VERSLAG over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale ontvoering van kinderen (herschikking)

30.11.2017 - (COM(2016)0411 – C8-0322/2016 – 2016/0190(CNS)) - *

Commissie juridische zaken
Rapporteur: Tadeusz Zwiefka
(Herschikking – artikel 104 van het Reglement)


Procedure : 2016/0190(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0388/2017
Ingediende teksten :
A8-0388/2017
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale ontvoering van kinderen (herschikking)

(COM(2016)0411 – C8-0322/2016 – 2016/0190(CNS))

(Bijzondere wetgevingsprocedure – raadpleging – herschikking)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2016)0411),

–  gezien artikel 81, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C8-0322/2016),

–  gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten[1],

–  gezien de artikelen 104 en 78 quater van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en het advies van de Commissie verzoekschriften (A8-0388/2017),

A.  overwegende dat het voorstel van de Commissie volgens de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig in het voorstel worden vermeld en dat met betrekking tot de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de eerdere besluiten met die wijzigingen kan worden geconstateerd dat het voorstel louter een codificatie van de bestaande besluiten behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen;

1.  hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie zoals dit is aangepast aan de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie en zoals hieronder gewijzigd;

2.  verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 293, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dienovereenkomstig te wijzigen;

3.  verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.  wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Amendement     1

Voorstel voor een verordening

Overweging 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1)  Verordening (EG) nr. 2201/200334 van de Raad [34] is ingrijpend gewijzigd 35. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die verordening te worden overgegaan.

(1)  Verordening (EG) nr. 2201/200334 van de Raad34 is ingrijpend gewijzigd35. Aangezien nieuwe onontbeerlijke wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die verordening te worden overgegaan. Dergelijke wijzigingen van de verordening zullen bijdragen tot het versterken van de rechtszekerheid en het vergroten van de flexibiliteit, zullen helpen ervoor te zorgen dat de toegang tot gerechtelijke procedures wordt verbeterd en deze procedures efficiënter worden gemaakt. Tegelijkertijd zullen de wijzigingen van deze verordening helpen ervoor te zorgen dat de lidstaten hun volledige soevereiniteit behouden met betrekking tot het materiële recht inzake ouderlijke verantwoordelijkheid.

__________________

__________________

34 Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (PB L 338 van 23.12.2003, blz. 1).

34 Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (PB L 338 van 23.12.2003, blz. 1).

35 Zie bijlage V.

35 Zie bijlage V.

Amendement     2

Voorstel voor een verordening

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3)  De vlotte en correcte werking van een ruimte van recht op het niveau van de Unie, met respect voor de verschillende rechtssystemen en -tradities van de lidstaten, is cruciaal voor de Unie. In dat opzicht moet het wederzijds vertrouwen in elkaar rechtsstelsels nog worden versterkt. De Europese Unie heeft zich tot doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in stand te houden , waarin het vrije verkeer van personen en toegang tot het gerecht gewaarborgd zijn . Met het oog op uitvoering van deze doelstellingen moeten de rechten van personen, en van kinderen in het bijzonder, in juridische procedures worden versterkt ter vergemakkelijking van de samenwerking tussen justitiële en administratieve systemen en van de tenuitvoerlegging van beslissingen in zaken van familierecht met grensoverschrijdende gevolgen. De wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke zaken moet worden vergroot, de toegang tot het gerecht moet worden vereenvoudigd en de uitwisseling van informatie tussen de autoriteiten van de lidstaten moet worden verbeterd.

(3)  De vlotte en correcte werking van een ruimte van recht op het niveau van de Unie, met respect voor de verschillende rechtssystemen en -tradities van de lidstaten, is cruciaal voor de Unie. In dat opzicht moet het wederzijds vertrouwen in elkaar rechtsstelsels nog worden versterkt. De Europese Unie heeft zich tot doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in stand te houden , waarin het vrije verkeer van personen en toegang tot het gerecht gewaarborgd zijn. Met het oog op uitvoering van deze doelstellingen is het essentieel dat de rechten van personen, en van kinderen in het bijzonder, in juridische procedures worden versterkt ter vergemakkelijking van de samenwerking tussen justitiële en administratieve systemen en van de tenuitvoerlegging van beslissingen in zaken van familierecht met grensoverschrijdende gevolgen. De wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke zaken moet worden vergroot, de toegang tot het gerecht moet worden vereenvoudigd en de uitwisseling van informatie tussen de autoriteiten van de lidstaten moet worden verbeterd, en daarbij moet er nauwkeurig op worden toegezien dat de procedures en praktijken van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten niet discriminerend zijn, teneinde de belangen van het kind en de daaraan verbonden grondrechten te beschermen.

Amendement    3

Voorstel voor een verordening

Overweging 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4)  Te dien einde moet de Unie met name maatregelen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen aannemen, met name als die nodig zijn voor de goede werking van de interne markt.

(4)  Te dien einde moet de Unie met name maatregelen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen aannemen, in het bijzonder als die nodig zijn voor het vrij verkeer van personen en voor de goede werking van de interne markt.

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    4

Voorstel voor een verordening

Overweging 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 bis)  Teneinde de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen te vergroten is justitiële opleiding, met name inzake grensoverschrijdend familierecht, nodig. Opleidingsactiviteiten, zoals studiebijeenkomsten en uitwisselingen, zijn zowel op EU- als op nationaal niveau vereist, teneinde de bekendheid met deze verordening, de inhoud en de gevolgen ervan, te vergroten, alsook om wederzijds vertrouwen te kweken tussen de lidstaten ten aanzien van hun rechtsstelsels.

Amendement    5

Voorstel voor een verordening

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6)  Teneinde de gelijke behandeling van alle kinderen te waarborgen dient deze verordening van toepassing te zijn op alle beslissingen betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, inclusief maatregelen ter bescherming van het kind, los van ieder verband met een procedure in huwelijkszaken of andere procedures.

(6)  Teneinde de gelijke behandeling van alle kinderen te waarborgen dient deze verordening van toepassing te zijn op alle beslissingen betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, inclusief maatregelen ter bescherming van het kind, los van ieder verband met een procedure in huwelijkszaken.

Motivering

De tekst is niet in overeenstemming met artikel 1, lid 3, van diezelfde verordening.

Amendement    6

Voorstel voor een verordening

Overweging 6 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 bis)  Op grond van deze verordening dienen de bevoegdheidsregels ook van toepassing te zijn op alle kinderen die aanwezig zijn op het grondgebied van de Unie en wier gewone verblijfplaats niet met zekerheid kan worden vastgesteld. Het toepassingsgebied van dergelijke voorschriften moet met name worden uitgebreid tot vluchtelingenkinderen en kinderen die om sociaaleconomische redenen of vanwege ongeregeldheden in hun land naar een ander land zijn overgebracht.

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    7

Voorstel voor een verordening

Overweging 12 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(12 bis)  Deze verordening dient de rechten volledig te eerbiedigen die zijn omschreven in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht van artikel 47 van het Handvest, alsook het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven van artikel 7 van het Handvest, en de rechten van het kind zoals vastgelegd in artikel 24 van het Handvest.

Amendement     8

Voorstel voor een verordening

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13)  De bevoegdheidsregels met betrekking tot ouderlijke verantwoordelijkheid zijn zodanig opgezet dat zij in het belang van het kind zijn, en moeten ook in het belang van het kind worden toegepast. Elke verwijzing naar de belangen van het kind moet worden geïnterpreteerd in de zin van artikel 24 van het Handvest van grondrechten van de Europese Unie en van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind van 20 november 1989.

(13)  De bevoegdheidsregels met betrekking tot ouderlijke verantwoordelijkheid moeten altijd zodanig zijn opgezet dat zij in het belang van het kind zijn en bij de toepassing van deze regels moet met dit belang rekening worden gehouden. Elke verwijzing naar de belangen van het kind moet worden geïnterpreteerd in de zin van de artikelen 7, 14, 22 en 24 van het Handvest van grondrechten van de Europese Unie en van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind van 20 november 1989. Het is van essentieel belang dat de lidstaat waarvan de autoriteiten uit hoofde van deze verordening inzake ouderlijke verantwoordelijkheid ten gronde bevoegd zijn, ervoor zorgt dat, nadat een definitieve beslissing is genomen die de terugkeer van het kind inhoudt, de belangen en de fundamentele rechten van het kind beschermd worden na de terugkeer van het kind, met name wanneer het contact heeft met beide ouders.

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    9

Voorstel voor een verordening

Overweging 14 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(14 bis)  Het begrip "gewone verblijfplaats" moet aan de hand van de definities van de autoriteiten, per geval en in het licht van de specifieke omstandigheden van de zaak worden uitgelegd.

Amendement    10

Voorstel voor een verordening

Overweging 15

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(15)  Wanneer de gewone verblijfplaats van een kind verandert ten gevolge van een wettige verhuizing, moet de bevoegdheid met het kind meereizen zodat de nauwe verbondenheid behouden blijft. Dit moet van toepassing zijn als er nog geen procedures aanhangig zijn en op aanhangige procedures. In aanhangige procedures kunnen de partijen echter in het belang van de efficiëntie van justitie overeenkomen dat de rechtbanken van de lidstaten waar de procedures aanhangig zijn, de bevoegdheid behouden totdat een definitieve beslissing is gegeven, als zulks in het belang is van het kind. Deze mogelijkheid is bijzonder relevant als de procedures bijna afgerond zijn en een van de ouders met het kind wenst te verhuizen naar een andere lidstaat.

(15)  Wanneer de gewone verblijfplaats van een kind verandert ten gevolge van een wettige verhuizing, moet de bevoegdheid met het kind meereizen zodat de nauwe verbondenheid behouden blijft. In aanhangige procedures kunnen de partijen echter in het belang van de efficiëntie van justitie overeenkomen dat de rechtbanken van de lidstaten waar de procedures aanhangig zijn, de bevoegdheid behouden totdat een definitieve beslissing is gegeven, als zulks in het belang is van het kind. Anderzijds moeten aanhangige procedures inzake voogdij en omgangsrecht worden afgesloten met een definitieve beslissing, zodat personen die het voogdijrecht hebben een kind niet naar een ander land overbrengen om daarmee een ongunstige beslissing van een autoriteit te vermijden, tenzij de partijen overeenkomen dat de aanhangige procedure dient te worden beëindigd.

Amendement    11

Voorstel voor een verordening

Overweging 17

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(17)  Deze verordening mag niet beletten dat de autoriteiten van een lidstaat die geen bevoegdheid ten gronde hebben, in spoedeisende gevallen voorlopige of bewarende maatregelen nemen met betrekking tot de persoon of vermogensbestanddelen van een kind die zich in die lidstaat bevinden. Deze maatregelen moeten worden erkend door en ten uitvoer gelegd in alle andere lidstaten, met inbegrip van de lidstaten die krachtens deze verordening bevoegd zijn, totdat een bevoegde autoriteit van die lidstaat de maatregelen heeft genomen die zij nodig acht. Maatregelen die zijn genomen door een rechtbank in een lidstaat zouden echter enkel mogen worden gewijzigd of vervangen door maatregelen die eveneens door een rechtbank zijn genomen in de lidstaat, die ten gronde bevoegd is. Een autoriteit die alleen bevoegd is voor voorlopige maatregelen, met inbegrip van bewarende maatregelen, bij wie een verzoek ten gronde aanhangig wordt, kan op eigen initiatief verklaren niet bevoegd te zijn. Als dat nodig is om de belangen van het kind te beschermen, informeert de autoriteit, hetzij rechtstreeks, hetzij via de centrale autoriteit, de autoriteit van de lidstaat die krachtens deze verordening ten gronde bevoegd is, over de genomen maatregelen. Als de autoriteit van een andere lidstaat niet werd geïnformeerd, is dat echter geen grond om de maatregel niet te erkennen.

(17)  Deze verordening mag niet beletten dat de autoriteiten van een lidstaat die geen bevoegdheid ten gronde hebben, in spoedeisende gevallen, zoals in geval van huiselijk of gendergerelateerd geweld, voorlopige of bewarende maatregelen nemen, met betrekking tot de persoon of vermogensbestanddelen van een kind die zich in die lidstaat bevinden. Deze maatregelen moeten worden erkend door en ten uitvoer gelegd in alle andere lidstaten, met inbegrip van de lidstaten die krachtens deze verordening bevoegd zijn, totdat een bevoegde autoriteit van die lidstaat de maatregelen heeft genomen die zij nodig acht. Maatregelen die zijn genomen door een rechtbank in een lidstaat zouden echter enkel mogen worden gewijzigd of vervangen door maatregelen die eveneens door een rechtbank zijn genomen in de lidstaat, die ten gronde bevoegd is. Een autoriteit die alleen bevoegd is voor voorlopige maatregelen, met inbegrip van bewarende maatregelen, bij wie een verzoek ten gronde aanhangig wordt, kan op eigen initiatief verklaren niet bevoegd te zijn. Als dat nodig is om de belangen van het kind te beschermen, informeert de autoriteit, hetzij rechtstreeks, hetzij via de centrale autoriteit, en zo spoedig mogelijk de autoriteit van de lidstaat die krachtens deze verordening ten gronde bevoegd is, over de genomen maatregelen. Als de autoriteit van een andere lidstaat niet werd geïnformeerd, is dat echter geen grond om de maatregel niet te erkennen.

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    12

Voorstel voor een verordening

Overweging 18

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(18)  In uitzonderlijke gevallen zijn de autoriteiten van de lidstaat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, niet de meest geschikte autoriteiten om de zaak te behandelen. In het belang van het kind kan de bevoegde autoriteit in uitzonderlijke gevallen en onder bepaalde voorwaarden haar bevoegdheid in een specifieke zaak overdragen naar de autoriteit van een andere lidstaat indien die autoriteit beter in staat is om de zaak te behandelen. In dat geval mag deze tweede autoriteit de bevoegdheid evenwel niet nog eens overdragen aan een derde autoriteit .

(18)  Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het feit dat het in uitzonderlijke gevallen, zoals in gevallen van huiselijk of gendergerelateerd geweld, mogelijk is dat de autoriteiten van de lidstaat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, niet de meest geschikte autoriteiten zijn om de zaak te behandelen. De bevoegde autoriteit kan in uitzonderlijke gevallen en onder bepaalde voorwaarden haar bevoegdheid in een specifieke zaak overdragen naar de autoriteit van een andere lidstaat indien die autoriteit beter in staat is om de zaak te behandelen. In dat geval echter moet eerst de toestemming van de tweede autoriteit worden verkregen, aangezien deze na aanvaarding van de zaak, de bevoegdheid niet meer aan een derde autoriteit kan overdragen. Voorafgaand aan een overdracht van bevoegdheid, is het cruciaal dat de belangen van het kind worden overwogen en volledig in aanmerking wordt genomen.

