VERSLAG over de evaluatie van de financiën van de Unie aan de hand van de bereikte resultaten: een nieuw instrument voor de verbeterde kwijtingsprocedure van de Commissie

30.1.2014 - (2013/2172(INI))

Commissie begrotingscontrole
Rapporteur: Michael Theurer

Procedure : 2013/2172(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0068/2014
Ingediende teksten :
A7-0068/2014
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de evaluatie van de financiën van de Unie aan de hand van de bereikte resultaten: een nieuw instrument voor de verbeterde kwijtingsprocedure van de Commissie

(2013/2172(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de artikelen 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–  gezien de evaluatieverslagen die de Commissie in 2012 en 2013 heeft goedgekeurd (COM(2012)0040, COM(2012)0675 en COM(2013)0461),

–  gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0068/2014),

A. overwegende dat evaluatie een instrument is dat tot doel heeft de resultaten en gevolgen van een proces aan te wijzen en te begrijpen en alternatieven te ontwikkelen om de besluitvorming en daarmee het proces te verbeteren;

B. overwegende dat audits niet mogen worden verward met evaluatie, aangezien evaluatie een taak is van de beheersautoriteiten en audits de verantwoordelijkheid van de auditorganen;

C. overwegende dat de evaluatie van resultaten en de audit van prestaties zich baseren op de doelstellingen die zijn vastgelegd in de eerste fase op programmeringsniveau;

D. overwegende dat voorzitter Barroso in juni 2011 bij de presentatie van het voorstel van de Commissie voor het nieuw meerjarig financieel kader erop aandrong dat "begrotingsbesluiten niet worden genomen via traditionele begrotingsposten die gestuurd worden door druk uit de ambtenarij, maar wel in termen van feiten en doelen […], om iedere uitgegeven euro zo goed mogelijk te benutten";

E. overwegende dat ondanks de inzet van de Commissie voor prestatiegericht begroten, activiteitgericht begroten (ABB) nog steeds het uitgangspunt is bij de opstelling van de begroting van de Unie;

F. overwegende dat het Parlement de Commissie op 3 juli 2013 heeft verzocht een werkgroep in te stellen bestaande uit vertegenwoordigers van de Commissie, het Parlement, de Raad en de Rekenkamer om na te gaan hoe een op prestaties gebaseerde begroting kan worden geïntroduceerd en om hiervoor een actieplan met tijdschema op te stellen;

1. wijst erop dat het krachtens artikel 318 VWEU geïntroduceerde evaluatieverslag dankzij de aandacht die het besteedt aan de financiën van de Unie aan de hand van de bereikte resultaten, een aanvulling vormt op de nalevingsgeoriënteerde benadering van de Rekenkamer in de hoofdstukken 1 tot en met 9 van haar jaarverslag, en het Parlement zo de gelegenheid biedt zijn politieke controlebevoegdheid ten aanzien van het Europese overheidsbeleid beter uit te oefenen;

2. herinnert eraan dat kwijting een beleidsprocedure is die gericht is op de uitvoering van de begroting van de Europese Unie door de Commissie onder haar eigen verantwoordelijkheid en in samenwerking met de lidstaten;

3. herinnert eraan dat het Parlement de Commissie op 17 april 2013 met klem heeft verzocht de structuur van het evaluatieverslag uit hoofde van artikel 318 te wijzigen, en wel "door intern beleid van extern beleid te onderscheiden en met betrekking tot het intern beleid de nadruk te leggen op de Europa 2020-strategie [...] en met name op de voortgang in de verwezenlijking van de vlaggenschipinitiatieven"[1];

4. herinnert er tevens aan dat het interinstitutioneel akkoord bij het meerjarig financieel kader (MFK) 2014-2020 bepaalt dat "de Commissie een onderscheid maakt tussen het intern beleid, dat op de Europa 2020-strategie is toegespitst, en het extern beleid, en dat zij meer gebruik maakt van informatie over prestaties, waaronder prestatiecontroleresultaten, om de financiën van de Unie aan de behaalde resultaten te toetsen";

