/uur en die geschikt zijn om te worden ingezet op het gehele of op een gedeelte van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegnet, voor zover het prestatieniveau van dit net dat mogelijk maakt, voldaan aan de eisen voor een veilige werking op dit net. Daartoe bevatten de TSI's voor conventionele voertuigen tevens eisen inzake de veilige werking van conventionele voertuigen op hogesnelheidsnetten. |
Motivering | |
Gezien de gevolgen voor de veiligheid van het netwerk is het cruciaal om de vereisten te specificeren voor voertuigen die met een snelheid van 250 km/u resp. voertuigen die met een snelheid van 200 km/u of minder op hogesnelheidslijnen mogen rijden. | |
Amendement 147 Voorstel voor een richtlijn Bijlage I – punt 2 – lid 1 – streepje 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
goederenwagons, met inbegrip van voertuigen voor het vervoer van vrachtwagens; |
goederenwagons, met inbegrip van voertuigen met een lage bodem voor het hele netwerk en voertuigen voor het vervoer van vrachtwagens; |
Motivering | |
Een van de problemen die de interoperabiliteit van de spoorweginfrastructuur in Europa in de weg staat, is het verschil in profiel. Dit probleem kan in sommige gevallen worden opgelost met wagons met een lage bodem, die niet noodzakelijkerwijs ontworpen zijn voor het vervoer van vrachtwagens. De wetgever moet daarom bijzondere aandacht besteden aan dit type voertuig en een specifieke verwijzing opnemen naar vrachtwagons met een lage bodem die breder moeten worden ingezet op het netwerk omdat zij op een groot deel van het netwerk kunnen rijden. | |
Amendement 148 Voorstel voor een richtlijn Bijlage III – punt 2 – punt 2.4 – punt 2.4.1 – alinea 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Er moeten inrichtingen zijn aangebracht die het mogelijk maken dat de reizigers gevaren melden aan de bestuurder en dat het treinpersoneel bij gevaar in contact kan treden met de bestuurder. |
Er moeten inrichtingen zijn aangebracht die de reizigers bij gevaar in staat stellen de bestuurder of de conducteur te waarschuwen en het treinpersoneel te verzoeken contact op te nemen met de bestuurder en/of de conducteur. |
Amendement 149 Voorstel voor een richtlijn Bijlage 3 – punt 2 – punt 2.4 – punt 2.4.1 – alinea 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De toegangsdeuren moeten van een systeem voor het openen en sluiten daarvan zijn voorzien dat de veiligheid van de reizigers waarborgt. |
In treinen moet veilig kunnen worden in- en uitgestapt. De mechanismen voor het openen en sluiten van de deuren, de breedte van de perronrand en de treindienstleiding moeten ervoor zorgen dat de veiligheid van de reizigers wordt gewaarborgd. Treinen moeten zodanig worden ontworpen dat er geen reizigers aan kunnen blijven hangen. |
Motivering | |
De veiligheid van reizigers mag niet beperkt blijven tot voorzieningen voor het openen en sluiten van deuren. | |
Amendement 150 Voorstel voor een richtlijn Bijlage 3 – punt 2 – punt 2.4 – punt 2.4.1 – alinea 10 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De treinen moeten zijn voorzien van een geluidsinstallatie waarmee het treinpersoneel berichten kan doorgeven aan de passagiers. |
De treinen moeten zijn voorzien van een geluidsinstallatie waarmee het treinpersoneel of de bestuurder berichten kan doorgeven aan de passagiers. |
Amendement 151 Voorstel voor een richtlijn Bijlage 3 – punt 2 – punt 2.4 – punt 2.4.1 – alinea 10 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De ter plaatse geldende regels, zowel op stations als in treinen (verboden toegang, in- en uitgangen, huisregels, mogelijkheden voor personen met beperkte mobiliteit, betekenis van de markeringen, gevarenzones, enz.) moeten op een begrijpelijke en grondige manier aan de reizigers worden gecommuniceerd. |
Motivering | |
Bij de veiligheid van passagiers en de toegangsmogelijkheden voor reizigers hoort ook informatie. | |
Amendement 152 Voorstel voor een richtlijn Bijlage 3 – punt 2 – punt 2.4 – punt 2.4.3 – alinea 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De eigenschappen van het rollend materieel moeten het rijden op alle lijnen waarop de exploitatie ervan is gepland, mogelijk maken, rekening houdend met relevante klimatologische omstandigheden. |
De eigenschappen van het rollend materieel moeten het rijden op alle lijnen waarop de exploitatie ervan is gepland, mogelijk maken, rekening houdend met relevante klimatologische en topografische omstandigheden. |
Motivering | |
Verduidelijking dat niet alleen het klimaat maar ook de topografie, bijvoorbeeld van bergtrajecten, speciale eisen aan voertuigen (remmen, belasting van de koppelingshaak, enz.) stellen. | |
Amendement 153 Voorstel voor een richtlijn Bijlage 3 – punt 2 – punt 2.6 – punt 2.6.1 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Het op elkaar afstemmen van de exploitatievoorschriften van de netten en de kwalificatie van de bestuurders, het treinpersoneel en het personeel van de onderhoudscentra moeten een veilige exploitatie waarborgen, rekening houdend met de verschillende eisen van grensoverschrijdende en binnenlandse diensten. |
Het op elkaar afstemmen van de exploitatievoorschriften van de netten en de kwalificatie van de bestuurders, de technische voertuigendienst, de spoorwegverkeersleider, het treinpersoneel en het personeel van de onderhoudscentra moeten een veilige exploitatie waarborgen, rekening houdend met de verschillende eisen van grensoverschrijdende en binnenlandse diensten. Er moet worden gestreefd naar een hoog opleidingsniveau in de hele Unie met kwalitatief hoogwaardige certificaten. |
Motivering | |
De veiligheid van de spoorwegen mag niet beperkt worden tot de bestuurders en het treinpersoneel. |
TOELICHTING
1. Inleiding
Vandaag omvat het spoorvervoer in Europa meer dan 8 miljard trajecten per jaar en wordt 10% van de handelsgoederen over het spoor vervoerd. Het spoorvervoer is goed voor 13 miljard euro aan inkomsten, een handelsvolume van 73 miljard euro en 800 000 banen. In haar Witboek "Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem" stelt de Commissie dat tegen 2050 meer dan de helft van het passagiers- en goederenvervoer over middellange afstand binnen de EU over het spoor zal plaatsvinden. Deze doelstelling zou niet alleen betere mogelijkheden voor treinreizigers en meer kansen voor ondernemers opleveren, maar ook de broeikasgas- en CO2-emissies dit jaar verlagen met respectievelijk 20% en 60% ten opzichte van 1990. Als we de huidige situatie vergelijken met de doelstellingen, wordt al snel duidelijk hoeveel groeipotentieel er nog is in deze sector, waarvan de Europese fabrikanten wereldwijd een leiderspositie bekleden op het vlak van technologie, veiligheid en hoge snelheid.
2. De huidige situatie: kansen voor het oprapen
De omschreven kansen kunnen worden misgelopen indien de huidige exploitanten en de lidstaten met behoud van het huidige bedrijfsmodel de openstelling van de sector blijven blokkeren en blijven kiezen voor een gefragmenteerde Europese spoorwegruimte. Zij werken met omslachtige administratieve procedures en zogenoemde technische garanties die ertoe kunnen leiden dat de spoorwegen achterblijven en geen volwaardig onderdeel worden van het intermodale Europese vervoersstelsel. Als deze belemmeringen worden opgeheven, profiteren de gebruikers van een betere dienstverlening en worden de spoorwegen een aantrekkelijke optie voor nieuwe ondernemers, een bron van werkgelegenheid en een basisvariabele van het Europese milieubeleid.
De volgende cijfers weerspiegelen de dimensie en de aard van de problemen. Vandaag gelden in Europa 11 000 technische bedrijfsvoorschriften. Deze zijn opgesteld door 27 nationale staatsinstellingen die erg van elkaar verschillen wat betreft de opzet en de financiële en personele middelen die zij tot hun beschikking hebben. Bovendien worden deze voorschriften naar willekeur toegepast, en worden de vastgestelde termijnen of de verzoeken om aanvullende bewijsstukken en testen vaak met voeten getreden. De procedures lopen enorm uiteen en er bestaan grote verschillen tussen de administratieve accreditaties van de voertuigen.
Voor de fabrikant heeft deze versnippering tot gevolg dat de aanvraagprocedure voor een vergunning voor een spoorvoertuig wel twee jaar kan duren en dat de kosten daarvan kunnen oplopen tot zes miljoen euro. De ontwerp- en bouwkosten van een locomotief bestaan voor 10% uit administratieve lasten. Indien het voertuig slechts in drie van de 27 lidstaten rijdt, loopt dit percentage op tot 30%. Onder deze omstandigheden is het onmogelijk voor nieuwe exploitanten om tot de markt toe te treden. Tegelijkertijd heeft dit een remmend effect op middelen voor innovatie, terwijl de interne en externe levensvatbaarheid van deze sector deels afhankelijk is van technisch leiderschap en kwaliteit.
