VERSLAG over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2012

20.3.2014 - (C7-0340/2013 – 20103/2252(DEC))

Commissie begrotingscontrole
Rapporteur: Paul Rübig
PE_DEC_Agencies

Procedure : 2013/2252(DEC)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0202/2014
Ingediende teksten :
A7-0202/2014
Aangenomen teksten :

1. ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2012

(C7-0340/2013 – 20103/2252(DEC))

Het Europees Parlement,

–   gezien de definitieve jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2012,

–   gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2012, tezamen met de antwoorden van de Gemeenschappelijke Onderneming[1],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 18 februari 2014 (05851/2014 – C7-0053/2014),

–   gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[2], en met name artikel 185,

–   gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2012[3], en met name artikel 208,

–   gezien Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad van 30 mei 2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof[4], en met name artikel 11, lid 4,

–   gezien Verordening (EG) nr. 1183/2011 van 14 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 521/2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof[5],

–   gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[6],

–   gezien Gedelegeerde Verordening (EG) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad[7], en met name artikel 108,

–   gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0202/2014),

1.  verleent de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het begrotingsjaar 2012;

2.  formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

2. ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de afsluiting van de rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2012

(C7-0340/2013 – 20103/2252(DEC))

Het Europees Parlement,

–   gezien de definitieve jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2012,

–   gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2012, tezamen met de antwoorden van de Gemeenschappelijke Onderneming[8],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 18 februari 2014 (05851/2014 – C7-0053/2014),

–   gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[9], en met name artikel 185,

–   gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2012[10], en met name artikel 208,

–   gezien Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad van 30 mei 2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof[11], en met name artikel 11, lid 4,

–   gezien Verordening (EG) nr. 1183/2011 van 14 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 521/2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof[12],

–   gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[13],

–   gezien Gedelegeerde Verordening (EG) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad[14], en met name artikel 108,

–   gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0202/2014),

1.  hecht goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2012;

2.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

3. ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2012

(C7-0340/2013 – 20103/2252(DEC))

Het Europees Parlement,

–   gezien de definitieve jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2012,

–   gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2012, tezamen met de antwoorden van de Gemeenschappelijke Onderneming[15],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 18 februari 2014 (05851/2014 – C7-0053/2014),

–   gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[16], en met name artikel 185,

–   gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2012[17], en met name artikel 208,

–   gezien Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad van 30 mei 2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof[18], en met name artikel 11, lid 4,

–   gezien Verordening (EG) nr. 1183/2011 van 14 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 521/2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof[19],

–   gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[20],

–   gezien Gedelegeerde Verordening (EG) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad[21], en met name artikel 108,

–   gezien zijn eerdere kwijtingsbesluiten en -resoluties,

–   gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0202/2014),

A. overwegende dat de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof ("de gemeenschappelijke onderneming") in mei 2008 bij Verordening (EG) nr. 521/2008 als publiek-privaat partnerschap werd opgericht voor de periode tot 31 december 2017 met het oog op de ontwikkeling van markttoepassingen, teneinde aldus extra inspanningen van de industrie voor een snelle toepassing van brandstofcel- en waterstoftechnologieën te vergemakkelijken;

B.  overwegende dat Verordening (EG) nr. 521/2008 werd gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1138/2011;

C. overwegende dat de leden van de gemeenschappelijke onderneming bestaan uit de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, de New Energy World Industry Grouping (NEW-IG) en de onderzoeksgemeenschap (N.ERGHY);

D. overwegende dat de maximale bijdrage van de Unie aan de gemeenschappelijke onderneming voor de gehele periode 470 000 000 EUR bedraagt, te betalen uit de begroting van het zevende kaderprogramma voor onderzoek, waarvan het voor de lopende kosten bestemde gedeelte niet hoger mag zijn dan 20 000 000 EUR;

E.  New-IG dient 50% van de lopende kosten bij te dragen, en N.ERGHY 1/12; zij moeten beiden bijdragen aan de operationele kosten met bijdragen in natura die minstens gelijk zijn aan de financiële bijdrage van de Unie.

Financieel en begrotingsbeheer

1.  wijst erop dat de Rekenkamer oordeelde dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor 2012 op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van haar financiële situatie per 31 december 2012 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële voorschriften;

2.  verwelkomt het feit dat de Rekenkamer een duidelijke verklaring heeft afgegeven aan de gemeenschappelijke onderneming ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen die aan deze rekeningen ten grondslag liggen, na in 2011 een verklaring met beperking ten aanzien van deze aspecten te hebben afgegeven. roept de gemeenschappelijke onderneming op haar inspanningen voor een gezond financieel beheer en de permanente eerbiediging van begrotingsprincipes voort te zetten.