5. wijst erop dat activiteitgericht begroten nog steeds het leidende beginsel is bij de opstelling van de begroting van de Unie; is bezorgd over het feit dat de Rekenkamer in haar jaarverslag 2012 concludeert dat het wetgevingskader op veel terreinen van de EU-begroting complex is en dat er niet voldoende nadruk ligt op de prestaties, en betreurt dat de voorstellen op het gebied van landbouw en cohesie voor de programmeringsperiode 2014-2020 nog steeds hoofdzakelijk gebaseerd zijn op de input (en georiënteerd op de uitgaven) en bijgevolg de naleving van de voorschriften sterker benadrukken dan de prestaties;

6. is ingenomen met feit dat de Commissie in haar jongste verslag over de evaluatie van de financiën van de Unie aan de hand van de bereikte resultaten (COM(2013)0461) gehoor heeft gegeven aan verscheidene aanbevelingen die het Parlement in zijn kwijtingsbesluiten heeft gedaan;

7. betreurt evenwel dat de Commissie zich hierbij niet heeft toegespitst op de verwezenlijking van de belangrijkste doelstellingen van de Unie en de doeltreffendheid van haar beleid, maar een reeks evaluatieoverzichten heeft verstrekt van EU-programma's op alle beleidsuitgavengebieden onder het huidige MFK volgens de huidige begrotingsrubrieken;

8. wijst erop dat de Rekenkamer het tweede en het derde evaluatieverslag heeft beoordeeld en daarbij heeft geconcludeerd dat de verslagen, hoewel er sprake is van verbeteringen, nog geen toereikende, relevante en betrouwbare aanwijzingen over de prestaties van het EU-beleid bevatten die in de kwijtingsprocedure kunnen worden gebruikt;

9. dringt er bij de Commissie op aan in haar evaluatie van de financiële prestaties van de Unie gebruik te maken van specifieke informatie over de prestaties van de lidstaten;

10.    benadrukt dat het evaluatieverslag over de financiële prestaties niet mag neerkomen op weer een stel deelevaluaties, ongeacht het feit of deze tussentijds of na afloop van de programmeringsperiode plaatsvinden;

11.    wijst erop dat de begrotingsautoriteit ieder jaar een duidelijk beeld moet hebben van de mate waarin de belangrijkste doelstellingen van de Unie daadwerkelijk zijn verwezenlijkt, dat in eerste instantie moet worden verschaft door een evaluatie van de voornaamste financiële programma's en in tweede instantie door een horizontale evaluatie aan de hand van programmaverklaringen voor de operationele uitgaven[2], waarin wordt beoordeeld in hoeverre de programma's hebben bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie;

12.    is van mening dat de evaluatie van de Commissie een informatie- en inspiratiebron voor de Rekenkamer moet zijn; verzoekt de Rekenkamer het evaluatieproces van de Commissie jaarlijks te controleren, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen in haar jaarverslag en er rekening mee te houden bij de vaststelling van haar programma voor prestatieaudits;

13.    verzoekt de Rekenkamer aan het Parlement verslag uit te brengen over de vorderingen die de Commissie heeft gemaakt bij de ontwikkeling en de uitvoering van het risicobeheer, de governance en de interne controle om de doelstellingen van de Unie op een transparante en verantwoorde manier te verwezenlijken, en aanbevelingen te formuleren indien er tekortkomingen worden vastgesteld;

14.    is ingenomen met het actieplan voor de ontwikkeling van het evaluatieverslag uit hoofde van artikel 318, zoals beschreven in het begeleidende werkdocument bij het jongste evaluatieverslag van de Commissie (SWD(2013)0229), en is met name verheugd over het feit dat het evaluatieverslag uit hoofde van artikel 318 prestatiegegevens bevat uit de beheersplannen, de jaarlijkse activiteitenverslagen en het syntheseverslag, zoals het Parlement in 2013 heeft gevraagd;