3. De wissels omzetten om het doodlopend spoor te verlaten
Om deze situatie het hoofd te bieden, hebben de Europese instellingen het "vierde spoorwegpakket" opgesteld, met als doel de resultaten van de geldende Europese wetgeving (derde spoorwegpakket), die in veel lidstaten gebrekkig is omgezet, te verbeteren. Deze wetgevingspakketten omvatten, naast kwesties met betrekking tot de interoperabiliteit, ook het ontwerp van de trans-Europese netwerken, de financieringsmechanismen en veiligheidsnormen. De eerste interoperabiliteitsrichtlijn voor het spoorvervoer was Richtlijn 96/48/EG over hoge snelheid, die werd aangevuld met Richtlijn 2001/16/EG betreffende de interoperabiliteit van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem. In 2008 werden beide richtlijnen herschikt, wat leidde tot de momenteel geldende richtlijn betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem (2008/57/EG), die werd gewijzigd bij de Richtlijnen 2009/13/2011 en 2011/18/EU. Geen van deze richtlijnen heeft de sector op het in het Witboek omschreven pad kunnen helpen.
4. Voorstel van de Commissie
Het voorstel van de Commissie is erop gericht de tijd die een nieuw bedrijf nodig heeft om de markt te betreden, evenals de tijd en kosten die gemoeid zijn met de accreditatie van rollend materieel, met 20% te verlagen. De 500 miljoen euro die dit de komende vijf jaar zou opleveren, zou de leiderspositie van de Europese spoorwegindustrie op de wereldmarkt moeten versterken.
In dit verband wil de Commissie het Europees Spoorwegbureau omvormen tot een één-loketinstantie voor de afgifte van een "Europees voertuigenpaspoort" voor het in de handel brengen van een voertuig, terwijl de exploitanten verantwoordelijk blijven voor de indienststelling. Het voorstel biedt meer transparantie en een vereenvoudiging van het interne bestuur van een organisatie die grotere bevoegdheden krijgt toebedeeld op het vlak van toezicht en herziening van nationale voorschriften om overlapping en tegenstrijdigheden met de Europese normen te voorkomen.
Voorts zorgt het voorstel voor extra transparantie van de accreditatieprocedures voor de regulering van de conformiteitsbeoordelingsinstanties om deze in overeenstemming te brengen met Besluit Nr. 768/2008/EG betreffende het verhandelen van producten. Dit zal leiden tot meer transparantie, meer technische capaciteit van de betrokken instanties en meer vertrouwen in de genomen besluiten.
5. Standpunt van de rapporteur
De rapporteur sluit zich aan bij de conclusies van de Commissie en is van mening dat het derde spoorwegpakket in alle lidstaten moet worden omgezet om het vierde spoorwegpakket een kans van slagen te bieden. Voor deze omzetting voorziet zij een termijn van een jaar. Voorts is zij voorstander van extra bevoegdheden voor het Europees Spoorwegbureau als één-loketinstantie.
Evenzo is zij van mening dat het Bureau de ontwikkeling van het ERTMS moet bevorderen en toegang moet hebben tot de deskundigheid van de nationale bureaus, waarmee de onderlinge betrekkingen nader moeten worden vastgelegd.
Voorts heeft de rapporteur verschillende amendementen ingediend om het recht en de regelgeving die van toepassing zijn op de sector transparanter te maken, en investeringen en ondernemerschap in de sector te stimuleren. Daartoe stelt zij een enkele exploitatie voor voor zowel treinen als rollend materieel, en een vereenvoudiging van de accreditatieprocedure voor vaste installaties die, met uitzondering van de baansubsystemen voor besturing, in de bepalingen van Richtlijn 2008/57 is vastgelopen. Een ander nieuw voorstel is de opzet van een Europees voertuigenregister. De nationale bureaus krijgen twee jaar de tijd om hun gegevens toe te sturen.
Voor het opstellen van dit verslag heeft de rapporteur tientallen organisaties geraadpleegd. Hoewel zij het eens is met de conclusies van de Commissie, stelt zij andere oplossingen voor.
BIJLAGE: BRIEF VAN DE COMMISSIE JURIDISCHE ZAKEN
Ref.: D(2013)65090
De heer Brian SIMPSON
Voorzitter van de Commissie vervoer en toerisme
ASP 13G306
Brussel
Betreft: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (herschikking)
(COM(2013)0030 – C7-0027 – 2013/0015(COD))
Mijnheer de Voorzitter,
De Commissie juridische zaken, waarvan ik de eer heb voorzitter te zijn, heeft bovengenoemd voorstel behandeld overeenkomstig artikel 87 inzake herschikking, zoals opgenomen in het Reglement van het Parlement.
Lid 3 van dat artikel luidt als volgt:
"Als de voor juridische zaken bevoegde commissie van oordeel is dat het ontwerp geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig zijn aangegeven, stelt zij de ter zake bevoegde commissie hiervan in kennis.
In dat geval en onverminderd de in de artikelen 156 en 157 vastgelegde voorwaarden zijn amendementen in de ter zake bevoegde commissie alleen ontvankelijk als zij betrekking hebben op onderdelen van het ontwerp die wijzigingen bevatten.
Wanneer de ter zake bevoegde commissie evenwel voornemens is, overeenkomstig punt 8 van het Interinstitutioneel Akkoord, ook amendementen op de gecodificeerde delen van het ontwerp van wetgevingshandeling in te dienen, stelt zij de Raad en de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Alvorens tot stemming wordt overgegaan maakt laatstgenoemde overeenkomstig artikel 54 haar standpunt inzake de amendementen kenbaar en geeft zij aan of zij voornemens is het herschikkingsontwerp in te trekken."
In navolging van het advies van de Juridische Dienst, die vertegenwoordigd was in de vergaderingen waarop de adviesgroep het herschikkingsvoorstel heeft behandeld, en overeenkomstig de aanbevelingen van de rapporteur voor advies, is de Commissie juridische zaken van mening dat het voorstel in kwestie geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig in het voorstel zijn aangegeven, en dat voor wat betreft de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de vorige teksten en die inhoudelijke wijzigingen, het voorstel louter een codificatie van de bestaande tekst is, zonder inhoudelijke wijzigingen.
Overeenkomstig artikel 86 bis, lid 2, en artikel 86, lid 3, is de Commissie juridische zaken bovendien van mening dat de in het advies van de voornoemde Adviesgroep voorgestelde technische aanpassingen nodig zijn om ervoor te zorgen dat het voorstel in overeenstemming is met de herschikkingsregels.
Samenvattend doet de Commissie juridische zaken na de behandeling op haar vergadering van 16 december 2013 met algemene stemmen[1] de aanbeveling dat de Commissie vervoer en toerisme – als commissie ten principale – bovengenoemd voorstel overeenkomstig artikel 87 in behandeling neemt.
Hoogachtend,
Klaus-Heiner LEHNE
Bijlage: advies van de adviesgroep.
- [1] Bij de stemming waren aanwezig: Françoise Castex (ondervoorzitter), Christian Engström, Marielle Gallo, Giuseppe Gargani, Klaus-Heiner Lehne (voorzitter), Bernhard Rapkay, Evelyn Regner (ondervoorzitter), Francesco Enrico Speroni, Dimitar Stoyanov, Rebecca Taylor, Alexandra Thein, Tadeusz Zwiefka.
BIJLAGE: ADVIES VAN DE ADVIESGROEPEN VAN DE JURIDISCHE DIENSTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE
|
ADVIESGROEP VAN DE JURIDISCHE DIENSTEN |
|
Brussel,
ADVIES
AAN HET EUROPEES PARLEMENT
DE RAAD
DE COMMISSIE
Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie
COM(2013)30 van 30.1.2013 – 2013/0015(COD)
Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten, en met name punt 9 daarvan, is de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op 21 februari 2013 bijeengekomen om onder meer bovengenoemd voorstel van de Commissie te onderzoeken.
Tijdens die bijeenkomst[1] heeft de adviesgroep, na bestudering van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot herschikking van Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap, in onderlinge overeenstemming het volgende vastgesteld:
1) Voor de toelichting geldt dat deze, om volledig in overeenstemming te zijn met de voorschriften van het Interinstitutioneel Akkoord, precies moet aangeven welke bepalingen van de vorige tekst ongewijzigd blijven, overeenkomstig het bepaalde in punt 6 (a) (iii) van dat akkoord.
