VERSLAG over maatregelen ter voorkoming en bestrijding van pesterijen en seksuele intimidatie op het werk, in openbare ruimten en in het politieke leven in de EU

18.7.2018 - (2018/2055(INI))

Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid
Rapporteur: Pina Picierno

Procedure : 2018/2055(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0265/2018
Ingediende teksten :
A8-0265/2018
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over maatregelen ter voorkoming en bestrijding van pesterijen en seksuele intimidatie op het werk, in openbare ruimten en in het politieke leven in de EU

(2018/2055(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de artikelen 2 en 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en de artikelen 8, 10, 19 en 157 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–  gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat met de vaststelling van het Verdrag van Lissabon in december 2009 in werking is getreden[1], en met name de artikelen 1, 20, 21, 23 en 31,

–  gezien het verslag van het Bureau voor de grondrechten van de Europese Unie (FRA) van 2014 getiteld "Geweld tegen vrouwen: een Europese enquête"[2],

–  gezien Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep[3],

–  gezien Richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten, waarin intimidatie en seksuele intimidatie worden omschreven en veroordeeld[4],

–  gezien de gendergelijkheidsindex van het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE),

–  gezien de EIGE-publicatie van juni 2017 getiteld "Cybergeweld tegen vrouwen en meisjes",

–  gezien de verklaring van het EU-voorzitterschapstrio van 19 juli 2017 door Estland, Bulgarije en Oostenrijk over de gelijkheid van vrouwen en mannen,

–  gezien de rechtsinstrumenten van de Verenigde Naties op het gebied van de rechten van de mens en in het bijzonder de rechten van de vrouw, zoals het Handvest van de Verenigde Naties, de Universele Verklaring van de rechten van de mens, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) en het daarbij behorende protocol en het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,

–  gezien andere VN-instrumenten inzake seksuele intimidatie en geweld tegen vrouwen, zoals de verklaring en het actieprogramma van Wenen die op 25 juni 1993 zijn aangenomen door de Wereldmensenrechtenconferentie van de VN, de Verklaring van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties inzake de uitbanning van geweld tegen vrouwen van 20 december 1993, de resolutie over de preventie van misdaden en strafrechtelijke maatregelen om geweld tegen vrouwen uit te bannen van 21 juli 1997, de verslagen van de speciale VN-rapporteurs voor geweld tegen vrouwen en algemene aanbeveling nr. 19 van de CEDAW-commissie,

–  gezien de Verklaring en het Actieprogramma van Peking die op 15 september 1995 werden goedgekeurd tijdens de vierde Wereldvrouwenconferentie, en de latere slotdocumenten die werden aangenomen tijdens de speciale bijeenkomsten van de VN Peking +5 (2000), Peking +10 (2005), Peking +15 (2010) en Peking +20 (2015),

–  gezien Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad (de richtlijn rechten van slachtoffers)[5],

–  gezien het voorstel van de Commissie van 14 november 2012 voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de verbetering van de man-vrouwverhouding bij niet-uitvoerende bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen en daarmee samenhangende maatregelen (richtlijn vrouwelijke bestuurders) (COM(2012)0614),

–  gezien de kaderovereenkomst over intimidatie en geweld op het werk van 26 april 2007 van het EVV, BusinessEurope, de UEAPME en het CEEP,

–  gezien het in 2015 gepubliceerde verslag van het Europees netwerk van nationale organen voor de bevordering van gelijke behandeling (Equinet), getiteld "The Persistence of Discrimination, Harassment and Inequality for Women. The Work of Equality Bodies informing a new European Commission Strategy for Gender Equality",

–  gezien het in 2014 gepubliceerde Equinet-verslag getiteld "Harassment on the Basis of Gender and Sexual Harassment: Supporting the Work of Equality Bodies",

–  gezien het Verdrag van Istanbul inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, en met name de artikelen 2 en 40[6], en gezien zijn resolutie van 12 september 2017 over het voorstel voor een besluit van de Raad over de sluiting, door de Europese Unie, van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld[7],

–  gezien zijn resoluties van 20 september 2001 over pesterijen op het werk[8], van 26 november 2009 over de uitbanning van geweld tegen vrouwen[9], van 5 april 2011 over de prioriteiten en het ontwerp van een nieuw beleidskader van de EU voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen[10], van 15 december 2011 over de tussentijdse evaluatie van de Europese strategie 2007-2012 voor de gezondheid en veiligheid op het werk[11], van 25 februari 2014 met aanbevelingen aan de Commissie over de bestrijding van geweld tegen vrouwen[12] en de bijbehorende beoordeling van de Europese meerwaarde van november 2013, en van 24 november 2016 over de toetreding van de EU tot het Verdrag van Istanbul inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen[13],

–  gezien zijn resoluties van 14 maart 2017 over gelijkheid tussen mannen en vrouwen in de Europese Unie 2014-2015[14], van 10 maart 2015 over vooruitgang op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie in 2013[15] en van 24 oktober 2017 over legitieme maatregelen ter bescherming van klokkenluiders die handelen in het algemeen belang bij het onthullen van vertrouwelijke informatie van bedrijven en overheidsinstanties[16],

–  gezien zijn resolutie van 26 oktober 2017 over de bestrijding van seksuele intimidatie en seksueel misbruik in de EU[17],

–  gezien het verslag van het Europees Verbond van Vakverenigingen getiteld "Safe at home, safe at work – Trade union strategies to prevent, manage and eliminate work-place harassment and violence against women",

–  gezien het verslag voor de vergadering van deskundigen op het gebied van geweld tegen vrouwen en mannen op het werk (3–6 oktober 2016), georganiseerd door de Internationale Arbeidsorganisatie,

–  gezien de in 2016 gepubliceerde studie van de Interparlementaire Unie getiteld "Sexism, harassment and violence against women parliamentarians"[18],

–  gezien de in maart 2018 door het directoraat-generaal Intern Beleid gepubliceerde studie getiteld "Bullying and sexual harassment at the workplace, in public spaces, and in political life in the EU"[19],

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A8-0265/2018),

A.  overwegende dat gendergelijkheid een fundamenteel beginsel van de EU is dat in de Verdragen en in het Handvest van de grondrechten wordt erkend; overwegende dat gendergerelateerd geweld voortkomt uit een ongelijke machtsverhouding en verdeling van verantwoordelijkheden in relaties tussen mannen en vrouwen en verband houdt met patriarchaal ingestelde samenlevingen en hardnekkige, gendergerelateerde discriminatie;