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    13

Voorstel voor een verordening

Overweging 23

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(23)  Procedures inzake ouderlijke verantwoordelijkheid krachtens deze verordening en terugkeerprocedures krachtens het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 moeten het recht van het kind respecteren om zijn standpunt vrijuit kenbaar te maken, en bij het beoordelen van het belang van het kind moet adequaat rekening worden gehouden met dat standpunt. Het horen van het kind overeenkomstig artikel 24, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind speelt een belangrijke rol in de toepassing van onderhavige verordening. Deze verordening is echter niet bedoeld om te bepalen op welke wijze een kind wordt gehoord, bijvoorbeeld of het kind wordt gehoord door de rechter persoonlijk dan wel door een gespecialiseerde deskundige die nadien verslag uitbrengt aan de rechtbank, of dat het kind wordt gehoord in de rechtszaal dan wel ergens anders.

(23)  Procedures inzake ouderlijke verantwoordelijkheid krachtens deze verordening en terugkeerprocedures krachtens het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 moeten het recht van het kind respecteren om zijn standpunt vrijuit kenbaar te maken, en bij het beoordelen van het belang van het kind moet adequaat rekening worden gehouden met dat standpunt. Het horen van het kind overeenkomstig artikel 24, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind en de aanbeveling van de Raad van Europa over de participatie van kinderen en jongeren tot 18 jaar1bis speelt een belangrijke rol in de toepassing van onderhavige verordening. Deze verordening is echter niet bedoeld om gemeenschappelijke minimumnormen vast te stellen voor de procedure inzake het horen van kinderen, die nog steeds wordt beheerst door de nationale voorschriften van de lidstaten.

 

______________

 

1bis CM/Rec(2012)2 van 28 maart 2012.

Amendement    14

Voorstel voor een verordening

Overweging 26

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(26)  Om de terugkeerprocedures krachtens het Verdrag van ‘s-Gravenhage van 1980 zo snel mogelijk te kunnen voltooien, moeten de lidstaten de rechterlijke bevoegdheid concentreren in een of meerdere gerechten, daarbij naar behoren rekening houdend met hun eigen interne structuur voor rechtsbedeling. De concentratie van bevoegdheid in een beperkt aantal gerechten in een lidstaat is een essentieel en efficiënt instrument om de behandeling van gevallen van kinderontvoering in meerdere lidstaten te versnellen aangezien de rechters die een groter aantal van dergelijke zaken behandelen, op dit gebied bijzondere deskundigheid ontwikkelen. Afhankelijk van de structuur van het rechtsstelsel kan de bevoegdheid inzake kinderontvoering voor een heel land in één enkele rechtbank worden geconcentreerd of in een beperkt aantal rechtbanken; daarbij kan bijvoorbeeld het aantal beroepsrechtbanken als uitgangspunt worden gebruikt en de bevoegdheid inzake internationale kinderontvoeringen worden geconcentreerd bij één rechtbank van eerste aanleg in elk district van een beroepsrechtbank. Iedere instantie geeft haar beslissing ten laatste zes weken nadat het verzoek of het beroep bij haar aanhangig is gemaakt. Lidstaten moeten het aantal keren dat beroep kan worden aangetekend tegen een beslissing tot erkenning of weigering van de terugkeer van een kind krachtens het Verdrag van ’s-Gravenhage van 1980, beperken tot één.

(26)  Om de terugkeerprocedures krachtens het Verdrag van ‘s-Gravenhage van 1980 zo snel mogelijk te kunnen voltooien, moeten de lidstaten de rechterlijke bevoegdheid concentreren in een beperkt aantal gerechten, daarbij naar behoren rekening houdend met hun eigen interne structuur voor rechtsbedeling. De concentratie van bevoegdheid in een beperkt aantal gerechten in een lidstaat is een essentieel en efficiënt instrument om de behandeling van gevallen van kinderontvoering in meerdere lidstaten te versnellen aangezien de rechters die een groter aantal van dergelijke zaken behandelen, op dit gebied bijzondere deskundigheid ontwikkelen. Afhankelijk van de structuur van het rechtsstelsel kan de bevoegdheid inzake kinderontvoering voor een heel land in één enkele rechtbank worden geconcentreerd of in een beperkt aantal rechtbanken; daarbij kan bijvoorbeeld het aantal beroepsrechtbanken als uitgangspunt worden gebruikt en de bevoegdheid inzake internationale kinderontvoeringen worden geconcentreerd bij één rechtbank van eerste aanleg in elk district van een beroepsrechtbank, zonder echter inbreuk te maken op het recht van partijen op toegang tot de rechter en de tijdige afwikkeling van de terugkeerprocedures. Iedere instantie geeft haar beslissing ten laatste zes weken nadat het verzoek of het beroep bij haar aanhangig is gemaakt. Lidstaten moeten het aantal keren dat beroep kan worden aangetekend tegen een beslissing tot erkenning of weigering van de terugkeer van een kind krachtens het Verdrag van ’s-Gravenhage van 1980, beperken tot één. Daarnaast moet ervoor worden gezorgd dat rechterlijke beslissingen die in een lidstaat worden gegeven, in een andere lidstaat worden erkend. Wanneer een rechterlijke beslissing is gegeven, is het essentieel dat deze, met name in het belang van de kinderen, overal in de Europese Unie wordt erkend.

Amendement    15

Voorstel voor een verordening

Overweging 28

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(28)  In alle gevallen die betrekking hebben op kinderen, en met name in gevallen van internationale kinderontvoering, moeten de justitiële en administratieve autoriteiten de mogelijkheid overwegen om via bemiddeling en andere geschikte middelen tot een minnelijke schikking te komen, waar nodig bijgestaan door de bestaande netwerken en ondersteuningsstructuren voor bemiddeling in grensoverschrijdende geschillen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid. Dergelijke inspanningen mogen echter de terugkeerprocedures krachtens het Verdrag van ’s-Gravenhage van 1980 niet nodeloos verlengen.

(28)  Het gebruik van bemiddeling kan van zeer groot belang zijn voor het beëindigen van conflicten, in alle gevallen die betrekking hebben op kinderen, en met name in geval van grensoverschrijdende geschillen tussen ouders over voogdij en omgangsrecht met een kind, en in gevallen van internationale kinderontvoering. Daarnaast is, gezien de toename, als gevolg van de recente migratiestroom, van het aantal grensoverschrijdende voogdijgeschillen in de hele Europese Unie, waarvoor geen internationaal kader beschikbaar is, bemiddeling vaak het enige juridische instrument om gezinnen te helpen een minnelijke en snelle oplossing voor gezinsconflicten te bereiken. Teneinde bemiddeling in dergelijke gevallen te bevorderen helpen de justitiële en administratieve autoriteiten, waar nodig bijgestaan door de bestaande netwerken en ondersteuningsstructuren voor bemiddeling in grensoverschrijdende geschillen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid, de partijen, voor en tijdens de gerechtelijke procedure, bij de selectie van geschikte bemiddelaars en bij de organisatie van de bemiddeling. De partijen moeten worden voorzien van financiële bijstand voor de uitvoering van de bemiddeling, ten minste in de mate waarin hen juridische bijstand is of zou worden verleend. Dergelijke inspanningen mogen echter de terugkeerprocedures krachtens het Verdrag van ’s-Gravenhage van 1980 niet nodeloos verlengen en mogen niet leiden tot verplichte betrokkenheid van slachtoffers van welke vorm van geweld dan ook, waaronder huiselijk geweld, bij bemiddelingsprocedures.

Amendement    16

Voorstel voor een verordening

Overweging 28 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(28 bis)  Om een doeltreffend alternatief te bieden voor gerechtelijke procedures in nationale of internationale kwesties van familiegeschillen, is het van cruciaal belang dat de betrokken bemiddelaars een gespecialiseerde opleiding hebben gevolgd. De opleiding moet met name betrekking hebben op het rechtskader van grensoverschrijdende gezinsconflicten, interculturele competentie en instrumenten om conflictsituaties te beheren, waarbij steeds rekening gehouden wordt met het belang van het kind. Tijdens de opleiding van rechters, die een potentieel belangrijke bron van verwijzingen naar bemiddeling vormen, moet ook worden nagegaan hoe de partijen kunnen worden aangemoedigd om zo vroeg mogelijk een beroep te doen op bemiddeling en hoe bemiddeling ingepast kan worden in gerechtelijke procedures en de termijnen van kinderontvoeringsprocedures in het kader van het Verdrag van 's-Gravenhage, zonder dat dit tot nodeloze vertraging leidt.

Amendement     17

Voorstel voor een verordening

Overweging 30

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(30)  Als het gerecht van een lidstaat waarnaar het kind ongeoorloofd is overgebracht of waar het ongeoorloofd wordt vastgehouden, besluit de terugkeer van het kind krachtens het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 te weigeren, moet het in zijn beslissing expliciet verwijzen naar de artikelen van het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 waarop het zijn weigering heeft gebaseerd. Een dergelijke beslissing kan evenwel worden vervangen door een latere beslissing , gegeven in voogdijprocedures na grondige beoordeling van de belangen van het kind, van het gerecht van de lidstaat waar het kind vóór de ongeoorloofde overbrenging of niet-terugkeer zijn gewone verblijfplaats had. Brengt deze laatste beslissing de terugkeer van het kind met zich, dan dient de terugkeer plaats te vinden zonder dat enigerlei bijzondere procedure vereist is voor de erkenning en tenuitvoerlegging van die beslissing in de lidstaat waarnaar het kind ongeoorloofd is overgebracht of waar het ongeoorloofd wordt vastgehouden .

(30)  Als het gerecht van een lidstaat waarnaar het kind ongeoorloofd is overgebracht of waar het ongeoorloofd wordt vastgehouden, besluit de terugkeer van het kind krachtens het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 te weigeren, moet het in zijn beslissing expliciet verwijzen naar de artikelen van het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 waarop het zijn weigering heeft gebaseerd en de gronden daarvoor aangeven. Een dergelijke beslissing kan evenwel worden vervangen door een latere beslissing , gegeven in voogdijprocedures na grondige beoordeling van de belangen van het kind, van het gerecht van de lidstaat waar het kind vóór de ongeoorloofde overbrenging of niet-terugkeer zijn gewone verblijfplaats had. Brengt deze laatste beslissing de terugkeer van het kind met zich, dan dient de terugkeer plaats te vinden zonder dat enigerlei bijzondere procedure vereist is voor de erkenning en tenuitvoerlegging van die beslissing in de lidstaat waarnaar het kind ongeoorloofd is overgebracht of waar het ongeoorloofd wordt vastgehouden .

Amendement    18

Voorstel voor een verordening

Overweging 33

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(33)  Bovendien verantwoordt het streven naar een goedkopere en snellere behandeling van grensoverschrijdende geschillen waar kinderen bij betrokken zijn, de afschaffing van de verklaring van uitvoerbaarheid voorafgaand aan de tenuitvoerlegging in de lidstaat van tenuitvoerlegging voor alle beslissingen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid. In Verordening (EG) nr. 2201/2003 werd deze vereiste alleen geschrapt voor beslissingen waarmee omgangsrecht wordt verleend en voor bepaalde beslissingen waarmee de terugkeer van een kind wordt bevolen, maar deze verordening voorziet nu in één enkele procedure voor de grensoverschrijdende tenuitvoerlegging van alle beslissingen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid. Bijgevolg moet, onder voorbehoud van de bepalingen van deze verordening, een door de autoriteiten van een lidstaat gegeven beslissing worden behandeld alsof zij werd gegeven in de lidstaat van tenuitvoerlegging.

(33)  Bovendien verantwoordt de facilitering van het vrij verkeer van Europese burgers de afschaffing van de verklaring van uitvoerbaarheid voorafgaand aan de tenuitvoerlegging in de lidstaat van tenuitvoerlegging voor alle beslissingen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Hierdoor zal in het bijzonder de behandeling van grensoverschrijdende geschillen met betrekking tot kinderen minder tijdrovend en kostbaar zijn. In Verordening (EG) nr. 2201/2003 werd dit vereiste alleen geschrapt voor beslissingen waarmee omgangsrecht wordt verleend en voor bepaalde beslissingen waarmee de terugkeer van een kind wordt bevolen, maar deze verordening voorziet nu in één enkele procedure voor de grensoverschrijdende tenuitvoerlegging van alle beslissingen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Bijgevolg moet, onder voorbehoud van de bepalingen van deze verordening, een door de autoriteiten van een lidstaat gegeven beslissing worden behandeld alsof zij werd gegeven in de lidstaat van tenuitvoerlegging.

Motivering

De voorgestelde tekst gaat verder dan het toepassingsgebied van deze verordening.

Amendement    19

Voorstel voor een verordening

Overweging 37 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(37 bis)  Elke weigering een beslissing in de zin van deze verordening te erkennen, met als argument dat de erkenning kennelijk strijdig is met de openbare orde van de betrokken lidstaat, moet in overeenstemming zijn met artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Amendement    20

Voorstel voor een verordening

Overweging 42

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(42)  In specifieke gevallen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, moeten de centrale autoriteiten met elkaar samenwerken om bijstand te bieden aan zowel nationale autoriteiten als personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen. Die bijstand houdt met name in dat het kind wordt gelokaliseerd, hetzij rechtstreeks hetzij via andere bevoegde autoriteiten, als dat nodig is voor de uitvoering van een verzoek krachtens deze verordening, en dat de informatie over het kind die nodig is voor de procedure, wordt verstrekt.

(42)  In specifieke gevallen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, moeten de centrale autoriteiten met elkaar samenwerken om bijstand te bieden aan zowel nationale autoriteiten als personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen. Die bijstand houdt met name in dat het kind wordt gelokaliseerd, hetzij rechtstreeks hetzij via andere bevoegde autoriteiten, als dat nodig is voor de uitvoering van een verzoek krachtens deze verordening, en dat de informatie over het kind die nodig is voor de procedure, wordt verstrekt. In de gevallen waarin de bevoegde lidstaat niet de lidstaat is waarvan het kind onderdaan is, moeten de centrale autoriteiten van de lidstaat met rechtsbevoegdheid onverwijld de centrale autoriteiten van de lidstaat waarvan het kind onderdaan is, informeren.