2) In het voorstel voor een herschikking hadden de volgende tekstgedeelten moeten zijn aangeduid door middel van de grijze markering die over het algemeen wordt gebruikt voor inhoudelijke wijzigingen:
- de vervanging van de huidige verwijzing naar artikel 156 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap in het eerste visum door een verwijzing naar de artikelen 170 en 171 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
- de schrapping van "voor zover nodig, met het oog op de totstandbrenging van de doelstelling van artikel 1" in artikel 4, lid 4;
- de toevoeging van "interoperabel en" in artikel 9, lid 1;
- de schrapping van de huidige verwijzing naar hoofdstuk IV in artikel 54, lid 3.
3) De woorden " bedoeld in lid 3" in artikel 44, lid 1, letter b) moeten gewijzigd worden in "bedoeld in lid 2".
Na behandeling van het voorstel heeft de adviesgroep eensgezind geconcludeerd dat het voorstel geen andere materiële wijzigingen bevat dan die welke als zodanig in de tekst of in onderhavig advies zijn aangegeven. Voor wat betreft de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van het vorige besluit met die materiële wijzigingen heeft de adviesgroep voorts geconcludeerd dat het voorstel louter een codificatie van de bestaande tekst is, zonder inhoudelijke wijzigingen.
F. DREXLER H. LEGAL L. ROMERO REQUENA
Juridisch adviseur Juridisch adviseur Directeur-generaal
- [1] De adviesgroep beschikte over de Engelse, Franse en Duitse versie van het voorstel en heeft gewerkt op basis van de Engelse versie, aangezien de tekst in kwestie oorspronkelijk in deze taal gesteld was.
ADVIES VAN DE COMMISSIE REGIONALE ONTWIKKELING (16.10.2013)
aan de Commissie vervoer en toerisme
inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (Herschikking)
(COM(2013)0030 – C7‑0027/2013 – 2013/0015(COD))
Rapporteur voor advies: Marie-Thérèse Sanchez-Schmid
BEKNOPTE MOTIVERING
Inleiding:
Hoewel de behoeften aan vervoer van goederen en personen voortdurend toenemen en Europa door milieu- en energieproblemen genoodzaakt is oplossingen voor duurzaam vervoer te zoeken, kent de spoorwegsector momenteel een achteruitgang in verschillende lidstaten. Wat is de oorzaak van deze achteruitgang? De trein is te duur en de dichtheid van het spoorwegnet volstaat niet om de rechtstreekse concurrenten (auto, boot, vliegtuig) te overtroeven.
Daarom heeft de Europese Commissie op 30 januari 2013 het vierde spoorwegpakket voorgesteld met als doel de voltooiing van één Europese spoorwegruimte, het vergroten van de concurrentie en het verlagen van de kosten voor het spoorwegvervoer.
De impact van de hervormingen op de lidstaten, de regio's, de lokale gemeenschappen, de actoren in de spoorwegsector, de gebruikers en de burgers zal immens zijn en de REGI-commissie, die bevoegd is voor de effectbeoordeling van het overige beleid van de Unie op de economische, sociale en territoriale cohesie in Europa, heeft dan ook gegronde redenen om uitgebreid advies uit te brengen over de hervormingen.
De herschikking van de richtlijn betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de EU heeft ten doel de versnippering en de kosten van het in de handel brengen van voertuigen en materieel terug te dringen. Deze voorstellen zullen het mogelijk maken de interoperabiliteit van de spoorwegen op het niveau van de EU te vergroten, terwijl er toch een optimaal veiligheidsniveau gegarandeerd blijft.
Vereenvoudiging van de procedures en technische harmonisatie zijn noodzakelijke voorwaarden voor de totstandbrenging van één Europese spoorwegruimte en het openstellen van de sector voor concurrentie. De interoperabiliteit is ook een noodzakelijke voorwaarde voor de verbetering van het grensoverschrijdende spoorwegvervoer, dat onontbeerlijk is voor de territoriale cohesie in de Unie.
De verschillende systemen van de nationale spoorwegen dragen immers nog steeds de tekenen van het oorlogsverleden van Europa. In het verleden werden deze systemen bewust op een heterogene manier ontwikkeld om zo de nationale economieën te beschermen en vooral het nationale grondgebied te vrijwaren van invasies door buitenlandse legers.
Volgens de Europese Commissie bestaan er momenteel in de EU meer dan 11 000 nationale technische en veiligheidsvoorschriften. Het Europees Spoorwegbureau (het Bureau) heeft momenteel een normatieve bevoegdheid: het staat in voor het opstellen van minimumnormen aangaande interoperabiliteit om zo het immense aantal nationale regels terug te dringen en een veilig en ononderbroken treinverkeer mogelijk te maken.
De vergunningen voor de indienststelling van voertuigen worden op het nationale grondgebied afgegeven door elke nationale veiligheidsinstantie. De procedures van de autoriteiten voor het verlenen van vergunningen voor voertuigen en veiligheidscertificaten zijn zeer uiteenlopend. De procedure is vaak lang en kostbaar.
Uit de beschikbare cijfers blijkt dat de kosten die met de vergunningsprocedure verband houden, per land tot 10% van de kosten van locomotieven kunnen bedragen. Wanneer die in drie lidstaten worden gebruikt, kunnen de globale kosten oplopen tot ongeveer 30%.
Het voorstel van de Europese Commissie is "revolutionair" genoemd. De Commissie wil immers de vergunning voor de "indienststelling" schrappen en enkel het begrip "in de handel brengen" handhaven en de verantwoordelijkheid voor het in dienst stellen en laten rijden van treinen overlaten aan de spoorwegonderneming.
Nog een vernieuwing: de Commissie wil het Bureau naast zijn "normatieve" bevoegdheid ook een "operationele" bevoegdheid geven; nadat het Bureau de certificaten heeft ontvangen die aantonen dat het materieel conform is, zou het Bureau de "vergunningen voor het in de handel brengen" afgeven.
De voorgestelde amendementen:
Uw rapporteur is ingenomen met de voorstellen van de Europese Commissie die in de richting gaan van een daadwerkelijke vereenvoudiging van de procedures voor de aanvragers en van een werkelijke Europese benadering van de certificering van voertuigen.
De voorgestelde wijzigingen hebben betrekking op de door het Bureau afgegeven vergunning voor "het in de handel brengen" die in heel Europa zou gelden. Hierbij lijkt men de capaciteit van het Bureau om 27 nationale veiligheidsinstanties te vervangen, om alle nog bestaande nationale regels te verwerken en om de nodige controles uit te voeren, te overschatten.
Bovendien zouden de kosten van en de verantwoordelijkheid voor de indienststelling te zwaar wegen op de spoorwegondernemingen, hetgeen nieuwe spelers op de markt zou kunnen ontmoedigen.
De voorgestelde structuur: De amendementen zijn grotendeels gebaseerd op het compromis dat de Raad bereikte op 10 juni jongstleden en dat een evenwicht mogelijk maakt tussen Europese arbitrage en nationale expertise. Zo blijft het Bureau het enige loket voor alle voertuigvergunningen. De aanvrager moet in zijn aanvraag preciseren in welk gebied het voertuig zal worden gebruikt. Het Bureau gaat na of aan de TSI's is voldaan en verzoekt de nationale veiligheidsinstanties van het "gebruiksgebied" vervolgens de technische compatibiliteit met de nationale regelgeving te verifiëren.
De autoriteiten hebben één maand de tijd om aanvullende bewijsstukken te vragen en moeten het dossier binnen de vier maanden onderzoeken en afhandelen. Het Bureau neemt vervolgens zijn besluit en houdt hierbij rekening met het advies van de nationale veiligheidsinstanties.
In het geval van een conflict is de kamer van beroep bevoegd voor arbitrage tussen het Bureau en de nationale veiligheidsinstanties.
De overige wijzigingen: Uw rapporteur stelt eveneens voor een Europees voertuigenregister in te voeren in plaats van de 27 nationale registers te handhaven. Er wordt ook gepreciseerd dat enkel bij "aanzienlijke" wijzigingen aan voertuigen een nieuwe vergunning moet worden verkregen. De analyse van de kosten en baten van een nieuwe TSI moet zorgvuldig worden geëvalueerd.
Ter bevordering van de vlotte werking van de Europese markt moeten ook de onderdelen aan een harmonisatie worden onderworpen. Het Bureau behoudt de controle over de vergunningen voor ERTMS-systemen zodat de invoering van dat systeem in heel Europa op een gecoördineerde manier verloopt.
Tot slot wordt de mogelijkheid voorzien om zonder nieuwe procedure het "gebruiksgebied" uit te breiden tot aan het dichtstbijzijnde grensstation op voorwaarde dat de spoorwegsystemen soortgelijk zijn, hetgeen een belangrijke vernieuwing is.
De overgangstermijn: Aangezien de aanpassingen die het Bureau en de nationale veiligheidsinstanties moeten doorvoeren omvangrijk zijn, wordt voorgesteld de termijn voor omzetting te verlengen van twee tot drie jaar. Na twee jaar moet de Commissie echter wel verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad over de vooruitgang die het Bureau reeds geboekt heeft met het oog op de vervulling van zijn nieuwe taken.
