VERSLAG over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Tunesië

14.2.2014 - (COM(2013)0860 – C7‑0437/2013 – 2013/0416(COD)) - ***I

Commissie internationale handel
Rapporteur: Vital Moreira
PR_COD_1amCom


Procedure : 2013/0416(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0110/2014
Ingediende teksten :
A7-0110/2014
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Tunesië

(COM(2013)0860 – C7‑0437/2013 – 2013/0416(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2013)0860),

–   gezien artikel 294, lid 2, en artikel 212 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7‑0437/2013),

–   gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gezien het advies van de Begrotingscommissie over de financiële verenigbaarheid van het voorstel,

–   gezien artikelen 55 en 38 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie internationale handel (A7-0110/2014),

1.  stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.  verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Amendement   1

AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT*

op het voorstel van de Commissie

---------------------------------------------------------

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Tunesië

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie[1],

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure[2],

Overwegende hetgeen volgt:

(1)      De betrekkingen tussen de Europese Unie ("de Unie") en de Republiek Tunesië ("Tunesië") ontwikkelen zich in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB). De Euro-mediterrane Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Tunesië anderzijds[3] (de Associatieovereenkomst EU-Tunesië), is op 1 maart 1998 in werking getreden. In het kader van deze associatieovereenkomst EU-Tunesië heeft Tunesië in 2008 de laatste hand gelegd aan de afschaffing van de tarieven voor industrieproducten, waarmee Tunesië het eerste mediterrane land was dat een vrijhandelszone met de Unie tot stand bracht. De bilaterale politieke dialoog en economische samenwerking zijn verder ontwikkeld in het kader van ENB-actieplannen, waarvan het meest recente in behandeling zijnde actieplan betrekking zal hebben op de periode 2013-2017.

(2)      De economie van Tunesië heeft sterk te lijden onder binnenlandse gebeurtenissen die verband houden met de sinds eind 2010 in het zuidelijke Middellandse Zeegebied plaatsvindende gebeurtenissen die bekendstaan als de "Arabische lente", alsook onder de voortdurende onrust in de regio, in het bijzonder in het buurland Libië. Deze gebeurtenissen en het sombere mondiale economische klimaat, en met name de recessie in de eurozone (de voornaamste financiële en handelspartner van Tunesië), sorteerden een zeer negatief effect op de Tunesische economie, hetgeen tot een groeivertraging en tot grote externe en budgettaire tekorten heeft geleid.

(3)      Na de afzetting van president Ben Ali op 14 januari 2011 zijn op 23 oktober 2011 in Tunesië de eerste vrije en democratische verkiezingen gehouden. Sindsdien is er een nationale grondwetgevende vergadering opgericht en hoewel het politieke overgangsproces niet zonder moeilijkheden is verlopen, leveren de belangrijkste politieke actoren gezamenlijke inspanningen om hervormingen door te voeren die tot de totstandkoming van een volwaardig democratisch systeem moeten leiden.

(3 bis) De grondwet die momenteel wordt opgesteld door het Tunesische parlement biedt onder andere vooruitgang op het gebied van de individuele rechten en vrijheden en van gelijkheid tussen mannen en vrouwen, die het land de weg van de democratie en de rechtsstaat doet inslaan.

(4)      Sinds het begin van de Arabische lente heeft de Unie bij meerdere gelegenheden de toezegging gedaan Tunesië te zullen steunen bij zijn economische en politieke hervormingsproces. Die toezegging werd opnieuw bevestigd, in november 2012, in de conclusies van de vergadering van de associatieraad EU-Tunesië. Politieke en economische steun van de Unie aan het hervormingsproces van Tunesië is in overeenstemming met het beleid van de Unie ten aanzien van het zuidelijke Middellandse Zeegebied, zoals vastgesteld in het kader van het ENB.

(5)      Overeenkomstig de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement en de Raad, aangenomen bij de vaststelling van Besluit nr. 778/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad[4], moet macrofinanciële bijstand van de Unie ▐ een uitzonderlijk financieel instrument zijn van ongebonden en niet-toegewezen betalingsbalanssteun, gericht op het herstellen van een houdbare externe financiële situatie, en dienen ter ondersteuning van een beleidsprogramma met krachtige aanpassings- en structurele hervormingsmaatregelen die gericht zijn op het verbeteren van de betalingsbalanspositie, in het bijzonder tijdens de programmeringsperiode, en ter versterking van de uitvoering van gerelateerde overeenkomsten en samenwerkingsprogramma's met de Unie.