B.  overwegende dat oudere mensen, met name oudere alleenstaande vrouwen, binnen de maatschappij een bijzonder kwetsbare sociale groep vormen wanneer zij te maken krijgen met psychologische en fysieke intimidatie en pesterijen;

C.  overwegende dat seksuele intimidatie in Richtlijn 2002/73/EG als volgt wordt gedefinieerd: "wanneer zich enige vorm van ongewenst verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag met een seksuele connotatie voordoet met als doel of gevolg dat de waardigheid van een persoon wordt aangetast, in het bijzonder wanneer een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende situatie wordt gecreëerd";

D.  overwegende dat deze definitie moet worden aangepast in het licht van de ontwikkeling van de maatschappij, technologieën en gewoonten, die in de loop der tijd zijn geëvolueerd en veranderd;

E.  overwegende dat de bestrijding van intimidatie op grond van zwangerschap en moederschap noodzakelijk is om een daadwerkelijk evenwicht tussen werk en privéleven voor vrouwen te bewerkstelligen;

F.  overwegende dat seksuele intimidatie een vorm van geweld en de meest extreme –en een hardnekkige– vorm van gendergerelateerde discriminatie is; overwegende dat ongeveer 90 % van de slachtoffers van seksuele intimidatie vrouw en ongeveer 10 % man is; overwegende dat uit de EU-brede studie van het FRA uit 2014 getiteld "Geweld tegen vrouwen" blijkt dat een op de drie vrouwen als volwassene is geconfronteerd met fysiek of seksueel geweld; overwegende dat 55 % van de vrouwen in de EU te maken heeft gehad met seksuele intimidatie; overwegende dat 32 % van alle slachtoffers in de EU heeft verklaard dat de dader een leidinggevende, collega of cliënt was; overwegende dat 75 % van de vrouwen met een beroep waarvoor specifieke kwalificaties vereist zijn of een leidinggevende functie te maken heeft gehad met seksuele intimidatie; overwegende dat 61 % van de vrouwen in de dienstensector te maken heeft gehad met seksuele intimidatie; overwegende dat in totaal 5–10 % van de Europese beroepsbevolking ooit het slachtoffer wordt van pesterijen op het werk;

G.  overwegende dat zowel seksuele als psychologische intimidatie op het werk op EU-niveau verboden is, ook met betrekking tot de toegang tot werk, beroepsopleiding en promotie, en onder gezondheids- en veiligheidsoverwegingen valt;

H.  overwegende dat het de verantwoordelijkheid van de EU-instellingen en -agentschappen is om de bestaande mechanismen te blijven verbeteren door de meest efficiënte regels in te voeren om bewustzijn te creëren omtrent de definitie van seksuele intimidatie en om werknemers te beschermen;

I.  overwegende dat een aanzienlijk aantal gevallen van seksuele intimidatie niet wordt gemeld als gevolg van een gering maatschappelijk bewustzijn omtrent de kwestie, angst en schaamte om met anderen over het onderwerp te praten, vrees voor ontslag, het feit dat het lastig is bewijs te vergaren, ontoereikende kanalen voor het maken van meldingen, toezicht en de bescherming van slachtoffers, en de normalisering van geweld;

J.  overwegende dat het melden van seksuele intimidatie op het werk vaak tot gevolg kan hebben dat het slachtoffer wordt ontslagen of geïsoleerd raakt op het werk; overwegende dat minder ernstige vergrijpen, indien zij niet worden aangepakt, aanleiding kunnen geven tot ernstigere vergrijpen;

K.  overwegende dat pesterijen en seksuele intimidatie nog steeds een ernstig probleem vormen in diverse sociale omgevingen, waaronder de werkplek, openbare ruimten, virtuele omgevingen zoals het internet en het politieke leven, en dat hierbij almaar vaker nieuwe technologieën, zoals websites of sociale netwerken, worden gebruikt, waar daders van deze misdrijven zich veilig voelen omdat ze zich achter anonimiteit kunnen verschuilen;

L.  overwegende dat in de context van de opkomst van nieuwe manieren om werk en sociaal leven te organiseren en de vervagende grenzen tussen privé-, beroeps- en sociaal leven, negatief gedrag ten aanzien van personen en sociale groepen kan toenemen; overwegende dat pesterijen op het werk heel vaak verschillende vormen kunnen aannemen, binnen zowel verticale relaties (door een meerdere of door ondergeschikten) als horizontale relaties (door collega's van hetzelfde niveau);

M.  overwegende dat seksuele en psychologische intimidatie een verschijnsel is waarbij slachtoffers en daders van alle leeftijden, opleidings- en culturele achtergronden, inkomens en sociale statussen betrokken zijn, en dat dit verschijnsel lichamelijke, seksuele, emotionele en psychologische gevolgen voor het slachtoffer heeft; overwegende dat genderstereotypen en seksisme, met inbegrip van seksistische haatzaaiende uitingen, zowel offline als online, de onderliggende oorzaken zijn van vele vormen van geweld tegen en discriminatie van vrouwen en de versterking van de positie van vrouwen in de weg staan;

N.  overwegende dat gendergerelateerd geweld in de richtlijn rechten van slachtoffers wordt gedefinieerd als een schending van de fundamentele vrijheden van het slachtoffer en seksueel geweld omvat (onder meer verkrachting, aanranding en seksuele intimidatie); overwegende dat vrouwelijke slachtoffers van gendergerelateerd geweld en hun kinderen vaak behoefte hebben aan bijzondere ondersteuning en bescherming, gezien het hoge risico op revictimisatie, intimidatie en vergelding in verband met dergelijk geweld;

O.  overwegende dat geweld op het werk vaak fragmentarisch wordt aangepakt, waarbij de nadruk vooral ligt op de meer zichtbare vormen, zoals fysiek geweld; overwegende dat seksuele en psychologische intimidatie echter nog destructievere gevolgen voor de betrokkene kan hebben;

P.  overwegende dat seksisme en de daaruit voortvloeiende seksuele intimidatie waarvan vrouwen op het werk het slachtoffer kunnen worden, ertoe bijdragen dat zij de arbeidsmarkt voortijdig verlaten, hetgeen een negatieve invloed heeft op hun economische onafhankelijkheid en het gezinsinkomen;

Q.  overwegende dat het voor vrouwen die in plattelands- en afgelegen gebieden van de EU wonen en het slachtoffer worden van intimidatie en geweld, meestal moeilijker is om toegang te krijgen tot volledige bijstand en bescherming tegen de daders;

R.  overwegende dat de gevolgen van zowel fysieke als verbale intimidatie – waaronder die op het internet – niet alleen op korte termijn maar ook op lange termijn schadelijk zijn, en bijvoorbeeld stress, ernstige depressie en zelfs zelfdoding van het slachtoffer kunnen omvatten, zoals blijkt uit de toename van het aantal meldingen van dergelijke gevallen; overwegende dat pesterijen en seksuele intimidatie op de werkvloer niet alleen negatieve consequenties voor de gezondheid hebben, maar ook voor de loopbaan van de persoon, voor organisaties en voor de maatschappij, zoals meer verzuim, een lagere productiviteit en servicekwaliteit, en het verlies van menselijk kapitaal;

S.  overwegende dat de lidstaten en EU-instellingen en -agentschappen uit hoofde van het EU-recht een orgaan voor de bevordering van gelijkheid moeten aanwijzen om onafhankelijke bijstand te verlenen aan slachtoffers van intimidatie, alsook onafhankelijke onderzoeken uit te voeren, relevante, uitgesplitste en vergelijkbare gegevens te verzamelen, onderzoek te verrichten naar definities en classificaties, onafhankelijke verslagen te publiceren en aanbevelingen te doen op het gebied van arbeid en opleidingen, toegang tot en aanbod van goederen en diensten, en voor zelfstandigen;

T.  overwegende dat vrouwen in de EU niet in gelijke mate worden beschermd tegen gendergerelateerd geweld en seksuele en psychologische intimidatie, als gevolg van de verschillen in beleid en wetgeving tussen de lidstaten; overwegende dat de rechtsstelsels vrouwen niet altijd voldoende ondersteunen; overwegende dat de dader bij gendergerelateerd geweld vaak een bekende van het slachtoffer is en dat het slachtoffer vaak afhankelijk is van die persoon, wat de angst kan vergroten om het geweld te melden;

U.  overwegende dat alle lidstaten het Verdrag van Istanbul hebben ondertekend, maar dat niet alle lidstaten het hebben geratificeerd en deze vertraging de volledige toepassing van dit verdrag in de weg staat;

V.  overwegende dat seksisme en seksuele en psychologische intimidatie jegens vrouwelijke parlementariërs reëel en wijdverbreid zijn; overwegende dat de intimidatie en het geweld niet alleen afkomstig zijn van hun politieke tegenstanders, maar ook van leden van hun eigen partij, religieuze leiders, lokale autoriteiten en zelfs familieleden;

W.  overwegende dat politici, als verkozen vertegenwoordigers van burgers, een cruciale verantwoordelijkheid dragen en positieve rolmodellen moeten zijn bij de preventie en bestrijding van seksuele intimidatie in de maatschappij;

X.  overwegende dat de legitimiteit van vrouwen in de politiek soms nog steeds in twijfel wordt getrokken, en dat vrouwen het slachtoffer zijn van stereotypen die hen ervan weerhouden de politiek in te gaan, een verschijnsel dat bijzonder zichtbaar is waar vrouwen in de politiek ondervertegenwoordigd zijn;

Y.  overwegende dat noch alle nationale en regionale parlementen, noch alle lokale en regionale overheden beschikken over specifieke structuren en interne regels om de juiste kanalen te creëren voor het veilig en vertrouwelijk indienen en behandelen van klachten over intimidatie; overwegende dat een opleiding op het gebied van seksuele en psychologische intimidatie verplicht zou moeten zijn voor al het personeel en alle leden van parlementen, met inbegrip van het Europees Parlement;

Z.  overwegende dat huiselijk geweld ook gevolgen heeft op de werkvloer, bijvoorbeeld voor de arbeidsparticipatie, de prestaties en de veiligheid van het slachtoffer;

AA.  overwegende dat seksuele en psychologische intimidatie niet alleen op het werk plaatsvindt, maar ook in openbare ruimten, met inbegrip van het formele en informele onderwijs, de gezondheidszorg en vrijetijdsfaciliteiten, op straat en in het openbaar vervoer;

AB.  overwegende dat bij cyberstalken en -intimidatie gebruik wordt gemaakt van informatie- en communicatietechnologieën om een persoon te stalken, te intimideren, te controleren of te manipuleren; overwegende dat cyberintimidatie een bijzonder probleem vormt voor jonge vrouwen, omdat zij meer gebruikmaken van deze media; overwegende dat 20 % van de jonge vrouwen (tussen 18 en 29 jaar) in de EU-28 is geconfronteerd met cyberintimidatie;

AC.  overwegende dat uit een studie uit 2016 blijkt dat meer dan de helft van de ondervraagde vrouwen in het Verenigd Koninkrijk een bepaalde vorm van seksuele intimidatie heeft ervaren op de werkvloer, maar dat vier op de vijf vrouwen dit niet hebben gemeld bij hun werkgever[20];

AD.  overwegende dat nieuwe technologieën ook een hulpmiddel kunnen zijn om gewelddaden te analyseren, te begrijpen en te voorkomen;

AE.  overwegende dat vrouwen, vooral jonge vrouwen, het slachtoffer worden van pesterijen en seksuele intimidatie via nieuwe technologieën, zoals websites en sociale netwerken, soms georganiseerd via geheime forums of groepen op sociale media; overwegende dat dergelijke intimidatie bedreigingen met verkrachting of de dood, hackpogingen en de publicatie van persoonlijke informatie en foto's bestrijkt; overwegende dat in het kader van het wijdverspreide gebruik van online- en sociale media naar schatting een op de tien meisjes al een vorm van cybergeweld had ervaren toen zij de leeftijd van 15 jaar bereikte, waaronder cyberstalken en -intimidatie; overwegende dat vrouwen die een publieke rol spelen, onder andere journalisten en met name LGBTI-vrouwen en vrouwen met een handicap, een primair doelwit zijn van cyberpesten en onlinegeweld, en dat sommige vrouwen als gevolg daarvan sociale netwerken hebben moeten verlaten omdat zij fysieke angst, stress, concentratieproblemen, angst om naar huis te gaan en zorgen om hun dierbaren ervaarden;

AF.  overwegende dat intimidatie op de werkplek alleen kan worden voorkomen wanneer zowel particuliere als overheidsbedrijven een cultuur tot stand brengen waarin vrouwen als gelijken worden behandeld en medewerkers elkaar met respect behandelen;

AG.  overwegende dat uit onderzoek is gebleken dat intimidatie wijdverbreid is op werkplekken waar mannen het management domineren en vrouwen weinig macht hebben, zoals in de entertainmentindustrie en de media, maar dat het ook voorkomt bij technische bedrijven en juridische firma's, in de verkoop en in vele andere sectoren wanneer door mannen gedomineerde managementteams een seksualiserende behandeling van werknemers tolereren; overwegende dat er in bedrijven met vrouwen in het management minder seksuele intimidatie voorkomt;

Algemene aanbevelingen

1.  veroordeelt met klem alle vormen van geweld tegen vrouwen zoals beschreven in het CEDAW en het Verdrag van Istanbul;

2.  benadrukt dat seksuele intimidatie een mensenrechtenschending is die verband houdt met patriarchale machtsstructuren die dringend moeten worden hervormd;

3.  benadrukt de centrale rol van alle mannen bij het beëindigen van alle vormen van intimidatie en seksueel geweld; verzoekt de Commissie en alle lidstaten mannen actief te betrekken bij bewustmakings-, preventie- en voorlichtingscampagnes in verband met gendergelijkheid; benadrukt dat in preventiecampagnes ook aandacht moet worden besteed aan minder ernstige vergrijpen;

4.  beklemtoont dat ook jongens moeten worden betrokken bij maatregelen en bewustmakingscampagnes ter voorkoming van geweld tegen meisjes en vrouwen, en dat deze maatregelen en campagnes in de eerste onderwijsstadia moeten worden georganiseerd;

5.  verzoekt de Commissie en de lidstaten toe te zien op de correcte tenuitvoerlegging van de EU-richtlijnen die seksuele intimidatie verbieden;

6.  verzoekt de lidstaten omvattende nationale actieplannen en wetgeving inzake geweld tegen vrouwen te ontwikkelen, waarbij de nodige aandacht uitgaat naar het verstrekken van voldoende middelen, waaronder, maar niet alleen, opleiding voor personeel en voldoende financiering voor gelijkheidsorganen;

7.  verzoekt de Commissie voorbeelden te verzamelen van beste praktijken op het gebied van de bestrijding van seksuele en psychologische intimidatie en intimidatie op grond van zwangerschap en moederschap op het werk en in andere omgevingen, en de resultaten van deze evaluatie op grote schaal te verspreiden;

8.  verzoekt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor deugdelijke en adequate financieringsmechanismen voor programma's en acties ter bestrijding van seksuele en psychologische intimidatie jegens vrouwen op alle niveaus, met bijzondere aandacht voor het gebruik van nieuwe technologieën en de instrumenten die nu dankzij innovatie beschikbaar zijn, bijvoorbeeld door meer te investeren in onderzoek en innovatie ter bestrijding van het verschijnsel;

9.  roept de Europese Ombudsvrouw op gegevens te verzamelen over de verschillende regels voor bescherming binnen de EU-instellingen en -agentschappen en bindende conclusies te verschaffen om deze regels af te stemmen op beste normen;

10.  betreurt dat sommige lidstaten het Verdrag van Istanbul nog niet hebben geratificeerd en verzoekt alle lidstaten die dit nog niet hebben gedaan het Verdrag van Istanbul onverwijld te ratificeren en volledig ten uitvoer te leggen; verzoekt de lidstaten die het Verdrag van Istanbul al hebben geratificeerd om het volledig ten uitvoer te leggen;

11.  roept de Commissie en de lidstaten op een duidelijk beeld te krijgen van het probleem van seksuele intimidatie in de EU, met inbegrip van nieuwe uitdagingen zoals cyberpesten, door middel van betere en wetenschappelijk robuustere studies;

12.  is ingenomen met het nieuwe uitvoerige publieke debat, ook op sociale media, dat een bijdrage levert aan een verlegging van de grenzen met betrekking tot seksuele intimidatie en aanvaardbaar gedrag; is in het bijzonder ingenomen met initiatieven als de #MeToo-beweging en schaart zich achter alle vrouwen en meisjes die aan de campagne hebben deelgenomen, waaronder degenen die daders hebben aangeklaagd;

13.  verzoekt de Commissie een wetgevingsvoorstel in te dienen ter bestrijding van pesterijen en seksuele intimidatie op het werk, in openbare ruimten en in het politieke leven, en hierin een geactualiseerde en alomvattende definitie van (seksuele en niet-seksuele) intimidatie en pesterijen op te nemen;

14.  benadrukt de noodzaak om hardnekkige en langdurige pesterijen jegens of intimidatie van werknemers, die tot gevolg hebben of beogen tot gevolg te hebben dat zij zich vernederd voelen of door hun team van collega's worden buitengesloten, te bestrijden;

15.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om, in samenwerking met Eurostat en het EIGE, de systematische verzameling van relevante, naar gender en leeftijd uitgesplitste en vergelijkbare gegevens inzake gevallen van seksuele en gendergerelateerde discriminatie en psychologische intimidatie, waaronder cyberintimidatie, op nationaal, regionaal en lokaal niveau te verbeteren, te bevorderen en te waarborgen; moedigt werkgeversorganisaties, vakbonden en werkgevers aan actief deel te nemen aan het gegevensverzamelingsproces door te voorzien in sector- en beroepsspecifieke expertise;

16.  merkt op dat er, om vergelijkbare cijfers te verkrijgen over de prevalentie van seksuele intimidatie en pesten in de lidstaten, prioriteit moet worden toegekend aan bewustmaking en erkenning van de problemen door gecoördineerde inspanningen om informatie te verspreiden en opleidingen te verstrekken;

17.  verzoekt de Commissie nogmaals om een voorstel in te dienen voor een richtlijn ter bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen en meisjes en gendergerelateerd geweld, waarin gemeenschappelijke definities voor de verschillende vormen van geweld tegen vrouwen moeten worden opgenomen, met inbegrip van een geactualiseerde en alomvattende definitie van (al dan niet seksuele) intimidatie en pesterijen, alsook gemeenschappelijke wettelijke normen inzake de strafbaarstelling van geweld tegen vrouwen; roept de Commissie op met een integrale EU-strategie tegen alle vormen van gendergerelateerd geweld, waaronder seksuele intimidatie en misbruik van vrouwen en meisjes, te komen en daarbij gebruik te maken van getuigenissen in de vorm van verhalen en ervaringen uit de eerste hand van vrouwen;

18.  roept de lidstaten op voldoende publieke middelen beschikbaar te stellen om ervoor te zorgen dat wetshandhavers, rechters en alle ambtenaren die gevallen van pesterij en seksuele intimidatie behandelen, worden opgeleid om inzicht te verwerven in geweld en intimidatie op het werk en daarbuiten;

19.  roept de lidstaten op ervoor te zorgen dat slachtoffers van gendergerelateerd geweld en seksuele en psychologische intimidatie gebruik kunnen maken van kwalitatief hoogstaande, gemakkelijk toegankelijke en naar behoren gefinancierde gespecialiseerde diensten, en te erkennen dat deze uitingen van geweld tegen vrouwen onderling verbonden zijn en aan de hand van een holistische benadering moeten worden aangepakt, en daarbij enerzijds rekening te houden met de sociaal-culturele context waarin het verschijnsel ontstaat, en er anderzijds voor te zorgen dat de gespecialiseerde diensten zich kunnen uitrusten met technologische hulpmiddelen om het verschijnsel te voorkomen en te beheersen;

20.  roept de lidstaten en lokale en regionale overheden op te voorzien in adequate plannen en middelen om te garanderen dat slachtoffers van geweld en intimidatie in plattelands- en afgelegen gebieden niet de toegang tot bijstand en bescherming wordt ontzegd of bemoeilijkt;

21.  verzoekt de Commissie om opkomende vormen van gendergerelateerd geweld, zoals online-intimidatie, aan te pakken door de definitie van illegale haatuitingen, zoals gedefinieerd in het EU-recht in het Kaderbesluit betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht, uit te breiden zodat deze ook vrouwenhaat bestrijkt, en te garanderen dat deze delicten ook in de gedragscode voor het bestrijden van illegale haatuitingen op internet worden opgenomen; dringt aan op de ontwikkeling van onderwijsprogramma's om vrouwen aan te moedigen hun vaardigheden op het gebied van het gebruik van nieuwe technologieën te verbeteren, zodat zij beter kunnen omgaan met alle vormen van seksuele intimidatie en pesten in de cyberruimte, en moedigt gespecialiseerde diensten aan samen te werken om gegevens en middelen te systematiseren om het probleem van gendergerelateerd geweld, met inachtneming van de nieuwe algemene verordening gegevensbescherming (Verordening (EU) 2016/679), te kunnen monitoren en analyseren;

22.  veroordeelt voorts de wijdverbreide praktijk van seksuele intimidatie en overige vormen van misbruik, met name in onlinegames en op sociale media, en moedigt mediabedrijven en -exploitanten aan om toezicht te houden en onverwijld in te grijpen bij alle gevallen van intimidatie; dringt derhalve aan op verschillende maatregelen, waaronder bewustmaking, speciale opleidingen en interne regels betreffende sancties voor overtreders, en psychologische en/of juridische ondersteuning aan slachtoffers van deze praktijken, ter voorkoming en bestrijding van pesterijen en seksuele intimidatie op het werk, alsook in de onlineomgeving;

Geweld op het werk

23.  benadrukt dat het dringend noodzakelijk is dat de lidstaten, lokale en regionale autoriteiten, werkgeversorganisaties en vakbonden begrijpen tegen welke barrières vrouwen aanlopen bij het melden van gevallen van seksuele intimidatie, gendergerelateerde discriminatie en geweld en dat zij vrouwen derhalve volledig steunen en aanmoedigen bij het melden van gevallen van onder meer seksuele intimidatie, gendergerelateerde discriminatie, intimidatie op grond van zwangerschap en moederschap en pesterijen, zonder dat zij bang hoeven te zijn voor eventuele gevolgen, en dat zij mechanismen instellen die vrouwen in staat stellen misbruik veilig te melden en hen hierbij ondersteunen;

24.  verzoekt de lidstaten alle vormen van geweld tegen vrouwen middels actieve en doeltreffende beleidsmaatregelen te voorkomen en te bestrijden, met inbegrip van seksuele intimidatie, seksisme en pesterijen, waarmee de meerderheid van de vrouwen op het werk wordt geconfronteerd;

25.  benadrukt dat er dringend behoefte is aan normen inzake geweld en intimidatie op het werk, die een wettelijk kader moeten bieden voor het optreden van regeringen, werkgevers, bedrijven en vakbonden op alle niveaus;

26.  merkt op dat sommige sectoren en beroepen meer blootstaan aan geweld, met name de gezondheidszorg, openbare hulpdiensten, de politiek, onderwijs, vervoer, huishoudelijk werk, landbouw en de plattelandseconomie, alsook de textiel-, kleding-, leder- en schoenensector;

27.  merkt op dat sommige groepen werknemers meer te lijden kunnen hebben van pesten en geweld op het werk, met name zwangere vrouwen en ouders, vrouwen met een handicap, migrantenvrouwen, inheemse vrouwen, LGBTI's, stagiaires en vrouwen die deeltijds of op een tijdelijk contract werken;

28.  merkt op dat ongewenst gedrag uit verschillende hoeken tegelijk kan komen en gelijktijdig verband kan houden met werk, privé en het sociale leven, met negatieve gevolgen voor alle personen, beroepsgroepen of sociale groepen in die domeinen;

29.  roept de lidstaten op maatregelen te nemen om geweld en intimidatie op het werk te voorkomen en te bestrijden middels beleid dat voorziet in preventiemaatregelen, doeltreffende, transparante en vertrouwelijke procedures voor de behandeling van klachten, strenge en ontradende sancties voor daders, uitgebreide voorlichting en opleidingscursussen, teneinde ervoor te zorgen dat werknemers het beleid en de procedures begrijpen en bedrijven te helpen bij het opstellen van actieplannen om al deze maatregelen in te voeren; benadrukt dat deze maatregelen niet in bestaande structuren dienen te worden opgenomen als deze structuren al over ingebouwde genderbarrières beschikken;

30.  verzoekt de lidstaten te investeren in de opleiding van arbeidsinspecteurs, in samenwerking met psychologiedeskundigen, en erop toe te zien dat bedrijven en organisaties bekwame deskundige en psychosociale hulp aan slachtoffers verstrekken;

31.  verzoekt de lidstaten en de sociale partners te garanderen dat zowel publieke als particuliere bedrijven en organisaties verplichte opleidingen over seksuele intimidatie en pesten organiseren voor alle medewerkers en personeelsleden in leidinggevende functies; benadrukt dat doeltreffende opleidingen interactief moeten zijn, op continue basis moeten worden aangeboden, moeten worden afgestemd op de specifieke werkplek en door externe deskundigen moeten worden gegeven;

32.  onderstreept dat een groot deel van de gevallen van intimidatie niet wordt gemeld en benadrukt hoe belangrijk het is dat er in alle organisaties gekwalificeerde vertrouwenspersonen zijn om slachtoffers bij te staan, te helpen bij het maken van meldingen en juridische bijstand te bieden;

33.  benadrukt dat bedrijven een nultolerantiebenadering moeten toepassen voor seksuele intimidatie en beleid dat daartoe bevorderlijk is, en dat zij moeten garanderen dat alle medewerkers op de hoogte zijn van dergelijk beleid, de meldingsprocedures en hun rechten en verantwoordelijkheden met betrekking tot seksuele intimidatie op de werkplek;

34.  verzoekt mediabedrijven om journalisten die het slachtoffer van cyberpesten zijn, te beschermen en te steunen en een reeks goede praktijken vast te stellen, zoals bewustmakingscampagnes, adequate opleidingen voor het management – onder andere om te voorkomen dat slachtoffers de schuld krijgen en om secundaire victimisatie te vermijden – maatregelen om de cyberveiligheid te verbeteren en verstrekking van juridische bijstand aan de personen in kwestie bij het indienen van een klacht;

35.  roept de lidstaten op maatregelen te nemen om gelijke beloning voor mannen en vrouwen te waarborgen als middel om machtsmisbruik te voorkomen en gendergelijkheid en eerbiediging van de menselijke waardigheid te bevorderen, hetgeen van fundamenteel belang is voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen; benadrukt dat gelijke beloning moet worden gewaarborgd door loontransparantie en door het recht op informatie voor veronderstelde slachtoffers te handhaven, gelijke behandeling van vrouwen en mannen en gelijke kansen op de arbeidsmarkt te waarborgen en de toegang van vrouwen tot besluitvormings- en hogere leidinggevende functies, zowel in de openbare als in de particuliere sector, te waarborgen en te vergemakkelijken, zodat er een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen in raden van bestuur wordt gewaarborgd; dringt er daarom bij de Commissie en de Raad op aan hun inspanningen op te voeren om de richtlijn vrouwelijke bestuurders, die de Raad in 2013 in de ijskast heeft gelegd, te deblokkeren;

36.  is van mening dat een alomvattende aanpak van geweld op het werk noodzakelijk is, waarbij wordt erkend dat pesterijen, seksuele intimidatie en intimidatie op grond van zwangerschap en moederschap en diverse vormen van onbetaald werk in de formele en informele economie (zoals zelfvoorzieningslandbouw, voedselbereiding, kinder- en ouderenzorg) en een reeks werkervaringsprogramma's (zoals leerlingplaatsen, stages en vrijwilligerswerk) naast elkaar bestaan;

37.  roept op tot de snelle goedkeuring van de herziene richtlijn schriftelijke verklaringen (Richtlijn 91/533/EEG van de Raad); herhaalt zijn verzoek om een richtlijn betreffende behoorlijke arbeidsomstandigheden, waarin maatregelen moeten worden opgenomen om pesterijen en seksuele intimidatie op de werkplek te bestrijden;

38.  erkent dat huiselijk geweld vaak overslaat naar de werkplek, met negatieve gevolgen voor het leven van werknemers en de productiviteit van ondernemingen, en dat deze overslag ook de andere kant kan opgaan, van de werkplek naar huis; dringt er in dit verband bij de Commissie op aan richtsnoeren te verstrekken betreffende de toepasselijkheid van Europese beschermingsbevelen op het werk en duidelijkheid te scheppen over de verantwoordelijkheden van werkgevers;

39.  verzoekt de Commissie en de lidstaten het verschijnsel van intimidatie op grond van zwangerschap en moederschap in arbeid te erkennen;

Geweld in het politieke leven

40.  roept alle politici op de hoogste gedragsnormen in acht te nemen en als verantwoordelijke rolmodellen op te treden bij het voorkomen en bestrijden van seksuele intimidatie in parlementen en daarbuiten;

41.  veroordeelt de intimidatie van vrouwelijke politici op sociale media in de vorm van "trollen", waarbij seksistische en beledigende berichten worden gepost, waaronder bedreigingen met de dood of verkrachting;

42.  benadrukt het belang van het vaststellen van partijoverschrijdende beleidslijnen en procedures om personen die zijn gekozen in politieke functies, alsook werknemers, te beschermen;

43.  erkent dat paritaire lijsten op alle niveaus van groot belang zijn om de deelname van vrouwen aan de politiek mogelijk te maken en machtsstructuren die vrouwen discrimineren te hervormen; verzoekt de lidstaten dergelijke lijsten in te voeren bij de verkiezing van de leden van het Europees Parlement;

44.  verzoekt alle politieke partijen, met inbegrip van de partijen die in het Europees Parlement zijn vertegenwoordigd, concrete maatregelen te nemen om dit probleem aan te pakken, waaronder de invoering van actieplannen en de herziening van interne partijregelingen om een nultolerantiebeleid, preventieve maatregelen, procedures voor de afhandeling van klachten en adequate sancties in te voeren ten aanzien van seksuele intimidatie en pesterijen jegens vrouwen in de politiek;

45.  verzoekt de nationale en regionale parlementen en lokale overheden slachtoffers volledige steun te verlenen in het kader van interne en/of politiële procedures, zaken te onderzoeken, een vertrouwelijk register van zaken bij te houden, te zorgen voor een verplichte opleiding voor al het personeel en alle leden op het gebied van respect en waardigheid, en andere beste praktijken vast te stellen om nultolerantie te garanderen op alle niveaus van hun respectieve instellingen;

46.  dringt er bij al zijn relevante spelers op aan te garanderen dat zijn resolutie uit 2017 over de bestrijding van seksuele intimidatie en seksueel misbruik in de EU integraal en spoedig ten uitvoer wordt gelegd; is van mening dat het zijn plicht is een nultolerantie ten aanzien van seksuele intimidatie te waarborgen en slachtoffers naar behoren te beschermen en ondersteunen; verzoekt in dit verband om:

–  een taakgroep van onafhankelijke deskundigen om de stand van zaken met betrekking tot seksuele intimidatie en misbruik in het Parlement te onderzoeken;

–  een evaluatie en indien noodzakelijk een herziening van de samenstelling van de bevoegde organen van het Parlement om onafhankelijkheid en genderevenwicht te garanderen;

–  verplichte opleidingen voor alle personeelsleden en leden;

–  een duidelijke tijdslijn voor de integrale uitvoering van alle in de resolutie gestelde eisen;

47.  verzoekt politici managementopleidingen te stimuleren en de opleidingen zelf bij te wonen om een laissez-fairehouding bij leidinggevenden te voorkomen en situaties aan te wijzen waarin sprake is van geweld tegen vrouwen;

Geweld in openbare ruimten

48.  verzoekt de Commissie om met een definitie van openbare ruimte te komen, waarbij rekening wordt gehouden met evoluerende communicatietechnologieën, en om in deze definitie dus "virtuele" openbare ruimten, zoals sociale netwerken en websites, op te nemen;

49.  verzoekt de lidstaten te overwegen specifieke wetgeving op het gebied van intimidatie in openbare ruimten in te voeren, met inbegrip van interventieprogramma's, met bijzondere aandacht voor de rol van interventie door omstanders;

50.  verzoekt de Commissie en de lidstaten verder onderzoek te verrichten naar de oorzaken en gevolgen van seksuele intimidatie in openbare ruimten, met inbegrip van het effect dat seksistische en stereotiepe reclame kan hebben op het aantal gevallen van geweld en intimidatie;

51.  benadrukt dat bewustmakingscampagnes ter bestrijding van genderstereotypen en patriarchale machtsverhoudingen en ter bevordering van nultolerantie ten aanzien van seksuele intimidatie tot de beste instrumenten behoren om gendergerelateerd geweld in openbare ruimten aan te pakken;

52.  benadrukt dat onderwijs op het gebied van gendergelijkheid op elk niveau een fundamenteel instrument is om deze vormen van wangedrag te voorkomen en uit te roeien, een mentaliteitsverandering teweeg te brengen en de culturele tolerantie jegens seksisme en seksuele intimidatie te verminderen; benadrukt dat het noodzakelijk is onderwijsprogramma's en debatten op dit gebied in te voeren op scholen; is van mening dat deze programma's en debatten, die kunnen worden ontwikkeld in samenwerking met relevante ngo's en gelijkheidsorganen, indien dit noodzakelijk en passend is informatie en discussies moeten bevatten over de preventie van en maatregelen tegen seksuele intimidatie, teneinde bewustzijn te creëren omtrent de rechten van slachtoffers en te wijzen op het verband met de objectivering van vrouwen;

53.  verzoekt de lidstaten bewustmakingscampagnes op middelbare scholen aan te moedigen en het fenomeen van cyberpesten op te nemen in de onderwijsprogramma's van scholen en universiteiten; verzoekt met name om de voortzetting van de succesvolle campagne "Delete Cyberbullying" en het initiatief "Safer Internet", teneinde pesterijen en seksuele intimidatie te bestrijden en jongeren als toekomstige burgers van de EU meer te doen stilstaan bij de noodzaak van een gelijkere behandeling van vrouwen en mannen en respect voor vrouwen;

54.  roept de lidstaten op een meldingssysteem in te voeren op scholen om alle gevallen van cyberpesten te volgen;

55.  wijst erop dat sommige maatregelen die in lidstaten zijn genomen doeltreffend zijn gebleken om intimidatie in openbare ruimten tegen te gaan, zoals formeel toezicht (nadrukkelijker aanwezigheid van politie- en/of vervoerspersoneel in het openbaar vervoer, gesloten televisiecircuit (CCTV)) en natuurlijk toezicht (betere zichtbaarheid en betere verlichting);

56.  roept de lidstaten op internetproviders te herinneren aan hun plicht hun internetconsumenten te beschermen door gevallen van herhaaldelijk misbruik of stalken aan te pakken om slachtoffers te beschermen, daders ervan op de hoogte te stellen dat zij niet ongestraft kunnen handelen en zo het gedrag van daders te veranderen;

57.  verzoekt de lidstaten om, met de hulp van IT-specialisten en de bevoegde controle-instanties, waaronder de postpolitie, websites beter te controleren, teneinde slachtoffers van pesterijen en seksuele intimidatie te beschermen en in voorkomend geval misdrijven te voorkomen en te bestraffen;

58.  verzoekt de lidstaten de nodige middelen in te zetten om een einde te maken aan het taalgebruik in de media, in de politiek en in het openbaar dat aanzet tot gewelddadig gedrag en vrouwen in diskrediet brengt en zo hun menselijke waardigheid schendt;

59.  verzoekt de Commissie en de lidstaten hun wetgeving en hun definitie van gendergerelateerd geweld te harmoniseren overeenkomstig de definitie van geweld tegen vrouwen in het Verdrag van Istanbul, teneinde de doeltreffendheid van wetten tegen intimidatie en pesterijen te vergroten;

60.  dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan de toezichtsmechanismen voor de adequate tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving die seksuele intimidatie verbiedt, te verbeteren en ervoor te zorgen dat gelijkheidsorganen in elke lidstaat over voldoende middelen beschikken om op te treden tegen discriminatie;

°

°  °

61.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

TOELICHTING

Seksuele intimidatie en pesterijen zijn twee van de meest extreme maar ook wijdverbreide vormen van gendergerelateerde discriminatie, waarvan de slachtoffers voor 90 % vrouwen zijn. Tot wel 55 % van de vrouwen in de EU is ooit het slachtoffer geweest van seksuele intimidatie, en een op de tien vrouwen heeft te maken gehad met seksuele intimidatie of stalken met behulp van nieuwe technologieën. Ondanks het feit dat seksueel geweld en seksuele intimidatie een flagrante minachting van de gelijkheid van mannen en vrouwen vormen en daarom in tegenspraak zijn met een van de kernwaarden van de EU en vele tientallen jaren uitgebreide internationale wetgeving, vormen ze in bijna elk land ter wereld een zeer reëel en hardnekkig probleem.

De wetgeving die is aangenomen om geweld en intimidatie aan te pakken varieert van lidstaat tot lidstaat en weerspiegelt de maatschappelijke, culturele, wettelijke en administratieve verschillen tussen de lidstaten, met name op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk. De meeste lidstaten pakken geweld en intimidatie aan met wetgeving inzake gelijke behandeling of algemene arbeidswetgeving en niet met specifieke wetgeving op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk. Deze verschillen komen ook tot uiting in de uiteenlopende definities van seksuele intimidatie, geweld en pesterijen. Voor initiatieven op EU-niveau is het van essentieel belang dat wordt toegewerkt naar een EU-brede aanpak om geweld tegen vrouwen te definiëren en de oorzaken en gevolgen ervan te bestuderen.

Seksuele intimidatie wordt in het EU-recht gedefinieerd als "wanneer zich enige vorm van ongewenst verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag met een seksuele connotatie voordoet met als doel of gevolg dat de waardigheid van een persoon wordt aangetast, in het bijzonder wanneer een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd". Daarnaast wordt gendergerelateerd geweld in de richtlijn rechten van slachtoffers omschreven als een schending van de fundamentele vrijheden van het slachtoffer, waar seksueel geweld (onder meer verkrachting, aanranding en seksuele intimidatie) ook onder valt.

Seksuele intimidatie en pesterijen zijn verschijnselen waarbij slachtoffers en daders van alle leeftijden, opleidingsachtergronden en sociaal-economische statussen betrokken zijn. Ze zijn het gevolg van genderstereotypen en seksisme, waaronder seksistische haatzaaiende uitingen, die aanleiding kunnen geven tot andere vormen van demoraliserend geweld die niet alleen de slachtoffers zelf, maar ook hun familie treffen.

De verschillen tussen de lidstaten wat betreft de definitie van seksuele intimidatie en geweld en de opstelling van wetgeving ter zake zijn van doorslaggevend belang bij het bepalen of een geval al dan niet als een schending van iemands waardigheid wordt beschouwd en derhalve al dan niet als een geval van geweld en intimidatie kan worden gemeld. Vrouwen realiseren zich bijvoorbeeld niet altijd dat bepaalde acties tegen hen neerkomen op seksuele intimidatie of pesterij en maken er dan ook geen melding van. Bovendien ondernemen veel slachtoffers van geweld en intimidatie geen gerechtelijke stappen vanwege de beperkte kans op succes of het risico van vergelding. Het beperkte aantal aangiften is daarom een veelvoorkomend probleem in de hele wereld, ook in de EU.

De geringe erkenning van seksuele intimidatie en pesterijen op nationaal niveau is met name te wijten aan een gebrek aan besef van wat seksuele intimidatie inhoudt, een gebrek aan adequate instrumenten/methoden om de kwestie te beoordelen en aan te pakken, de lage prioriteit die regeringen en organisaties aan deze kwestie toekennen, het beperkte wetenschappelijke bewijs en de beperkte specifieke regelgeving ter zake.

Op het werk kunnen seksuele intimidatie en pesterijen vaak verergeren door problemen zoals de werkstructuur van een bedrijf of organisatie, incompetent bestuur, de sociale kwetsbaarheid van het slachtoffer, een negatieve of vijandige omgeving en een cultuur die intimidatie accepteert of zelfs onbedoeld beloont.

In het politieke leven wordt geweld tegen vrouwen vaak gebruikt om vrouwen ervan te weerhouden actief te zijn of te worden in de politiek. Er zijn wereldwijde campagnes zoals #NotTheCost ontwikkeld om geweld tegen vrouwen in de politiek te bestrijden. De ontmoedigingen vloeien voort uit het stereotype dat vrouwen niet geschikt zijn voor de politiek en vormen voor veel vrouwen een belemmering om de politiek in te gaan. De aanhangers van deze ideeën lopen uiteen van politieke tegenstanders tot ontevreden burgers en soms andere prominente autoritaire figuren, zoals religieuze leiders of zelfs familieleden.

Hoewel seksuele intimidatie in openbare ruimten wijdverbreid is, wordt er vaak geen melding van gemaakt, onderzoek naar verricht of passende wetgeving voor opgesteld. Seksuele intimidatie kan plaatsvinden in het openbaar vervoer, op straat, in bars en restaurants, maar ook op onlinefora: de verruimde toegang tot nieuwe technologieën heeft namelijk nog meer mogelijkheden gecreëerd voor intimidatie en geweld in alle lagen en op alle niveaus van de samenleving, waarbij daders straffeloos kunnen handelen dankzij de anonimiteit die het internet biedt.

Seksuele intimidatie en pesterijen kunnen blijvende schadelijke gevolgen voor de slachtoffers hebben, zoals ingrijpende consequenties voor de geestelijke (bezorgdheid en angst) en lichamelijke (blauwe plekken, wonden en zelfs overlijden) gezondheid. De individuele gevolgen van intimidatie op het werk kunnen variëren van korte stressperioden tot langdurig ziekteverlof en soms zelfs leiden tot zelfmoord. Voorts heeft geweld niet alleen impact op het slachtoffer, maar ook op zijn/haar familie. Vrouwelijke slachtoffers van gendergerelateerd geweld en hun kinderen hebben vaak behoefte aan speciale steun en bescherming, gezien de grote kans op herhaling van de intimidatie en het geweld.

Zoals uit dit verslag blijkt, is het dringend noodzakelijk meer kennis te vergaren, bijvoorbeeld door relevante uitgesplitste vergelijkbare gegevens te verzamelen en inzicht te verkrijgen in de risico's en consequenties van geweld en intimidatie op het werk, in openbare ruimten en in het politieke leven, teneinde mogelijke manieren en methoden te vinden om ze aan te pakken. Ook moeten de gebruikte termen, definities en classificaties met betrekking tot de verschillende soorten seksueel en gendergerelateerd geweld worden verduidelijkt.  

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

10.7.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

21

0

5

Bij de eindstemming aanwezige leden

Maria Arena, Heinz K. Becker, Malin Björk, Vilija Blinkevičiūtė, Iratxe García Pérez, Anna Hedh, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Florent Marcellesi, Angelika Mlinar, Krisztina Morvai, Maria Noichl, Margot Parker, Marijana Petir, Pina Picierno, Liliana Rodrigues, Michaela Šojdrová, Ernest Urtasun, Elissavet Vozemberg-Vrionidi, Anna Záborská, Maria Gabriela Zoană

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Lívia Járóka, Kostadinka Kuneva, Clare Moody, Mylène Troszczynski

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Cornelia Ernst

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

21

+

ALDE

Angelika Mlinar

GUE/NGL

Malin Björk, Cornelia Ernst, Kostadinka Kuneva

NI

Krisztina Morvai

PPE

Heinz K. Becker, Lívia Járóka, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Elissavet Vozemberg-Vrionidi

S&D

Maria Arena, Vilija Blinkevičiūtė, Iratxe García Pérez, Anna Hedh, Clare Moody, Maria Noichl, Pina Picierno, Liliana Rodrigues, Maria Gabriela Zoană

VERTS/ALE

Florent Marcellesi, Ernest Urtasun

0

-

 

 

5

0

EFDD

Margot Parker

ENF

Mylène Troszczynski

PPE

Marijana Petir, Michaela Šojdrová, Anna Záborská

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

Laatst bijgewerkt op: 29 augustus 2018
Juridische mededeling - Privacybeleid