VERSLAG over de bevordering van gendergelijkheid in de geestelijke gezondheid en het klinisch onderzoek

12.12.2016 - (2016/2096(INI))

Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid
Rapporteur: Beatriz Becerra Basterrechea

Procedure : 2016/2096(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0380/2016
Ingediende teksten :
A8-0380/2016
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de bevordering van gendergelijkheid in de geestelijke gezondheid en het klinisch onderzoek

(2016/2096(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 19 en 168, dat onder meer bepaalt dat alle beleidsmaatregelen van de Unie een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid verzekeren,

–  gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder de artikelen 21, 23 en 35,

–  gezien Verordening (EU) nr. 536/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik en tot intrekking van Richtlijn 2001/20/EG,

–  gezien Richtlijn 2001/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de toepassing van goede klinische praktijken bij de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik ("de richtlijn klinische proeven"),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 getiteld "Europa 2020: Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" (COM(2010)2020),

–  gezien het groenboek van de Commissie van 2005 getiteld "De geestelijke gezondheid van de bevolking verbeteren. Naar een strategie inzake geestelijke gezondheid voor de Europese Unie" (COM(2005)0484),

–  gezien het EU-kompas voor actie inzake geestelijke gezondheid en welzijn,

–  gezien het alomvattende actieplan voor geestelijke gezondheid voor de periode 2013-2020 van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO),

–  gezien de algemene strategie van de WHO voor de gezondheid van vrouwen, kinderen en adolescenten voor de periode 2016-2030,

–  gezien de verklaring inzake geestelijke gezondheid voor Europa van 2005, die werd ondertekend door de WHO, de Commissie en de Raad van Europa,

–  gezien het Europees actieplan voor de geestelijke gezondheid 2013-2020 van de WHO,

–  gezien het Europees pact voor geestelijke gezondheid en welzijn van 2008,

–  gezien het gemeenschappelijk actieplan voor geestelijke gezondheid en welzijn (2013-2016) van de Commissie,

–  gezien Algemene Opmerking nr. 14 van het Comité van de Verenigde Naties inzake economische, sociale en culturele rechten over het recht op de hoogst haalbare gezondheidsnorm (VN-doc. E/C.12/2000/4) en zijn Algemene Opmerking nr. 20 over non-discriminatie in economische, sociale en culturele rechten (VN-doc. E/C.12/GC/2009),

–  gezien Aanbeveling CM/Rec(2010)5 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa aan de lidstaten inzake maatregelen ter bestrijding van discriminatie wegens seksuele geaardheid of genderidentiteit,

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A8-0380/2016),

A.  overwegende dat het recht op de hoogst mogelijke norm voor lichamelijke en geestelijke gezondheid een fundamenteel recht is en een verplichting van non-discriminatie omvat; overwegende dat iedereen toegang moet hebben tot de gezondheidszorg; overwegende dat toegang tot geestelijkegezondheidszorg van cruciaal belang is voor de verbetering van de levenskwaliteit van de Europese burgers, voor sociale inclusie en voor de economische en culturele ontwikkeling van de Unie;

B.  overwegende dat de huidige situatie in de wereld, met een economische crisis die maar aanhoudt en een sterke toename van de werkloosheid met name onder jongeren en vrouwen, leidt tot een steeds verdere stijging van het aantal gevallen van geestelijke stoornissen, zoals depressie, bipolaire stoornissen, schizofrenie, angst en dementie;

C.  overwegende dat de WHO geestelijke gezondheid definieert als een toestand van fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden is, waarbij het niet alleen maar gaat om het niet aanwezig zijn van ziekten of gebreken; overwegende dat volgens de WHO "geestelijke stoornissen" een reeks geestelijke en gedragsstoornissen omvatten, zoals depressie, bipolaire stoornis, schizofrenie, angststoornissen, dementie en autisme; overwegende dat de Wereldgezondheidsorganisatie geestelijke gezondheid definieert als een staat van emotioneel en psychologisch welzijn waarbij een persoon in staat is zijn cognitieve en emotionele vermogens uit te oefenen, zijn maatschappelijke rol te vervullen, te voorzien in de behoeften van het dagelijks leven, bevredigende en volwassen relaties te onderhouden met anderen, constructief bij te dragen aan veranderingen in de omgeving en zich aan te passen aan externe omstandigheden en interne conflicten;

D.  overwegende dat geestelijke gezondheid op holistische wijze moet worden benaderd door rekening te houden met sociale, economische en omgevingsfactoren, waardoor een psychosociale, samenlevingsomspannende aanpak is vereist om het hoogst mogelijke niveau van psychisch welzijn voor alle burgers te bereiken;

E.  overwegende dat een holistische strategie voor geestelijke gezondheid en welzijn een levenscyclusperspectief moet omvatten, rekening houdend met verschillende factoren die op verschillende wijze van invloed zijn op personen van verschillende leeftijden; overwegende dat de specifieke kwetsbaarheden van tienermeisjes en oudere vrouwen in aanmerking moeten worden genomen;

F.  overwegende dat lichamelijke en geestelijke gezondheid onderling met elkaar verbonden zijn en allebei essentieel zijn voor algemeen welzijn; overwegende dat wordt erkend dat een slechte geestelijke gezondheid kan leiden tot chronische lichamelijke aandoeningen, en dat personen met chronische lichamelijke aandoeningen een grotere kans hebben om psychische problemen te ontwikkelen; overwegende dat ondanks de bekende verbanden tussen de twee, onderzoek naar lichamelijke gezondheid vaak voorrang krijgt boven onderzoek naar geestelijke gezondheid;

G.  overwegende dat de geestelijke gezondheid van vrouwen en meisjes negatief wordt beïnvloed door een verscheidenheid aan factoren, waaronder prevalerende genderstereotyperingen en discriminatie, objectificatie, gendergeweld en intimidatie, de werkomgeving, de balans tussen werk en privéleven, sociaaleconomische omstandigheden, ontbrekende of kwalitatief ondermaatse geestelijkegezondheidseducatie en beperkte toegang tot geestelijkegezondheidszorg;

H.  overwegende dat bijna negen op de tien personen die te kampen hebben met geestelijkegezondheidsproblemen, verklaren dat ze te maken hebben met stigmatisering en discriminatie, en meer dan zeven op de tien verklaren dat stigmatisering en discriminatie hun levenskwaliteit aantasten;

I.  overwegende dat aandacht moet worden besteed aan de geografische factoren van geestelijke gezondheid en welzijn en aan de verschillen tussen stedelijke en rurale gebieden, zoals demografische aspecten en de toegang tot zorg en andere diensten;

J.  overwegende dat de hormonale veranderingen tijdens de perimenopauze, en in de periode na de menopauze, de emotionele gezondheid van vrouwen kan aantasten en kan leiden tot geestelijkegezondheidsproblemen, waaronder depressie en angsten; overwegende dat hypergevoeligheid voor de symptomen de tijdige ontdekking en de juiste behandeling ervan in de weg kan staan;

K.  overwegende dat de bepalende factoren voor geestelijke gezondheid en welzijn verschillen van man tot vrouw en tussen leeftijdsgroepen; overwegende dat factoren zoals genderongelijkheid, inkomensongelijkheden, de grotere blootstelling van vrouwen aan armoede en zwaar werk, sociaaleconomische discriminatie en op gender gebaseerd geweld, ondervoeding en honger hen verder blootstellen aan geestelijke gezondheidsstoornissen; overwegende dat er volgens de WHO op het vlak van ernstige geestelijke stoornissen geen duidelijk verschil bestaat tussen mannen en vrouwen, maar depressies, angsten, stress, somatisering en eetstoornissen zich vaker voordoen bij vrouwen en drugsmisbruik en antisociale persoonlijkheidsstoornissen zich vaker voordoen bij mannen; overwegende dat depressie van alle neuropsychiatrische aandoeningen procentueel gezien de hoogste ziektelast heeft, waarbij de ziektelast voor vrouwen hoger is dan voor mannen; overwegende dat depressie bij vrouwen tussen 15 en 44 jaar de grootste oorzaak van ziektelast is;

L.  overwegende dat psychische aandoeningen en psychisch welzijn vaak over het hoofd worden gezien of worden genegeerd of onderdrukt als gevolg van stigmatisering, vooroordelen en een gebrek aan bewustzijn of middelen; overwegende dat dit ertoe leidt dat veel mensen met psychische aandoeningen geen zorg zoeken en dat veel artsen verzuimen een diagnose te stellen of soms een verkeerde diagnose stellen; overwegende dat de diagnosticering van psychische aandoeningen een sterke genderdimensie heeft, en dat bij vrouwen eerder dan bij mannen de diagnose van een psychische aandoening wordt gesteld;

M.  overwegende dat lesbische en biseksuele vrouwen, transgenders en interseksuele personen geconfronteerd worden met specifieke gezondheidsproblemen die voortvloeien uit minderhedenstress, gedefinieerd als een hoog niveau van angst en stress als gevolg van vooroordelen, stigmatisering en ervaringen met discriminatie, evenals met medicalisering en pathologisering; overwegende dat de specifieke gezondheids- en welzijnsuitdagingen van deze groep in elke geestelijkegezondheidsstrategie in aanmerking moeten worden genomen;

N.  overwegende dat bij vrouwen veelvoorkomende vormen van somatisering die vaker bij vrouwen worden gediagnosticeerd dan bij mannen, fybromyalgie en chronische vermoeidheid zijn, die worden gekenmerkt door, als voornaamste symptomen, gevoelens van pijn en uitputting, plus veel andere symptomen die deze aandoeningen gemeenschappelijk hebben met andere pathologische ziekten;

O.  overwegende dat transgenderidentiteiten niet pathologisch zijn, maar helaas nog altijd worden gezien als psychische stoornissen, en dat de meeste lidstaten om een dergelijke diagnose vragen als voorwaarde voor de wettelijke erkenning van de genderidentiteit van de betreffende personen of voor de toegang tot transgendergerelateerde gezondheidszorg, ook al heeft onderzoek aangetoond dat de diagnose "genderidentiteitsstoornis" een bron van aanzienlijke stress voor de betrokkenen is;

P.  overwegende dat depressiestoornissen 49,1 % van de handicaps als gevolg van neuropsychiatrische stoornissen uitmaken bij vrouwen en 29,3 % bij mannen;

Q.  overwegende dat de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft geschat dat wereldwijd jaarlijks 350 miljoen mensen worden getroffen door een depressie en 850 000 mensen sterven als gevolg van een depressie; overwegende dat depressie tegen 2020 de tweede oorzaak van arbeidsinvaliditeit zal zijn;

R.  overwegende dat gendervariante prepuberale kinderen nog altijd worden onderworpen aan onnodige en schadelijke diagnosepraktijken, terwijl ieder kind zijn of haar genderidentiteit en -uitdrukking veilig moet kunnen verkennen;