15.    is tevens ingenomen met het feit dat de Commissie van plan is haar evaluatieverslag te baseren op en te structureren volgens het nieuwe prestatiekader voor het volgende MFK;

16.    wijst erop dat dit prestatiekader de volgende drie hoofdelementen moet omvatten: verwezenlijking van de doelstellingen van de programma's (resultaten), goed beheer van de programma's door de Commissie en de lidstaten, en de wijze waarop de resultaten van de programma's en goed beheer bijdragen aan de belangrijkste doelstellingen van de Unie;

17.    benadrukt dat deze prestatiemeting alleen kan worden uitgevoerd op gebieden waar de EU echte politieke verantwoordelijkheid draagt en waar een belangrijke Europese invloed daadwerkelijk mogelijk is;

18.    benadrukt dat de gegevens die uit het evaluatieproces voortkomen op algemeen niveau moeten worden bijeengebracht en, wat het intern beleid betreft, betrekking moeten hebben op de doelstellingen van de Europa 2020-strategie;

19.    verzoekt de Commissie het in artikel 318, lid 2, van het VWEU bedoelde evaluatieverslag over de financiën van de Unie aan de hand van de bereikte resultaten, uiterlijk op 30 juni van het jaar na het onderzochte begrotingsjaar te doen toekomen aan het Parlement en de Raad;

*

*      *

20.    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad en de Rekenkamer van de Europese Unie, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

  • [1]           Zie besluit van het Parlement over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2011, Afdeling III – Commissie en uitvoerende agentschappen, aangenomen teksten P7_TA(2013)0122.
  • [2]           Zie "Ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014: Werkdocument, deel I – programmaverklaringen voor de operationele uitgaven", COM(2013)0450, juni 2013.

TOELICHTING

Inleiding

Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) heeft een nieuw kwijtingsinstrument toegevoegd: evaluatie van de financiën van de Unie aan de hand van de bereikte resultaten. Overeenkomstig artikel 318 VWEU stelt de Commissie daarover jaarlijks een verslag op.

Aangezien in dat evaluatieverslag voornamelijk de financiële prestaties aan de orde komen, vormt het een aanvulling op de nalevingsgeoriënteerde benadering van de Rekenkamer in de hoofdstukken 1 tot en met 9 van haar jaarverslag. Het Parlement heeft daarmee de gelegenheid de beleidsresultaten en de rechtmatigheid van de financiële transacties te beoordelen. Met deze verschuiving zal ook de overgang van activiteitgericht begroten (activity-based budgeting) naar resultaatgericht begroten (performance-based budgeting) worden bevorderd.

1. De twee pijlers van de kwijting: correctheid en prestaties

Het hoofddoel van de kwijtingsprocedure is na te gaan of de EU-middelen correct zijn beheerd en om jaarlijks vast te stellen dat alle ontvangsten en uitgaven, het daaruit resulterende saldo en de activa en passiva van de EU in de balans vermeld zijn[1].

Overeenkomstig artikel 287 VWEU onderzoekt de Rekenkamer de wettigheid en de regelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven en gaat zij tevens na of er een goed financieel beheer is gevoerd. Daarbij brengt zij in het bijzonder verslag uit over onregelmatigheden.

· De controle van de ontvangsten gebeurt aan de hand van de vaststellingen en de stortingen van ontvangsten aan de Unie.

· De controle van de uitgaven gebeurt aan de hand van de betalingsverplichtingen en betalingen.

Het besluit van het Parlement om kwijting te verlenen dan wel de kwijtingsverlening uit te stellen of te weigeren kwijting te verlenen is voornamelijk, zij het niet uitsluitend gebaseerd op het onderzoek van de Europese Rekenkamer naar de betrouwbaarheid van de boekhouding en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

Als het Parlement kwijting verleent, spreekt het echter niet alleen een oordeel uit over de regelmatigheid maar ook over de resultaten van het financieel beheer in de Unie.