3.  merkt voorts op dat de definitieve begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2012 vastleggingskredieten van 83 300 000 EUR en betalingskredieten van 56 900 000 EUR omvatten; stelt verder dat het benuttingspercentage voor de vastleggingskredieten en betalingskredieten respectievelijk 99,4% en 83,1% bedroeg;

4.  neemt kennis van het feit dat de voorlopige resultatenrekening van de begrotingsuitvoering eind 2012 8 200 000 EUR bedroeg, met 58 300 000 EUR aan inkomsten, plus het begrotingsoverschot van 2011 van 7 500 000 EUR gesaldeerd met de betalingen van 55 200 000 EUR en overdrachten van 2 400 000 EUR;

5.  stelt dat de in 2008, 2009, 2010 en 2011 georganiseerde oproepen tot het indienen van voorstellen leidden tot subsidieovereenkomsten met een totale waarde van 295 000 000 EUR, en in 2012 werd een vijfde oproep tot het indienen van voorstellen gedaan voor een bedrag van 78 000 000 EUR.

6.  wijst erop dat deze bedragen respectievelijk 67% en 18% van de maximale bijdrage van de Unie aan de gemeenschappelijke onderneming voor onderzoeksactiviteiten bedragen en dat in januari 2013 de zesde oproep werd gedaan voor het resterende bedrag van 68 500 000 EUR; wijst op de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van de begroting;

Het beheer van de kasmiddelen

7.  wijst erop dat de geldmiddelen en kasequivalenten aan het eind van december 2012 12 300 000 EUR bedroegen; merkt op dat deze situatie in strijd is met het beginsel van begrotingsevenwicht; herinnert de gemeenschappelijke onderneming aan de noodzaak om concrete maatregelen in te voeren om begrotingsevenwicht te bereiken en dringt er bij de gemeenschappelijke onderneming op aan om, in samenwerking met de Commissie, alle noodzakelijke maatregelen ten uitvoer te leggen om de kassaldi op de rekening te beperken tot het vereiste niveau, binnen de limieten die zijn vastgesteld in de financieringsovereenkomsten met de Commissie;

Interne-controlesystemen

8.  stelt vast dat de interne auditdienst van de gemeenschappelijke onderneming een audit heeft verricht op controles vooraf naar de subsidiabiliteit van de gedeclareerde kosten en de daarmee samenhangende betalingen, en diverse adviesdiensten heeft verleend, inclusief voorbereiding en deelname aan de communicatiecampagnes van de gemeenschappelijke onderneming over financiële controles en audits;

9.  is ingenomen met het feit dat de gemeenschappelijke onderneming in 2012 het bedrijfscontinuïteitsplan en het rampherstelplan heeft afgerond;

10. betreurt dat de cv's van de leden van de raad van bestuur en van de uitvoerend directeur niet openbaar zijn; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming dit op zo kort mogelijke termijn te corrigeren; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming een omvattend beleid voor het voorkomen en beheren van belangenconflicten te ontwikkelen en vast te stellen;

11. is van mening dat een hoge mate van transparantie van cruciaal belang is om het risico van belangenconflicten te verkleinen; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming derhalve haar beleid en/of regelingen inzake het voorkomen en beheren van belangenconflicten en de bijbehorende uitvoeringsvoorschriften, alsook de lijst van leden van de raad van bestuur, het leidinggevend personeel en cv's op haar website te publiceren;

12. verzoekt de Rekenkamer het beleid van de gemeenschappelijke onderneming voor het voorkomen en beheren van belangenconflicten te controleren door daarover voor de volgende kwijtingsprocedure een speciaal verslag op te stellen;

Andere beheeraangelegenheden

13. steunt de door de Rekenkamer voorgestelde verbeteringen in de bewakings- en rapportagesysteem voor de bescherming, de verspreiding en de overdracht van onderzoeksresultaten;

Horizontale aspecten van Europese gemeenschappelijke ondernemingen voor onderzoek

14. neemt er nota van dat de auditaanpak van de Rekenkamer bestaat uit analytische controleprocedures, de beoordeling van essentiële controles van de toezicht- en controlesystemen en het toetsen van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming, maar niet op het niveau van de leden of eindbegunstigden van de gemeenschappelijke onderneming;

15. merkt op dat audits op het niveau van de leden of eindbegunstigden ofwel door de gemeenschappelijke onderneming ofwel door gecontracteerde externe accountantskantoren wordt verricht, gecontroleerd door de gemeenschappelijke onderneming;

16. verwelkomt Speciaal verslag nr. 2/2013 van de Europese Rekenkamer: "Heeft de Commissie gezorgd voor een doelmatige uitvoering van het zevende kaderprogramma voor onderzoek?" waarin het Hof onderzocht of de Commissie heeft gezorgd voor een doelmatige uitvoering van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7);

17. neemt er nota van dat de controle ook betrekking heeft op de oprichting van de gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI's);

18. is het eens met de conclusie van de Rekenkamer dat de GTI's zijn opgericht om industriële investeringen op de lange termijn, en in het bijzonder onderzoeksgebieden, te bevorderen; merkt echter op dat het gemiddeld twee jaar heeft geduurd vooraleer een GTI financiële autonomie werd toegekend; zolang bleef de Commissie in de meeste gevallen verantwoordelijk voor een derde van de verwachte operationele levensduur van de GTI's.

19. wijst er bovendien op dat, volgens de Rekenkamer, sommige GTI's met name succesvol zijn geweest om kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) te betrekken in hun projecten en dat bijna 21% van de aan de GTI's verstrekte financiering naar het kmo is gegaan;

20. vestigt de aandacht op de totale indicatieve middelen die noodzakelijk worden geacht voor de zeven Europese gemeenschappelijke ondernemingen voor onderzoek die tot nu toe door de Commissie krachtens artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn opgericht – met de opmerkelijke uitzondering van de gemeenschappelijke onderneming Galileo – gedurende hun bestaansperiode uitkomen op 21 793 000 000 EUR;

21. stelt vast dat de totale door de gemeenschappelijke ondernemingen begrote inkomsten voor 2012 ongeveer 2 500 000 000 EUR of ongeveer 1,8% van de algemene begroting voor 2012 van de Unie bedroegen, terwijl ongeveer 618 000 000 EUR afkomstig was van de algemene begroting (contante bijdrage van de Commissie) en ongeveer 134 000 000 EUR van de industriële partners en leden van de gemeenschappelijke ondernemingen;

22. stelt vast dat de gemeenschappelijke ondernemingen 409 vaste en tijdelijke medewerkers in dienst hebben, of minder dan 1% van het totaal aantal in de algemene begroting van de Unie toegestane EU-ambtenaren (personeelsformatie);

23. herinnert eraan dat de totale bijdrage van de Unie die nodig wordt geacht voor de gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaansperiode uitkomt op 11 489 000 000 EUR;

24. verzoekt de Rekenkamer om de GTI's en de andere gemeenschappelijke ondernemingen grondig te analyseren in een afzonderlijk verslag in het licht van de aanzienlijke bedragen die hiermee zijn gemoeid en van de risico's, voornamelijk reputatieschade, die zijn gepresenteerd; herinnert eraan dat het Parlement de Rekenkamer eerder verzocht om, in samenwerking met hun private partners, een speciaal verslag op te stellen over de capaciteit van de gemeenschappelijke ondernemingen om de toegevoegde waarde en de doelmatige uitvoering van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratieprogramma's van de Unie te waarborgen; wijst erop dat de gemeenschappelijke ondernemingen worden geacht de financiering voor industriële investeringen op de lange termijn te garanderen en private investeringen in onderzoek te stimuleren.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

18.3.2014

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

22

1

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marta Andreasen, Jean-Pierre Audy, Inés Ayala Sender, Zuzana Brzobohatá, Tamás Deutsch, Martin Ehrenhauser, Jens Geier, Gerben-Jan Gerbrandy, Ingeborg Gräßle, Rina Ronja Kari, Jan Mulder, Eva Ortiz Vilella, Crescenzio Rivellini, Paul Rübig, Bart Staes, Georgios Stavrakakis, Michael Theurer, Derek Vaughan

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Amelia Andersdotter, Esther de Lange, Vojtěch Mynář, Markus Pieper

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Fiona Hall, Annette Koewius

  • [1]  PB C 369 van 17.12.2013, blz. 57.
  • [2]  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
  • [3]  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
  • [4]  PB L 153 van 12.6.2008, blz. 1.
  • [5]  PB L 302 van 19.11.2011, blz. 3.
  • [6]  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
  • [7]  PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42.
  • [8]  PB C 369 van 17.12.2013, blz. 57.
  • [9]  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
  • [10]  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
  • [11]  PB L 153 van 12.6.2008, blz. 1.
  • [12]  PB L 302 van 19.11.2011, blz. 3.
  • [13]  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
  • [14]  PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42.
  • [15]  PB C 369 van 17.12.2013, blz. 57.
  • [16]  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
  • [17]  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
  • [18]  PB L 153 van 12.6.2008, blz. 1.
  • [19]  PB L 302 van 19.11.2011, blz. 3.
  • [20]  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
  • [21]  PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42.