S.  overwegende dat depressie om een aantal uiteenlopende factoren die in de eerste plaats te maken hebben met de verschillende genderrollen en de ongelijkheid en discriminatie tussen mannen en vrouwen, bijna dubbel zo vaak voorkomt bij vrouwen als bij mannen, en dat transgenderpersonen beduidend vaker suïcidale gedachten hebben en suïcidepogingen doen; overwegende dat uit studies is gebleken dat opgelegde traditionele genderrollen een negatieve invloed uitoefenen op de geestelijke gezondheid en het welzijn van vrouwen;

T.  overwegende dat er in de onderwijsstelsels van de lidstaten en op werkplekken onvoldoende aandacht wordt besteed aan geestelijke gezondheid en welzijn, aangezien psychische problemen vaak sterk worden gestigmatiseerd of een taboe vormen; overwegende dat onderwijs op het gebied van geestelijke gezondheid deze stigmatisering tegengaat, maar ook betrekking moet hebben op specifieke kwetsbaarheden, genderstereotyperingen en discriminatie van vrouwen en meisjes;

U.  overwegende dat mannen en jongens gendergerelateerde geestelijkegezondheidsproblemen ondervinden; overwegende dat in Europa mannen bijna vijf keer zoveel kans hebben om suïcide te plegen dan vrouwen en dat suïcide de belangrijkste doodsoorzaak is bij mannen tot 35 jaar; overwegende dat mannen drie keer zoveel kans hebben om afhankelijk van alcohol te worden dan vrouwen en mannen ook vaker illegale drugs gebruiken (en daaraan overlijden); overwegende dat mannen minder snel psychologische hulp zoeken dan vrouwen; overwegende dat mannen en jongens worden geconfronteerd met gendergerelateerde stereotypen over mannelijkheid die onderdrukking van gevoelens of woede in de hand kunnen werken, en dat dit gevolgen heeft voor de geestelijke gezondheid van mannen en ook van invloed is op het verschijnsel van gendergebaseerd geweld;

V.  overwegende dat in de EU circa 58 000 suïcides per jaar plaatsvinden en dat een kwart daarvan wordt gepleegd door vrouwen, en overwegende dat suïcide nog steeds een belangrijke doodsoorzaak is;

W.  overwegende dat een psychosociale, samenlevingsomspannende benadering van geestelijke gezondheid beleidssamenhang ten behoeve van welzijn, gecoördineerde gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en economisch en sociaal beleid vereist indien men streeft naar een hoger algemeen niveau van psychisch welzijn;

X.  overwegende dat eetstoornissen zoals anorexia en boulimia steeds vaker voorkomen bij meisjes in de periode tijdens en na de adolescentie;

Y.  overwegende dat de fysieke en mentale langetermijneffecten van eetstoornissen zoals anorexia en boulimie goed gedocumenteerd zijn, evenals de genderdimensie van hun oorzaken;

Z.  overwegende dat vrouwen op het werk meer worden blootgesteld aan pesterijen en/of seksuele intimidatie, die psycho-fysieke klachten veroorzaken bij het slachtoffer;

AA.  overwegende dat modellen voor sociale zorg aan personen met psychische aandoeningen door middel van sport of kunstzinnige of sociale activiteiten in aanmerking moeten worden genomen in volksgezondheidsprogramma's in het kader van de preventie, de behandeling en het herstel van dergelijke aandoeningen;

AB.  overwegende dat personen met een handicap risico lopen op versterkte geestelijkegezondheidsproblemen;

AC.  overwegende dat educatie op het gebied van seksualiteit en relaties van groot belang is voor de bestrijding van stereotypen en gendergebaseerd geweld en het verbeteren van de geestelijke gezondheid en het welzijn van zowel meisjes en jongens als vrouwen en mannen;

AD.  overwegende dat psychische aandoeningen en ziekten een van de belangrijkste oorzaken van arbeidsongeschiktheid zijn, een negatieve invloed uitoefenen op de gezondheid, het onderwijs, de economie, de arbeidsmarkt en de socialebeschermingsstelsels in de EU, grootschalige economische kosten veroorzaken en een aanzienlijke negatieve impact hebben op de economie van de EU, reden temeer om de geestelijke gezondheidszorg holistisch, alomvattend en gendergevoelig te maken; overwegende dat volgens een studie van de EDA (European Depression Association) een op de tien werknemers in Europa verlof opneemt wegens een depressie, hetgeen naar schatting 92 miljard EUR kost en een productiviteitsverlies oplevert;

AE.  overwegende dat binnen de EU bijvoorbeeld Malta 185 psychiatrische bedden per 100 000 inwoners heeft en Italië maar 8; overwegende dat Finland 163 op dit gebied gespecialiseerde verpleegkundigen per 100 000 inwoners telt, terwijl dat er in Griekenland maar 3 per 100 000 inwoners zijn;

AF.  overwegende dat de geestelijke gezondheid van vrouwen afhangt van factoren als het onderwijs dat ze hebben genoten, de mate waarin ze sociale en culturele waarden, normen en stereotypen hebben geïnternaliseerd, de wijze waarop ze hun ervaringen hebben beleefd en verwerkt, hun houding jegens zichzelf en anderen, de rollen die ze vervullen en van de obstakels en druk waarmee ze te maken krijgen, meer nog dan van hun biologische kenmerken;

AG.  overwegende dat rekening houden met de diversiteit van vrouwen en hun fysiologisch verschil ten opzichte van mannen en die factoren verwerken in het op vrouwen gerichte preventieve en behandelende gezondheidsbeleid, met specifiek beleid voor kwetsbare en gemarginaliseerde groepen, de efficiëntie van dit beleid ten goede zou komen;

AH.  overwegende dat vrouwen van oudsher, om verschillende redenen, niet zijn bestudeerd tijdens toxicologisch of biomedisch onderzoek en in klinische proeven, en overwegende dat een grote genderkloof in het onderzoek onze kennis van de verschillen tussen de gezondheid van vrouwen en die van mannen beperkt; overwegende dat het biomedisch onderzoek daardoor voornamelijk een mannelijk perspectief weergeeft, waarbij onterecht wordt verondersteld dat vrouwen en mannen identiek aan elkaar zijn op gebieden waar psychologische verschillen bestaan; overwegende dat er een tekort aan onderzoek naar de specifieke behoeften van interseksuele vrouwen bestaat;

AI.  overwegende dat de uitsluiting en ondervertegenwoordiging van vrouwen als onderzoekssubjecten, of gender en geslacht als factoren in biomedisch onderzoek en klinische proeven, de levens en gezondheid van vrouwen in gevaar brengt;

AJ.  overwegende dat Verordening (EU) nr. 536/2014 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik vereisten heeft ingevoerd voor de representativiteit van gendergroepen in proeven, maar dat de tenuitvoerlegging van de verordening moet worden geëvalueerd; overwegende dat in de verordening geen specifieke bepalingen voor vrouwen anders dan voor zwangere en borstvoeding gevende vrouwen zijn opgenomen;

AK.  overwegende dat het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) geen specifieke strategieën heeft ontwikkeld voor de toepassing van richtsnoeren voor onderzoek en evaluatie van genderverschillen in de klinische beoordeling van geneesmiddelen, ondanks het feit dat het heeft erkend dat sommige factoren die van invloed zijn op het effect van een geneesmiddel in de populatie van belang kunnen zijn wanneer de mogelijke verschillen in respons tussen mannen en vrouwen in overweging worden genomen en dat genderspecifieke invloeden ook een belangrijke rol kunnen spelen in de werking van geneesmiddelen[1];

AL.  overwegende dat de effecten die geneesmiddelen en medicamenten als voorbehoedsmiddelen, antidepressiva en kalmeringsmiddelen op de geestelijke gezondheid van vrouwen hebben nog altijd matig worden begrepen, en dat nader onderzoek vereist is om schadelijke bijeffecten uit de weg te ruimen en de zorg te verbeteren;

AM.  overwegende dat de geslachts- en genderdimensies van gezondheid met zich meebrengen dat vrouwen gedurende hun leven worden blootgesteld aan een aantal specifieke gezondheidsrisico's;

AN.  overwegende dat er een gebrek is aan vergelijkbare gegevens over beschikbare, toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige transgenderspecifieke gezondheidszorg en dat de producten die worden gebruikt in hormoonvervangingstherapie niet naar behoren worden getest en geautoriseerd;

AO.  overwegende dat moedersterfte wordt beschouwd als een belangrijke indicatie van de efficiëntie, kwaliteit en werking van het gezondheidszorgstelsel;

AP.  overwegende dat het ontbreken van toegang tot seksuele en reproductieve rechten, waaronder veilige en legale abortushulpverlening, het leven en de gezondheid van vrouwen en meisjes en alle andere personen met reproductievermogen in gevaar brengt, de moedersterfte en -morbiditeit doet toenemen, ertoe leidt dat vrouwen en meisjes levensreddende zorg wordt ontzegd en dat het aantal clandestiene abortussen toeneemt;

AQ.  overwegende dat in alle landen waarvoor gegevens beschikbaar zijn, significante gezondheidsverschillen tussen sociaaleconomische groepen en tussen vrouwen en mannen worden waargenomen, in de zin dat er vaak een systematisch verband bestaat tussen lagere opleidingsniveaus, werkloosheid en/of lagere inkomens enerzijds en hogere morbiditeits- en mortaliteitscijfers anderzijds; overwegende dat deze gezondheidsongelijkheden een van de grootste uitdagingen van het volksgezondheidsbeleid van nu vormen; overwegende dat slechte sociaaleconomische omstandigheden, armoede en sociale uitsluiting enorme negatieve effecten hebben op de geestelijke gezondheid en het welzijn van mensen;

AR.  overwegende dat uitgebreide, op de leeftijd afgestemde, empirisch onderbouwde, wetenschappelijk correcte en oordeelloze seksuele voorlichting, hoogstaande gezinsplanningsdiensten en toegang tot voorbehoedsmiddelen onbedoelde en ongewenste zwangerschappen helpen voorkomen, de behoefte aan abortus doen dalen en bijdragen tot de preventie van hiv en soa’s; overwegende dat wanneer jongeren aangeleerd wordt verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen seksuele en reproductieve gezondheid, dit langdurige positieve effecten heeft, die hun hele leven blijven doorwerken en ten goede komen van de samenleving als geheel;

AS.  overwegende dat één op de vier kinderen in de EU via een keizersnede ter wereld komt en dat er daardoor statistisch gezien in toenemende mate sprake is van problemen bij moeders en kinderen;

AT.  overwegende dat de sluiting van geboortecentra en de scherpe daling van het aantal vroedvrouwen en verloskundigen in sommige lidstaten van de EU reeds tot gevaarlijke tekorten leiden;