(6)      In april 2013 hebben de Tunesische autoriteiten en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) overeenstemming bereikt over een niet uit voorzorg gesloten stand-by-overeenkomst van 1 150 miljoen SDR (Special Drawing Rights) met een looptijd van drie jaar om het economische aanpassings- en hervormingsprogramma van Tunesië te ondersteunen. De doelstellingen van het IMF-programma stroken met het doel van de macrofinanciële bijstand van de Unie, namelijk het verlichten van betalingsbalansmoeilijkheden op korte termijn en het uitvoeren van krachtige aanpassingsmaatregelen die beantwoorden aan het doel van de macrofinanciële bijstand van de Unie.

(7)      De Unie heeft 290 miljoen EUR aan giften beschikbaar gesteld voor de periode 2011-2013 in het kader van haar gewone samenwerkingsprogramma ter ondersteuning van de economische en politieke hervormingsagenda van Tunesië. Daarnaast is in de periode 2011-2013 aan Tunesië 155 miljoen EUR toegewezen in het kader van het Spring-programma (Support for Partnership, Reform and Inclusive Growth – steun voor partnerschap, hervormingen en inclusieve groei).

(8)      In augustus 2013 heeft Tunesië, in het licht van de versomberende economische situatie en vooruitzichten, de Unie om macrofinanciële bijstand verzocht.

(9)      Daar Tunesië onder het ENB valt, moet het als een land worden beschouwd dat voor macrofinanciële bijstand van de Unie in aanmerking komt.

(10)    Aangezien er nog steeds sprake is van een aanzienlijk resterend extern financieringstekort op de betalingsbalans van Tunesië dat de door het IMF en andere multilaterale instellingen verstrekte middelen te boven gaat, en ondanks het feit dat Tunesië krachtige economische stabilisatie- en hervormingsprogramma's uitvoert, wordt de door de Unie aan Tunesië te verlenen macrofinanciële bijstand ("de macrofinanciële bijstand van de Unie"), onder de huidige uitzonderlijke omstandigheden, aangemerkt als een passende reactie op het verzoek van Tunesië om in samenhang met het IMF-programma de economische stabilisatie te ondersteunen. De macrofinanciële bijstand van de Unie zou de economische stabilisatie en de structurele-hervormingsagenda van Tunesië ondersteunen en tevens een aanvulling vormen op de middelen die in het kader van de financiële overeenkomst met het IMF beschikbaar worden gesteld.

(11)    De macrofinanciële bijstand van de Unie moet gericht zijn op het helpen herstellen van een houdbare externe financiële positie voor Tunesië en aldus de economische en sociale ontwikkeling van het land ondersteunen.

(12)    De vaststelling van het bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie is gebaseerd op een volledige kwantitatieve beoordeling van de resterende externe financieringsbehoeften van Tunesië, en bij de bepaling ervan is rekening gehouden met het vermogen van het land zichzelf te financieren met eigen middelen, en met name met de internationale reserves die het tot zijn beschikking heeft. De macrofinanciële bijstand van de Unie moet complementair zijn aan de programma’s van het IMF en de Wereldbank en de door hen verstrekte middelen. Bij het vaststellen van het bedrag van de bijstand wordt ook rekening gehouden met verwachte financiële bijdragen van multilaterale donoren en met de noodzaak te zorgen voor een billijke verdeling van de lasten tussen de Unie en andere donoren, alsook met de reeds bestaande inzet van de andere externe financieringsinstrumenten van de Unie in Tunesië en met de toegevoegde waarde die over het geheel genomen door de betrokkenheid van de Unie wordt geboden.

(13)    De Commissie moet ervoor zorgen dat de macrofinanciële bijstand van de Unie juridisch en materieel verenigbaar is met de hoofdbeginselen, -doelstellingen en -maatregelen die zijn vastgesteld in het kader van de verschillende onderdelen van het extern optreden en het relevante beleid van de Unie op andere terreinen.

(14)    De macrofinanciële bijstand van de Unie moet het externe beleid van de Unie jegens Tunesië ondersteunen. De diensten van de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden moeten gedurende de hele macrofinanciële bijstandsoperatie nauw met elkaar samenwerken om het externe beleid van de Unie te coördineren en de consistentie ervan te waarborgen.

(15)    De macrofinanciële bijstand van de Unie moet Tunesië ondersteunen in zijn engagement met betrekking tot waarden die het land met de Unie deelt, waaronder democratie, de rechtsstaat, goed bestuur, eerbiediging van de mensenrechten, duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, en ook zijn engagement met betrekking tot de beginselen van open, op regels gebaseerde en eerlijke handel.

(16)    Eerbiediging door Tunesië van effectieve democratische mechanismen, waaronder een parlementair stelsel met meerdere partijen, de rechtsstaat en de mensenrechten, moet een randvoorwaarde zijn voor het verlenen van de macrofinanciële bijstand van de Unie. Daarnaast dienen de specifieke doelstellingen van de macrofinanciële bijstand van de Unie de doelmatigheid, transparantie en verantwoording van de beheersystemen voor overheidsfinanciën in Tunesië te bevorderen en bij te dragen aan structurele hervormingen die gericht zijn op de bevordering van duurzame en inclusieve groei, het scheppen van werkgelegenheid en begrotingsconsolidatie. Zowel het voldoen aan de randvoorwaarden als het verwezenlijken van die doelstellingen dienen regelmatig door de Commissie te worden gecontroleerd.

(17)    Om te verzekeren dat de financiële belangen van de Unie in het kader van de macrofinanciële bijstand van de Unie op efficiënte wijze worden beschermd, moet Tunesië passende maatregelen nemen in verband met de preventie en bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden met betrekking tot deze bijstand. Daarnaast moet erin worden voorzien dat de Commissie controles en de Rekenkamer audits verricht.

(18)    De uitkering van de macrofinanciële bijstand van de Unie laat de bevoegdheden van het Europees Parlement en de Raad onverlet.

(19)    De bedragen van de voorziening voor de macrofinanciële bijstand moeten sporen met de in het meerjarig financieel kader vastgestelde begrotingskredieten.

(20)    De macrofinanciële bijstand van de Unie moet door de Commissie worden beheerd. Teneinde te waarborgen dat het Europees Parlement en de Raad op de tenuitvoerlegging van dit besluit kunnen toezien, dient de Commissie hen regelmatig in te lichten over ontwikkelingen met betrekking tot de bijstand en hun daarbij de relevante documenten te verschaffen.

(21)    Teneinde eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit besluit te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad[5].

(22)    De macrofinanciële bijstand van de Unie dient onderworpen te zijn aan voorwaarden inzake economisch beleid, die in een memorandum van overeenstemming dienen te worden vastgelegd. Omwille van de efficiëntie en om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering te waarborgen, dient de Commissie te worden gemachtigd om met de Tunesische overheid onderhandelingen over deze voorwaarden te voeren onder toezicht van het comité van vertegenwoordigers van de lidstaten waarin Verordening (EU) nr. 182/2011 voorziet. Krachtens die verordening moet in de regel de raadplegingsprocedure worden gebruikt in alle andere gevallen dan in die verordening zijn voorzien. Gezien de mogelijk belangrijke effecten van bijstand van meer dan 90 miljoen EUR, past het dat voor deze verrichtingen de onderzoeksprocedure wordt gebruikt. Gezien het bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie aan Tunesië, moet op de vaststelling van het memorandum van overeenstemming en voor het verlagen, opschorten of annuleren van de bijstand de onderzoeksprocedure worden toegepast,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.          De Unie stelt Tunesië macrofinanciële bijstand ("de macrofinanciële bijstand van de Unie") beschikbaar ten belope van ten hoogste 300 miljoen EUR om de economische stabiliteit en hervormingen van Tunesië te ondersteunen. De bijstand draagt bij aan het lenigen van de betalingsbalansbehoeften van Tunesië die in het kader van het IMF-programma zijn vastgesteld.

2.          Het volledige bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie wordt in de vorm van leningen aan Tunesië verstrekt. De Commissie is bevoegd om namens de Unie de nodige financiële middelen te lenen op de kapitaalmarkten of van financiële instellingen teneinde de middelen vervolgens aan Tunesië door te lenen. De leningen hebben een looptijd van ten hoogste 15 jaar.

3.          De uitkering van de macrofinanciële bijstand van de Unie wordt door de Commissie beheerd op een wijze die verenigbaar is met de overeenkomsten of afspraken tussen het IMF en Tunesië en met de hoofdbeginselen en -doelstellingen van de economische hervormingen zoals die worden uiteengezet in de associatieovereenkomst EU-Tunesië en in het actieplan voor 2013-2017 dat in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid tussen de Unie en Tunesië is overeengekomen. De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad regelmatig in over de ontwikkelingen inzake de macrofinanciële bijstand van de Unie, met inbegrip van de uitkeringen, en verstrekt daarbij tijdig de relevante documenten aan die instellingen.

4.          De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt voor een periode van tweeënhalf jaar beschikbaar gesteld, met ingang van de eerste dag na de inwerkingtreding van het in artikel 3, lid 1, bedoelde memorandum van overeenstemming.

5.          Indien de financieringsbehoeften van Tunesië tijdens de periode van uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie aanzienlijk verminderen ten opzichte van de oorspronkelijke prognoses, verlaagt de Commissie, handelend in overeenstemming met de in artikel 7, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure, het bedrag van de bijstand of schort zij deze op of staakt zij deze.

Artikel 2

Eerbiediging door Tunesië van effectieve democratische mechanismen, waaronder een parlementair stelsel met meerdere partijen, de rechtsstaat en de mensenrechten, is een randvoorwaarde voor het verlenen van de macrofinanciële bijstand van de Unie. Tijdens de volledige duur van de macrofinanciële bijstand van de Unie controleert de Commissie of aan deze randvoorwaarde is voldaan. Dit artikel wordt toegepast in overeenstemming met Besluit 2010/427/EU van de Raad[6].

Artikel 3

1.          De Commissie bereikt, in overeenstemming met de in artikel 7, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure, met de Tunesische overheid overeenstemming over duidelijke voorwaarden inzake economisch beleid en financiële voorwaarden, gericht op structurele hervormingen en gezonde overheidsfinanciën, waaraan de macrofinanciële bijstand van de Unie onderworpen is en die worden vastgelegd in een memorandum van overeenstemming ("het memorandum van overeenstemming"), dat een tijdschema bevat voor de verwezenlijking van die voorwaarden. De in het memorandum van overeenstemming vastgelegde voorwaarden inzake economisch beleid en financiële voorwaarden stroken met de in artikel 1, lid 3, bedoelde overeenkomsten of afspraken, met inbegrip van de programma’s voor macro-economische aanpassing en structurele hervorming die door Tunesië met steun van het IMF worden uitgevoerd.

2.          Deze voorwaarden zijn er in het bijzonder op gericht de doelmatigheid, transparantie en verantwoording van beheersystemen voor overheidsfinanciën in Tunesië te bevorderen, met inbegrip van de systemen voor het beheer van de macrofinanciële bijstand van de Unie. Bij het bepalen van de beleidsmaatregelen moet ook terdege rekening worden gehouden met vooruitgang wat betreft het wederzijds openstellen van markten, de ontwikkeling van op regels gebaseerde en eerlijke handel en andere prioriteiten in het kader van het externe beleid van de Unie. De vooruitgang behaald bij het verwezenlijken van die doelstellingen wordt regelmatig door de Commissie gecontroleerd.

3.          De financiële voorwaarden van de macrofinanciële bijstand van de Unie worden in detail vastgelegd in een tussen de Commissie en de Tunesische autoriteiten te sluiten leningsovereenkomst.

4.          De Commissie onderzoekt op gezette tijden of de in artikel 4, lid 3, gestelde voorwaarden vervuld blijven, onder meer of het economische beleid van Tunesië verenigbaar is met de doelstellingen van de macrofinanciële bijstand van de Unie. De Commissie werkt daarbij nauw samen met het IMF en de Wereldbank en, indien nodig, met het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 4

1.          De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt door de Commissie beschikbaar gesteld in drie leningstranches, mits aan de voorwaarden van lid 3 is voldaan. De omvang van elke tranche wordt in het memorandum van overeenstemming vastgelegd.

2.          Voor de bedragen van de macrofinanciële bijstand van de Unie worden, indien nodig, voorzieningen getroffen overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad[7].

3.          De Commissie besluit tot uitkering van de tranches mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

(a)    de in artikel 2 gestelde randvoorwaarde;

(b)    een bevredigende voortgang bij de uitvoering van een beleidsprogramma met krachtige maatregelen voor aanpassing en structurele hervorming, ondersteund door een niet uit voorzorg getroffen kredietregeling met het IMF; en

(c)    het binnen een specifieke termijn uitvoering geven aan de voorwaarden inzake economisch beleid en de financiële voorwaarden die in het memorandum van overeenstemming zijn overeengekomen.

De tweede tranche wordt niet vroeger dan drie maanden na de uitkering van de eerste tranche uitbetaald. De derde tranche wordt niet vroeger dan drie maanden na de uitkering van de tweede tranche uitbetaald.

4.          Indien de in lid 3 bepaalde voorwaarden niet zijn vervuld, wordt de uitkering van de macrofinanciële bijstand van de Unie door de Commissie tijdelijk opgeschort of geannuleerd. In die gevallen stelt zij het Europees Parlement en de Raad van de redenen van die opschorting of annulering in kennis.

5.          De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt uitbetaald aan de Centrale Bank van Tunesië. Met inachtneming van de in het memorandum van overeenstemming vast te leggen bepalingen, onder andere betreffende een bevestiging van de resterende budgettaire financieringsbehoefte, kunnen de middelen van de Unie aan het Tunesische ministerie van Financiën als eindbegunstigde worden overgemaakt.

Artikel 5

1.          De op de macrofinanciële bijstand van de Unie betrekking hebbende verrichtingen tot het opnemen en verstrekken van leningen worden uitgevoerd in euro met dezelfde valutadatum, en mogen de Unie niet blootstellen aan enige looptijdtransformatie, enig valuta- of renterisico, of enig ander commercieel risico.

2.          Indien de omstandigheden dit mogelijk maken en indien Tunesië daarom verzoekt, kan de Commissie de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat in de leningsvoorwaarden een clausule inzake vervroegde aflossing is opgenomen en dat in de voorwaarden verbonden aan de opgenomen leningen een overeenkomstige clausule voorkomt.

3.          De Commissie kan, indien de omstandigheden een gunstiger rente op de verstrekte lening mogelijk maken en indien Tunesië daarom verzoekt, besluiten de oorspronkelijk door haar opgenomen leningen geheel of gedeeltelijk te herfinancieren of de desbetreffende financiële voorwaarden te herstructureren. De herfinancieringen of herstructureringen geschieden onder de in lid 1 en in lid 4 gestelde voorwaarden en mogen niet leiden tot een verlenging van de looptijd van de betrokken opgenomen leningen en evenmin tot een verhoging van het op de datum van deze herfinancieringen of herstructureringen nog uitstaande bedrag.

4.          Alle kosten die de Unie ter zake van de uit hoofde van dit besluit opgenomen of verstrekte leningen maakt, komen ten laste van Tunesië.

5.          De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van de ontwikkelingen met betrekking tot de in de leden 2 en 3 bedoelde verrichtingen.

Artikel 6

1.          De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt ten uitvoer gelegd overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad[8], en de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie[9] daarvan.

2.          De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt onder direct beheer uitgevoerd.

3.          Het memorandum van overeenstemming en de leningsovereenkomst met de Tunesische overheid bevatten bepalingen die het volgende verzekeren:

(a)    Tunesië gaat regelmatig na of de uit de algemene begroting van de Unie verstrekte financiering naar behoren is gebruikt, neemt passende maatregelen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude, en onderneemt zo nodig gerechtelijke stappen om de uit hoofde van dit besluit verstrekte middelen waaraan geen wettige bestemming is gegeven, terug te vorderen;

(b)    de financiële belangen van de Unie worden beschermd, in het bijzonder met specifieke maatregelen met het oog op de preventie en de bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden in verband met de macrofinanciële bijstand van de Unie, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad[10], Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad[11], en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad[12];

(c)    de Commissie – met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding – en haar vertegenwoordigers worden uitdrukkelijk gemachtigd tot het uitvoeren van controles, waaronder controles en inspecties ter plaatse;

(d)    de Commissie en de Rekenkamer worden uitdrukkelijk gemachtigd om tijdens en na de periode dat de macrofinanciële bijstand van de Unie beschikbaar is audits uit te voeren, met inbegrip van documentaudits en audits ter plaatse, zoals onder meer operationele beoordelingen;

(e)    de Unie heeft recht op vervroegde terugbetaling van de lening, indien is vastgesteld dat Tunesië met betrekking tot het beheer van de macrofinanciële bijstand van de Unie fraude, corruptie of enige andere onwettige activiteit heeft gepleegd die de financiële belangen van de Unie schaadt.

4.          Tijdens de uitvoering van de macrofinanciële bijstand van de Unie houdt de Commissie door middel van operationele beoordelingen toezicht op de deugdelijkheid van de voor deze bijstand geldende financiële en administratieve procedures en interne en externe controlemechanismen van Tunesië.

Artikel 7

1.          De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.          Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 8

1.          De Commissie legt jaarlijks, uiterlijk op 30 juni, aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de tenuitvoerlegging van dit besluit in het voorgaande jaar, waaronder een evaluatie van die tenuitvoerlegging. In dit verslag:

(a)    wordt de geboekte vooruitgang bij het uitvoeren van de macrofinanciële bijstand van de Unie onderzocht;

(b)    worden de economische situatie en de vooruitzichten van Tunesië, alsook de bij de tenuitvoerlegging van de in artikel 3, lid 1, bedoelde beleidsmaatregelen gemaakte vorderingen beoordeeld;

(c)    wordt het verband gespecificeerd tussen de in het memorandum van overeenstemming vastgelegde beleidsvoorwaarden, de actuele economische en budgettaire prestaties van Tunesië en de besluiten van de Commissie tot uitkering van de tranches van de macrofinanciële bijstand van de Unie.

2.          Uiterlijk twee jaar na het verstrijken van de in artikel 1, lid 4, bedoelde beschikbaarheidsperiode dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een ex post-evaluatieverslag in met een beoordeling van de resultaten en de doelmatigheid van de voltooide macrofinanciële bijstand van de Unie en van de mate waarin deze tot de doelstellingen van de bijstand heeft bijgedragen.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                                   Voor de Raad

De voorzitter                                                          De voorzitter

  • [1]               PB C […] van […], blz. […].
  • [2]               Standpunt van het Europees Parlement van … 2012 en Besluit van de Raad van … 2012.
  • [3]               Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds (PB L 97 van 30.3.1998, blz. 2).
  • [4]               Besluit nr. 778/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 augustus 2013 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Georgië (PB L 218 van 14.8.2013, blz. 15).
  • [5]              Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • [6]                  Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden (PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30).
  • [7]                  Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad van 25 mei 2009 tot instelling van een Garantiefonds (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 10).
  • [8]                  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
  • [9]                  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).
  • [10]                Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
  • [11]                Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292, 15.11.1996, blz. 2).
  • [12]                Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

TOELICHTING

In de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement en de Raad, aangenomen bij de vaststelling van Besluit nr. 778/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 augustus 2013 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Georgië, hebben de twee medewetgevers zich ertoe verbonden "om in toekomstige afzonderlijke besluiten over het verlenen van macrofinanciële bijstand van de Unie volledig rekening te houden met [de] overwegingen en beginselen [van de gezamenlijke verklaring]".

De in dit verslag opgenomen amendementen op het voorstel van de Commissie voor een besluit tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Tunesië houden dan ook enerzijds rekening met de overwegingen en beginselen van die gezamenlijke verklaring. Anderzijds brengen de amendementen de formulering van dit voorstel in overeenstemming met de overwegingen en artikelen van het laatste besluit over het verlenen van macrofinanciële bijstand (Besluit nr. 1351/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië).

ADVIES VAN DE BEGROTINGSCOMMISSIE OVER FINANCIËLE VERENIGBAARHEID

11.2.2014

De heer Vital MOREIRA

Voorzitter Commissie INTA

ASP 14G351

Geachte heer Moreira,

Overeenkomstig het besluit genomen door de coördinatoren van de Begrotingscommissie tijdens hun vergadering van 15 januari 2014, doe ik u hierbij onze aanbevelingen toekomen voor uw verslag over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Tunesië, op basis van de richtsnoeren zoals voorgesteld door mevrouw Neynsky, permanent rapporteur voor macrofinanciële bijstand van de Begrotingscommissie.

De Begrotingscommissie ondersteunt in algemene lijnen het voorstel van de Commissie om macrofinanciële bijstand toe te kennen aan de Republiek Tunesië ten belope van maximaal 250 miljoen EUR in de vorm van leningen op middellange termijn, zonder giftcomponent. Wij zijn van mening dat Tunesië de macrofinanciële bijstand nodig heeft om de economie op korte termijn minder kwetsbaar te maken wat de betalingsbalans en de begroting betreft, om de invoering van structurele hervormingen te vereenvoudigen ter verbetering van de macro-economische situatie van het land en om de maatregelen op grond van het actieplan dat in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid tussen de EU en Tunesië is overeengekomen, te kunnen uitvoeren. De kosten van de bijstand voor de begroting zijn gelijk aan het bedrag van de voorziening dat uit begrotingsonderdeel 01 03 06 ("Voorziening van het Garantiefonds") in het Garantiefonds moet worden gestort en dat overeenstemt met 9 % van de uitgekeerde bedragen. In de veronderstelling dat de eerste en de tweede tranche van de lening ten belope van in totaal 170 miljoen EUR in 2014 zullen worden uitbetaald en dat de derde tranche van de lening ten belope van 80 miljoen EUR in 2015 zal worden uitbetaald, zal de voorziening van het Garantiefonds overeenkomstig de regels waaraan het Garantiefondsmechanisme onderworpen is, in het kader van de begrotingen voor 2016-2017 plaatsvinden.

Ik zou willen benadrukken dat de uitbetaling van de macrofinanciële bijstand aan Tunesië in volledige overeenstemming dient te geschieden met de bepalingen van het Financieel Reglement en de bepalingen waaraan het Garantiefondsmechanisme is onderworpen, en afhankelijk is van positieve programma-evaluaties uit hoofde van de financiële overeenkomst met het IMF en de uitvoering van de hervormingsmaatregelen zoals overeengekomen in het memorandum van overeenstemming tussen de Commissie en Tunesië.

In geval INTA, als commissie ten principale, besluit om af te stappen van het door de Commissie voorgestelde bedrag van de lening, zal de Begrotingscommissie hiertegen geen bezwaar maken, zolang het bedrag de voor de Voorziening van het Garantiefonds (begrotingsonderdeel 01 03 06) vastgestelde grenzen niet overschrijdt. Voor 2016 en 2017, wanneer de voorziening waarschijnlijk zal plaatsvinden, voorziet de financiële programmering in respectievelijk 273 miljoen EUR aan VK en in 199 miljoen EUR aan VK voor dit begrotingsonderdeel.

Voor een eventuele opneming van een gift dienen de op grond van begrotingsonderdeel 01 03 02 "Macrofinanciële bijstand" vastgestelde grenzen te worden geëerbiedigd. (Voor 2016 en 2017 voorziet de financiële programmering in 76,7 miljoen EUR aan VK en in 80,82 miljoen EUR aan VK.)

Indien het door de Commissie voorgestelde bedrag als gevolg van de slotonderhandelingen wordt gewijzigd, dienen de leden van de Begrotingscommissie niettemin van het uiteindelijke resultaat op de hoogte te worden gebracht opdat zij hiermee rekening kunnen houden in de loop van de toepasselijke begrotingsprocedure.

Ik vertrouw erop dat u rekening zult houden met de in deze brief opgenomen aanbevelingen tijdens de onderhandelingen over de macrofinanciële bijstand aan Tunesië met de Raad.

Met bijzondere hoogachting,

Alain Lamassoure

Voorzitter, Begrotingscommissie

PROCEDURE

Titel

Macro-financiële bijstand aan de Republiek Tunesië

Document- en procedurenummers

COM(2013)0860 – C7-0437/2013 – 2013/0416(COD)

Datum indiening bij EP

5.12.2013

 

 

 

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

INTA

13.1.2014

 

 

 

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

AFET

13.1.2014

BUDG

13.1.2014

 

 

Geen advies

       Datum besluit

AFET

21.1.2014

BUDG

15.1.2014

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Vital Moreira

17.12.2013

 

 

 

Behandeling in de commissie

21.1.2014

 

 

 

Datum goedkeuring

13.2.2014

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

21

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

William (The Earl of) Dartmouth, Maria Badia i Cutchet, Nora Berra, David Campbell Bannerman, Daniel Caspary, Andrea Cozzolino, George Sabin Cutaş, Marielle de Sarnez, Metin Kazak, Bernd Lange, David Martin, Vital Moreira, Paul Murphy, Cristiana Muscardini, Niccolò Rinaldi, Helmut Scholz, Robert Sturdy, Henri Weber, Jan Zahradil

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Peter Skinner, Jarosław Leszek Wałęsa

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Birgit Schnieber-Jastram, Czesław Adam Siekierski, Renate Sommer, Rainer Wieland, Joachim Zeller, Tadeusz Zwiefka

Datum indiening

14.2.2014