AMENDEMENTEN
De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie vervoer en toerisme onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een richtlijn Visum 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, lid 1, en de artikelen 170 en 171, |
gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 4, lid 2, letter c, artikel 91, lid 1, en de artikelen 170 en 171, |
Amendement 2 Voorstel voor een richtlijn Overweging 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(2) Om de burgers van de Unie, de economische subjecten, alsmede de regionale en lokale gemeenschappen in staat te stellen ten volle profijt te trekken van de voordelen die aan de totstandbrenging van een ruimte zonder binnengrenzen zijn verbonden, moet met name de onderlinge koppeling en de interoperabiliteit van de nationale spoorwegnetten alsmede de toegang tot deze netten worden bevorderd door alle maatregelen ten uitvoer te leggen die nodig zijn op het gebied van de harmonisering van technische normen. |
(2) Om de burgers van de Unie, de economische subjecten, alsmede de regionale en lokale gemeenschappen in staat te stellen ten volle profijt te trekken van de voordelen die aan de totstandbrenging van een ruimte zonder binnengrenzen en de verwezenlijking van de doelstelling van territoriale cohesie zijn verbonden, moet met name de onderlinge koppeling en de interoperabiliteit van de nationale spoorwegnetten alsmede de toegang tot deze netten worden bevorderd door alle maatregelen ten uitvoer te leggen die nodig zijn op het gebied van de harmonisering van technische normen. |
Amendement 3 Voorstel voor een richtlijn Overweging 14 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(14) Om redenen van veiligheid dient een identificatiecode te worden toegekend aan elk in dienst gesteld rijtuig. Het rijtuig dient vervolgens te worden geregistreerd in een nationaal register. De registers moeten door alle lidstaten en door een aantal marktpartijen in de Unie kunnen worden geraadpleegd. De nationale voertuigenregisters dienen samenhangend te zijn wat betreft het formaat van de gegevens. Daarom dienen voor deze registers gemeenschappelijke functionele en technische specificaties te worden opgesteld. |
(14) Om redenen van veiligheid dient een identificatiecode te worden toegekend aan elk in dienst gesteld voertuig. Het voertuig dient vervolgens te worden geregistreerd in een Europees register. Het register moet openbaar zijn. |
Amendement 4 Voorstel voor een richtlijn Overweging 14 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(14) Om redenen van veiligheid dient een identificatiecode te worden toegekend aan elk in dienst gesteld rijtuig. Het rijtuig dient vervolgens te worden geregistreerd in een nationaal register. De registers moeten door alle lidstaten en door een aantal marktpartijen in de Unie kunnen worden geraadpleegd. De nationale voertuigenregisters dienen samenhangend te zijn wat betreft het formaat van de gegevens. Daarom dienen voor deze registers gemeenschappelijke functionele en technische specificaties te worden opgesteld. |
(14) Om redenen van veiligheid dient een identificatiecode te worden toegekend aan elk in dienst gesteld voertuig. Het voertuig dient vervolgens te worden geregistreerd in een Europees register. Dit register moet in de Unie kunnen worden geraadpleegd. |
Amendement 5 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. In deze richtlijn worden de voorwaarden vastgesteld waaraan dient te worden voldaan om het spoorwegsysteem van de Unie interoperabel te maken op een wijze die verenigbaar is met het bepaalde in Richtlijn […/… betreffende de veiligheid van het spoorwegsysteem in de Unie]. Deze voorwaarden betreffen het ontwerp, de constructie, de indienststelling, de verbetering, de vernieuwing, de exploitatie en het onderhoud van de onderdelen van dit systeem, alsmede de kwalificaties van, en de gezondheids- en veiligheidsvoorschriften voor het personeel dat bij de exploitatie en het onderhoud betrokken is. |
1. In deze richtlijn worden de voorwaarden vastgesteld waaraan dient te worden voldaan om het spoorwegsysteem van de Unie interoperabel te maken op een wijze die verenigbaar is met het bepaalde in Richtlijn […/… betreffende de veiligheid van het spoorwegsysteem in de Unie]. Deze voorwaarden betreffen het ontwerp, de constructie, de indienststelling, de verbetering, de vernieuwing, de exploitatie en het onderhoud van de onderdelen van dit systeem, alsmede de kwalificaties van, en de gezondheids- en veiligheidsvoorschriften voor het personeel dat bij de exploitatie en het onderhoud betrokken is. De verwezenlijking van dit doel moet resulteren in de vaststelling van een optimaal niveau van technische harmonisatie en moet het mogelijk maken dat wordt bijgedragen tot de geleidelijke totstandbrenging van de interne markt op het gebied van uitrusting en diensten die nodig zijn voor de constructie, vernieuwing, verbetering en exploitatie van het spoorwegsysteem in de Unie. |
Motivering | |
De bestaande doelstellingen die in de richtlijn betreffende de interoperabiliteit (in het huidige artikel 1, lid 2) zijn uiteengezet, moeten worden behouden, aangezien zij bepalend zijn voor de algemene opzet van de richtlijn (optimaal niveau van technische harmonisatie en geleidelijke totstandbrenging van de interne markt op het gebied van uitrusting, diensten en exploitatie). | |
Amendement 6 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – lid 3 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) netten die functioneel gescheiden zijn van de rest van het spoorwegsysteem en die alleen bedoeld zijn voor de exploitatie van lokale, stads- of voorstadsreizigersdiensten alsook spoorwegondernemingen die uitsluitend op deze netten opereren. |
b) netten die alleen bedoeld zijn voor de exploitatie van lokale, stads- of voorstadsreizigersdiensten alsook spoorwegondernemingen die uitsluitend op deze netten opereren. |
Motivering | |
De vereiste van 'functionele scheiding' is bijzonder onduidelijk. "Alleen bedoeld voor de exploitatie" volstaat om ondubbelzinnig te bepalen welke spoorlijnen van het toepassingsgebied van de richtlijn moeten worden uitgesloten. | |
Amendement 7 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – alinea 1 – punt 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(2) "interoperabiliteit": de geschiktheid van een spoorwegsysteem voor een veilig en ononderbroken treinverkeer, waarbij de voor de betrokken lijnen gespecificeerde prestaties worden geleverd; |
(2) "interoperabiliteit": de geschiktheid van een spoorwegsysteem voor een veilig en ononderbroken treinverkeer, waarbij de voor de betrokken lijnen gespecificeerde prestaties worden geleverd. Deze geschiktheid hangt af van het geheel van wettelijke, technische en operationele voorwaarden die moeten worden vervuld om aan de essentiële eisen te voldoen; |
Motivering | |
Deze formule staat in het huidige Europese wetgevingskader en blijft noodzakelijk omdat ze zorgt voor meer duidelijkheid. | |
Amendement 8 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – alinea 1 – punt 12 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(12) "verbetering": werkzaamheden waarbij een subsysteem of deel daarvan wordt gewijzigd, die een wijziging vergen van het technisch dossier dat de EG-keuringsverklaring eventueel vergezelt en die een verbetering van de algemene prestaties van het subsysteem tot gevolg hebben; |
(12) "verbetering": werkzaamheden waarbij een subsysteem of deel daarvan, of voertuig of deel daarvan aanzienlijk wordt gewijzigd en die een verbetering van de algemene prestaties van het subsysteem tot gevolg hebben; Elke TSI preciseert wat "aanzienlijke" wijzigingen aan het subsysteem of betrokken voertuig zijn; |
Motivering | |
Om te vermijden dat bij elke wijziging (meerdere kleine wijzigingen met of zonder gevolgen voor het technisch dossier vinden plaats) een nieuwe EG-keuringsverklaring moet worden afgegeven, moet in de TSI's worden gedefinieerd wat het criterium "aanzienlijk" precies inhoudt en wanneer een nieuwe EG-keuringsverklaring nodig is. | |
Amendement 9 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – alinea 1 – punt 13 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(13) "vernieuwing": vervangingswerkzaamheden waarbij een subsysteem of deel daarvan wordt gewijzigd en die geen wijziging van de algemene prestaties van het subsysteem tot gevolg hebben; |
(13) "vernieuwing": aanzienlijke vervangingswerkzaamheden waarbij een subsysteem of voertuig of deel daarvan wordt gewijzigd en die geen wijziging van de algemene prestaties van het subsysteem of het voertuig tot gevolg hebben; Elke TSI preciseert wat "aanzienlijke" vernieuwing van het subsysteem of betrokken voertuig inhoudt; |
Amendement 10 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – alinea 1 – punt 39 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(39 bis) "gebruiksgebied": gebied waarin gebruik van het voertuig voorzien is, d.w.z. de netten of lijnen of groepen van lijnen of netten die zich bevinden in een of meer lidstaten en waarop het voertuig zal worden ingezet. |
Amendement 11 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 4 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) de interoperabiliteitsonderdelen en interfaces waarvoor Europese specificaties moeten worden vastgesteld, waaronder de Europese normen die noodzakelijk zijn om de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem tot stand te brengen; |
d) de interoperabiliteitsonderdelen en interfaces waarvoor Europese specificaties moeten worden vastgesteld, waaronder de Europese normen die noodzakelijk zijn om de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem tot stand te brengen; Hieronder valt de identificatie van spoorwegonderdelen die mogelijk kunnen worden gestandaardiseerd overeenkomstig artikel 41 van de verordening betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004;. |
Motivering | |
Elke TSI zou de lijst moeten bevatten van spoorwegonderdelen die in aanmerking komen voor standaardisering om te komen tot de opzet van een interne markt voor spoorwegmaterieel conform het voorstel van de Commissie als bedoeld in artikel 41 van de verordening betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie. | |
Amendement 12 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Bij de uitwerking, aanneming en herziening van elke TSI (met inbegrip van de fundamentele parameters) wordt rekening gehouden met de te voorziene kosten en baten van alle voorgestelde technische oplossingen en van de onderlinge interfaces, teneinde te bepalen welke oplossingen de meest gunstige zijn en die uit te voeren. De lidstaten leveren een bijdrage aan deze raming door de vereiste gegevens te verstrekken. |
Motivering | |
Deze passage uit de huidige richtlijn (bijlage I, 4.2) zou moeten worden teruggeplaatst opdat de geschatte kosten en baten van alle voorgestelde technische oplossingen kunnen worden geëvalueerd, om voor elke TSI de meest gunstige oplossingen uit te voeren met name ten bate van de lokale en regionale autoriteiten. | |
Amendement 13 Voorstel voor een richtlijn Artikel 6 – lid 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. Een lid van het netwerk van representatieve instanties kan optreden als aanvrager om van de Commissie advies te krijgen over de tekortkomingen van een TSI. De Commissie informeert de aanvrager over haar beslissing en motiveert haar eventuele weigering. |
Motivering | |
Spoorwegmedewerkers zijn vaak de eerste om problemen met een TSI vast te stellen. Zij zouden daarom de Commissie moeten kunnen vragen advies over vastgestelde tekortkomingen van een TSI te verzamelen. | |
Amendement 14 Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De taak van de met de EG-keuring van een subsysteem belaste aangemelde conformiteitsbeoordelingsinstantie begint in het ontwerpstadium en bestrijkt de gehele constructieperiode tot het stadium van de goedkeuring vóór de indienststelling van het subsysteem. Tot die taak kan ook de verificatie behoren van de interfaces van het betrokken subsysteem met het systeem waarvan het deel uitmaakt, gebaseerd op de informatie in de desbetreffende TSI en in de registers als bedoeld in de artikelen 44 en 45. |
2. De taak van de met de EG-keuring van een subsysteem belaste aangemelde conformiteitsbeoordelingsinstantie begint in het ontwerpstadium en bestrijkt de gehele constructieperiode tot het stadium van de goedkeuring vóór de indienststelling van het subsysteem. Tot die taak behoort ook de verificatie van de interfaces van het betrokken subsysteem met het systeem waarvan het deel uitmaakt, gebaseerd op de informatie in de desbetreffende TSI en in de registers bedoeld in de artikelen 44 en 45. |
Motivering | |
Het is van essentieel belang dat de verificatie van de interfaces hier ook onder valt, zoals het geval is in de huidige richtlijn. | |
Amendement 15 Voorstel voor een richtlijn Artikel 18 – lid 2 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Elke nationale veiligheidsinstantie verleent een vergunning voor de indienststelling van de subsystemen energie en infrastructuur die op het grondgebied van zijn lidstaat worden geëxploiteerd of aanwezig zijn. |
Elke nationale veiligheidsinstantie verleent een vergunning voor de indienststelling van de subsystemen energie en infrastructuur die op het grondgebied van zijn lidstaat worden geëxploiteerd of aanwezig zijn. Voor de ERTMS-baanapparatuur raadpleegt de nationale veiligheidsautoriteit het Europees Spoorwegbureau dat de beslissende instantie is. Voor alle andere vaste installaties is de nationale veiligheidsinstantie de beslissende instantie. |
Motivering | |
Het is duidelijker om hier direct te verwijzen naar "ERTMS-baanapparatuur". Elke nationale veiligheidsinstantie moet een vergunning verlenen voor de indienststelling van alle vaste nationale installaties. Het Europees Spoorwegbureau moet de vergunningen met betrekking tot ERTMS-baanapparatuur verlenen opdat een gecoördineerde ERTMS-aanpak kan worden gegarandeerd. | |
Amendement 16 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 1 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 ter. De vergunning om een voertuig in de handel te brengen, wordt afgegeven op basis van een door de aanvrager opgesteld dossier over het voertuig of voertuigtype, waarin de volgende aspecten met documenten worden gestaafd: |
|
a) het in de handel brengen van mobiele subsystemen die deel uitmaken van het voertuig overeenkomstig artikel 19; |
|
b) de technische compatibiliteit van de onder a) bedoelde subsystemen in het voertuig, aangetoond op basis van de toepasselijke TSI's, nationale voorschriften en registers; |
|
c) de veilige integratie van de onder a) bedoelde subsystemen, vastgesteld op basis van de toepasselijke TSI's, nationale voorschriften en de gemeenschappelijke veiligheidsmethodes als bedoeld in artikel 6 van Richtlijn …/… [betreffende de veiligheid van het spoorwegsysteem in de Unie uiteengezette CSM's]. |
|
d) de technische compatibiliteit van het voertuig met het net van het in lid 1 bis bedoelde gebied, vastgesteld op basis van de toepasselijke TSI's, nationale voorschriften en de gemeenschappelijke veiligheidsmethodes als bedoeld in artikel 6 van Richtlijn …/… [betreffende de veiligheid van het spoorwegsysteem in de Unie uiteengezette CSM's]. |
|
Telkens wanneer tests nodig zijn voor het verkrijgen van een gedocumenteerd bewijs van de technische compatibiliteit als bedoeld in lid 1 ter, onder b) en d), kunnen de betrokken nationale veiligheidsautoriteiten tijdelijke vergunningen verlenen aan de aanvrager teneinde het voertuig te gebruiken voor praktijktesten op het net. De infrastructuurbeheerder doet, in overleg met de aanvrager, al het mogelijke om ervoor te zorgen dat de tests plaatsvinden binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek van de aanvrager. Indien nodig treft de nationale veiligheidsinstantie maatregelen om te waarborgen dat de tests plaatsvinden binnen de gestelde termijn. |
Amendement 17 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Het Bureau verleent vergunningen om voertuigen in de handel te brengen. De waarden van de in de TSI genoemde relevante parameters voor de controle van de technische compatibiliteit tussen het voertuig en de vaste installaties worden in die vergunningen vermeld. In de vergunning om een voertuig in de handel te brengen wordt ook informatie verstrekt over de mate waarin dat voertuig voldoet aan de toepasselijke TSI's en de nationale voorschriften in verband met deze parameters. |
2. Het Bureau verleent vergunningen om voertuigen in de handel te brengen. Deze vergunning omvat: |
|
a) de vergunning om het voertuig in de handel te brengen. Deze vergunning is geldig in alle lidstaten en fiatteert handelstransacties in heel Europa. |
|
b) de vergunning voor het gebruik van de voertuigen in het in lid 1 bis bedoelde gebied. Deze vergunning vermeldt de waarden van de in de TSI genoemde relevante parameters voor de controle van de technische compatibiliteit tussen het voertuig en de vaste installaties in het betreffende gebied. In de vergunning om een voertuig in de handel te brengen wordt ook informatie verstrekt over de mate waarin dat voertuig voldoet aan de toepasselijke TSI's en de nationale voorschriften in verband met deze parameters; |
|
c) de gebruiksvoorwaarden voor het voertuig en andere beperkingen. |
Amendement 18 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 2 bis (nieuw) | |
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Voor de afgifte van deze vergunningen, dient het Bureau: |
|
a) de onderdelen van het dossier als bedoeld in lid 1 ter, onder a), b) en c) te beoordelen teneinde de volledigheid, de relevantie en de samenhang van het dossier te toetsen aan de relevante TSI; |
|
b) voor de beoordeling van het dossier de nationale autoriteiten te raadplegen die zijn belast met de veiligheid in het gebied waar het gebruik van het voertuig beoogd is teneinde de volledigheid, de relevantie en de samenhang te toetsen in relatie tot de leden 1 ter, onder d) en de onderdelen als bedoeld in leden 1 ter, onder a), b) en c) wat betreft de relevante nationale regels. |
|
In het kader van de beoordelingen hierboven en in het geval van gerechtvaardigde twijfel kan het Bureau of kunnen de nationale veiligheidsautoriteiten verzoeken testen uit te voeren op het net. Om deze testen te faciliteren kunnen de nationale veiligheidsautoriteiten tijdelijke vergunningen verlenen aan de aanvrager om het voertuig te kunnen gebruiken voor veiligheidstesten op het net. De beheerder van de infrastructuur doet al het nodige om te waarborgen dat een dergelijke test plaatsvindt binnen drie maanden volgend op de aanvraag door het Bureau of de nationale veiligheidsautoriteit. |
Amendement 19 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 2 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 ter. In de maand volgend op de ontvangst van de aanvraag deelt het Bureau de aanvrager mee dat zijn dossier compleet is of vraagt hem binnen redelijke termijn de relevante aanvullende gegevens te verschaffen. Wat betreft de volledigheid, de relevantie en de samenhang van het dossier, kan het Bureau tevens de in lid 1 ter, onder d), bedoelde elementen beoordelen. |
Amendement 20 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 2 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 quater. Het Bureau houdt ten volle rekening met de beoordelingen als bedoeld in lid 2 bis alvorens een besluit te nemen over het verlenen van de vergunning voor het in de handel brengen van voertuigen. Binnen een redelijke, van tevoren vastgestelde termijn en in elk geval binnen vier maanden na de ontvangst van alle relevante gegevens verleent het Bureau de vergunning voor het in de handel brengen of stelt het de aanvrager in kennis van zijn negatieve besluit, met opgave van redenen. |
Amendement 21 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 2 quinquies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 quinquies. Het Bureau draagt de volledige verantwoordelijkheid voor de verleende vergunningen. Uit dien hoofde werkt het Bureau in geval van een gerechtelijk onderzoek waarbij het Bureau of zijn personeel betrokken zijn, volledig mee met de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten. |
Amendement 22 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 2 sexies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 sexies. Indien het Bureau het niet eens is met een negatieve beoordeling door een of meerdere nationale veiligheidsinstanties als bedoeld in lid 2 bis, onder b), informeert het de betreffende instantie(s) en omkleedt het de bezwaren tegen de negatieve beoordeling met redenen. |
|
Het Bureau en de nationale veiligheidsinstantie(s) werken samen om te komen tot een beoordeling die voor alle partijen aanvaardbaar is. Indien noodzakelijk en indien het Bureau en de nationale veiligheidsinstantie(s) daartoe besluiten, wordt ook de aanvrager bij dit proces betrokken. Indien binnen 15 dagen nadat het Bureau de nationale veiligheidsinstantie(s) in kennis heeft gesteld van zijn bezwaren tegen de negatieve beoordeling, geen voor alle partijen aanvaardbare beoordeling kan worden bereikt, maakt het Bureau zijn besluit definitief, tenzij de nationale veiligheidsinstantie(s) de zaak ter arbitrage hebben voorgelegd aan de kamer van beroep, opgericht overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. / ... [verordening tot oprichting van een Bureau]. Binnen 15 dagen na de indiening van het verzoek door de nationale veiligheidsinstantie(s) besluit de kamer van beroep of zij het ontwerpbesluit van het Bureau bekrachtigt. |
|
Indien de kamer van beroep het eens is met het Bureau, kan het Bureau zijn besluit onmiddellijk nemen. |
|
Wanneer de kamer van beroep het eens is met de negatieve beoordeling door de nationale veiligheidsinstantie(s), verleent het Bureau een vergunning tot gebruik voor een bepaald gebied met uitsluiting van de delen van het net waarvoor een negatieve beoordeling is gegeven. |
|
Indien het Bureau het niet eens is met een positieve beoordeling door een of meerdere nationale veiligheidsinstanties overeenkomstig lid 2 bis, onder b), stelt het Bureau de betreffende instantie(s) hiervan in kennis en omkleedt het de bezwaren tegen de positieve beoordeling met redenen. Het Bureau en de nationale veiligheidsinstantie(s) werken samen om te komen tot een beoordeling die voor alle partijen aanvaardbaar is. Indien noodzakelijk en indien het Bureau en de nationale veiligheidsinstantie(s) daartoe besluiten, wordt ook de aanvrager in dit proces betrokken. Indien binnen 15 dagen nadat het Bureau de nationale veiligheidsinstantie(s) in kennis heeft gesteld van zijn bezwaren tegen de negatieve beoordeling, geen voor alle partijen aanvaardbare beoordeling kan worden bereikt, maakt het Bureau zijn besluit definitief.. |
Amendement 23 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De vergunning om een voertuig in de handel te brengen wordt afgegeven op basis van een door de aanvrager opgesteld dossier over het voertuig of voertuigtype, waarin de volgende aspecten met documenten worden gestaafd: |
Schrappen |
(a) het in de handel brengen van mobiele subsystemen die deel uitmaken van het voertuig overeenkomstig artikel 19; |
|
(b) de technische compatibiliteit van de onder a) bedoelde subsystemen in het voertuig, aangetoond op basis van de toepasselijke TSI's, nationale voorschriften en registers; |
|
(c) de veilige integratie van de onder a) bedoelde subsystemen, vastgesteld op basis van de toepasselijke TSI's, nationale voorschriften en de in artikel 6, lid 1, van Richtlijn …/… betreffende de veiligheid van het spoorwegsysteem in de Unie uiteengezette CSM's. |
|
Amendement 24 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 5 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Het Bureau neemt het in lid 2 bedoelde besluit binnen een vooraf bepaalde, redelijke, termijn en uiterlijk vier maanden na de ontvangst van alle relevante informatie. Die vergunningen zijn geldig in alle lidstaten. |
Het Bureau neemt het in lid 2 bedoelde besluit binnen een vooraf bepaalde, redelijke, termijn, uiterlijk vier maanden na de ontvangst van alle relevante informatie en uiterlijk na vijf maanden in geval van beroep. |
Amendement 25 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 5 – alinea 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Het Bureau verstrekt gedetailleerde richtsnoeren over de manier waarop een vergunning om een voertuig in de handel te brengen moet worden aangevraagd. Aan aanvragers wordt kosteloos een document ter beschikking gesteld met een beschrijving en toelichting van de voorwaarden om een vergunning om een voertuig in de hangel te brengen te krijgen en een opsomming van de vereiste documenten. Het Bureau en de nationale veiligheidsinstanties werken samen om die informatie te verspreiden. |
Het Bureau verstrekt gedetailleerde richtsnoeren over de manier waarop een vergunning om een voertuig in de handel te brengen moet worden aangevraagd. Aan aanvragers wordt kosteloos een document ter beschikking gesteld met een beschrijving en toelichting van de voorwaarden om een vergunning om een voertuig in de handel te brengen te krijgen en een opsomming van de vereiste documenten. Het Bureau en de nationale veiligheidsinstanties werken samen om die informatie te verspreiden. |
|
Uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van deze huidige richtlijn stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen gedetailleerde regels vast voor de vergunningsprocedure, waaronder: |
|
a) gedetailleerde richtsnoeren voor de aanvragers waarin de vereisten met betrekking tot de vergunning voor het in de handel brengen van een voertuig en de lijst met vereiste documenten worden beschreven en uitgelegd; |
|
b) de procedureregels voor het vergunningsproces, zoals de inhoud en de termijnen voor elke fase van het proces; |
|
c) de beoordelingscriteria voor de aanvraagdossiers. |
|
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. |
Amendement 26 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
6. Het Bureau kan voor een serie voertuigen een vergunning afgeven om deze in de handel te brengen. Die vergunningen zijn geldig in alle lidstaten. |
6. Het Bureau kan voor een serie voertuigen een vergunning afgeven om deze in de handel te brengen. Die vergunningen zijn geldig in alle lidstaten voor wat betreft "het in de handel brengen" en in heel het betrokken gebruiksgebied overeenkomstig lid 1 bis voor wat betreft het "gebruik". |
Amendement 27 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 6 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
6 bis. De aanvrager kan het Bureau, indien dit de vergunning weigert, verzoeken om zijn beslissing binnen één maand na ontvangst van het negatieve antwoord te herzien. Het Bureau heeft na ontvangst van dergelijk verzoek één maand de tijd om zijn beslissing te bevestigen of te herzien. |
Amendement 28 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 8 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
8. Voor de vernieuwing of verbetering van bestaande voertuigen waarvoor reeds een vergunning is afgegeven om ze in de handel te brengen: |
8. Voor de aanzienlijke vernieuwing of verbetering van bestaande voertuigen waarvoor reeds een vergunning is afgegeven om ze in de handel te brengen, wanneer de algemene veiligheid van het betrokken subsysteem negatief kan worden beïnvloed door de geplande werkzaamheden, of wanneer een dergelijke beslissing vereist is op grond van de toepasselijke TSI's. |
Amendement 29 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 8 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
8 bis. In ieder geval geldt de vergunning, na raadpleging van de nationale veiligheidsinstanties en zonder dat het gebruiksgebied hoeft te worden uitgebreid, voor alle voertuigen die rijden tot stations van naburige lidstaten met soortgelijke netkenmerken, wanneer deze stations zich dicht bij de grens bevinden. Deze raadpleging kan per geval geschieden dan wel in een grensoverschrijdend akkoord tussen de nationale veiligheidsinstanties worden vastgelegd. |
Amendement 30 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 9 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Op verzoek van de aanvrager kan in de vergunning om een voertuig in de handel te brengen duidelijk worden vermeld op welke lijnen of groepen van lijnen of netten de spoorwegonderneming het voertuig zonder verdere keuringen, controles of testen van de technische compatibiliteit tussen het voertuig en deze netten of lijnen mag exploiteren. In dat geval verstrekt de aanvrager bij zijn verzoek het bewijs van de technische compatibiliteit tussen het voertuig en de betrokken lijnen of netten. |
In de vergunning om een voertuig in de handel te brengen wordt duidelijk vermeld op welke lijnen of groepen van lijnen of netten de spoorwegonderneming het voertuig zonder verdere keuringen, controles of testen van de technische compatibiliteit tussen het voertuig en deze netten of lijnen mag exploiteren. Deze vermelding kan na de afgifte van de desbetreffende vergunning om een voertuig in de handel te brengen tot andere netten of lijnen worden uitgebreid indien de oorspronkelijke of een andere aanvrager daarom verzoekt. |
Amendement 31 Voorstel voor een richtlijn Artikel 21 – lid 1 – alinea 1 bis (nieuw) en 1 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Voor de toepassing van de eerste alinea kan de spoorwegonderneming tests uitvoeren in samenwerking met de infrastructuurbeheerder. |
|
De infrastructuurbeheerder doet, in overleg met de aanvrager, al het mogelijke om ervoor te zorgen dat de tests binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek van de aanvrager plaatsvinden. |
Amendement 32 Voorstel voor een richtlijn Artikel 21 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De spoorwegonderneming deelt haar besluiten betreffende de indienstelling van voertuigen mee aan het Bureau, de infrastructuurbeheerder en de betrokken nationale veiligheidsinstantie. Deze besluiten worden opgenomen in de nationale voertuigenregisters als bedoeld in artikel 43. |
2. De spoorwegonderneming deelt haar besluiten betreffende de indienstelling van voertuigen mee aan het Bureau, de infrastructuurbeheerder en de betrokken nationale veiligheidsinstantie. Deze besluiten worden opgenomen in het voertuigenregister als bedoeld in artikel 43. |
Amendement 33 Voorstel voor een richtlijn Artikel 21 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Voor de vernieuwing of verbetering van bestaande voertuigen is in de gevallen als bedoeld in artikel 15, lid 4, een nieuwe EG-keuringsverklaring vereist. Voorts dient de spoorwegonderneming een nieuw besluit tot indienststelling van voertuigen te nemen wanneer: |
Schrappen |
a) het algemene veiligheidsniveau van de betrokken subsystemen door de geplande werkzaamheden kan worden aangetast; of |
|
b) een dergelijk besluit vereist is op grond van de toepasselijke TSI's. |
|
Amendement 34 Voorstel voor een richtlijn Artikel 42 - lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Elk in het spoorwegsysteem van de Unie ingezet voertuig is voorzien van een Europees voertuignummer (EVN), dat vóór de eerste indienstelling van het voertuig wordt toegekend door de bevoegde nationale veiligheidsinstantie. |
1. Elk in het spoorwegsysteem van de Unie ingezet voertuig is voorzien van een Europees voertuignummer (EVN), dat bij de afgifte van de vergunning door het Bureau wordt toegekend. |
Amendement 35 Voorstel voor een richtlijn Artikel 42 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De spoorwegonderneming die het voertuig exploiteert, zorgt ervoor dat het toegekende EVN op het voertuig wordt aangebracht. |
2. De registratiehouder zorgt ervoor dat het juiste Europese voertuignummer op het voertuig wordt aangebracht. De spoorwegonderneming die een voertuig exploiteert, controleert of het nummer is aangebracht. |
Motivering | |
Het Bureau zou het Europees voertuignummer moeten toekennen bij de afgifte van de vergunning. De spoorwegonderneming kan het aan te brengen Europees voertuignummer op geen enkele manier controleren. Enkel de registratiehouder (de exploitant of de eigenaar van het voertuig) beschikt over die informatie. | |
Amendement 36 Voorstel voor een richtlijn Artikel 43 – titel | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Nationale voertuigenregisters |
Europees voertuigenregister |
Amendement 37 Voorstel voor een richtlijn Artikel 43 – lid 1 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Elke lidstaat houdt een register bij van de voertuigen die op zijn grondgebied in dienst zijn gesteld. Dit register voldoet aan de volgende criteria: |
1. Het Bureau houdt een register bij van alle voertuigen die in de Unie in dienst zijn gesteld. Dit register voldoet aan de volgende criteria: |
Amendement 38 Voorstel voor een richtlijn Artikel 43 – lid 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b) het wordt bijgehouden door een instantie die onafhankelijk is van enige spoorwegonderneming; |
b) het wordt bijgehouden door het Bureau; |
Amendement 39 Voorstel voor een richtlijn Artikel 43 – lid 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
c) het is toegankelijk voor de nationale veiligheidsinstanties en de onderzoeksorganen die zijn aangewezen in het kader van de artikelen 16 en 21 van Richtlijn …/… betreffende de veiligheid van het spoorwegsysteem in de Unie ; het is tevens, voor elk wettig verzoek, toegankelijk voor de toezichthoudende instanties die zijn aangewezen in het kader van de artikelen 55 en 56 van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte en voor het Bureau, voor de spoorwegonderneming en voor infrastructuurbeheerders, alsook voor personen of organisaties die voertuigen registreren of in het register zijn opgenomen. |
c) het is toegankelijk voor het publiek. |
Amendement 40 Voorstel voor een richtlijn Artikel 43 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Op basis van de door het Bureau opgestelde ontwerpen stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen voor de nationale voertuigenregisters de specificaties vast betreffende de inhoud, het gegevensformaat, de functionele en technische architectuur, de bedrijfsmodus, met inbegrip van regelingen voor de uitwisseling van gegevens, en regels voor de invoer en raadpleging van gegevens in die registers. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
|
2. Op basis van de door het Bureau opgestelde ontwerpen stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen voor het Europees voertuigenregister de specificaties vast betreffende de inhoud, het gegevensformaat, de functionele en technische architectuur, de bedrijfsmodus, met inbegrip van regelingen voor de uitwisseling van gegevens, en regels voor de invoer en raadpleging van gegevens in die registers. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. |
Amendement 41 Voorstel voor een richtlijn Artikel 43 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De registratiehouder brengt elke wijziging van de gegevens die in het nationale voertuigenregister zijn ingevoerd, de vernietiging van een voertuig of zijn besluit een voertuig niet langer te registreren, onverwijld ter kennis van de nationale veiligheidsinstantie van de lidstaat waar het voertuig in dienst is gesteld. |
3. De registratiehouder brengt elke wijziging van de gegevens die in het Europees voertuigenregister zijn ingevoerd, de vernietiging van een voertuig of zijn besluit een voertuig niet langer te registreren, onverwijld ter kennis van het Bureau. |
Amendement 42 Voorstel voor een richtlijn Artikel 43 – lid 5 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
5 bis. De nationale voertuigenregisters worden uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn in het Europees voertuigenregister opgenomen. De Commissie stelt bij uitvoeringshandelingen het standaard documentformaat vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. |
Amendement 43 Voorstel voor een richtlijn Artikel 44 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Voor elk voertuig worden in dit register in ieder geval de volgende gegevens opgenomen: |
|
a) het Europees voertuignummer; |
|
b) de referenties van de EG-keuringsverklaring en van de instantie die deze verklaring heeft afgegeven; |
|
c) de referenties van het Europees register van goedgekeurde voertuigentypes als bedoeld in artikel 44; |
|
d) de identiteit van de exploitant van het voertuig; |
|
e) beperkingen ten aanzien van de exploitatiewijze van het voertuig; |
|
f) de met het onderhoud belaste entiteit. |
|
Wanneer het Bureau een vergunning voor het in de handel brengen van een voertuig afgeeft, verlengt, wijzigt, opschort of intrekt, werkt het het register onverwijld bij. |
Motivering | |
Er moet uitdrukkelijk worden vermeld welke informatie over het voertuig in het Europees voertuigenregister moet worden opgenomen met het oog op de efficiëntie en teneinde aan de commerciële en operationele behoeften van de gebruikers te voldoen. Het register is slechts nuttig wanneer het onverwijld door het Bureau wordt bijgewerkt. | |
Amendement 44 Voorstel voor een richtlijn Artikel 50 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad om de drie jaar en voor het eerst drie jaar na de bekendmaking van deze richtlijn een verslag voor over de vorderingen die met de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem zijn gemaakt. Dit verslag bevat ook een analyse van de in artikel 7 bedoelde gevallen en van de toepassing van hoofdstuk V. |
1. De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad om de drie jaar en voor het eerst drie jaar na de bekendmaking van deze richtlijn een verslag voor over de vorderingen die met de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem zijn gemaakt. Dit verslag bevat ook een analyse van de in artikel 7 bedoelde gevallen en van de toepassing van hoofdstuk V. Op basis van de resultaten van het verslag doet de Commissie voorstellen om de rol van het Bureau in de totstandbrenging van de interoperabiliteit te verbeteren en te ontwikkelen. |
Amendement 45 Voorstel voor een richtlijn Artikel 50 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. Twee jaar na de bekendmaking van deze richtlijn, en na raadpleging van de verschillende betrokken actoren, brengt de Commissie verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de werking van het Bureau en over de vooruitgang die het bij de uitoefening van zijn nieuwe bevoegdheden heeft geboekt. |
Amendement 46 Voorstel voor een richtlijn Artikel 51 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten mogen de bepalingen van hoofdstuk V van Richtlijn 2008/57/EG toepassen tot [twee jaar na de datum van inwerkingtreding]. |
1. De lidstaten mogen de bepalingen van hoofdstuk V van Richtlijn 2008/57/EG toepassen tot [drie jaar na de datum van inwerkingtreding]. |
Amendement 57 Voorstel voor een richtlijn Artikel 54 – lid 1 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten doen de nodige wettelijke, regelgevende en administratieve bepalingen in werking treden om uiterlijk [twee jaar na de inwerkingtreding] te voldoen aan artikel 1, artikel 2, artikel 7, leden 1 tot en met 4, artikel 11, lid 1, artikel 13, artikel 14, leden 1 tot en met 7, artikel 15, leden 1 tot en met 6, de artikelen 17 tot en met 21, artikel 22, leden 3 tot en met 7, de artikelen 23 tot en met 36, artikel 37, lid 2, artikel 38, artikel 39, de artikelen 41 tot en met 43, artikel 45, leden 1 tot en met 5, artikel 51, en de bijlagen I tot en met III. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die maatregelen mede alsmede een concordantietabel tussen die maatregelen en deze richtlijn. De concordantietabellen zijn nodig om alle betrokken actoren in staat te stellen een duidelijk overzicht te krijgen van de op nationaal niveau toepasselijke regelgeving voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. |
De lidstaten doen de nodige wettelijke, regelgevende en administratieve bepalingen in werking treden om uiterlijk [drie jaar na de inwerkingtreding] te voldoen aan artikel 1, artikel 2, artikel 7, leden 1 tot en met 4, artikel 11, lid 1, artikel 13, artikel 14, leden 1 tot en met 7, artikel 15, leden 1 tot en met 6, de artikelen 17 tot en met 21, artikel 22, leden 3 tot en met 7, de artikelen 23 tot en met 36, artikel 37, lid 2, artikel 38, artikel 39, de artikelen 41 tot en met 43, artikel 45, leden 1 tot en met 5, artikel 51, en de bijlagen I tot en met III. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die maatregelen mede alsmede een concordantietabel tussen die maatregelen en deze richtlijn. De concordantietabellen zijn nodig om alle betrokken actoren in staat te stellen een duidelijk overzicht te krijgen van de op nationaal niveau toepasselijke regelgeving voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. |
Amendement 48 Voorstel voor een richtlijn Artikel 55 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Richtlijn 2008/57/EG, als gewijzigd door de in bijlage IV, deel A, genoemde richtlijnen, wordt [twee jaar na de inwerkingtreding] ingetrokken, onverminderd verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor de omzetting in nationale wetgeving van die richtlijnen als bedoeld in bijlage IV, deel B. |
Richtlijn 2008/57/EG, als gewijzigd door de in bijlage IV, deel A, genoemde richtlijnen, wordt [drie jaar na de inwerkingtreding] ingetrokken, onverminderd verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor de omzetting in nationale wetgeving van die richtlijnen als bedoeld in bijlage IV, deel B. |
Amendement 49 Voorstel voor een richtlijn Artikel 56 – alinea 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De artikelen 3 tot en met 10, artikel 11, leden 2, 3 en 4, artikel 12 en artikel 16 zijn van toepassing met ingang van [twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn]. |
De artikelen 3 tot en met 10, artikel 11, leden 2, 3 en 4, artikel 12 en artikel 16 zijn van toepassing met ingang van [drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn]. |
Amendement 50 Voorstel voor een richtlijn Bijlage I – punt 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. KOSTENBEHEERSING |
|
In de kosten-batenanalyse van de voorgestelde maatregelen worden onder meer de volgende elementen in aanmerking genomen: |
|
– de kosten van de voorgestelde maatregel, |
|
– de voordelen die een verruiming van de werkingssfeer tot bepaalde subcategorieën van netten en voertuigen met zich meebrengt voor de interoperabiliteit, |
|
– devermindering van de kapitaalkosten en -lasten ten gevolge van schaalvoordelen en een beter gebruik van voertuigen, |
|
– de vermindering van de investering en van de onderhouds- en exploitatiekosten ten gevolge van een grotere concurrentie tussen constructeurs en onderhoudsbedrijven, |
|
– de milieuvoordelen ten gevolge van technische verbeteringen in het spoorwegsysteem, |
|
– de verbetering van de gebruiksveiligheid. |
|
Bovendien worden in deze evaluatie de vermoedelijke gevolgen voor alle betrokken exploitanten en economische actoren, waaronder de lokale en regionale overheden, aangegeven. |
PROCEDURE
Titel |
Interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (herschikking) |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2013)0030 – C7-0027/2013 – 2013/0015(COD) |
||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
TRAN 7.2.2013 |
|
|
|
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
REGI 7.2.2013 |
||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Marie-Thérèse Sanchez-Schmid 19.2.2013 |
||||
Datum goedkeuring |
14.10.2013 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
31 0 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Luís Paulo Alves, Francesca Barracciu, Victor Boştinaru, Nikos Chrysogelos, Danuta Maria Hübner, María Irigoyen Pérez, Seán Kelly, Mojca Kleva Kekuš, Constanze Angela Krehl, Petru Constantin Luhan, Iosif Matula, Jan Olbrycht, Wojciech Michał Olejniczak, Georgios Stavrakakis, Nuno Teixeira, Lambert van Nistelrooij, Oldřich Vlasák, Kerstin Westphal, Hermann Winkler, Joachim Zeller |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Andrea Cozzolino, Cornelia Ernst, Catherine Grèze, Karin Kadenbach, Maurice Ponga, Elisabeth Schroedter, Richard Seeber, Patrice Tirolien, Giommaria Uggias, Derek Vaughan |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Edvard Kožušník |
||||
PROCEDURE
Titel |
Interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (herschikking) |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2013)0030 – C7-0027/2013 – 2013/0015(COD) |
||||
Datum indiening bij EP |
30.1.2013 |
|
|
|
|
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
TRAN 7.2.2013 |
|
|
|
|
Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmaking |
ITRE 7.2.2013 |
IMCO 7.2.2013 |
REGI 7.2.2013 |
JURI 7.2.2013 |
|
Geen advies Datum besluit |
ITRE 20.2.2013 |
IMCO 20.2.2013 |
|
|
|
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Izaskun Bilbao Barandica 14.3.2013 |
|
|
|
|
Behandeling in de commissie |
9.7.2013 |
14.10.2013 |
|
|
|
Datum goedkeuring |
17.12.2013 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
38 5 1 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Inés Ayala Sender, Georges Bach, Erik Bánki, Izaskun Bilbao Barandica, Antonio Cancian, Michael Cramer, Joseph Cuschieri, Philippe De Backer, Luis de Grandes Pascual, Christine De Veyrac, Saïd El Khadraoui, Ismail Ertug, Carlo Fidanza, Knut Fleckenstein, Jacqueline Foster, Franco Frigo, Mathieu Grosch, Jim Higgins, Juozas Imbrasas, Dieter-Lebrecht Koch, Georgios Koumoutsakos, Werner Kuhn, Bogusław Liberadzki, Marian-Jean Marinescu, Mike Nattrass, Hubert Pirker, Dominique Riquet, Petri Sarvamaa, David-Maria Sassoli, Vilja Savisaar-Toomast, Olga Sehnalová, Brian Simpson, Giommaria Uggias, Peter van Dalen, Patricia van der Kammen, Roberts Zīle |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Phil Bennion, Jean-Jacob Bicep, Spyros Danellis, Zita Gurmai, Alfreds Rubiks, Geoffrey Van Orden, Sabine Wils, Karim Zéribi |
||||
Datum indiening |
16.1.2014 |
||||