Het Parlement behandelt tevens het jaarverslag van de Commissie over de EU-financiën aan de hand van de bereikte resultaten (de prestaties van de Unie) en de speciale verslagen van de Rekenkamer over de kwaliteit van het beheer op verschillende beleidsterreinen. Aangezien deze verslagen ingaan op de toepassing van beginselen als zuinigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid, lokken ze stelselmatig een debat uit over de vraag of de diverse spelers op het Europese beleidstoneel over de middelen en instrumenten beschikken om de doelen te bereiken die door de beleidsorganen van de Unie zijn vastgesteld.

2. Het verschil tussen audit en evaluatie

Audit en evaluatie zijn allebei begrippen waarmee producten en prestaties worden beoordeeld en zijn voor een organisatie van even groot belang. Ze verschillen echter wezenlijk van elkaar.

Evaluatie is een leerinstrument want het wordt altijd tijdens of na afloop van het proces uitgevoerd. Het gaat erom de resultaten en gevolgen van een proces aan te wijzen en te begrijpen en alternatieven te ontwikkelen om de besluitvorming en daarmee het proces te verbeteren. Het is een beheersinstrument waarvan de Commissie bijgevolg optimaal gebruik moet maken.

Audit kan gedefinieerd worden als een onafhankelijke waarborgingswerkzaamheid die ten doel heeft meerwaarde te creëren en het functioneren van een bepaalde organisatie te verbeteren. Audits worden uitgevoerd om de toezichts- en beheersprocessen in een organisatie te verbeteren en voorts om de doelmatigheid van het risicobeheer te toetsen.

Evaluatie van de financiële prestaties van de Unie mag niet verward worden met prestatieaudits; evaluatie is een taak van de Commissie, terwijl de externe audits door de Rekenkamer worden uitgevoerd. De evaluatie van resultaten en de audit van prestaties baseren zich op de doelstellingen die zijn vastgelegd in de eerste fase op planningsniveau.

Verantwoording is bij beide exercities van essentieel belang. Bij evaluatie is de vraag of er al dan niet resultaten zijn geboekt en wat de oorzaken van welslagen of falen van het proces in kwestie zijn.

Bij een audit gaat het om het welslagen van het kader voor operaties, programma en beheer en de vraag of het op zijn functie toegesneden is; een audit levert een waarborg voor de beheersaanpak van een organisatie met inachtneming van het beginsel van zuinigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid.

3. Activiteitgericht begroten versus prestatiegericht begroten

Activiteitgericht begroten is per definitie een begrotingsmethode die op activiteiten berust en gegevens over kostenfactoren gebruikt voor de vaststelling van de begroting en variance feedback. In dit verband zijn activiteiten essentieel omdat ze kosten genereren. Als we de oorzaken (aanjagers) van de kosten onder controle kunnen krijgen, kunnen de kosten beter doorzien en in de hand gehouden worden.

Bij de Kinnock-hervorming in het begin van deze eeuw werden activiteitgericht begroten en activiteitgericht beheer alsmede de activiteitenverslagen van de gedelegeerd ordonnateurs ingevoerd; de interne audits werden op een andere leest geschoeid en de boekhouding kwam op transactiebasis te berusten. De voornaamste gedachte achter deze hervormingen was dat er een duidelijke hiërarchie moest komen van beleidsdoelstellingen via de daarvoor gereserveerde middelen tot prestatie-indicatoren om de voortgang te meten. Maar de praktijk is weerbarstig.

Ten eerste bleef de indeling van de begroting grotendeels gebaseerd op de ambtelijke organisatiestructuur en bleef het aantal begrotingsposten zeer groot, ook al had de Commissie de begroting in 2003/2004 naar activiteiten heringedeeld. Voorts zijn de doelstellingen van de activiteiten nog steeds geen werkelijk onderwerp van het begrotingsdebat maar worden ze gepresenteerd in aparte activiteitenoverzichten (zie ook de programmaverklaringen voor de operationele uitgaven voor 2014). Ten slotte was de nieuwe begrotingsstructuur niet volledig afgestemd op het meerjarig financieel kader (MFK). Elke rubriek van het MFK omvat verscheidene activiteiten, en vele activiteiten zijn verspreid over verschillende rubrieken. Als gevolg daarvan draaien de onderhandelingen tussen het EP en de Raad steeds om de marges bij de rubrieken van het MFK maar dat "betekent (...) niet noodzakelijkerwijs dat men diep doordringt in de wereld van ABB-doelstellingen, prestatie-indicatoren en gemeten resultaten" (EP, 2007:3).

In december 2010 schreven een aantal regeringsleiders aan Commissievoorzitter Barroso dat de Europese Unie voor de uitdaging stond om de uitgaven niet zozeer te verhogen als wel te verbeteren.

Bij de presentatie van het voorstel van de Commissie voor het MFK in juni 2011 ging de heer Barroso daarop in met een pleidooi voor begrotingsbesluiten in termen van feiten en doelen in plaats van de traditionele begrotingsposten die gestuurd worden door druk uit de ambtenarij of de achterban, met als doel iedere uitgegeven euro zo goed mogelijk te benutten.

Sindsdien heeft de Commissie zich steeds weer sterk gemaakt voor prestatie- en resultaatgericht begroten. De nieuwe MFK-uitgangspunten zijn gericht op de wezenlijke beleidsprioriteiten, meerwaarde, impact en resultaat. Overeenkomstig artikel 30, lid 3, van het nieuwe Financieel Reglement worden er specifieke, meetbare, haalbare, relevante en van een datum voorziene doelstellingen vastgelegd voor alle werkgebieden die door de begroting worden bestreken. De nieuwe rechtsgrondslagen voor de voorstellen inzake nieuw beleid gingen vergezeld van doelstellingen en indicatoren.

4. Prestatiegericht begroten

Ondanks deze resultaten en de inzet voor prestaties is activiteitgericht begroten nog steeds het uitgangspunt bij de opstelling van de EU-begroting.

Op het gebied van de begrotingscontrole hebben zich de laatste tijd evenwel ontwikkelingen voorgedaan die de trend in de richting van prestatie hebben aangezwengeld.

In 2013 gaf het Parlement voor het eerst aan hoe de Commissie haar evaluatieverslag overeenkomstig artikel 318 VWEU moet indelen. Het Parlement bracht een koppeling aan tussen financiële prestaties en beleidsdoelstellingen.

Op 3 juli 2013 verzocht het Parlement de Commissie een werkgroep in te stellen met vertegenwoordigers van Commissie, Parlement, Raad en Rekenkamer om na te gaan hoe een op prestaties gebaseerde begroting kan worden geïntroduceerd en om een actieplan met tijdschema op te stellen.

Volgens een betrekkelijk strikte definitie worden bij prestatiegericht begroten middelen toegewezen aan de hand van specifieke, meetbare resultaten (Fielding Smith 1999). Vermeld wordt dat een doel of samenstel van doelen bereikt moet worden bij een gegeven uitgavenniveau. De relaties tussen geld en resultaat worden aangegeven, en ook hoe die relaties gestalte krijgen. Deze definitie biedt een rationeel, mechanistisch verband tussen prestatiemaatregelen en middelentoewijzing, met de mogelijkheid om aan te geven welk prestatieniveau er met een extra toewijzing haalbaar is.

Voor evaluatie is bij prestatiegericht begroten een sleutelrol weggelegd, met name als prestatiegericht begroten vergezeld gaat van prikkels of alternatieve begrotingsbeginselen die de begrotingsautoriteit verplichten de nauwkeurigheid van het gemeten resultaat jaarlijks opnieuw te bezien.