AU.  overwegende dat ook beperkingen en besparingen van nationale overheden op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs de toegang tot gezondheids- en geestelijkegezondheidsdiensten bemoeilijken en dat dit vrouwen, in het bijzonder alleenstaande moeders, en grote gezinnen onevenredig raakt;

AV.  overwegende dat vrouwelijke migranten, vluchtelingen en asielzoekers bovendien geconfronteerd kunnen worden met ziekten die zich sterk manifesteren door een gebrek aan passende behandeling of met specifieke problemen in verband met reproductieve gezondheid zoals complicaties tijdens zwangerschap en bevalling, met psychische trauma's in verband met reproductieve gezondheid zoals prenatale of postnatale depressie, evenals met een risico op traumatische blootstelling aan (seksueel) geweld en misbruik en specifieke risico's voor hun geestelijke gezondheid en welzijn; overwegende dat de verstrekking van geestelijke gezondheidszorg aan deze categorieën diverse specifieke uitdagingen met zich meebrengt, waarvan de strekking afhankelijk is van verschillende factoren, waaronder de herkomst van deze mensen en de tijd die ze in het gastland hebben doorgebracht;

AW.  overwegende dat vrouwen lijden aan bepaalde vormen van kanker, zoals borstkanker en baarmoeder(hals)kanker, die vooral of uitsluitend bij vrouwen voorkomen;

AX.  overwegende dat de meerderheid van de vrouwen die wegens kanker ingrijpende behandelingen en ingrepen ondergaan, zoals radio- en chemotherapie, vatbaarder is voor depressie;

AY.  overwegende dat slechts tien EU-lidstaten als doelgroep voor de screening van borstkanker het streefcijfer van 100 % van de vrouwelijke bevolking hebben vastgesteld, terwijl slechts acht landen een dergelijk streefcijfer hanteren voor baarmoederhalskanker;

AZ.  overwegende dat ziekten als osteoporose, spier- en skeletaandoeningen en aandoeningen van het centrale zenuwstelsel zoals de ziekte van Alzheimer en/of dementie worden gekoppeld aan hormonale veranderingen die vrouwen ervaren tijdens de menopauze of daarvoor ten gevolge van hormoonbehandelingen; overwegende dat, hoewel bekend is dat vrouwen vaker aan deze aandoeningen lijden dan mannen, het onderzoek van dergelijke onderwerpen weinig aandacht heeft gehad voor de genderdimensie;

BA.  overwegende dat endometriose een ongeneeslijke ziekte is die ongeveer 1 op 10 vrouwen en meisjes treft (d.w.z. ongeveer 180 miljoen vrouwen overal ter wereld en 15 miljoen in de EU); overwegende dat de ziekte vaak leidt tot onvruchtbaarheid en dikwijls veel pijn en geestelijkegezondheidsproblemen veroorzaakt zodat patiënten erg worden beperkt in hun werk, sociaal of privéleven;

BB.  overwegende dat het fysieke en psychologische gendergerelateerde geweld en geweld tegen vrouwen en de gevolgen daarvan voor de gezondheid van het slachtoffer een fundamentele belemmering vormen voor het bereiken van gendergelijkheid en ertoe leiden dat vrouwen bepaalde vrijheden in het kader van hun belangrijkste mensenrechten niet ten volle kunnen genieten;

BC.  overwegende dat vrouwelijke genitale verminking de vrouwen en meisjes die er het slachtoffer van zijn, blootstelt aan ernstige korte- en langetermijneffecten voor hun fysische, psychologische, seksuele en reproductieve gezondheid;

BD.  overwegende dat interseksuele personen die het slachtoffer zijn geworden van genitale verminking ook negatieve gevolgen ondervinden voor hun lichamelijke, psychische, seksuele en reproductieve gezondheid;

BE.  overwegende dat transgenderpersonen in 13 lidstaten nog altijd zijn blootgesteld aan gedwongen sterilisatie in procedures voor de erkenning van hun gender;

BF.  overwegende dat de systematische en toereikende verzameling van gegevens over geweld tegen vrouwen van cruciaal belang is voor een doeltreffende beleidsvorming op zowel het centrale als het regionale en lokale niveau, maar ook het volgen van de tenuitvoerlegging van wetgeving;

BG.  overwegende dat vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van gendergeweld daar gevolgen van ondervinden met betrekking tot hun lichamelijke en geestelijke gezondheid, veelal hun leven lang; overwegende dat volgens het World Report on Violence and Health van de WHO[2] de implicaties van gendergeweld voor vrouwen van diverse aard kunnen zijn: fysieke gevolgen (kneuzingen, breuken, chronische pijn, arbeidsongeschiktheid, fybromyalgie, maag- en darmstoornissen enz.); psychische en gedragsproblemen (alcohol- en drugsmisbruik, depressie en angsten, eet- en slaapstoornissen, schaamte- en schuldgevoelens, fobieën en paniekaanvallen, een laag zelfbeeld, posttraumatische stressstoornis, psychosomatische stoornissen, suïcidaal en zelfdestructief gedrag, onzekerheid in latere relaties enz.); seksuele en reproductieve gevolgen: gynaecologische stoornissen, onvruchtbaarheid, complicaties bij de bevalling, abortus, seksueel disfunctioneren, seksueel overdraagbare aandoeningen, ongewenste zwangerschap enz.); en fatale gevolgen (moord/doodslag, suïcide, overlijden na een het oplopen van een seksueel overdraagbare aandoening enz.);

  Gendergelijkheid in de geestelijke gezondheidszorg

1.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om opvolging te geven aan het EU-kompas voor actie inzake geestelijke gezondheid en welzijn in de vorm van een ambitieuze nieuwe strategie inzake geestelijke gezondheid die een holistische psychosociale, samenlevingsomspannende benadering met een sterke genderpijler bevordert en zorgt voor beleidssamenhang op het gebied van geestelijke gezondheid;

2.  merkt op dat in de EU 27 % van de volwassen bevolking, waaronder zowel mannen als vrouwen zijn begrepen, ten minste één keer in zijn of haar leven een periode van geestelijkegezondheidsproblemen heeft gehad;

3.  vraagt de lidstaten maatregelen te treffen en voldoende middelen uit te trekken om de toegang tot gezondheidszorgdiensten, en specifiek geestelijke gezondheidsdiensten – ook vluchthuizen –, te garanderen voor alle vrouwen, ongeacht hun rechtspositie, fysieke of mentale beperkingen, seksuele geaardheid, genderidentiteit, geslachtskenmerken, ras of etnische afkomst, leeftijd of godsdienst; verzoekt de Commissie en de lidstaten de ongelijkheid bij de toegang tot geestelijkegezondheidsvoorzieningen aan te pakken;

4.  merkt op dat er meer onderzoek nodig is naar de geestelijkegezondheidseffecten van gendergebaseerd geweld, waaronder verbaal en psychisch geweld, pesten en intimidatie;

5.  verzoekt de Commissie, de lidstaten en lokale overheden om de psychische uitdagingen waarmee LGBTI-personen te maken kunnen krijgen aan te pakken in het kader van geestelijkegezondheidsstrategieën; spoort de lidstaten aan om de aanbevelingen in document CM/Rec(2010)5 van de Raad van Europa uit te voeren en bij de ontwikkeling van gezondheidsbeleid, -programma's en -protocollen rekening te houden met de specifieke behoeften van lesbische en biseksuele personen en transgenders;

6.  vraagt de lidstaten om de oprichting van centra voor psychologische steun voor kankerpatiënten te stimuleren, waar zij tijdens de behandeling en het herstel psychologische ondersteuning krijgen;

7.  vraagt aandacht voor de ernstige situatie van vrouwen met een handicap, die vaker het risico lopen op problemen die niet alleen rechtstreeks verband houden met hun handicap, maar ook met sociaal isolement en onvrijwillige inactiviteit; verzoekt de lidstaten om de toegankelijkheid tot preventieve psychologische zorg voor vrouwen met een handicap stelselmatig te verbeteren en psychologische bijstand te bieden aan vrouwen die de zorg voor een kind met een ernstige handicap hebben; wijst op de noodzaak van een strategie en het delen van beste praktijken met betrekking tot de geestelijke gezondheid en het welzijn van vrouwen en meisjes met een handicap;

8.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om voorlichtings- en preventiecampagnes en andere initiatieven over geestelijke ziekten te bevorderen ter bevordering van het publieke bewustzijn en om stigma's uit de wereld te helpen; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om te investeren in formeel, informeel en niet-formeel onderwijs op het gebied van geestelijke gezondheid en welzijn voor alle leeftijden en groepen, met een nadruk op gendergevoelige psychische aandoeningen zoals depressie, angsten en misbruik van stoffen; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat scholen over passende kaders beschikken om vast te stellen welke personen geestelijkegezondheidsproblemen hebben en deze personen ondersteuning te bieden, met inbegrip van genderaspecten en het waarborgen van de toegankelijkheid van geestelijkegezondheidsdiensten; merkt op dat 70 % van de kinderen en jongeren die een psychisch probleem hebben daar niet op een voldoende vroege leeftijd voor zijn behandeld;

9.  verzoekt de Commissie, de lidstaten en het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE) om de regelmatige verzameling van ten minste naar geslacht, gender, leeftijdsgroep en sociaaleconomische status opgesplitste gegevens over geestelijke gezondheid, waaronder indicatoren voor seksuele en reproductieve gezondheid, en met name over de prevalentie van depressie, op EU- en nationaal niveau op te voeren;

10.  is van mening dat bij de maatregelen op het gebied van geestelijke gezondheid en welzijn die op het niveau van de EU worden genomen de meest relevante personen binnen de politiek, de gezondheidszorg, het onderwijs, het sociale domein, de sociale partners en maatschappelijke organisaties moeten worden betrokken; is voorts van mening dat het belangrijk is dat geestelijke gezondheid in bepaalde kringen in de samenleving niet meer als een taboe wordt gezien;

11.  wijst er met klem op dat het verband tussen sociaaleconomische omstandigheden en geestelijke gezondheid en welzijn van cruciaal belang is voor het bereiken van beleidssamenhang op het gebied van geestelijke gezondheid, waarbij kan worden vastgesteld dat armoede en sociale uitsluiting grotere geestelijkegezondheidsproblemen veroorzaken; merkt op dat de feminisering van armoede en bezuinigingsbeleid dat onevenredige gevolgen voor vrouwen heeft, het welzijn van vrouwen in gevaar brengen;

12.  wijst op het belang van sociale behandelings- en zorginterventies, bijvoorbeeld in de vorm van sport, muziek en kunstzinnige en culturele activiteiten, als element van gezondheidsdiensten dat ervoor zorgt dat de economische en menselijke kosten die aan psychische problemen kunnen zijn verbonden voor individuele personen en de samenleving als geheel lager worden; verzoekt de Commissie en de lidstaten meer te investeren in sociale zorgprogramma's, zoals sociale zorginterventies;

