VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor en het beheer van de spoorweginfrastructuur

21.1.2014 - (COM(2013)0029 – C7‑0025/2013 – 2013/0029(COD)) - ***I

Commissie vervoer en toerisme
Rapporteur: Saïd El Khadraoui


Procedure : 2013/0029(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0037/2014

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor en het beheer van de spoorweginfrastructuur

(COM(2013)0029 – C7‑0025/2013 – 2013/0029(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2013)0029),

–   gezien artikel 294, lid 2, en artikel 91 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7‑0025/2013),

–   gezien artikel 294, lid 3 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gezien de gemotiveerde adviezen die binnen het kader van Protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zijn uitgebracht door de Franse Senaat, het Litouwse parlement, de Kamer van Afgevaardigden van het Groothertogdom Luxemburg, de Nederlandse Senaat, de Nederlandse Tweede Kamer en het Zweedse parlement, en waarin wordt gesteld dat het ontwerp van wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel,

–   gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 11 juli 2013[1],

–   gezien het advies van het Comité van de Regio’s van.8 oktober 2013[2]

–   gezien artikel 55 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie regionale ontwikkeling (A7-0037/2014),

1.  stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.  verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Amendement  1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1) Het jongste decennium is het passagiersvervoer per spoor onvoldoende gegroeid om een groter marktaandeel te verwerven ten opzichte van de auto en het vliegtuig. Het spoor blijft voor het passagiersvervoer in de Europese Unie steken op een marktaandeel van 6 %. Het passagiersvervoer is er niet in geslaagd in te spelen op de wijzigende behoeften inzake aanbod of kwaliteit.

(1) Het jongste decennium is het Europese wegennet met 27 % gegroeid, terwijl het spoorwegennet met 2 % is gekrompen. Het passagiersvervoer per spoor is bovendien onvoldoende gegroeid om een groter marktaandeel te verwerven ten opzichte van de auto en het vliegtuig. Het spoor blijft voor het passagiersvervoer in de Europese Unie steken op een marktaandeel van 6 % en het passagiersvervoer is er niet in geslaagd in te spelen op de wijzigende behoeften inzake aanbod of kwaliteit.

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(1 bis) Het beperkte marktaandeel van de spoorwegen in Europa is onder meer te wijten aan oneerlijke concurrentie door andere vervoerswijzen, onvoldoende politieke wil om de spoorwegen te ontwikkelen en te weinig investeringen in het spoorwegennet.

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 bis) Er dient een balans te worden opgemaakt van de maatregelen die zijn getroffen om de kwaliteit van het dienstenaanbod te controleren op basis van feitelijke informatie, de omvang van het aanbod, de mate van benutting ervan en de gehanteerde kosten en tarieven.

Motivering

De gevolgen van de liberalisering in Europa moeten nauwkeurig worden onderzocht om na te gaan wat de economische, sociale en ecologische impact ervan is.

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 ter) De ontwikkeling van een gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte is sterk afhankelijk van een effectieve, volledige en tijdige toepassing van de uitgevaardigde wetgevingen in alle lidstaten. Gelet op de tekortkomingen die op dat gebied zijn vastgesteld, dienen de lidstaten streng toe te zien op de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 quater) Uit verschillende studies en enquêtes blijkt dat de spoorwegmarkt in de lidstaten die de binnenlandse markt voor passagiersvervoer hebben opengesteld, zoals Zweden en het Verenigd Koninkrijk, is gegroeid en dat daar ook de tevredenheid van reizigers en personeel is toegenomen.

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3) Bij Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte8 is één Europese spoorwegruimte gecreëerd met gemeenschappelijke regels inzake het beheer van spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders, de financiering van infrastructuur en gebruiksheffingen, de voorwaarden voor de toegang tot de spoorweginfrastructuur en -diensten en het regelgevend toezicht op de spoorwegmarkt. Nu al deze elementen beschikbaar zijn, kan de openstelling van de Europese spoorwegmarkt worden voltooid en het beheer van de infrastructuurbeheerders worden hervormd om de gelijke toegang tot de infrastructuur te waarborgen.

(3) Bij Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte8 is één Europese spoorwegruimte gecreëerd met gemeenschappelijke regels inzake het beheer van spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders, de financiering van infrastructuur en gebruiksheffingen, de voorwaarden voor de toegang tot de spoorweginfrastructuur en -diensten en het regelgevend toezicht op de spoorwegmarkt. Nu al deze elementen beschikbaar zijn, kan de openstelling van de Europese spoorwegmarkt worden voltooid en het beheer van de infrastructuurbeheerders met het oog op de waarborging van gelijke toegang tot de infrastructuur worden hervormd teneinde de kwaliteit van de spoorwegdiensten in de hele Unie te verbeteren en tegelijkertijd de sociale normen hoog te houden en goede arbeidsvoorwaarden te garanderen.

_________________

_________________

8 PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32.

8 PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32.

Amendement  7

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 bis) Het voltooien van de openstelling van de Europese spoorwegmarkt is essentieel om van het vervoer per spoor een geloofwaardig alternatief te maken voor andere vervoerswijzen wat betreft prijs en kwaliteit.

Amendement  8

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4) Op grond van Richtlijn 2012/34/EU dient de Commissie, waar nodig wetgevingshandelingen voor te stellen in verband met de openstelling van de binnenlandse markt voor passagiersvervoer en, met het oog op de totstandbrenging van passende voorwaarden om, voortbouwend op de bestaande vereisten inzake scheiding tussen infrastructuurbeheer en vervoersverrichtingen, de niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur te verzekeren.

(4) Op grond van Richtlijn 2012/34/EU dient de Commissie, waar nodig wetgevingshandelingen voor te stellen in verband met de openstelling van de binnenlandse markt voor passagiersvervoer en, met het oog op de totstandbrenging van passende voorwaarden om, voortbouwend op de bestaande vereisten inzake scheiding tussen infrastructuurbeheer en vervoersverrichtingen, de meest kostenefficiënte en niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur, met inbegrip van de verkoopinfrastructuur van de gevestigde onderneming, te verzekeren.

Motivering

Het is inefficiënt voor nieuwkomers met slechts enkele treinen per dag om zelf dure kantoren en machines voor de ticketverkoop in te richten die de door de eigenaar van het station, die de holding van de gevestigde spoorwegonderneming kan zijn, vastgestelde commerciële tarieven aanrekenen.

Amendement  9

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 bis) De openstelling van de markt voor binnenlandse passagiersvervoerdiensten zal een positief effect hebben op de werking van de Europese spoorwegmarkt; dit zal leiden tot meer flexibiliteit en meer mogelijkheden voor bedrijven en passagiers. Het spoorwegpersoneel zal eveneens van de openstelling profiteren, doordat het meer kansen zal krijgen om zijn diensten aan nieuwe marktdeelnemers aan te bieden. Ervaren werknemers kunnen voor de nieuwe marktdeelnemers toegevoegde waarde opleveren, wat betere arbeidsvoorwaarden tot gevolg heeft.

Amendement  10

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 4 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 ter) De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de organisatie van hun arbeidsmarkt voor spoorwegpersoneel. Ze moeten er echter voor zorgen dat de manier waarop de arbeidsmarkt georganiseerd is, geen afbreuk doet aan de kwaliteit van de diensten. De EU-wetgeving verschaft al een duidelijk kader voor de bescherming van het spoorpersoneel.

Amendement  11

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(5) De oprichting van een coördinatiecomité moet een betere coördinatie tussen de infrastructuurbeheerders en spoorwegondernemingen waarborgen en bijdragen tot een efficiënt beheer en gebruik van de infrastructuur.

(5) De oprichting van een coördinatiecomité moet een betere coördinatie tussen de infrastructuurbeheerders en spoorwegondernemingen waarborgen en bijdragen tot een efficiënt beheer en gebruik van de infrastructuur. Bovendien dient de infrastructuurbeheerder op verkeersleidingsniveau met het oog op een soepel dagelijks beheer van het netwerk samen te werken met de spoorwegondernemingen, evenwel zonder daarbij toegevingen te doen aan zijn onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid voor het beheer van het netwerk en de vigerende regels.

Motivering

De technische samenwerking tussen infrastructuurbeheerder en spoorwegondernemingen dient te worden verbeterd ten behoeve van een efficiënter beheer van het netwerk. Dit mag echter niet ten koste gaan van de onafhankelijkheid en de functie van de infrastructuurbeheerder.

Amendement  12

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 6 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 bis) Om binnen de Europese spoorverkeersruimte te zorgen voor voldoende en eerlijke concurrentie zijn naast het waarborgen van een niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur de integratie van nationale spoorwegnetten en een versterking van toezichthoudende instanties noodzakelijk. Deze versterking heeft zowel betrekking op de uitbreiding van de bevoegdheden van de bevoegde toezichthoudende instanties als op de ontwikkeling van een netwerk van toezichthoudende instanties dat in de toekomst een centrale speler moet zijn in de regulering van de spoorwegmarkt in de Unie.

Amendement  13

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 6 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 ter) Er moet met het oog op een hoogstaande dienstverlening aan de gebruikers van de spoorinfrastructuur van de infrastructuurbeheerder worden verlangd dat hij bij de uitoefening van alle relevante functies overeenkomstig deze richtlijn zijn bevoegdheden inzet voor de continue verbetering van de doeltreffendheid van het beheer van deze infrastructuur.

Motivering

De infrastructuurbeheerder krijgt er dankzij de door de Commissie voorgestelde wijzigingen aan artikel 3.2 een aantal bevoegdheden bij. De infrastructuurbeheerder dient deze bevoegdheden aan te wenden ten behoeve van een hoogstaande dienstverlening aan zijn gebruikers, te weten de spoorwegondernemingen en hun passagiers. Infrastructuurbeheerders dienen in heel de EU dezelfde taakomschrijving te hebben.

Amendement  14

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7) De oprichting van een Europees netwerk van infrastructuurbeheerders moet ervoor zorgen dat grensoverschrijdende kwesties efficiënt worden geregeld tussen infrastructuurbeheerders van verschillende lidstaten.

(7) Onverminderd de bevoegdheden van de lidstaten op het gebied van planning en financiering van infrastructuur, moet de oprichting van een Europees netwerk van infrastructuurbeheerders ervoor zorgen dat grensoverschrijdende kwesties, zoals spoortoegangsheffingen, efficiënt worden geregeld tussen infrastructuurbeheerders van verschillende lidstaten.

Motivering

Een sterk doorgevoerde vereniging van de functies en bevoegdheden van infrastructuurbeheerders mag het optreden van de lidstaten op het gebied van infrastructuurplanning en ‑financiering niet op de helling zetten.

Amendement  15

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8) Om de gelijke toegang tot de infrastructuur te waarborgen, moeten alle belangenconflicten die voortvloeien uit het feit dat de geïntegreerde structuur zowel infrastructuurbeheer als exploitatieactiviteiten omvat, worden weggewerkt. Het wegwerken van stimulansen om concurrenten te discrimineren is de enige manier om een gelijke toegang tot de spoorweginfrastructuur te waarborgen. Dit is een vereiste om de openstelling van het binnenlands passagiersvervoer per spoor te doen slagen. Ook de in dergelijke geïntegreerde structuren bestaande mogelijkheden tot kruissubsidiëring verstoren de markt en moeten worden weggewerkt.

(8) Om de gelijke toegang tot de infrastructuur te waarborgen, moeten geïntegreerde structuren zo worden ontworpen dat er geen belangenconflicten ontstaan tussen het infrastructuurbeheer en de exploitatieactiviteiten. Het wegwerken van mogelijke stimulansen om concurrenten te discrimineren is de enige manier om een gelijke toegang tot de spoorweginfrastructuur te waarborgen. Dit is een vereiste om de openstelling van het binnenlands passagiersvervoer per spoor te doen slagen. Ook de in dergelijke geïntegreerde structuren bestaande mogelijkheden tot kruissubsidiëring verstoren de markt en moeten worden weggewerkt, evenals regelingen in verband met de bezoldiging van werknemers en andere voordelen die zouden kunnen leiden tot een voorkeursbehandeling ten opzichte van concurrenten.

Amendement  16

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(9) De in Richtlijn 2012/34/EU vastgestelde vereisten inzake de onafhankelijkheid van infrastructuurbeheerders ten opzichte van de spoorwegondernemingen hebben uitsluitend betrekking op de essentiële functies van de infrastructuurbeheerder, namelijk de besluitvorming over de toewijzing van treinpaden en over de infrastructuurheffingen. Het is echter noodzakelijk dat alle functies op onafhankelijke wijze worden uitgeoefend aangezien ook andere functies kunnen worden aangewend om concurrenten te discrimineren. Dit geldt met name voor beslissingen over investeringen of onderhoud waarbij voorrang kan worden gegeven aan de delen van het netwerk die hoofdzakelijk door de vervoersexploitant van de geïntegreerde onderneming worden gebruikt. Beslissingen over de planning van onderhoudswerkzaamheden kunnen een invloed hebben op de beschikbaarheid van treinpaden voor concurrenten.

(9) De in Richtlijn 2012/34/EU vastgestelde vereisten inzake de onafhankelijkheid van infrastructuurbeheerders ten opzichte van de spoorwegondernemingen hebben uitsluitend betrekking op de essentiële functies van de infrastructuurbeheerder, namelijk de besluitvorming over de toewijzing van treinpaden en over de infrastructuurheffingen. Het is echter noodzakelijk dat alle functies op onafhankelijke wijze worden uitgeoefend aangezien ook andere functies kunnen worden aangewend om concurrenten te discrimineren. Dit geldt met name voor beslissingen over de toegang tot ticketdiensten, stations en depots, over investeringen of onderhoud waarbij voorrang kan worden gegeven aan de delen van het netwerk die hoofdzakelijk door de vervoersexploitant van de geïntegreerde onderneming worden gebruikt. Beslissingen over de planning van onderhoudswerkzaamheden kunnen een invloed hebben op de beschikbaarheid van treinpaden voor concurrenten.

Motivering

Ongelijke toegang tot kantoren voor de ticketverkoop, stations en hersteldepots geven ook aanleiding tot discriminatie.

Amendement  17

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 9 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(9 bis) Ondanks de invoering van grendels in Richtlijn 2013/34/EU om de onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder te waarborgen, zouden verticaal geïntegreerde ondernemingen hun structuur kunnen misbruiken om ongeoorloofde concurrentievoordelen toe te kennen aan spoorwegondernemingen die deel uitmaken van dergelijke ondernemingen.

Amendement  18

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(11) Van de lidstaten moet derhalve worden verlangd dat zij ervoor zorgen dat natuurlijke of rechtspersonen die zeggenschap uitoefenen over een infrastructuurbeheerder niet tegelijk zeggenschap of rechten uitoefenen over een spoorwegonderneming. Ook moet zeggenschap over een spoorwegonderneming elke mogelijkheid uitsluiten om zeggenschap of rechten uit te oefenen over een infrastructuurbeheerder.

(11) Deze richtlijn beoogt de totstandbrenging van vrije, onvervalste mededinging tussen alle spoorwegondernemingen en sluit daarmee de mogelijkheid uit dat een spoorwegonderneming een verticaal geïntegreerd model zoals bepaald in artikel 3 behoudt.

Amendement  19

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 12 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(12 bis) Tijdens het proces van openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor moet voldoende aandacht worden besteed aan het verbeteren van de veiligheid op het spoor, en met name aan het hervormen van de bestaande geïntegreerde structuren, teneinde geen extra administratieve hindernissen op te werpen die het onderhoud en verbeteringen van de veiligheid in de weg zouden staan.

Amendement  20

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(13 ter) Doel is dat alle passagiers een hoogstaande dienstverlening kunnen genieten. Hierbij dient evenwel rekening te worden gehouden met de heterogeniteit van de netwerken qua omvang en dichtheid alsook met de grote verschillen tussen de organisatiestructuren van nationale, lokale en regionale overheden en de uiteenlopende ervaringen van deze overheden met marktliberalisering. Zodra is vastgesteld welke openbaredienstcontracten aanbesteed moeten worden, stelt elke lidstaat tijdig de vrijwaringsmechanismen vast die moeten worden toegepast indien de aanbesteding op niets uitloopt. Deze mechanismen mogen in geen geval extra lasten met zich meebrengen voor de spoorwegondernemingen die de dienst gaan beheren.

Amendement  21

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(14) De toekenning van het recht op vrije toegang tot de spoorweginfrastructuur in alle lidstaten aan spoorwegondernemingen uit de Unie voor de exploitatie van binnenlandse treinen kan een impact hebben op de organisatie en financiering van passagiersvervoersdiensten per spoor die op grond van een openbaredienstcontract worden verzekerd. De lidstaten dienen de mogelijkheid te krijgen het recht op toegang te beperken indien de uitoefening daarvan het economisch evenwicht van die openbaredienstcontracten in het gedrang zou brengen en wanneer de toezichthoudende instantie daarmee heeft ingestemd.

(14) De toekenning van het recht op vrije toegang tot de spoorweginfrastructuur in alle lidstaten aan spoorwegondernemingen uit de Unie voor de exploitatie van binnenlandse treinen kan een impact hebben op de organisatie en financiering van passagiersvervoersdiensten per spoor die op grond van een openbaredienstcontract worden verzekerd. De lidstaten dienen de mogelijkheid te krijgen het recht op toegang te beperken indien de uitoefening daarvan het economisch evenwicht van die openbaredienstcontracten of de kwaliteit van de verleende diensten in het gedrang zou brengen en wanneer de toezichthoudende instantie daarmee heeft ingestemd.

Motivering

Het economische evenwicht van het openbaredienstcontract mag niet het enige criterium zijn. De effecten op de kwaliteit van de verleende diensten – stiptheid, aansluitingen, het aantal haltes en de frequentie van de treinen – moeten namelijk eveneens in aanmerking worden genomen.

Amendement  22

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 15

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(15) Op verzoek van de belanghebbende partijen en op basis van een objectieve economische analyse dienen de toezichthoudende instanties de potentiële economische impact te beoordelen van op grond van de vrije toegang geplande binnenlandse passagiersdiensten op de bestaande openbaredienstcontracten.

(15) De toezichthoudende instanties dienen op eigen initiatief of op verzoek van de belanghebbende partijen, op basis van een objectieve economische analyse de potentiële economische impact te beoordelen van op grond van de vrije toegang geplande binnenlandse passagiersdiensten op de bestaande openbaredienstcontracten.

Motivering

Om de optimale combinatie van op grond van de vrije toegang en op grond van bestaande openbaredienstcontracten geplande binnenlandse passagiersdiensten te bepalen, moeten de toezichthoudende instanties niet uitsluitend een beoordeling uitvoeren op verzoek.

Amendement  23

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 18

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(18) Bij de beoordeling van de mate waarin het economisch evenwicht van een openbaredienstcontract wordt bedreigd, dienen de toezichthoudende instanties na te gaan welke impact de geplande dienst zal hebben op de bestaande openbaredienstcontracten, rekening houdend met de impact daarvan op de rendabiliteit van alle diensten die onder een openbaredienstcontract vallen en met de effecten van de nieuwe dienst op de nettokosten voor de bevoegde instantie die het contract heeft gegund. Die beoordeling dient te gebeuren op basis van een onderzoek van een aantal factoren, zoals de vervoersvraag, de tarieven, de tariefvoorwaarden, de plaats en het aantal stops en de dienstregeling en frequentie van de voorgestelde nieuwe dienst.

(18) Bij de beoordeling van de mate waarin het economisch evenwicht van een openbaredienstcontract wordt bedreigd, dienen de toezichthoudende instanties na te gaan welke economische en maatschappelijke impact de geplande dienst zal hebben op de bestaande openbaredienstcontracten, rekening houdend met de impact daarvan op de rendabiliteit van alle diensten die onder een openbaredienstcontract vallen en met de effecten van de nieuwe dienst op het versterken van het cohesiebeleid in het betrokken gebied en op de nettokosten voor de bevoegde instantie die het contract heeft gegund. Die beoordeling dient te gebeuren op basis van een onderzoek van een aantal factoren, zoals de vervoersvraag, de tarieven, de tariefvoorwaarden, de plaats en het aantal stops en de dienstregeling en frequentie van de voorgestelde nieuwe dienst.

Motivering

De toezichthoudende instantie moet verplicht rekening houden met aan maatschappelijk en cohesiebeleid gerelateerde kwesties.

Amendement  24

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 18 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(18 bis) Om te bepalen of de kwaliteit van de diensten die worden verleend in het kader van een openbaredienstcontract worden beïnvloed door een dienst met vrije toegang tot hetzelfde netwerk, dienen de toezichthoudende instanties met name rekening te houden met de effecten op het netwerk, de handhaving van de aansluitingen en de stiptheid van de diensten die worden verleend in het kader van een openbaredienstcontract.

Amendement  25

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(19) Om spoorvervoerdiensten aantrekkelijker te maken voor passagiers, moeten de lidstaten spoorwegondernemingen die binnenlandse passagiersvervoer per spoor verzekeren ertoe kunnen verplichten mee te werken aan een gemeenschappelijk systeem voor informatieverstrekking en geïntegreerde ticketting voor de verkoop van tickets, doorgaande tickets en boekingen. Indien een dergelijk systeem wordt opgezet, moet erop worden toegezien dat het geen marktverstoring of discriminatie tussen spoorwegondernemingen teweegbrengt.

(19) Om spoorvervoerdiensten aantrekkelijker te maken voor passagiers, moeten de lidstaten spoorwegondernemingen die binnenlands passagiersvervoer per spoor verzekeren ertoe verplichten mee te werken aan een gemeenschappelijk systeem voor informatieverstrekking en geïntegreerde ticketting voor de verkoop van tickets, doorgaande tickets en boekingen. Een dergelijk systeem moet er evenwel op toezien dat het geen marktverstoring of discriminatie tussen spoorwegondernemingen teweegbrengt.

Motivering

Elke exploitant van binnenlands passagiersvervoer moet zich aansluiten bij een ticketsysteem zodat de passagiers de mogelijkheid hebben bij elke exploitant tickets aan te kopen voor de diensten van elke andere exploitant.

Amendement  26

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 bis) Het is van groot belang dat spoorwegondernemingen zich aansluiten bij de ontwikkeling van geïntegreerde ticketsystemen, vooral voor lokaal en regionaal vervoer, teneinde de aantrekkelijkheid van het passagiersvervoer per spoor te vergroten. Dergelijk systemen mogen evenwel geen marktverstoring of discriminatie tussen spoorwegondernemingen teweegbrengen.

Motivering

Deze overweging gaat over het belang van intermodale ticketsystemen die gedefinieerd worden als zogeheten "geïntegreerde ticketsystemen".

Amendement  27

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 ter) Aangezien het nieuwe spoorwegpakket de versterking van de passagiersrechten beoogt en aangezien de vrijheid van verkeer een fundamentele pijler van de Unie is, moeten er meer inspanningen worden geleverd opdat dit recht ook aan mensen met een handicap en mensen met beperkte mobiliteit wordt gegarandeerd. Daarom dient de toegankelijkheid van vervoersmiddelen en infrastructuur prioriteit te krijgen. Om dit doel te bereiken, moeten grensoverschrijdende contacten worden aangemoedigd. Ook de aan deze specifieke categorie van passagiers verleende bijstand dient op uniforme wijze te worden aangepakt en in een uitgebreider systeem te worden opgenomen. Met het oog daarop dient een raadpleging op gang te worden gebracht met deelneming van de sociale partners, burgers en organisaties die zich inzetten voor de bescherming van de rechten van mensen met een handicap.

Amendement  28

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 quater) In het licht van de ervaring die is opgedaan via het in artikel 57 van Richtlijn 2012/34/EU bedoelde netwerk van toezichthoudende instanties, moet de Commissie vóór 31 december 2016 een wetsvoorstel opstellen dat het netwerk van toezichthoudende instanties versterkt, zijn procedures vastlegt en het rechtspersoonlijkheid geeft. Dit orgaan dient te worden belast met toezichts- en arbitragebevoegdheden waarmee het grensoverschrijdende en internationale problemen kan aanpakken en beroepen tegen besluiten van nationale toezichthoudende instanties in behandeling kan nemen.

Motivering

Het Europees netwerk van toezichthoudende instanties moet voor december 2016 opgericht en operationeel zijn.

Amendement  29

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 quinquies) Om een gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte tot stand te brengen en gezien de concurrentie in de spoorwegsector, verbindt de Commissie zich ertoe de sociale dialoog op het niveau van de Unie te ondersteunen en actief te bevorderen teneinde ervoor te zorgen dat de werknemers in het spoorverkeer beschermd blijven tegen eventuele ongewenste effecten van de openstelling van de markt, zoals sociale dumping.

Amendement  30

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 sexies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 sexies) Passagiers dienen gebruik te kunnen maken van goed functionerende ticketsystemen voor doorgaande tickets en geïntegreerde ticketsystemen. Dankzij dergelijke systemen wordt het voor mensen aantrekkelijker om met de trein te reizen. Ticketsystemen voor doorgaande tickets die door de sector binnen de lidstaten zelf ontwikkeld zijn, dienen interoperabel te zijn. Op die manier kan een EU-breed systeem worden opgezet waarbij alle exploitanten van diensten op het gebied van passagiersvervoer per spoor zijn aangesloten.

Amendement  31

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 septies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 septies) In het licht van de ervaring die is opgedaan via het overeenkomstig artikel 57 van Richtlijn 2012/34/EU opgerichte netwerk van toezichthoudende instanties, moet de Commissie vóór 31 december 2019 een wetsvoorstel opstellen dat het netwerk van toezichthoudende instanties tijdig vervangt door een Europese toezichthoudende instantie, haar procedures vastlegt en haar rechtspersoonlijkheid geeft voor de openstelling van het binnenlands passagiersvervoer per spoor. Dit orgaan dient te worden belast met toezichts- en arbitragebevoegdheden waarmee het grensoverschrijdende en internationale problemen kan aanpakken en beroepen tegen besluiten van nationale toezichthoudende instanties in behandeling kan nemen.

Motivering

De Europese toezichthoudende instantie moet het Europees netwerk van toezichthoudende instanties voor december 2019 vervangen. Daar de EU als doel heeft één Europese spoorwegmarkt te verwezenlijken, moet de toezichthoudende instantie Europees zijn. We willen vermijden dat de EU-regelgeving op verschillende manieren wordt uitgevoerd en geïnterpreteerd in elke lidstaat door de nationale toezichthoudende instanties, met name in gevallen waarin de nationale toezichthoudende instantie niet efficiënt optreedt, niet onafhankelijk is en niet over voldoende personeel en middelen beschikt.

Amendement  32

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 octies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 octies) Om sociale dumping te voorkomen mag een spoorwegonderneming slechts spoorvervoersdiensten verstrekken als zij de representatieve collectieve overeenkomsten of nationale wetgeving die dezelfde normen oplegt in de lidstaat waarin zij actief wenst te zijn, naleeft. Daarom moet worden bepaald dat werknemers op dezelfde werkplek een gelijke bezoldiging moeten krijgen. De bevoegde toezichthoudende instantie moet toezicht houden op de naleving van deze vereiste.

Motivering

Noodzakelijke aanvulling dat de vereisten waaraan elke spoorwegonderneming moet voldoen om in een lidstaat actief te kunnen zijn, verduidelijkt.

Amendement  33

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 nonies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 nonies) De nationale toezichthoudende instantie dient wijzigingen in de regels voor de overplaatsing van personeel goed te keuren of te vereisen. Dit kan onder meer inhouden dat over te plaatsen personeel een afkoelperiode krijgt. De toezichthoudende instantie dient bij haar besluitvorming voor ogen te houden dat moet worden voorkomen dat gevoelige informatie van de infrastructuurbeheerder bij een andere eenheid binnen de geïntegreerde onderneming terechtkomt.

Amendement  34

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 decies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 decies) De openstelling van de markt mag geen negatieve gevolgen hebben voor de arbeids- en sociale omstandigheden van de werknemers in de spoorwegsector. De sociale clausules moeten worden geëerbiedigd om sociale dumping en oneerlijke concurrentie door nieuwkomers op de markt die de sociale minimumnormen van de spoorwegsector niet eerbiedigen, te voorkomen.

Motivering

De openstelling van de markt mag geen negatieve gevolgen hebben voor de arbeids- en sociale omstandigheden in de spoorwegsector en moet geschieden met inachtneming van de nationale wetgeving op het gebied van sociale bescherming en gezondheid.

Amendement  35

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 undecies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 undecies) Spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders moeten in het kader van hun veiligheidscultuur voor een "cultuur van eerlijkheid" zorgen om hun personeelsleden actief aan te moedigen veiligheidsgerelateerde ongevallen, incidenten en bijna-ongevallen te melden, waarbij moet worden gewaarborgd dat zij niet worden gestraft of gediscrimineerd. Een open veiligheidscultuur stelt de spoorwegindustrie in staat om lessen te trekken uit ongevallen, incidenten en bijna-ongevallen en om zodoende de veiligheid op het spoor voor werknemers en passagiers te verbeteren.

Amendement  36

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 duodecies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 duodecies) De Commissie moet erop toezien dat de lidstaten de bepalingen van Richtlijn 2005/47/EG van de Raad8 bis volledig en correct toepassen.

 

_________________

 

8 bis Richtlijn 2005/47/EG van de Raad van 18 juli 2005 betreffende de overeenkomst tussen de Gemeenschap van Europese Spoorwegen (CER) en de Europese Federatie van Vervoerswerknemers (ETF) inzake bepaalde aspecten van de arbeidsvoorwaarden voor mobiele werknemers die interoperabele grensoverschrijdende diensten in de spoorwegsector verrichten (PB L 195 van 27.7.2005, blz. 15).

Amendement  37

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 terdecies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 terdecies) De lidstaten dienen gezien de ontwikkeling van één interne Europese spoorwegmarkt en de verdere liberalisering van de markt voor spoorwegvervoer, gebruik te maken van representatieve collectieve overeenkomsten teneinde sociale dumping en oneerlijke concurrentie te voorkomen.

Amendement  38

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 quaterdecies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 quaterdecies) De Commissie dient het effect van deze richtlijn op de ontwikkeling van de arbeidsmarkt voor treinpersoneel te beoordelen en zo nodig nieuwe wetgeving uit te vaardigen inzake de certificatie van dergelijk treinpersoneel.

Amendement  39

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 quindecies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 quindecies) Binnen de spoorwegsector is het treinpersoneel een beroepsgroep die taken verricht die van belang zijn voor de veiligheid. Traditioneel voert het treinpersoneel binnen het spoorwegsysteem operationele veiligheidstaken uit en is het verantwoordelijk voor het comfort en de veiligheid van de treinpassagiers. Een soortgelijke certificatie als de certificatie van treinbestuurders is nuttig om een hoog niveau van kwalificaties en bekwaamheid te garanderen en het belang van deze beroepsgroep voor veilige spoorwegdiensten te erkennen, maar ook om de mobiliteit van de werknemers te bevorderen.

Amendement  40

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 sexdecies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 sexdecies) De nationale toezichthoudende instantie dient wijzigingen in de regels voor de overplaatsing van personeel goed te keuren of te vereisen. Dit kan onder meer inhouden dat over te plaatsen personeel een afkoelperiode krijgt. De toezichthoudende instantie dient bij haar besluitvorming voor ogen te houden dat moet worden voorkomen dat gevoelige informatie van de infrastructuurbeheerder bij een andere eenheid binnen de geïntegreerde onderneming terechtkomt.

Amendement  41

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 20 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(20 bis) Bij incidenten of ongevallen die een impact op het grensoverschrijdend verkeer hebben, moeten de infrastructuurbeheerders samenwerken en relevante informatie delen om negatieve overloopeffecten te vermijden.

Motivering

Op dit moment wordt informatie over incidenten en ongevallen die het grensoverschrijdend verkeer verstoren, niet automatisch doorgegeven aan andere getroffen netwerken. Infrastructuurbeheerders moeten samenwerken voor een betere informatiestroom in dergelijke situaties.

Amendement  42

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 20 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(20 ter) De toezichthoudende instantie moet de bevoegdheid hebben om toezicht te houden op het infrastructuuronderhoud om ervoor te zorgen dat dit niet worden uitgevoerd op een manier die leidt tot discriminatie tussen spoorwegondernemingen.

Amendement  43

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 20 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(20 quater) De infrastructuurbeheerder binnen een verticaal geïntegreerde onderneming moet zijn werknemers bepaalde sociale diensten kunnen aanbieden in gebouwen die gebruikt worden door andere entiteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming.

Amendement  44

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 20 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(20 quinquies) De infrastructuurbeheerder binnen een verticaal geïntegreerde onderneming moet met andere entiteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming kunnen samenwerken wat betreft de ontwikkeling van IT-systemen, mits de toezichthoudende instantie daarmee instemt.

Amendement  45

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 20 sexies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(20 sexies) Aan de voorwaarden voor het aanbieden van tickets via ticket- en reservatiesystemen in de hele Unie zoals bedoeld in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1371/2007, is voldaan indien het gemeenschappelijk reisinformatie- en ticketsysteem vóór 12 december 2019 is opgericht in overeenstemming met de bepalingen van deze richtlijn.

Motivering

Aanvulling op de amendementen op artikel 13 bis wat betreft het gemeenschappelijk ticketsysteem.

Amendement  46

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 20 septies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(20 septies) De toezichthoudende instantie moet onmiddellijk na de inwerkingtreding van deze richtlijn richtsnoeren verstrekken om de onafhankelijkheid van infrastructuurbeheerder te versterken. Die richtsnoeren moeten regels omvatten betreffende voldoende lange afkoelperioden gedurende welke leden van de raden van toezicht en bestuur en managers die rechtstreeks aan hen rapporteren, niet mogen worden overgeplaatst, betreffende de mogelijkheid om tegelijk lid te zijn van raden van verscheidene juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming, betreffende de mogelijkheid om belangen te hebben in of financiële voordelen te ontvangen van andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming, en betreffende de prestatiegebonden elementen van hun salaris, die niet mogen afhangen van de bedrijfsresultaten van andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming. De richtsnoeren moeten ook regels omvatten betreffende het voorkomen van belangenconflicten, betreffende de verspreiding van gevoelige informatie bij de overplaatsing van leden van de raden van toezicht en bestuur van de infrastructuurbeheerder en, in voorkomend geval, de managers die rechtstreeks aan hen rapporteren, naar een leidinggevende functie bij andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming, betreffende afzonderlijke gebouwen en betreffende beveiligde toegang tot informaticasystemen.

Amendement  47

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 20 octies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(20 octies) Deze richtlijn laat de lidstaten te allen tijde vrij te kiezen tussen verschillende structuren voor infrastructuurbeheerders die in de Europese spoorwegruimte naast elkaar bestaan, namelijk gescheiden en verticaal geïntegreerde ondernemingen, zelfs als zij al een gescheiden structuur hebben ingevoerd. Deze richtlijn bevat verscheidene regels en beginselen voor de interne organisatie van die structuren.

Amendement  48

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 20 nonies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(20 nonies) Voor de toepassing van deze richtlijn moeten de begrippen raad van toezicht, directie, raad van bestuur en instanties die de onderneming juridisch vertegenwoordigen, worden toegepast op de bestaande bedrijfsstructuren in de lidstaten, waarbij de oprichting van extra organen zoveel mogelijk moet worden vermeden.

Amendement  49

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt -1 (nieuw)

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 1 – lid 2 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

-1. Aan artikel 1 wordt het volgende lid toegevoegd:

 

"2 bis. Deze richtlijn beoogt het spoorvervoer een aantrekkelijker vervoersmiddel te maken voor het Europees publiek. Zij moet helpen werkbare informatie- en ticketsystemen te ontwikkelen. Ticketsystemen voor doorgaande tickets die door de spoorwegsector binnen de lidstaten zelf ontwikkeld zijn, dienen interoperabel te zijn. Op die manier kan een EU-breed systeem worden opgezet waarop alle exploitanten van diensten op het gebied van passagiersvervoer per spoor zijn aangesloten."

Amendement  50

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt -1 bis (nieuw)

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 1 – lid 2 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

-1 bis. Aan artikel 1 wordt het volgende lid toegevoegd:

 

"2 ter. De doelstelling van deze richtlijn, namelijk de voltooiing van één Europese spoorwegruimte, zal worden nagestreefd op basis van sociale dialoog op EU-niveau teneinde te waarborgen dat spoorwegwerknemers voldoende beschermd zijn tegen ongewenste effecten van de openstelling van de markt."

Amendement  51

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 1 – letter b

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 3 – punt 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b) Punt 5 wordt geschrapt;

Schrappen

Amendement  52

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 1 – letters c bis en c ter (nieuw)

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

c bis) het volgende punt 32 wordt toegevoegd:

 

"(32) "geïntegreerd ticketsysteem": een ticketsysteem dat een persoon in staat stelt een reis te maken met overstappen op eenzelfde soort vervoermiddel of op een ander, zoals trein, bus, tram, metro, veerboot of vliegtuig;"

 

c ter) het volgende punt 33 wordt toegevoegd:

 

"(33) "doorgaand ticket": een of meer vervoersbewijzen die een vervoersovereenkomst vormen voor opeenvolgende spoorvervoersdiensten die door een of meer spoorwegondernemingen worden geëxploiteerd;";

Motivering

Aanvulling op artikel 7 quinquies, lid 2, letter f en op de rol van het coördinatiecomité voor wat betreft de daarin voorgestelde ontwikkeling van geïntegreerde ticketsystemen. Dit is de definitie zoals die gehanteerd wordt in Verordening 1371/2007. Voor alle duidelijkheid dient deze tevens in deze richtlijn over hetzelfde onderwerp te worden opgenomen.

Amendement  53

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 1 – letter c quater (nieuw)

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

c quater) de volgende punten 34 en 35 worden toegevoegd:

 

"(34) "raad van toezicht": een groep personen die door de eigenaars van de onderneming zijn benoemd om hun belangen te behartigen, de werkzaamheden van de directieleden te monitoren en te controleren, en belangrijke bedrijfsbeheersbeslissingen goed te keuren;

 

(35) "raad van bestuur": een groep personen die verantwoordelijk zijn voor uitvoerende functies voor het dagelijkse beheer van de onderneming;";

Amendement  54

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 1 – letter c quinquies (nieuw)

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

c quinquies) het volgende punt 36 wordt toegevoegd:

 

"(36) "hogesnelheidspassagiersvervoer": passagiersvervoer over speciaal aangelegde hogesnelheidslijnen die zijn uitgerust voor snelheden die meestal ten minste 250 km/u bedragen, dat over het grootste deel van het traject met die snelheden plaatsvindt.";

Amendement  55

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 3

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 – lid 2 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten waarborgen dat het eenzelfde natuurlijke of rechtspersoon niet wordt toegestaan:

(Niet van toepassing op de Nederlandse versie.)

Motivering

De voorgestelde strikte scheidingsregels zullen verschillende samenwerkingsvormen tussen spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders verhinderen; voorgaande ervaring suggereert dat dit ruimere netwerkvoordelen kan opleveren in de lidstaten van de EU. Waar mogelijk moeten infrastructuurbeheerders en spoorwegondernemingen gezamenlijk beslissingen kunnen nemen, dit levert aanzienlijke netwerkvoordelen op als dit gebeurt op een transparante en niet-discriminerende manier. Daardoor zullen ze elkaar beïnvloeden op de gebieden waarin ze samenwerken, maar geen zeggenschap uitoefenen.

Amendement  56

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 3

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 – lid 4 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

4 bis. Op voorwaarde dat de bepalingen ten aanzien van de institutionele scheiding van de infrastructuurbeheerder overeenkomstig lid 1 t/m 3 worden geëerbiedigd, inhoudende dat er geen belangenconflict optreedt en dat de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie wordt gewaarborgd, mogen de lidstaten de infrastructuurbeheerder toestemming geven om op transparante, niet-exclusieve en niet-discriminerende wijze met een of meerdere gegadigden samenwerkingsovereenkomsten aan te gaan inzake een specifieke lijn of lokaal of regionaal deel van het netwerk, en wel op dusdanige wijze dat dergelijke gegadigden een prikkel voelen om de doeltreffendheid van hun samenwerking met betrekking tot het gegeven deel van het netwerk te verbeteren. Dergelijke prikkels bestaan uit kortingen op de spoortoegangsheffingen ter hoogte van de mogelijke kostenbesparingen voor de infrastructuurbeheerder voortvloeiende uit de samenwerking in kwestie. Een dergelijke samenwerking dient gericht te zijn op doeltreffender beheer van storingen, onderhoudswerkzaamheden of overbelaste infrastructuur, of van een lijn of een deel van het netwerk waar gemakkelijk vertragingen optreden, of anderszins op verbetering van de veiligheid. De duur van de samenwerking bedraagt maximaal vijf jaar en is verlengbaar. De infrastructuurbeheerder stelt de in artikel 55 bedoelde toezichthoudende instantie in kennis van de beoogde samenwerking. Er is voorafgaande toestemming nodig van deze toezichthoudende instantie, die ingeval niet aan voornoemde voorwaarden voldaan wordt wijzigingen aan de samenwerkingsovereenkomst kan vereisen of de overeenkomst kan afkeuren. De toezichthoudende instantie kan tevens op enig ander moment van de looptijd van de overeenkomst wijziging daarvan vereisen. De infrastructuurbeheerder stelt het in artikel 7 quinquies bedoelde coördinatiecomité in kennis van de beoogde samenwerking.

Motivering

Een onafhankelijke infrastructuurbeheerder dient de mogelijkheid te hebben overeenkomsten met spoorwegondernemingen aan te gaan teneinde de prestatie op een specifieke lijn of specifiek deel van het netwerk te verbeteren. Voor een dergelijke overeenkomst is de goedkeuring van de toezichthoudende instantie nodig en de overeenkomst dient voor beperkte duur te worden afgesloten.

Amendement  57

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 3

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 – lid 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Indien de infrastructuurbeheerder op het ogenblik waarop deze richtlijn in werking treedt deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerde onderneming, kunnen de lidstaten besluiten de leden 2, 3 en 4 van dit artikel niet toe te passen. In dat geval waarborgen de betrokken lidstaten dat de infrastructuurbeheerder alle in artikel 3, punt 2, bedoelde functies uitoefent en dat zijn besluitvorming en organisatie volledig onafhankelijk zijn van alle spoorwegondernemingen overeenkomstig de in de artikelen 7 bis, 7 ter en 7 quater vastgestelde eisen.

Indien de infrastructuurbeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerde onderneming, kunnen de lidstaten besluiten de leden 2, 3 en 4 van dit artikel niet toe te passen. In dat geval waarborgen de betrokken lidstaten dat de infrastructuurbeheerder alle in artikel 3, punt 2, bedoelde functies uitoefent en dat zijn besluitvorming en organisatie volledig onafhankelijk zijn van alle spoorwegondernemingen overeenkomstig de in de artikelen 7 bis, 7 ter en 7 quater vastgestelde eisen.

Motivering

De lidstaten moeten ook in de toekomst de mogelijkheid hebben om een keuze te maken tussen scheiding van de infrastructuurbeheerder van spoorwegondernemingen of een geïntegreerde structuur.

Amendement  58

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EG

Artikelen 7 bis, 7 ter, 7 quater

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Artikel 7 bis

Artikel 7 bis

Reële onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder binnen een verticaal geïntegreerde onderneming:

Reële onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder binnen een verticaal geïntegreerde onderneming:

1. De lidstaten waarborgen dat de infrastructuurbeheerder als instantie juridisch is gescheiden van elke spoorwegonderneming of holding die zeggenschap uitoefent over dergelijke ondernemingen en van alle andere juridische entiteiten van verticaal geïntegreerde ondernemingen.

1. De lidstaten waarborgen dat de infrastructuurbeheerder als instantie juridisch is gescheiden van elke spoorwegonderneming of holding die zeggenschap uitoefent over dergelijke ondernemingen en van alle andere juridische entiteiten van verticaal geïntegreerde ondernemingen.

2. Juridische entiteiten van verticaal geïntegreerde ondernemingen die actief zijn op de spoorvervoersmarkt mogen direct, noch indirect aandelen bezitten in de infrastructuurbeheerder. De infrastructuurbeheerder mag niet direct, noch indirect aandelen bezitten in juridische entiteiten die deel uitmaken van een verticaal geïntegreerde onderneming die activiteiten uitoefent op de spoorvervoersmarkt.

2. Juridische entiteiten van verticaal geïntegreerde ondernemingen die actief zijn op de spoorvervoersmarkt mogen direct noch indirect, noch via dochterondernemingen, aandelen bezitten in de infrastructuurbeheerder. De infrastructuurbeheerder mag direct noch indirect, noch via dochterondernemingen, aandelen bezitten in juridische entiteiten die deel uitmaken van een verticaal geïntegreerde onderneming die activiteiten uitoefent op de spoorvervoersmarkt.

3. De inkomsten van de infrastructuurbeheerder mogen niet worden gebruikt om andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming te financieren en moeten uitsluitend worden aangewend om de activiteiten van de infrastructuurbeheerder zelf te financieren en dividenden te betalen aan de uiteindelijke eigenaar van de verticaal geïntegreerde onderneming. De infrastructuurbeheerder mag geen leningen verstrekken aan andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming en andere juridische entiteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming mogen evenmin leningen verstrekken aan de infrastructuurbeheerder. Andere juridische entiteiten leveren aan de infrastructuurbeheerder uitsluitend diensten tegen marktprijs en op basis van contracten. De schulden van de infrastructuurbeheerder worden duidelijk gescheiden van de schulden van andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming en die schulden worden afzonderlijk beheerd. Bij het beheer van de rekeningen van de infrastructuurbeheerder en de andere juridische entiteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming wordt de naleving van deze bepalingen gewaarborgd en wordt het mogelijk gemaakt de geldstromen van de infrastructuurbeheerder en de andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming van elkaar te scheiden.

3. De inkomsten van de infrastructuurbeheerder mogen niet worden gebruikt om andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming te financieren en moeten uitsluitend worden aangewend om de activiteiten van de infrastructuurbeheerder zelf te financieren en dividenden te betalen aan de uiteindelijke eigenaar van de verticaal geïntegreerde onderneming. De infrastructuurbeheerder mag alleen leningen verstrekken aan zijn eigen dochterondernemingen die infrastructuur beheren. Binnen de verticaal geïntegreerde onderneming mogen leningen aan de infrastructuurbeheerder alleen door de holding worden verstrekt en daarvoor moet vooraf door de in artikel 55 bedoelde toezichthoudende instantie toestemming worden verleend. De holding toont de toezichthoudende instantie aan dat de lening tegen marktvoorwaarden wordt verleend en dat zij voldoet aan artikel 6. De toezichthoudende instantie controleert de jaarlijkse uitbetaling en terugbetaling van de lening overeenkomstig artikel 56, lid 12. Andere juridische entiteiten leveren aan de infrastructuurbeheerder uitsluitend diensten tegen marktprijs en op basis van contracten. De schulden van de infrastructuurbeheerder worden duidelijk gescheiden van de schulden van andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming en die schulden worden afzonderlijk beheerd. Bij het beheer van de rekeningen van de infrastructuurbeheerder en de andere juridische entiteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming wordt de naleving van deze bepalingen gewaarborgd en wordt het mogelijk gemaakt de geldstromen van de infrastructuurbeheerder en de andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming van elkaar te scheiden.

4. Onverminderd artikel 8, lid 4, zoekt de infrastructuurbeheerder zelfstandig middelen op de kapitaalmarkt en niet via de andere juridische entiteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming. Andere juridische entiteiten van de verticaal geïntegreerde ondernemingen worden niet via de infrastructuurbeheerder gefinancierd.

4. Onverminderd artikel 8, lid 4, mag de infrastructuurbeheerder uitsluitend zelfstandig middelen op de kapitaalmarkt zoeken. Andere juridische entiteiten van de verticaal geïntegreerde ondernemingen worden niet via de infrastructuurbeheerder gefinancierd.

5. De infrastructuurbeheerder houdt gedetailleerde gegevens bij over alle commerciële en financiële transacties met de andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming en deelt die gegevens overeenkomstig artikel 56, lid 12, op verzoek mee aan de toezichthoudende instantie.

5. De infrastructuurbeheerder houdt gedetailleerde gegevens bij over alle commerciële en financiële transacties met de andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming en deelt die gegevens overeenkomstig artikel 56, lid 12, op verzoek mee aan de toezichthoudende instantie.

Artikel 7 ter

Artikel 7 ter

Reële onafhankelijkheid van het personeel en het management van de infrastructuurbeheerder binnen een verticaal geïntegreerde onderneming:

Reële onafhankelijkheid van het personeel en het management van de infrastructuurbeheerder binnen een verticaal geïntegreerde onderneming:

1. Onverminderd de besluiten van de toezichthoudende instantie op grond van artikel 56, moet de infrastructuurbeheerder alle in artikel 3, lid 2, bedoelde functies volledig onafhankelijk van de andere juridische entiteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming kunnen uitoefenen. De algemene managementstructuur en de ondernemingsstatuten van de infrastructuurbeheerder waarborgen dat geen enkele andere juridische entiteit binnen de verticaal geïntegreerde onderneming op directe, noch indirecte wijze het beleid van de infrastructuurbeheerder met betrekking tot deze functies bepaalt.

1. Onverminderd de besluiten van de toezichthoudende instantie op grond van artikel 56, moet de infrastructuurbeheerder alle in artikel 3, lid 2, bedoelde functies volledig onafhankelijk van de andere juridische entiteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming kunnen uitoefenen. De algemene managementstructuur en de ondernemingsstatuten van de infrastructuurbeheerder waarborgen dat geen enkele andere juridische entiteit binnen de verticaal geïntegreerde onderneming op directe, noch indirecte wijze het beleid van de infrastructuurbeheerder met betrekking tot deze functies bepaalt. De leden van de raden van toezicht en bestuur van de infrastructuurbeheerder en de managers die rechtstreeks aan hen rapporteren, handelen volgens deze beginselen.

2. De leden van de raad van bestuur en de leidinggevende personeelsleden van de infrastructuurbeheerder mogen geen deel uitmaken van de raden van toezicht of bestuur van of een leidinggevende functie uitoefenen bij andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming.

 

De leden van de raden van toezicht of bestuur en de leidinggevende personeelsleden van de andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming mogen geen deel uitmaken van de raad van bestuur van of een leidinggevende functie uitoefenen bij de infrastructuurbeheerder.

 

3. De raad van toezicht van de infrastructuurbeheerder is samengesteld uit vertegenwoordigers van de uiteindelijke eigenaars van de verticaal geïntegreerde onderneming.

3. De raad van toezicht van de infrastructuurbeheerder is samengesteld uit vertegenwoordigers van de uiteindelijke eigenaars van de verticaal geïntegreerde onderneming.

De raad van toezicht kan het in artikel 7 quinquies bedoelde coördinatiecomité om advies vragen over de aspecten waarvoor hij bevoegd is.

De raad van toezicht kan het in artikel 7 quinquies bedoelde coördinatiecomité om advies vragen over de aspecten waarvoor hij bevoegd is.

Besluiten met betrekking tot de aanstelling en vernieuwing, arbeidsomstandigheden, met inbegrip van de bezoldiging, en de beëindiging van het mandaat van de leden van de raad van bestuur van de infrastructuurbeheerder worden genomen door de raad van toezicht. De identiteit en de voorwaarden inzake het mandaat, de duur en de beëindiging van het mandaat van de personen die door de raad van toezicht worden belast met de aanstelling of verlenging van het mandaat van de leden van de raad van bestuur van de infrastructuurbeheerder en de motivering van elk voorstel van besluit om een dergelijke mandaat te beëindigen, moeten aan de in artikel 55 bedoelde toezichthoudende instantie worden meegedeeld. Die voorwaarden en de in dit lid bedoelde besluiten zijn slechts bindend nadat de toezichthoudende instantie ze uitdrukkelijk heeft goedgekeurd. De regelgevende instantie kan bezwaar maken tegen dergelijke besluiten wanneer er twijfels bestaan over de professionele onafhankelijkheid van een aangesteld lid van de raad van bestuur of bij een vroegtijdige beëindiging van het mandaat van een lid van de raad van bestuur van de infrastructuurbeheerder.

Besluiten met betrekking tot de aanstelling en vernieuwing, arbeidsomstandigheden, met inbegrip van de bezoldiging, en de beëindiging van het mandaat van de leden van de raad van bestuur van de infrastructuurbeheerder worden genomen door de raad van toezicht. De identiteit en de voorwaarden inzake het mandaat, de duur en de beëindiging van het mandaat van de personen die door de raad van toezicht worden belast met de aanstelling of verlenging van het mandaat van de leden van de raad van bestuur van de infrastructuurbeheerder en de motivering van elk voorstel van besluit om een dergelijke mandaat te beëindigen, moeten aan de in artikel 55 bedoelde toezichthoudende instantie worden meegedeeld. Die voorwaarden en de in dit lid bedoelde besluiten zijn slechts bindend nadat de toezichthoudende instantie ze uitdrukkelijk heeft goedgekeurd. De regelgevende instantie kan bezwaar maken tegen dergelijke besluiten wanneer er twijfels bestaan over de professionele onafhankelijkheid van een aangesteld lid van de raad van bestuur of bij een vroegtijdige beëindiging van het mandaat van een lid van de raad van bestuur van de infrastructuurbeheerder.

De leden van de raad van bestuur die bezwaar wensen te maken tegen de vroegtijdige beëindiging van hun mandaat krijgen de mogelijkheid beroep aan te tekenen bij de toezichthoudende instantie.

De leden van de raad van bestuur die bezwaar wensen te maken tegen de vroegtijdige beëindiging van hun mandaat krijgen de mogelijkheid beroep aan te tekenen bij de toezichthoudende instantie.

4. Binnen een periode van drie jaar na hun vertrek bij de infrastructuurbeheerder mogen leden van de raad van toezicht of de raad van bestuur van de infrastructuurbeheerder of personen die bij de infrastructuurbeheerder een leidinggevende functie uitoefenen, geen leidinggevende functie uitoefenen bij andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming. Binnen een periode van drie jaar na hun vertrek bij andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming, mogen leden van de raad van toezicht, raad van bestuur of leidinggevenden van dergelijke entiteiten geen leidinggevende functie uitoefenen bij de infrastructuurbeheerder.

 

5. De infrastructuurbeheerder heeft eigen personeel en is in andere gebouwen gevestigd dan de andere juridische entiteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming. De toegang tot de informaticasystemen wordt beveiligd om de onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder te waarborgen. In de interne reglementen of personeelscontracten moet duidelijk worden bepaald dat de contacten met andere juridische entiteiten binnen verticaal geïntegreerde ondernemingen worden beperkt tot de officiële communicatie in verband met de uitoefening van de functies van de infrastructuurbeheerder die hij ook vervult voor spoorwegondernemingen die niet tot de verticaal geïntegreerde onderneming behoren. Andere overdrachten van personeel dan de onder c) bedoelde overdrachten tussen de infrastructuurbeheerder en andere juridische entiteiten binnen een verticaal geïntegreerde onderneming zijn slechts toegestaan wanneer kan worden gewaarborgd dat geen gevoelige informatie tussen die entiteiten wordt doorgegeven.

5. De infrastructuurbeheerder heeft eigen personeel. Gevoelige informatie waarover de infrastructuurbeheerder beschikt, wordt naar behoren beschermd en wordt niet aan andere entiteiten doorgegeven.

 

De infrastructuurbeheerder mag zijn personeel in gebouwen die door de andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming worden gebruikt, sociale diensten aanbieden, zoals diensten die in scholen, crèches, sportcentra en restaurants worden geleverd. De infrastructuurbeheerder mag met andere entiteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming samenwerken wat de ontwikkeling van hun informatiesystemen betreft.

 

Met het oog op de onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder worden de regelingen voor de tenuitvoerlegging van dit lid door de toezichthoudende instantie goedgekeurd of op verzoek van de toezichthoudende instantie gewijzigd. De toezichthoudende instantie kan de geïntegreerde onderneming gelasten haar alle nodige informatie te verschaffen.

6. De infrastructuurbeheerder beschikt over de nodige organisatorische capaciteit om maatregelen te treffen om al zijn functies onafhankelijk van de andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming uit te voeren en mag deze functies of daaraan gekoppelde activiteiten niet aan deze juridische entiteiten delegeren.

6. De infrastructuurbeheerder beschikt over de nodige organisatorische capaciteit om maatregelen te treffen om al zijn functies op onafhankelijke wijze uit te voeren.

 

Mits er geen belangenconflict, marktverstoring of discriminatie ontstaat en de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie wordt gewaarborgd, mag de infrastructuurbeheerder specifieke werkzaamheden voor de ontwikkeling, de vernieuwing of het onderhoud van het net, waarover hij de beslissingsbevoegdheid blijft bezitten, laten uitvoeren door spoorwegondernemingen of andere instanties die onder toezicht van de infrastructuurbeheerder handelen.

7. Leden van de raden van toezicht of bestuur van de infrastructuurbeheerder en personen die bij de infrastructuurbeheerder een leidinggevende functie uitoefenen, mogen geen belangen hebben in of directe of indirecte financiële voordelen ontvangen van andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming. Prestatiegebonden elementen van hun salaris mogen uitsluitend worden bepaald door de resultaten van de infrastructuurbeheerder en niet worden gekoppeld aan de bedrijfsresultaten van andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming of een andere entiteit waarover zij zeggenschap uitoefent.

 

 

7 bis. De lidstaten verzoeken de toezichthoudende instantie richtsnoeren te verstrekken betreffende de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om de effectieve onafhankelijkheid van het personeel en het management van de infrastructuurbeheerder binnen een verticaal geïntegreerde onderneming te bevorderen en ervoor te zorgen dat belangenconflicten of verspreiding van gevoelige informatie worden voorkomen. Deze richtsnoeren zijn bindend voor de verticaal geïntegreerde onderneming.

Artikel 7 quater

Artikel 7 quater

Procedure om de naleving te controleren

Procedure om de naleving te controleren

1. Op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief besluit de Commissie of infrastructuurbeheerders die deel uitmaken van een verticaal geïntegreerde onderneming voldoen aan de eisen van de artikelen 7 bis en 7 ter en of de naleving van die eisen toereikend is om te waarborgen dat alle spoorwegondernemingen gelijke concurrentievoorwaarden genieten en er geen sprake is van concurrentieverstoringen.

1. Op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief besluit de Commissie of infrastructuurbeheerders die deel uitmaken van een verticaal geïntegreerde onderneming voldoen aan de eisen van de artikelen 7 bis en 7 ter en of de naleving van die eisen toereikend is om te waarborgen dat alle spoorwegondernemingen gelijke concurrentievoorwaarden genieten en er geen sprake is van concurrentieverstoringen.

2. De Commissie heeft het recht de lidstaat waar de verticaal geïntegreerde onderneming is gevestigd te verzoeken haar binnen een redelijke termijn alle noodzakelijke informatie mee te delen. Zij raadpleegt de betrokken toezichthoudende instantie of instanties en, zo nodig, het in artikel 57 bedoelde netwerk van toezichthoudende instanties.

2. De Commissie heeft het recht de lidstaat waar de verticaal geïntegreerde onderneming is gevestigd te verzoeken haar binnen een redelijke termijn alle noodzakelijke informatie mee te delen. Zij raadpleegt de betrokken toezichthoudende instantie of instanties en, zo nodig, het in artikel 57 bedoelde netwerk van toezichthoudende instanties.

3. De lidstaten kunnen beperkingen opleggen aan het recht op vrije toegang als bedoeld in artikel 10 van spoorwegondernemingen die deel uitmaken van een verticaal geïntegreerde onderneming wanneer de Commissie de lidstaten meedeelt dat geen verzoek is ingediend overeenkomstig lid 1, in afwachting van de behandeling van dat verzoek door de Commissie of indien de Commissie overeenkomstig de in artikel 62, lid 2, bedoelde procedure besluit dat:

3. De lidstaten kunnen beperkingen opleggen aan het recht op vrije toegang als bedoeld in artikel 10 van spoorwegondernemingen die deel uitmaken van een verticaal geïntegreerde onderneming wanneer de Commissie:

a) geen bevredigend antwoord is gegeven op de verzoeken om informatie die de Commissie overeenkomstig lid 2 heeft geformuleerd; of

a) de lidstaten meedeelt dat er geen bevredigend antwoord is gegeven op de verzoeken om informatie die de Commissie overeenkomstig lid 2 heeft geformuleerd; of

b) de betrokken infrastructuurbeheerder niet voldoet aan de eisen van de artikelen 7 bis en 7 ter; of

b) volgens de procedure van artikel 60 besluit dat de betrokken infrastructuurbeheerder niet voldoet aan de vereisten van de artikelen 7 bis en 7 ter; of

c) de toepassing van de eisen van de artikelen 7 bis en 7 ter niet volstaat om te waarborgen dat alle spoorwegondernemingen gelijke concurrentievoorwaarden genieten en er in de lidstaat waar de betrokken infrastructuurbeheerder is gevestigd geen sprake is van concurrentieverstoringen.

c) volgens de procedure van artikel 60 besluit de toepassing van de eisen van de artikelen 7 bis en 7 ter niet volstaat om te waarborgen dat alle spoorwegondernemingen gelijke concurrentievoorwaarden genieten en er in de lidstaat waar de betrokken infrastructuurbeheerder is gevestigd geen sprake is van concurrentieverstoringen.

De Commissie neemt binnen een redelijke termijn een beslissing over dat verzoek.

De Commissie neemt binnen een redelijke termijn een beslissing en leidt tegelijk een formele inbreukprocedure tegen de betrokken lidstaat in overeenkomstig artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

4. De betrokken lidstaat kan de Commissie verzoeken haar in lid 3 bedoelde besluit in te trekken overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 62, lid 2, indien hij tot tevredenheid van de Commissie aantoont dat de reden die aan de basis lag van dat besluit niet langer bestaat. De Commissie neemt binnen een redelijke termijn een beslissing over dat verzoek.

4. De betrokken lidstaat kan de Commissie verzoeken haar in lid 3 bedoelde besluit in te trekken overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 62, lid 2, indien hij tot tevredenheid van de Commissie aantoont dat de reden die aan de basis lag van dat besluit niet langer bestaat. De Commissie neemt binnen een redelijke termijn een beslissing over dat verzoek.

5. Onverminderd de leden 1 tot en met 4 wordt op de permanente naleving van de eisen van de artikelen 7 bis en 7 ter toegezien door de in artikel 55 bedoelde toezichthoudende instantie. Elke aanvrager kan beroep aantekenen bij de toezichthoudende instantie indien hij van oordeel is dat niet aan deze eisen is voldaan. Na een dergelijk beroep bepaalt de toezichthoudende instantie binnen de in artikel 56, lid 9, vastgestelde termijnen welke maatregelen eventueel moeten worden genomen om het probleem op te lossen.

5. Onverminderd de leden 1 tot en met 4 wordt op de permanente naleving van de eisen van de artikelen 7 bis en 7 ter toegezien door de in artikel 55 bedoelde toezichthoudende instantie. Elke aanvrager kan beroep aantekenen bij de toezichthoudende instantie indien hij van oordeel is dat niet aan deze eisen is voldaan. Na een dergelijk beroep bepaalt de toezichthoudende instantie binnen de in artikel 56, lid 9, vastgestelde termijnen welke maatregelen eventueel moeten worden genomen om het probleem op te lossen.

Amendement  59

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 quinquies – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten zien erop toe dat infrastructuurbeheerders voor elk netwerk een coördinatiecomité oprichten en organiseren. De volgende partijen kunnen lid worden van dit comité: de infrastructuurbeheerder, bekende aanvragers als bedoeld in artikel 8, lid 3, en, op hun verzoek, potentiële aanvragers, de representatieve organisaties van spoorwegondernemingen, vertegenwoordigers van de gebruikers van goederen- en passagiersvervoerdiensten en, indien van toepassing, regionale en lokale autoriteiten. Vertegenwoordigers van de lidstaat en de toezichthoudende instantie worden als waarnemers uitgenodigd op de vergaderingen van het coördinatiecomité.

1. De lidstaten zien erop toe dat infrastructuurbeheerders voor elk netwerk een coördinatiecomité oprichten en organiseren. De volgende partijen kunnen lid worden van dit comité: de infrastructuurbeheerder, bekende aanvragers als bedoeld in artikel 8, lid 3, en, op hun verzoek, potentiële aanvragers, de representatieve organisaties van spoorwegondernemingen, vertegenwoordigers van de gebruikers van goederen- en passagiersvervoerdiensten en, indien van toepassing, regionale en lokale autoriteiten, met inbegrip van de bevoegde autoriteiten. Vertegenwoordigers van de lidstaat en de toezichthoudende instantie worden als waarnemers uitgenodigd op de vergaderingen van het coördinatiecomité.

Amendement  60

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 quinquies – lid 2 – letter e

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

e) de procedure voor de toewijzing van infrastructuurcapaciteit, met inbegrip van prioriteitsregels voor de toewijzing van capaciteit aan de verschillende categorieën infrastructuurgebruikers;

e) de procedure voor de toewijzing van infrastructuurcapaciteit, met inbegrip van prioriteitsregels voor de toewijzing van capaciteit aan de verschillende categorieën infrastructuurgebruikers; de beginselen voor de coördinatie in geval van strijdige verzoeken tot exploitatie van een spoorwegdienst vallen onder artikel 46, lid 4;

Motivering

Het coördinatiecomité dient zich te buigen over de prioriteitsregels voor capaciteitstoewijzing, met inbegrip van strijdige verzoeken, reden waarom verwezen wordt naar artikel 46, lid 4. Het is de infrastructuurbeheerder verboden om in geval van strijdige verzoeken om spoortoegang grotere klanten voor te trekken ten opzichte van kleinere.

Amendement  61

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 quinquies – lid 2 – letter g bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

g bis) kwesties die gebruikers van goederen- en passagiersvervoerdiensten betreffen, waaronder de kwaliteit van de dienstverlening, de infrastructuurheffingen en de hoogte en de transparantie van de prijzen van de spoorvervoersdiensten.

Motivering

Door de gebruikers van goederen- en passagiersvervoerdiensten te raadplegen, zou het coördinatiecomité belangrijke informatie kunnen verkrijgen voor de uitoefening van zijn taken als adviesorgaan van de infrastructuurbeheerder en de lidstaat.

Amendement  62

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 quinquies – lid 2 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om zijn taken te kunnen uitvoeren, krijgt het coördinatiecomité de bevoegdheid de infrastructuurbeheerder om relevante informatie te verzoeken over de punten a) tot en met g).

Om zijn taken te kunnen uitvoeren, krijgt het coördinatiecomité, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van commerciële gegevens, de bevoegdheid de infrastructuurbeheerder om relevante informatie te verzoeken over de punten a) tot en met g).

Motivering

De oprichting van het coördinatiecomité moet in een kader worden gepast. Deze mag niet leiden tot een aantasting van de beoordeling- en besluitvormingsbevoegdheid van de lidstaten op het gebied van spoorweginfrastructuur of tot een schending van het bedrijfsgeheim, ongeacht of het om de infrastructuurbeheerder of de spoorwegondernemingen gaat.

Amendement  63

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 quinquies – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Het coördinatiecomité stelt een huishoudelijk reglement vast betreffende met name de frequentie van zijn vergaderingen, die minstens elk kwartaal plaatsvinden, en de deelname aan die vergaderingen. Elk jaar wordt een verslag over de besprekingen binnen het coördinatiecomité, met opgave van de verschillende in het comité ingenomen standpunten, ingediend bij de infrastructuurbeheerder, de lidstaat, de betrokken toezichthoudende instantie en de Commissie.

3. Het coördinatiecomité stelt een huishoudelijk reglement vast betreffende met name de frequentie van zijn vergaderingen, die minstens elk kwartaal plaatsvinden, en de deelname aan die vergaderingen. In het huishoudelijk reglement wordt onder meer vastgesteld dat regelmatig, en ten minste eenmaal per jaar, overleg wordt gepleegd met de gebruikers van goederen- en passagiersvervoerdiensten per spoor en met de vertegenwoordigers van de werknemers in de spoorwegsector. Elk jaar wordt een verslag over de besprekingen binnen het coördinatiecomité, met opgave van de verschillende in het comité ingenomen standpunten, ingediend bij de infrastructuurbeheerder, de lidstaat, de betrokken toezichthoudende instantie, de gebruikers van goederen- en passagiersvervoerdiensten per spoor, de vertegenwoordigers van de betrokken werknemers in de spoorwegsector en de Commissie.

Amendement  64

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 sexies – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten zien erop toe dat infrastructuurbeheerders deelnemen aan en samenwerken binnen een netwerk om de spoorinfrastructuur van de Unie te ontwikkelen, met name om de tijdige en efficiënte realisatie van het trans-Europees vervoersnetwerk te verzekeren, met inbegrip van de kernnetwerkcorridors, de bij Verordening (EU) nr. 913/201011 vastgestelde goederencorridors en het bij Besluit 2012/88/ EU12 vastgestelde plan voor de invoering van het Europees systeem voor het beheer van het spoorverkeer (ERTMS).

1. De lidstaten zien erop toe dat infrastructuurbeheerders deelnemen aan en samenwerken binnen een netwerk om de spoorinfrastructuur van de Unie te ontwikkelen, en met name om:

 

i) de tijdige en efficiënte realisatie van het trans-Europees vervoersnetwerk te verzekeren, met inbegrip van de kernnetwerkcorridors, de bij Verordening (EU) nr. 913/201011 vastgestelde goederencorridors en het bij Besluit 2012/88/ EU12 vastgestelde plan voor de invoering van het Europees systeem voor het beheer van het spoorverkeer (ERTMS), en

 

ii) efficiënte en doelmatige grensoverschrijdende passagiersdiensten in de Unie te bevorderen, onder andere door grensoverschrijdende samenwerking om knelpunten te verhelpen.

 

1 bis. In het kader van het netwerk worden tevens gemeenschappelijke kaderbeginselen inzake heffingen ontwikkeld voor gevallen waarin een grensoverschrijdende passagiersdienst op meer dan één net wordt verricht als bedoeld in artikel 37, en inzake de toewijzing van infrastructuurcapaciteit als bedoeld in artikel 40. Het netwerk van toezichthoudende instanties als bedoeld in artikel 57 brengt advies uit over die gemeenschappelijke beginselen.

_________________

_________________

11 PB L 276 van 20.10.2010, blz. 22.

11 PB L 276 van 20.10.2010, blz. 22.

12 PB L 51 van 23.2.2012, blz. 51.

12 PB L 51 van 23.2.2012, blz. 51.

Motivering

Er is coördinatie tussen infrastructuurbeheerders nodig om grensoverschrijdend reizen te vergemakkelijken.

Amendement  65

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 sexies – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Het netwerk neemt deel aan het markttoezicht als bedoeld in artikel 15 en benchmarkt de efficiency van de infrastructuurbeheerders aan hand van gemeenschappelijke indicatoren en kwaliteitscriteria, zoals de betrouwbaarheid, capaciteit, beschikbaarheid, stiptheid en veiligheid van hun netwerken, kwaliteit en benutting van de activa, onderhoud, vernieuwing, verbetering, investeringen en financiële efficiency.

2. Het netwerk neemt deel aan het markttoezicht als bedoeld in artikel 15 en benchmarkt de efficiency en de doeltreffendheid van de infrastructuurbeheerders aan hand van gemeenschappelijke indicatoren en kwaliteitscriteria, zoals de betrouwbaarheid, capaciteit, beschikbaarheid, stiptheid en veiligheid van hun netwerken, kwaliteit en benutting van de activa, onderhoud, vernieuwing, verbetering, investeringen, financiële efficiency en transparantie van het heffingskader en de heffingsregels.

Amendement  66

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 sexies – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De Commissie kan maatregelen nemen om de gemeenschappelijke beginselen en praktijken van het netwerk te bepalen, met name om de coherentie van de benchmarking te verzekeren en de procedures te bepalen voor de samenwerking binnen het netwerk. Deze maatregelen worden vastgesteld door middel van een uitvoeringshandeling overeenkomstig de procedure van artikel 62, lid 3.

3. De Commissie treft, rekening houdend met het standpunt van het netwerk, maatregelen tot vaststelling van de gemeenschappelijke beginselen en praktijken van het netwerk, met name om de coherentie van de benchmarking te verzekeren en de procedures te bepalen voor de samenwerking binnen het netwerk. Deze maatregelen worden vastgesteld door middel van een gedelegeerde handeling overeenkomstig de procedure van artikel 60.

Amendement  67

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter a bis (nieuw)

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 10 – lid 2 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

a bis) het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

 

"2 bis. Een lidstaat is niet verplicht het recht op toegang tot infrastructuur met het oog op de exploitatie van diensten te verlenen aan een spoorwegonderneming als de zeggenschap over die onderneming direct of indirect berust bij een persoon of personen uit een derde land of derde landen waar ondernemingen uit de Unie niet dezelfde rechten op toegang tot infrastructuur en dienstenvoorzieningen genieten tegen voorwaarden die overeenkomen met die van deze richtlijn. Met het oog op de toepassing van dit lid berust de zeggenschap op rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of gezamenlijk, met inachtneming van alle feitelijke en juridische omstandigheden, het mogelijk maken een beslissende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, en met name:

 

a) eigendoms- of gebruiksrechten op alle vermogensbestanddelen van de betrokken onderneming of delen daarvan;

 

b) rechten of overeenkomsten waardoor een beslissende invloed kan worden uitgeoefend op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de organen van een onderneming.";

Motivering

Er moet aandacht worden besteed aan de kwestie van de toegang tot de passagiers- en goederenvervoermarkt voor ondernemingen waarover de zeggenschap bij derde landen berust. Het is noodzakelijk en redelijk om op basis van wederkerigheid voor evenwichtige voorwaarden te zorgen. Bij ontstentenis van dergelijke voorwaarden kunnen de afzonderlijke lidstaten niet worden gedwongen hun markt op te stellen voor ondernemingen die in een derde land zijn gevestigd of voor ondernemingen waarover de zeggenschap direct of indirect bij personen uit derde landen berust. De definitie is overgenomen uit Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen.

Amendement  68

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6 – letter a

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 11 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten kunnen het in artikel 10, lid 2, bedoelde toegangsrecht beperken tot passagiersvervoer tussen een vertrekpunt en een bepaalde bestemming wanneer voor dezelfde route of een alternatieve route één of meer openbaredienstcontracten zijn gesloten en de uitoefening van het toegangsrecht het economisch evenwicht van de betrokken openbaredienstcontract(en) in gevaar zou brengen.

1. De lidstaten kunnen het in artikel 10, lid 2, bedoelde toegangsrecht beperken tot passagiersvervoer tussen een vertrekpunt en een bepaalde bestemming wanneer voor dezelfde route of een alternatieve route één of meer openbaredienstcontracten zijn gesloten en de uitoefening van het toegangsrecht het economisch evenwicht van de betrokken openbaredienstcontract(en) in gevaar zou brengen. Het toegangsrecht van hogesnelheidspassagiersvervoer mag niet worden beperkt overeenkomstig artikel 10, lid 2.

 

De bevoegde instanties en de infrastructuurbeheerders stellen alle belanghebbende partijen vooraf in kennis van capaciteitsverzoeken overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad* die strijdig zouden kunnen zijn met de toegangsrechten overeenkomstig artikel 10 van deze richtlijn.

 

Alle passagiersdiensten die niet in het kader van een openbaredienstcontract worden verricht, worden aangeduid als vrij toegankelijke diensten.

 

Indien een bevoegde instantie een nieuw openbaredienstcontract sluit of de omvang van een bestaand openbaredienstcontract uitbreidt, zodat meer infrastructuurcapaciteit benodigd is, mogen de toegangsrechten van de ondernemingen die bestaande vrij toegankelijke diensten verrichten en waarvoor die beslissing mogelijk gevolgen heeft, niet worden beperkt.

 

___________________

 

* Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1).

Amendement  69

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6 – letter b

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 11 – lid 2 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om te bepalen of het economisch evenwicht van een openbaredienstcontract in het gedrang komt, wordt door de toezichthoudende instantie(s) als bedoeld in artikel 55 een objectieve economische analyse gemaakt en een besluit genomen op basis van vooraf bepaalde criteria. Zij formuleren hun oordeel na de indiening van een verzoek door één van de volgende partijen binnen een maand na de bekendmaking van een geplande passagiersvervoersdienst als bedoeld in artikel 38, lid 4:

Om te bepalen of het economisch evenwicht van een openbaredienstcontract in het gedrang komt, wordt door de toezichthoudende instantie(s) als bedoeld in artikel 55 een objectieve economische analyse gemaakt en een besluit genomen op basis van vooraf bepaalde criteria.

 

Deze criteria omvatten onder meer het effect van de uitoefening van het toegangsrecht op de rendabiliteit van diensten die onder het openbaredienstcontract vallen, met inbegrip van de resulterende effecten op de nettokosten voor de bevoegde instantie die het contract gegund heeft, alsmede op de vervoersvraag, de tarieven, de tariefvoorwaarden, de plaats en het aantal stops en de dienstregeling en frequentie van de voorgestelde nieuwe dienst, zoals vastgesteld door de in artikel 5 bedoelde toezichthoudende instantie overeenkomstig de in lid 4 van dit artikel bedoelde maatregelen. Bij de analyse wordt beoordeeld of een nieuwe vrij toegankelijke dienst de economische haalbaarheid van de diensten krachtens het openbaredienstcontract in het gedrang zou brengen.

 

Het economisch evenwicht van het openbaredienstcontract wordt geacht niet in het geding te zijn indien de toezichthoudende instantie voorziet dat de toekomstige nieuwe dienst de spoorwegsector eerder nieuwe inkomsten zal opleveren dan deze elders binnen de sector weg te halen, alsook dat de eventuele inkomstenderving voor de dienstverlening krachtens de openbaredienstcontract(en) niet aanzienlijk zal zijn. De lidstaten zijn bevoegd om, overeenkomstig deze analyse en het besluit van de betreffende toezichthoudende instantie, het toegangsrecht voor de beoogde passagiersvervoersdienst goed te keuren, te wijzigen of te weigeren.

 

2 bis. Indien een openbaredienstcontract middels een openbare aanbesteding overeenkomstig het EU-recht wordt gegund, kunnen de lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1370/2007 het in artikel 10, lid 2, van deze richtlijn bedoelde toegangsrecht tussen een plaats van vertrek en aankomst die onder dat openbaredienstcontract vallen, voor de duur van dat openbaredienstcontract beperken. De informatie dat het recht op toegang beperkt is, wordt bekendgemaakt bij afkondiging van de openbare aanbesteding van dat contract. Het toegangrecht van een extra nieuwe dienst in de zin van artikel 10, lid 2, die volgens de toezichthoudende instantie eerder nieuwe inkomsten zal opleveren dan deze elders binnen de sector weg te halen, mag niet worden beperkt.

 

De in dit lid bedoelde beperkingen houden geen beperking in van het recht om in het even welk station op het internationale traject passagiers te laten instappen en hen in een ander station te laten uitstappen, ook indien die stations in dezelfde lidstaat liggen.

 

2 ter. De toezichthoudende instantie(s) die de in de leden 2 en 2 bis bedoelde analyses verricht(en), formuleert (formuleren) haar (hun) oordeel na de indiening van een verzoek door één van de volgende partijen binnen een maand na de ontvangst van de bekendmaking van een geplande passagiersvervoersdienst als bedoeld in artikel 38, lid 4:

a) de bevoegde instantie of instanties die het openbaredienstcontract heeft of hebben gegund,

a) de bevoegde instantie of instanties die het openbaredienstcontract heeft of hebben gegund,

b) iedere andere belanghebbende bevoegde instantie die het recht heeft de toegang uit hoofde van dit artikel te beperken,

b) iedere andere belanghebbende bevoegde instantie die het recht heeft de toegang uit hoofde van dit artikel te beperken,

c) de infrastructuurbeheerder;

c) de infrastructuurbeheerder;

d) de spoorwegonderneming die het openbaredienstcontract uitvoert;

d) de spoorwegonderneming die het openbaredienstcontract uitvoert; of

 

d bis) de spoorwegonderneming die capaciteit heeft aangevraagd overeenkomstig artikel 38, lid 4.

Motivering

De onderliggende criteria van economisch evenwicht dienen nader te worden uiteengezet. Deze tekst is geïnspireerd op overweging 21 van Richtlijn 2012/34/EU en de interpretatierichtsnoeren van de Commissie van 2010.

Amendement  70

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6 – letter c

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 11 – leden 3 en 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

c) lid 3 wordt vervangen door:

c) de leden 3 en 4 worden vervangen door:

3. De toezichthoudende instantie motiveert haar besluit en vermeldt de voorwaarden waaronder de volgende instanties binnen één maand na de kennisgeving daarvan om een herziening van dat besluit kunnen verzoeken:

3. De toezichthoudende instantie motiveert haar besluit en vermeldt de voorwaarden waaronder de volgende instanties binnen één maand na de kennisgeving daarvan om een herziening van dat besluit kunnen verzoeken:

a) de betrokken bevoegde instantie of instanties;

a) de betrokken bevoegde instantie of instanties;

b) de infrastructuurbeheerder;

b) de infrastructuurbeheerder;

c) de spoorwegonderneming die het openbaredienstcontract uitvoert; of

c) de spoorwegonderneming die het openbaredienstcontract uitvoert; of

d) de spoorwegonderneming die toegang wenst.

d) de spoorwegonderneming die toegang wenst.

Wanneer de toezichthoudende instantie besluit dat het economisch evenwicht van een openbaredienstcontract door de geplande passagiersvervoersdienst als bedoeld in artikel 38, lid 4, zou worden bedreigd, vermeldt zij mogelijke aanpassingen van de dienst waarmee wordt tegemoet gekomen aan de voorwaarden van artikel 10, lid 2, om vrije toegang te verlenen.

Indien de toezichthoudende instantie overeenkomstig lid 2 besluit dat het economisch evenwicht van een openbaredienstcontract door de geplande passagiersvervoersdienst als bedoeld in artikel 38, lid 4, zou worden bedreigd, vermeldt zij mogelijke aanpassingen van de dienst waarmee wordt tegemoet gekomen aan de voorwaarden van artikel 10, lid 2, om vrije toegang te verlenen.

4. De Commissie stelt, op basis van de ervaring van toezichthoudende instanties, bevoegde autoriteiten en spoorwegondernemingen en op basis van de werkzaamheden van het in artikel 57, lid 1, bedoelde netwerk, uiterlijk 16 december 2016 maatregelen vast, waarin de voor de toepassing van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel te volgen procedure en criteria nader worden bepaald. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 62, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

4. De Commissie stelt, op basis van de ervaring van toezichthoudende instanties, bevoegde autoriteiten en spoorwegondernemingen en op basis van de werkzaamheden van het in artikel 57, lid 1, bedoelde netwerk, uiterlijk 16 december 2016 maatregelen vast, waarin de voor de toepassing van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel te volgen procedure en criteria nader worden bepaald. Die gedelegeerde handelingen worden volgens de in artikel 60 bedoelde procedure vastgesteld.

Motivering

De onderliggende criteria van economisch evenwicht dienen nader te worden uiteengezet. Deze tekst is geïnspireerd op overweging 21 van Richtlijn 2012/34/EU en de interpretatierichtsnoeren van de Commissie van 2010.

Amendement  71

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 13 bis – titel

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Gemeenschappelijke informatie- en geïntegreerde ticketsystemen

Gemeenschappelijke informatie- en ticketsystemen

Motivering

Dit artikel heeft betrekking op de ontwikkeling van een ticketsysteem voor doorgaande treintickets en niet op een intermodaal ticketsysteem.

Amendement  72

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 13 bis – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Onverminderd Verordening (EG) nr. 1371/200713 en Richtlijn 2010/40/EU kunnen de lidstaten spoorwegondernemingen die binnenlandse passagiersdiensten exploiteren ertoe verplichten aan te sluiten bij een gemeenschappelijk systeem voor informatieverstrekking en geïntegreerde ticketting met het oog op het aanbieden van doorgaande tickets en boekingen of kunnen zij bevoegde instanties de opdracht geven een dergelijk systeem op te zetten. Indien een dergelijk systeem wordt opgezet, zien de lidstaten erop toe dat het geen marktverstoring of discriminatie tussen spoorwegondernemingen teweegbrengt en dat het wordt beheerd door een publieke of particuliere juridische entiteit of door een samenwerkingsverband van alle spoorwegondernemingen die passagiersdiensten exploiteren.

1. Alle dienstregelinggegevens worden geacht openbare gegevens te zijn en worden dienovereenkomstig beschikbaar gemaakt.

 

Onverminderd Verordening (EU) nr. 1371/2007 en Richtlijn 2010/40/EU verplichten de lidstaten alle spoorwegactoren, zoals spoorwegondernemingen, infrastructuurbeheerders en ticketverkopers, om uiterlijk vanaf 12 december 2019 een interoperabel doorgaande-ticket- en informatiesysteem gebruiken dat beantwoordt aan de doelstelling om alle passagiers toegang te geven tot alle gegevens die zij nodig hebben om binnen de Unie een reis te plannen en hun tickets te reserveren en te kopen.

 

De lidstaten verplichten spoorwegondernemingen om samen te werken aan de totstandbrenging tegen 12 december 2019 van een gemeenschappelijk reisinformatie- en ticketsysteem met het oog op het aanbieden van tickets, doorgaande tickets en boekingen voor alle openbaarvervoersdiensten per spoor die worden verricht uit hoofde van een openbaredienstcontract overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1370/2007, of geven de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid om een dergelijk systeem te ontwikkelen. Het systeem mag geen marktverstoring of discriminatie tussen spoorwegondernemingen teweegbrengen. Het wordt beheerd door een publieke of particuliere juridische entiteit of door een samenwerkingsverband van alle spoorwegondernemingen die passagiersdiensten exploiteren.

 

Spoorwegondernemingen die commerciële openbaarvervoersdiensten exploiteren, krijgen niet-discriminerende toegang tot het systeem met het oog op informatieverstrekking over en ticketverkoop voor openbaar vervoer per spoor als aanvulling op hun eigen diensten.

 

Elk systeem wordt op dergelijke wijze ontworpen dat het interoperabel is overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG en de technische basisspecificaties voor telematicatoepassingen. Het past die technische vereisten toe om met name te zorgen voor consequente heffingen en verrekening, de vertrouwelijkheid van commerciële informatie, de bescherming van persoonsgegevens en de naleving van de mededingingsregels. Systemen of toepassingen die passagiers extra diensten bieden, zijn interoperabel met die technische specificaties.

 

De lidstaten dragen er zorg voor dat de voornaamste technische basisspecificaties voor telematicatoepassingen vrij en zonder discriminatie toegankelijk zijn.

 

Bij commerciële overeenkomsten tussen deelnemers worden de mededingingsregels in acht genomen.

 

Deze kosten van een dergelijk systeem worden op billijke wijze verdeeld tussen de deelnemers, naar gelang van hun respectieve bijdragen.

 

De toezichthoudende instantie zorgt ervoor dat dergelijke doorgaande-ticketsystemen geen marktverstoring of discriminatie tussen spoorwegondernemingen teweegbrengen.

 

De lidstaten kunnen spoorwegondernemingen en andersoortige passagiersvervoerders tevens ertoe verplichten aan te sluiten bij een gemeenschappelijk, interoperabel systeem voor reisinformatieverstrekking en geïntegreerde ticketting met het oog op het aanbieden van doorgaande tickets en boekingen of kunnen de desbetreffende instanties de opdracht geven een dergelijk systeem op te zetten. Indien een dergelijk systeem wordt opgezet, zien de lidstaten erop toe dat het geen marktverstoring of discriminatie tussen spoorwegondernemingen en andere exploitanten van passagiersvervoer teweegbrengt en dat het wordt beheerd door een publieke of particuliere juridische entiteit of door een samenwerkingsverband van alle ondernemingen die passagiersdiensten exploiteren.

_________________

 

13 PB L 315 van 3.12.2007, blz. 14.

 

14 PB L 207 van 6.8.2010, blz. 1.

 

Motivering

Er dient onderscheid te worden gemaakt tussen ticketting voor doorgaande tickets en geïntegreerde ticketting. De spoorwegsector dient zo snel mogelijk een functionerend ticketsysteem voor doorgaande tickets op poten te zetten, waarna geïntegreerde tickettingoplossingen voor intermodale tickets pas stap twee zijn.

Amendement  73

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 13 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De lidstaten verplichten spoorwegondernemingen die passagiersdiensten exploiteren om noodplannen op te stellen en te coördineren teneinde bij een ernstige verstoring van de dienstverlening bijstand te verlenen aan passagiers in de zin van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1371/2007".

2. De lidstaten stellen, ook voor grote routes in de Unie, nationale noodplannen op en coördineren deze, teneinde bij een ernstige verstoring van de dienstverlening als gevolg van natuurrampen en door mensen veroorzaakte rampen bijstand te verlenen aan passagiers, rekening houdend met Beschikking 2008/164/EG* van de Commissie. Spoorwegondernemingen die passagiersvervoersdiensten exploiteren alsook stationsbeheerders stellen hun eigen noodplan op en gaan daarbij uit van de nationale noodplannen.

 

__________________

 

* Beschikking 2008/164/EG van de Commissie van 21 december 2007 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit personen met beperkte mobiliteit voor het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem en het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem (PB L 64 van 7.3.2008, blz. 72).

Amendement  74

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7 bis (nieuw)

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 19 – letter d bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

7 bis. Aan artikel 19 wordt het volgende punt toegevoegd:

 

"d bis) hebben toegezegd de respectieve representatieve collectieve overeenkomsten van de lidstaten waarin de onderneming actief wenst te zijn, toe te passen;"

Motivering

Om de markt voor passagiersvervoer per spoor opener te maken, is het noodzakelijk de betrouwbaarheidsvereisten op het gebied van de arbeidsomstandigheden waaraan een onderneming moet voldoen om een vergunning te verkrijgen, aan te scherpen, om te vermijden dat de arbeidsomstandigheden als gevolg van grotere mededinging verslechteren.

Amendement  75

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 8 bis (nieuw)

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 42 – lid 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

8 bis. In artikel 42 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd:

 

"1 bis. Om discriminatie van aanvragers te voorkomen, is voor een dergelijke kaderovereenkomst voorafgaande toestemming nodig van de in artikel 55 van deze richtlijn bedoelde toezichthoudende instantie die uit eigen beweging toezicht houdt op reeds bestaande kaderovereenkomsten. Aanvragers hebben het recht om bij de toezichthoudende instantie in beroep te gaan indien deze zich oneerlijk behandeld voelt door een kaderovereenkomst, erdoor gediscrimineerd of op enigerlei andere wijze gekrenkt. De toezichthoudende instantie beslist in geval van een dergelijk beroep tegen een kaderovereenkomst uiterlijk binnen twee maanden nadat zij het beroep heeft ontvangen, of de overeenkomst al dan niet wijziging behoeft; zo ja, dan geeft de instantie aan op welke wijze dit dient te gebeuren. De infrastructuurbeheerder en de spoorwegonderneming voeren het besluit van de toezichthoudende instantie zo snel als materieel haalbaar uit, doch uiterlijk binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving van dat besluit. De toezichthoudende instantie ziet bij de uitvoering van de in dit lid uiteengezette taken nauwgezet toe op de bescherming van bedrijfsgeheimen."

Motivering

Het is van groot belang dat de toezichthoudende instanties toezicht kunnen houden op kaderovereenkomsten, omdat die een grote bron van discriminatie kunnen vormen.

Amendement  76

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 8 ter (nieuw)

Richtlijn 2012/34

Artikel 46 – lid 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

8 ter. Artikel 46, lid 4, wordt vervangen door:

 

"4. De voor de coördinatieprocedure geldende beginselen worden in de netverklaring opgenomen. Deze beginselen geven in het bijzonder de moeilijkheden weer, die zich voordoen bij het regelen van internationale treinpaden, en de mogelijke gevolgen van een wijziging voor de andere infrastructuurbeheerders. In geval van strijdige verzoeken tot exploitatie van een spoorwegdienst in hetzelfde marktsegment dient de infrastructuurbeheerder bij de toewijzing van capaciteit uitsluitend de betwiste infrastructuur in ogenschouw te nemen en niet het totale volume van de door de concurrerende aanvragers beoogde capaciteit.";

Motivering

Zelfs een onafhankelijke infrastructuurbeheerder kan geneigd zijn grotere spoorwegondernemingen voor te trekken ten opzichte van kleinere, aangezien grotere spoorwegondernemingen in algemene zin meer capaciteit vragen en daardoor een grotere bijdrage leveren aan de inkomsten van de infrastructuurbeheerder. Dit amendement verduidelijkt dat het infrastructuurbeheerders verboden is om in geval van strijdige verzoeken om spoortoegang grotere klanten voor te trekken ten opzichte van kleinere.

Amendement  77

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 8 quater (nieuw)

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 54 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

8 quater. Artikel 54, lid 1, wordt vervangen door:

 

"1. Bij verstoring van het treinverkeer tengevolge van een technisch defect of een ongeval moet de infrastructuurbeheerder alle nodige stappen zetten om de toestand te herstellen naar normaal. Daartoe stelt hij een noodplan op met vermelding van de diverse organen die bij ernstige ongevallen of ernstige verstoring van het treinverkeer op de hoogte moeten worden gebracht. In geval van verstoringen met mogelijke gevolgen voor het grensoverschrijdend verkeer doet de infrastructuurbeheerder alle relevante informatie daaromtrent toekomen aan de infrastructuurbeheerders van wie het netwerk en het verkeer hinder zouden kunnen ondervinden van deze verstoringen. De infrastructuurbeheerders in kwestie werken met elkaar samen om het grensoverschrijdend verkeer weer te normaliseren.

Motivering

Wijziging van artikel 54, lid 1 om ervoor te zorgen dat ingeval het treinverkeer op een bepaald netwerk verstoord is, potentieel daardoor getroffen infrastructuurbeheerders in een andere lidstaat daarover geïnformeerd worden.

Amendement  78

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 8 quinquies (nieuw)

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 55 – lid 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

8 quinquies. In artikel 55 wordt het volgende lid toegevoegd:

 

"3 bis. De lidstaten zien erop toe dat de toezichthoudende instanties over de nodige organisatorische en functionele capaciteiten beschikken om de in artikel 56 van deze richtlijn bedoelde functies uit te kunnen voeren en keuren zo nodig een actieplan goed om ervoor te zorgen dat ze over die capaciteiten beschikken.";

Amendement  79

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 8 sexies (nieuw)

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 56

 

Bestaande tekst

Amendement

 

8 sexies. Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:

Taken van de toezichthoudende instantie

Taken van de toezichthoudende instantie

1. Onverminderd artikel 46, lid 6, kan een aanvrager wanneer hij van mening is dat hij oneerlijk behandeld, gediscrimineerd of op enigerlei andere wijze benadeeld is, zich tot de toezichthoudende instantie wenden, met name om beroep in te stellen tegen beslissingen van de infrastructuurbeheerder of, indien van toepassing, de spoorwegonderneming of de exploitant van een dienstvoorziening, ten aanzien van:

1. Onverminderd artikel 46, lid 6, kan een aanvrager wanneer hij van mening is dat hij oneerlijk behandeld, gediscrimineerd of op enigerlei andere wijze benadeeld is, zich tot de toezichthoudende instantie wenden, met name om beroep in te stellen tegen beslissingen van de infrastructuurbeheerder of, indien van toepassing, de spoorwegonderneming of de exploitant van een dienstvoorziening, ten aanzien van:

a) de voorlopige en de definitieve versie van de netverklaring;

a) de voorlopige en de definitieve versie van de netverklaring;

b) de daarin opgenomen criteria;

b) de daarin opgenomen criteria;

c) de toewijzingsprocedure en het resultaat daarvan;

c) de toewijzingsprocedure en het resultaat daarvan;

d) de heffingsregeling;

d) de heffingsregeling;

e) de hoogte of de structuur van de infrastructuurheffingen tot betaling waarvan hij verplicht is of kan zijn;

e) de hoogte of de structuur van de infrastructuurheffingen tot betaling waarvan hij verplicht is of kan zijn;

f) de regelingen voor toegang overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 13;

f) de regelingen voor toegang overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 13;

g) de toegang tot en de heffingen voor het gebruik van diensten overeenkomstig artikel 13.

g) de toegang tot en de heffingen voor het gebruik van diensten overeenkomstig artikel 13;

 

g bis) geplande en ongeplande onderhoudswerkzaamheden aan infrastructuur.

2. Onverminderd de bevoegdheden van de nationale mededingingsautoriteiten om de concurrentie op de markt voor spoorwegdiensten te garanderen, heeft de toezichthoudende instantie de bevoegdheid toezicht te houden op de toestand van de concurrentie op de markt voor spoorwegdiensten en controleert zij in het bijzonder uit eigen beweging lid 1, punten a) tot en met g), teneinde discriminatie van de aanvragers te voorkomen. Zij gaat met name na of de netverklaringen al dan niet discriminerende bepalingen bevatten en of deze wellicht beslissingsbevoegdheden voor de infrastructuurbeheerder scheppen die kunnen worden gebruikt om aanvragers te discrimineren. Met dit amendement worden twee zaken beoogd:

2. Onverminderd de bevoegdheden van de nationale mededingingsautoriteiten om de concurrentie op de markt voor spoorwegdiensten te garanderen, heeft de toezichthoudende instantie de bevoegdheid toezicht te houden op de toestand van de concurrentie op de markt voor spoorwegdiensten en controleert zij in het bijzonder uit eigen beweging lid 1, punten a) tot en met g bis), teneinde discriminatie van de aanvragers te voorkomen. Zij gaat met name na of de netverklaringen al dan niet discriminerende bepalingen bevatten en of deze wellicht beslissingsbevoegdheden voor de infrastructuurbeheerder scheppen die kunnen worden gebruikt om aanvragers te discrimineren. Met dit amendement worden twee zaken beoogd:

3. De toezichthoudende instantie werkt bovendien nauw samen met de nationale veiligheidsinstantie bedoeld in Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap [19] en de vergunningverlenende autoriteit in de zin van deze richtlijn.

3. De toezichthoudende instantie werkt bovendien nauw samen met de nationale veiligheidsinstantie bedoeld in Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap [19] en de vergunningverlenende autoriteit in de zin van deze richtlijn.

De lidstaten zien erop toe dat deze instanties een gemeenschappelijk kader voor informatie-uitwisseling en samenwerking ontwikkelen dat erop is gericht nadelige effecten voor de concurrentie of de veiligheid in de spoorwegsector te voorkomen. Dit kader voorziet onder meer in een mechanisme voor het verstrekken van aanbevelingen door de toezichthoudende instantie aan de nationale veiligheidsinstanties en vergunningverlenende autoriteiten over kwesties die van invloed kunnen zijn op de concurrentie op de spoorwegmarkt voor spoorwegdiensten, evenals in een mechanisme voor het verstrekken van aanbevelingen door de nationale veiligheidsinstantie aan de toezichthoudende instantie en de vergunningverlenende autoriteit over kwesties die van invloed kunnen zijn op de veiligheid. Onverminderd de onafhankelijkheid van elk van de instanties in de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden bestuderen de betreffende instanties deze aanbevelingen alvorens besluiten te nemen. Indien de desbetreffende instantie besluit van deze aanbevelingen af te wijken, vermeldt zij de redenen daarvoor in haar besluiten.

De lidstaten zien erop toe dat deze instanties een gemeenschappelijk kader voor informatie-uitwisseling en samenwerking ontwikkelen dat erop is gericht nadelige effecten voor de concurrentie of de veiligheid in de spoorwegsector te voorkomen. Dit kader voorziet onder meer in een mechanisme voor het verstrekken van aanbevelingen door de toezichthoudende instantie aan de nationale veiligheidsinstanties en vergunningverlenende autoriteiten over kwesties die van invloed kunnen zijn op de concurrentie op de spoorwegmarkt voor spoorwegdiensten, evenals in een mechanisme voor het verstrekken van aanbevelingen door de nationale veiligheidsinstantie aan de toezichthoudende instantie en de vergunningverlenende autoriteit over kwesties die van invloed kunnen zijn op de veiligheid. Onverminderd de onafhankelijkheid van elk van de instanties in de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden bestuderen de betreffende instanties deze aanbevelingen alvorens besluiten te nemen. Indien de desbetreffende instantie besluit van deze aanbevelingen af te wijken, vermeldt zij de redenen daarvoor in haar besluiten.

4. De lidstaten kunnen besluiten dat de toezichthoudende instantie de taak krijgt niet-bindende adviezen vast te stellen met betrekking tot de voorlopige versies van het in artikel 8, lid 3, bedoelde bedrijfsplan, de beheersovereenkomst en het capaciteitsvergrotingsplan, teneinde met name aan te geven of deze instrumenten stroken met de toestand van de concurrentie op de markt voor spoordiensten.

4. De lidstaten kunnen besluiten dat de toezichthoudende instantie de taak krijgt niet-bindende adviezen vast te stellen met betrekking tot de voorlopige versies van het in artikel 8, lid 3, bedoelde bedrijfsplan, de beheersovereenkomst en het capaciteitsvergrotingsplan, teneinde met name aan te geven of deze instrumenten stroken met de toestand van de concurrentie op de markt voor spoordiensten.

5. De toezichthoudende instantie bezit de nodige organisatorische capaciteiten om haar taken uit te oefenen in de vorm van personele en materiële middelen die evenredig zijn aan de omvang van de spoorwegsector in de lidstaat in kwestie.

5. De toezichthoudende instantie bezit de nodige organisatorische capaciteiten om haar taken uit te oefenen in de vorm van personele en materiële middelen die evenredig zijn aan de omvang van de spoorwegsector in de lidstaat in kwestie.

6. De toezichthoudende instantie ziet erop toe dat de door de infrastructuurbeheerders vastgestelde gebruiksrechten in overeenstemming zijn met hoofdstuk IV, afdeling 2, en dat zij niet-discriminerend zijn. Onderhandelingen tussen de aanvragers en een infrastructuurbeheerder betreffende de hoogte van infrastructuurrechten zijn uitsluitend toegestaan indien deze onder toezicht van de toezichthoudende instantie plaatsvinden. Deze instantie grijpt onmiddellijk in indien deze het waarschijnlijk acht dat de onderhandelingen in strijd zijn met de bepalingen van dit hoofdstuk.

6. De toezichthoudende instantie ziet erop toe dat de door de infrastructuurbeheerders vastgestelde gebruiksrechten in overeenstemming zijn met hoofdstuk IV, afdeling 2, en dat zij niet-discriminerend zijn. De toezichthoudende instantie ziet erop toe dat de door de infrastructuurbeheerder, verleners van dienstvoorzieningen of spoorwegondernemingen voor de toegang – waaronder de toegang tot het spoor, de toegang tot stations en de gebouwen en andere faciliteiten hiervan, met inbegrip van de faciliteiten voor de weergave van reisinformatie – vastgestelde gebruiksrechten niet-discriminerend zijn. In dit verband moeten voorgenomen wijzigingen ten aanzien van de hoogte of structuur van de in dit lid genoemde gebruiksrechten uiterlijk twee maanden vóór de geplande inwerkingtreding hiervan bij de toezichthoudende instantie worden gemeld. De toezichthoudende instantie kan tot uiterlijk één maand voor de geplande inwerkingtreding een verlaging of verhoging van de voorgestelde wijzigingen, of de opschorting of het afzien hiervan eisen. Onderhandelingen tussen de aanvragers en een infrastructuurbeheerder betreffende de hoogte van infrastructuurrechten zijn uitsluitend toegestaan indien deze onder toezicht van de toezichthoudende instantie plaatsvinden. Deze instantie grijpt onmiddellijk in indien deze het waarschijnlijk acht dat de onderhandelingen in strijd zijn met de bepalingen van dit hoofdstuk.

7. De toezichthoudende instantie houdt regelmatig en ten minste om de twee jaar een raadpleging onder de vertegenwoordigers van de gebruikers van spoorvervoersdiensten voor goederen en passagiers, teneinde rekening te houden met hun standpunten ten aanzien van de spoorwegmarkt.

7. De toezichthoudende instantie houdt regelmatig en ten minste om de twee jaar een raadpleging onder de vertegenwoordigers van de gebruikers van spoorvervoersdiensten voor goederen en passagiers, teneinde rekening te houden met hun standpunten ten aanzien van de spoorwegmarkt.

8. De toezichthoudende instantie is bevoegd om nuttige informatie op te vragen bij de infrastructuurbeheerder, de aanvragers en elke belanghebbende derde partij in de betrokken lidstaat.

8. De toezichthoudende instantie is bevoegd om nuttige informatie op te vragen bij de infrastructuurbeheerder, de aanvragers en elke belanghebbende derde partij in de betrokken lidstaat.

De verzochte informatie wordt verstrekt binnen een redelijke, door de toezichthoudende instantie vastgestelde termijn van ten hoogste een maand, tenzij de toezichthoudende instantie in uitzonderlijke gevallen instemt met en toestemming verleent voor een verlenging met ten hoogste twee weken. De toezichthoudende instantie heeft het recht deze verzoeken af te dwingen met passende sancties, waaronder boetes. De aan de toezichthoudende instantie te verstrekken informatie omvat alle informatie waarom de toezichthoudende instantie verzoekt in het kader van haar functies van beroepsinstantie en toezichthoudster op de mededinging op de markten voor spoorwegdiensten overeenkomstig lid 2. Dit omvat informatie die nodig zijn voor statistische en marktwaarnemingsdoeleinden.

De verzochte informatie wordt verstrekt binnen een redelijke, door de toezichthoudende instantie vastgestelde termijn van ten hoogste een maand, tenzij de toezichthoudende instantie in uitzonderlijke gevallen instemt met en toestemming verleent voor een verlenging met ten hoogste twee weken. De toezichthoudende instantie heeft het recht deze verzoeken af te dwingen met passende sancties, waaronder boetes. De aan de toezichthoudende instantie te verstrekken informatie omvat alle informatie waarom de toezichthoudende instantie verzoekt in het kader van haar functies van beroepsinstantie en toezichthoudster op de mededinging op de markten voor spoorwegdiensten overeenkomstig lid 2. Dit omvat informatie die nodig zijn voor statistische en marktwaarnemingsdoeleinden.

9. De toezichthoudende instantie neemt klachten in behandeling en, naar gelang het geval, vraagt relevante informatie op en treedt in overleg met alle betrokken partijen binnen een maand na ontvangst van de klacht. Binnen een vooraf bepaalde redelijke termijn en uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van alle relevante informatie beslist zij op elke klacht, neemt zij de nodige maatregelen om de situatie te verhelpen en stelt zij de betrokken partijen in kennis van haar met redenen omklede besluit. Onverminderd de bevoegdheden van de nationale mededingingsautoriteiten om de mededinging op de markt voor spoorwegdiensten te garanderen, kan de toezichthoudende instantie zo nodig uit eigen beweging passende maatregelen nemen om discriminatie van aanvragers, marktverstoring en eventuele andere ongewenste marktontwikkelingen bij te sturen, met name met betrekking tot lid 1, onder a) tot en met g).

9. De toezichthoudende instantie neemt klachten in behandeling en, naar gelang het geval, vraagt relevante informatie op en treedt in overleg met alle betrokken partijen binnen een maand na ontvangst van de klacht. Binnen een vooraf bepaalde redelijke termijn en uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van alle relevante informatie beslist zij op elke klacht, neemt zij de nodige maatregelen om de situatie te verhelpen en stelt zij de betrokken partijen in kennis van haar met redenen omklede besluit. Onverminderd de bevoegdheden van de nationale mededingingsautoriteiten om de mededinging op de markt voor spoorwegdiensten te garanderen, kan de toezichthoudende instantie zo nodig uit eigen beweging passende maatregelen nemen om discriminatie van aanvragers, marktverstoring en eventuele andere ongewenste marktontwikkelingen bij te sturen, met name met betrekking tot lid 1, onder a) tot en met g bis).

De besluiten van de toezichthoudende instantie zijn bindend voor alle betrokken partijen en zijn niet onderworpen aan toezicht door een andere bestuursrechtelijke instantie. De toezichthoudende instantie moet haar besluiten ten uitvoer kunnen leggen door middel van passende sancties, waaronder boetes.

De besluiten van de toezichthoudende instantie zijn bindend voor alle betrokken partijen en zijn niet onderworpen aan toezicht door een andere bestuursrechtelijke instantie. De toezichthoudende instantie moet haar besluiten ten uitvoer kunnen leggen door middel van passende sancties, waaronder boetes.

Indien beroep wordt ingesteld tegen en weigering capaciteit te verlenen, of tegen de voorwaarden van een capaciteitsaanbod, besluit de toezichthoudende instantie ofwel dat er geen wijziging van het besluit van de infrastructuurbeheerder nodig is, ofwel dat het betwiste besluit overeenkomstig haar instructies wordt gewijzigd.

Indien klacht wordt ingediend tegen een weigering capaciteit te verlenen, of tegen de voorwaarden van een capaciteitsaanbod, besluit de toezichthoudende instantie ofwel dat er geen wijziging van het besluit van de infrastructuurbeheerder nodig is, ofwel dat het betwiste besluit overeenkomstig haar instructies wordt gewijzigd. De infrastructuurbeheerder voert het besluit van de toezichthoudende instantie uiterlijk een maand na ontvangst van de kennisgeving van dat besluit uit.

10. De lidstaten waarborgen dat besluiten van de regulerende instantie openstaan voor rechterlijke toetsing. Een beroep tegen een besluit van de toezichthoudende instantie heeft slechts schorsende werking indien het besluit van de toezichthoudende instantie onmiddellijk tot gevolg heeft dat de insteller van het beroep onherstelbare of duidelijk buitensporige schade wordt toegebracht. Deze bepaling laat in voorkomend geval de constitutionele bevoegdheden van de rechterlijke instantie waarbij het beroep aanhangig is onverlet.

10. De lidstaten waarborgen dat besluiten van de regulerende instantie openstaan voor rechterlijke toetsing. Een beroep tegen een besluit van de toezichthoudende instantie heeft slechts schorsende werking indien het besluit van de toezichthoudende instantie onmiddellijk tot gevolg heeft dat de insteller van het beroep onherstelbare of duidelijk buitensporige schade wordt toegebracht. Deze bepaling laat in voorkomend geval de constitutionele bevoegdheden van de rechterlijke instantie waarbij het beroep aanhangig is onverlet.

11. De lidstaten zorgen ervoor dat de door de toezichthoudende instantie genomen besluiten worden bekendgemaakt.

11. De lidstaten zorgen ervoor dat de door de toezichthoudende instantie genomen besluiten worden bekendgemaakt.

12. De toezichthoudende instantie heeft de bevoegdheid om audits uit te voeren of externe audits te laten uitvoeren bij een infrastructuurbeheerder, exploitanten van dienstvoorzieningen en, zo nodig, spoorwegondernemingen om de naleving van de in artikel 6 voorgeschreven boekhoudkundige scheiding te controleren. In dit verband kan de toezichthoudende instantie om alle relevante informatie verzoeken. De toezichthoudende instantie heeft in het bijzonder de bevoegdheid om infrastructuurbeheerders, exploitanten van dienstvoorzieningen en alle ondernemingen of andere entiteiten die verschillende typen spoorvervoer of infrastructuurbeheer uitvoeren of integreren als bedoeld in artikel 6, leden 1 en 2, en artikel 13, te verzoeken om alle in bijlage VIII genoemde boekhoudkundige informatie of een gedeelte daarvan te verstrekken, in voldoende mate gedetailleerd, overeenkomstig hetgeen als noodzakelijk en evenredig wordt geacht.

12. De toezichthoudende instantie heeft de bevoegdheid om audits uit te voeren of externe audits te laten uitvoeren bij een infrastructuurbeheerder, exploitanten van dienstvoorzieningen en, zo nodig, spoorwegondernemingen om de naleving van de in artikel 6 voorgeschreven boekhoudkundige scheiding te controleren. In dit verband kan de toezichthoudende instantie om alle relevante informatie verzoeken. De toezichthoudende instantie heeft in het bijzonder de bevoegdheid om infrastructuurbeheerders, exploitanten van dienstvoorzieningen en alle ondernemingen of andere entiteiten die verschillende typen spoorvervoer of infrastructuurbeheer uitvoeren of integreren als bedoeld in artikel 6, leden 1 en 2, en artikel 13, te verzoeken om alle in bijlage VIII genoemde boekhoudkundige informatie of een gedeelte daarvan te verstrekken, in voldoende mate gedetailleerd, overeenkomstig hetgeen als noodzakelijk en evenredig wordt geacht.

Onverminderd de bestaande bevoegdheden van de autoriteiten die bevoegd zijn voor gevallen van staatssteun, mag de toezichthoudende instantie aan de hand van de boekhouding ook conclusies trekken inzake gevallen van staatssteun, en deelt zij die gevallen zo nodig mee aan deze autoriteiten.

Onverminderd de bestaande bevoegdheden van de autoriteiten die bevoegd zijn voor gevallen van staatssteun, mag de toezichthoudende instantie aan de hand van de boekhouding ook conclusies trekken inzake gevallen van staatssteun, en deelt zij die gevallen zo nodig mee aan deze autoriteiten.

13. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 60 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot bepaalde wijzigingen in bijlage VIII. Derhalve kan bijlage VIII in het licht van de ontwikkelingen op het gebied van jaarrekeningen en toezicht worden gewijzigd en/of aangevuld met nieuwe elementen die nodig zijn om de boekhoudkundige scheiding te controleren.

13. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 60 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot bepaalde wijzigingen in bijlage VIII. Derhalve kan bijlage VIII in het licht van de ontwikkelingen op het gebied van jaarrekeningen en toezicht worden gewijzigd en/of aangevuld met nieuwe elementen die nodig zijn om de boekhoudkundige scheiding te controleren.

Amendement  80

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 8 septies (nieuw)

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 57 – lid 9 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

8 septies. Aan artikel 57 wordt de volgende alinea toegevoegd:

 

"9 bis. Indien een aanvrager van mening is dat een besluit van een infrastructuurbeheerder de ontwikkeling van een internationale dienst verhindert, kan hij de zaak voor advies doorverwijzen naar het netwerk van toezichthoudende instanties. De betreffende nationale toezichthoudende instantie wordt tegelijkertijd van deze doorverwijzing gesteld. Het netwerk vraagt zo nodig uitleg van de infrastructuurbeheerder en, in elk geval van de betreffende nationale toezichthoudende instantie. Het netwerk stelt haar advies vast, maakt het openbaar en deelt het mee aan de betreffende nationale toezichthoudende instantie.

 

Het netwerk van toezichthoudende instanties dient een jaarlijks activiteitenverslag in bij de Commissie. De Commissie brengt verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.

 

Binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn en uiterlijk op 31 december 2019 stelt de Commissie een wetgevingsvoorstel vast tot oprichting van een Europese toezichthoudende instantie, die rechtspersoonlijkheid heeft, die het toezicht en de arbitrage op zich neemt met betrekking tot grensoverschrijdende kwesties en die optreedt als beroepsinstantie ten aanzien van besluiten van nationale toezichthoudende instanties. Dit nieuwe orgaan vervangt het Europees netwerk van toezichthoudende instanties.";

Amendement  81

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 9

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 63 – lid 1 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Uiterlijk op 31 december 2024 onderzoekt de Commissie de gevolgen van deze richtlijn op de spoorwegsector en dient zij bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een verslag in over de tenuitvoerlegging daarvan.

1. Uiterlijk op 31 december 2024 onderzoekt de Commissie de gevolgen van deze richtlijn op de spoorwegsector en dient zij bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een verslag in over de tenuitvoerlegging daarvan. Daarbij wordt rekening gehouden met het standpunt van de Europese toezichthoudende instantie over het al dan niet voortbestaan van discriminerende of andere mededingingverstorende gedragingen, en met de standpunten die de sociale partners kenbaar maken in het desbetreffende EU-comité voor de sociale dialoog.

Amendement  82

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 9

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 63 – lid 1 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Uiterlijk op diezelfde datum onderzoekt de Commissie of het feit dat bepaalde infrastructuurbeheerders deel uitmaken van een verticaal geïntegreerde onderneming nog steeds aanleiding geeft tot discriminerende praktijken of andere vormen van concurrentieverstoring. Indien passend stelt de Commissie nieuwe regelgevende maatregelen voor.

Uiterlijk op diezelfde datum onderzoekt de Europese toezichthoudende instantie of er nog steeds sprake is van discriminerende praktijken of andere vormen van concurrentieverstoring en brengt zij aanbevelingen uit voor verdere beleidsmaatregelen. Indien passend stelt de Commissie op basis van die aanbevelingen nieuwe regelgevende maatregelen voor.

Amendement  83

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 9 bis (nieuw)

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 63 – lid 1 – alinea 2 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

9 bis. Aan artikel 63, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

 

"De Commissie beoordeelt uiterlijk 18 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn het effect ervan op de ontwikkeling van de arbeidsmarkt voor treinpersoneel en stelt zo nodig nieuwe wetgevingsmaatregelen voor inzake de certificatie van dergelijk treinpersoneel.";

Amendement  84

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 bis (nieuw)

Verordening (EG) nr. 1371/2007

Artikel 2 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 1 bis

 

Verordening (EG) nr. 1371/2007 wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 2, lid 3, wordt vervangen door:

 

"3. Bij de inwerkingtreding van deze verordening, zijn artikel 9, 10, 11, 12, 19, 20, lid 1, en 26 van toepassing op alle spoorwegdiensten voor reizigers in de Unie."

Motivering

Deze wijziging aan Verordening 1371/2007 is noodzakelijk om deze tekst in lijn te brengen met de nieuwe bepalingen inzake rechtstreekse tickets en het gebruik van IT-systemen. Deze zijn neergelegd in de artikelen 9 en 10 van Verordening 1371/2007. Artikel 9 is inmiddels volledig van kracht, maar de lidstaten kunnen voor wat betreft de toepassing van artikel 10 een tijdelijke uitzondering toekennen. Voor een coherente juridische situatie is de omzetting van dit artikel echter onontbeerlijk en moet die verplicht worden gesteld.

Amendement  85

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Deze richtlijn treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

1. Deze richtlijn treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Binnen drie maanden na de bekendmaking ervan wordt een geconsolideerde versie beschikbaar gemaakt van deze richtlijn en Richtlijn 2012/34/EU, als gewijzigd bij deze richtlijn.

Amendement  86

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Artikel 1, leden 5 tot en met 8, zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2018 [tijdig voor de dienstregeling die op 14 december 2019 van start gaat].

2. Artikel 1, leden 5 tot en met 8, zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2018 [tijdig voor de dienstregeling die op 14 december 2019 van start gaat].

 

Tot de datum van toepassing van punt 5 en behoudens internationale passagiersvervoerdiensten zijn de lidstaten niet verplicht om het recht op toegang te verlenen aan spoorwegondernemingen en de direct of indirect onder hun zeggenschap staande dochterondernemingen met een vergunning van een lidstaat waar soortgelijke toegangsrechten niet worden verleend.

  • [1]  PB C 327 van 12.11.2013, blz.122.
  • [2]  PB C 356 van 5.12.2013, blz. 92.

TOELICHTING

I. Het voorstel van de Commissie

In de afgelopen tien jaar zijn er drie "spoorwegpakketten" vastgesteld om de nationale spoorwegmarkten stapsgewijs te liberaliseren en het concurrentievermogen en de interoperabiliteit van het spoor te versterken. Het aandeel van het spoor in het vervoer binnen de Unie blijft evenwel bescheiden en ook zijn er nog talrijke technische obstakels. Met het vierde spoorwegpakket wordt beoogd de zaken die de doeltreffendheid van de spoorwegmarkten in de weg staan aan te pakken en zo de prestaties van de sector te verbeteren en één interne Europese spoorwegruimte tot stand te brengen.

De Commissie geeft wat dit voorstel betreft aan dat de overgebleven obstakels in de allereerste plaats gelegen zijn in de toegang tot de markt voor het binnenlandse passagiersvervoer. Deze obstakels belemmeren de ontwikkeling van de sector en veroorzaken verschillen tussen de lidstaten die hun markt geliberaliseerd hebben enerzijds en de lidstaten die dat niet gedaan hebben anderzijds.

Het tweede belangrijke probleem ligt op het vlak van de governance van infrastructuurbeheerders. Aangezien infrastructuurbeheerders natuurlijke monopolies zijn, zijn zij niet altijd genegen in te springen op de behoeften van de markt en de gebruikers. Dat gaat ten koste van het prestatieniveau van de sector als geheel. In een aantal lidstaten kunnen ze hun taken niet eens vervullen, omdat hun functies verdeeld zijn over verschillende organen. Verder dient de grensoverschrijdende samenwerking van infrastructuurbeheerders verbeterd te worden.

Ook bestaan er verschillende obstakels voor markttoegang als gevolg van situaties waarin het infrastructuurbeheer en de vervoersactiviteiten deel uitmaken van dezelfde geïntegreerde structuur. In een dergelijk geval kunnen infrastructuurbeheerders te maken krijgen met belangenconflicten. Dit kan leiden tot discriminatie van andere spoorwegondernemingen voor wat betreft de toegang tot de infrastructuur.

Tot slot is het in geval van een geïntegreerde structuur veel moeilijker om een boekhoudkundige scheiding aan te brengen tussen het beheer van de infrastructuur en de vervoersdienstactiviteiten. Het is moeilijk voor toezichthouders om een goed zicht te krijgen op de financiële stromen tussen de houdstermaatschappij en haar dochterondernemingen. Kruissubsidiëring en overheveling door de infrastructuurbeheerder van aan hem toegewezen overheidsgelden ter financiering van concurrerende activiteiten vormen een grote belemmering voor nieuwe spelers en zijn tevens vormen van wederrechtelijk gebruik van staatssteun.

II. Opmerkingen van de rapporteur

De rapporteur stemt in met het algehele doel van de Commissie, te weten totstandbrenging van één interne Europese spoorwegruimte. Het aandeel vervoer per spoor ten opzichte van andere vervoerswijzen dient te stijgen en het zou de EU er veel aan gelegen moeten zijn de spoorwegen weer een betrouwbare en aantrekkelijke vorm van vervoer te doen worden. Liberalisering mag echter geen doel op zich worden, maar moet gezien worden als een nuttig middel voor de totstandbrenging van een concurrerende sector met een hoogstaande dienstverlening. Liberalisering van de markt dient gepaard te gaan met strikte regels inzake de rechten van passagiers op het gebied van reisinformatie en ticketting alsook met aanscherping van de sociale wetgeving voor spoorwegmedewerkers.

Ook moet er een juist evenwicht gevonden worden tussen liberalisering enerzijds en bescherming van de openbaredienstverplichtingen van de individuele lidstaten anderzijds. Er moet worden voorkomen dat commercieel aantrekkelijke verbindingen er selectief uit worden gepikt en dat minder winstgevende verbindingen systematisch worden gesloten.

Wat dit voorstel van de Commissie betreft is de rapporteur van mening dat navolgende onderwerpen bijzondere aandacht verdienen:

1. Marktliberalisering en openbaredienstcontracten: een "evenwichtigere aanpak"

Voor alles waarvoor er geen openbaredienstverplichtingen gelden, moeten open toegankelijke diensten een optie zijn. Maar wanneer diensten worden uitgevoerd krachtens een openbaredienstcontract, dient de marktliberalisering meer geleidelijk plaats te vinden dan de Commissie nu voorziet. Er dient bovendien terdege rekening te worden gehouden met de heterogeniteit van de netwerken als het gaat om de omvang en de dichtheid ervan alsook met de verschillen tussen de organisatiestructuren in de lidstaten. De ervaring van de lidstaten met marktliberalisering lopen uiteen, reden waarom hen bij de vormgeving van hun netwerk dusdanige flexibiliteit dient te worden geboden dat zij een optimale mix van open toegankelijke diensten en krachtens openbaredienstcontracten uitgevoerde diensten tot stand kunnen brengen en er zo voor kunnen zorgen dat alle passagiers een hoogstaande dienstverlening genieten. De lidstaten dienen tussen meerdere opties te kunnen kiezen om het juiste evenwicht te vinden tussen open toegang en openbaredienstcontracten.

Met het voorstel van de Commissie hebben spoorwegondernemingen nu toegang tot het spoornet in heel de EU om daar allerlei soorten vervoersdiensten te leveren, vracht- of passagiersvervoer, nationaal of internationaal. De lidstaten kunnen beperkingen aanbrengen op deze open toegang om dienstverlening krachtens een openbaredienstcontract te beschermen ingeval het economisch evenwicht van dat contract door de open toegankelijke dienst in het geding komt. De beoordeling van dit economisch evenwicht wordt uitgevoerd door de toezichthoudende instantie die op basis daarvan wijziging van de nieuwe dienst kan verlangen of toestemming daarvoor zelfs geheel kan weigeren.

Naast deze optie moet het tevens mogelijk zijn om de open toegang te beperken ingeval een openbaredienstcontract is toegekend middels een openbare aanbesteding, en zodoende om het exclusieve recht op de levering van spoorwegdiensten toe te kennen aan de exploitant die het contract in de wacht heeft gesleept, dit zonder dat het economisch evenwicht hoeft te worden onderzocht. Deze gang van zaken garandeert nog altijd voldoende mededinging doordat er een openbare aanbesteding heeft plaatsgevonden. Tegelijkertijd biedt deze optie de bevoegde instanties en de partij die het openbaredienstcontract in de wacht heeft gesleept meer planningszekerheid wanneer de dienst eenmaal verstrekt wordt. Met een dergelijke "evenwichtige aanpak" kunnen de lidstaten en de bevoegde instanties geleidelijk vertrouwd raken met het openbaar aanbesteden van deze diensten. Indien een lidstaat ervoor kiest het recht op open toegang te beperken, heeft dit geen gevolgen voor het recht op internationale cabotage, tenzij het economisch evenwicht van het openbaredienstcontract in het gedrang komt.

Het is noodzakelijk de elementen van de beoordeling van het economisch evenwicht nauwkeuriger af te bakenen en betere leidraden te bieden ten behoeve van een uniforme toepassing van de beoordeling in de lidstaten.

2. Betere governance van de spoorwegsector

De rapporteur stelt in dit stadium geen grote wijzigingen voor op de bepalingen inzake de onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder. In het algemeen kan worden gesteld dat hoe sterker de toezichthouder is, des te flexibeler de modaliteiten van de structuur van verticaal geïntegreerde ondernemingen kunnen zijn. Bepalingen inzake de vormgeving van de IT-systemen en de overdracht van personeel zijn te prescriptief, en geïntegreerde ondernemingen kan meer ruimte gegeven worden om zelf de beste regelingen te treffen, dit alles onder toezicht van de toezichthoudende instantie. Dit sluit evenwel grotere flexibiliteit wat betreft de financiële transparantie tussen de verschillende entiteiten van een dergelijke geïntegreerde structuur uit. De rapporteur heeft er dan ook voor gekozen de door de Commissie voorgestelde bepalingen ongewijzigd te laten.

Er wordt voorgesteld de toezichthoudende instantie verder te versterken, en wel middels de bevoegdheid tot voorafgaande goedkeuring van de door de infrastructuurbeheerder ingestelde heffingen ingeval deze beheerder onderdeel is van een geïntegreerde onderneming. De rapporteur wenst te benadrukken dat alle lidstaten erop moeten toezien dat hun eigen toezichthoudende instantie over de noodzakelijke organisatorische capaciteit beschikt qua menselijke en materiële middelen, opdat deze alle in artikel 56 van Richtlijn 2012/34/EU uiteengezette functies vervullen kan.

In geval van volledige scheiding tussen de infrastructuurbeheerder en spoorwegondernemingen kan het nuttig zijn om hen toe te staan samen te werken aan concrete projecten die leiden tot verbetering van het beheer van de infrastructuur en een betere dienstverlening voor het vracht- en passagiersvervoer. Een dergelijke samenwerking of alliantie dient slechts van beperkte duur te zijn en onder toezicht te staan van de toezichthoudende instantie, en mag de onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder niet in gevaar brengen. Doel moet zijn praktische regelingen te vinden om specifieke problemen te verhelpen, bijvoorbeeld een verbeterde organisatie van vervoersstromen op een deel van de infrastructuur waar het verkeer vaak vertraging oploopt.

3. Passagiersrechten - totstandbrenging van een degelijk ticketsysteem voor doorgaande tickets

De bepalingen van Verordening 1371/2007[1] over passagiersrechten zijn een stap in de goede richting. Ze zijn helaas echter te zwak gebleken voor een duidelijk zichtbare impact op de ontwikkeling van een EU-breed ticketsysteem voor doorgaande tickets. De sector werkt momenteel aan oplossingen, maar deze blijven, eens beschikbaar, slechts facultatief. Dat is uit het oogpunt van de rechten van passagiers onvoldoende. De rapporteur stelt voor om te verplichten dat dergelijke diensten tegen 2020 in elke lidstaat beschikbaar zijn. Met deze deadline kan de sector gebruikmaken van het vrijwillige systeem dat momenteel in ontwikkeling is onder auspiciën van het Europees Spoorwegbureau.

Voor geïntegreerde ticketting dienen er tegelijkertijd oplossingen te worden ontwikkeld. Daarbij dient goed het praktische nut van dergelijke systemen in het oog te worden gehouden voor met name het lokaal en regionaal vervoer.

De rapporteur is van mening dat de dienstregelinggegevens beschikbaar moet worden gesteld aan derde partijen opdat deze ze gebruiken kunnen voor de ontwikkeling van innovatieve oplossingen voor reisplanners e.d.

4. Aanscherping van de sociale regelgeving

Verdere liberalisering van de markt en een grotere mededinging dienen gepaard te gaan met aanscherping van de sociale regelgeving. Hiermee kunnen de negatieve gevolgen voor spoorwegpersoneel worden beperkt; mededinging mag namelijk niet tot sociale dumping leiden. Spoorwegondernemingen moeten ertoe worden verplicht alle bestaande regelgeving op sociaal vlak en ten aanzien van de arbeidsomstandigheden na te leven. Doen zij dat niet, dan dient dat negatieve gevolgen voor hen te hebben. De rapporteur stelt voor de concessievereisten uit te breiden met een toezegging van de spoorwegondernemingen dat zij de bestaande representatieve collectieve arbeidsovereenkomsten van de lidstaten waarin zij actief wensen te zijn, naleven.

Er dienen nieuwe inspanningen te worden geleverd om te komen tot certificatie van treinpersoneel, zoals oorspronkelijk in 2004 voorgesteld door de Commissie, maar toentertijd niet gesteund door de Raad. Aangezien het internationaal verkeer naar verwachting zal toenemen, dienen er in de hele EU geldige minimumvereisten voor treinpersoneel te worden afgekondigd naar analogie van hetgeen is afgesproken voor treinmachinisten. De Commissie ziet toe op de juiste en volledige handhaving van Richtlijn 2005/47/EG van de Raad door de lidstaten.

Tot slot moet er met het oog op een gelijk speelveld ook op het vlak van de arbeidsomstandigheden een permanente sociale dialoog op EU-niveau tot stand worden gebracht, teneinde zorg te dragen voor naleving van de sociale rechten en een hooggekwalificeerd spoorwegpersoneel.

5. Verduidelijking van de rol van het Europees netwerk van infrastructuurbeheerders

Het voorgestelde netwerk van Europese infrastructuurbeheerders is ontegenzeggelijk een nuttige manier om de grensoverschrijdende samenwerking van infrastructuurbeheerders op een hoger plan te brengen. Maar het ontbreekt het voorstel aan duidelijkheid en gedetailleerd. Er wordt dan ook een aantal aanvullingen en preciseringen voorgesteld ten aanzien van de samenwerking tussen de corridors van het TEN-T-netwerk en de goederencorridors, de betrokkenheid van de nationale veiligheidsautoriteiten en het Europees Spoorwegbureau waar nodig, alsook ten aanzien van de rol van de Commissie in het netwerk.

  • [1]  Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer.

MINDERHEIDSSTANDPUNT

Overeenkomstig artikel 52, lid 3, van het Reglement

inzake het ontwerpverslag over

de wijziging van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte, betreffende de openstelling van de markten van de nationale diensten voor passagiersvervoer per spoor en het bestuur van de spoorweginfrastructuur

Commissie vervoer en toerisme

Rapporteur: Saïd El Khadraoui

Ingediend door by Jacky Hénin, Jaromír Kohlicek en Sabine Wils namens GUE-NGL

Overwegende dat de eerste drie spoorwegpakketten hebben geleid tot meer kosten voor de gebruikers, een enorme daling van het goederenvervoer per spoor en slechtere arbeidsomstandigheden voor het spoorwegpersoneel;

overwegende dat er geen grondige evaluatie is gemaakt van de vorige spoorwegpakketten;

is van mening dat het vierde spoorwegpakket ingaat tegen de belangen van de gebruikers op het vlak van kosten, veiligheid en toegankelijkheid;

is van mening dat de scheiding tussen infrastructuurbeheerders en vervoersexploitanten ertoe leidt dat de inkomsten worden gebruikt om de aandeelhouders te betalen in plaats van om te investeren in de noodzakelijke verbetering van het spoorwegnet;

is van mening dat het beperken en, na een overgangsperiode, verbieden van de rechtstreekse gunning van vervoerscontracten een inbreuk vormt op het – door Protocol nr. 26 bij het VWEU gegarandeerde – recht van lokale overheden om te beslissen hoe zij hun openbaar vervoer organiseren; is van mening dat deze verplichte openbare aanbesteding onnodige kosten voor de lokale overheden met zich zal brengen;

is van mening dat het vierde spoorwegpakket zou leiden tot slechtere arbeidsomstandigheden voor het spoorwegpersoneel; is van mening dat het onder druk zetten van spoorwegpersoneel gevaarlijk is voor de veiligheid van iedereen;

verwerpt daarom het vierde spoorwegpakket, dat de destructieve logica van liberalisering op de spits drijff, in zijn geheel.

ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (20.11.2013)

aan de Commissie vervoer en toerisme

inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor en het beheer van de spoorweginfrastructuur
(COM(2013)0029 – C7‑0025/2013 – 2013/0029(COD))

Rapporteur voor advies: Frédéric Daerden

BEKNOPTE MOTIVERING

De afgelopen decennia heeft de Europese Unie verscheidene dienstensectoren geliberaliseerd, waaronder de spoorwegsector. Daarmee werd uitvoering gegeven aan artikel 26 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Deze liberaliseringen maken dus deel uit van het Europese project.

De totstandbrenging van een interne markt mag geen doel op zich zijn, maar moet veeleer de prijs van de dienstverlening voor de consument helpen verlagen. Tegelijk moet iedereen toegang blijven krijgen tot een kwalitatief hoogwaardige dienstverlening.

De opeenvolgende liberaliseringen in verschillende sectoren, waaronder diensten, zijn in het verleden doorgevoerd door openbare bedrijven met een nationaal exploitatiemonopolie. Achteraf gezien is bovengenoemde dubbele doelstelling daarbij niet verwezenlijkt.

Alleen al in de spoorwegsector zijn er tal van voorbeelden van ontevredenheid:

•     In het internationale reizigersvervoer, dat sinds 2010 voor concurrentie is opengesteld, heeft de toegenomen concurrentie niet tot merkbaar lagere kosten geleid, maar wel tot de sluiting van bestaande grensoverschrijdende verbindingen die niet volgens het hogesnelheidsmodel functioneerden. Overigens is de verwachte groei in de sector uitgebleven en moet extra marktaandeel eerder op intermodaal dan op intramodaal vlak worden gewonnen.

•     Wat het binnenlandse reizigersvervoer in het Verenigd Koninkrijk betreft – de lidstaat waar de liberaliseringswetgeving het verst is gevorderd – wijst het Europees Economisch en Sociaal Comité op de ontevredenheid van de Britse reizigers en de steeds terugkerende behoefte aan overheidsinmenging in de integratie van de sector (tarieven, verdeling, uurregeling enz.).

•     Wat het binnenlandse reizigersvervoer in de hele Unie betreft, lopen er niet minder dan vijftien inbreukprocedures wegens gebrekkige omzetting, waaruit blijkt dat deze liberalisering te snel wordt doorgevoerd. Om bij te dragen tot het Europese project mag deze liberalisering niet in aanvaring komen met de nationale modellen die de burger al tientallen jaren lang kwaliteit bieden.

Gezien het bovenstaande acht de rapporteur het niet bewezen dat een verdere liberalisering van het reizigersvervoer per spoor noodzakelijk is. Met zijn amendementen wil hij het risico van negatieve gevolgen voor de burgers, en met name de werknemers in de sector, op de volgende wijze beperken:

•     Een zo geïntegreerd mogelijk bestuur: een strikte scheiding tussen de infrastructuurbeheerder en de vervoerder is weliswaar uit concurrentie-oogpunt gerechtvaardigd, maar de bezorgdheid die zij bij de reizigersorganisaties, de spoorwegvakbonden en de "historische" exploitanten wekt, maant de rapporteur tot voorzichtigheid aan. Waarschijnlijk zal deze scheiding leiden tot minder bundeling van middelen en meer bureaucratie, hetgeen nefast is voor de dienstverlening en de veiligheid van de reizigers. Daarom heeft de rapporteur ervoor gekozen om de nationale regelgevingsinstantie op dit vlak zoveel mogelijk vrijheid te laten, conform het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 28 februari 2013.

•     Door een aanzienlijke verhoging van de plafonds krijgen de lidstaten zoveel mogelijk vrijheid om te kiezen tussen een aanbesteding en een onderhandse gunning van concessies voor openbare diensten.

•     De regels betreffende de bescherming van de gebruikers, de werknemers en het milieu worden in de plannen voor een uit sociaal, milieu- en economisch oogpunt duurzaam openbaarvervoerbeleid opgenomen. Zo wordt het gemakkelijker om deze kwaliteits-, sociale en milieucriteria in de aanbestedingen op te nemen.

•     De werknemers worden beter beschermd door ruime mogelijkheden voor overplaatsing van personeel binnen de nieuwe concessiehouder, door meer sociaal overleg binnen de structuren, door een verduidelijking van het sociaal recht dat op het treinpersoneel van toepassing is (met name door de certificering van dit personeel), en door de lidstaten te vragen de inschrijver en zijn onderaannemers hoofdelijk sociaal aansprakelijk te stellen teneinde sociale dumping te voorkomen.

•     De nodige wederkerigheid bij de openstelling van de markten tussen de lidstaten.

· De lidstaten krijgen een veel langere overgangsperiode voor de omzetting (tot 2029), zodat de beleidsmakers in de Unie de nodige tijd hebben om afstand te nemen en analyses te maken alvorens een eventuele verdere liberalisering door te voeren.

AMENDEMENTEN

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie vervoer en toerisme onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Amendement  1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 bis) Uit verschillende studies en enquêtes blijkt dat de spoorwegmarkt in de lidstaten die de binnenlandse markt voor passagiersvervoer hebben opengesteld, zoals Zweden en het Verenigd Koninkrijk, is gegroeid en dat daar ook de tevredenheid van reizigers en personeel is toegenomen.

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3) Bij Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte is één Europese spoorwegruimte gecreëerd met gemeenschappelijke regels inzake het beheer van spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders, de financiering van infrastructuur en gebruiksheffingen, de voorwaarden voor de toegang tot de spoorweginfrastructuur en -diensten en het regelgevend toezicht op de spoorwegmarkt. Nu al deze elementen beschikbaar zijn, kan de openstelling van de Europese spoorwegmarkt worden voltooid en het beheer van de infrastructuurbeheerders worden hervormd om de gelijke toegang tot de infrastructuur te waarborgen.

(3) Bij Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte is één Europese spoorwegruimte gecreëerd met gemeenschappelijke regels inzake het beheer van spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders, de financiering van infrastructuur en gebruiksheffingen, de voorwaarden voor de toegang tot de spoorweginfrastructuur en -diensten en het regelgevend toezicht op de spoorwegmarkt. Nu al deze elementen beschikbaar zijn, kan de openstelling van de Europese spoorwegmarkt worden voltooid en het beheer van de infrastructuurbeheerders met het oog op de waarborging van gelijke toegang tot de infrastructuur worden hervormd teneinde de kwaliteit van de spoorwegdiensten in heel Europa te verbeteren en tegelijkertijd de sociale normen hoog te houden en goede arbeidsvoorwaarden te garanderen.

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 bis) De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de organisatie van hun arbeidsmarkt voor spoorwegpersoneel. Zij dienen er echter voor te zorgen dat de wijze waarop de arbeidsmarkt is georganiseerd, geen afbreuk doet aan de kwaliteit van de dienstverlening. De Europese wetgeving verschaft al een duidelijk kader voor de bescherming van het spoorpersoneel.

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(5) De oprichting van een coördinatiecomité moet een betere coördinatie tussen de infrastructuurbeheerders en spoorwegondernemingen waarborgen en bijdragen tot een efficiënt beheer en gebruik van de infrastructuur.

Schrappen

Motivering

Het is niet zinvol om deze overweging in de definitieve versie van deze tekst op te nemen. Zij herinnert slechts aan de rendez-vousclausule uit de herschikte richtlijn, die tot het huidige Commissievoorstel heeft geleid.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7) De oprichting van een Europees netwerk van infrastructuurbeheerders moet ervoor zorgen dat grensoverschrijdende kwesties efficiënt worden geregeld tussen infrastructuurbeheerders van verschillende lidstaten.

(7) De grensoverschrijdende samenwerking tussen infrastructuurbeheerders moet worden verbeterd en versterkt. De oprichting van een Europees netwerk van infrastructuurbeheerders moet ervoor zorgen dat grensoverschrijdende kwesties efficiënt worden geregeld tussen infrastructuurbeheerders van verschillende lidstaten.

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 9 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(9 bis) In verticaal geïntegreerde ondernemingen is de vereiste scheiding tussen de infrastructuurbeheerder en de spoorwegonderneming niet mogelijk. Een dergelijke structuur kan derhalve tot kruissubsidiëring leiden, wat afbreuk doet aan gelijke concurrentievoorwaarden en concurrentieverstoringen tot gevolg heeft.

Amendement  7

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 12 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(12 bis) Tijdens het proces van openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor moet voldoende aandacht worden besteed aan het verbeteren van de veiligheid op het spoor, en met name aan het hervormen van de bestaande geïntegreerde structuren, teneinde geen extra administratieve hindernissen op te werpen die het onderhoud en verbeteringen van de veiligheid in de weg zouden staan.

Amendement  8

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(13 bis) De lidstaten dient voldoende flexibiliteit te worden geboden bij de vormgeving van hun netwerk, en wel zodanig dat zij een optimale mix van open toegankelijke diensten en krachtens openbaredienstcontracten uitgevoerde diensten tot stand kunnen brengen. Doel is dat alle passagiers eenvoudig toegang hebben tot hoogstaande dienstverlening. Hierbij dient evenwel rekening te worden gehouden met de heterogeniteit van de netwerken qua omvang en dichtheid alsook met de grote verschillen tussen de organisatiestructuren van nationale, lokale en regionale overheden en de uiteenlopende ervaringen van deze overheden met marktliberalisering.

Amendement  9

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(14) De toekenning van het recht op vrije toegang tot de spoorweginfrastructuur in alle lidstaten aan spoorwegondernemingen uit de Unie voor de exploitatie van binnenlandse treinen kan een impact hebben op de organisatie en financiering van passagiersvervoersdiensten per spoor die op grond van een openbaredienstcontract worden verzekerd. De lidstaten dienen de mogelijkheid te krijgen het recht op toegang te beperken indien de uitoefening daarvan het economisch evenwicht van die openbaredienstcontracten in het gedrang zou brengen en wanneer de toezichthoudende instantie daarmee heeft ingestemd.

(14) De toekenning van het recht op vrije toegang tot de spoorweginfrastructuur in alle lidstaten aan spoorwegondernemingen uit de Unie voor de exploitatie van binnenlandse treinen kan een impact hebben op de organisatie en financiering van passagiersvervoersdiensten per spoor die op grond van een openbaredienstcontract worden verzekerd. De lidstaten dienen de mogelijkheid te krijgen het recht op toegang te beperken indien de uitoefening daarvan de kwaliteit van de dienstverlening en het dienstenaanbod in afgelegen gebieden of het economisch evenwicht van die openbaredienstcontracten in het gedrang zou brengen en wanneer de toezichthoudende instantie daarmee heeft ingestemd.

Amendement  10

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 18 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(18 bis) Bij de beoordeling van de mate waarin de kwaliteit van de dienstverlening in het kader van een openbaredienstcontract in het gedrang komt door een op grond van de vrije toegang op hetzelfde spoornet verrichte dienst, moeten de toezichthoudende instanties rekening houden met de gevolgen voor het net, het onderhoud van de verbindingen en de stiptheid, beschikbaarheid, betaalbaarheid en toegankelijkheid van de diensten die in het kader van het openbaredienstcontract worden verleend.

Amendement  11

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(19) Om spoorvervoerdiensten aantrekkelijker te maken voor passagiers, moeten de lidstaten spoorwegondernemingen die binnenlandse passagiersvervoer per spoor verzekeren ertoe kunnen verplichten mee te werken aan een gemeenschappelijk systeem voor informatieverstrekking en geïntegreerde ticketting voor de verkoop van tickets, doorgaande tickets en boekingen. Indien een dergelijk systeem wordt opgezet, moet erop worden toegezien dat het geen marktverstoring of discriminatie tussen spoorwegondernemingen teweegbrengt.

(19) Om spoorvervoerdiensten aantrekkelijker te maken voor passagiers, moeten de lidstaten spoorwegondernemingen die binnenlandse passagiersvervoer per spoor verzekeren ertoe verplichten mee te werken aan een gemeenschappelijk systeem voor informatieverstrekking en geïntegreerde ticketting voor de verkoop van tickets, doorgaande tickets en boekingen, waarbij ook met alle sociale vereisten rekening wordt gehouden. De ticketdienst mag geen drempels opwerpen voor personen met een handicap, ouderen, gezinnen of mensen met specifieke behoeften.

Amendement  12

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 bis) Met het oog op de voltooiing van één Europese spoorwegruimte en gezien de mededinging in de sector ondersteunt en bevordert de Commissie actief de sociale dialoog op EU-niveau om ervoor te zorgen dat het spoorwegpersoneel op lange termijn beter beschermd is tegen ongewenste gevolgen van marktliberalisering en dat de arbeidsomstandigheden in de sector niet verslechteren, alsook om gezamenlijke antwoorden te ontwikkelen op uitdagingen die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van het vierde spoorwegpakket. In dit verband moet met name rekening worden gehouden met de effecten die de wijziging zal hebben op de mentale en sociale belasting van de betrokken werknemers. Hiervoor moeten voorwaarden voor de openstelling van de markten worden vastgesteld, met name dat de lidstaten collectieve arbeidsovereenkomsten moeten sluiten die overal op hun grondgebied van toepassing zijn.

Amendement  13

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 ter) De Commissie ziet erop toe dat de lidstaten de bepalingen van Richtlijn 2005/47/EG van de Raad van 18 juli 2005 betreffende de overeenkomst tussen de Gemeenschap van Europese Spoorwegen (CER) en de Europese Federatie van Vervoerswerknemers (ETF) inzake bepaalde aspecten van de arbeidsvoorwaarden voor mobiele werknemers die interoperabele grensoverschrijdende diensten in de spoorwegsector verrichten1, volledig en correct handhaven.

 

__________________

 

1 PB L 195 van 27.7.2005, blz. 15.

Amendement  14

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 quater) Spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders moeten in het kader van hun veiligheidscultuur voor een "cultuur van eerlijkheid" zorgen om hun personeelsleden actief aan te moedigen veiligheidsgerelateerde ongevallen, incidenten en bijna-ongevallen te melden, waarbij moet worden gewaarborgd dat zij niet worden gestraft of gediscrimineerd. Een cultuur van eerlijkheid stelt de spoorwegindustrie in staat lessen te trekken uit ongevallen, incidenten en bijna-ongevallen en zo de veiligheid op het spoor voor werknemers en reizigers te verbeteren.

Amendement  15

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(19 quinquies) De naleving van de voorschriften inzake werk-, rij- en rusttijden voor treinbestuurders is essentieel voor de veiligheid op het spoor en voor eerlijke concurrentie. Op een open Europese spoorwegmarkt met steeds meer grensoverschrijdende activiteiten moet de naleving van de werk‑, rij- en rusttijden worden gecontroleerd en gehandhaafd. De nationale veiligheidsautoriteiten moeten tot taak hebben deze voorschriften te controleren en te handhaven; de Commissie moet voorschriften en verplichte regelmatige controles voorstellen. Dit is echter slechts mogelijk met elektronische boordapparatuur die de rij- en rusttijden van treinbestuurders registreert.

Amendement  16

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 sexies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 sexies) Met het oog op de ontwikkeling van één Europese spoorwegruimte en de verdere openstelling van het spoorverkeer moeten de lidstaten, om sociale dumping en oneerlijke concurrentie te vermijden, onverminderd het nationaal recht en de reeds geldende loonakkoorden, representatieve, door de sociale partners overeengekomen loonakkoorden toepassen.

Amendement  17

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 septies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 septies) Binnen de spoorwegsector is het treinpersoneel een beroepsgroep die de taken verricht die van belang zijn voor de veiligheid. Traditioneel voert het treinpersoneel binnen het spoorwegsysteem operationele veiligheidstaken uit en is het verantwoordelijk voor het comfort en de veiligheid van de treinpassagiers. Een soortgelijke certificatie als de certificatie van treinbestuurders is nuttig om een hoog niveau van kwalificaties en bekwaamheid te garanderen en het belang van deze beroepsgroepen voor veilige spoorwegdiensten te erkennen, maar ook om de mobiliteit van de werknemers te bevorderen.

Amendement  18

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 octies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(19 octies) De Commissie moet het effect van deze richtlijn op de ontwikkeling van de arbeidsmarkt voor spoorwegpersoneel beoordelen en zo nodig maatregelen betreffende de certificatie van treinpersoneel voorstellen.

Amendement  19

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 nonies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 nonies) De nationale toezichthoudende instantie dient wijzigingen in de regels voor de overplaatsing van personeel goed te keuren of te vereisen. Dit kan onder meer inhouden dat over te plaatsen personeel een afkoelperiode krijgt. De toezichthoudende instantie dient bij haar besluitvorming voor ogen te houden dat moet worden voorkomen dat gevoelige informatie van de infrastructuurbeheerder bij een andere eenheid binnen de geïntegreerde onderneming terechtkomt.

Amendement  20

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 1 – letter a

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 3 – punt 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2) "infrastructuurbeheerder": een instantie of onderneming die belast is met de ontwikkeling, de exploitatie en het onderhoud van spoorweginfrastructuur op een netwerk; de ontwikkeling omvat de netwerkplanning, de financiële en investeringsplanning alsmede de bouw en verbetering van infrastructuur; de exploitatie van de infrastructuur omvat alle aspecten van de procedure voor de toewijzing van treinpaden, met inbegrip van de vaststelling en beoordeling van de beschikbaarheid en de toewijzing van individuele paden, verkeersbeheer en de inning van gebruiksheffingen, met inbegrip van de vaststelling en inning van die heffingen; onderhoud omvat de vernieuwing van infrastructuur en andere activiteiten voor het beheer van de activa;

(2) "infrastructuurbeheerder" een instantie of onderneming die met name belast is met de ontwikkeling, de exploitatie en het onderhoud van spoorweginfrastructuur op een netwerk; de ontwikkeling omvat de netwerkplanning, de financiële en investeringsplanning alsmede de bouw en verbetering van infrastructuur; de exploitatie van de infrastructuur omvat alle aspecten van de procedure voor de toewijzing van treinpaden, met inbegrip van de vaststelling en beoordeling van de beschikbaarheid en de toewijzing van individuele paden, verkeersbeheer en de inning van gebruiksheffingen, met inbegrip van de vaststelling en inning van die heffingen; onderhoud omvat de vernieuwing van infrastructuur en andere activiteiten voor het beheer van de activa;

Motivering

In de nieuwe definitie voor "infrastructuurbeheerder" is de functie van infrastructuurbeheerder nader gespecificeerd, onder andere door het schrappen van de formulering "met name" uit de huidige definitie, waardoor de nieuwe functiecategorie voor infrastructuurbeheerder een gesloten categorie wordt.

Amendement  21

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 1 – letter b

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 3 – punt 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) Punt 5 wordt geschrapt;

Schrappen

Motivering

Het schrappen van de definitie betreffende de internationale passagiersvervoersdienst is problematisch voor landen die een spoorweggrens delen met een derde land. Het risico bestaat dat er een maas in de wetgeving ontstaat.

Amendement  22

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 2

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 6 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Artikel 6, lid 2, wordt geschrapt;

Schrappen

Motivering

Schrappen van het voorschrift dat de mogelijkheid biedt om binnen eenzelfde onderneming afzonderlijke afdelingen infrastructuurbeheer en exploitatie op te richten en toch aan de vereiste boekhoudkundige scheiding te voldoen, gaat te ver. Schrappen van dit voorschrift zou vergaande negatieve gevolgen (administratieve, financiële, juridische en sociale) kunnen hebben voor vele spoorwegondernemingen die efficiënt en effectief opereren op de EU-markt.

Amendement  23

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 3

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 – lid 1 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten zien erop toe dat de infrastructuurbeheerder zelf alle in artikel 3, lid 2, bedoelde functies uitoefent en onafhankelijk is van elke spoorwegonderneming.

Het blijft de lidstaten vrijstaan te kiezen met welke middelen ervoor wordt gezorgd dat de infrastructuurbeheerder zelf alle in artikel 3, lid 2, bedoelde functies uitoefent en onafhankelijk is van elke spoorwegonderneming.

Amendement  24

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 3

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 – lid 1 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om de onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder te waarborgen dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat infrastructuurbeheerders zijn georganiseerd als een juridisch van elke spoorwegonderneming gescheiden entiteit.

Om de onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder te waarborgen dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat infrastructuurbeheerders zijn georganiseerd als een juridisch van elke spoorwegonderneming gescheiden entiteit, binnen de nodige grenzen om bureaucratie tussen entiteiten te voorkomen en om investeringen in het netwerk te vergemakkelijken teneinde een dienstverlening van hoge kwaliteit te bieden zonder de operationele kosten te verhogen.

Amendement  25

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 3 – punt 2

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 – lid 2 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De lidstaten waarborgen dat het eenzelfde natuurlijke of rechtspersoon niet wordt toegestaan:

2. De lidstaten waarborgen dat het eenzelfde natuurlijke of rechtspersoon niet wordt toegestaan om, direct of indirect:

Amendement  26

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 3

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 – lid 2 – letter b

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) de leden te benoemen van de raad van toezicht, raad van bestuur of de instanties die een infrastructuurbeheerder juridisch vertegenwoordigen en tegelijk directe of indirecte zeggenschap uit te oefenen, financiële belangen te hebben in of rechten te hebben over een spoorwegonderneming;

(b) de algemeen directeur, leden van de raad van toezicht, de raad van bestuur, de directie, de raad van beheer of de instanties die een infrastructuurbeheerder juridisch vertegenwoordigen, te benoemen en tegelijk directe of indirecte zeggenschap uit te oefenen, financiële belangen te hebben in of rechten te hebben over een spoorwegonderneming;

Amendement  27

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 3

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 – lid 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. Indien er geen belangenconflict ontstaat en de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie wordt gewaarborgd, mag de infrastructuurbeheerder specifieke werkzaamheden voor de ontwikkeling, vernieuwing of het onderhoud van het net, waarover hij de beslissingsbevoegdheid blijft bezitten, laten uitvoeren door spoorwegondernemingen of andere instanties die onder toezicht van de infrastructuurbeheerder handelen.

4. Indien er geen belangenconflict ontstaat en de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie wordt gewaarborgd, mag de infrastructuurbeheerder specifieke werkzaamheden voor de ontwikkeling, vernieuwing of het onderhoud van het net, waarover hij de beslissingsbevoegdheid blijft bezitten, laten uitvoeren door spoorwegondernemingen of andere instanties die onder toezicht van de infrastructuurbeheerder handelen. Voor deze vormen van uitbesteding worden de mededingingsregels en, in voorkomend geval, de regels van overheidsopdrachten nageleefd. De infrastructuurbeheerder blijft verantwoordelijk voor de uitbestede werkzaamheden.

Amendement  28

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 3

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 – lid 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5. Indien de infrastructuurbeheerder op het ogenblik waarop deze richtlijn in werking treedt deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerde onderneming, kunnen de lidstaten besluiten de leden 2, 3 en 4 van dit artikel niet toe te passen. In dat geval waarborgen de betrokken lidstaten dat de infrastructuurbeheerder alle in artikel 3, punt 2, bedoelde functies uitoefent en dat zijn besluitvorming en organisatie volledig onafhankelijk zijn van alle spoorwegondernemingen overeenkomstig de in de artikelen 7 bis, 7 ter en 7 quater vastgestelde eisen.

5. Indien de infrastructuurbeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerde onderneming, kunnen de lidstaten besluiten de leden 2, 3 en 4 van dit artikel niet toe te passen. In dat geval waarborgen de betrokken lidstaten dat de infrastructuurbeheerder alle in artikel 3, punt 2, bedoelde functies uitoefent en dat zijn besluitvorming en organisatie volledig onafhankelijk zijn van alle spoorwegondernemingen overeenkomstig de in de artikelen 7 bis, 7 ter en 7 quater vastgestelde eisen.

Motivering

De lidstaten moeten ook in de toekomst de mogelijkheid hebben om te kiezen voor scheiding van de infrastructuurbeheerder van de spoorwegondernemingen of voor een geïntegreerde structuur.

Amendement  29

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 ter – lid 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5. De infrastructuurbeheerder heeft eigen personeel en is in andere gebouwen gevestigd dan de andere juridische entiteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming. De toegang tot de informaticasystemen wordt beveiligd om de onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder te waarborgen. In de interne reglementen of personeelscontracten moet duidelijk worden bepaald dat de contacten met andere juridische entiteiten binnen verticaal geïntegreerde ondernemingen worden beperkt tot de officiële communicatie in verband met de uitoefening van de functies van de infrastructuurbeheerder die hij ook vervult voor spoorwegondernemingen die niet tot de verticaal geïntegreerde onderneming behoren. Andere overdrachten van personeel dan de onder c) bedoelde overdrachten tussen de infrastructuurbeheerder en andere juridische entiteiten binnen een verticaal geïntegreerde onderneming zijn slechts toegestaan wanneer kan worden gewaarborgd dat geen gevoelige informatie tussen die entiteiten wordt doorgegeven.

5. De infrastructuurbeheerder heeft eigen personeel en is in andere gebouwen gevestigd dan de andere juridische entiteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming. De toegang tot de informaticasystemen wordt beveiligd om de onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder te waarborgen. Andere overdrachten van personeel dan de in lid 4 bedoelde overdrachten tussen de infrastructuurbeheerder en andere juridische entiteiten binnen een verticaal geïntegreerde onderneming zijn slechts toegestaan wanneer kan worden gewaarborgd dat geen gevoelige informatie tussen die entiteiten wordt doorgegeven.

 

Het is de infrastructuurbeheerder toegestaan om samen te werken met andere entiteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming als het gaat om de ontwikkeling van hun informatiesystemen, op voorwaarde dat wordt gewaarborgd dat gevoelige informatie in handen van de infrastructuurbeheerder naar behoren wordt beschermd.

 

De regelingen ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de eerste en tweede alinea van dit lid moeten met het oog op de onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder worden goedgekeurd door de toezichthoudende instantie. Deze kan tevens wijziging daarvan gelasten. De toezichthoudende instantie kan de geïntegreerde onderneming gelasten alle mogelijk nodige inlichtingen hiertoe te overleggen.

Motivering

Het voorstel van de Commissie is te prescriptief. De toezichthoudende instantie dient erop toe te zien dat de regelingen ten aanzien van gebouwen, IT-systemen en het personeel onder topmanagementniveau van dusdanige aard zijn dat de onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder gewaarborgd is. De regelingen kunnen van lidstaat tot lidstaat verschillen.

Amendement  30

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 quinquies – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten zien erop toe dat infrastructuurbeheerders voor elk netwerk een coördinatiecomité oprichten en organiseren. Minstens de volgende partijen kunnen lid worden van dit comité: de infrastructuurbeheerder, bekende aanvragers als bedoeld in artikel 8, lid 3, en, op hun verzoek, potentiële aanvragers, de representatieve organisaties van spoorwegondernemingen, vertegenwoordigers van de gebruikers van goederen- en passagiersvervoerdiensten en, indien van toepassing, regionale en lokale autoriteiten. Vertegenwoordigers van de lidstaat en de toezichthoudende instantie worden als waarnemers uitgenodigd op de vergaderingen van het coördinatiecomité.

1. De lidstaten zien erop toe dat infrastructuurbeheerders voor elk netwerk een coördinatiecomité oprichten en organiseren. Minstens de volgende partijen kunnen lid worden van dit comité: de infrastructuurbeheerder, bekende aanvragers als bedoeld in artikel 8, lid 3, en, op hun verzoek, potentiële aanvragers, de representatieve organisaties van spoorwegondernemingen, met inbegrip van vertegenwoordigers van hun werknemers, vertegenwoordigers van de gebruikers van goederen- en passagiersvervoerdiensten, vertegenwoordigers van spoorwegpersoneel en, indien van toepassing, regionale en lokale autoriteiten en andere mogelijke belanghebbenden. Vertegenwoordigers van de lidstaat en de toezichthoudende instantie worden als waarnemers uitgenodigd op de vergaderingen van het coördinatiecomité.

Amendement  31

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 7 sexies – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Het netwerk neemt deel aan het markttoezicht als bedoeld in artikel 15 en benchmarkt de efficiency van de infrastructuurbeheerders aan hand van gemeenschappelijke indicatoren en kwaliteitscriteria, zoals de betrouwbaarheid, capaciteit, beschikbaarheid, stiptheid en veiligheid van hun netwerken, kwaliteit en benutting van de activa, onderhoud, vernieuwing, verbetering, investeringen en financiële efficiency.

2. Het netwerk neemt deel aan het markttoezicht als bedoeld in artikel 15 en benchmarkt de efficiency van de infrastructuurbeheerders aan de hand van gemeenschappelijke indicatoren en kwaliteitscriteria, zoals de betrouwbaarheid, capaciteit, beschikbaarheid, toegankelijkheid, stiptheid en veiligheid van hun netwerken, kwaliteit en benutting van de activa, onderhoud, vernieuwing, verbetering, grensoverschrijdende samenwerking om knelpunten te verhelpen, investeringen en financiële efficiency.

Amendement  32

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6 – letter a bis (nieuw)

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 11 – lid 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(a bis) het volgende lid wordt ingevoegd:

 

"1 bis. De lidstaten kunnen het recht om in het kader van openbaredienstcontracten nieuwe of gewijzigde passagiersdiensten in te stellen, beperken indien die nieuwe of gewijzigde openbaredienstcontracten het economisch evenwicht in het gedrang brengen van bestaande diensten die worden verricht door spoorwegondernemingen waaraan overeenkomstig artikel 10, lid 2, toegang tot spoorweginfrastructuur is verleend.";

Motivering

De lidstaten kunnen het recht tot het invoeren van nieuwe of gewijzigde openbaredienstcontracten beperken indien de toezichthoudende instantie aantoont dat dergelijke contracten potentieel een economische impact hebben op een dienst die door een exploitant op grond van de vrije toegang wordt verricht.

Amendement  33

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6 – letter b

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 11 – lid 2 – alinea 1 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om te bepalen of het economisch evenwicht van een openbaredienstcontract in het gedrang komt, wordt door de toezichthoudende instantie(s) als bedoeld in artikel 55 een objectieve economische analyse gemaakt en een besluit genomen op basis van vooraf bepaalde criteria. Zij formuleren hun oordeel na de indiening van een verzoek door één van de volgende partijen binnen een maand na de bekendmaking van een geplande passagiersvervoersdienst als bedoeld in artikel 38, lid 4:

Om te bepalen of het economisch evenwicht, de beschikbaarheid of de kwaliteit van een openbaredienstcontract in het gedrang komt, wordt door de toezichthoudende instantie(s) als bedoeld in artikel 55 een objectieve economische, sociale en milieuanalyse, met inbegrip van een analyse van de arbeidssituatie en arbeidsvoorwaarden, gemaakt en een besluit genomen op basis van vooraf bepaalde criteria.

 

De beoordeling of het economisch evenwicht van een openbaredienstcontract in het gedrang komt, is gebaseerd op vooraf geformuleerde criteria, zoals het effect op de winstgevendheid van de verschillende diensten krachtens het openbaredienstcontract, met inbegrip van de resulterende effecten op de nettokosten voor de bevoegde instantie die het contract gegund heeft alsmede op de vervoersvraag, de tarieven, de tariefvoorwaarden, de plaats en het aantal stops en de dienstregeling en frequentie van de voorgestelde nieuwe dienst, zoals vastgesteld door de in artikel 5 bedoelde toezichthoudende instantie overeenkomstig de in lid 4 van dit artikel bedoelde uitvoeringsmaatregelen. De beoordeling moet aantonen of de economische haalbaarheid van de diensten krachtens het openbaredienstcontract al dan niet in het gedrang komt. Het evenwicht wordt geacht in het gedrang te komen indien kan worden aangetoond dat de exploitatie van deze openbare diensten op een redelijk kwaliteitsniveau, economisch niet haalbaar is.

 

De lidstaten hebben het recht om overeenkomstig een dergelijke beoordeling en het besluit van de betreffende toezichthoudende instantie het toegangsrecht voor de beoogde passagiersvervoersdienst goed te keuren, te wijzigen of te weigeren, dit alles in lijn met de economische analyse en het EU-recht alsook de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie. De toezichthoudende instantie(s) formuleert (formuleren) haar (hun) oordeel na de indiening van een verzoek door één van de volgende partijen binnen een maand na de bekendmaking van een geplande passagiersvervoersdienst als bedoeld in artikel 38, lid 4:

Motivering

De onderliggende criteria van economisch evenwicht dienen nader te worden uiteengezet. Deze tekst is geïnspireerd op overweging 21 van Richtlijn 2012/34/EU en de interpretatierichtsnoeren van de Commissie van 2010.

Amendement  34

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 13 bis – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Onverminderd Verordening (EG) nr. 1371/2007 en Richtlijn 2010/40/EU kunnen de lidstaten spoorwegondernemingen die binnenlandse passagiersdiensten exploiteren ertoe verplichten aan te sluiten bij een gemeenschappelijk systeem voor informatieverstrekking en geïntegreerde ticketting met het oog op het aanbieden van doorgaande tickets en boekingen of kunnen zij bevoegde instanties de opdracht geven een dergelijk systeem op te zetten. Indien een dergelijk systeem wordt opgezet, zien de lidstaten erop toe dat het geen marktverstoring of discriminatie tussen spoorwegondernemingen teweegbrengt en dat het wordt beheerd door een publieke of particuliere juridische entiteit of door een samenwerkingsverband van alle spoorwegondernemingen die passagiersdiensten exploiteren.

1. Onverminderd Verordening (EG) nr. 1371/2007 en Richtlijn 2010/40/EU verplichten de lidstaten spoorwegondernemingen die binnenlandse passagiersdiensten exploiteren ertoe aan te sluiten bij een gemeenschappelijk systeem voor informatieverstrekking en geïntegreerde ticketting met het oog op het aanbieden van doorgaande tickets en boekingen of kunnen zij bevoegde instanties de opdracht geven een dergelijk systeem op te zetten. Indien een dergelijk systeem wordt opgezet, zien de lidstaten erop toe dat het geen marktverstoring of discriminatie tussen spoorwegondernemingen teweegbrengt en dat het wordt beheerd door een publieke of particuliere juridische entiteit of door een samenwerkingsverband van alle spoorwegondernemingen die passagiersdiensten exploiteren.

Amendement  35

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7 bis (nieuw)

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 15 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

7 bis. Artikel 15, lid 1, wordt vervangen door:

 

"1. De Commissie treft de nodige maatregelen om toezicht te houden op de technische, economische en arbeidsomstandigheden en de marktontwikkelingen in het spoorvervoer in de Unie."

Amendement  36

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7 ter (nieuw)

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 19

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

7 bis. Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

 

(a) punt d) wordt vervangen door:

 

"(d) niet zijn veroordeeld wegens ernstige of herhaalde inbreuken op verplichtingen die voortvloeien uit het sociaal recht of uit het arbeidsrecht, met inbegrip van verplichtingen uit de wetten inzake arbeidsbescherming en collectieve arbeidsovereenkomsten, of, in het geval van ondernemingen die grensoverschrijdend goederenvervoer wensen te verrichten waarvoor douaneprocedures gelden, uit de douaneregelgeving.";

 

(b) het volgende punt wordt toegevoegd:

 

"(e) zich ertoe hebben verbonden de algemeen geldende of in een sector gebruikelijke collectieve arbeidsovereenkomsten toe te passen overeenkomstig de gangbare praktijk in de lidstaten waar de onderneming van plan is haar bedrijfsactiviteiten te verrichten."

Amendement  37

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 8

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 38 – lid 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. Wanneer een aanvrager voornemens is infrastructuurcapaciteit aan te vragen met het oog op de exploitatie van een nieuwe passagiersvervoersdienst, stelt hij de infrastructuurbeheerders en de betrokken toezichthoudende instanties daar uiterlijk 18 maanden voor de aanvang van de dienstregeling waarvoor treinpaden worden aangevraagd van in kennis. Om de betrokken toezichthoudende instanties in staat te stellen de potentiële economische impact op een bestaand openbaredienstcontract te beoordelen, zien de toezichthoudende instanties erop toe dat elke bevoegde instantie die een contract voor passagiersvervoer per spoor op de in het openbaredienstcontract bepaalde route heeft gegund, iedere andere belanghebbende bevoegde instantie die het recht heeft de toegang uit hoofde van artikel 11 te beperken en de spoorwegondernemingen die het openbaredienstcontract op de route van deze passagiersvervoersdienst uitvoeren, onverwijld en uiterlijk binnen vijf dagen op de hoogte worden gebracht.

4. Wanneer een aanvrager voornemens is infrastructuurcapaciteit aan te vragen met het oog op de exploitatie van een nieuwe passagiersvervoersdienst, stelt hij de infrastructuurbeheerders en de betrokken toezichthoudende instanties daar uiterlijk 18 maanden voor de aanvang van de dienstregeling waarvoor treinpaden worden aangevraagd van in kennis. Om de betrokken toezichthoudende instanties in staat te stellen de potentiële economische, sociale en milieu-impact op een bestaand openbaredienstcontract te beoordelen, zien de toezichthoudende instanties erop toe dat elke bevoegde instantie die een contract voor passagiersvervoer per spoor op de in het openbaredienstcontract bepaalde route heeft gegund, iedere andere belanghebbende bevoegde instantie die het recht heeft de toegang uit hoofde van artikel 11 te beperken en de spoorwegondernemingen die het openbaredienstcontract op de route van deze passagiersvervoersdienst uitvoeren, onverwijld en uiterlijk binnen vijf dagen op de hoogte worden gebracht.

Amendement  38

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 9

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 63 – lid 1 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Uiterlijk op 31 december 2024 onderzoekt de Commissie de gevolgen van deze richtlijn op de spoorwegsector en dient zij bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een verslag in over de tenuitvoerlegging daarvan.

Uiterlijk op 31 december 2024 onderzoekt de Commissie de gevolgen van deze richtlijn op de spoorwegsector en dient zij bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een verslag in over de tenuitvoerlegging daarvan. In dit onderzoek wordt rekening gehouden met de standpunten van de sociale partners zoals uiteengezet in het desbetreffende EU-comité voor de sociale dialoog.

Amendement  39

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 9

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 63 – lid 1 – alinea 2 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De Commissie onderzoekt tegen 2020 ook of de inrichting van de nationale arbeidsmarkt een belemmering vormt voor verdere openstelling en integratie van de markt, alsook voor de dienstverlening aan de klant. Zo nodig stelt de Commissie nieuwe wetgevingsmaatregelen voor om gelijke concurrentievoorwaarden voor alle spoorwegondernemingen te waarborgen.

Amendement  40

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 9

Richtlijn 2012/34/EG

Artikel 63 – lid 1 – alinea 2 ter (nieuw)

 

Bestaande tekst

Amendement

 

Uiterlijk ...* onderzoekt de Commissie de gevolgen ervan voor de ontwikkeling van de arbeidsmarkt voor spoorwegpersoneel. Indien passend stelt de maatregelen voor betreffende de certificatie van treinpersoneel.

 

_________________

 

* PB: datum invoegen: 18 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

Amendement  41

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 2 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. De Commissie stelt jaarlijks een samenvatting daarvan op en zendt deze, in alle werktalen, aan het Europees Parlement en de Raad.

Amendement  42

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Deze richtlijn treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

1. Deze richtlijn treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij wordt binnen drie maanden na de inwerkingtreding geconsolideerd met de richtlijn die zij wijzigt.

PROCEDURE

Titel

Wijziging van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte, betreffende de openstelling van de markten van de nationale diensten voor passagiersvervoer per spoor en het bestuur van de spoorweginfrastructuur

Document- en procedurenummers

COM(2013)0029 – C7-0025/2013 – 2013/0029(COD)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

TRAN

7.2.2013

 

 

 

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

EMPL

7.2.2013

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Frédéric Daerden

25.3.2013

Behandeling in de commissie

18.9.2013

17.10.2013

14.11.2013

 

Datum goedkeuring

18.11.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

32

7

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Regina Bastos, Edit Bauer, Jean-Luc Bennahmias, Phil Bennion, Pervenche Berès, Vilija Blinkevičiūtė, Philippe Boulland, David Casa, Alejandro Cercas, Ole Christensen, Minodora Cliveti, Marije Cornelissen, Emer Costello, Frédéric Daerden, Karima Delli, Sari Essayah, Thomas Händel, Marian Harkin, Nadja Hirsch, Stephen Hughes, Ádám Kósa, Jean Lambert, Patrick Le Hyaric, Verónica Lope Fontagné, Thomas Mann, Elisabeth Morin-Chartier, Csaba Őry, Konstantinos Poupakis, Sylvana Rapti, Licia Ronzulli, Nicole Sinclaire, Gabriele Stauner, Ruža Tomašić, Andrea Zanoni, Inês Cristina Zuber

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Claudette Abela Baldacchino, Georges Bach, Jelko Kacin, Ria Oomen-Ruijten, Antigoni Papadopoulou, Evelyn Regner

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Marita Ulvskog

ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (16.10.2013)

aan de Commissie vervoer en toerisme

inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor en het beheer van de spoorweginfrastructuur
(COM(2013)0029 – C7-0025 – 2013/0029(COD))

Rapporteur (voor advies): Joachim Zeller

BEKNOPTE MOTIVERING

De rapporteur is ingenomen met de voorstellen van de Commissie om door vermindering van bureaucratie en een vereenvoudigde toegang tot de markt de kwaliteit en efficiëntie van het spoorwegvervoer in Europa te vergroten en daarmee bij te dragen aan de totstandbrenging van een interne spoorwegmarkt. In het kader van de uitgebreide raadpleging hebben betrokkenen in de regio's, waaronder regionale openbaarvervoersinstanties, echter vaak de kritiek geuit dat het veelvuldig aanzienlijk wijzigen of bijwerken van wetgevingshandelingen niet bijdraagt aan een stabiel en betrouwbaar rechtskader.

Het Commissievoorstel inzake een strikte scheiding van infrastructuur en vervoer gaat voorbij aan de bijzondere situatie van het grote aantal kleine en middelgrote spoorweginfrastructuren (zoals bv. lokaalspoorwegen, historische spoorwegen, smalspoor, havenspoor of mijnspoorwegen), die gewoonlijk als geïntegreerde ondernemingen zijn georganiseerd, maar niet van strategisch belang zijn voor de werking van de Europese spoorwegmarkt. Een strikte scheiding bij deze ondernemingen, die meestal minder dan 50 medewerkers hebben, vergt alleen al door de vereiste verdubbeling van de personeelsstructuren een aanzienlijke hoeveelheid extra organisatorisch en uitvoerend werk. Gezien de overwegend zwakke economische positie van regionale spoorweginfrastructuren zouden deze in hun voortbestaan worden bedreigd.

De rapporteur is ingenomen met de versterking van de infrastructuurbeheerders, alsmede met de oprichting van de coördinatiecomités voor het monitoren van de activiteiten van deze versterkte infrastructuurbeheerders. Daarbij moet ervoor worden gezorgd dat de lokale overheden er stelselmatig en niet alleen "in voorkomend geval" bij worden betrokken. Deze versterking moet er tevens toe leiden dat bij de infrastructuurbeheerder een bekwame contactpersoon voor de betrekkingen met de lokale en regionale overheden wordt benoemd.

De rapporteur steunt bovendien het voorstel van de Commissie inzake de samenwerking van de infrastructuurbeheerders in een Europees netwerk voor de realisatie van het trans-Europees vervoersnetwerk, die noodzakelijk is om de problemen rond de grensoverschrijdende vervoersdiensten op te lossen.

De rapporteur steunt bovendien de ruimere bevoegdheden van de regelgevende instanties. De lokale en regionale overheden hebben evenwel een redelijke termijn nodig voor hun verzoek om toetsing van de beoordeling van de verstoring van het economische evenwicht van een dienst.

De rapporteur is ingenomen met het voorstel dat de inkomsten van de infrastructuurbeheerder uitsluitend voor de uitoefening van zijn bedrijf mogen worden aangewend. Indien de betaling van dividenden mogelijk blijft, moet de omvang daarvan worden gereguleerd. Dividenden die overeenkomen met een overdracht van de bedrijfsresultaten mogen niet worden toegestaan. Het is buiten proportie dat de verdenking van een inbreuk op de regels op zich al leidt tot sancties en de beperking van markttoegangsrechten. Onmiddellijke uitsluiting op grond van verdenking zou de onderneming preventief straffen en uiteindelijk de mededinging schaden. Een verbod op een wisseling van leidinggevend personeel bij infrastructuurbeheerders en vervoersondernemingen in verbonden ondernemingen legt de ondernemingen en hun medewerkers eveneens disproportioneel aan banden. Bovendien is het ook onpraktisch, aangezien het een aanzienlijk verlies aan knowhow en jarenlange beroepservaring tot gevolg zou hebben.

In de verslagen van de regio's is geregeld sprake van problemen rond de coördinatie van ticketsystemen tussen spoorwegondernemingen en de bevoegde lokale autoriteiten, met name op de door gevestigde spoorwegmaatschappijen geëxploiteerde stations. Een geharmoniseerd ticketsysteem in een concurrerende markt draagt bij tot de openstelling van de markten. De verplichting om mee te werken aan een nationaal informatiesysteem kan het openbaar vervoer aantrekkelijker maken. De lokale en regionale overheden moeten in dit systeem worden opgenomen.

AMENDEMENTEN

De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie vervoer en toerisme onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Amendement  1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(14) De toekenning van het recht op vrije toegang tot de spoorweginfrastructuur in alle lidstaten aan spoorwegondernemingen uit de Unie voor de exploitatie van binnenlandse treinen kan een impact hebben op de organisatie en financiering van passagiersvervoersdiensten per spoor die op grond van een openbaredienstcontract worden verzekerd. De lidstaten dienen de mogelijkheid te krijgen het recht op toegang te beperken indien de uitoefening daarvan het economisch evenwicht van die openbaredienstcontracten in het gedrang zou brengen en wanneer de toezichthoudende instantie daarmee heeft ingestemd.

(14) De toekenning van het recht op vrije toegang tot de spoorweginfrastructuur in alle lidstaten aan spoorwegondernemingen uit de Unie voor de exploitatie van binnenlandse treinen kan een impact hebben op de organisatie en financiering van passagiersvervoersdiensten per spoor die op grond van een openbaredienstcontract worden verzekerd. De lidstaten dienen de mogelijkheid te krijgen het recht op toegang te beperken indien de uitoefening daarvan het economisch evenwicht van die openbaredienstcontracten of de kwaliteit van de daarmee verstrekte diensten in het gedrang zou brengen en wanneer de toezichthoudende instantie daarmee heeft ingestemd.

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 18 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(18 bis) Om te bepalen of de kwaliteit van de verstrekte dienst in het kader van een openbaredienstcontract wordt beïnvloed door een op grond van de vrije toegang verstrekte dienst op hetzelfde netwerk, dienen de toezichthoudende instanties met name rekening te houden met netwerkeffecten, instandhouding van de aansluitingen en stiptheid.

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 3

Richtlijn 2012/34/EU

Artikel 7 – lid 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1 bis. Verticaal geïntegreerde ondernemingen die de specifieke investeringsprojecten overeenkomstig artikel 32, lid 3, van deze richtlijn uitvoeren en in wier geval deze diensten rechtstreeks concurreren met andere vervoerswijzen, vallen niet onder artikel 7 en de artikelen 7 bis, 7 ter en 7 quater.

Motivering

"Specifieke investeringsprojecten" die pas op zeer lange termijn winstgevend worden, mogen niet binnen het toepassingsbereik van artikel 7 en de artikelen 7 bis, 7 ter en 7 quater vallen.

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EU

Artikel 7 bis – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De inkomsten van de infrastructuurbeheerder mogen niet worden gebruikt om andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming te financieren en moeten uitsluitend worden aangewend om de activiteiten van de infrastructuurbeheerder zelf te financieren en dividenden te betalen aan de uiteindelijke eigenaar van de verticaal geïntegreerde onderneming. De infrastructuurbeheerder mag geen leningen verstrekken aan andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming en andere juridische entiteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming mogen evenmin leningen verstrekken aan de infrastructuurbeheerder. Andere juridische entiteiten leveren aan de infrastructuurbeheerder uitsluitend diensten tegen marktprijs en op basis van contracten. De schulden van de infrastructuurbeheerder worden duidelijk gescheiden van de schulden van andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming en die schulden worden afzonderlijk beheerd. Bij het beheer van de rekeningen van de infrastructuurbeheerder en de andere juridische entiteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming wordt de naleving van deze bepalingen gewaarborgd en wordt het mogelijk gemaakt de geldstromen van de infrastructuurbeheerder en de andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming van elkaar te scheiden.

3. De inkomsten van de infrastructuurbeheerder mogen niet worden gebruikt om andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming te financieren en moeten uitsluitend worden aangewend om de activiteiten van de infrastructuurbeheerder zelf te financieren en behoorlijke dividenden te betalen aan de uiteindelijke eigenaar van de verticaal geïntegreerde onderneming. Winstoverdrachten zijn niet toegestaan. De infrastructuurbeheerder mag geen leningen verstrekken aan andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming en andere juridische entiteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming mogen evenmin leningen verstrekken aan de infrastructuurbeheerder. Andere juridische entiteiten leveren aan de infrastructuurbeheerder uitsluitend diensten tegen marktprijs en op basis van contracten. De schulden van de infrastructuurbeheerder worden duidelijk gescheiden van de schulden van andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming en die schulden worden afzonderlijk beheerd. Bij het beheer van de rekeningen van de infrastructuurbeheerder en de andere juridische entiteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming wordt de naleving van deze bepalingen gewaarborgd en wordt het mogelijk gemaakt de geldstromen van de infrastructuurbeheerder en de andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming van elkaar te scheiden.

Motivering

Het verbod op winstoverdrachten moet in de tekst nog duidelijker tot uitdrukking komen. Indien de betaling van dividenden mogelijk blijft, moet de omvang daarvan worden gereguleerd. Dividenden die overeenkomen met een overdracht van de bedrijfsresultaten mogen niet worden toegestaan.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EU

Artikel 7 ter– lid 3 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De raad van toezicht van de infrastructuurbeheerder is samengesteld uit vertegenwoordigers van de uiteindelijke eigenaars van de verticaal geïntegreerde onderneming.

De raad van toezicht van de infrastructuurbeheerder is samengesteld uit vertegenwoordigers van de uiteindelijke eigenaars van de verticaal geïntegreerde onderneming en vertegenwoordigers van de bevoegde lokale en regionale overheden, voor zover die daar niet reeds zijn vertegenwoordigd.

Motivering

De lokale en regionale overheden zijn essentiële actoren van het spoorwegsysteem. Daarom moeten zij worden betrokken bij de besluitvormings- en controleorganen van de infrastructuurbeheerder, die immers over een natuurlijk monopolie beschikt. De overheden fungeren als bruggenbouwers tussen aanbieders en eindgebruikers, met wier behoeften zij goed bekend zijn.

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EU

Artikel 7 ter – lid 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5. De infrastructuurbeheerder heeft eigen personeel en is in andere gebouwen gevestigd dan de andere juridische entiteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming. De toegang tot de informaticasystemen wordt beveiligd om de onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder te waarborgen. In de interne reglementen of personeelscontracten moet duidelijk worden bepaald dat de contacten met andere juridische entiteiten binnen verticaal geïntegreerde ondernemingen worden beperkt tot de officiële communicatie in verband met de uitoefening van de functies van de infrastructuurbeheerder die hij ook vervult voor spoorwegondernemingen die niet tot de verticaal geïntegreerde onderneming behoren. Andere overdrachten van personeel dan de onder c) bedoelde overdrachten tussen de infrastructuurbeheerder en andere juridische entiteiten binnen een verticaal geïntegreerde onderneming zijn slechts toegestaan wanneer kan worden gewaarborgd dat geen gevoelige informatie tussen die entiteiten wordt doorgegeven.

5. De infrastructuurbeheerder heeft eigen personeel en is in andere gebouwen gevestigd dan de andere juridische entiteiten van de verticaal geïntegreerde onderneming. De toegang tot de informaticasystemen wordt beveiligd om de onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder te waarborgen. In de interne reglementen of personeelscontracten moet duidelijk worden bepaald dat de contacten met andere juridische entiteiten binnen verticaal geïntegreerde ondernemingen worden beperkt tot de officiële communicatie in verband met de uitoefening van de functies van de infrastructuurbeheerder die hij ook vervult voor spoorwegondernemingen die niet tot de verticaal geïntegreerde onderneming behoren. Andere overdrachten van personeel dan de onder c) bedoelde overdrachten tussen de infrastructuurbeheerder en andere juridische entiteiten binnen een verticaal geïntegreerde onderneming zijn toegestaan. De betrokken medewerkers zijn overeenkomstig de gevestigde praktijk van het handelsrecht echter verplicht de bedrijfsgeheimen met betrekking tot hun eerdere werkzaamheden te beschermen.

Motivering

Het is buiten proportie en constitutioneel dubieus de interne mobiliteit van medewerkers van een concern dermate te beperken. Overgangsperioden en andere barrières voor toegang tot informatie zijn toereikend om het ongewenste meenemen van gevoelige informatie bij dochterondernemingen te verhinderen. Anders zou een aanzienlijk verlies aan knowhow en beroepservaring het gevolg zijn.

Amendement  7

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EU

Artikel 7 ter – lid 7

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

7. Leden van de raden van toezicht of bestuur van de infrastructuurbeheerder en personen die bij de infrastructuurbeheerder een leidinggevende functie uitoefenen, mogen geen belangen hebben in of directe of indirecte financiële voordelen ontvangen van andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming. Prestatiegebonden elementen van hun salaris mogen uitsluitend worden bepaald door de resultaten van de infrastructuurbeheerder en niet worden gekoppeld aan de bedrijfsresultaten van andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming of een andere entiteit waarover zij zeggenschap uitoefent.

7. Leden van de raden van toezicht of bestuur van de infrastructuurbeheerder, personen die bij de infrastructuurbeheerder een leidinggevende functie uitoefenen, alsook werknemers van de infrastructuurbeheerder met toegang tot vertrouwelijke informatie, mogen geen belangen hebben in of directe of indirecte financiële voordelen ontvangen van andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming. Prestatiegebonden elementen van hun salaris mogen uitsluitend worden bepaald door de resultaten van de infrastructuurbeheerder en niet worden gekoppeld aan de bedrijfsresultaten van andere juridische entiteiten binnen de verticaal geïntegreerde onderneming of een andere entiteit waarover zij zeggenschap uitoefent.

Amendement  8

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EU

Artikel 7 quater– lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De Commissie heeft het recht de lidstaat waar de verticaal geïntegreerde onderneming is gevestigd te verzoeken haar binnen een redelijke termijn alle noodzakelijke informatie mee te delen. Zij raadpleegt de betrokken toezichthoudende instantie of instanties en, zo nodig, het in artikel 57 bedoelde netwerk van toezichthoudende instanties.

2. De Commissie heeft het recht de lidstaat waar de verticaal geïntegreerde onderneming is gevestigd te verzoeken haar binnen een redelijke termijn alle noodzakelijke informatie mee te delen. Zij raadpleegt de betrokken toezichthoudende instantie of instanties, de desbetreffende bevoegde autoriteiten en het in artikel 57 bedoelde netwerk van toezichthoudende instanties.

Motivering

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en de werkelijke stand van zaken in het spoorwegsysteem is het noodzakelijk de lokale overheden erbij te betrekken.

Amendement  9

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EU

Artikel 7 quater– lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De lidstaten kunnen beperkingen opleggen aan het recht op vrije toegang als bedoeld in artikel 10 van spoorwegondernemingen die deel uitmaken van een verticaal geïntegreerde onderneming wanneer de Commissie de lidstaten meedeelt dat geen verzoek is ingediend overeenkomstig lid 1, in afwachting van de behandeling van dat verzoek door de Commissie of indien de Commissie overeenkomstig de in artikel 62, lid 2, bedoelde procedure besluit dat:

Schrappen

a) geen bevredigend antwoord is gegeven op de verzoeken om informatie die de Commissie overeenkomstig lid 2 heeft geformuleerd; of

 

b) de betrokken infrastructuurbeheerder niet voldoet aan de eisen van de artikelen 7 bis en 7 ter; of

 

c) de toepassing van de eisen van de artikelen 7 bis en 7 ter niet volstaat om te waarborgen dat alle spoorwegondernemingen gelijke concurrentievoorwaarden genieten en er in de lidstaat waar de betrokken infrastructuurbeheerder is gevestigd geen sprake is van concurrentieverstoringen.

 

Motivering

Als er geen verzoek om toetsing van de onafhankelijkheid is ingediend of de Commissie nog geen beslissing over het verzoek heeft genomen, mogen er - overeenkomstig de gangbare praktijk in het rechtsverkeer - nog geen strafmaatregelen worden uitgevoerd. Het is buiten proportie dat de verdenking van een inbreuk op de regels toereikend is. Bij het ontbreken van informatie zijn de bij niet-nakomingsprocedures gangbare instrumenten toereikend. Onmiddellijke uitsluiting op grond van verdenking zou de onderneming preventief straffen en uiteindelijk de mededinging schaden.

Amendement  10

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EU

Artikel 7 quinquies – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten zien erop toe dat infrastructuurbeheerders voor elk netwerk een coördinatiecomité oprichten en organiseren. Minstens de volgende partijen kunnen lid worden van dit comité: de infrastructuurbeheerder, bekende aanvragers als bedoeld in artikel 8, lid 3, en, op hun verzoek, potentiële aanvragers, de representatieve organisaties van spoorwegondernemingen, vertegenwoordigers van de gebruikers van goederen- en passagiersvervoerdiensten en, indien van toepassing, regionale en lokale autoriteiten. Vertegenwoordigers van de lidstaat en de toezichthoudende instantie worden als waarnemers uitgenodigd op de vergaderingen van het coördinatiecomité.

1. De lidstaten zien erop toe dat infrastructuurbeheerders voor elk netwerk een coördinatiecomité oprichten en organiseren. Minstens de volgende partijen kunnen lid worden van dit comité: de infrastructuurbeheerder, bekende aanvragers als bedoeld in artikel 8, lid 3, en, op hun verzoek, potentiële aanvragers, de representatieve organisaties van spoorwegondernemingen, vertegenwoordigers van de gebruikers van goederen- en passagiersvervoerdiensten, vertegenwoordigers van de werknemers in de spoorwegsector en de betrokken regionale en lokale autoriteiten. Vertegenwoordigers van de lidstaat en de toezichthoudende instantie worden als waarnemers uitgenodigd op de vergaderingen van het coördinatiecomité.

Motivering

De lokale en regionale overheden zijn belangrijke actoren in het vervoersbeleid en moeten er als zodanig stelselmatig en niet alleen in voorkomend geval bij worden betrokken. Ze moeten derhalve een plaats krijgen in het coördinatiecomité.

Amendement  11

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EU

Artikel 7 quinquies – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Het coördinatiecomité stelt een huishoudelijk reglement vast betreffende met name de frequentie van zijn vergaderingen, die minstens elk kwartaal plaatsvinden, en de deelname aan die vergaderingen. Elk jaar wordt een verslag over de besprekingen binnen het coördinatiecomité, met opgave van de verschillende in het comité ingenomen standpunten, ingediend bij de infrastructuurbeheerder, de lidstaat, de betrokken toezichthoudende instantie en de Commissie.

3. Het coördinatiecomité stelt een huishoudelijk reglement vast betreffende met name de frequentie van zijn vergaderingen die minstens elk kwartaal plaatsvinden en de deelname aan die vergaderingen, alsmede regels ten aanzien van de minstens eenmaal per jaar te realiseren raadpleging van vertegenwoordigers van de gebruikers van goederen- en personenvervoersdiensten. Elk jaar wordt een verslag over de besprekingen binnen het coördinatiecomité, met opgave van de verschillende in het comité ingenomen standpunten, ingediend bij de infrastructuurbeheerder, de lidstaat, de betrokken toezichthoudende instantie en de Commissie.

Amendement  12

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EU

Artikel 7 quinquies– lid 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis. De infrastructuurbeheerder benoemt uit zijn midden een vertegenwoordiger die verantwoordelijk is voor de betrekkingen met de lokale en regionale overheden. Deze vertegenwoordiger moet in staat zijn verzoeken van een lokale of regionale overheid binnen vijf dagen namens de infrastructuurbeheerder te beantwoorden.

Motivering

De versterking van de bevoegdheden van de infrastructuurbeheerders moet gepaard gaan met grotere verantwoordelijkheid voor hen op internationaal niveau via het netwerk van de infrastructuurbeheerders, maar eveneens op lokaal niveau. De contactpersoon voor de lokale en regionale overheden moet als een soort centraal aanspreekpunt in staat zijn de verzoeken van laatstgenoemden snel te beantwoorden.

Amendement  13

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EU

Artikel 7 sexies– lid 1 - alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten zien erop toe dat infrastructuurbeheerders deelnemen aan en samenwerken binnen een netwerk om de spoorinfrastructuur van de Unie te ontwikkelen, met name om de tijdige en efficiënte realisatie van het trans-Europees vervoersnetwerk te verzekeren, met inbegrip van de kernnetwerkcorridors, de bij Verordening (EU) nr. 913/2010 vastgestelde goederencorridors en het bij Besluit 2012/88/EU vastgestelde plan voor de invoering van het Europees systeem voor het beheer van het spoorverkeer (ERTMS).

De lidstaten verplichten infrastructuurbeheerders er binnen twee jaar na de omzetting van deze richtlijn toe deel te nemen aan en samen te werken binnen een netwerk om de spoorinfrastructuur van de Unie te ontwikkelen, met name om de tijdige en efficiënte realisatie van het trans-Europees vervoersnetwerk te verzekeren, met inbegrip van de kernnetwerkcorridors, de bij Verordening (EU) nr. 913/2010 vastgestelde goederencorridors en het bij Besluit 2012/88/EU vastgestelde plan voor de invoering van het Europees systeem voor het beheer van het spoorverkeer (ERTMS), evenals een efficiënte regionale grensoverschrijdende samenwerking in de spoorwegsector.

Motivering

Het netwerk van Europese infrastructuurbeheerders biedt de mogelijkheid om problemen rond de grensoverschrijdende vervoersdiensten op het juiste niveau aan te pakken. De lokale overheden moeten daarbij worden betrokken.

Amendement  14

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 2012/34/EU

Artikel 7 quinquies – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De Commissie kan maatregelen nemen om de gemeenschappelijke beginselen en praktijken van het netwerk te bepalen, met name om de coherentie van de benchmarking te verzekeren en de procedures te bepalen voor de samenwerking binnen het netwerk. Deze maatregelen worden vastgesteld door middel van een uitvoeringshandeling overeenkomstig de procedure van artikel 62, lid 3."

3. De Commissie kan, indien van toepassing, wetgevingsvoorstellen doen ter verbetering van de samenwerking tussen de infrastructuurbeheerders die lid zijn van het netwerk.

Amendement  15

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6 – letter a

Richtlijn 2012/34/EU

Artikel 11 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten kunnen het in artikel 10, lid 2, bedoelde toegangsrecht beperken tot passagiersvervoer tussen een vertrekpunt en een bepaalde bestemming wanneer voor dezelfde route of een alternatieve route één of meer openbaredienstcontracten zijn gesloten en de uitoefening van het toegangsrecht het economisch evenwicht van de betrokken openbaredienstcontract(en) in gevaar zou brengen.

1. De lidstaten kunnen het in artikel 10, lid 2, bedoelde toegangsrecht beperken tot passagiersvervoer tussen een vertrekpunt en een bepaalde bestemming wanneer voor dezelfde route of een alternatieve route één of meer openbaredienstcontracten zijn gesloten en de uitoefening van het toegangsrecht het economisch evenwicht van de betrokken openbaredienstcontract(en) in gevaar zou brengen of de kwaliteit van de dienstverlening zou aantasten.

Amendement  16

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6 – letter b

Richtlijn 2012/34/EU

Artikel 11 – lid 2 – alinea 1 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om te bepalen of het economisch evenwicht van een openbaredienstcontract in het gedrang komt, wordt door de toezichthoudende instantie(s) als bedoeld in artikel 55 een objectieve economische analyse gemaakt en een besluit genomen op basis van vooraf bepaalde criteria. Zij formuleren hun oordeel na de indiening van een verzoek door één van de volgende partijen binnen een maand na de bekendmaking van een geplande passagiersvervoersdienst als bedoeld in artikel 38, lid 4:

Om te bepalen of het economisch evenwicht van een openbaredienstcontract in het gedrang komt, wordt door de toezichthoudende instantie(s) als bedoeld in artikel 55 een objectieve economische analyse gemaakt en een besluit genomen op basis van vooraf bepaalde criteria, met inachtneming van het gecumuleerde effect van de op grond van de vrije toegang verstrekte diensten. Zij formuleren hun oordeel na de indiening van een verzoek door één van de volgende partijen binnen twee maanden na de bekendmaking van een geplande passagiersvervoersdienst als bedoeld in artikel 38, lid 4:

Amendement  17

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 2012/34/EU

Artikel 13 bis– lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Onverminderd Verordening (EG) nr. 1371/2007 en Richtlijn 2010/40/EU kunnen de lidstaten spoorwegondernemingen die binnenlandse passagiersdiensten exploiteren ertoe verplichten aan te sluiten bij een gemeenschappelijk systeem voor informatieverstrekking en geïntegreerde ticketting met het oog op het aanbieden van doorgaande tickets en boekingen of kunnen zij bevoegde instanties de opdracht geven een dergelijk systeem op te zetten. Indien een dergelijk systeem wordt opgezet, zien de lidstaten erop toe dat het geen marktverstoring of discriminatie tussen spoorwegondernemingen teweegbrengt en dat het wordt beheerd door een publieke of particuliere juridische entiteit of door een samenwerkingsverband van alle spoorwegondernemingen die passagiersdiensten exploiteren.

1. Onverminderd Verordening (EG) nr. 1371/2007 en Richtlijn 2010/40/EU verplichten de lidstaten spoorwegondernemingen die binnenlandse passagiersdiensten exploiteren ertoe aan te sluiten bij een gemeenschappelijk systeem voor informatieverstrekking en geïntegreerde ticketting met het oog op het aanbieden van doorgaande tickets en boekingen of kunnen zij bevoegde instanties de opdracht geven een dergelijk systeem op te zetten. Bij het opzetten van een dergelijk systeem zien de lidstaten erop toe dat het geen marktverstoring of discriminatie tussen spoorwegondernemingen teweegbrengt en dat het wordt beheerd door een publieke of particuliere juridische entiteit of door een samenwerkingsverband van alle spoorwegondernemingen die passagiersdiensten exploiteren. Vertegenwoordigers van de lokale en regionale overheden maken deel uit van deze rechtspersoon of vereniging en worden ten volle bij de besluitvorming ervan betrokken.

Motivering

In de verslagen van de regio's is geregeld sprake van problemen met ticketsystemen op de door gevestigde spoorwegmaatschappijen geëxploiteerde stations. De regio's zijn erop uit het ticketsysteem in een concurrerende markt te harmoniseren. De verplichting om mee te werken aan een nationaal informatiesysteem kan het openbaar vervoer aantrekkelijker maken. In dit verband moeten de lokale overheden worden opgenomen in de bestuursorganen van dit systeem.

Amendement  18

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 8

Richtlijn 2012/34/EU

Artikel 38 – lid 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. Wanneer een aanvrager voornemens is infrastructuurcapaciteit aan te vragen met het oog op de exploitatie van een nieuwe passagiersvervoersdienst, stelt hij de infrastructuurbeheerders en de betrokken toezichthoudende instanties daar uiterlijk 18 maanden voor de aanvang van de dienstregeling waarvoor treinpaden worden aangevraagd van in kennis. Om de betrokken toezichthoudende instanties in staat te stellen de potentiële economische impact op een bestaand openbaredienstcontract te beoordelen, zien de toezichthoudende instanties erop toe dat elke bevoegde instantie die een contract voor passagiersvervoer per spoor op de in het openbaredienstcontract bepaalde route heeft gegund, iedere andere belanghebbende bevoegde instantie die het recht heeft de toegang uit hoofde van artikel 11 te beperken en de spoorwegondernemingen die het openbaredienstcontract op de route van deze passagiersvervoersdienst uitvoeren, onverwijld en uiterlijk binnen vijf dagen op de hoogte worden gebracht.

4. Wanneer een aanvrager voornemens is infrastructuurcapaciteit aan te vragen met het oog op de exploitatie van een nieuwe passagiersvervoersdienst, stelt hij de infrastructuurbeheerders en de betrokken toezichthoudende instanties daar uiterlijk 12 maanden voor de aanvang van de dienstregeling waarvoor treinpaden worden aangevraagd van in kennis. Om de betrokken toezichthoudende instanties in staat te stellen de potentiële economische impact op een bestaand openbaredienstcontract te beoordelen, zien de toezichthoudende instanties erop toe dat elke bevoegde instantie die een contract voor passagiersvervoer per spoor op de in het openbaredienstcontract bepaalde route heeft gegund, iedere andere belanghebbende bevoegde instantie die het recht heeft de toegang uit hoofde van artikel 11 te beperken en de spoorwegondernemingen die het openbaredienstcontract op de route van deze passagiersvervoersdienst uitvoeren, onverwijld en uiterlijk binnen vijf dagen op de hoogte worden gebracht.

Amendement  19

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 8 bis (nieuw)

Richtlijn 2012/34/EU

Artikel 56 – lid 1 – letters h en i (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

8 bis. Aan artikel 56, lid 1, worden de volgende punten toegevoegd:

 

"h) geplande onderhoudswerkzaamheden;

 

i) niet-geplande onderhoudswerkzaamheden".

PROCEDURE

Titel

Wijziging van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte, betreffende de openstelling van de markten van de nationale diensten voor passagiersvervoer per spoor en het bestuur van de spoorweginfrastructuur

Document- en procedurenummers

COM(2013)0029 – C7-0025/2013 – 2013/0029(COD)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

TRAN

7.2.2013

 

 

 

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

REGI

7.2.2013

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Joachim Zeller

19.2.2013

Datum goedkeuring

14.10.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

29

0

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Luís Paulo Alves, Francesca Barracciu, Victor Boştinaru, Nikos Chrysogelos, Danuta Maria Hübner, María Irigoyen Pérez, Seán Kelly, Mojca Kleva Kekuš, Constanze Angela Krehl, Petru Constantin Luhan, Iosif Matula, Jan Olbrycht, Wojciech Michał Olejniczak, Georgios Stavrakakis, Nuno Teixeira, Lambert van Nistelrooij, Oldřich Vlasák, Kerstin Westphal, Hermann Winkler, Joachim Zeller

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Andrea Cozzolino, Cornelia Ernst, Catherine Grèze, Karin Kadenbach, Maurice Ponga, Elisabeth Schroedter, Richard Seeber, Patrice Tirolien, Giommaria Uggias, Derek Vaughan

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Edvard Kožušník, Ivana Maletić

PROCEDURE

Titel

Wijziging van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte, betreffende de openstelling van de markten van de nationale diensten voor passagiersvervoer per spoor en het bestuur van de spoorweginfrastructuur

Document- en procedurenummers

COM(2013)0029 – C7-0025/2013 – 2013/0029(COD)

Datum indiening bij EP

30.1.2013

 

 

 

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

TRAN

7.2.2013

 

 

 

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

EMPL

7.2.2013

ENVI

7.2.2013

ITRE

7.2.2013

IMCO

7.2.2013

 

REGI

7.2.2013

 

 

 

Geen advies

       Datum besluit

ENVI

19.2.2013

ITRE

20.2.2013

IMCO

20.2.2013

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Saïd El Khadraoui

5.3.2013

 

 

 

Behandeling in de commissie

8.7.2013

14.10.2013

 

 

Datum goedkeuring

17.12.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

27

12

6

Bij de eindstemming aanwezige leden

Inés Ayala Sender, Georges Bach, Izaskun Bilbao Barandica, Antonio Cancian, Michael Cramer, Joseph Cuschieri, Philippe De Backer, Luis de Grandes Pascual, Christine De Veyrac, Saïd El Khadraoui, Ismail Ertug, Carlo Fidanza, Knut Fleckenstein, Jacqueline Foster, Franco Frigo, Mathieu Grosch, Jim Higgins, Juozas Imbrasas, Dieter-Lebrecht Koch, Georgios Koumoutsakos, Werner Kuhn, Jörg Leichtfried, Bogusław Liberadzki, Marian-Jean Marinescu, Gesine Meissner, Mike Nattrass, Hubert Pirker, Dominique Riquet, Petri Sarvamaa, David-Maria Sassoli, Vilja Savisaar-Toomast, Olga Sehnalová, Brian Simpson, Silvia-Adriana Ţicău, Giommaria Uggias, Peter van Dalen, Patricia van der Kammen, Roberts Zīle

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Jean-Jacob Bicep, Michel Dantin, Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz, Alfreds Rubiks, Sabine Wils, Karim Zéribi

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Ivo Strejček

Datum indiening

21.1.2014