Amendement    21

Voorstel voor een verordening

Overweging 44

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(44)  Onverminderd vereisten krachtens haar nationale wetgeving moet een verzoekende autoriteit vrij kunnen kiezen tussen de verschillende kanalen waarlangs zij de nodige informatie kan verkrijgen, bijvoorbeeld, in het geval van gerechten, door gebruik te maken van Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad, van het Europese justitiële netwerk in burgerlijke en handelszaken, in het bijzonder de centrale autoriteiten die krachtens deze verordening zijn opgericht, netwerkrechters en contactpunten, of, in het geval van justitiële en administratieve autoriteiten, door om informatie te verzoeken via een op dit gebied gespecialiseerde niet-gouvernementele organisatie.

(44)  Onverminderd vereisten krachtens haar nationale wetgeving moet een verzoekende autoriteit vrij kunnen kiezen tussen de verschillende kanalen waarlangs zij de nodige informatie kan verkrijgen, bijvoorbeeld, in het geval van gerechten, door gebruik te maken van Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad, van het Europese justitiële netwerk in burgerlijke en handelszaken, in het bijzonder de centrale autoriteiten die krachtens deze verordening zijn opgericht, netwerkrechters en contactpunten, of, in het geval van justitiële en administratieve autoriteiten, door om informatie te verzoeken via een op dit gebied gespecialiseerde niet-gouvernementele organisatie. Internationale justitiële samenwerking en communicatie moeten worden ingeleid en/of vergemakkelijkt door speciaal aangewezen netwerkrechters of verbindingsmagistraten in elke lidstaat. De rol van het Europees justitieel netwerk moet worden onderscheiden van die van de centrale autoriteiten.

Amendement    22

Voorstel voor een verordening

Overweging 46

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(46)  Een autoriteit van een lidstaat die een beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid overweegt, moet de autoriteiten van een andere lidstaat kunnen verzoeken om de mededeling van informatie die relevant is voor de bescherming van de rechten van het kind, als het belang van het kind dat vereist. Afhankelijk van de omstandigheden kan dit informatie betreffen over procedures en beslissingen aangaande een ouder of broer of zus, of over het vermogen van een ouder om voor een kind te zorgen of omgangsrecht uit te oefenen.

(46)  Een autoriteit van een lidstaat die een beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid overweegt, moet verplicht zijn de autoriteiten van een andere lidstaat te vragen om de mededeling van informatie die relevant is voor de bescherming van de rechten van het kind, als het belang van het kind dat vereist. Afhankelijk van de omstandigheden kan dit informatie betreffen over procedures en beslissingen aangaande een ouder of broer of zus, of over het vermogen van een ouder om voor een kind of gezin te zorgen of omgangsrecht uit te oefenen. De nationaliteit, economische en sociale situatie, culturele en religieuze achtergrond van een ouder mogen niet worden beschouwd als bepalende factoren om een besluit te nemen over zijn vermogen om voor een kind te zorgen.

Amendement    23

Voorstel voor een verordening

Overweging 46 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(46 bis)  De communicatie tussen rechters, overheidsdiensten, centrale autoriteiten, beroepsbeoefenaren die de ouders en de ouders onderling bijstaan, moet met alle middelen worden bevorderd, waarbij onder meer in aanmerking wordt genomen dat een beslissing dat het kind niet mag worden teruggezonden, net zoals de beslissing hem terug te zenden, niet in strijd mag zijn met de grondrechten van het kind.

Amendement    24

Voorstel voor een verordening

Overweging 48 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(48 bis)  Wanneer de belangen van het kind dit vereisen moeten rechters rechtstreeks met de centrale autoriteiten of de bevoegde gerechten in andere lidstaten communiceren.

Amendement    25

Voorstel voor een verordening

Overweging 49

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(49)  Als een autoriteit van een lidstaat al een beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid heeft gegeven of een dergelijke beslissing overweegt, en de tenuitvoerlegging ervan moet plaatsvinden in een andere lidstaat, kan de autoriteit vragen dat de autoriteiten van die andere lidstaat bijstand verlenen bij de tenuitvoerlegging van de beslissing. Dit geldt bijvoorbeeld voor beslissingen inzake omgang onder toezicht die worden uitgevoerd in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de autoriteit die de omgang gelast, is gevestigd, of voor beslissingen met andere begeleidende maatregelen van de bevoegde autoriteiten in de lidstaat waar de beslissingen ten uitvoer moet worden gelegd.

(49)  Als een autoriteit van een lidstaat al een beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid heeft gegeven of een dergelijke beslissing overweegt, en de tenuitvoerlegging ervan moet plaatsvinden in een andere lidstaat, moet de autoriteit vragen dat de autoriteiten van die andere lidstaat bijstand verlenen bij de tenuitvoerlegging van de beslissing. Dit geldt bijvoorbeeld voor beslissingen inzake omgang onder toezicht die worden uitgevoerd in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de autoriteit die de omgang gelast, is gevestigd, of voor beslissingen met andere begeleidende maatregelen van de bevoegde autoriteiten in de lidstaat waar de beslissingen ten uitvoer moet worden gelegd.

Amendement    26

Voorstel voor een verordening

Overweging 50

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(50)  Als een autoriteit van een lidstaat de plaatsing van een kind in een pleeggezin of in een instelling in een andere lidstaat overweegt, moet voorafgaand aan die plaatsing overleg worden gepleegd via de centrale autoriteiten van beide betrokken lidstaten. De autoriteit die de plaatsing overweegt, moet de toestemming krijgen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin het kind zou worden geplaatst, voordat zij de plaatsing gelast. Aangezien plaatsingen meestal hoogdringende maatregelen zijn die nodig zijn om een kind weg te halen uit een mogelijk schadelijke situatie, is tijd van cruciaal belang bij deze beslissingen. Om de raadplegingsprocedure te versnellen, bepaalt deze verordening op exhaustieve wijze de vereisten voor het verzoek en een termijn voor het antwoord van de lidstaat waar het kind zou worden geplaatst. Voor de voorwaarden om instemming te verlenen of te weigeren blijft echter wel het nationale recht van aangezochte lidstaat gelden.

(50)  Als een autoriteit van een lidstaat de plaatsing van een kind met familieleden in een pleeggezin of in een instelling in een andere lidstaat overweegt, moet voorafgaand aan die plaatsing overleg worden gepleegd via de centrale autoriteiten van beide betrokken lidstaten. De autoriteit die de plaatsing overweegt, moet de toestemming krijgen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin het kind zou worden geplaatst, voordat zij de plaatsing gelast. Aangezien plaatsingen meestal hoogdringende maatregelen zijn die nodig zijn om een kind weg te halen uit een mogelijk schadelijke situatie, is tijd van cruciaal belang bij deze beslissingen. Om de raadplegingsprocedure te versnellen, bepaalt deze verordening op exhaustieve wijze de vereisten voor het verzoek en een termijn voor het antwoord van de lidstaat waar het kind zou worden geplaatst. Voor de voorwaarden om instemming te verlenen of te weigeren blijft echter wel het nationale recht van aangezochte lidstaat gelden.

Amendement    27

Voorstel voor een verordening

Overweging 51

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(51)  Iedere plaatsing voor langere tijd van een kind in het buitenland moet voldoen aan artikel 24, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de EU (recht om persoonlijk contact te blijven houden met de ouders) en aan de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind, met name de artikelen 8, 9 en 20. In het bijzonder moet bij het overwegen van oplossingen rekening worden gehouden met de wenselijkheid van continuïteit in de opvoeding van een kind en met de etnische, religieuze, culturele en taalkundige achtergrond van het kind.

(51)  Overheidsinstanties die plaatsing van een kind overwegen moeten handelen in overeenstemming met artikel 24, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de EU (recht om persoonlijk contact te blijven houden met de ouders) en de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind, met name de artikelen 8, 9 en 20. In het bijzonder moet bij het overwegen van oplossingen rekening worden gehouden met de mogelijkheid om broers en zussen in hetzelfde gastgezin of de dezelfde instelling te plaatsen en de wenselijkheid van continuïteit in de opvoeding van een kind en met de etnische, religieuze, culturele en taalkundige achtergrond van het kind. In met name het geval van plaatsing voor langere tijd moeten de betreffende autoriteiten altijd eerst de mogelijkheid overwegen het kind bij verwanten die in een ander land wonen te plaatsen, wanneer het kind met deze familieleden een relatie heeft opgebouwd, en nadat een individuele beoordeling van het belang van het kind heeft plaatsgevonden. Met het oog op de behoeften en de belangen van het kind moeten dergelijke plaatsingen voor langere tijd periodiek worden herzien.

Amendement    28

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – lid 1 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  Deze verordening is, ongeacht de aard van de gerechtelijke of administratieve autoriteit , van toepassing op burgerlijke zaken betreffende:

1.  Deze verordening is, ongeacht de aard van de gerechtelijke of administratieve autoriteit of andere autoriteit die bevoegd is in aangelegenheden die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, van toepassing op burgerlijke zaken betreffende:

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    29

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – lid 1 – letter b bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

b bis)  internationale kinderontvoering;

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    30

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – lid 2 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

d)  de plaatsing van het kind in een pleeggezin of in een inrichting;

d)  de plaatsing van het kind met familieleden in een pleeggezin of in een veilige inrichting in het buitenland;

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    31

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – alinea 1 – punt 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  „ autoriteit ”: een gerechtelijke of administratieve autoriteit in de lidstaten die bevoegd is ter zake van de aangelegenheden die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen;

1.  "autoriteit": een gerechtelijke of administratieve autoriteit, en elke andere autoriteit in de lidstaten die bevoegd is ter zake van de aangelegenheden die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen;

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    32

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – alinea 1 – punt 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3.  „lidstaat”: alle lidstaten met uitzondering van Denemarken;

3.  "lidstaat": alle lidstaten van de Europese Unie met uitzondering van Denemarken;

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    33

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – alinea 1 – punt 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4.  „beslissing”: een arrest, vonnis of beslissing van een autoriteit van een lidstaat betreffende echtscheiding, scheiding van tafel en bed, nietigverklaring van het huwelijk of de ouderlijke verantwoordelijkheid;

4.  "beslissing": een arrest, vonnis of beslissing van een autoriteit van een lidstaat, of een authentieke akte die in een lidstaat uitvoerbaar is of een schikking tussen partijen die uitvoerbaar is in de lidstaat waar zij is gesloten, betreffende echtscheiding, scheiding van tafel en bed, nietigverklaring van het huwelijk of de ouderlijke verantwoordelijkheid;

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    34

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – alinea 1 – punt 12 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

12.  „ongeoorloofde overbrenging of niet-terugkeer van een kind”: het overbrengen of vasthouden van een kind wanneer :

12.  "internationale kinderontvoering": het overbrengen of vasthouden van een kind wanneer:

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    35

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  Ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid zijn bevoegd de autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft . Wanneer een kind legaal van een lidstaat naar een andere lidstaat verhuist en aldaar een nieuwe gewone verblijfplaats verkrijgt, worden de autoriteiten van de lidstaat van de nieuwe gewone verblijfplaats bevoegd.

1.  Ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid zijn bevoegd de autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft . Wanneer een kind legaal van een lidstaat naar een andere lidstaat verhuist en aldaar een nieuwe gewone verblijfplaats verkrijgt, worden de autoriteiten van de lidstaat van de nieuwe gewone verblijfplaats bevoegd, tenzij de partijen voor de verhuizing overeenkomen dat de autoriteit van de lidstaat waar het kind tot dan toe zijn gewone verblijfplaats had, de bevoegdheid blijft behouden.

Amendement    36

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 – lid 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1 bis.  Wanneer procedures op het gebied van voogdij en omgangsrecht aanhangig zijn behoudt de autoriteit van de lidstaat van herkomst de bevoegdheid totdat de procedure afgesloten is, tenzij de partijen overeenkomen dat de procedure dient te worden beëindigd.

Motivering

De regeling moet dusdanig zijn dat de mogelijkheid wordt uitgesloten dat een kind kan worden verwijderd naar een ander land om te ontsnappen aan een eventuele ongunstige beslissing van een autoriteit.

Amendement    37

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  Lid 1 is niet van toepassing indien de in lid 1 bedoelde persoon die het omgangsrecht heeft, de bevoegdheid van de autoriteiten van de lidstaat van de nieuwe gewone verblijfplaats van het kind heeft aanvaard door aan een procedure voor die autoriteiten deel te nemen zonder de bevoegdheid ervan aan te vechten.

2.  Lid 1 is niet van toepassing indien de in lid 1 bedoelde persoon die het omgangsrecht heeft, na door de autoriteiten van de vorige gewone verblijfplaats over de juridische gevolgen te zijn geïnformeerd, de bevoegdheid van de autoriteiten van de lidstaat van de nieuwe gewone verblijfplaats van het kind heeft aanvaard door, niettegenstaande die informatie, aan een procedure voor die autoriteiten deel te nemen zonder de bevoegdheid ervan aan te vechten.

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    38

Voorstel voor een verordening

Artikel 9 – alinea 1 – letter b – punt i

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

i)  er is bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarnaar het kind is overgebracht of waar het wordt vastgehouden, geen verzoek tot terugkeer ingediend binnen een jaar nadat de persoon die gezagsrecht bezit, kennis heeft gekregen of had moeten krijgen van de verblijfplaats van het kind;

i)  er is bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarnaar het kind is overgebracht of waar het wordt vastgehouden, geen verzoek tot terugkeer ingediend binnen een jaar nadat de persoon die gezagsrecht bezit, kennis heeft gekregen of had moeten krijgen van de verblijfplaats van het kind en niettegenstaande het feit dat hij door de autoriteiten geïnformeerd is over het wettelijk vereiste om een dergelijk verzoek in te dienen;

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    39

Voorstel voor een verordening

Artikel 10 – lid 5 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De aangewezen rechters zijn actieve en ervaren familierechters, die met name over ervaring in aangelegenheden met een grensoverschrijdende jurisdictionele dimensie beschikken.

Amendement    40

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 – lid 1 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

In spoedeisende gevallen hebben de autoriteiten van een lidstaat waar het kind of het vermogen van het kind zich bevindt, de bevoegdheid om met betrekking tot dat kind of dat vermogen voorlopige en bewarende maatregelen te nemen .