13.  merkt daarbij met bezorgdheid op dat volgens de WHO slechts 13 EU-lidstaten een nationale strategie voor de preventie van suïcide hebben; vraagt de Commissie en de lidstaten een nationale strategie voor de preventie van suïcide op te stellen en uit te voeren en om maatregelen die bijdragen tot een vermindering van de risicofactoren voor suïcide, zoals alcoholmisbruik, drugsgebruik, sociale uitsluiting, depressie en stress; vraagt voorts om mechanismen voor het verlenen van bijstand aan personen die een poging tot suïcide hebben gedaan;

14.  onderkent de effecten van de media, in het bijzonder die van internet en de sociale media, op de geestelijke gezondheid en het welzijn van met name jonge vrouwen en meisjes, en merkt op dat er meer onderzoek moet worden gedaan naar dit onderwerp; merkt op dat mediaculturen waarin de nadruk wordt gelegd op de leeftijd en het fysieke uiterlijk van vrouwen, een negatieve impact op de geestelijke gezondheid en het welzijn van vrouwen en meisjes kunnen veroorzaken, zoals angst, depressie of obsessief gedrag; onderstreept dat er doeltreffende instrumenten moeten worden ontwikkeld, waaronder wettelijke maatregelen, om onlinepesten, -intimidatie en -objectificatie tegen te gaan; wijst op de noodzaak van een ambitieuze strategie inzake e-gezondheid en -welzijn, en van de bevordering van opkomende e-therapieën en samenwerking met belanghebbende partijen bij de verdere ontwikkeling ervan; erkent dat alle belanghebbenden moeten worden betrokken bij een mediastrategie over geestelijke gezondheid, ook uitgevers en de reclamewereld, die ethische normen moeten aannemen om de objectificatie van vrouwen en de bevordering van genderstereotypen te vermijden;

15.  wijst erop dat vrouwen in sommige gevallen ten gevolge van de media, stereotype reclame en sociale druk een verwrongen perceptie van hun uiterlijk hebben en eetstoornissen en daarmee aanverwante gedragingen ontwikkelen, zoals anorexia, boulimie, orthorexie, eetbuistoornissen en bigorexia; steunt een genderbewuste aanpak van eetstoornissen en de noodzaak om dit te mainstreamen in de discussies over gezondheid en in voorlichting voor het publiek; vraagt de lidstaten om in scholen hulploketten op te richten waar scholieren, en met name adolescente meisjes, die vatbaarder zijn voor eetstoornissen, psychologische ondersteuning en een luisterend oor kunnen krijgen;

16.  is verheugd dat de wereldleiders voor het eerst de bevordering van geestelijke gezondheid en geestelijk welzijn, en de preventie en behandeling van misbruik van bepaalde stoffen erkennen als gezondheidsprioriteiten op de mondiale ontwikkelingsagenda;

17.  maakt zich grote zorgen over de verstrekking van geestelijke gezondheidszorg en geestelijkegezondheidszorgfaciliteiten aan meerderjarige en minderjarige vrouwelijke vluchtelingen in Europa, en met name over de omstandigheden in de noodvoorzieningen in diverse lidstaten; wijst erop dat de detentie van vluchtelingen en asielzoekers zonder dat hun asielaanvraag effectief en doelmatig is verwerkt, in strijd is met het internationaal recht en negatieve gevolgen heeft voor hun geestelijke gezondheid en welzijn; verzoekt de lidstaten om vrouwelijke asielzoekers in detentiecentra die melding maken van misbruik te beschermen en beklemtoont dat deze vrouwen onmiddellijk bescherming moeten krijgen, met inbegrip van de beëindiging van hun detentie, het versnellen van hun herplaatsing en het bevorderen van steun en counseling; verzoekt de lidstaten om gezondheidsbeleid te ontkoppelen van immigratiecontrole door toegang te bieden tot basisgezondheidsdiensten en door medische beroepsbeoefenaren geen plicht op te leggen om melding te maken van migranten zonder documenten; vraagt de lidstaten bovendien om de tenuitvoerlegging van de door meerdere instanties onderschreven richtsnoeren inzake de bescherming en ondersteuning van de geestelijke gezondheid en het psychosociale welzijn van vluchtelingen, asielzoekers en migranten in Europa, zoals opgesteld door WHO/Europa, de UNHCR en de IOM;

18.  benadrukt dat vrouwen zich in veel gevallen gedwongen zien om een dubbele werkdag te draaien, een op het werk en een thuis, aangezien mannen onvoldoende verantwoordelijkheid nemen voor huishoudelijke taken en de opvoeding van hun kinderen, wat bij veel vrouwen leidt tot depressie, angsten en stress, naast schuldgevoelens vanwege vermeend tekortschieten bij de zorg voor het gezin, een rol die traditioneel aan de vrouw wordt toegekend;

19.  signaleert met afkeur een nieuw seksistisch stereotype dat in opkomst is, te weten dat moderne vrouwen moeten uitblinken in hun studie en hun werk, maar ook moeten blijven voldoen aan de traditionele verwachtingen over hun rol als goede echtgenote en huisvrouw, perfecte moeder en aantrekkelijke vrouw, wat bij veel vrouwen stress en angsten veroorzaakt;

20.  verzoekt de Commissie, de lidstaten en lokale overheden om specifiek beleid te ontwikkelen dat ervoor zorgt dat er geestelijkegezondheidsdiensten beschikbaar zijn voor groepen kwetsbare vrouwen in gemarginaliseerde gemeenschappen en voor vrouwen die te maken hebben met intersectionele discriminatie, zoals vrouwelijke vluchtelingen en migranten, vrouwen die in armoede leven, vrouwen die te kampen hebben met sociale uitsluiting, interseksuele en transgenderpersonen, vrouwen die tot etnische minderheden behoren, vrouwen met een handicap, oudere vrouwen en vrouwen in rurale gebieden;

21.  wijst op het belang van een levenscyclusbenadering van geestelijke gezondheidszorg waarin op een samenhangende en alomvattende manier wordt ingespeeld op de behoeften van elke leeftijdsgroep, met een nadruk op adolescente meisjes en oudere vrouwen, die gemiddeld minder tevreden met hun leven zijn dan mannen in dezelfde leeftijdsgroepen;

22.  beveelt aan om bij zwangerschap geestelijke gezondheidszorg zo spoedig mogelijk in het eerste trimester van de zwangerschap op te starten, zodat het mogelijk is om specifieke aandoeningen op te sporen die mogelijk van nabij moeten worden gevolgd, om sociale problemen te erkennen waarvoor vrouwen mogelijk hulp nodig hebben van sociale diensten of diensten voor geestelijke gezondheidszorg en om vrouwen voor te lichten over problemen in verband met zwangerschap; maakt zich sterk voor de versterking van toegankelijke verloskundige zorg dicht bij huis – met inbegrip van vroedvrouwen en verloskundigen – in alle lidstaten van de EU en benadrukt het belang van deze grote uitdaging voor plattelandsgebieden; benadrukt dat geestelijke gezondheidszorg even belangrijk is als lichamelijke gezondheidszorg en merkt op dat 10 tot 15 % van de vrouwen in de EU die onlangs zijn bevallen van een kind aan een postnatale depressie lijdt; benadrukt het belang van toegang tot psychologische en medische zorg voor vrouwen na een miskraam en het belang van een gevoelige en persoonlijke benadering; verzoekt de Commissie en de lidstaten om maatregelen te nemen voor de bevordering, ontwikkeling en tenuitvoerlegging van vroegtijdige ontdekking en behandeling van postnatale psychose en depressie;

23.  onderstreept dat in sociaal en arbeidsmarktbeleid, met name beleid inzake de balans tussen werk en privéleven, rekening moet worden gehouden met de geestelijke gezondheid en het welzijn van vrouwen en verzoekt de Commissie en de lidstaten om samen met vakbonden, werkgevers, medische beroepsbeoefenaren en het maatschappelijk middenveld te werken aan de ontwikkeling van een holistische benadering van gendergevoelig psychisch welzijn op het werk; wijst op het belang van een opleiding op het gebied van geestelijke gezondheid voor personen in managementfuncties in zowel de particuliere als de publieke sector;

24.  onderstreept de belangrijke rol van verleners van formele en informele geestelijke gezondheidszorg, die in overstelpende meerderheid vrouw zijn; wenst dat er speciale aandacht wordt besteed aan de rol van verleners van formele en informele zorg in de geestelijke gezondheidszorg, en in het bijzonder aan de rol van vrouwelijke zorgverleners, en dat er maatregelen worden genomen om de geestelijke gezondheid en het welzijn van de zorgverleners zelf te beschermen;

25.  dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om rekening te houden met de uitdagingen op het gebied van geestelijke gezondheid en welzijn waar mannen en jongens voor staan als gevolg van stereotypen die ertoe leiden dat ze een grotere kans lopen dan vrouwen om te vervallen tot drugsmisbruik en suïcide; onderstreept dat in beleid betreffende de geestelijke gezondheid van mannen rekening moet worden gehouden met het leeftijdsperspectief en de leeftijdsverwachting van mannen, hun sociaaleconomische omstandigheden, hun situatie op het gebied van sociale uitsluiting en geografische factoren;

  Gendergelijkheid in klinische proeven

26.  wijst op het feit dat klinische proeven van geneesmiddelen zowel op mannen als vrouwen moeten gebeuren en dat die proeven inclusief en niet-discriminerend moeten zijn en moeten worden verricht volgens de voorwaarden van gelijkheid, inclusie en niet-marginalisering, en redelijk representatief moeten zijn voor de populatie die de producten zal gaan gebruiken; stelt voor dat klinische proeven ook rekening moeten houden met specifieke kwetsbare bevolkingsgroepen zoals patiënten in de kindergeneeskunde en in de geriatrie en personen van etnische minderheden; is van mening dat naar gender uitgesplitste gegevens ook moeten worden verzameld nadat de geneesmiddelen in de handel zijn gebracht, om de verschillende bijwerkingen te registreren, en dat er onderzoek moet worden gedaan naar en gegevens moeten worden verzameld over de tenuitvoerlegging van de desbetreffende EU-wetgeving door de lidstaten;

27.  geeft uiting aan zijn diepe bezorgdheid over het feit dat het verzuim om de vertegenwoordiging van vrouwen in klinische proeven en biomedisch onderzoek te verbeteren de gezondheid en levens van vrouwen in gevaar brengt en benadrukt dat de methodologieën voor en het ontwerp van klinische proeven gestratificeerde analyses naar leeftijd en gender mogelijk moeten maken; benadrukt derhalve de noodzaak om met spoed genderverschillen in aanmerking te nemen in klinische interventies op het gebied van geestelijke gezondheid;

28.  onderstreept dat het belangrijk is dat de resultaten van klinische proeven worden gepubliceerd, zodat de gebruikte methodologie transparant en toegankelijk is;

29.  herinnert eraan dat infectieziekten (bv. hiv en malaria) en fout gelopen zwangerschappen (bv. doodgeboorte) het meest voorkomen in landen met lage en middellage inkomens; roept ertoe op zwangere vrouwen op te nemen in klinische tests om het ziekte- en sterftecijfer bij moeders en pasgeborenen terug te dringen;

30.  vraagt dat de etiketten op geneesmiddelen duidelijk aangeven of er proeven op vrouwen hebben plaatsgevonden en of mannen en vrouwen andere bijwerkingen mogen verwachten; roept de lidstaten op om onderzoek naar de langetermijneffecten van in hormoonvervangingstherapieën gebruikte producten aan te moedigen;

31.  vraagt de Commissie om projecten op EU-niveau te stimuleren die gericht zijn op de manier waarop vrouwen worden behandeld in het klinische onderzoek; is van mening dat bij dergelijke projecten alle niveaus van de gezondheidsautoriteiten en de farmaceutische industrie dienen te worden betrokken door middel van de ontwikkeling van specifieke strategieën voor de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren inzake de bestudering en beoordeling van genderverschillen in klinische proeven;

32.  verzoekt de Commissie en de lidstaten te investeren in bewustmakingcampagnes om vrouwen aan te moedigen tot deelname aan klinische proeven;

33.  dringt er bij het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) op aan afzonderlijke richtsnoeren op te stellen voor vrouwen als een specifieke populatie in klinische proeven;

34.  verzoekt de lidstaten bij de toepassing van Verordening (EU) nr. 536/2014 in klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik om een methodologische aanpak van klinische proeven te gebruiken die een gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in klinische proeven waarborgt, bijzondere aandacht te schenken aan transparantie op het gebied van de gendersamenstelling van de deelnemersgroep, en – wanneer ze de correcte toepassing van deze verordening overwegen – de vertegenwoordiging van vrouwen en mannen specifiek te bewaken;

35.  dringt er bij de lidstaten, het Europees Geneesmiddelenbureau en alle relevante belanghebbende partijen op aan ervoor te zorgen dat geslachtskenmerken en genderfactoren in aanmerking worden genomen in de vroegste fasen van het onderzoek naar en de ontwikkeling van geneesmiddelen, voorafgaand aan de fase van de klinische proeven; benadrukt dat beste praktijken op dit gebied beter moeten worden gedeeld tussen onderzoeksinstellingen en aanbieders van gezondheidszorg in Europa;

36.  onderstreept dat er met spoed maatregelen moeten worden genomen voor het elimineren van genderkloven in klinische proeven op gebieden van de gezondheidszorg waar deze kloven bovengemiddeld schadelijk zijn, zoals bij de ontwikkeling van geneesmiddelen tegen de ziekte van Alzheimer, kanker, beroerten, depressie en hart- en vaatziekten;

37.  benadrukt dat onderzoekers en alle relevante belanghebbende partijen gecoördineerde maatregelen moeten nemen om neveneffecten van geneesmiddelen – zoals antidepressiva en voorbehoedmiddelen – die met name voor vrouwen schadelijk zijn, uit de weg te ruimen teneinde de gezondheid van vrouwen en de kwaliteit van de gezondheidszorg te verbeteren;

38.  merkt met bezorgdheid op dat genderdiscriminatie en genderongelijkheid voorkomen in het onderzoek naar sociale en gezondheidszorg in ontwikkelingslanden, met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van passende en gerichte behandelingen; wijst er in het bijzonder op dat patiënten in ontwikkelingslanden te weinig aan bod komen in farmacologisch onderzoek; merkt op dat specifieke groepen mensen, zoals kinderen en zwangere vrouwen, verwaarloosd zijn bij de ontwikkeling van geneesmiddelen tegen tuberculose; benadrukt de noodzaak om monsters te verzamelen en op te slaan voor farmacogenetisch onderzoek bij toekomstige klinische tests op basis van gender; herinnert eraan dat de andere biologische en fysiologische natuur van vrouwen vereist dat op hen afgestemde informatie over de gevolgen van geneesmiddelen op hun lichaam beschikbaar is;

39.  stelt met bezorgdheid vast dat het testen van geneesmiddelen steeds meer verplaatst wordt naar Afrika en andere onderontwikkelde gebieden, wat kan leiden tot ernstige ethische problemen en schendingen van grondbeginselen van de Unie zoals het recht op bescherming en behoud van de gezondheid; merkt op dat kwetsbare personen, met name vrouwen, door een gebrek aan toegang tot betaalbare gezondheidszorg, een ziekteverzekering of betaalbare geneeskunde vaak geen andere keuze hebben dan deelname aan klinische proeven om een medische behandeling te krijgen zonder dat zij zich heel bewust zijn van de risico's;

40.  wijst erop dat het een beproefd feit is dat vrouwen meer psychofarmaca slikken dan mannen, maar dat er weinig studies naar de verschillende effecten van deze psychofarmaca op mannen en vrouwen beschikbaar zijn, en dat mannen en vrouwen dezelfde doses krijgen voorgeschreven, zonder dat er onderscheid wordt gemaakt; geeft uiting aan zijn bezorgdheid over het feit dat vrouwen als gevolg van hun uitsluiting uit klinisch onderzoek meer negatieve effecten ondervinden van psychofarmaca en dat er om diezelfde reden geen rekening wordt gehouden met de veranderende fysiologie van vrouwen; wijst er voorts op dat vrouwen vaker dan mannen hun toevlucht nemen tot psychotherapie om psychische problemen op te lossen;

  Algemene opmerkingen

41.  dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om

(a)  gezondheidszorg te bevorderen aan de hand van eenvoudige toegang tot diensten en via toereikende informatie voor mannen en vrouwen en de uitwisseling van goede praktijken op het gebied van geestelijke gezondheid en klinisch onderzoek;

(b)  de specifieke gezondheidsbehoeften van vrouwen en mannen in kaart te brengen en te zorgen voor de integratie van een genderperspectief in haar gezondheidsbeleid, -programma's en -onderzoek vanaf het concept en de ontwikkeling tot en met de effectbeoordeling en budgettering;

(c)  te waarborgen dat preventiestrategieën specifiek gericht worden op vrouwen die het risico op intersectionele discriminatie lopen, zoals Romavrouwen, vrouwen met een handicap, lesbische en biseksuele vrouwen, vrouwelijke migranten en vluchtelingen, transgender- en interseksuele personen en vrouwen die in armoede leven;

(d)  gendergebaseerd geweld en geweld tegen vrouwen als een volksgezondheidskwestie te beschouwen die rechtstreeks van invloed is op de geestelijke gezondheid en het welzijn van vrouwen, zoals is vervat in resolutie 49.26 van 25 mei 1996 van de WHO;

(e)  met gezwinde spoed de EU-brede enquête over de prevalentie van gendergebaseerd geweld op te stellen voor tenuitvoerlegging binnen het Europees Statistisch Systeem, als bevestigd in het Werkprogramma 2016 van Eurostat, en regelmatig ten minste naar geslacht, gender, leeftijdsgroep en sociaaleconomische status opgesplitste gegevens te verzamelen over de prevalentie van depressie;

(f)  steun te verlenen aan organisaties uit het maatschappelijk middenveld en vrouwenorganisaties die de gezondheidsrechten van vrouwen bevorderen, en inspanningen te leveren om ervoor te zorgen dat vrouwen een stem krijgen in Europese en nationale vraagstukken in verband met het gezondheidsbeleid en dat het Europese en nationale gezondheidsbeleid tegemoetkomt aan hun behoeften;

(g)  programma's te stimuleren die gericht zijn op de specifieke behoeften van vrouwen in verband met ziekten zoals osteoporose, spier- en skeletaandoeningen en aandoeningen van het centrale zenuwstelsel zoals de ziekte van Alzheimer en/of dementie, met inbegrip van programma's die vrouwen voorlichten over preventiemethoden en die opleiding geven aan medisch personeel;

(h)  extra aandacht te besteden aan de bijzondere behoeften van vrouwen die de diagnose chronische vermoeidheid of fibromyalgie hebben gekregen door hen adequate, hoogwaardige gezondheidsdiensten aan te bieden;

(i)  meer financiële middelen toe te wijzen aan onderzoek naar de oorzaken en mogelijke behandelingen van endometriose, klinische richtsnoeren op te stellen en referentiecentra op te richten; om informatie-, preventie- en bewustmakingscampagnes over endometriose te bevorderen en om middelen te verstrekken voor onderzoeksinitiatieven en voor de opleiding van gespecialiseerde gezondheidswerkers;

42.  verzoekt de lidstaten beleid te ontwerpen ter verbetering van de gemiddelde gezondheid van de bevolking door het wegnemen van gezondheidsongelijkheden die nadelige gevolgen hebben voor in sociaaleconomisch opzicht achtergestelde groepen; wenst dat een groot aantal beleidssectoren hierbij actief wordt betrokken, niet alleen volksgezondheids- en gezondheidszorgstelsels, maar ook onderwijs, sociale zekerheid, evenwicht tussen werk en privéleven en stadsplanning, altijd met een duidelijk gendergelijkheidsperspectief;

43.  roept de regeringen van ontwikkelingslanden op tot gendermainstreaming van hun beleid inzake geestelijke gezondheid, en tot de ontwikkeling van beleidsmaatregelen en programma's die zowel de specifieke behoeften van vrouwen op het vlak van geestelijke gezondheidszorg aanpakken, als de maatschappelijke oorzaken van psychologische problemen; merkt verontrust op dat voornamelijk in de minst ontwikkelde landen de uitsluiting van vrouwen van biomedisch onderzoek vaak het gevolg is van een gebrek aan campagnes voor informatie en bewustmaking, hun rol als moeders en zorgdragers, en hun gebrek aan beslissingsrecht in hun familie; is er ten zeerste van overtuigd dat een beter evenwicht in genderrollen en -verplichtingen, inkomenszekerheid, gelijke toegang tot onderwijs, integratie in de arbeidsmarkt, versterking van de maatregelen om de balans tussen werk en privéleven te vergemakkelijken, vooral voor alleenstaande moeders, de ontwikkeling van sociale vangnetten en de terugdringing van armoede, helpen om de verschillen tussen mannen en vrouwen in de geestelijke gezondheidszorg terug te dringen;

44.  is van mening dat seksuele en reproductieve rechten ook toegang tot legale en veilige abortus inhouden, evenals betrouwbare, veilige en betaalbare contraceptie en uitgebreide seksuele opvoeding en educatie op het gebied van relaties;

45.  vindt het betreurenswaardig dat seksuele en reproductieve rechten in verschillende EU-lidstaten sterk worden beknot en/of van bepaalde voorwaarden afhankelijk worden gemaakt;

46.  is van mening dat het toenemende aantal medische beroepsbeoefenaren in de lidstaten dat weigert abortus uit te voeren, een nieuwe bedreiging vormt voor de gezondheid en rechten van vrouwen; dringt er bij de lidstaten op aan om ervoor te zorgen dat in ziekenhuizen ten minste het minimaal benodigde aantal medische beroepsbeoefenaren beschikbaar is om abortussen uit te voeren;

47.  verzoekt de lidstaten de gedwongen sterilisatie van vrouwen, een fenomeen waar voornamelijk vrouwen met een handicap, transgenders en interseksuele personen en Romavrouwen door worden getroffen, te voorkomen, te verbieden en te vervolgen;

48.  onderstreept het feit dat screeningprocedures in de vroege fasen van kanker samen met informatiecampagnes worden beschouwd als een van de doeltreffendste maatregelen voor kankerpreventie en verzoekt de lidstaten om toegang tot dergelijke screening te waarborgen voor alle vrouwen en meisjes;

49.  benadrukt dat empowerment van vrouwen en bevordering van gendergelijkheid essentieel is om duurzame ontwikkeling te versnellen en aldus alle vormen van discriminatie tegen vrouwen en meisjes uit te bannen, waaronder de discriminatie op het gebied van geestelijke gezondheid en klinisch onderzoek, en dat dit niet enkel een fundamenteel mensenrecht is, maar ook een domino-effect heeft in alle andere ontwikkelingsgebieden (SDG 5);

50.  beschouwt het als de plicht van de lidstaten om in het kader van de openbare dienstverlening te garanderen dat verloskundige zorg dicht bij huis wordt aangeboden, en te waarborgen dat, ook in plattelands- en berggebieden, voldoende vroedvrouwen beschikbaar zijn;

51.  vraagt de gezondheidsautoriteiten van de lidstaten om endometriose te erkennen als een beperkende aandoening, zodat de vrouwen die hieraan lijden een gratis behandeling kunnen krijgen, zelfs als het gaat om een dure behandeling en/of operatie, en zodat vrouwen tijdens de meest acute periodes de mogelijkheid kunnen krijgen om speciaal ziekteverlof op te nemen, waardoor stigmatisering op het werk wordt vermeden;

52.  verzoekt de lidstaten, de Commissie en relevante agentschappen om volledige toegang tot lichamelijke en geestelijke gezondheidszorg van hoge kwaliteit te garanderen voor alle vluchtelingen, asielzoekers en migranten, in het bijzonder kwetsbare vrouwen en meisjes, als universeel mensenrecht, en op langere termijn hun nationale gezondheidsstelsels op passende wijze in te richten voor inkomende vluchtelingen en asielzoekers; wijst op de noodzaak van gendergevoelige opleiding op het gebied van geestelijke gezondheid voor medewerkers en functionarissen van immigratie-, asiel- en rechtshandhavingsdiensten die werken met vluchtelingen, asielzoekers en immigranten, en in het bijzonder met kwetsbare vrouwen en meisjes; is van mening dat deze noodzakelijke gezondheidsmaatregelen voorzieningen als veilige huisvesting en sanitaire voorzieningen voor vrouwen en kinderen moeten omvatten, evenals juridische advisering en toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, waaronder voorbehoedsmiddelen, ondersteuning van overlevenden van seksueel geweld en veilige en legale abortus;

53.  verzoekt de EU en de lidstaten om onmiddellijk een eind te maken aan het huidige bezuinigingsbeleid en het snijden in de overheidsuitgaven aan diensten die van cruciaal belang zijn voor het bereiken van een hoog niveau van gezondheidszorg voor alle vrouwen en mannen, meisjes en jongens in de Europese Unie, ongeacht hun achtergrond of wettelijke status;

54.  verzoekt de lidstaten om te zorgen voor gratis toegang tot gezondheidsdiensten voor werkloze vrouwen, vrouwen in rurale gebieden en vrouwelijke gepensioneerden met lage inkomens, die medische rekeningen en behandelingen niet zelf kunnen betalen;

55.  beveelt aan dat vrouwen na de geboorte van een kind met een handicap of een levensbedreigende ziekte speciale bijstand krijgen, waaronder gratis toegang tot langdurige pediatrische thuiszorg, palliatieve pediatrische zorg en gespecialiseerde, gemakkelijk toegankelijke psychologische ondersteuning;

56.  benadrukt dat het recht op gezondheid voor iedereen voorrang heeft op de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten en afhankelijk is van investeringen in Europees gezondheidsonderzoek, met inbegrip van gezondheidstechnologieën en geneesmiddelen voor armoedegerelateerde en verwaarloosde ziekten;

57.  betreurt het dat de lidstaten bezuinigingen doorvoeren in hun gezondheidszorgstelsels en is teleurgesteld door het feit dat de jaarlijkse begroting voor programma's ter preventie van gendergebaseerd geweld en geweld tegen vrouwen in alle lidstaten veel kleiner is dan de feitelijke kostprijs van dat geweld, ongeacht of die in economische, sociale of morele termen wordt berekend; steunt de lidstaten bij het verhogen van de uitgaven ten behoeve van ondersteuningsprogramma's voor de preventie van geweld tegen vrouwen en het bieden van doeltreffende hulp en bescherming aan de slachtoffers;

58.  verzoekt de lidstaten om de instelling binnen het domein van de gezondheidszorg van mechanismen voor de vroegtijdige ontdekking van gendergeweld en het verlenen van bijstand aan de slachtoffers, evenals om de toepassing van protocollen voor gezondheidsdiensten wanneer agressie tegen slachtoffers wordt geconstateerd, waarvan de dossiers aan de bevoegde rechtbanken moeten worden toegezonden om gerechtelijke procedures te vergemakkelijken; verzoekt de lidstaten voorts om het recht op toegang tot informatie en integrale sociale bijstand te waarborgen door middel van permanente diensten voor spoedeisende hulp door multidisciplinaire teams van gespecialiseerde beroepsbeoefenaars;

59.  verwelkomt de stappen die de Commissie onderneemt om de EU het Verdrag van Istanbul te laten ratificeren, en betreurt het dat veel EU-lidstaten dit nog niet hebben gedaan; dringt er bij de Raad op aan om ervoor te zorgen dat de EU zo snel mogelijk tot het Verdrag van Istanbul toetreedt;

60.  benadrukt dat prostitutie ook een gezondheidskwestie is, aangezien er sprake is van nadelige gevolgen voor de gezondheid van de in de prostitutie werkzame personen, die een grotere kans lopen op seksuele, fysieke en mentale gezondheidstrauma's, drugs- en alcoholverslaving, en verlies van zelfrespect, en die kampen met een hoger sterftecijfer dan de bevolking in het algemeen; voegt toe en benadrukt dat veel van de afnemers van betaalde seks vragen om onveilige commerciële seks, wat de kans op schadelijke gevolgen voor de gezondheid van geprostitueerde personen en afnemers vergroot;

61.  verzoekt de lidstaten om vrouwelijke genitale verminking en genitale verminking van interseksuele personen te voorkomen, te verbieden en te vervolgen en om te voorzien in geestelijke gezondheidszorg, in samenhang met lichamelijke zorg, voor de slachtoffers en personen die het risico lopen om slachtoffer te worden;

62.  spoort de Commissie en de lidstaten aan om speciale aandacht te besteden aan de meest kwetsbare en achtergestelde groepen en om interventieprogramma's voor deze groepen te initiëren;

63.  meent dat het gebrek aan vergelijkbare, complete, betrouwbare en regelmatig geactualiseerde, naar gender uitgesplitste gegevens een bron van discriminatie vormt voor de gezondheid van vrouwen;

64.  herinnert eraan dat gezondheidszorg en -beleid een bevoegdheid van de lidstaten is en dat de rol van de Commissie complementair aan nationaal beleid is;

65.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

TOELICHTING

Gezondheid is meer dan een biologisch verhaal. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is het een toestand van volledig fysiek, mentaal en sociaal welzijn en niet louter de afwezigheid van ziekte of handicap[1]. Zowel het biologische begrip "geslacht" als de maatschappelijke opvatting "gender" zijn van belang voor de gezondheid op alle niveaus en oefenen een verschillende invloed uit op de gezondheid van vrouwen en mannen en hun toegang tot gezondheid en gezondheidszorg[2].

Ongelijke toegang tot middelen gekoppeld aan andere sociale factoren leiden tot ongelijke gezondheidsrisico's en ongelijke toegang tot informatie over gezondheid, gezondheidszorg en diensten voor vrouwen en mannen. Bovendien impliceren de biologische verschillen dat vrouwen bijzondere gezondheidsproblemen en -behoeften hebben, vooral in verband met hun seksuele en reproductieve gezondheid. Er is wetenschappelijk aangetoond dat er biologische verschillen zijn tussen mannen en vrouwen die veel verder strekken dan de voortplantingsorganen. Zo is bijvoorbeeld hartziekte een belangrijke doodsoorzaak onder vrouwen. Voortekenen en symptomen van hartaanvallen zijn verschillend voor mannen en vrouwen, en vrouwen overlijden vaker dan mannen binnen een jaar na een hartaanval.

Uit recent onderzoek naar hartaandoeningen en -symptomen bij vrouwen is gebleken dat vrouwen in veel hogere mate lijden aan hart- en vaatziekten (HVZ) dan mannen[3], maar dat ze pas op latere leeftijd last krijgen van deze aandoeningen, en dat deze aandoeningen leiden tot andere symptomen dan bij mannen, en op andere wijze zouden moeten worden behandeld, met andere doseringen van medicijnen. In het onderzoek en de behandelpraktijk wordt echter nog steeds geen rekening gehouden met de verschillen tussen mannen en vrouwen met betrekking tot gezondheid, ziekte en behandeling. Ondanks dat ze meer dan de helft van de EU-bevolking vormen, zijn vrouwen ondervertegenwoordigd in het biomedisch onderzoek.

Het huidige wetenschappelijke onderzoek getuigt van genderongelijkheid in gezondheidsstatus, gezondheidsgerelateerd gedrag, toegang tot gezondheid en behandeling. Beleidsmakers en medische wetenschappers moeten de oorzaken van deze ongelijkheid onderzoeken en er naar behoren op reageren. In biomedisch onderzoek wordt er bijvoorbeeld nog steeds voetstoots vanuit gegaan dat mannen en vrouwen fysiek gelijk zijn behalve waar het gaat om de voorplantingsorganen, en wordt voorbijgegaan aan andere biologische, sociale en genderverschillen die een aanzienlijke impact hebben op de gezondheid.

Dat geldt ook voor pijn: vrouwen hebben vaker pijn en die pijn is ook intensiever, en pijnstillers zijn minder doeltreffend gebleken voor vrouwen dan voor mannen. In veel gevallen worden preventieve en curatieve behandelingen aan vrouwen verstrekt terwijl ze uitsluitend op mannen zijn getest. Daardoor kunnen die behandelingen weinig effect sorteren of zelfs contraproductief werken.

In het verslag wordt specifiek melding gemaakt van endometriose als een voorbeeld van discriminatie van het onderzoek naar en de behandeling van aandoeningen van vrouwen.

Wat de geestelijke gezondheid betreft is het zo dat, volgens de WGO, meer mensen last hebben van psychologische stoornissen dan aanvankelijk werd gedacht, dat deze stoornissen steeds vaker voorkomen en dat bijna de helft van de bevolking eraan lijdt. Hoewel mannen en vrouwen in zijn algemeenheid evenveel last hebben van psychiatrische stoornissen, zijn er significante verschillen in patronen van geestelijke aandoeningen. Gender bepaalt de differentiële macht en controle die mannen en vrouwen uitoefenen op de sociaal-economische factoren van hun geestelijke gezondheid en levens, hun maatschappelijke positie, status en behandeling in de maatschappij, en hun ontvankelijkheid voor en blootstelling aan specifieke geestelijkegezondheidsrisico's. Genderverschillen doen zich met name voor in de incidentie van algemene geestelijke stoornissen zoals depressies en angsten.

Soms wordt in gezondheidszorgbeleid van de overheid erkend dat gender een significante gezondheidsfactor is gedurende de levenscyclus[4]. Toch zijn de gezondheidsbehoeften van vrouwen niet volledig en op consistente wijze geïntegreerd in het Europese en nationale gezondheidszorgbeleid. Aan het ontbreken van een consistente en geïntegreerde benadering van vrouwenrechten en genderkwesties in het gezondheidszorgbeleid moet dringend iets worden gedaan, en het is van cruciaal belang om te zorgen voor een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid, zoals wordt gegarandeerd door de EU-verdragen[5]. Om effectief te zijn moeten alle aspecten van het gezondheidszorgbeleid, dat momenteel voor een groot deel in de praktijk genderblind is, een vrouwenspecifieke benadering hebben en volledig gebruikmaken van gendermainstreaming als instrument.

EU-gezondheidsbeleid: gebrek aan een perspectief van gendergelijkheid

De EU is er door haar verdragen aan gehouden ervoor te zorgen dat de menselijke gezondheid in al haar beleidsmaatregelen wordt beschermd, en om samen te werken met de EU-lidstaten om de volksgezondheid te verbeteren, menselijke ziektes te voorkomen en gevaren voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid te elimineren. Europa 2020 is erop gericht de EU te veranderen in een slimme, duurzame en inclusieve economie ter bevordering van groei voor allen – een voorwaarde daarvoor is een bevolking die in een goede gezondheid verkeert.

Het EU-gezondheidszorgbeleid, dat geïmplementeerd wordt via de Gezondheidsstrategie, is gericht op preventie, gelijke kansen op goede gezondheid en kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg voor allen (ongeacht inkomen, gender, etniciteit enz.), zodat ernstige bedreigingen van de gezondheid worden aangepakt waarbij meerdere EU-lidstaten betrokken zijn, waardoor mensen gezond oud kunnen worden en dynamische gezondheidssystemen en nieuwe technologieën worden ondersteund.

De Raad heeft universaliteit, toegang tot zorg van goede kwaliteit, gelijkheid en solidariteit erkend als gemeenschappelijke waarden en beginselen die de zorgstelsels in de EU-lidstaten schragen[6]

. Het concept van universaliteit houdt in dat niemand toegang tot gezondheidszorg mag worden ontzegd. Solidariteit houdt verband met de financiële structurering van nationale zorgstelsels om universele toegang te waarborgen. Billijkheid heeft betrekking op gelijke toegang naargelang de behoefte, ongeacht etniciteit, gender, leeftijd, sociale status of vermogen om te betalen.

Daarnaast garandeert het Europese Handvest van de grondrechten dat eenieder recht heeft op toegang tot preventieve gezondheidszorg en op medische verzorging onder de door de nationale wetgevingen en praktijken gestelde voorwaarden. Deze beginselen worden aangevuld met een algemene verplichting om over te gaan tot gendermainstreaming als verankerd in het Europese Verdrag dat tevens geldt voor de werkzaamheden van alle Europese en nationale beleidsmakers op het gebied van de volksgezondheid.

Zorgstelsels moeten gericht zijn op het beperken van ongelijkheid op het gebied van gezondheid, waarvan gender erkend wordt als een bepalende factor. Het is derhalve zowel een wettelijke als maatschappelijke verantwoordelijkheid voor de relevante beleidsmakers op Europees en nationaal niveau om de ervaringen en behoeften van vrouwen volledig te integreren bij het opstellen van beleid in de zorgsector. Helaas toont het overzicht van de huidige situatie dat dit momenteel niet het geval is.

De lidstaten zijn primair bevoegd voor gezondheidsgerelateerd beleid in de EU. Wel heeft de EU een bevoegdheid waar het gaat om gezondheidsbevordering en ziektepreventie en moet zij een rol spelen om lidstaten te steunen bij hun inspanningen om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te verwezenlijken. De gezondheid van vrouwen is op EU-niveau al aan de orde gesteld in de context van de bepalende sociale en economische factoren van gezondheid en specifieke leeftijdsgroepen. In theorie erkent de EU dat gender – naast leeftijd, opleiding, economische en burgerlijke staat – een belangrijke bepalende factor is voor gezondheid en gezondheidszorg. Het Directoraat-generaal volksgezondheid van de Europese Commissie heeft verschillende verslagen gepubliceerd inclusief data over de situatie van de gezondheid van vrouwen en hun toegang tot gezondheidszorg. In de praktijk werden deze documenten niet gevolgd door concrete beleidsmaatregelen en -programma's om tegemoet te komen aan de behoeften van vrouwen op het gebied van de gezondheid en het Europese volksgezondheidsbeleid blijft in grote lijnen genderblind.

Ondanks de huidige verdragsverplichting om een perspectief van gendergelijkheid te integreren in alle activiteiten van de EU (gendermainstreaming), wordt dit zelden gedaan in de beleidsdocumenten van de Europese Commissie en nog minder in de haar beleidsacties en -programma's. Met name worden er onvoldoende middelen en aandacht besteed aan gendergelijkheid en de behoeften van vrouwen in door de EU gesubsidieerd onderzoek op het gebied van de gezondheid.

  • [1]  Preambule van de grondwet van de WGO.
  • [2]  "Ongelijke, oneerlijke, ineffectieve genderongelijkheid in de gezondheid: waarom het bestaat en hoe we het kunnen veranderen", eindrapport voor de WGO-commissie inzake sociale factoren van gezondheid, september 2007.
  • [3]  Hart- en vaatziekten, traditioneel gezien als aandoeningen die mannen treffen, zijn de belangrijkste doodsoorzaak van vrouwen overal ter wereld. HVZ zijn ook de belangrijkste oorzaak van ernstige aandoeningen en handicaps, brengen grote kosten met zich mee voor gezondheidsstelsels en verwoesten de levenskwaliteit van vrouwen. HVZ zijn de voornaamste doodsoorzaak van vrouwen in elk van de zevenentwintig EU-lidstaten. Slechts de voorbije decennia is men zich er beter van bewust geworden dat HVZ anders inwerken op vrouwen dan op mannen, en werd vrouwen op het risico ervan gewezen. Het sterftecijfer door HVZ in de EU omvat voor 43 % vrouwen en voor 36 % mannen. Zie http://eurohealth.ie/wp-content/uploads/2013/02/Women-and-CVDfin.pdf
  • [4]  Conclusies van de Raad over de gezondheid van vrouwen, 2005; Conclusies over gezondheid en migratie in de EU, 2007; Conclusions on Roma Inclusion, 2008; Resolution on the health and well-being of young people, 2008.
  • [5]  Artikel 168 VWEU.
  • [6]  Conclusies van de Raad betreffende de gemeenschappelijke waarden en beginselen van de gezondheidsstelsels van de Europese Unie (2006):http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52006XG0622%2801%29

ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (9.11.2016)

aan de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid

inzake de bevordering van gendergelijkheid in de geestelijke gezondheid en het klinisch onderzoek
(2016/2096(INI))

Rapporteur voor advies: Florent Marcellesi

SUGGESTIES

De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  benadrukt dat het recht op gezondheid voor iedereen voorrang heeft op de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten en afhankelijk is van onder andere investeringen in wereldwijd gezondheidsonderzoek, met inbegrip van gezondheidstechnologieën en geneesmiddelen voor armoedegerelateerde en verwaarloosde ziekten;

2.  herinnert eraan dat armoedegerelateerde en verwaarloosde ziekten meer dan een miljard mensen treffen, elk jaar miljoenen levens eisen en in ontwikkelingslanden voornamelijk endemisch van aard zijn; merkt op dat instrumenten voor de preventie, diagnose en behandeling van armoedegerelateerde en verwaarloosde ziekten vaak nog steeds ontbreken of niet geschikt zijn voor de omstandigheden van de mensen en gemeenschappen in ontwikkelingslanden;

3.  herinnert eraan dat EDCTP2 (het tweede programma van het Partnerschap voor klinische proeven tussen Europese en ontwikkelingslanden) tot doel heeft bij te dragen aan het verlagen van de maatschappelijke en economische lasten van armoedegerelateerde ziekten in ontwikkelingslanden, met name in sub-Saharisch Afrika, door de klinische ontwikkeling van doeltreffende, veilige, toegankelijke, passende en betaalbare medische interventies voor armoedegerelateerde ziekten in partnerschap met sub-Saharisch Afrika te versnellen;

4.  merkt met bezorgdheid op dat genderdiscriminatie en genderongelijkheid voorkomen in het onderzoek naar sociale en gezondheidszorg in ontwikkelingslanden, met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van passende, gerichte behandelingen; wijst er in het bijzonder op dat patiënten in ontwikkelingslanden te weinig aan bod komen in farmacologisch onderzoek; merkt op dat specifieke groepen mensen, zoals kinderen en zwangere vrouwen, verwaarloosd zijn bij de ontwikkeling van geneesmiddelen tegen tuberculose; benadrukt de noodzaak om monsters te verzamelen en op te slaan voor farmacogenetisch onderzoek bij toekomstige klinische tests op basis van gender; herinnert eraan dat de andere biologische en fysiologische natuur van vrouwen vereist dat op hen afgestemde informatie over de gevolgen van geneesmiddelen op hun lichaam beschikbaar is;

5.  herinnert eraan dat infectieziekten (bv. hiv en malaria) en fout gelopen zwangerschappen (bv. doodgeboorte) het meest voorkomen in landen met lage en middellage inkomens; roept ertoe op zwangere vrouwen op te nemen in klinische tests om het ziekte- en sterftecijfer bij moeders en pasgeborenen terug te dringen;

6.  herinnert eraan dat volgens de WHO "geestelijke stoornissen" een reeks geestelijke en gedragsstoornissen omvatten, zoals depressie, bipolaire stoornis, schizofrenie, angststoornissen, dementie en autisme, en "geestelijke gezondheid" wordt gedefinieerd als een staat van welzijn waarbij het individu zijn of haar eigen vaardigheden kent, de normale spanningen van het leven aankan, productief en resultaatgericht kan werken, en een bijdrage kan leveren aan zijn of haar gemeenschap; is verheugd dat de wereldleiders voor het eerst de bevordering van geestelijke gezondheid en geestelijk welzijn, en de preventie en behandeling van misbruik van bepaalde stoffen erkennen als gezondheidsprioriteiten op de mondiale ontwikkelingsagenda;

7.  herinnert eraan dat geestelijke gezondheid sterk verbonden is met gender; benadrukt dat genderongelijkheid, inkomensongelijkheden, de grotere blootstelling van vrouwen aan armoede en zwaar werk, sociaal-economische discriminatie en op gender gebaseerd geweld, met inbegrip van schending van hun seksuele en voortplantingsrechten, ondervoeding en honger, hen verder blootstellen aan geestelijke gezondheidsstoornissen zoals depressie en angst; roept de Commissie op om de kernoorzaken aan te pakken van het onvermogen om vrouwen in klinische tests op te nemen en om meer middelen toe te wijzen voor onderzoek, preventie, behandeling en ondersteuningsdiensten voor vrouwen; benadrukt meer in het algemeen dat de economische inclusie van eenieder moet worden bevorderd (SDG 10), bijvoorbeeld door het verbeteren van de regeling en controle van financiële markten en instellingen, en roept op om door middel van permanente educatie te zorgen voor meer capaciteit bij verstrekkers van basisgezondheidszorg om geestelijke gezondheidsstoornissen bij vrouwen te herkennen en te behandelen, teneinde de discriminatie op grond van geslacht in de gezondheidszorg terug te dringen;

8.  wijst erop dat de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geen duidelijk verschil tussen mannen en vrouwen vermeldt voor ernstige geestelijke stoornissen zoals schizofrenie en bipolaire stoornis, terwijl er een groot verschil bestaat voor depressie en angst;

9.  benadrukt dat empowerment van vrouwen en bevordering van gendergelijkheid essentieel is om duurzame ontwikkeling te versnellen en aldus alle vormen van discriminatie tegen vrouwen en meisjes uit te bannen, waaronder de discriminatie op het gebied van geestelijke gezondheid en klinisch onderzoek, en dat dit niet enkel een fundamenteel mensenrecht is, maar ook een domino-effect heeft in alle andere ontwikkelingsgebieden (SDG 5);

10.  roept de regeringen van ontwikkelingslanden op tot gendermainstreaming van hun beleid inzake geestelijke gezondheid, en tot de ontwikkeling van beleidsmaatregelen en programma's die zowel de specifieke behoeften van vrouwen op het vlak van geestelijke gezondheidszorg aanpakken, als de maatschappelijke oorzaken van psychologische problemen; merkt verontrust op dat voornamelijk in de minst ontwikkelde landen de uitsluiting van vrouwen van biomedisch onderzoek vaak het gevolg is van een gebrek aan campagnes voor informatie en bewustmaking, hun rol als moeders en zorgdragers, en hun gebrek aan beslissingsrecht in hun familie; is er ten zeerste van overtuigd dat een beter evenwicht in genderrollen en -verplichtingen, inkomenszekerheid, gelijke toegang tot onderwijs, integratie in de arbeidsmarkt, versterking van de maatregelen om de balans tussen werk en privéleven te vergemakkelijken, vooral voor alleenstaande moeders, de ontwikkeling van sociale vangnetten en de terugdringing van armoede, helpen om de verschillen tussen mannen en vrouwen in de geestelijke gezondheidszorg terug te dringen;

11.  betreurt ten zeerste dat de EU de beginselen van haar mondiaal gezondheidsbeleid nog niet in haar innovatiestrategie heeft geïntegreerd; betreurt eveneens ten zeerste dat niet voorzien is in bindende bepalingen in de mechanismen die ervoor zorgen dat onderzoek en ontwikkeling inzake armoedegerelateerde en verwaarloosde ziekten dankzij Europese middelen leiden tot toegankelijke, betaalbare en passende medische producten voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen die het meest gevaar lopen, of tot het openbaar maken van de onderzoeksgegevens; benadrukt de behoefte aan het versterken van onderzoek en ontwikkeling ter plaatse, afgestemd op de behoeften van elk land, en meer in het algemeen aan investeringen in onderzoek en ontwikkeling (R&D) op het vlak van mondiale gezondheidszorg, teneinde de nationale gezondheidszorgstelsels te versterken en universele dekking van de gezondheidszorg te bereiken, onder meer door het groeperen van middelen; roept de EU op om daartoe meer EU-financiering toe te kennen;

12.  merkt op dat hoewel 26 armoedegerelateerde en verwaarloosde ziekten 14 % van de wereldwijde ziektelast uitmaken, er slechts 1,4 % van de wereldwijde uitgaven aan O&O op het gebied van gezondheid aan werd besteed[1];

13.  roept de EU op om zich in te zetten voor een effectieve en billijke financiering van onderzoek dat ten goede komt aan de gezondheid van iedereen en ervoor zorgt dat innovaties en interventies tot betaalbare en toegankelijke oplossingen leiden; is van mening dat in het bijzonder modellen moeten worden onderzocht die de kosten van O&O loskoppelen van de prijs van geneesmiddelen, en mogelijkheden moeten worden verkend voor de overdracht van technologie naar ontwikkelingslanden;

14.  merkt op dat de voorbije 20 jaar een aanzienlijke verschuiving heeft plaatsgevonden van de locaties van door de industrie gefinancierde klinische geneesmiddelentests, waarbij deze tests steeds vaker worden uitgevoerd in landen met lage of middellage inkomens waar het makkelijker is om proefpersonen te vinden, minder duur is om klinische tests te organiseren en waar de regelgeving ofwel minder streng is ofwel minder goed wordt opgevolgd;

15.  stelt met bezorgdheid vast dat het testen van geneesmiddelen steeds meer verplaatst wordt naar Afrika en andere onderontwikkelde gebieden, wat kan leiden tot ernstige ethische problemen en schendingen van grondbeginselen van de Unie zoals het recht op bescherming en behoud van de gezondheid; merkt op dat kwetsbare personen, met name vrouwen, door een gebrek aan toegang tot betaalbare gezondheidszorg of een betaalbare ziekteverzekering en betaalbare geneesmiddelen vaak geen andere keuze hebben dan deel te nemen aan klinische proeven om een medische behandeling te krijgen, maar daarbij niet altijd op de hoogte zijn van de daaraan verbonden risico's;

16.  roept internationale farmaciebedrijven op om bij klinische proeven in laag- en midden-inkomenslanden te voldoen aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om de mensenrechten te respecteren, in overeenstemming met de richtsnoeren van de Verenigde Naties betreffende het bedrijfsleven en de mensenrechten; is van mening dat zij een behoorlijke bescherming van de veiligheid en de rechten van de deelnemers moeten verzekeren en dat hun werkwijze in overeenstemming met de hoogste ethische normen en internationale richtsnoeren moet zijn zoals vastgelegd in de Verklaring van Helsinki van de World Medical Association en de richtsnoeren van de Raad van internationale organisaties op het gebied van de medische wetenschappen en de WHO over goede klinische praktijken;

17.  spoort de regelgevende autoriteiten van de EU aan om te verzekeren dat dezelfde normen voor klinische tests zowel binnen als buiten hun rechtsgebied worden gehandhaafd voordat zij een vergunning afgeven om het geneesmiddel op de markt te brengen;

18.  roept de ontwikkelingslanden op om een degelijk wettelijk kader te ontwikkelen met een functionerend onafhankelijk controlesysteem dat voldoet aan de richtsnoeren van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) over goede klinische praktijken voor tests van farmaceutische producten en de Verklaring van Helsinki van de World Medical Association (WMA).

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

8.11.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

20

1

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Louis Aliot, Nicolas Bay, Beatriz Becerra Basterrechea, Ignazio Corrao, Raymond Finch, Enrique Guerrero Salom, Maria Heubuch, György Hölvényi, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Arne Lietz, Linda McAvan, Norbert Neuser, Cristian Dan Preda, Elly Schlein, Eleni Theocharous, Paavo Väyrynen, Bogdan Brunon Wenta, Anna Záborská

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Marina Albiol Guzmán, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Bernd Lucke, Judith Sargentini, Patrizia Toia

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Maria Grapini

  • [1]  "Research and development expenditure for poverty-related and neglected diseases: an analysis of economic and epidemiological data", The Lancet, 2013.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

29.11.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

19

11

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Daniela Aiuto, Beatriz Becerra Basterrechea, Malin Björk, Vilija Blinkevičiūtė, Iratxe García Pérez, Anna Hedh, Mary Honeyball, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Elisabeth Köstinger, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Florent Marcellesi, Angelika Mlinar, Angelika Niebler, Maria Noichl, Marijana Petir, João Pimenta Lopes, Michaela Šojdrová, Ernest Urtasun, Elissavet Vozemberg-Vrionidi, Jadwiga Wiśniewska, Jana Žitňanská

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Biljana Borzan, Stefan Eck, Rosa Estaràs Ferragut, Clare Moody, Sirpa Pietikäinen, Marc Tarabella, Monika Vana, Julie Ward, Anna Záborská

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

19

+

ALDE

Beatriz Becerra Basterrechea, Angelika Mlinar

EFDD

Daniela Aiuto

GUE/NGL

Malin Björk, Stefan Eck, João Pimenta Lopes

PPE

Sirpa Pietikäinen

S&D

Vilija Blinkevičiūtė, Biljana Borzan, Iratxe García Pérez, Anna Hedh, Mary Honeyball, Clare Moody, Maria Noichl, Marc Tarabella, Julie Ward

VERTS/ALE

Florent Marcellesi, Ernest Urtasun, Monika Vana

11

-

ECR

Jadwiga Wiśniewska, Jana Žitňanská

PPE

Rosa Estaràs Ferragut, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Elisabeth Köstinger, Angelika Niebler, Marijana Petir, Michaela Šojdrová, Elissavet Vozemberg-Vrionidi, Anna Záborská

0

0

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding