VERSLAG over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de gebruikmaking van de marge voor onvoorziene uitgaven, overeenkomstig punt 14 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer

15.12.2014 - (COM(2014)0328 – C8-0020/2014 – 2014/2037(BUD))

Begrotingscommissie
Rapporteur: Gérard Deprez

Procedure : 2014/2037(BUD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0068/2014
Ingediende teksten :
A8-0068/2014
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de gebruikmaking van de marge voor onvoorziene uitgaven, overeenkomstig punt 14 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer

(COM(2014)0328 – C8-0020/2014 – 2014/2037(BUD))

Het Europees Parlement,

–       gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2014)0328 – C8-0020/2014),

–       gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020[1] (MFK-verordening), en met name artikel 13 hiervan,

–       gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer[2], en met name punt 14 hiervan,

–       gezien de gezamenlijke verklaring over betalingskredieten van het Parlement, de Raad en de Commissie, zoals overeengekomen in de gezamenlijke conclusies van 12 november 2013[3],

–       gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014, definitief vastgesteld op 20 november 2013,

–       gezien het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3/2014, goedgekeurd door de Commissie op 15 april 2014 (COM(2014)0329),

–       gezien het standpunt inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3/2014, goedgekeurd door de Raad op 12 december 2014 (16740/2014 – C8-0289/2014),

–       gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8-0068/2014),

A.     overwegende dat de tenuitvoerlegging van het meerjarig financieel kader 2014-2020 met een enorme betalingsachterstand begonnen is, met onbetaalde rekeningen die voor het cohesiebeleid aan het einde van 2013 alleen al ongeveer 23,4 miljard EUR bedragen, en een niveau van uitstaande verplichtingen op dezelfde datum van 221,7 miljard EUR, d.w.z. 41 miljard EUR meer dan oorspronkelijk bij het overeenkomen van het meerjarig financieel kader 2007-2013 voorzien was; overwegende dat deze situatie onaanvaardbaar is en dringende maatregelen vereist, met gebruikmaking van de in de MFK-verordening opgenomen flexibiliteitsmechanismen, teneinde de uitvoering van EU-beleid en -programma's niet in gevaar te brengen, zoals unaniem in het meerjarig financieel kader besloten is, maar ook om de rentevorderingen voor achterstallige betalingen te beperken en de onnodige toename van de financiële risico's voor en de kwetsbaarheid van begunstigden van de EU-begroting te voorkomen;

B.     overwegende dat in het kader van de begrotingsbemiddeling voor 2014, het Parlement, de Raad en de Commissie gezamenlijk hebben besloten om, in het licht van het belang van een ordelijk verloop van betalingen en om een abnormale verschuiving van de uitstaande verplichtingen naar de begroting van 2015 te voorkomen, een beroep te doen op de verschillende in de MFK-verordening opgenomen flexibiliteitsmechanismen, met inbegrip van de marge voor onvoorziene uitgaven;

C.     overwegende dat na alle andere financiële mogelijkheden te hebben onderzocht om te reageren op onvoorziene omstandigheden, de Commissie voorgesteld had om het volledige bedrag van de marge voor onvoorziene uitgaven ter beschikking te stellen teneinde de betalingskredieten in de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014 boven het betalingsmaximum te kunnen aanvullen;

D.     overwegende dat de Raad het niet eens is met de interpretatie van het Parlement en de Commissie dat het bedrag van 350 miljoen EUR aan betalingskredieten dat in 2014 voor de speciale instrumenten van de MFK-verordening beschikbaar gesteld is, niet onder het betalingsmaximum behoort te vallen, en bijgevolg een marge van 711 miljoen EUR eerst moet worden opgebruikt voordat van de marge voor onvoorziene uitgaven gebruik kan worden gemaakt; overwegende dat dientengevolge nog niet besloten is of en in hoeverre het bedrag van 350 miljoen EUR moet worden verrekend met de marges van het MFK voor betalingskredieten voor het lopende begrotingsjaar of toekomstige begrotingsjaren;

E.     overwegende dat in het kader van de onderhandelingen over het begrotingspakket 2014-2015 overeengekomen is om van de marge voor onvoorziene uitgaven gebruik te maken voor een bedrag van 2 818,2 miljoen EUR plus 350 miljoen EUR, d.w.z. 3 168,2 miljoen EUR;

F.     overwegende dat deze beschikbaarstelling naar alle waarschijnlijkheid niet leidt tot het duurzaam wegwerken van de recente betalingsachterstanden en het groeiende aantal uitstaande verplichtingen, maar slechts de groeiende omvang van de naar het volgende jaar over te dragen openstaande rekeningen beperken kan, waarbij sinds 2010 ieder jaar een toename van meer dan 50% te signaleren is;

G.     overwegende dat toevalligerwijs de financiering van deze beschikbaarstelling bijna zonder kosten voor de nationale begrotingen kan plaatsvinden, vanwege andere onvoorziene aanvullende ontvangsten voor het jaar 2014;

H.     overwegende dat de beschikbaarstelling van de marge voor onvoorziene uitgaven in 2014 niet gepaard gaat met verhoging van het betalingsmaximum (908 miljard EUR, uitgedrukt in prijzen van 2011) van het MFK 2014-2020, zoals duidelijk bepaald is in artikel 13, lid 4, van de MFK-verordening, aangezien zij verrekend wordt met de marges van toekomstige begrotingsjaren, zoals vastgesteld in artikel 13, lid 3, van de MFK-verordening;

1.      stemt in met de gebruikmaking van de marge van onvoorziene uitgaven voor 2014, zoals in de bijlage wordt beschreven;

2.      benadrukt dat het gebruik van dit instrument, zoals bedoeld in artikel 13 van de MFK-verordening, eens te meer aantoont dat de EU-begroting steeds flexibeler moet zijn;

3.      hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;

4.      verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

5.      verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

  • [1]  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
  • [2]  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
  • [3]  Aangenomen teksten, 20.11.2013, P7_TA(2013)0472.

BIJLAGE: BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de gebruikmaking van de marge voor onvoorziene uitgaven

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer[1], en met name punt 14,

gezien het voorstel van de Europese Commissie,

overwegende hetgeen volgt:

(1)    Artikel 13 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad[2] voorziet in de vorming van een marge voor onvoorziene uitgaven van ten hoogste 0,03% van het bruto nationaal inkomen van de Unie.

(2)    Overeenkomstig artikel 6 van deze verordening heeft de Commissie het absolute bedrag van deze marge voor onvoorziene uitgaven voor 2014 berekend[3].

(3)    Na alle andere financiële mogelijkheden te hebben onderzocht om te reageren op onvoorziene omstandigheden die zich hebben voorgedaan nadat het MFK-maximum voor betalingskredieten voor 2014 voor het eerst was vastgesteld in februari 2013, lijkt het noodzakelijk om gebruik te maken van de marge voor onvoorziene uitgaven om de betalingskredieten in de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014 te kunnen aanvullen boven het betalingsmaximum.

(4)    Een bedrag van 350 miljoen EUR aan betalingskredieten moet worden opgenomen in de beschikbaarstelling van de marge voor onvoorziene uitgaven in afwachting van een akkoord over betalingskredieten voor andere speciale instrumenten.

(5)    Gezien de uitzonderlijke situatie die dit jaar is ontstaan, is aan de voor het laatste redmiddel geldende voorwaarde in artikel 13, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 voldaan.

(6)    Met het oog op de naleving van artikel 13, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013, moet de Commissie een voorstel indienen inzake de verrekening van het betreffende bedrag met de betalingsmaxima van het MFK voor een of meer toekomstige jaren, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met het akkoord over betalingskredieten voor andere speciale instrumenten, en onverminderd de institutionele prerogatieven van de Commissie.

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014 wordt een beroep gedaan op de marge voor onvoorziene uitgaven om het bedrag van 3 168 233 715 EUR aan betalingskredieten boven de maxima van de betalingskredieten van het meerjarig financieel kader ter beschikking te stellen.

Artikel 2

Het bedrag van 2 818 233 715 EUR wordt in drie termijnen verrekend met de marges van de maxima voor betalingskredieten voor de volgende jaren:

           (a)       2018:  EUR 939 411 200

  (b)  2019:  EUR 939 411 200

  (c)  2020:  EUR 939 411 315

De Commissie wordt verzocht tijdig een voorstel in te dienen betreffende het resterende bedrag van 350 miljoen EUR.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te […],

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De Voorzitter                                                De Voorzitter

  • [1]  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
  • [2]  Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).
  • [3]  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2013 betreffende de technische aanpassing van het financieel kader voor 2014 in overeenstemming met de ontwikkeling van het bni (COM(2013) 928).

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

15.12.2014

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

30

5

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jean Arthuis, Richard Ashworth, Reimer Böge, Lefteris Christoforou, Jean-Paul Denanot, Gérard Deprez, José Manuel Fernandes, Eider Gardiazabal Rubial, Jens Geier, Iris Hoffmann, Monika Hohlmeier, Bernd Kölmel, Zbigniew Kuźmiuk, Vladimír Maňka, Sophie Montel, Clare Moody, Siegfried Mureşan, Victor Negrescu, Jan Olbrycht, Younous Omarjee, Pina Picierno, Paul Rübig, Petri Sarvamaa, Patricija Šulin, Eleftherios Synadinos, Isabelle Thomas, Inese Vaidere, Marco Valli, Monika Vana, Daniele Viotti, Marco Zanni

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Tamás Deutsch, Pablo Echenique, Ernest Maragall, Andrej Plenković, Sergei Stanishev, Nils Torvalds