In spoedeisende gevallen hebben de autoriteiten van een lidstaat waar het kind of het vermogen van het kind zich bevindt, de bevoegdheid om met betrekking tot dat kind of dat vermogen voorlopige en bewarende maatregelen te nemen. Deze maatregelen leiden niet tot onnodige vertraging van de procedure en de definitieve beslissingen inzake voogdij en omgangsrecht.

Amendement    41

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 – lid 1 – alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Als dat nodig is om de belangen van het kind te beschermen, informeert de autoriteit die de bewarende maatregelen heeft genomen, hetzij rechtstreeks, hetzij via de centrale autoriteit die krachtens artikel 60 is aangewezen, de autoriteit van de lidstaat die krachtens deze verordening ten gronde bevoegd is.

Als dat nodig is om de belangen van het kind te beschermen, informeert de autoriteit die de bewarende maatregelen heeft genomen, hetzij rechtstreeks, hetzij via de centrale autoriteit die krachtens artikel 60 is aangewezen, de autoriteit van de lidstaat die krachtens deze verordening ten gronde bevoegd is. Deze autoriteit waarborgt de gelijke behandeling van de ouders die bij de procedure betrokken zijn, en zorgt ervoor dat zij volledig en onverwijld op de hoogte worden gebracht van alle maatregelen in kwestie in een taal die zij volledig begrijpen.

Amendement    42

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  De ter uitvoering van lid 1 genomen maatregelen houden op van toepassing te zijn zodra het gerecht van de lidstaat dat krachtens deze verordening bevoegd is om ten gronde over de zaak te beslissen, de maatregelen heeft genomen die het passend acht.

2.  De ter uitvoering van lid 1 genomen maatregelen houden op van toepassing te zijn zodra het gerecht van de lidstaat dat krachtens deze verordening bevoegd is om ten gronde over de zaak te beslissen, de maatregelen heeft genomen die het passend acht en vanaf het tijdstip dat het gerecht de autoriteit van de lidstaat waarin de voorlopige maatregelen genomen zijn van deze maatregelen in kennis heeft gesteld.

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    43

Voorstel voor een verordening

Artikel 19 – lid 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 bis.  In gevallen zoals bedoeld in de leden 1 en 2, op verzoek van een autoriteit waarbij het geschil aanhangig is gemaakt, stelt een andere autoriteit waarbij het geschil aanhangig is de verzoekende autoriteit onverwijld in kennis van de datum waarop de zaak overeenkomstig artikel 15 bij haar is aangebracht.

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    44

Voorstel voor een verordening

Artikel 20

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Artikel 20

Artikel 20

Recht van het kind zijn standpunt kenbaar te maken

Recht van het kind zijn standpunt kenbaar te maken

Bij het uitvoeren van hun bevoegdheid krachtens afdeling 2 van dit hoofdstuk zorgen de autoriteiten van de lidstaten ervoor dat een kind dat in staat is zijn eigen mening te vormen, daadwerkelijk de mogelijkheid krijgt die mening vrij te uiten tijdens de procedure.

Bij het uitvoeren van hun bevoegdheid krachtens afdeling 2 van dit hoofdstuk zorgen de autoriteiten van de lidstaten ervoor dat een kind dat in staat is zijn eigen mening te vormen, daadwerkelijk de mogelijkheid krijgt die mening vrij te uiten tijdens de procedure, overeenkomstig de betreffende nationale procedurevoorschriften, artikel 24, lid 1, van het Handvest, artikel 12 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, en de aanbeveling van de Raad van Europa over de participatie van kinderen en jongeren tot 18 jaar1bis. De autoriteiten lichten hun overwegingen ten aanzien hiervan toe in hun besluit.

 

Het horen van een kind dat zijn recht uitoefent om zijn standpunt kenbaar te maken, moet worden uitgevoerd door een rechter of een speciaal opgeleide deskundige overeenkomstig de nationale bepalingen, zonder enige druk, met name ouderlijke druk, in een kindvriendelijke omgeving die geschikt is voor zijn leeftijd wat betreft taal en inhoud, en biedt alle nodige waarborgen voor de bescherming van de emotionele integriteit en de belangen van het kind.

 

Het horen van het kind wordt niet uitgevoerd in aanwezigheid van de partijen in de procedure of hun juridische vertegenwoordigers, maar wordt geregistreerd en toegevoegd aan de documentatie zodat de partijen en hun wettelijke vertegenwoordigers inzage kunnen krijgen in het proces-verbaal van de hoorzitting.

De autoriteit geeft het gepaste belang aan het standpunt van het kind, op basis van diens leeftijd en maturiteit, en licht haar overwegingen toe in haar besluit.

De autoriteit geeft het gepaste belang aan het standpunt van het kind, op basis van diens leeftijd en maturiteit, rekening houdend met de belangen van het kind, en licht haar overwegingen toe in haar besluit.

 

_______________

 

1bis CM/Rec(2012)2 van 28 maart 2012.

Amendement    45

Voorstel voor een verordening

Artikel 23 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  Zo vroeg mogelijk in de procedure bestudeert het gerecht of de partijen bereid zijn tot bemiddeling om, in het belang van het kind, tot overeenstemming over een oplossing te komen, op voorwaarde dat dit de procedure niet nodeloos vertraagt.

2.  Zo vroeg mogelijk in de procedure bestudeert het gerecht of de partijen bereid zijn tot bemiddeling om, in het belang van het kind, tot overeenstemming over een oplossing te komen, op voorwaarde dat dit de procedure niet nodeloos vertraagt. In dat geval verzoekt het gerecht de partijen gebruik te maken van bemiddeling.

Amendement    46

Voorstel voor een verordening

Artikel 25 – lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3.  Het gerecht kan de beslissing waarmee de terugkeer van het kind wordt gelast, bij voorraad uitvoerbaar verklaren, onverminderd enige daartegen gerichte voorziening, ook als die mogelijkheid niet bestaat in het nationale recht.

3.  Het gerecht kan de beslissing waarmee de terugkeer van het kind wordt gelast, bij voorraad uitvoerbaar verklaren, onverminderd enige daartegen gerichte voorziening, ook als die mogelijkheid niet bestaat in het nationale recht, en houdt daarbij rekening met de belangen van het kind.

Amendement    47

Voorstel voor een verordening

Artikel 25 – lid 5 bis (nieuw).

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

5 bis.  Wanneer een justitiële autoriteit de terugkeer van het kind gelast heeft stelt zij de centrale autoriteit van de lidstaat van de gewone verblijfplaats van het kind vóór zijn ongeoorloofde overbrenging, van deze beslissing en de datum van het van kracht worden ervan, in kennis.

Amendement    48

Voorstel voor een verordening

Artikel 32 – lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4.  Als de beslissing niet ten uitvoer is gelegd binnen zes weken nadat de tenuitvoerleggingsprocedure werd opgestart, moet het gerecht van de lidstaat waar de tenuitvoerlegging moet plaatsvinden, de verzoekende centrale autoriteit in de lidstaat van herkomst, of de verzoeker, als de procedure wordt gevoerd zonder bijstand van de centrale autoriteit, inlichten over dit feit en de redenen ervoor.

4.  Als de beslissing niet ten uitvoer is gelegd binnen zes weken nadat de tenuitvoerleggingsprocedure werd opgestart, moet het gerecht van de lidstaat waar de tenuitvoerlegging moet plaatsvinden, de verzoekende centrale autoriteit in de lidstaat van herkomst, of de verzoeker, als de procedure wordt gevoerd zonder bijstand van de centrale autoriteit, inlichten over dit feit en de redenen ervoor, en over het tijdstip waarop de tenuitvoerlegging naar verwachting plaatsvindt.

Amendement    49

Voorstel voor een verordening

Artikel 37 – alinea 1 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a)  indien de erkenning kennelijk strijdig zou zijn met de openbare orde van de aangezochte lidstaat; of

a)  indien de erkenning kennelijk strijdig zou zijn met de openbare orde van de aangezochte lidstaat, hoewel weigering geen enkele vorm van discriminatie tot gevolg mag hebben die verboden is op grond van artikel 21 van het Handvest; of

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    50

Voorstel voor een verordening

Artikel 38 – lid 1 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  Op verzoek van een belanghebbende partij wordt de erkenning van een beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid geweigerd :

1.  Op verzoek van een belanghebbende partij wordt een beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid niet erkend:

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    51

Voorstel voor een verordening

Artikel 38 – lid 1 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b)  indien het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk niet tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging noodzakelijk was, aan de persoon tegen wie verstek werd verleend, is medegedeeld of betekend, tenzij vaststaat dat deze persoon ondubbelzinnig met de beslissing instemt; of

(Niet van toepassing op de Nederlandse versie)  

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    52

Voorstel voor een verordening

Artikel 58 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De verzoeker die in de lidstaat van herkomst in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in de procedures bedoeld in artikel27, lid 3, en de artikelen 32, 39 en 42, in aanmerking voor de gunstigste bijstand of de ruimste vrijstelling waarin de wetgeving van de lidstaat van tenuitvoerlegging voorziet.

De verzoeker die in de lidstaat van herkomst in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand, steun ter dekking van bemiddelingskosten, of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in de procedures bedoeld in artikel27, lid 3, en de artikelen 32, 39 en 42, in aanmerking voor de gunstigste bijstand of de ruimste vrijstelling waarin de wetgeving van de lidstaat van tenuitvoerlegging voorziet.

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    53

Voorstel voor een verordening

Artikel 63 – lid 1 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a)  op verzoek van de centrale autoriteit of van een andere lidstaat, bijstand te verlenen bij het lokaliseren van de verblijfplaats van een kind als dat kind mogelijk aanwezig is op het grondgebied van de aangezochte lidstaat en de vaststelling van de verblijfplaats van het kind noodzakelijk is om het verzoek krachtens deze verordening uit te voeren;

a)  op verzoek van de centrale autoriteit of van een andere lidstaat, bijstand te verlenen bij het lokaliseren van de verblijfplaats van een kind als dat kind mogelijk aanwezig is op het grondgebied van de aangezochte lidstaat en de vaststelling van de verblijfplaats van het kind noodzakelijk is om deze verordening toe te passen;

Motivering

Hiermee wordt het herschikkingsvoorstel aangepast aan het voorstel om het exequatur geheel af te schaffen. Het is betwistbaar of automatische tenuitvoerlegging kan worden beschouwd als een "verzoek" en kan dus leiden tot onnodige verwarring.

Amendement    54

Voorstel voor een verordening

Artikel 63 – lid 1 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

d)  de informatie-uitwisseling tussen de autoriteiten te ondersteunen, met name met het oog op de uitvoering van artikel 14, artikel 25, lid 1, a), artikel 26, lid 2, en artikel 26, lid 4, tweede alinea;

d)  de informatie-uitwisseling tussen de rechterlijke autoriteiten te ondersteunen, met name met het oog op de uitvoering van de artikelen 14 en 19, artikel 25, lid 1, onder a), artikel 26, lid 2, en artikel 26, lid 4, tweede alinea;

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement     55

Voorstel voor een verordening

Artikel 63 – lid 1 – letter e bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

e bis)  personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen te informeren over rechtsbijstand en ondersteuning, zoals ondersteuning door tweetalige gespecialiseerde advocaten, om te voorkomen dat personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen toestemming verlenen zonder dat zij hun toestemming in de volle omvang hebben begrepen.

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    56

Voorstel voor een verordening

Artikel 63 – lid 1 – letter g

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

g)  zorgen dat, als zij het gebruik van een gerechtelijke procedure voor de terugkeer van kinderen krachtens het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 initiëren of vergemakkelijken, de samenstelling van het dossier binnen zes weken wordt voltooid, tenzij uitzonderlijke omstandigheden dit verhinderen.

g)  zorgen dat, als zij het gebruik van een gerechtelijke procedure voor de terugkeer van kinderen krachtens het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 initiëren of vergemakkelijken, de samenstelling van het dossier binnen zes weken wordt voltooid en ingediend bij het gerecht of andere bevoegde autoriteit, tenzij uitzonderlijke omstandigheden dit verhinderen.

Amendement    57

Voorstel voor een verordening

Artikel 64 – lid 1 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  Op een met redenen omkleed verzoek van de centrale autoriteit of van een andere bevoegde autoriteit van een lidstaat waarmee het kind een nauwe band heeft, kan de centrale autoriteit van de lidstaat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft en waar het zich bevindt, rechtstreeks of via autoriteiten of andere organen:

1.  Op een met redenen omkleed verzoek van de centrale autoriteit of van een andere bevoegde autoriteit van een lidstaat waarmee het kind een nauwe band heeft, zal de centrale autoriteit van de lidstaat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft en waar het zich bevindt, rechtstreeks of via autoriteiten of andere organen:

Amendement    58

Voorstel voor een verordening

Artikel 64 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  Wanneer een beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid wordt overwogen, kan een autoriteit van een lidstaat, indien de situatie van het kind dit vereist, een autoriteit van een andere lidstaat die informatie heeft die van belang is voor de bescherming van het kind verzoeken deze informatie mee te delen.

2.  Wanneer een beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid wordt overwogen, verzoekt een autoriteit van een lidstaat, indien de situatie van het kind dit vereist, een autoriteit van een andere lidstaat die informatie heeft die van belang is voor de bescherming van het kind deze informatie mee te delen.

Amendement    59

Voorstel voor een verordening

Artikel 64 – lid 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 bis.  Wanneer aangelegenheden inzake ouderlijke verantwoordelijkheid worden onderzocht, stelt de centrale autoriteit van de lidstaat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, onverwijld de centrale autoriteit van de lidstaat waarvan het kind of een van zijn ouders onderdaan is, in kennis van de aanhangige procedure.

Amendement    60

Voorstel voor een verordening

Artikel 64 – lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3.  Een autoriteit van een lidstaat kan de autoriteiten van een andere lidstaat verzoeken bijstand te verlenen bij de tenuitvoerlegging van de ingevolge deze verordening gegeven beslissingen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid, in het bijzonder bij het waarborgen van de daadwerkelijke uitoefening van omgangsrecht en van het recht om op regelmatige basis rechtstreekse contacten te onderhouden.

3.  Een autoriteit van een lidstaat verzoekt de autoriteiten van een andere lidstaat bijstand te verlenen bij de tenuitvoerlegging van de ingevolge deze verordening gegeven beslissingen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid, in het bijzonder bij het waarborgen van de daadwerkelijke uitoefening van omgangsrecht en van het recht om op regelmatige basis rechtstreekse contacten te onderhouden.