5.  Evaluatieverslagen ex artikel 318 VWEU: eerste ervaringen en sturing door EP en IIA MFK

Het eerste evaluatieverslag (COM(2012)0040), betreffende het begrotingsjaar 2010, werd door de Rekenkamer en het Parlement als een eerste ervaring beschouwd. Wel uitten zij hun teleurstelling over de uiterst beperkte reikwijdte van het verslag. Voor het tweede verslag (COM(2012)0675), over 2011, dienden de in 2011 uitgevoerde evaluaties (118 in totaal) als belangrijkste bron van prestatie-informatie. Het gaf een overzicht van de evaluatieresultaten van de financiële programma's per begrotingsonderdeel.

Sturing door het Europees Parlement

In zijn resolutie van 17 april 2013 over de kwijting aan de Commissie stelt het Parlement dat er wel vooruitgang is geboekt, maar betreurt het niettemin dat in dit verslag slechts samenvattingen worden gegeven van de diverse evaluaties met betrekking tot verschillende programma's en over verschillende termijnen, zonder een uitvoerige beoordeling van de in 2011 door de Commissie met haar beleid behaalde resultaten.

Het Parlement verlangt dat de Commissie een nieuwe doelmatigheidscultuur ontwikkelt door in haar beheersplan een aantal doelstellingen en indicatoren op te nemen die voldoen aan de eisen van de Rekenkamer op het gebied van relevantie, vergelijkbaarheid en betrouwbaarheid; de diensten van de Commissie moeten in hun jaarlijkse activiteitenverslagen meten hoe doelmatig ze zijn door een samenvatting te geven van de bereikte resultaten op het gebied van de belangrijkste beleidsterreinen van de Commissie; naast deze "departementale" doelmatigheid moet de doelmatigheid van de Commissie als geheel worden geëvalueerd in het evaluatieverslag zoals bedoeld in artikel 318 VWEU.

Concluderend stelt het Parlement dat de Commissie de structuur van bovengenoemd evaluatieverslag moet wijzigen, en wel door intern beleid van extern beleid te onderscheiden en met betrekking tot het intern beleid de nadruk te leggen op de Europa 2020-strategie als voornaamste beleidsprioriteit van de Unie; de Commissie moet de nadruk leggen op de voortgang in de verwezenlijking van de vlaggenschipinitiatieven[2].

Interinstitutioneel akkoord bij het meerjarig financieel kader 2014-2020

Het IIA MFK stelt ten aanzien van het evaluatieverslag waarin is voorzien bij artikel 318 VWEU dat de Commissie een onderscheid maakt tussen het intern beleid, dat op de Europa 2020-strategie is toegespitst, en het extern beleid, en dat zij meer gebruik maakt van informatie over prestaties, waaronder prestatiecontroleresultaten, om de financiën van de Unie aan de behaalde resultaten te toetsen.

6.  Structuur van het verslag ex artikel 318: hoofdonderdelen van de begroting of vlaggenschipinitiatieven 2012

6.1.   In het jongste verslag over de evaluatie van de financiën van de Unie aan de hand van de bereikte resultaten (COM(2013)0461) heeft de Commissie gehoor gegeven aan verscheidene aanbevelingen die het Parlement heeft gedaan in zijn resoluties bij de kwijtingsbesluiten.

Zo is het verslag dit jaar aanmerkelijk vroeger in het jaar gepubliceerd dan de verslagen over 2010 en 2011, zodat het beter aansluit op het syntheseverslag en de kwijtingverlenende autoriteit erover kan beschikken met het oog op de kwijtingsprocedure voor het verslagjaar.

In het verslag wordt voorts onderscheid gemaakt tussen de externe programma's en de andere programma's, zoals het Parlement had gevraagd, en wordt een koppeling aangebracht tussen de programma's en de doelstellingen van de Europa 2020-strategie.

6.2.   De Commissie heeft zich in haar laatste verslag evenwel niet geconcentreerd op het realiseren van de hoofddoelstellingen van de Unie; het verslag bestrijkt EU-programma's op alle beleidsterreinen van het lopende MFK, ingedeeld volgens de huidige begrotingsstructuur. De Commissie kondigt bovendien nu reeds aan dat zij het kader voor de verslaglegging over de prestaties tot het einde van het volgende meerjarig financieel kader zal beschrijven zoals dit voortvloeit uit de rechtsinstrumenten die de medewetgevers voor de programma’s van de nieuwe generatie zullen goedkeuren.

Sectorgewijze evaluatie is zonder meer nuttig, maar we moeten wel bedenken dat het schaarse gebruik van feiten en resultaten in het begrotingsdebat veelal juist wordt ingegeven door een gebrek aan analytisch vermogen en aan politieke wil om van het verleden te leren in plaats van over de toekomst te discussiëren. De Commissie produceert elk jaar tienduizenden bladzijden aan activiteitenoverzichten, beheersplannen en activiteitenverslagen zonder consistente en overtuigende samenvatting.

Het verslag over de financiële prestaties moet niet neerkomen op weer een stel deelevaluaties, tussentijds of na afloop van de programperiode.

De begrotingsautoriteit heeft behoefte aan een duidelijk beeld van wat er van de hoofddoelstellingen van de Unie terecht is gekomen, en dat is uit de aard der zaak een exercitie die dwars door de begrotingsrubrieken heen loopt.

Vanuit dit gezichtspunt is het zaak dat de Commissie de doelstellingen die zij zelf heeft geformuleerd serieus neemt: slimme, duurzame en inclusieve groei. Het verdient daarnaast vermelding dat de Commissie zelf in haar document COM(2013)0450 ten aanzien van de programmaverklaringen voor de operationele uitgaven voor 2014 tot de schatting komt dat 80 018,4 miljoen EUR oftewel 57,6 % van de totale ontwerpbegroting met de Europa 2020-strategie samenhangt. Deze middelen zijn als volgt over de vlaggenschipinitiatieven verdeeld[3].

In plaats van met deelevaluaties van de diverse programma's per begrotingsrubriek te komen, moet de Commissie een andere benadering volgen en hoofdzakelijk kijken naar de verwezenlijking van de doelstellingen in het kader van de Europa 2020-strategie en met name de vlaggenschipinitiatieven. Aangezien het daarbij om algehele doelstellingen gaat waarbij verschillende programma's betrokken zijn die onder verschillende begrotingsonderdelen en -rubrieken vallen, hebben ze politiek gezien meer betekenis.

6.3.   Bovendien moeten we bedenken dat de Commissie voor deze prestatie-evaluatie inmiddels over een echte rechtsgrondslag in het Verdrag beschikt; zij heeft ook voldoende instrumenten om haar wettelijke taak te vervullen, met name die welke in haar interne governancestructuur passen, te weten beheersplannen, jaarlijkse activiteitenverslagen en syntheses om de evaluatie uit te voeren.

Het eventuele ontbreken van een consistent evaluatiekader in verschillende instrumenten voor de programma's van de komende generatie mag geen excuus zijn om een algehele financiële prestatie-evaluatie op de lange baan te schuiven. Bij de evaluatie door de Commissie en de prestatieaudits door de Rekenkamer moet er meer worden samengewerkt; de twee instellingen zouden hun jaarlijkse evaluatie- en auditplannen beter op elkaar kunnen afstemmen.

6.4.   De evaluatie van de Commissie zal als informatie- en inspiratiebron voor de Rekenkamer fungeren. Dankzij deze evaluatie beschikt de Rekenkamer over een objectieve, onafhankelijke beoordeling van de activiteiten van de Commissie waarmee kan worden vastgesteld of er resultaten bereikt zijn en welke lessen kunnen worden getrokken ten bate van andere samenhangen.

Zo kan de Rekenkamer het evaluatieproces van de Commissie als geheel controleren en haar programma voor prestatieaudits vaststellen. De Rekenkamer kan het Parlement dan een objectief en onafhankelijk oordeel geven over de vraag of risicobeheer, governance en interne controle zoals opgezet en toegepast door de Commissie de garantie bieden dat de doelstellingen van de Unie verwezenlijkt worden.

Conclusie

Het evaluatieverslag ex artikel 318 draagt bij aan het analytisch vermogen van de begrotingsautoriteit om lering uit het verleden te trekken. Het verslag moet toegespitst worden op de hoofddoelstellingen van de Unie die de Commissie zelf heeft geformuleerd, en aldus een algehele en politiek zinvolle evaluatie van het beleid van de Unie geven. De Commissie moet op eenvoudige, beknopte en omvattende wijze aangeven hoe de uitgaven van de EU bijdragen aan de verwezenlijking van de algehele doelstellingen van de Europa 2020-strategie en aan de streefdoelen van de vlaggenschipinitiatieven ervan. Op die manier kan het evaluatieverslag de missing link vormen tussen prestatie-evaluatie en prestatieaudit. Het verslag zal tevens bijdragen tot een sterkere prestatiecultuur bij het financieel beheer van de Unie en de weg bereiden voor de overgang naar werkelijk prestatiegericht begroten.

  • [1]           De kwijting wordt geregeld door de artikelen 319, 318, 317 en 287, lid 1, van het VWEU, aangevuld met de verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012).
  • [2]        Voornaamste doelstellingen van de Unie: de Europa 2020-strategie:
    De in 2010 door Commissievoorzitter Barroso gelanceerde Europa 2020-strategie is het belangrijkste project van de Commissie en beoogt slimme, duurzame en inclusieve groei voort te brengen; deze strategie is gericht op vijf ambitieuze doelen die worden gemeten aan de hand van gekwantificeerde streefdoelen op het gebied van werkgelegenheid, innovatie, onderwijs, armoede en klimaat/energie.
    De strategie van de Unie voor groei en banen is niet op door elk individueel DG geleide activiteiten gebaseerd, maar omvat zeven sectoroverschrijdende vlaggenschipinitiatieven die elk door een aantal directoraten-generaal worden uitgevoerd, wat uitdagingen op het gebied van coördinatie en samenwerking binnen de Commissie tot gevolg heeft.
  • [3]           Vlaggenschipinitiatief 1: Innovatie-Unie: 11 839,3 miljoen EUR; vlaggenschip 2: Jeugd in beweging: 4 044,3 miljoen EUR; vlaggenschip 3: Een digitale agenda voor Europa: 3 385,6 miljoen EUR; vlaggenschip 4: Efficiënt hulpbronnengebruik: 30 002,5 miljoen EUR; vlaggenschip 5: Industriebeleid in een tijd van mondialisering: 14 956,0 miljoen EUR; vlaggenschip 6: Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen: 10 110,3 miljoen EUR; vlaggenschip 7: Een Europees platform tegen armoede: 5 680,5 miljoen EUR.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

21.1.2014

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

20

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marta Andreasen, Jean-Pierre Audy, Inés Ayala Sender, Zigmantas Balčytis, Zuzana Brzobohatá, Tamás Deutsch, Martin Ehrenhauser, Jens Geier, Gerben-Jan Gerbrandy, Ingeborg Gräßle, Jan Mulder, Eva Ortiz Vilella, Monika Panayotova, Bart Staes, Georgios Stavrakakis, Søren Bo Søndergaard, Michael Theurer

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Chris Davies, Derk Jan Eppink, Vojtěch Mynář, Markus Pieper

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Janusz Władysław Zemke