Amendement    61

Voorstel voor een verordening

Artikel 64 – lid 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5.  De autoriteiten van een lidstaat waar het kind niet zijn gewone verblijfplaats heeft, verzamelen op verzoek van een persoon die in die lidstaat verblijft en die een omgangsrecht met het kind tracht te verkrijgen of te behouden, of op verzoek van een centrale autoriteit van een andere lidstaat, inlichtingen of bewijsmateriaal en spreken zich uit over de geschiktheid van die persoon om het omgangsrecht uit te oefenen en over de voorwaarden waaronder dat recht moet worden uitgeoefend.

5.  De autoriteiten van een lidstaat waar het kind niet zijn gewone verblijfplaats heeft, verzamelen op verzoek van een ouder of familielid die in die lidstaat verblijft en die een omgangsrecht met het kind tracht te verkrijgen of te behouden, of op verzoek van een centrale autoriteit van een andere lidstaat, inlichtingen of bewijsmateriaal en kunnen zich uitspreken over de geschiktheid van die personen om het omgangsrecht uit te oefenen en over de voorwaarden waaronder dat recht moet worden uitgeoefend.

Amendement    62

Voorstel voor een verordening

Artikel 64 – lid 5 bis (nieuw).

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

5 bis.  Een autoriteit van een lidstaat kan de centrale autoriteit van een andere lidstaat verzoeken informatie te verstrekken over de nationale wetsbepalingen van die lidstaat in verband met kwesties die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen en die van belang zijn voor het onderzoek van een zaak ingevolge deze verordening. De autoriteit van de lidstaat waarbij een verzoek is ingediend geeft zo spoedig mogelijk antwoord.

Amendement    63

Voorstel voor een verordening

Artikel 65 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  Indien de ingevolge deze verordening bevoegde autoriteit overweegt het kind te plaatsen in een instelling of in een pleeggezin in een andere lidstaat, vraagt zij eerst de goedkeuring van de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat. Daartoe dient zij via de centrale autoriteit van haar eigen lidstaat aan de centrale autoriteit van de lidstaat waar het kind wordt geplaatst, een verzoek tot goedkeuring in dat een verslag bevat over het kind, samen met de redenen voor de voorgestelde plaatsing of zorg.

1.  Indien de ingevolge deze verordening bevoegde autoriteit overweegt het kind met familieleden te plaatsen in een pleeggezin, of in een veilige instelling in een andere lidstaat, vraagt zij eerst de goedkeuring van de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat. Daartoe dient zij via de centrale autoriteit van haar eigen lidstaat aan de centrale autoriteit van de lidstaat waar het kind wordt geplaatst, een verzoek tot goedkeuring in dat een verslag bevat over het kind, samen met de redenen voor de voorgestelde plaatsing of zorg. De lidstaten zorgen ervoor dat ouders en verwanten van het kind, ongeacht hun woonplaats, regelmatig omgang kunnen hebben, tenzij dit indruist tegen het belang van het kind.

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    64

Voorstel voor een verordening

Artikel 65 – lid 4 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Wanneer de bevoegde autoriteit voornemens is om maatschappelijk werkers naar een andere lidstaat te sturen om te vast te stellen of een plaatsing daar in overeenstemming is met het belang van het kind, stelt zij de desbetreffende lidstaat hiervan in kennis.

Amendement    65

Voorstel voor een verordening

Artikel 66 – lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4.  Elke centrale autoriteit draagt haar eigen kosten.

4.  Tenzij anders is overeengekomen tussen de verzoekende lidstaat en de aangezochte lidstaat, draagt elke centrale autoriteit haar eigen kosten.

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    66

Voorstel voor een verordening

Artikel 79 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Ten laatste [10 jaar na de datum van toepassing] dient de Commissie, ondersteund door de door de lidstaten verstrekte gegevens, bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag over de ex-postevaluatie van deze verordening in. Dat verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetsvoorstel.

Ten laatste [vijf jaar na de datum van toepassing] dient de Commissie, ondersteund door de door de lidstaten verstrekte gegevens, bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag over de ex-postevaluatie van deze verordening in. Dat verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetsvoorstel.

Motivering

Dit amendement is noodzakelijk in verband met de interne logica van de tekst.

Amendement    67

Voorstel voor een verordening

Artikel 79 – lid 2 – letter a bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

a bis)  het aantal zaken en beslissingen in bemiddelingsprocedures inzake ouderlijke verantwoordelijkheid;

  • [1]  PB C 77 van 28.3.2002, blz.1.

TOELICHTING

I. Toepassingsgebied

Dit voorstel tot herschikking van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (PB L 338 van 23.12.2003, blz. 1) betreft een initiatief in het kader van het programma voor gezonde regelgeving (REFIT).

De verordening bestrijkt twee thema's, huwelijkszaken en ouderlijke verantwoordelijkheid, en uit de raadpleging van belanghebbenden en uit een aantal studies bleek dat met het thema ouderlijke verantwoordelijkheid acute problemen zijn die dringend moeten worden aangepakt. Bijzondere aandacht is daarom besteed aan de algemene efficiëntie van bepaalde aspecten van de procedures betreffende kinderen, waaronder zaken van ontvoering van een kind door een ouder, grensoverschrijdende plaatsing van een kind, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen en samenwerking tussen nationale autoriteiten.

II. Terugkeerprocedures

De herschikking is erop gericht de terugkeer van een ontvoerd kind efficiënter te laten verlopen. Ten eerste houdt het voorstel in dat alle mogelijke stadia samen ten hoogste 18 weken duren, namelijk een termijn van zes weken voor de centrale autoriteit om het verzoek om terugkeer te ontvangen en te verwerken (artikel 63, lid 1) en voor de procedure bij de rechtbank van eerste aanleg en het beroep telkens een termijn van zes weken (artikel 23, lid 1). Ten tweede wordt het aantal beroepsmogelijkheden tot een beperkt (artikel 25, lid 4) en wordt de lidstaat waar het kind zijn gewone verblijfplaats had onmiddellijk voordat het ongeoorloofd werd overgebracht of vastgehouden verplicht de belangen van het kind grondig te onderzoeken voordat een definitieve beslissing inzake het gezagsrecht wordt gegeven. Het kind dat in staat is zijn mening te vormen moet worden gehoord.

Het voorstel voorziet er ook in dat de rechterlijke bevoegdheid voor zaken van kinderontvoering in bijzondere gerechten wordt geconcentreerd (artikel 22). Deze gerechten worden aangewezen door de lidstaten en de Commissie wordt daarvan in kennis gesteld. Deze bepaling wordt gezien als een van de meest belangrijke vernieuwingen van het voorstel die kan bijdragen aan de juiste toepassing van de betreffende regels binnen het vastgestelde tijdvak. Evenwel moet erop worden gewezen dat de concentratie van rechterlijke bevoegdheid geen inbreuk mag maken op de recht van de burger op toegang tot de rechter en de tijdige afwikkeling van terugkeerprocedures, met name in grotere lidstaten.

Het voorstel is voorts erop gericht om de praktische toepassing te verbeteren van het "mechanisme om beslissingen ongedaan te maken" in artikel 26, leden 2 tot en met 4. Daarin wordt bepaald welke procedure moet worden gevolgd nadat in de staat waar het kind naartoe is gebracht, een bevel tot niet-terugkeer wordt gegeven op grond van artikel 13 van het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980. Dit zorgt ervoor dat het gerecht van de staat waar het kind onmiddellijk voor de ongeoorloofde overbrenging of niet-terugkeer zijn gewone verblijfplaats had nog steeds de rechterlijke bevoegdheid heeft om over ouderlijke verantwoordelijkheid te beslissen en elke beslissing van de rechter in de aangezochte staat kan "negeren" door de terugkeer van het kind te gelasten. Het voorstel tot herschikking bevat een nieuwe verplichting tot vertaling van de documenten in de officiële taal van de aangezochte staat, en voorts is het gerecht ook gehouden te beslissen over de voogdij over het kind, rekening houdend met het belang van het kind en de redenen en het bewijs waarop de beslissing om de terugkeer te weigeren is gebaseerd.

Ten slotte biedt het voorstel de mogelijkheid voor het gerecht van de lidstaat waar het kind naartoe is gebracht om dringende bewarende maatregelen op te leggen indien het risico bestaat dat het kind ernstige schade ondervindt of anderszins in een ontoelaatbare situatie terecht komt als het zonder waarborgen terugkeert naar het land waar het zijn gewone verblijfplaats heeft ((artikel 25, lid, onder b)).

III. Afschaffing van het exequatur

In de huidige versie van verordening Brussel II bis is de procedure afgeschaft om een in een andere lidstaat gegeven besluit uitvoerbaar te verklaren ("exequatur") ten aanzien van omgangsrechten en bepaalde beslissingen tot terugkeer. In het voorstel tot herschikking wordt de exequaturprocedure afgeschaft voor alle beslissingen die binnen het toepassingsgebied van de verordening vallen, zoals voogdijrechten, beslissingen inzake kinderbescherming en plaatsing. Deze ontwikkeling gaat gepaard met procedurele waarborgen betreffende het recht van de verweerder op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, die in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn verankerd. Hierdoor kunnen, conform het Commissievoorstel, Europese burgers die in een grensoverschrijdende procedure gewikkeld zijn gemiddeld 2 200 euro besparen op de behandeling van de aanvraag en worden vertragingen voorkomen.

IV. Verplichting om het kind te horen

Het horen van het kind is een gevoelig onderwerp. Het recht vindt zijn grondslag in artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind en is ook opgenomen in artikel 24, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. In de verdragen van 's-Gravenhage van 1996 en 1980 is geen algemene verplichting opgenomen om een kind dat in staat is zijn eigen mening te vormen daadwerkelijk de mogelijkheid te bieden die mening vrij te uiten tijdens de gerechtelijke en bestuurlijke procedures in het kader van deze verdragen. Een dergelijke algemeen vereiste is nu opgenomen in het voorstel tot herschikking. Er moet evenwel een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds de verplichting om een kind de mogelijkheid te bieden om te worden gehoord als het in staat is zijn eigen mening te vormen (artikel 20, lid 1), en anderzijds het belang dat de rechter zal hechten aan de mening van het kind (artikel 20, lid 2).

Dit neemt niet weg dat de rapporteur van mening is dat aan de mogelijkheid voor een kind om zijn mening te uiten bijzondere aandacht moet worden besteed, aangezien het horen van het kind kan bijdragen tot de juiste vaststelling van de belangen van het kind in een zaak (met name ontvoeringszaken). In de rechterlijke beslissingen moeten dergelijke overwegingen dan ook naar behoren worden vermeld.

Het voorstel raakt niet aan de regels en praktijken van de lidstaten in verband met het horen van een kind, maar vereist wel wederzijdse erkenning van de rechtsstelsels. Dit betekent dat een rechter in een land niet zal weigeren de beslissing te erkennen alleen maar omdat het kind in een ander land werd gehoord op een andere wijze dan volgens de normen die die rechter hanteert (artikel 38).

V. Tenuitvoerlegging van beslissingen

Het voorstel tot herschikking heeft tot doel het probleem van een inefficiënte tenuitvoerlegging aan te pakken. In de eerste plaats moet het verzoek om tenuitvoerlegging worden gericht aan een rechtbank in de lidstaat waar de tenuitvoerlegging moet plaatsvinden en wordt gebruikgemaakt van de procedures, de tenuitvoerleggingsmiddelen van die lidstaat. Als de termijn van zes weken na het begin van de tenuitvoerleggingsprocedure is verstreken en de tenuitvoerlegging niet heeft plaatsgevonden, moet de centrale autoriteit in de lidstaat van herkomst of de verzoeker hierover en over de redenen voor de niet-tijdige tenuitvoerlegging, worden ingelicht. Ten slotte bevat het voorstel specifieke gronden in verband met de openbare orde ter waarborging van de belangen van het kind (artikel 40).

VI. De rol van bemiddeling

In het voorstel tot herschikking is een uitdrukkelijke verplichting voor het gerecht opgenomen om bemiddeling actief te bevorderen en daartoe zo vroeg mogelijk in de procedure de mogelijkheid van bemiddeling tussen partijen te onderzoeken om in het belang van het kind tot overeenstemming over een oplossing te komen (artikel 23, lid 2). Dergelijke inspanningen mogen de terugkeerprocedures echter niet nodeloos verlengen.

VII. De taken van de centrale autoriteit en andere aangezochte autoriteiten

Het voorstel tot herschikking versterkt de rol van de centrale autoriteiten door de lidstaten te verplichten ervoor te zorgen dat centrale autoriteiten de nodige financiële en personele middelen hebben om de verplichtingen uit te voeren die hen krachtens deze verordening zijn opgelegd (artikel 61). Deze autoriteiten hebben met de inwerkingtreding van verschillende Unie- en internationale instrumenten meer bevoegdheden gekregen en daarmee hun werklast zien toenemen. Zij moeten daarom worden voorzien van voldoende middelen en personeel om hun taken te vervullen. De centrale autoriteiten van beide staten betrokken bij kinderontvoeringszaken moeten elkaar informeren en op de hoogte zijn van lopende rechtszaken. In het voorstel tot herschikking wordt de rol van centrale autoriteiten dan ook versterkt in de gerechtelijke terugkeerprocedures en het onderzoek van de zaak, de ondersteuning van partijen en de bevordering van bemiddeling.

VIII. Opleidingsbehoeften

Het aantal overwegingen en artikelen in het herschikkingsvoorstel is aanmerkelijk toegenomen, veel daarvan zijn langer geworden, zullen aanzienlijke wijzigingen ondergaan en worden vernummerd. Dit vereist een nieuw, eenvoudig trainingshulpmiddel in de vorm van een systematisch overzicht waarin alle amendementen en nieuwigheden zijn opgenomen en de onderlinge samenhang wordt aangeduid. Voorts moet de scholing op Unie- en nationaal niveau worden bevorderd om de beroepsbeoefenaren op de hoogte te brengen van de herschikking, de inhoud en de gevolgen daarvan, alsook om wederzijds vertrouwen te kweken tussen de rechterlijke instanties in de lidstaten.

IX. Conclusie

Concluderend merkt de rapporteur op dat dit voorstel tot herschikking van de verordening betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid zonder twijfel van belang is voor de EU en haar internationale families. Herschikking van de verordening Brussel II bis is onvermijdelijk gezien het toenemend aantal internationale paren en de nieuwe levenswijzen. Meer aandacht moet dan ook uitgaan naar de bescherming van de belangen van het kind, en niet alleen in geval van scheiding van tafel en bed en echtscheiding maar ook wanneer huwelijken nog in stand zijn maar er geen echte relatie tussen beide partijen bestaat. Dit is het stadium waarin de meeste internationale ontvoeringen plaatsvinden.

De rapporteur beseft de gevoeligheid en complexiteit van deze kwesties en heeft dan ook een voorzichtige maar heldere aanpak gekozen die kan bijdragen aan het bereiken van een aanvaardbaar compromis in elke lidstaat. De rapporteur is ingenomen met het stroomlijnen van de gronden om de tenuitvoerlegging van beslissingen te weigeren, de gepaste financiële steun aan de centrale autoriteiten, de concentratie van rechterlijke bevoegdheid voor internationale kinderontvoeringszaken en het recht van kinderen op inspraak, zonder dat inbreuk wordt gemaakt op de nationale regels van de lidstaten omtrent de modaliteiten van het horen van een kind.

De voorgestelde herschikking maakt het mogelijk om een einde te maken aan de vele gevallen van verwarring, rechtsonzekerheid, onnodige vertragingen en complicaties. Het voorstel zorgt er ook voor dat kinderen met de grootste omzichtigheid worden behandeld en niet als eigendom van hun ouders, betrokken organisaties of de staten zelf worden beschouwd. Uw rapporteur stelt dan ook voor dat het Parlement een gunstig advies over dit voorstel uitbrengt met de wijzigingen die in de wetgevingsresolutie hierboven zijn opgenomen.

BIJLAGE: ADVIES VAN DE ADVIESGROEP VAN DE JURIDISCHE DIENSTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE

 

 

 

 

ADVIESGROEP VAN DE

JURIDISCHE DIENSTEN

 

    Brussel, 24.11.2016

ADVIES

AAN  HET EUROPEES PARLEMENT

          DE RAAD

          DE COMMISSIE

Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (herschikking)

COM(2016) 411 def. van 30.6.2016 – 2016/0190 (COD)

Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten, en in het bijzonder punt 9 hiervan, is de adviesgroep bestaande uit de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op 29 september en 27 oktober 2016 bijeengekomen om o.a. bovengenoemd voorstel van de Commissie te behandelen.

Tijdens deze bijeenkomsten[1] leidde de behandeling van het voorstel voor een Verordening van de Raad tot herschikking van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 ertoe, dat de adviesgroep in gemeen overleg tot de slotsom kwam dat de volgende tekstdelen hadden gemarkeerd moeten worden met de grijze achtergrond die gewoonlijk wordt gebruikt om inhoudelijke wijzigingen aan te geven:

in overweging 31, de voorgestelde toevoeging van de woorden "Wanneer de autoriteiten van de aangezochte lidstaat een in een andere lidstaat gegeven beslissing krijgen voorgelegd waarin een echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van een huwelijk wordt uitgesproken die niet meer kan worden betwist" en van de laatste woorden "en moeten zij hun akten van de burgerlijke stand dienovereenkomstig aanpassen";

in overweging 41, de voorgestelde toevoeging van de woorden "dienen in alle lidstaten te worden aangewezen" en "ouders en bevoegde autoriteiten ondersteunen in grensoverschrijdende procedures";

in artikel 2, punt 9, de voorgestelde toevoeging van de woorden "of elke instantie die of elk orgaan dat";

in artikel 2, punt 10, de voorgestelde toevoeging van de woorden "of bij een rechtsgeldige overeenkomst overeenkomstig het recht van de lidstaat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft";

in artikel 21, de voorgestelde vervanging van de huidige verwijzing naar "de leden 2 tot en met 8" door een verwijzing naar "artikelen 22 tot en met 26";

de voorgestelde schrapping van artikel 27, lid 2, van verordening (EG) nr. 2201/2003;

de gehele tekst van artikel 36, lid 1;

de gehele tekst van artikel 38, lid 2;

de voorgestelde schrapping van artikel 42, lid 1, van verordening (EG) nr. 2201/2003;

- the proposed deletion of Article 51(b) of Regulation (EC) No 2201/2003;

- in Article 79, the proposed replacement of the word 'application' with the words 'ex post evaluation' and that of the words 'on the basis of' with 'supported by'.

In consequence, examination of the proposal has enabled the Consultative Working Party to conclude, without dissent, that the proposal does not comprise any substantive amendments other than those identified as such. The Working Party also concluded, as regards the codification of the unchanged provisions of the earlier act with those substantive amendments, that the proposal contains a straightforward codification of the existing legal text, without any change in its substance.

F. DREXLER      H. LEGAL       L. ROMERO REQUENA

Juridisch adviseur    Juridisch adviseur    Directeur-generaal

  • [1]   De adviesgroep heeft gewerkt op basis van de Engelse versie, aangezien de tekst in kwestie oorspronkelijk in deze taal gesteld was.

ADVIES van de Commissie verzoekschriften (15.5.2017)

aan de Commissie juridische zaken

inzake het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (herschikking)
(COM(2016)0411 – C8-0322/2016 – 2016/0190(CNS))

Rapporteur voor advies: Soledad Cabezón Ruiz

BEKNOPTE MOTIVERING

In vele van de talrijke verzoekschriften die zijn ontvangen inzake kwesties van kinderwelzijn, wordt gewezen op de tekortkomingen van de verordening en/of de fouten bij de uitvoering ervan. De Commissie verzoekschriften heeft bijzondere aandacht voor de bescherming van de rechten van kinderen en we zijn op zoek naar mechanismen die ervoor zorgen dat naar hun problemen en hun mening wordt geluisterd, rekening houdend met hun kwetsbaarheid.

De voorgestelde herschikking heeft tot doel de rechten van kinderen te versterken en met name wordt er een aparte bepaling geïntroduceerd inzake de verplichting van rechtbanken om kinderen de kans te geven te worden gehoord. Met deze herschikking moeten de terugkeerprocedures na grensoverschrijdende ontvoeringen van kinderen door ouders efficiënter worden en worden de exequaturprocedures voor alle zaken betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid afgeschaft. Al deze problemen zijn aan de orde gesteld in de ontvangen verzoekschriften en meestal hielden zij verband met situaties waar de rechtsbevoegde lidstaat in de praktijk discriminerend optrad tegen de ouder die geen onderdaan was van deze lidstaat.

De rapporteur is van oordeel dat het voorstel over het algemeen zijn doel heeft bereikt en stelt een aantal interessante verbeteringen voor. Zij meent evenwel dat het voorstel op een paar punten moet worden gewijzigd om het nog efficiënter te maken en zodat het een betere bescherming biedt van het beste belang van het kind en van de fundamentele rechten en vrijheden van de EU-burgers in het algemeen. Zodoende zal het bijdragen aan de verdere ontwikkeling van een efficiënte Europese ruimte van justitie en fundamentele rechten.

AMENDEMENTEN

De Commissie verzoekschriften verzoekt de ten principale bevoegde Commissie juridische zaken onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:

Amendement     1

Voorstel voor een verordening

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3)  De vlotte en correcte werking van een ruimte van recht op het niveau van de Unie, met respect voor de verschillende rechtssystemen en -tradities van de lidstaten, is cruciaal voor de Unie. In dat opzicht moet het wederzijds vertrouwen in elkaar rechtsstelsels nog worden versterkt. De Europese Unie heeft zich tot doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in stand te houden, waarin het vrije verkeer van personen en toegang tot het gerecht gewaarborgd zijn. Met het oog op uitvoering van deze doelstellingen moeten de rechten van personen, en van kinderen in het bijzonder, in juridische procedures worden versterkt ter vergemakkelijking van de samenwerking tussen justitiële en administratieve systemen en van de tenuitvoerlegging van beslissingen in zaken van familierecht met grensoverschrijdende gevolgen. De wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke zaken moet worden vergroot, de toegang tot het gerecht moet worden vereenvoudigd en de uitwisseling van informatie tussen de autoriteiten van de lidstaten moet worden verbeterd.

(3)  De vlotte en correcte werking van een ruimte van recht op het niveau van de Unie, met respect voor de verschillende rechtssystemen en -tradities van de lidstaten, is cruciaal voor de Unie. In dat opzicht moet het wederzijds vertrouwen in elkaar rechtsstelsels nog worden versterkt. De Europese Unie heeft zich tot doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in stand te houden, waarin het vrije verkeer van personen en toegang tot het gerecht gewaarborgd zijn. Met het oog op uitvoering van deze doelstellingen is het essentieel dat de rechten van personen, en van kinderen in het bijzonder, in juridische procedures worden versterkt ter vergemakkelijking van de samenwerking tussen justitiële en administratieve systemen en van de tenuitvoerlegging van beslissingen in zaken van familierecht met grensoverschrijdende gevolgen. De wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke zaken moet worden vergroot, de toegang tot het gerecht moet worden vereenvoudigd en de uitwisseling van informatie tussen de autoriteiten van de lidstaten moet worden verbeterd, en daarbij moet er nauwkeurig op worden toegezien dat de procedures en praktijken van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten niet discriminerend zijn teneinde het beste belang van het kind en de andere eraan verbonden grondrechten te beschermen.

Amendement    2

Voorstel voor een verordening

Overweging 10

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(10)  Deze verordening dient niet van toepassing te zijn op de vaststelling van familierechtelijke betrekkingen, die onderscheiden moet worden van de toekenning van ouderlijke verantwoordelijkheid, noch op de andere aangelegenheden die verband houden met de staat van personen.

(10)  Deze verordening dient niet van toepassing te zijn op de vaststelling van familierechtelijke betrekkingen, die onderscheiden moet worden van de toekenning van ouderlijke verantwoordelijkheid, noch op de andere aangelegenheden die verband houden met de staat van personen. Besluiten inzake de uitoefening van ouderlijke verantwoordelijkheid die op basis van deze verordening worden genomen, dienen evenwel alle vormen van ouderschap die in de andere lidstaten wettelijk erkend zijn, te eerbiedigen.

Amendement     3

Voorstel voor een verordening

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13)  De bevoegdheidsregels met betrekking tot ouderlijke verantwoordelijkheid zijn zodanig opgezet dat zij in het belang van het kind zijn, en moeten ook in het belang van het kind worden toegepast. Elke verwijzing naar de belangen van het kind moet worden geïnterpreteerd in de zin van artikel 24 van het Handvest van grondrechten van de Europese Unie en van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind van 20 november 1989.

(13)  De bevoegdheidsregels met betrekking tot ouderlijke verantwoordelijkheid moeten te allen tijde zodanig zijn opgezet dat zij in het belang van het kind zijn, en moeten ook in het belang van het kind worden toegepast. Elke verwijzing naar de belangen van het kind moet worden geïnterpreteerd in de zin van de artikelen 7, 14, 22 en 24 van het Handvest van grondrechten van de Europese Unie en van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind van 20 november 1989. Het is van essentieel belang dat de lidstaat waarvan de autoriteiten overeenkomstig deze verordening ten gronde bevoegd zijn, ervoor zorgen dat, nadat een definitieve beslissing is genomen die de terugkeer van het kind inhoudt, het beste belang en de fundamentele rechten van het kind beschermd worden na de terugkeer van het kind, met name wanneer het contact heeft met beide ouders.

Amendement    4

Voorstel voor een verordening

Overweging 17

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(17)  Deze verordening mag niet beletten dat de autoriteiten van een lidstaat die geen bevoegdheid ten gronde hebben, in spoedeisende gevallen voorlopige of bewarende maatregelen nemen met betrekking tot de persoon of vermogensbestanddelen van een kind die zich in die lidstaat bevinden. Deze maatregelen moeten worden erkend door en ten uitvoer gelegd in alle andere lidstaten, met inbegrip van de lidstaten die krachtens deze verordening bevoegd zijn, totdat een bevoegde autoriteit van die lidstaat de maatregelen heeft genomen die zij nodig acht. Maatregelen die zijn genomen door een rechtbank in een lidstaat zouden echter enkel mogen worden gewijzigd of vervangen door maatregelen die eveneens door een rechtbank zijn genomen in de lidstaat, die ten gronde bevoegd is. Een autoriteit die alleen bevoegd is voor voorlopige maatregelen, met inbegrip van bewarende maatregelen, bij wie een verzoek ten gronde aanhangig wordt, kan op eigen initiatief verklaren niet bevoegd te zijn. Als dat nodig is om de belangen van het kind te beschermen, informeert de autoriteit, hetzij rechtstreeks, hetzij via de centrale autoriteit, de autoriteit van de lidstaat die krachtens deze verordening ten gronde bevoegd is, over de genomen maatregelen. Als de autoriteit van een andere lidstaat niet werd geïnformeerd, is dat echter geen grond om de maatregel niet te erkennen.

(17)  Deze verordening mag niet beletten dat de autoriteiten van een lidstaat die geen bevoegdheid ten gronde hebben, in spoedeisende gevallen of in gevallen van gendergerelateerd geweld zoals gedefinieerd in het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld ("Verdrag van Istanbul"), voorlopige of bewarende maatregelen nemen met betrekking tot de persoon of vermogensbestanddelen van een kind die zich in die lidstaat bevinden. Deze maatregelen moeten worden erkend door en ten uitvoer gelegd in alle andere lidstaten, met inbegrip van de lidstaten die krachtens deze verordening bevoegd zijn, totdat een bevoegde autoriteit van die lidstaat de maatregelen heeft genomen die zij nodig acht. Maatregelen die zijn genomen door een rechtbank in een lidstaat zouden echter enkel mogen worden gewijzigd of vervangen door maatregelen die eveneens door een rechtbank zijn genomen in de lidstaat, die ten gronde bevoegd is. Een autoriteit die alleen bevoegd is voor voorlopige maatregelen, met inbegrip van bewarende maatregelen, bij wie een verzoek ten gronde aanhangig wordt, kan op eigen initiatief verklaren niet bevoegd te zijn. Als dat nodig is om de belangen van het kind te beschermen, informeert de autoriteit, hetzij rechtstreeks, hetzij via de centrale autoriteit, de autoriteit van de lidstaat die krachtens deze verordening ten gronde bevoegd is, over de genomen maatregelen. Als de autoriteit van een andere lidstaat niet werd geïnformeerd, is dat echter geen grond om de maatregel niet te erkennen.

Amendement    5

Voorstel voor een verordening

Overweging 18

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(18)  In uitzonderlijke gevallen zijn de autoriteiten van de lidstaat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, niet de meest geschikte autoriteiten om de zaak te behandelen. In het belang van het kind kan de bevoegde autoriteit in uitzonderlijke gevallen en onder bepaalde voorwaarden haar bevoegdheid in een specifieke zaak overdragen naar de autoriteit van een andere lidstaat indien die autoriteit beter in staat is om de zaak te behandelen. In dat geval mag deze tweede autoriteit de bevoegdheid evenwel niet nog eens overdragen aan een derde autoriteit.

(18)  Er moet in het bijzonder aandacht worden besteed aan het feit dat het in uitzonderlijke gevallen, zoals in gevallen van huiselijk of gendergerelateerd geweld, mogelijk is dat de autoriteiten van de lidstaat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, niet de meest geschikte autoriteiten zijn om de zaak te behandelen. In het belang van het kind kan de bevoegde autoriteit in uitzonderlijke gevallen en onder bepaalde voorwaarden haar bevoegdheid in een specifieke zaak overdragen naar de autoriteit van een andere lidstaat indien die autoriteit beter in staat is om de zaak te behandelen. In dat geval mag deze tweede autoriteit de bevoegdheid evenwel niet nog eens overdragen aan een derde autoriteit.

Amendement    6

Voorstel voor een verordening

Overweging 23

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(23)  Procedures inzake ouderlijke verantwoordelijkheid krachtens deze verordening en terugkeerprocedures krachtens het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 moeten het recht van het kind respecteren om zijn standpunt vrijuit kenbaar te maken, en bij het beoordelen van het belang van het kind moet adequaat rekening worden gehouden met dat standpunt. Het horen van het kind overeenkomstig artikel 24, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind speelt een belangrijke rol in de toepassing van onderhavige verordening. Deze verordening is echter niet bedoeld om te bepalen op welke wijze een kind wordt gehoord, bijvoorbeeld of het kind wordt gehoord door de rechter persoonlijk dan wel door een gespecialiseerde deskundige die nadien verslag uitbrengt aan de rechtbank, of dat het kind wordt gehoord in de rechtszaal dan wel ergens anders.

(23)  Procedures inzake ouderlijke verantwoordelijkheid krachtens deze verordening en terugkeerprocedures krachtens het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 moeten het recht van het kind respecteren om zijn standpunt vrijuit kenbaar te maken, en bij het beoordelen van het belang van het kind moet adequaat rekening worden gehouden met dat standpunt. Het horen van het kind overeenkomstig artikel 24, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind speelt een belangrijke rol in de toepassing van onderhavige verordening. Deze verordening is nadrukkelijk niet bedoeld om te bepalen op welke wijze een kind wordt gehoord, bijvoorbeeld of het kind wordt gehoord door de rechter persoonlijk dan wel door een gespecialiseerde deskundige die nadien verslag uitbrengt aan de rechtbank, of dat het kind wordt gehoord in de rechtszaal dan wel ergens anders, maar met het oog op de bescherming van de betrokken grondrechten moet de sessie waarin het kind wordt gehoord, in ieder geval worden opgenomen. Het is essentieel dat bij het horen van het kind alle nodige waarborgen worden geboden voor de bescherming van de emotionele integriteit en het beste belang van het kind en om die reden moet bij deze hoorzittingen een beroep worden gedaan op de ondersteuning van professionele bemiddelaars, samen met psychologen en/of maatschappelijk werkers en tolken. Dit zou ook de samenwerking tussen beide ouders en de verhouding tussen de ouders en het kind in een later stadium vergemakkelijken.

Amendement     7

Voorstel voor een verordening

Overweging 26

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(26)  Om de terugkeerprocedures krachtens het Verdrag van ‘s-Gravenhage van 1980 zo snel mogelijk te kunnen voltooien, moeten de lidstaten de rechterlijke bevoegdheid concentreren in een of meerdere gerechten, daarbij naar behoren rekening houdend met hun eigen interne structuur voor rechtsbedeling. De concentratie van bevoegdheid in een beperkt aantal gerechten in een lidstaat is een essentieel en efficiënt instrument om de behandeling van gevallen van kinderontvoering in meerdere lidstaten te versnellen aangezien de rechters die een groter aantal van dergelijke zaken behandelen, op dit gebied bijzondere deskundigheid ontwikkelen. Afhankelijk van de structuur van het rechtsstelsel kan de bevoegdheid inzake kinderontvoering voor een heel land in één enkele rechtbank worden geconcentreerd of in een beperkt aantal rechtbanken; daarbij kan bijvoorbeeld het aantal beroepsrechtbanken als uitgangspunt worden gebruikt en de bevoegdheid inzake internationale kinderontvoeringen worden geconcentreerd bij één rechtbank van eerste aanleg in elk district van een beroepsrechtbank. Iedere instantie geeft haar beslissing ten laatste zes weken nadat het verzoek of het beroep bij haar aanhangig is gemaakt. Lidstaten moeten het aantal keren dat beroep kan worden aangetekend tegen een beslissing tot erkenning of weigering van de terugkeer van een kind krachtens het Verdrag van ’s-Gravenhage van 1980, beperken tot één.

(26)  Om de terugkeerprocedures krachtens het Verdrag van ‘s-Gravenhage van 1980 zo snel mogelijk te kunnen voltooien, moeten de lidstaten de rechterlijke bevoegdheid concentreren in een of meerdere gerechten, daarbij naar behoren rekening houdend met hun eigen interne structuur voor rechtsbedeling. De concentratie van bevoegdheid in een beperkt aantal gerechten in een lidstaat is een essentieel en efficiënt instrument om de behandeling van gevallen van kinderontvoering in meerdere lidstaten te versnellen aangezien de rechters die een groter aantal van dergelijke zaken behandelen, op dit gebied bijzondere deskundigheid ontwikkelen. Afhankelijk van de structuur van het rechtsstelsel kan de bevoegdheid inzake kinderontvoering voor een heel land in één enkele rechtbank worden geconcentreerd of in een beperkt aantal rechtbanken; daarbij kan bijvoorbeeld het aantal beroepsrechtbanken als uitgangspunt worden gebruikt en de bevoegdheid inzake internationale kinderontvoeringen worden geconcentreerd bij één rechtbank van eerste aanleg in elk district van een beroepsrechtbank. Iedere instantie geeft haar beslissing ten laatste zes weken nadat het verzoek of het beroep bij haar aanhangig is gemaakt. Lidstaten moeten het aantal keren dat beroep kan worden aangetekend tegen een beslissing tot erkenning of weigering van de terugkeer van een kind krachtens het Verdrag van ’s-Gravenhage van 1980, beperken tot één. Daarnaast moet ervoor worden gezorgd dat gerechtelijke besluiten die in één lidstaat worden genomen, in een andere lidstaat worden erkend. Wanneer een uitspraak is gedaan in een gerechtelijke procedure, moet deze overal in de Unie worden erkend, met name wanneer de belangen van kinderen aan de orde zijn.

Amendement     8

Voorstel voor een verordening

Overweging 28

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(28)  In alle gevallen die betrekking hebben op kinderen, en met name in gevallen van internationale kinderontvoering, moeten de justitiële en administratieve autoriteiten de mogelijkheid overwegen om via bemiddeling en andere geschikte middelen tot een minnelijke schikking te komen, waar nodig bijgestaan door de bestaande netwerken en ondersteuningsstructuren voor bemiddeling in grensoverschrijdende geschillen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid. Dergelijke inspanningen mogen echter de terugkeerprocedures krachtens het Verdrag van ’s-Gravenhage van 1980 niet nodeloos verlengen.

(28)  In alle gevallen die betrekking hebben op kinderen, en met name in gevallen van internationale kinderontvoering, moeten de justitiële en administratieve autoriteiten de mogelijkheid overwegen om tot een minnelijke schikking te komen via bemiddeling en andere geschikte middelen, om te garanderen dat de rechten van het kind en de eraan verbonden grondrechten volledig worden beschermd. Dergelijke inspanningen mogen echter de terugkeerprocedures krachtens het Verdrag van ’s-Gravenhage van 1980 niet nodeloos verlengen. Bovendien moet de deskundigheid van ombudsmannen beter worden gebruikt en ingebracht.

Amendement     9

Voorstel voor een verordening

Overweging 30

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(30)  Als het gerecht van een lidstaat waarnaar het kind ongeoorloofd is overgebracht of waar het ongeoorloofd wordt vastgehouden, besluit de terugkeer van het kind krachtens het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 te weigeren, moet het in zijn beslissing expliciet verwijzen naar de artikelen van het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 waarop het zijn weigering heeft gebaseerd. Een dergelijke beslissing kan evenwel worden vervangen door een latere beslissing, gegeven in voogdijprocedures na grondige beoordeling van de belangen van het kind, van het gerecht van de lidstaat waar het kind vóór de ongeoorloofde overbrenging of niet-terugkeer zijn gewone verblijfplaats had. Brengt deze laatste beslissing de terugkeer van het kind met zich, dan dient de terugkeer plaats te vinden zonder dat enigerlei bijzondere procedure vereist is voor de erkenning en tenuitvoerlegging van die beslissing in de lidstaat waarnaar het kind ongeoorloofd is overgebracht of waar het ongeoorloofd wordt vastgehouden.

(30)  Als het gerecht van een lidstaat waarnaar het kind ongeoorloofd is overgebracht of waar het ongeoorloofd wordt vastgehouden, besluit de terugkeer van het kind krachtens het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 te weigeren, moet het in zijn beslissing expliciet verwijzen naar de artikelen van het Verdrag van 's-Gravenhage van 1980 waarop het zijn weigering heeft gebaseerd en de gronden daarvoor. Een dergelijke beslissing kan evenwel worden vervangen door een latere beslissing, gegeven in voogdijprocedures na grondige beoordeling van de belangen van het kind, van het gerecht van de lidstaat waar het kind vóór de ongeoorloofde overbrenging of niet-terugkeer zijn gewone verblijfplaats had. Brengt deze laatste beslissing de terugkeer van het kind met zich, dan dient de terugkeer plaats te vinden zonder dat enigerlei bijzondere procedure vereist is voor de erkenning en tenuitvoerlegging van die beslissing in de lidstaat waarnaar het kind ongeoorloofd is overgebracht of waar het ongeoorloofd wordt vastgehouden.

Amendement     10

Voorstel voor een verordening

Overweging 38

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(38)  Om de persoon tegen wie om tenuitvoerlegging wordt verzocht, in kennis te stellen van de tenuitvoerlegging van een in een andere lidstaat gegeven beslissing, moet het op grond van deze verordening opgestelde certificaat, indien nodig vergezeld van de beslissing, tijdig vóór de eerste tenuitvoerleggingsmaatregel aan de betrokkene worden betekend. In die context betekent de eerste tenuitvoerleggingsmaatregel de eerste tenuitvoerleggingsmaatregel na de betekening.

(38)  Om de persoon tegen wie om tenuitvoerlegging wordt verzocht, in kennis te stellen van de tenuitvoerlegging van een in een andere lidstaat gegeven beslissing, moet het op grond van deze verordening opgestelde certificaat, indien nodig vergezeld van de beslissing, te gepasten tijde vóór de eerste tenuitvoerleggingsmaatregel aan de betrokkene worden betekend. In die context betekent de eerste tenuitvoerleggingsmaatregel de eerste tenuitvoerleggingsmaatregel na de betekening.

Amendement     11

Voorstel voor een verordening

Overweging 42

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(42)  In specifieke gevallen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, moeten de centrale autoriteiten met elkaar samenwerken om bijstand te bieden aan zowel nationale autoriteiten als personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen. Die bijstand houdt met name in dat het kind wordt gelokaliseerd, hetzij rechtstreeks hetzij via andere bevoegde autoriteiten, als dat nodig is voor de uitvoering van een verzoek krachtens deze verordening, en dat de informatie over het kind die nodig is voor de procedure, wordt verstrekt.

(42)  In specifieke gevallen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, moeten de centrale autoriteiten met elkaar samenwerken om bijstand te bieden aan zowel nationale autoriteiten als personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen. Die bijstand houdt met name in dat het kind wordt gelokaliseerd, hetzij rechtstreeks hetzij via andere bevoegde autoriteiten, als dat nodig is voor de uitvoering van een verzoek krachtens deze verordening, en dat de informatie over het kind die nodig is voor de procedure, wordt verstrekt. In de gevallen waarin de bevoegde lidstaat niet de lidstaat is waarvan het kind onderdaan is, moeten de centrale autoriteiten van de lidstaat met rechtsbevoegdheid onverwijld de centrale autoriteiten van de lidstaat waarvan het kind onderdaan is, informeren.

Amendement    12

Voorstel voor een verordening

Overweging 46

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(46)  Een autoriteit van een lidstaat die een beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid overweegt, moet de autoriteiten van een andere lidstaat kunnen verzoeken om de mededeling van informatie die relevant is voor de bescherming van de rechten van het kind, als het belang van het kind dat vereist. Afhankelijk van de omstandigheden kan dit informatie betreffen over procedures en beslissingen aangaande een ouder of broer of zus, of over het vermogen van een ouder om voor een kind te zorgen of omgangsrecht uit te oefenen.

(46)  In bijzondere gevallen waarin het belang van het kind zulks vereist moet aan een autoriteit van een lidstaat die een beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid overweegt gevraagd worden om de autoriteiten van een andere lidstaat te verzoeken om de mededeling van informatie die relevant is voor de bescherming van de rechten van dit kind. Afhankelijk van de omstandigheden kan dit informatie betreffen over procedures en beslissingen aangaande een ouder, bijvoorbeeld in gevallen van huiselijk en gendergerelateerd geweld, of over besluiten inzake broers of zussen van het kind, of informatie over het vermogen van een ouder om voor een kind te zorgen of omgangsrecht uit te oefenen. Dit vermogen moet worden beoordeeld door een deskundige. De nationaliteit, economische en sociale situatie, culturele en religieuze achtergrond van een ouder mogen niet worden beschouwd als bepalende factoren om een besluit te nemen over zijn/haar vermogen om voor een kind te zorgen.

Amendement    13

Voorstel voor een verordening

Overweging 48 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(48 bis) Er moet een ondersteuningsplatform worden opgericht voor EU-burgers die de terugkeer van een kind vorderen voor rechtbanken in andere lidstaten. Bovendien moeten EU-burgers die verblijven in andere lidstaten waar zij de terugkeer van een kind vorderen, worden ondersteund door hun bevoegde vertegenwoordigers.

Amendement    14

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  Ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid zijn bevoegd de autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft. Wanneer een kind legaal van een lidstaat naar een andere lidstaat verhuist en aldaar een nieuwe gewone verblijfplaats verkrijgt, worden de autoriteiten van de lidstaat van de nieuwe gewone verblijfplaats bevoegd.

1.  Ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid zijn bevoegd de autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft. Wanneer een kind legaal van een lidstaat naar een andere lidstaat verhuist en aldaar een nieuwe gewone verblijfplaats, zoals gedefinieerd door het Hof van Justitie, verkrijgt, worden de autoriteiten van de lidstaat van de nieuwe gewone verblijfplaats bevoegd.

Amendement     15

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 – lid 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(1 bis)  Teneinde de bevoegdheidskwesties te vereenvoudigen, benoemen de lidstaten een rechtbank op nationaal niveau die alle grensoverschrijdende zaken met betrekking tot kinderen behandelt.

Amendement    16

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 – lid 1 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

In spoedeisende gevallen hebben de autoriteiten van een lidstaat waar het kind of het vermogen van het kind zich bevindt, de bevoegdheid om met betrekking tot dat kind of dat vermogen voorlopige en bewarende maatregelen te nemen.

In spoedeisende gevallen hebben de autoriteiten van een lidstaat waar het kind of het vermogen van het kind zich bevindt, de bevoegdheid om met betrekking tot dat kind of dat vermogen voorlopige en bewarende maatregelen te nemen. Deze maatregelen mogen de procedure en de definitieve besluiten inzake voogdij en omgangsrecht niet onnodig vertragen.

Amendement    17

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 – lid 1 – alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Als dat nodig is om de belangen van het kind te beschermen, informeert de autoriteit die de bewarende maatregelen heeft genomen, hetzij rechtstreeks, hetzij via de centrale autoriteit die krachtens artikel 60 is aangewezen, de autoriteit van de lidstaat die krachtens deze verordening ten gronde bevoegd is.

Als dat nodig is om de belangen van het kind te beschermen, informeert de autoriteit die de bewarende maatregelen heeft genomen, hetzij rechtstreeks, hetzij via de centrale autoriteit die krachtens artikel 60 is aangewezen, de autoriteit van de lidstaat die krachtens deze verordening ten gronde bevoegd is. Deze autoriteit zorgt ervoor dat de ouders die bij de procedure betrokken zijn, volledig en onverwijld op de hoogte worden gebracht van alle maatregelen in kwestie in een taal die zij ten volle begrijpen. Het is bijgevolg strikt verboden de kosten van de vertaling in rekening te brengen van de ouder uit de lidstaat waarvan de autoriteiten de bevoegdheid ten gronde hebben in het kader van deze verordening.

Amendement    18

Voorstel voor een verordening

Artikel 20

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Bij het uitvoeren van hun bevoegdheid krachtens afdeling 2 van dit hoofdstuk zorgen de autoriteiten van de lidstaten ervoor dat een kind dat in staat is zijn eigen mening te vormen, daadwerkelijk de mogelijkheid krijgt die mening vrij te uiten tijdens de procedure.

Bij het uitvoeren van hun bevoegdheid krachtens afdeling 2 van dit hoofdstuk zorgen de autoriteiten van de lidstaten ervoor dat een kind daadwerkelijk de mogelijkheid krijgt zijn of haar mening vrij te uiten tijdens de procedure.

De autoriteit geeft het gepaste belang aan het standpunt van het kind, op basis van diens leeftijd en maturiteit, en licht haar overwegingen toe in haar besluit.

De autoriteit geeft het gepaste belang aan het standpunt van het kind, op basis van diens leeftijd en maturiteit, met name wanneer het kind ouder dan 12 jaar is, en licht haar objectieve overwegingen duidelijk toe in haar besluit. Vanaf de leeftijd van 16 jaar worden de wensen van het kind als doorslaggevend beschouwd. De autoriteit zorgt voor optimale omstandigheden zodat het kind duidelijk en uitvoerig uiting kan geven aan zijn of haar mening, die in aanmerking wordt genomen in het eindbesluit. Om de capaciteiten en de maturiteit van het kind te beoordelen, wordt de hulp van deskundigen inzake kinder- en familieaangelegenheden ingeroepen.

Amendement    19

Voorstel voor een verordening

Artikel 23 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  Zo vroeg mogelijk in de procedure bestudeert het gerecht of de partijen bereid zijn tot bemiddeling om, in het belang van het kind, tot overeenstemming over een oplossing te komen, op voorwaarde dat dit de procedure niet nodeloos vertraagt.

2.  Zo vroeg mogelijk in de procedure stelt het gerecht bemiddelingsdiensten voor, behalve in het geval van gendergerelateerd geweld, om in het belang van het kind, tot overeenstemming over een oplossing te komen, op voorwaarde dat dit de procedure niet nodeloos vertraagt. Wanneer de partijen overeenkomen om een beroep te doen op bemiddeling, zorgen de autoriteiten van de lidstaat met rechtsbevoegdheid voor toegang tot bemiddelingsdiensten.

Amendement     20

Voorstel voor een verordening

Artikel 31 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  Op de vereisten voor de tenuitvoerlegging van in een andere lidstaat gegeven beslissingen is de wetgeving van de lidstaat van tenuitvoerlegging van toepassing. Onverminderd artikel 40 wordt een beslissing die in een andere lidstaat is gegeven en uitvoerbaar is in de lidstaat van tenuitvoerlegging, ten uitvoer gelegd onder dezelfde voorwaarden als een beslissing die in de lidstaat van tenuitvoerlegging is gegeven.

1.  Op de vereisten voor de tenuitvoerlegging van in een andere lidstaat gegeven beslissingen is de wetgeving van de lidstaat van tenuitvoerlegging van toepassing.

Amendement     21

Voorstel voor een verordening

Artikel 34 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.  Het gerecht kan, waar nodig, van de verzoeker eisen dat hij, overeenkomstig artikel 69, een vertaling of transliteratie overlegt van de relevante inhoud van het certificaat dat de ten uitvoer te leggen verplichting bevat.

2.  Het gerecht eist van de verzoeker dat hij, overeenkomstig artikel 69, een vertaling of transliteratie overlegt van de relevante inhoud van het certificaat dat de ten uitvoer te leggen verplichting bevat.

Amendement     22

Voorstel voor een verordening

Artikel 63 – lid 1 – letter e bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

e bis)  personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen te informeren over juridische bijstand en ondersteuning, bijvoorbeeld over tweetalige gespecialiseerde advocaten, om te voorkomen dat personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen toestemming verlenen zonder dat zij hun toestemming in de volle omvang hebben begrepen.

Amendement    23

Voorstel voor een verordening

Artikel 64 – lid 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 bis.  Wanneer een beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid wordt overwogen, moet de centrale autoriteit van de lidstaat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, onverwijld de centrale autoriteit van de lidstaat waarvan het kind onderdaan is, op de hoogte stellen van de procedure.

Amendement     24

Voorstel voor een verordening

Artikel 64 – lid 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5.  De autoriteiten van een lidstaat waar het kind niet zijn gewone verblijfplaats heeft, verzamelen op verzoek van een persoon die in die lidstaat verblijft en die een omgangsrecht met het kind tracht te verkrijgen of te behouden, of op verzoek van een centrale autoriteit van een andere lidstaat, inlichtingen of bewijsmateriaal en spreken zich uit over de geschiktheid van die persoon om het omgangsrecht uit te oefenen en over de voorwaarden waaronder dat recht moet worden uitgeoefend.

5.  De autoriteiten van een lidstaat waar het kind niet zijn gewone verblijfplaats heeft, verzamelen op verzoek van een familielid dat in die lidstaat verblijft en dat een omgangsrecht met het kind tracht te verkrijgen of te behouden, of op verzoek van een centrale autoriteit van een andere lidstaat, inlichtingen of bewijsmateriaal en spreken zich uit over de geschiktheid van die persoon om het omgangsrecht uit te oefenen en over de voorwaarden waaronder dat recht moet worden uitgeoefend.

Amendement     25

Voorstel voor een verordening

Artikel 65 – lid 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1 bis.  Maatschappelijk werkers en andere medewerkers van autoriteiten die te maken hebben met de grensoverschrijdende plaatsing van kinderen in instellingen of pleeggezinnen ontvangen een bewustmakingsopleiding.

Amendement     26

Voorstel voor een verordening

Artikel 65 – lid 1 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1 ter.  De lidstaten verzekeren de ouders van een regelmatig bezoekrecht, tenzij dit indruist tegen het belang van het kind.

Amendement     27

Voorstel voor een verordening

Artikel 65 – lid 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

4 bis.  Wanneer de bevoegde autoriteit voornemens is om maatschappelijk werkers naar een andere lidstaat te sturen om te vast te stellen of een plaatsing of adoptie daar in overeenstemming is met het belang van het kind, stelt zij de desbetreffende lidstaat hiervan in kennis.

Amendement    28

Voorstel voor een verordening

Artikel 79 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.  Ten laatste [10 jaar na de datum van toepassing] dient de Commissie, ondersteund door de door de lidstaten verstrekte gegevens, bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag over de ex-postevaluatie van deze verordening in. Dat verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetsvoorstel.

1.  Ten laatste [5 jaar na de datum van toepassing] dient de Commissie, ondersteund door de door de lidstaten verstrekte gegevens, bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag over de ex-postevaluatie van deze verordening in. Dat verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetsvoorstel.

Amendement     29

Voorstel voor een verordening

Artikel 79 – lid 2 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b)  met betrekking tot verzoeken om tenuitvoerlegging krachtens artikel 32, het aantal zaken waarin de tenuitvoerlegging niet plaatsvond binnen zes weken na de start van de tenuitvoerleggingsprocedure;

b)  met betrekking tot verzoeken om tenuitvoerlegging krachtens artikel 32, het aantal zaken waarin de tenuitvoerlegging is opgeschort, de duur van deze opschortingen en het aantal zaken waarin de tenuitvoerlegging niet plaatsvond binnen zes weken na de start van de tenuitvoerleggingsprocedure;

PROCEDURE VAN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Titel

De bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale ontvoering van kinderen (herschikking)

Referenties

COM(2016)0411 – C8-0322/2016 – 2016/0190(CNS)

Bevoegde commissie

       Datum bekendmaking

JURI

12.9.2016

 

 

 

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

PETI

12.9.2016

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Soledad Cabezón Ruiz

16.11.2016

Datum goedkeuring

24.4.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

15

0

8

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marina Albiol Guzmán, Margrete Auken, Beatriz Becerra Basterrechea, Soledad Cabezón Ruiz, Pál Csáky, Eleonora Evi, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Peter Jahr, Notis Marias, Marlene Mizzi, Cristian Dan Preda, Gabriele Preuß, Laurenţiu Rebega, Virginie Rozière, Josep-Maria Terricabras, Jarosław Wałęsa, Cecilia Wikström, Tatjana Ždanoka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Miltiadis Kyrkos, Julia Pitera, Ángela Vallina, Axel Voss, Rainer Wieland

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

15

+

ALDE

GUE/NGL

ECR

ENF

S&D

VERTS/ALE

Beatriz Becerra Basterrechea, Cecilia Wikström

Albiol Guzmán, Ángela Vallina,

Notis Marias

,Laurenţiu Rebega,

Soledad Cabezón Ruiz, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Miltiadis Kyrkos,Marlene Mizzi, Gabriele Preuß, Virginie Rozière,

Margrete Auken, Josep-Maria Terricabras, Tatjana Ždanoka

0

-

8

0

EFDD

PPE

Eleonora Evi,

Pál CsákyPeter Jahr, Julia Pitera, Cristian Dan Preda, Axel Voss, Jarosław Wałęsa, Rainer Wieland

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

PROCEDURE VAN DE BEVOEGDE COMMISSIE

Titel

Bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake ouderlijke verantwoordelijkheid, en met betrekking tot internationale ontvoering van kinderen (herschikking)

Document- en procedurenummers

COM(2016)0411 – C8-0322/2016 – 2016/0190(CNS)

Datum raadpleging EP

15.7.2016

 

 

 

Bevoegde commissie

       Datum bekendmaking

JURI

12.9.2016

 

 

 

Medeadviserende commissies

       Datum bekendmaking

LIBE

12.9.2016

FEMM

12.9.2016

PETI

12.9.2016

 

Geen advies

       Datum besluit

LIBE

11.7.2016

FEMM

1.9.2016

 

 

Rapporteurs

       Datum benoeming

Tadeusz Zwiefka

11.7.2016

 

 

 

Behandeling in de commissie

22.3.2017

30.5.2017

13.7.2017

 

Datum goedkeuring

21.11.2017

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

22

0

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Max Andersson, Joëlle Bergeron, Marie-Christine Boutonnet, Jean-Marie Cavada, Kostas Chrysogonos, Mady Delvaux, Rosa Estaràs Ferragut, Laura Ferrara, Enrico Gasbarra, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Gilles Lebreton, António Marinho e Pinto, Jiří Maštálka, Emil Radev, Julia Reda, Evelyn Regner, Pavel Svoboda, József Szájer, Axel Voss, Francis Zammit Dimech, Tadeusz Zwiefka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Isabella Adinolfi, Daniel Buda, Angelika Niebler, Tiemo Wölken

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

John Flack, Emma McClarkin, Sabine Verheyen

Datum indiening

1.12.2017

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE BEVOEGDE COMMISSIE

22

+

ALDE

EFDD

ENF

GUE/NGL

PPE

S&D

VERTS/ALE

Jean-Marie Cavada, António Marinho e Pinto

Joëlle Bergeron

Marie-Christine Boutonnet, Gilles Lebreton

Kostas Chrysogonos, Jiří Maštálka

Rosa Estaràs Ferragut, Angelika Niebler, Emil Radev, József Szájer, Axel Voss, Francis Zammit Dimech, Tadeusz Zwiefka

Mady Delvaux, Enrico Gasbarra, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Evelyn Regner, Tiemo Wölken

Max Andersson, Julia Reda

0

-

 

 

3

0

ECR

EFDD

John Flack, Emma McClarkin

Isabella Adinolfi

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding