VERSLAG over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019

11.10.2018 - (11737/2018 – C8-0410/2018 – 2018/2046(BUD))

Deel 1: Ontwerpresolutie
Begrotingscommissie
Rapporteurs: Daniele Viotti (Afdeling III – Commissie)
Paul Rübig (overige afdelingen)


Procedure : 2018/2046(BUD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0313/2018
Ingediende teksten :
A8-0313/2018
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019 (11737/2018 – C8-0410/2018 – 2018/2046(BUD))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

–  gezien Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie[1],

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van der Raad[2],

–  gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/20123[3],

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020[4],

–  gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer[5],

–  gezien zijn resolutie van 15 maart 2018 over de algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting[6],

–  gezien zijn resolutie van 19 april 2018 over de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2019[7],

–  gezien het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, goedgekeurd door de Commissie op 21 juni 2018 (COM(2018)0600),

–  gezien het standpunt inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, vastgesteld door de Raad op 4 september 2018 en toegezonden aan het Europees Parlement op 13 september 2018 (11737/2018 – C8-0410/2018),

–  gezien zijn resolutie van 5 juli 2018 over het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2019[8],

–  gezien artikel 88 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de overige betrokken commissies (A8-0313/2018),

Afdeling III

Algemeen overzicht

1.  1.  benadrukt dat de lezing van de begroting 2019 door het Parlement volledig recht doet aan de politieke prioriteiten die met een overweldigende meerderheid zijn vastgesteld in zijn bovengenoemde resoluties van 15 maart 2018 over de algemene richtsnoeren en van 5 juli 2018 over het mandaat voor de trialoog; herinnert eraan dat de belangrijkste van die prioriteiten zijn: duurzame groei, innovatie, concurrentievermogen, veiligheid, aanpak van de onderliggende oorzaken van vluchtelingen- en migratiestromen, beheer van de vluchtelingen- en migratiestromen, de strijd tegen klimaatverandering en de transitie naar hernieuwbare energie, alsmede specifieke aandacht voor jongeren;

2.  benadrukt dat de Unie, voor de uittreding van het Verenigd Koninkrijk, de nodige financiële middelen nodig heeft om aan de verwachtingen van de burgers tegemoet te komen, om de Unie in staat te stellen de talrijke bovengenoemde prioriteiten en uitdagingen waarmee zij wordt geconfronteerd doeltreffend aan te pakken en om het dagelijks leven van haar burgers te verbeteren;

3.  wijst erop dat de Europese burgers van de Unie verwachten dat zij haar uiterste best doet om de economische groei te waarborgen en de werkgelegenheid in al haar regio's gelijkelijk te stimuleren; herinnert eraan dat er geïnvesteerd moet worden in onderzoek, innovatie, digitalisering, onderwijs, infrastructuur en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en dat de werkgelegenheid gestimuleerd moet worden, in het bijzonder voor de jongeren in Europa, om aan die verwachtingen tegemoet te komen; is ontstemd over de verlagingen die de Raad wederom voorstelt op de programma's die nu juist zijn opgezet om de economie van de Unie concurrerender en innovatiever te maken; benadrukt bovendien dat veel van die programma's, zoals Horizon 2020, ruim zijn overschreven, wat duidt op een gebrekkig gebruik van de middelen en betekent dat er voor veel uitstekende projecten geen financiering beschikbaar is; benadrukt daarnaast het feit dat programma's als Erasmus+, Horizon 2020 en het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (COSME) duidelijk aantonen welke voordelen samenwerking binnen de Unie biedt en een gevoel van Europese saamhorigheid creëren; besluit daarom om Erasmus+ aanzienlijk te versterken en de middelen voor programma's die bijdragen aan groei en werkgelegenheid, waaronder Horizon 2020, de Connecting Europe Facility (CEF) en COSME te verhogen;

4.   blijft vasthouden aan zijn toezeggingen gedaan tijdens de onderhandelingen over het Europees fonds voor strategische investeringen (EFSI), namelijk om de impact van de EFSI-gerelateerde bezuinigingen op Horizon 2020 en CEF te beperken in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure; stelt daarom voor deze bezuinigingen te compenseren door het oorspronkelijke jaarlijkse profiel van deze twee programma's te herstellen, zodat zij de doelstellingen die bij de vaststelling van de desbetreffende wetgeving zijn overeengekomen volledig kunnen verwezenlijken; 

5.  beklemtoont dat de jeugdwerkloosheid lager is dan in eerdere jaren, maar in een aantal lidstaten nog steeds onaanvaardbaar hoog is, vooral in economische achterstandsregio's, en dat de situatie van jongeren die noch aan de arbeidsmarkt deelnemen noch onderwijs of een opleiding volgen (NEET's) en van langdurig werklozen bijzonder zorgwekkend is; benadrukt dat jongeren het meeste risico op armoede en sociale en economische uitsluiting lopen; besluit daarom de kredieten voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI) op te trekken tot boven het niveau dat de Commissie voorstelt; benadrukt dat een dergelijke verhoging in geen geval gezien moet worden als vervroegde financiering van de toewijzing voor het YEI in het kader van de tussentijdse herziening van het MFK; benadrukt echter dat het YEI verder verbeterd en efficiënter moet worden om de Europese meerwaarde ervan voor het werkgelegenheidsbeleid voor jongeren in de lidstaten te verhogen, met name door te waarborgen dat het niet leidt tot een verlaging van de middelen voor nationaal beleid;

6.  herinnert eraan dat het cohesiebeleid een belangrijke rol speelt bij de ontwikkeling en de groei van de Unie en bij de convergentie van de lidstaten en regio's; benadrukt dat het Parlement vastbesloten is om te zorgen voor toereikende kredieten voor deze programma's, die deel uitmaken van een kernbeleid van de Unie;

7.   betreurt dat volgens de huidige vooruitzichten slechts 19,3 % van de begroting 2014-2020 van de Unie ten goede zou komen aan klimaatactie, waarmee het streefdoel van 20 % buiten bereik zou blijven, een doelstelling die nog dateert van voor de Klimaatovereenkomst van Parijs; begrijpt dat dit vooral het gevolg is van de achterstanden bij de programma's gericht op cohesie en plattelandsontwikkeling; dringt er bij de lidstaten, die deze programma's beheren, op aan om de tenuitvoerlegging ervan te versnellen, met speciale aandacht voor klimaatgerelateerde uitgaven, om de lagere bedragen tijdens de eerste jaren van het MFK te compenseren; verzoekt de Commissie een actieplan op te stellen dat uitgevoerd moet worden in het kader van programma's met een groot potentieel om bij te dragen aan het bereiken van de doelstelling voor klimaatgerelateerde uitgaven; dringt tevens aan op een deugdelijke, jaarlijkse consolidatie om vooruitgang te boeken naar het bereiken van de mainstreamingdoelstelling, met concrete en samenhangende waarborgen die garanderen dat de klimaatbestendige begrotingsbesluiten in overeenstemming zijn met de toezeggingen van de Unie in het kader van de Overeenkomst van Parijs, met uitgebreide rapportage om initiatieven te lanceren als de doelstellingen niet worden gehaald;

8.  benadrukt dat de afgelopen jaren in ruime mate gebruik is gemaakt van rubriek 3 om de migratie- en vluchtelingenproblematiek aan te pakken en dat dergelijke acties zolang dit nodig is moeten worden voortgezet en zoveel mogelijk moeten worden versterkt; verzoekt de Commissie actief toezicht te houden op de geschiktheid van de toewijzingen in rubriek 3 en ten volle gebruik te maken van alle beschikbare instrumenten om tijdig te reageren op onvoorziene gebeurtenissen op het gebied van migratie die bijkomende financiering kunnen vergen, met speciale aandacht voor insulaire gebieden die binnen het bereik vallen van artikel 174 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; besluit om de middelen voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie te verhogen, teneinde tegemoet te komen aan de behoeften van de Unie op het gebied van migratie, met name ter ondersteuning van lidstaten bij het verbeteren van integratiemaatregelen en praktijken ten behoeve van asielzoekers en migranten en ter bevordering van solidariteit en het delen van verantwoordelijkheid tussen de lidstaten en met het oog op eerlijke en doeltreffende terugkeerstrategieën; wijst er nogmaals op dat het maximum van rubriek 3 ontoereikend is om te zorgen voor afdoende financiering voor de interne dimensie van deze prioriteiten, en evenmin voor andere prioritaire programma's, bijvoorbeeld op het gebied van volksgezondheid, voedselveiligheid, veiligheid, justitie, burgerschap en cultuur; is van mening dat lokale autoriteiten die bereid zijn om zich in te zetten voor het EU-hervestigingsprogramma, ondersteund moet worden met middelen uit het onderdeel onder gedeeld beheer van het Europees Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF);

9.  onderstreept dat, gezien de recente bezorgdheid over de veiligheid in de hele Unie, bij de financiering uit hoofde van rubriek 3 tevens bijzondere aandacht moet worden besteed aan maatregelen die leiden tot meer veiligheid voor de burgers in de Unie; besluit om die reden tot verhoging van de middelen voor agentschappen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, zoals het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol), het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht(eu-LISA), de Europese Eenheid voor de versterking van de justitiële samenwerking (Eurojust) en het nieuwe Europees Openbaar Ministerie (EOM) die vanwege een toegenomen werklast en bijkomende taken de afgelopen jaren te maken hadden met personeelstekorten en gebrek aan middelen;

10.  herhaalt dat een deel van de oplossing voor de migratie- en vluchtelingenproblematiek en voor het onveiligheidsgevoel van de burgers in de Unie ligt bij het aanpakken van de onderliggende oorzaken van migratie en bij de toewijzing van voldoende financiële middelen voor de interne en externe instrumenten die gericht zijn op het aanpakken van problemen zoals armoede, gebrek aan werkgelegenheid, onderwijs en economische kansen, instabiliteit, conflicten en klimaatverandering in het Europese nabuurschap en in Afrika; is van mening dat de Unie optimaal gebruik moet maken van de financiële middelen in rubriek 4, die ontoereikend zijn gebleken om in dezelfde mate aandacht te besteden aan alle externe uitdagingen;

11.  wijst op de uitdagingen waar sommige lidstaten mee te maken hebben in verband met de grote instroom van migranten en asielzoekers; betreurt dat alle pogingen om een eerlijke en humane oplossing op Unieniveau voor de migratieproblematiek te vinden tot dusver geen resultaat hebben opgeleverd;

12.  betreurt dat het Parlement niet ten volle is betrokken bij de discussies over de verlenging van de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije (FRT); herhaalt zijn traditionele standpunt dat nieuwe initiatieven niet mogen worden gefinancierd ten koste van bestaande externe projecten van de Unie; spreekt opnieuw zijn steun uit voor de voortzetting van de FRT, maar herhaalt dat, gezien de gespannen situatie in rubriek 4 om het hoofd te bieden aan externe uitdagingen, waaronder migratie, de begroting van de Unie in dezelfde verhouding als voor de eerste tranche, namelijk 1 miljard EUR, moet bijdragen aan de financiering van de tweede tranche, terwijl de lidstaten 2 miljard EUR moeten bijdragen aan de financiering ervan;

13.  maakt alle door de Raad voorgestelde verlagingen op de ontwerpbegroting 2019 (OB 2019) in alle rubrieken ongedaan, met enkele uitzonderingen in rubriek 4 en subrubriek 1b; vindt de voorgestelde verlagingen voor programma's met de hoogste Europese meerwaarde onacceptabel, bijvoorbeeld in het geval van Horizon 2020 en CEF, twee programma's die reeds zijn getroffen door herschikkingen ten behoeve van het EFSI, of de meerderheid van de verlagingen bij het externe beleid; benadrukt dat de logica achter de door de Raad voorgestelde verlagingen niet wordt gestaafd door de feitelijke uitvoeringscijfers en voorbijgaat aan de verschillende bestedingspatronen van bepaalde programma's;

14.  concludeert dat, met het oog op een adequate financiering van alle dringende behoeften en gezien de zeer krappe of niet bestaande marges in bepaalde rubrieken in 2019, alle middelen die in de MFK-verordening voor flexibiliteit beschikbaar zijn zullen moeten worden ingezet; verwacht dat de Raad deze visie zal delen en dat tijdens de begrotingsbemiddeling vlot overeenstemming zal worden bereikt, waardoor de Unie tegen de situatie opgewassen moet zijn en doeltreffend moet kunnen reageren op de uitdagingen die zich zullen aandienen, vooral omdat de bemiddeling van dit jaar de laatste zal zijn voor de Europese verkiezingen in mei 2019;

15.  stelt het totaalbedrag aan kredieten voor 2019 vast op 166 340 415 936 EUR aan vastleggingskredieten en 149 349 039 470 EUR aan betalingskredieten, oftewel een verhoging met 721 061 034 EUR van de vastleggingskredieten ten opzichte van de OB 2019;

Subrubriek 1a – Concurrentievermogen voor groei en banen

16.  verwerpt de onterechte verlaging door de Raad van 794 miljoen EUR in subrubriek 1a, die iets meer dan de helft uitmaakt van de totale bezuinigingen van de Raad op vastleggingskredieten in MFK-rubrieken; merkt op dat deze verlagingen indruisen tegen de door de Raad zelf verklaarde politieke prioriteiten; is bovendien bezorgd dat zij de uitvoering van programma's die van vitaal belang zijn voor het scheppen van werkgelegenheid en groei kunnen belemmeren, hetgeen een negatief effect zou kunnen hebben op de economie;

17.  wijst in dat verband op programma's als Horizon 2020 en CEF en de vlaggenschipprogramma's voor de ruimtevaart, zoals Copernicus, die een zeer sterke Europese meerwaarde bieden; betreurt de aanzienlijke bezuinigingen door de Raad op het gemeenschappelijk strategisch kader voor onderzoek en innovatie, met zeer negatieve gevolgen voor Horizon 2020, en betreurt in het bijzonder de bezuinigingen op de betrokken begrotingsonderdelen zoals "Stimuleren van onderzoek in toekomstige en opkomende technologieën" en "Versterken van Europese onderzoeksinfrastructuur"; merkt ook op dat veel van deze programma's een belangrijke bijdrage leveren aan de strijd tegen klimaatverandering en is van mening dat deze bijdrage moet worden versterkt; besluit daarom alle door de Raad voorgestelde verlagingen ongedaan te maken en bovendien het oorspronkelijke profiel van de begrotingsonderdelen voor Horizon 2020 en de CEF, die werden verlaagd om het EFSI-garantiefonds te financieren, volledig te herstellen;

18.  herinnert eraan dat Erasmus+ een zeer gewaardeerd en zeer populair programma blijft ter bevordering van de leermobiliteit en beroepsopleiding voor jongeren, zoals blijkt uit het aantal ontvangen aanvragen, dat de beschikbare middelen overschrijdt, en wijst erop dat dit programma ook bijdraagt aan een sterke Europese identiteit en jongeren aanmoedigt om deel te nemen aan de Europese democratie; betreurt ten zeerste dat de ontwerpbegroting voor Erasmus+ voor 2019 ver achterblijft bij de verwachtingen van het Parlement en niet verder gaat dan de in het kader van het huidige MFK geprogrammeerde cijfers; acht het daarom van essentieel belang dat de onderdelen onderwijs, opleiding en jeugdzaken van Erasmus+ worden versterkt, als uitvloeisel van de versterking van het YEI in subrubriek 1b;

19.  herinnert eraan dat uitgebreide synergieën tussen de CEF-Vervoer en de CEF-Digital moeten worden bevorderd om de financiële hefboomwerking voor projecten ter versterking van de digitalisering van de TEN-T-corridors te maximaliseren;

20.  benadrukt opnieuw dat kmo's een essentieel element vormen binnen de economie van de Unie en een cruciale rol spelen bij het creëren van werkgelegenheid in de hele Unie; acht het noodzakelijk om een kmo-vriendelijk ondernemersklimaat te creëren, alsook om clusters en netwerken van kmo's te ondersteunen, en coöperatieve ondernemingen met sociale, solidaire en ethische praktijken bij te staan; merkt echter met grote bezorgdheid op dat de Raad wil bezuinigen op het kmo-instrument, waarmee tegenstrijdige signalen aan ondernemingen in de Unie worden afgegeven; is van mening dat de Uniebegroting en toegang tot financiering voor startende en micro-ondernemingen een belangrijk instrument kan zijn om kmo's te helpen concurrerender en innovatiever te worden en om de ondernemersgeest in de Unie te stimuleren; wijst in dat verband op COSME en Horizon 2020;

21.  besluit daarom tot een verhoging van de kredieten boven het niveau van de OB 2019 en van het pre-EFSI-profiel voor de programma's die van cruciaal belang zijn ter bevordering van groei en banen en de aanpak van de klimaatverandering en een afspiegeling vormen van de algemeen overeengekomen EU-prioriteiten, met name Erasmus+, Horizon 2020 (met inbegrip van Marie Curie, Leiderschap in de ruimte, Europese Onderzoeksraad, kmo-instrument), Cosme, CEF en EaSI;

22.  verhoogt daarom de vastleggingskredieten voor subrubriek 1a ten opzichte van de OB 2019 met 566 773 112 EUR (pre-EFSI-herstel, compensatie voor het voorstel van de Europese arbeidsautoriteit, proefprojecten en voorbereidende acties niet meegerekend), wat moet worden gefinancierd binnen de beschikbare marge en door een verdere beschikbaarstelling van middelen van de overkoepelende marge voor vastleggingen;

23.  is ingenomen met het engagement voor een vernieuwde defensieagenda van de Unie, met name door het akkoord over een industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (European Defence Industrial Development Programme, EDIDP); is voornemens bijzondere aandacht te besteden aan de uitvoering door de Commissie van de overeenkomsten inzake het EDIDP en het Europees Solidariteitskorps, die in de nota van wijzigingen, die de Commissie in oktober 2018 zal publiceren, moeten worden opgenomen;

Subrubriek 1b – Economische, sociale en territoriale samenhang

24.  is ingenomen met de verlaging van de jeugdwerkloosheid in de Unie met 14,8 % (per 1 oktober 2018), maar betreurt dat het niveau in sommige lidstaten nog altijd onaanvaardbaar hoog is; benadrukt dat het voor de aanpak van dit probleem van belang is te zorgen voor de passende financiering van de jongerengarantieregelingen in het kader van het YEI en het Europees Sociaal Fonds (ESF); is ingenomen met de overeenkomst over de vereiste nieuwe financiering voor het YEI, en met de opname van de overeenkomstige kredieten in de OB 2019; is evenwel van mening dat, gezien de uitdagingen en risico's van de werkloosheid onder jongeren, het YEI over meer kredieten moet beschikken en besluit daarom de vastleggingskredieten voor het YEI in 2019 te verhogen tot 580 miljoen EUR; staat op het standpunt dat deze verhoging een aanvulling moet vormen op het bedrag voor het YEI dat momenteel geprogrammeerd is voor de periode 2014-2020;

25.  verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat de tenuitvoerlegging van de programma's versneld wordt om de achterstand weg te werken; wijst erop dat, hoewel de Raad het niveau van de betalingskredieten zoals voorgesteld door de Commissie niet ter discussie heeft gesteld, het Parlement de bijgewerkte ramingen van de Commissie zorgvuldig zal bestuderen om de betalingskredieten aan te passen aan de reële behoeften om te voorkomen dat er aan het einde van het huidige MFK opnieuw een betalingsachterstand ontstaat;

26.  stemt in met de overschrijving van 40 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 17,2 miljoen EUR aan betalingskredieten van subrubriek 1b naar rubriek 2, overeenkomstig het akkoord over de herziening van het steunprogramma voor structurele hervormingen (SRSP);

Rubriek 2 – Duurzame groei: Natuurlijke hulpbronnen

27.  herinnert eraan dat de door de Commissie voorgestelde kredietverhoging ter financiering van de behoeften van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) vooral het gevolg is van een aanzienlijk lager bedrag aan bestemmingsontvangsten dat naar verwachting in 2019 beschikbaar zal zijn;

28.  neemt nota van de verlaging door de Raad met 310 miljoen EUR aan vastleggingskredieten (-0.52 % ten opzichte van de OB 2019) en met 328,13 miljoen EUR aan betalingskredieten (-0,57 % ten opzichte van de OB 2019), maar is van mening dat de nota van wijzigingen van de Commissie de basis moet blijven voor een betrouwbare herziening van de ELGF-kredieten en voert bijgevolg de bedragen van de OB 2019 opnieuw op, in afwachting van de behandeling van deze nota van wijzigingen tijdens de begrotingsbemiddeling;

29.   besluit de financiering voor noodhulp te verhogen, in het bijzonder voor de sector varkensvlees in verband met de Afrikaanse varkenspest, teneinde de negatieve gevolgen daarvan voor varkenshouders en werknemers in de zwaarst getroffen regio's te beperken; besluit de landbouwsector in de Unie krachtig te steunen door de kredieten voor groenten en fruit te verhogen om de gevolgen van de crisis in de sector en de gevolgen van het Russische embargo te verzachten, alsmede maatregelen te nemen om de gevolgen van de bacterie xilella fastidiosa en de volatiliteit van de prijs van olijfolie aan te pakken;

30.  wijst op de essentiële rol die de gedecentraliseerde agentschappen van de Unie spelen op het gebied van milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid door de Unie en de lidstaten te helpen bij het nemen van rationele, wetenschappelijk onderbouwde besluiten met betrekking tot de bescherming en het herstel van het milieu en de volksgezondheid, en het verbeteren van de samenwerking tussen de lidstaten om tegemoet te komen aan de wensen van de burgers van de Unie;

31.  besluit om een verhoging van 20 miljoen EUR boven het niveau van de OB 2019 voor te stellen voor het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), ter bevordering van de innovatie in de sectoren land- en bosbouw en ter waarborging van de toekomstige winstgevendheid en duurzaamheid van die sectoren;

32.  besluit, overeenkomstig zijn Europa 2020-doelstellingen en zijn internationale toezeggingen om de klimaatverandering aan te pakken, de kredieten voor klimaatgerelateerde acties te verhogen met 15,6 miljoen EUR boven het niveau van de OB 2019; herinnert er bovendien aan dat de Unie zich ertoe heeft verbonden de achteruitgang van de biodiversiteit een halt toe te roepen en terug te draaien en onderstreept dat deze verhoging ook bijdraagt tot de bescherming van de biodiversiteit;

33.  besluit, in het licht van de succesvolle afronding van de onderhandelingen over de herziening van het SRSP, de door de Raad ingevoerde reserve voor de bedragen die uit subrubriek 1b zijn overgeschreven, op te heffen;

34.  wijst op de gevolgen van de extreme droogte die de lidstaten de afgelopen maanden heeft getroffen, waardoor de landbouw aanzienlijke verliezen heeft geleden en een groot aantal bedrijven in gevaar is gekomen, en benadrukt in dit verband de noodzaak om steunmaatregelen te waarborgen die erop gericht zijn de zwaarst getroffen landbouwers te helpen;

35.  besluit om het maximumniveau aan kredieten voor de Posei-programma's waarin de betreffende verordening[9] voorziet te gebruiken, en onderstreept het belang van die programma's voor de weerbaarheid van de landbouwproducenten en beklemtoont de precaire economische situatie van de ultraperifere gebieden;

36.   verhoogt daarom de vastleggingskredieten met 154,1 miljoen EUR, proefprojecten en voorbereidende acties niet meegerekend, waardoor een marge van 190,8 miljoen EUR overblijft onder het plafond voor vastleggingen in rubriek 2;

Rubriek 3 – Veiligheid en burgerschap

37.  herhaalt zijn reeds lang gekoesterde overtuiging dat het plafond van rubriek 3 veel te laag is gebleken om de interne dimensie van essentiële uitdagingen op het gebied van interne veiligheid en veiligheid van de burgerbevolking enerzijds en vluchtelingen en migranten anderzijds adequaat te financieren;

38.  verwacht dat de druk op de migratie- en asielsystemen van sommige lidstaten, alsmede op hun grenzen, in 2019 en de jaren daarna hoog zal blijven en is dan ook van mening dat bijkomende financiering nodig is op het gebied van migratie, ook met het oog op toekomstige, onvoorzienbare behoeften op dat gebied; versterkt daarom het AMIF, wat betreft de ondersteuning van legale migratie naar de Unie, de bevordering van de effectieve integratie van onderdanen van derde landen en de bevordering van billijke en doeltreffende terugkeerstrategieën, met name om de lidstaten te ondersteunen bij de verbetering van de integratiemaatregelen voor vluchtelingen en migranten, met name kinderen en niet-begeleide minderjarigen;

39.  is verheugd over de verhoging van de vastleggingskredieten voor AMIF ter financiering van de nieuwe Dublin II-wetgeving (ervan uitgaande dat deze tegen eind 2018 wordt aangenomen) en verwerpt het besluit van de Raad om de desbetreffende kredieten in reserve te plaatsen;

40.  benadrukt dat de interne veiligheid een van de belangrijkste prioriteiten van de Unie moet blijven en benadrukt de rol van het Fonds voor interne veiligheid (ISF) als het belangrijkste financiële instrument ter ondersteuning van de lidstaten op het gebied van veiligheid, met inbegrip van de bestrijding van terrorisme en radicalisering, ernstige en georganiseerde criminaliteit en cybercriminaliteit; besluit daarom de begrotingskredieten van het ISF te verhogen, ook om de steun voor grensbeheer te versterken en slachtoffers van terroristische daden bij te staan;

41.  wijst op de essentiële rol die de agentschappen van de Unie op het gebied van justitie en binnenlandse zaken spelen bij de versterking van de samenwerking tussen de lidstaten om tegemoet te komen aan de zorgen van de burgers van de Unie; besluit tot verhoging van de begrotingskredieten en de personeelsbezetting van Europol, Cepol, eu-LISA, Eurojust en het EOM;

42.  dringt er in dat verband op aan dat het EOM voldoende wordt gefinancierd en van voldoende personeel wordt voorzien; wijst erop dat de bijdrage van de Unie in de OB 2019 in totaal 4 911 000 EUR bedraagt; wijst erop dat dit krediet dient ter dekking van de personeelsuitgaven, infrastructuur, andere administratieve uitgaven en de beleidsuitgaven van het EOM; wijst erop dat slechts 35 posten in het personeelsbestand zijn voorzien, hetgeen betekent dat na aftrek van de posten van 23 Europese openbaar aanklagers slechts 12 posten zijn voorzien voor administratieve taken; acht dit niet realistisch, met name niet gezien het feit dat twee extra lidstaten onlangs hebben besloten deel te nemen aan het EOM; besluit daarom tot vervroegde financiering van de personeelsuitbreiding die voorzien is voor 2020, en besluit daarnaast om de rang van de hoofdaanklager en de Europese openbaar aanklagers gelijk te trekken aan die van het management van OLAF en Europol;

43.  betreurt de willekeurige bezuinigingen van de Raad van meer dan 35 miljoen EUR aan vastleggingskredieten bij tal van programma's op het gebied van cultuur, burgerschap, justitie en volksgezondheid, niettegenstaande de uitstekende uitvoeringspercentages van deze programma's en een reeds ontoereikend financieringsniveau waardoor veel projecten van hoge kwaliteit niet kunnen worden gefinancierd; herstelt de kredieten voor alle begrotingsonderdelen tot minstens de bedragen van de OB en stelt voor een aantal onderdelen bijkomende kredieten voor;

44.  benadrukt het belang van Creatief Europa voor de ondersteuning van de audiovisuele en culturele sectoren in de Unie en dringt erop aan dat de financieringsniveaus in overeenstemming zijn met de ambities van het programma; roept op tot een verhoging van de vastleggingskredieten voor de subprogramma's MEDIA en Culture, onder meer om de lage succespercentages van de aanvragen aan te pakken; verhoogt tevens de kredieten voor multimedia-acties en voor de versterking van de financiële capaciteit van kmo's in de Europese culturele en creatieve sector;

45.  spreekt opnieuw zijn steun uit voor de programma's inzake rechten, gelijkheid, burgerschap en justitie; besluit tot verhoging van de vastleggingskredieten voor instrumenten op het gebied van non-discriminatie en gelijkheid in het algemeen en het Daphne-programma in het bijzonder, en tot bestrijding van gendergerelateerd geweld en handhaving van de rechten van vrouwen en LGBTQI+;

46  herinnert eraan dat cultuur- en onderwijsgerelateerde projecten worden gesteund via een reeks programma's en instrumenten van de Unie, met name de ESI-fondsen, EFSI en Horizon 2020; dringt er bij de Commissie op aan de synergieën tussen de programma's te verbeteren om doeltreffende uitgaven te realiseren; roept met name de Commissie op om ten volle gebruik te maken van de potentiële synergieën tussen de verschillende programma's van de Unie, zoals Horizon 2020, CEF, Erasmus+, EaSI en Creatief Europa, alsmede COSME, EFSI en de ESI-fondsen, om meer projecten in de culturele en creatieve sectoren te ondersteunen;

47.  verhoogt de vastleggingskredieten voor rubriek 3 met 127,75 miljoen EUR ten opzichte van de ontwerpbegroting, proefprojecten en voorbereidende acties niet meegerekend, en stelt voor deze verhoging te financieren door een verdere beschikbaarstelling van middelen uit de speciale instrumenten;

Rubriek 4 – Europa als wereldspeler

48.  benadrukt dat de complexe geopolitieke uitdagingen waarvoor de Unie zich geplaatst ziet, dringend vragen om een sterkere externe aanwezigheid van de Unie; benadrukt nogmaals dat het externe optreden van de Unie alleen geloofwaardig kan zijn als er voldoende financiële middelen voor worden uitgetrokken; herinnert eraan dat de financieringsbehoeften veel groter zijn dan de huidige omvang van rubriek 4 en vraagt om voldoende speelruimte in geval van onvoorziene externe crises;

49.  herinnert eraan dat de uitvoering van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG's) horizontaal door het interne en externe beleid van de Unie moet plaatsvinden, terwijl bijzondere aandacht moet worden besteed aan de levering van voldoende voedsel van goede kwaliteit, schoon water en de bouw van extra afvalwaterzuiveringsinstallaties om de SDG 2 en 6 te verwezenlijken; vestigt bovendien de aandacht op de omvang en gevolgen van de energiearmoede in ontwikkelingslanden en dringt aan op extra maatregelen tot terugdringing van de energiearmoede overeenkomstig SDG 7, met name in afgelegen plattelandsgebieden die niet op het energienetwerk zijn aangesloten;

50.  bevestigt in dat verband, in overeenstemming met zijn standpunt zoals verwoord in bovengenoemde resolutie van 5 juli 2018, dat de huidige verhouding van de bijdrage aan de FRT uit de begroting van de Unie (1 miljard EUR) en de lidstaten (2 miljard EUR) voor de financiering van de tweede tranche van de FRT moet worden gehandhaafd; besluit derhalve de bijdragen uit de begroting van de Unie te verlagen van 1,45 miljard EUR tot 450 miljoen EUR; is van mening dat het verschil moet worden gefinancierd uit de bilaterale bijdragen van de lidstaten;

51.  is van mening dat het bevorderen van vrede, veiligheid en recht in ontwikkelingslanden van het grootste belang is om de aanpak van de onderliggende oorzaken van migratie en de daarmee verband houdende humanitaire uitdagingen in het Zuidelijk Nabuurschap, zoals in Libië, mogelijk te maken; onderstreept het belang van steun voor goed bestuur, democratie, de rechtsstaat en een krachtig maatschappelijk middenveld om de armoede op de lange termijn doeltreffend te bestrijden en de uitdagingen van klimaatverandering in de ontwikkelingslanden aan te pakken; besluit daarom de middelen voor het financieringsinstrument voor ontwikkeling en samenwerking (DCI) en het zuidelijke deel van het Europees nabuurschapsinstrument (ENI) binnen de verschillende onderdelen ervan te verhogen, om rekening te houden met de aanzienlijke druk waar het ENI ook in 2019 te maken mee zal hebben;

52.   herinnert eraan dat de Unie zich ertoe heeft verbonden de rechten van kinderen, meisjes en vrouwen, alsmede mensen met een handicap en specifieke behoeften in haar extern beleid op alomvattende wijze te beschermen en te bevorderen; onderstreept hoe belangrijk het is dat de EU-richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind in de Europese Unie, het genderactieplan van de Europese Unie en het Europese gehandicaptenbeleid in de externe betrekkingen van de Europese Unie ten uitvoer worden gelegd; acht het in die geest passend om 10 % van de middelen die beschikbaar zijn voor humanitaire steun te bestemmen voor toegang tot onderwijs in crisisgebieden;

53.   onderstreept het strategische belang van het verstrekken van voldoende financiering voor de Westelijke Balkan, zodat de regio haar pad naar toetreding kan consolideren; heeft geen begrip voor het voorstel van de Raad om te bezuinigen op de toewijzing voor politieke hervormingen, aangezien deze de ruggengraat vormen van een democratische transformatie; benadrukt de noodzaak van passende financiële steun voor het actieplan 2018-2020 van de strategie voor de Westelijke Balkan en besluit derhalve om de toewijzing van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) voor de regio te verhogen;

54.  benadrukt dat de situatie in de landen van het Oostelijk Nabuurschap een aanzienlijke uitdaging voor de Unie blijft; is ervan overtuigd dat het van belang is extra middelen ter beschikking te stellen om de hervormingsinspanningen van onze buren te ondersteunen, bij te dragen tot een grotere veerkracht en het bevorderen van de vrede en het verbeteren van het dagelijks leven van de burgers van deze landen;

55.  dringt aan op meer EU-steun voor UNRWA overeenkomstig zijn resolutie van 8 februari 2018[10], in het licht van de verslechterende situatie ter plekke en het besluit van de Verenigde Staten om hun jaarlijkse bijdrage aan het agentschap drastisch te verlagen; preciseert dat de voorgestelde verhoging uitsluitend bestemt is voor UNRWA, om de verlaging van het budget van dit agentschap te compenseren;

56.  is overtuigd van het potentieel van interpersoonlijke contacten en jongerenmobiliteit, ook als een van de belangrijkste strategieën om de impact van het externe optreden van de Unie en de zichtbaarheid ervan onder het publiek in onze partnerlanden te vergroten; heeft daarom besloten de bijdragen van DCI, ENI, IPA II en het partnerschapsinstrument voor Erasmus+ te versterken;

57.  staat, in lijn met het beginsel van conditionaliteit, achter een vermindering van het bedrag dat wordt toegewezen aan Turkije in alle begrotingsonderdelen, gezien de aanhoudende terugval van de rechtsstaat, de democratie en de mensenrechten; acht het tegelijkertijd noodzakelijk om de directe steun aan het maatschappelijk middenveld en de intermenselijke contacten verder te versterken;

58.  acht het noodzakelijk de kredieten op het begrotingsonderdeel voor de Turks-Cypriotische gemeenschap te verhogen om een beslissende bijdrage te leveren aan de voortzetting en intensivering van de missie van het Comité inzake vermiste personen op Cyprus, aan het welzijn van de Maronieten die willen terugkeren alsook aan het welzijn van alle personen in de enclave, zoals overeengekomen in de Derde Overeenkomst van Wenen, en om het door de twee gemeenschappen opgezette technische comité voor cultureel erfgoed te ondersteunen, en zo het vertrouwen en de verzoening tussen de twee gemeenschappen te bevorderen;

59.  neemt nota van de bescheiden verhoging van de financiering voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) als voorgesteld door de Commissie, maar merkt op dat de begroting voor het GBVB nog steeds onder grote druk staat en dat het gevaar bestaat dat dit probleem in 2019 wordt verergerd door de uitbreiding van een aantal missies in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB); maakt de verlaging ongedaan die door de Raad is voorgesteld voor andere maatregelen en operaties voor crisisbeheer, die als gevolg zou hebben dat er minder flexibel kan worden ingesprongen op onverwachte crises;

60.  besluit daarom bijna alle verlagingen van de Raad ongedaan te maken en rubriek 4 te verhogen met 425,4 miljoen EUR boven de OB 2019 (proefprojecten en voorbereidende acties niet meegerekend), en tegelijkertijd de begrotingslijnen voor de FRT en Turkije te verlagen en de bezuinigingen van de Raad op dit terrein niet ongedaan te maken, met een totaal effect van -1,24 miljard EUR, hetgeen resulteert in een netto verschil van -819,1 miljoen EUR onder de OB 2019 in rubriek 4;

Rubriek 5 – Administratie; Overige rubrieken – administratieve uitgaven en ondersteunende uitgaven voor onderzoek

61.  is van mening dat de bezuinigingen van de Raad ongerechtvaardigd zijn en niet in overeenstemming zijn met de werkelijke behoeften; voert daarom de bedragen van de OB 2019 opnieuw op voor alle administratieve uitgaven van de Commissie, met inbegrip van de administratieve uitgaven en ondersteunende uitgaven voor onderzoek in de rubrieken 1 tot en met 4;

Gedecentraliseerde agentschappen

62.  steunt in beginsel de ramingen van de Commissie voor de budgettaire behoeften van de agentschappen; is daarom van mening dat de bijkomende verlagingen die de Raad voorstelt de goede werking van de agentschappen in gevaar zouden brengen en hen zouden beletten de taken uit te voeren die hun zijn toegewezen; neemt met ergernis kennis van de willekeurige bezuiniging ter hoogte van het luttele bedrag van 10 000 EUR voor CEPOL en verzoekt de Raad het Parlement in detail te informeren over de redenen waarom hij dergelijke bezuinigingen noodzakelijk en redelijk acht;

63.  merkt op dat de financiering op basis van vergoedingen voor de agentschappen de last voor de begroting van de Unie jaarlijks met 1 miljard EUR verlaagt; benadrukt dat overheidstaken zoals op het gebied van gezondheid, milieu of veiligheid en justitie altijd uit de Europese begroting moeten worden gefinancierd; is echter van mening dat de Commissie het risico van belangenconflicten die zich kunnen voordoen bij agentschappen die met vergoedingen worden gefinancierd, moet blijven aanpakken en passende maatregelen moet nemen om dergelijke conflicten te voorkomen;

64.  herinnert eraan dat het belangrijk is dat de Unie zich met name richt op concurrentievermogen voor groei en banen; is in dit verband van mening dat het Europees GNSS-Agentschap (GSA) en het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) extra kredieten en personeel nodig hebben; wijst op de oprichting van de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) en benadrukt dat hier verse middelen beschikbaar moeten worden gesteld; herstelt de aanzienlijke bezuinigingen van de Raad op de kredieten voor de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA's), terwijl een deel van hun kredieten in de reserve wordt geplaatst in afwachting van de voortgang van de herziening van de ETA's;

65.  besluit, gezien de uitdagingen die de Unie nog steeds het hoofd moet bieden op het vlak en veiligheid, en rekening houdend met het feit dat een gecoördineerde Europese respons vereist is, de kredieten te verhogen voor Europol, eu-LISA, CEPOL, Eurojust, EPPO en het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa);

66.  verwacht dat de druk op de migratie- en asielstelsels van sommige lidstaten en op hun grenzen in 2019 hoog zal blijven en mogelijkerwijs zal toenemen, en benadrukt dat de toekomstige behoeften van de Europese grens- en kustwacht (Frontex) en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) wat betreft operationele middelen en personeel zorgvuldig in de gaten moeten worden gehouden en dat de middelen voor de begroting 2019 mogelijk moeten worden bijgesteld; wacht in dit verband op de nota van wijzigingen van de Commissie; verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk een overzicht te geven van de begrotingsbehoeften voor de begroting 2019 voor de voorgestelde hervormingen van deze agentschappen;

67.  herhaalt zijn standpunt dat het streefdoel van een personeelsinkrimping met 5 % bereikt is; verklaart voornemens te zijn een gemeenschappelijke verklaring van alle instellingen op te nemen waarin het einde van deze eenmalige exercitie wordt bevestigd; is van mening dat de nieuwe posten die het in zijn standpunt heeft goedgekeurd, noodzakelijk zijn om bijkomende taken te verrichten die voortvloeien uit nieuwe beleidsontwikkelingen en nieuwe regelgeving;

68.  herinnert eraan dat de interinstitutionele werkgroep inzake middelen van gedecentraliseerde agentschappen haar werkzaamheden heeft afgerond met aanbevelingen over de lessen die zijn getrokken uit de aanpak voor het bereiken van het streefcijfer van 5 % personeelsinkrimping, de uitvoering van nieuwe taken, de evaluatie van agentschappen, het delen van agentschappen, de evaluatie van agentschappen met meerdere locaties en het model voor agentschappen met financiering op basis van vergoedingen; is ingenomen met de bekrachtiging van deze aanbevelingen door de instellingen; is voornemens de werkzaamheden van de Commissie met betrekking tot deze aanbevelingen in de toekomst te blijven volgen;

Proefprojecten en voorbereidende acties (PP's en VA's)

69.  herinnert eraan hoe essentieel proefprojecten en voorbereidende acties (PP-VA's) zijn om politieke prioriteiten te formuleren en nieuwe initiatieven in te voeren die zouden kunnen leiden tot permanente acties en programma's van de Unie; besluit, na een zorgvuldige analyse van alle ingediende voorstellen en rekening houdend met de beoordeling door de Commissie van de naleving van de wettelijke vereisten en de uitvoerbaarheid ervan, om een evenwichtig pakket PP-VA's aan te nemen dat de politieke prioriteiten van het Parlement weerspiegelt;

70.  is ingenomen met de lancering van DiscoverEU, de verdeling van 15 000 Interrailpassen onder Europeanen van 18 jaar in 2018, alsook met het Commissievoorstel van 700 miljoen EUR voor het MFK 2021-2027, dat goed aansluit op de doelstellingen van de EU ter bevordering van leermobiliteit, actief burgerschap, sociale inclusie van en solidariteit onder alle jongeren; besluit om de desbetreffende voorbereidende actie voort te zetten in 2019 en is voornemens dit ook te doen voor 2020;

Speciale instrumenten

71.  herinnert aan het nut van speciale instrumenten die voorzien in flexibiliteit die verder gaat dan de zeer krappe maxima van het huidige MFK en is ingenomen met de verbeteringen die tot stand zijn gekomen dankzij de tussentijdse herziening van de MFK-verordening; pleit voor een uitgebreid gebruik van het flexibiliteitsinstrument en de overkoepelende marge voor vastleggingen in de begroting 2019 ter financiering van het brede scala aan nieuwe uitdagingen en bijkomende verantwoordelijkheden waarmee de begroting van de Unie wordt geconfronteerd; herinnert tevens aan het belang van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), de Reserve voor noodhulp (EAR) en het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU);

Betalingen

72.  herhaalt zijn bezorgdheid over het feit dat, ondanks de recente inhaalslag, de onderbesteding van de betalingen in de afgelopen drie jaar een recordniveau heeft bereikt, met name in subrubriek 1b; betreurt dat dergelijke vertragingen er aan in de weg staan dat het volledige potentieel van de prioriteiten en projecten van de Unie tijdig aan de burgers ten goede kan komen; wijst erop dat de OB 2019 als gevolg daarvan een ongekende marge van 19,3 miljard EUR onder het betalingsplafond laat; verhoogt de betalingskredieten op de begrotingslijnen waarvan de vastleggingskredieten worden gewijzigd;

Overige afdelingen

Afdeling I - Europees Parlement

73.  handhaaft het algemene niveau van zijn begroting voor 2019, overeenkomstig zijn resolutie over de raming van de ontvangsten en uitgaven, die door de plenaire vergadering van 19 april 2018[11] is goedgekeurd, op 1 999 144 000 EUR; neemt begrotingsneutrale technische aanpassingen op die rekening houden met geactualiseerde informatie die eerder dit jaar niet beschikbaar was;

74.  wijst erop dat de raming voor 2019 neerkomt op 18,53 %, wat lager is dan het in 2018 verwezenlijkte percentage (18,85 %) en het geringste aandeel van rubriek 5 vormt in meer dan vijftien jaar;

75.  merkt op dat er wegens de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2019 meer uitgaven zullen zijn op bepaalde gebieden, vooral met betrekking tot leden die niet opnieuw verkozen worden en hun medewerkers, terwijl er op andere punten besparingen gegenereerd worden, zij het op kleinere schaal, als gevolg van het verminderde volume aan parlementaire werkzaamheden in een verkiezingsjaar;

76.  verwelkomt het feit dat in de begroting 2019 verdere tranches zullen worden opgenomen van de substantiële investeringen waarmee in 2016 een begin is gemaakt om de veiligheid in het Parlement aanzienlijk te verhogen; wijst erop dat die projecten verscheidene gebieden bestrijken, waarbij het voornamelijk om gebouwen gaat, te weten de modernisering van de beveiliging van de ingang, apparatuur en personeel, en het iPACS-project, maar ook om verbeteringen op het gebied van de cyberveiligheid en de beveiliging van communicatie;

77.  neemt nota van het besluit van het Bureau om voor de verdere ontwikkeling van het PHS-gebouw twee opties te kiezen, namelijk structurele renovatie en herinrichting; dringt er bij de secretaris-generaal en het Bureau op aan de begrotingsautoriteit een gedetailleerde begroting voor elk van deze opties te verstrekken, naast alle technische specificaties;

78.  vermindert de personeelsformatie van zijn secretariaat-generaal voor 2019 met 59 posten (doelstelling tot vermindering met 1 %), overeenkomstig het akkoord van 14 november 2015 met de Raad over de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2016, waarin staat dat het Parlement de jaarlijkse personeelsvermindering tot 2019 voortzet;

79.  neemt kennis van het besluit van 25 september 2018 van het Gerecht waarin de weigering van het Parlement wordt bevestigd om inzage te verlenen in documenten met betrekking tot de dagvergoedingen, reiskosten en vergoedingen voor parlementaire assistentie (arrest in de zaken T-639/15 tot en met T-666/15 Maria Psara e.a./Parlement en T-94/16 Gavin Sheridan/Parlement);

80.  herinnert eraan dat hij op 23 oktober 1997 in zijn resolutie over de algemene begroting 1998 zijn Bureau opdracht heeft gegeven de Rekenkamer te verzoeken de vrijwillige pensioenregeling van het Parlement te onderzoeken, hetgeen heeft geleid tot het uitbrengen van advies nr. 5/99 van de Rekenkamer van 16 juni 1999 over de regeling betreffende het vrijwillig aanvullend pensioenfonds voor de leden van het Europees Parlement; roept het Bureau nu op om de Rekenkamer dringend te verzoeken om in 2019 een nieuw advies over het pensioenfonds uit te brengen;

81.  herinnert eraan dat de secretaris-generaal in een nota aan het Bureau van 8 maart 2018 heeft aanvaard dat het pensioenfonds dat gekoppeld is aan de regeling betreffende het vrijwillig aanvullend pensioenfonds voor de leden zijn kapitaal ruim voor het einde van de pensioenverplichtingen en mogelijk al in 2024 zal uitputten; roept de secretaris-generaal en het Bureau dan ook op om, met volledige inachtneming van het statuut van de leden, met spoed samen met het pensioenfonds een duidelijk plan op te stellen voor het Parlement, dat onmiddellijk na de verkiezingen van 2019 zijn verplichtingen en verantwoordelijkheden voor het vrijwillige aanvullend pensioenfonds van zijn leden erkent en overneemt;

82.  verzoekt om extra steun van de Unie voor de parlementaire dimensie van de WTO, met name door meer financiële en personele steun voor het desbetreffende secretariaat;

83.  verzoekt om versterking van het Europees wetenschaps- en mediaknooppunt, dat in de begroting 2018 is opgenomen, en om samenwerking met televisieomroepen, sociale media en andere partners om aankomende journalisten opleidingsmogelijkheden te bieden, met name met betrekking tot nieuwe wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen en nieuwsberichten die op feiten berusten en door collega's zijn getoetst;

84.  herinnert aan de analyse die de Europese Rekenkamer in 2014 heeft verricht, waarin de kosten van de geografische spreiding van het Parlement worden geraamd op 114 miljoen EUR per jaar; wijst tevens op de bevinding in zijn resolutie van 20 november 2013 over de plaats van de zetels van de instellingen van de Europese Unie[12], dat 78 % van alle dienstreizen van statutair personeel van het Parlement een direct gevolg zijn van zijn geografische spreiding; beklemtoont tevens dat de milieugevolgen van de geografische spreiding in het verslag worden geraamd op tussen de 11 000 en 19 000 ton aan CO2-emissies; benadrukt het negatieve beeld dat deze spreiding bij het publiek opwekt en roept daarom op tot de vaststelling van een stappenplan om te komen tot één enkele vestigingsplaats en een verlaging van de desbetreffende begrotingsonderdelen;

85.  dringt er bij de secretaris-generaal op aan gedetailleerde regelingen op te stellen voor meer uitwisseling van ondersteunende kantoordiensten tussen het Parlement, het Comité van de Regio’s en het Europees Economisch en Sociaal Comité;

Afdeling IV - Hof van Justitie

86.  neemt de bedragen van de OB 2019 opnieuw op voor alle begrotingsonderdelen die de Raad heeft verlaagd en die essentieel zijn voor de werking van het Hof, en herstelt de raming voor twee begrotingsonderdelen die het Hof in staat moeten stellen beter het hoofd te bieden aan de voortdurend toenemende vraag op het gebied van vertaling;

87.  herstelt de 16 posten en de daarmee samenhangende verlaging van de kredieten door de Commissie in de OB 2019, om te voorkomen dat er knelpunten ontstaan die nadelig zouden kunnen zijn voor de productiviteit van de rechtbanken in de context van nieuwe activiteiten van het Hof en van een voortdurende toename van de werklast; is van mening dat de instelling van 16 nieuwe vaste posten voor de ondersteunende diensten, die oorspronkelijk door het Hof waren voorgesteld en door de Commissie zijn afgewezen, moet worden toegestaan;

Afdeling V - Rekenkamer

88.  neemt de bedragen van de OB 2019 opnieuw op voor alle begrotingsonderdelen die de Raad heeft verlaagd, opdat de Rekenkamer haar werkprogramma kan uitvoeren en de geplande auditverslagen kan opstellen;

Afdeling VI – Europees Economisch en Sociaal Comité

89.  neemt de bedragen van de OB 2019 opnieuw op voor alle begrotingsonderdelen die de Raad heeft verlaagd;

90.  verhoogt de kredieten op een aantal begrotingsonderdelen boven het bedrag van de OB 2019 overeenkomstig de eigen raming van het Economisch en Sociaal Comité;

Afdeling VII – Comité van de Regio's

91.  neemt de bedragen van de OB 2019 opnieuw op voor alle begrotingsonderdelen die de Raad heeft verlaagd;

92.  verhoogt de kredieten op een aantal begrotingsonderdelen boven het bedrag van de OB 2019 overeenkomstig de eigen raming van het Comité van de Regio's;

Afdeling VIII - Europese Ombudsman

93.  handhaaft het algemene niveau van de begroting van de Ombudsman voor 2019, zoals voorgesteld door de Commissie in de OB 2019;

Afdeling IX – Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

94.  besluit de OB 2019 niet te herstellen voor de lijn die de Raad heeft verlaagd, vanwege een sterke stijging van de totale begroting ten opzichte van het voorgaande jaar;

Afdeling X - Europese Dienst voor extern optreden

95.  neemt de bedragen van de OB 2019 opnieuw op voor alle begrotingsonderdelen die de Raad heeft verlaagd;

96.  verhoogt de kredieten op een aantal begrotingsonderdelen boven het bedrag van de OB 2019 overeenkomstig de eigen raming van de EDEO;

97.  bevestigt de Strategische communicatiecapaciteit te steunen en verhoogt de middelen hiervoor om een sterkere gecoördineerde reactie van de Unie op het probleem van desinformatie te waarborgen;

98.  herstelt de 28 posten + 5 extra en de daarmee samenhangende verlaging van de kredieten door de Raad om een bescheiden personeelsuitbreiding mogelijk te maken die gerechtvaardigd is door de aanzienlijke nieuwe verantwoordelijkheden van de EDEO, met name in verband met de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie, te weten de vestiging van een nieuwe delegatie van de Unie in Londen en een nieuwe eenheid in het hoofdkwartier, en de goedkeuring van een aantal initiatieven op het gebied van veiligheid en defensie in de afgelopen maanden;

o

o  o

99.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, samen met de amendementen op het ontwerp van algemene begroting, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de overige instellingen en de betrokken organen, alsmede aan de nationale parlementen.

  • [1]  PB L 168 van 7.6.2014, blz. 105.
  • [2]  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
  • [3]  PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.
  • [4]  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
  • [5]  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
  • [6]  Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2018)0089.
  • [7]  Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2018)0182.
  • [8]  Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2018)0311.
  • [9]  Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad (PB L 78 van 20.3.2013, blz. 23).
  • [10]  Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0042.
  • [11]  Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0182.
  • [12]  PB C 436 van 24.11.2016, blz. 2.

ADVIES van de Commissie buitenlandse zaken (31.8.2018)

aan de Begrotingscommissie

inzake de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019 – alle afdelingen
(2018/2046(BUD))

Rapporteur voor advies: Brando Benifei

SUGGESTIES

De Commissie buitenlandse zaken verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  erkent dat de vastleggingskredieten voor rubriek 4 zijn verhoogd, maar merkt op dat deze verhoging grotendeels te danken is aan de hogere bijdragen voor de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije; onderstreept dat extern optreden, gezien de verschillende uitdagingen waarmee de EU op het internationale toneel wordt geconfronteerd, alleen geloofwaardig kan zijn als er voldoende middelen worden verstrekt;

2.  toont zich bezorgd dat de ontwerpbegroting de marges voor rubriek 4 volledig uitput, wat de Unie zeer weinig speelruimte laat in het geval van onvoorziene externe crises;

3.  onderstreept het strategische belang van het verstrekken van voldoende financiering voor de Westelijke Balkan, een belangrijk prioritair gebied voor de EU, zodat de regio haar pad naar toetreding kan consolideren; betreurt in dit verband het voorstel om de toewijzing voor politieke hervormingen in de Westelijke Balkan met 10 miljoen EUR te verlagen; roept ertoe op deze trend te keren, hierbij rekening houdend met het feit dat politieke hervormingen de ruggengraat vormen van elke democratische transformatie en impliciet ook van het proces van toetreding tot de EU; benadrukt de noodzaak van voldoende financiering om het Actieplan 2018-2020 van de strategie voor de Westelijke Balkan uit te voeren, waarbij prioriteit wordt gegeven aan steun voor de rechtsstaat en regionale integratie; roept ertoe op de bijdrage van IPA II aan Erasmus+ te verdubbelen, zoals in de strategie wordt voorzien;

4.  staat, in lijn met het beginsel van conditionaliteit, achter een vermindering van het bedrag dat wordt toegewezen aan Turkije in alle begrotingsonderdelen, gezien de aanhoudende terugval van de rechtsstaat, de democratie en de grondrechten; is van mening dat tegelijkertijd rechtstreekse steun aan het maatschappelijk middenveld en interpersoonlijke contacten verder moeten worden versterkt in de context van de toenemende polarisatie van de Turkse maatschappij en de maatregelen die door de autoriteiten in de nasleep van de couppoging zijn genomen om de fundamentele rechten en vrijheden te beknotten en mensenrechtenverdedigers tegen te werken; is van mening dat er in dit opzicht bijzondere aandacht moet worden besteed aan mediavrijheid en LGBTI-rechten;

5.  is van oordeel dat de huidige verhouding van de bijdrage aan de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije uit de Uniebegroting (1 miljard EUR) en van de lidstaten (2 miljard EUR) moet worden aangehouden; dringt aan op een dienovereenkomstige aanpassing van de voorgestelde bijdrage voor 2019 aan de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije, in overeenstemming met het standpunt dat het Parlement heeft ingenomen in zijn resolutie van 5 juli 2018 over het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2019[1]; is van mening dat bovendien moet worden gewaarborgd dat de bijdragen uit rubriek 4 aan de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije niet leiden tot een vermindering van de middelen die beschikbaar zijn voor de bestaande programma's; onderstreept dat het gebruik van de middelen van de Faciliteit nauwlettend moet worden gemonitord om te verzekeren dat deze middelen inderdaad terechtkomen bij vluchtelingenprojecten en niet worden gebruikt voor andere doeleinden; dringt er bij de Commissie op aan regelmatig verslag uit te brengen aan de begrotingsautoriteit over de verenigbaarheid van de gefinancierde acties met de onderliggende rechtsgrond;

6.  betreurt de vermindering van de financiële steun om de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap te bevorderen; verzoekt de begroting op het huidige niveau te houden en geen reducties toe te passen;

7.  onderstreept het strategische belang van de landen van het directe Oostelijk en Zuidelijk Nabuurschap van de EU; benadrukt dat de situatie in de landen van het Nabuurschap een aanzienlijke uitdaging voor de EU blijft; is bezorgd over het feit dat het Europees nabuurschapsinstrument (ENI) in 2019 onder aanzienlijke druk zal blijven staan, en dat deze druk nog zal worden verergerd door het gebruik van ENI-middelen voor de financiering van de toezegging voor Syrië en van projecten in het kader van het EU-noodtrustfonds voor Afrika; wenst dat deze nieuwe vastleggingen volledig worden gecompenseerd door verhogingen; is ingenomen met de stijgende vastleggingskredieten voor vertrouwensopbouw, veiligheid en de preventie en beslechting van conflicten in de landen rondom de Middellandse Zee; onderstreept in deze context de behoefte aan passende ondersteuning van kwetsbare groepen, met name (niet-begeleide) kinderen, vrouwen en slachtoffers van seksueel geweld, al dan niet in het kader van gewapende conflicten;

8.  is ingenomen met het voornemen van de Commissie om verhoogde steun te blijven verlenen aan Oekraïne, in het bijzonder met het oog op het aanhoudende conflict in Oost-Oekraïne, en aan Tunesië, met name voor de bestrijding van armoede en werkloosheid onder jongeren; pleit in het licht van de recente politieke ontwikkelingen ter plekke voor meer financiering ter ondersteuning van de stabilisering van Libië, onder meer de ondersteuning van het maatschappelijk middenveld en de handhaving van mensenrechtennormen en het internationale recht; is van mening dat in dit opzicht bijzondere aandacht moet worden besteed aan garanties dat de financiële steun van de EU aan Libië niet wordt gebruikt om willekeurige aanhoudingen en aanhoudingen van kwetsbare personen, met name kinderen, te financieren, in lijn met de EU-richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind, en dat migranten worden behandeld met volledige inachtneming van de internationale mensenrechtennormen; merkt op dat de stabilisering van Libië slechts een eerste stap zal zijn en dat er verdere inspanningen nodig zullen zijn op het gebied van wederopbouw en hervormingen; verzoekt om meer steun voor de politieke hervormingen en democratische processen in Georgië en de Republiek Moldavië; dringt erop aan dat de uitvoering en de voortgang van de hervormingen in de desbetreffende partnerlanden naar behoren worden gemonitord;

9.  vraagt om meer financiering in het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten voor de bescherming van mensenrechtenactivisten die risico lopen, waaronder via het mechanisme ter verdediging van de mensenrechten (ProtectDefenders.eu), in het licht van de toenemende repressie in een aantal landen; is voorts van mening dat voldoende financiering moet worden gegarandeerd voor de EU-verkiezingswaarnemingsmissies om bij te dragen aan de versterking van de democratische instellingen en het vergroten van het publieke vertrouwen in verkiezingsprocessen, waardoor de stabiliteit wordt bevorderd en andere doelstellingen op het gebied van buitenlands beleid kracht wordt bijgezet;

10.  betreurt de bezuinigingen op de EU-bijdrage aan het Europees Interuniversitair Centrum voor mensenrechten en democratisering (EIUC) en zijn wereldwijde mensenrechtencampus, aangezien dit het functioneren van dit Europese academische vlaggenschipprogramma ernstig zal ondermijnen; roept de Commissie op haar financiële toewijzing aan het EIUC op een niveau te houden dat vergelijkbaar is met eerdere bijdragen;

11.  dringt aan op meer EU-steun voor het vredesproces in het Midden-Oosten, de Palestijnse Autoriteit en UNRWA in lijn met de resolutie van het Europees Parlement van 8 februari 2018 over de situatie van UNRWA[2], in het licht van de verslechterende situatie ter plekke en het besluit van de Verenigde Staten om hun bijdrage drastisch te verlagen; uit opnieuw zijn bezorgdheid over de vernietiging en inbeslagname van door de EU gefinancierde humanitaire bijstand op de westelijke Jordaanoever;

12.  neemt nota van de bescheiden verhoging van de financiering voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), maar merkt op dat de begroting voor het GBVB nog steeds onder grote druk staat en dat het gevaar bestaat dat dit probleem in 2019 wordt verergerd door de uitbreiding van een aantal missies in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB); roept op tot het annuleren van de verlaging die door de Raad is voorgesteld voor andere maatregelen en operaties voor crisisbeheer, die als gevolg zou hebben dat er minder flexibel kan worden gereageerd op onverwachte crises, en tot een vergelijkbare verhoging van de GBVB-begroting;

13.  dringt aan op aanvullende fondsen voor het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP) in het licht van de aanzienlijke rol die het speelt op het gebied van crisisrespons, crisisparaatheid, conflictpreventie en vredesopbouw; benadrukt hoe belangrijk het is de tenuitvoerlegging van de koppeling tussen ontwikkeling en veiligheid in het IcSP voort te zetten en verzoekt om aanvullende middelen die in het kader van de bestaande IcSP-onderdelen worden besteed;

14.  onderstreept het belang van een progressief kader voor het gemeenschappelijke defensiebeleid van de EU en geeft aan dat het noodzakelijk is meer financiering beschikbaar te stellen om de tenuitvoerlegging ervan te garanderen;

15.  is ingenomen met de recente goedkeuring van het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (EDIDP) om de Europese samenwerking en innovatie op het gebied van defensie en de opneming ervan in de ontwerpbegroting 2019 te bevorderen; is van mening dat dit programma, samen met de lopende voorbereidende activiteiten voor EU-onderzoek op het gebied van defensie, zal bijdragen aan de ontwikkeling van een Europese defensie-industrie; benadrukt hoe belangrijk grensoverschrijdende samenwerking tussen kmo's en midcaps is;

16.  roept op tot meer steun voor non-proliferatie en ontwapening, in overeenstemming met de verplichtingen uit hoofde van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens en in overeenstemming met de resolutie van het Europees Parlement van 27 oktober 2016 over nucleaire veiligheid en non-proliferatie[3];

17.  dringt erop aan de Erasmus+-bijdragen uit alle externe financieringsinstrumenten te verhogen, aangezien interpersoonlijke contacten en jongerenmobiliteit tot de belangrijkste strategieën behoren om de impact van het externe optreden van de EU en de zichtbaarheid ervan onder het publiek in onze partnerlanden te vergroten;

18.  herinnert eraan dat de effecten van klimaatverandering een tastbare impact hebben op diverse aspecten van het menselijk leven en steeds sterker worden gevoeld in ontwikkelingslanden; vraagt dat meer middelen worden toegewezen aan klimaatactie, hetgeen beter aansluit bij het sterke en toegenomen engagement van de EU voor klimaatdiplomatie.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

29.8.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

43

5

8

Bij de eindstemming aanwezige leden

Michèle Alliot-Marie, Nikos Androulakis, Petras Auštrevičius, Amjad Bashir, Bas Belder, Elmar Brok, Klaus Buchner, James Carver, Fabio Massimo Castaldo, Javier Couso Permuy, Arnaud Danjean, Anna Elżbieta Fotyga, Eugen Freund, Michael Gahler, Iveta Grigule-Pēterse, Sandra Kalniete, Manolis Kefalogiannis, Tunne Kelam, Wajid Khan, Andrey Kovatchev, Ilhan Kyuchyuk, Barbara Lochbihler, Sabine Lösing, Andrejs Mamikins, David McAllister, Tamás Meszerics, Francisco José Millán Mon, Clare Moody, Javier Nart, Pier Antonio Panzeri, Demetris Papadakis, Alojz Peterle, Tonino Picula, Julia Pitera, Cristian Dan Preda, Jozo Radoš, Sofia Sakorafa, Dobromir Sośnierz, Jaromír Štětina, Dubravka Šuica, Charles Tannock, László Tőkés, Ivo Vajgl, Elena Valenciano, Geoffrey Van Orden, Boris Zala

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Asim Ademov, Brando Benifei, Andrea Bocskor, Tanja Fajon, Neena Gill, Ana Gomes, Liisa Jaakonsaari, Jo Leinen, Miroslav Poche, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

43

+

ALDE

Petras Auštrevičius, Iveta Grigule-Pēterse, Ilhan Kyuchyuk, Javier Nart, Jozo Radoš, Ivo Vajgl

EFDD

Fabio Massimo Castaldo

PPE

Asim Ademov, Michèle Alliot-Marie, Andrea Bocskor, Elmar Brok, Arnaud Danjean, Michael Gahler, Sandra Kalniete, Manolis Kefalogiannis, Tunne Kelam, Andrey Kovatchev, David McAllister, Francisco José Millán Mon, Alojz Peterle, Julia Pitera, Cristian Dan Preda, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Jaromír Štětina, Dubravka Šuica, László Tőkés

S&D

Nikos Androulakis, Brando Benifei, Tanja Fajon, Eugen Freund, Neena Gill, Ana Gomes, Liisa Jaakonsaari, Wajid Khan, Jo Leinen, Andrejs Mamikins, Clare Moody, Pier Antonio Panzeri, Demetris Papadakis, Tonino Picula, Miroslav Poche, Elena Valenciano, Boris Zala

5

-

GUE/NGL

Javier Couso Permuy, Sabine Lösing, Sofia Sakorafa

NI

James Carver, Dobromir Sośnierz

8

0

ECR

Amjad Bashir, Bas Belder, Anna Elżbieta Fotyga, Charles Tannock, Geoffrey Van Orden

VERTS/ALE

Klaus Buchner, Barbara Lochbihler, Tamás Meszerics

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (6.9.2018)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019
(2018/2046(BUD))

Rapporteur voor advies: Arne Lietz

SUGGESTIES

De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  benadrukt dat de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling voor 2030, met name doelstelling 3 betreffende gezondheid, doelstelling 4 betreffende onderwijs, doelstelling 5 betreffende gendergelijkheid en doelstelling 13 betreffende klimaatactie, passende bijstand van de Unie vereisen en moeten worden weerspiegeld in de Uniebegroting voor 2019, waarbij moet blijken dat voorrang wordt gegeven aan langetermijninspanningen om armoede uit te roeien, zoals bepaald in artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU); herinnert eraan dat de uitvoering daarvan in het interne en externe beleid van de Unie moet doorsijpelen, en de drie dimensies van duurzame ontwikkeling op evenwichtige en samenhangende wijze moet integreren, en wel door onderlinge verbanden tussen de verschillende doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling te leggen; verzoekt de Commissie en de lidstaten om van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling voor 2030 een strategische prioriteit te maken en deze in de Uniebegroting tot uiting te laten komen;

2.  herinnert eraan dat de Unie zich ertoe heeft verbonden de rechten van het kind in haar extern beleid op alomvattende wijze te beschermen en te bevorderen in overeenstemming met het VN-verdrag inzake de rechten van het kind; onderstreept hoe belangrijk het is dat de EU-richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind in de externe betrekkingen van de Unie ten uitvoer worden gelegd; verzoekt de Commissie de voortgang op het gebied van de rechten van het kind in de externe programma's van de Unie te monitoren en er verslag over uit te brengen;

3.  verklaart andermaal fel gekant te zijn tegen het gebruik van ontwikkelingsfondsen voor andere doeleinden dan ontwikkelingsdoelstellingen, zoals grensbeheer of militaire capaciteitsopbouw, en onderstreept dat financiering die niet voldoet aan de criteria voor officiële ontwikkelingshulp (ODA) volledig afkomstig moet zijn uit andere instrumenten dan het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) en het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF); wijst er eens te meer op dat, met het oog op doeltreffende armoedebestrijding op lange termijn en in overeenstemming met artikel 208 VWEU, bij acties die voldoen aan de criteria voor officiële ontwikkelingshulp de voorkeur moet worden gegeven aan acties die gericht zijn op de bestrijding van de diepere oorzaken van armoede; verklaart zich opnieuw voorstander van het opnemen van het EOF in de begroting en onderstreept hoe belangrijk is om de middelen in te perken die aan de regio's in respectievelijk Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) worden toegekend;

4.  benadrukt dat waar flexibiliteit en snelheid van de inzet van de bedragen voordelen voor een doeltreffend beheer van middelen vormen, deze in geen geval gebruik van ontwikkelingsfondsen voor andere doeleinden, inperking van de toezichthoudende bevoegdheden van het Parlement - het enige democratisch gekozen orgaan - en de ordelijke programmering van langetermijnacties mogen rechtvaardigen; verzoekt met het oog hierop de invoering van buitengewone instrumenten zoals trustfondsen tot een minimum te beperken en met deze beginselen rekening te houden bij de opzet van het volgende meerjarig financieel kader (MFK);

5.  benadrukt dat de Unie en haar lidstaten hun collectieve engagement, dat in 2015 werd bevestigd, moeten nakomen om hun officiële ontwikkelingshulp tegen 2030 te verhogen tot 0,7 % van hun bruto nationaal inkomen (bni); herinnert eraan dat de Unie heeft toegezegd dat zij op korte termijn collectief tussen 0,15 % en 0,20 % van het bni dat voor officiële ontwikkelingshulp wordt uitgetrokken, aan de minst ontwikkelde landen (MOL) zou toekennen; benadrukt dat de gezamenlijke officiële ontwikkelingshulp van de Unie in 2017 is gedaald met 2,4 % ten opzichte van 2016; is bezorgd dat de Unie, doordat haar officiële ontwikkelingshulp voor de minst ontwikkelde landen in 2016 bij 0,11 % van het bni is gebleven, niet in staat zal zijn de verbintenissen na te komen die zij tegenover die landen is aangegaan; roept de Commissie en de lidstaten op een plausibel tijdschema op te stellen en voor te leggen om geleidelijk naar het toegezegde niveau toe te werken; roept de lidstaten op de vluchtelingenkosten in donorlanden uit te sluiten van de berekening van de officiële ontwikkelingshulp; wijst eens te meer op de door de Commissie aangegane verbintenis om ten minste 20 % van haar totale officiële ontwikkelingshulp aan menselijke ontwikkeling en sociale inclusie te besteden; dringt erop aan dat in 2019 meer officiële ontwikkelingshulp aan gezondheid, onderwijs en sociale bescherming wordt toegekend, opdat de Commissie haar verbintenis uiterlijk aan het eind van het huidige MFK kan nakomen; benadrukt met name dat de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten moeten worden bevorderd en beschermd, en er op die manier tegengewicht moet worden geboden aan de "global gag rule" die opnieuw werd ingevoerd door de regering van de Verenigde Staten; wijst er nogmaals op dat de ontwikkelingshulp van de Unie doeltreffender moet worden besteed en dat de officiële ontwikkelingshulp gericht moet zijn op sectoren waar die het hardst nodig is, met name capaciteitsopbouw, goed bestuur, gezondheid, onderwijs, landbouw, watervoorziening, sanitaire voorzieningen en energie; benadrukt dat ondersteuning bij het onderhoud met voldoende toegang tot reserveonderdelen en lokaal opgeleide technische deskundigen noodzakelijk is;

6.  dringt erop aan dat de Unie, gezien de belangrijke rol van het Verenigd Koninkrijk op ontwikkelingsgebied, nauwe banden met dit land handhaaft na zijn vertrek uit de Unie om verliezen in dit verband te beperken;

7.  onderschrijft dat geen enkel land zich ooit heeft ontwikkeld zonder nauwere handelsbetrekkingen aan te gaan met zijn buurlanden en de rest van de wereld; moedigt daarnaast de financiering van steun voor handelsactiviteiten aan zodat ontwikkelingslanden in de toekomst in veel grotere mate deel kunnen uitmaken van mondiale waardeketens; benadrukt in dit verband het toenemende belang van digitale connectiviteit om te komen tot een evenwichtigere verdeling van de voordelen van de globalisering ten gunste van ontwikkelingslanden;

8.  onderstreept het grote belang van de ondersteuning van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en roept met name op tot de uitwerking van lokale oplossingen voor betere toegang tot financiering en een uitbreiding van lening- en garantiestelsels voor microfinanciering;

9.  dringt erop aan het programma "Erasmus voor jonge ondernemers" buiten Europa uit te breiden, met name naar ontwikkelingslanden, en daarbij de noodzakelijke financiële middelen ter beschikking te stellen;

10.  pleit voor de oprichting van instellingen voor duale beroepsopleiding, waar jongeren een programma volgen met beroepsstages waarin de nadruk ligt op de praktische aspecten van een beroep, maar daarnaast ook theoretische lessen krijgen op gespecialiseerde beroepsscholen;

11.  dringt erop aan dat aan de huidige wereldwijde humanitaire behoeften wordt tegemoetgekomen met een aanzienlijke uitbreiding van de financiering voor de begrotingslijnen voor humanitaire hulp, gezien de dramatische situatie op het vlak van humanitaire hulp; herhaalt dat onderwijs voor zowel jongens als meisjes een essentiële rol speelt voor de preventie van door de mens veroorzaakte humanitaire crises door conflicten te vermijden, kinderen te beschermen en hun perspectieven te bieden; is verheugd dat reeds een aanzienlijk bedrag aan humanitaire hulp aan onderwijs in noodsituaties wordt besteed; vraagt echter dit aandeel in passende mate te doen stijgen en meer steun toe te kennen voor de begrotingslijn betreffende Erasmus+ in het kader van het DCI, aangezien onderwijs in noodsituaties van fundamenteel belang is voor de ontwikkeling van een volk nadat de fase van de noodsituatie eenmaal achter de rug is, zonder eraan voorbij te gaan dat deze noodsituatie soms meerdere jaren kan duren;

12.  merkt op dat de marges en flexibiliteitsmechanismen in de begroting en het externe optreden van de Unie, die vaak worden gebruikt om aanvullende middelen beschikbaar te stellen teneinde in onvoorziene behoeften - waaronder humanitaire crises - te voorzien, zijn uitgeput; verzet zich in dit verband tegen het voorstel van de Commissie voor de financiering van de tweede tranche van de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije, waardoor in rubriek IV en de speciale instrumenten van het MFK geen toereikende marges beschikbaar zijn gebleven voor onvoorziene humanitaire crises, omdat de lidstaten hun verbintenis om door middel van bilaterale bijdragen 2 miljard EUR vrij te maken voor de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije, niet zijn nagekomen; is bezorgd over de voortdurende beschikbaarstelling van middelen uit de reserve van het EOF om de bijdragen aan het EU-noodtrustfonds voor Afrika aan te vullen, pas geleden nog met 500 miljoen EUR; benadrukt dat door deze overdracht van middelen niet alleen geld dat bedoeld is voor de verwezenlijking van de EOF-doelstellingen inzake armoedebestrijding en bevordering van duurzame ontwikkeling wordt gebruikt voor migratiebeheer, maar ook de mogelijkheid om aanvullende middelen beschikbaar te stellen voor de aanpak van toekomstige humanitaire crises in de ACS-regio's in de komende jaren aanzienlijk wordt beperkt; roept de lidstaten nogmaals op hun bijdragen te verhogen voor de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije en voor het EU-noodtrustfonds voor Afrika, waarvoor de toegezegde bijdragen momenteel 3 miljard EUR (vóór de aanvullende 500 miljoen EUR) uit de Uniebegroting en het EOF en slechts 430 miljoen EUR van de EU-lidstaten en andere donoren bedragen;

13.  is van mening dat het bevorderen van vrede, veiligheid en recht in ontwikkelingslanden van het grootste belang is voor de Unie om de aanpak van de onderliggende oorzaken van migratie mogelijk te maken; onderkent dat veiligheidsuitgaven met name relevant zijn gezien de huidige inspanningen om uitgebreid aandacht te besteden aan het verband tussen veiligheid en ontwikkeling en om doelstelling 16 van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling te halen;

14.  onderstreept dat er meer fondsen moeten worden toegewezen die gericht zijn op de ondersteuning van goed bestuur, democratie en de rechtsstaat in ontwikkelingslanden met het oog op de bevordering van verantwoordingsplichtige en transparante instellingen, capaciteitsopbouw, participatieve besluitvorming en de beschikbaarheid van informatie voor het publiek;

15.  wijst eens te meer op het belang van steun voor uitgaven die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van de doelstellingen van het beleidsterrein humanitaire hulp, zoals uitgaven voor technische en administratieve bijstand;

16.  benadrukt dat het van belang is de betalingskredieten in het hoofdstuk voor humanitaire hulp te handhaven op een niveau dat ten minste even hoog is als dat van de vastleggingskredieten, om een ernstig en voortdurend tekort aan middelen voor betalingen, ingewikkelde noodinterventies en de ophoping van onbetaalde rekeningen met nadelige gevolgen voor onder meer uitvoerende partners te voorkomen;

17.  benadrukt het belang van de toevoer van zuiver water en de bouw van extra installaties voor de verwerking van afvalwater;

18.  vestigt de aandacht op de omvang en de gevolgen van energiearmoede in ontwikkelingslanden en op de nauwe betrokkenheid van de Unie bij de inspanningen om deze armoede terug te dringen; onderstreept de noodzaak van krachtige en gezamenlijke inspanningen van de regeringen en belanghebbenden in de getroffen landen om de energiearmoede te verminderen en duurzameontwikkelingsdoelstelling 7 te verwezenlijken, vooral met betrekking tot afgelegen plattelandsgebieden die niet op het energienet zijn aangesloten;

19.  pleit ervoor voldoende financiële middelen aan de Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen in het Nabije Oosten ter beschikking te stellen om voortdurende steun voor Palestijnse vluchtelingen in de regio te garanderen;

20.  is ingenomen met de verhoging van de kredieten voor de ondersteuning van ontwikkelingsinitiatieven die door of voor maatschappelijke organisaties en lokale overheden in ontwikkelingslanden worden uitgevoerd; herinnert de Commissie en de Raad wat ontwikkelingshulp betreft aan hun in de "Grand Bargain" aangegane verbintenis inzake lokale toewijzing, die hen ertoe verplicht ten minste een kwart van de financiële middelen voor humanitaire hulp zo direct mogelijk toe te wijzen aan lokale en nationale hulpverleners; roept daarom op tot een herziening van de bestaande Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad[1] (die dateert van 1996) om ervoor te zorgen dat de financiering van humanitaire hulp in de toekomst nog steeds gebaseerd is op de behoeften en in overeenstemming is met de Europese consensus over humanitaire hulp, maar ook is afgestemd op een veranderende context en doeltreffender wordt, met name door de koppeling tussen humanitaire hulp en ontwikkeling te bevorderen en door bij te dragen tot de naleving van de verbintenissen die tijdens de wereldtop over humanitaire hulp van 2016 in de Grand Bargain zijn aangegaan;

21.  wijst er eens te meer op dat het belangrijk is om de nadruk te leggen op belangrijke humanitaire crises, met inbegrip van vergeten humanitaire crises; verzoekt humanitaire hulp voor de volgende crises te garanderen: Jemen (22 miljoen mensen die humanitaire hulp nodig hebben), Syrië, met inbegrip van de buurlanden (meer dan 13 miljoen mensen binnen Syrië die humanitaire hulp nodig hebben) en vergeten humanitaire crises zoals in de Sahel (1,6 miljoen kinderen die risico lopen op ernstige acute ondervoeding en 6,8 miljoen mensen die te maken hebben met voedselonzekerheid) en de Democratische Republiek Congo (13 miljoen mensen in nood en meer dan 2 miljoen kinderen die aan ernstige acute ondervoeding lijden);

22.  wijst erop dat humanitaire en ontwikkelingshulp voor de Sahel moet worden gegarandeerd; benadrukt dat chronische armoede, klimaatverandering, de intensivering van conflicten en een seizoen met een eerder schrale oogst dit jaar ertoe hebben geleid dat 6,8 miljoen mensen humanitaire hulp nodig hebben in een regio met structurele kwetsbaarheden waardoor de toegang tot essentiële sociale voorzieningen beperkt is; verzoekt daarom de humanitaire en ontwikkelingsfinanciering voor de regio uit te breiden voor zowel levensreddende interventies als inspanningen op langere termijn om de onderliggende oorzaken van de kwetsbaarheid voor voedsel- en voedingsonzekerheid aan te pakken en de essentiële sociale voorzieningen te versterken;

23.  benadrukt dat de noodzaak van de koppeling tussen humanitaire hulp en ontwikkeling in de Uniebegroting voor 2019 moet worden weerspiegeld door de nadruk te leggen op cruciale sectoren zoals voeding; roept derhalve de Commissie, en met name de directoraten-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp en Internationale Samenwerking en Ontwikkeling, ertoe op de humanitaire en ontwikkelingskloof te dichten door in de Uniebegroting voor 2019 zowel humanitaire als langetermijnfinanciering voor voeding op te nemen, zodat kinderen die aan ernstige acute ondervoeding lijden in alle omstandigheden – zowel in nood- als ontwikkelingssituaties – behandeld kunnen worden;

24.  herinnert eraan dat de effecten van klimaatverandering een tastbare impact hebben op diverse aspecten van het menselijk leven en steeds sterker worden gevoeld in de ontwikkelingslanden; dringt erop aan dat meer middelen uit andere instrumenten dan het DCI en/of het EOF worden toegewezen aan klimaatactie, hetgeen aansluit bij het sterke en toegenomen engagement voor klimaatdiplomatie door met name de sector hernieuwbare energie te bevorderen teneinde de klimaatverandering aan te pakken; herinnert eraan dat toegang tot drinkwater van vitaal belang is voor maatschappelijke en economische ontwikkeling, omdat daardoor de bestrijding van armoede alsook de toegang tot onderwijs en gezondheidszorg mogelijk worden gemaakt; vraagt dat de lidstaten en andere donoren de door hen aangegane verbintenissen met betrekking tot de strijd tegen de opwarming van de aarde en de klimaatverandering nakomen; benadrukt dat de middelen uit andere dan ontwikkelingsfondsen moeten komen;

25.  herinnert eraan dat gezien de klimaatverandering en de noodzaak om ons daaraan aan te passen investeringen in rampenrisicovermindering en rampenparaatheid in ontwikkelingsprogramma's van vitaal belang zijn om menselijk lijden en het verlies van mensenlevens te voorkomen, de via ontwikkelingssamenwerking in partnerlanden behaalde resultaten in stand te houden en de behoefte aan respons in noodsituaties te verminderen;

26.  betreurt dat de Commissie de doelstelling om 20 % van haar officiële ontwikkelingshulp aan menselijke ontwikkeling en sociale inclusie toe te wijzen niet heeft gerealiseerd en het betreffende begrotingsonderdeel zelfs verlaagt; vraagt derhalve om een flinke verhoging van deze kredieten;

27.  onderstreept het belang van proefprojecten en voorbereidende acties; vraagt om permanente ondersteuning van doorlopende en nieuwe proefprojecten en voorbereidende acties;

28.  benadrukt hoe belangrijk het is om na de brexit zo nauw mogelijk met het Verenigd Koninkrijk op het gebied van ontwikkelingssamenwerking te blijven samenwerken;

29.  neemt nota van de voorgestelde verhoging van het begrotingsonderdeel voor samenwerking met het Midden-Oosten met 134 % en de verhoging van het begrotingsonderdeel voor migratie en asiel met 6 %; betreurt dat de Commissie deze twee verhogingen onvoldoende heeft toegelicht terwijl de migratiestromen naar Europa sterk zijn afgenomen; stelt daarom voor de overeenkomstige kredieten te verlagen teneinde de noodzakelijke verhoging van het begrotingsonderdeel voor menselijke ontwikkeling te financieren.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

29.8.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

16

1

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Beatriz Becerra Basterrechea, Ignazio Corrao, Mireille D’Ornano, Maria Heubuch, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Stelios Kouloglou, Arne Lietz, Linda McAvan, Norbert Neuser, Lola Sánchez Caldentey, Jean-Luc Schaffhauser, Mirja Vehkaperä, Bogdan Brunon Wenta, Anna Záborská, Joachim Zeller

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Frank Engel, Cécile Kashetu Kyenge, Paul Rübig, Kathleen Van Brempt

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

16

+

ALDE

Beatriz Becerra Basterrechea, Mirja Vehkaperä

EFDD

Ignazio Corrao, Mireille D’Ornano

GUE/NGL

Stelios Kouloglou, Lola Sánchez Caldentey

PPE

Frank Engel, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Paul Rübig, Bogdan Brunon Wenta

S&D

Cécile Kashetu Kyenge, Arne Lietz, Linda McAvan, Norbert Neuser, Kathleen Van Brempt

VERTS/ALE

Maria Heubuch

1

-

ENF

Jean-Luc Schaffhauser

2

0

PPE

Joachim Zeller, Anna Záborská

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

  • [1]  Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp (PB L 163 van 2.7.1996, blz. 1).

ADVIES van de Commissie internationale handel (29.8.2018)

aan de Begrotingscommissie

inzake de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019 - alle afdelingen
(2018/2046(BUD))

Rapporteur voor advies: William (The Earl of) Dartmouth

SUGGESTIES

De Commissie internationale handel verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  wijst erop dat de Unie een steeds ambitieuzere handelsagenda heeft, zoals uiteengezet in de strategie "Handel voor iedereen"; benadrukt dat er meer politieke en administratieve steun nodig is om te waarborgen dat handelsakkoorden binnen een passend tijdschema kunnen worden overeengekomen; benadrukt evenwel dat de middelen voor "hulp voor handel"-initiatieven moeten worden verhoogd en dat voldoende middelen moeten worden toegewezen aan DG Handel van de Commissie om dit DG in staat te stellen een toenemend aantal activiteiten uit te voeren, in het bijzonder om de uitvoering en naleving te waarborgen van de bepalingen in zowel de bilaterale als de multilaterale overeenkomsten; onderstreept het belang van het uitvoeren van evaluaties voor, tijdens en na het sluiten van dergelijke overeenkomsten, teneinde een meer inclusieve strategie te verwezenlijken; wijst in dit verband op de behoefte aan naar gender uitgesplitste gegevens; herhaalt dat de tenuitvoerlegging van handelsbeschermingsinstrumenten adequaat moet worden gefinancierd om snelle onderzoeken te bevorderen en de snelle goedkeuring ervan mogelijk te maken; onderstreept dat er voldoende middelen beschikbaar moeten worden gesteld voor samenwerking met en bijstand aan derde landen om hun toetreding tot bilaterale en multilaterale handelsinitiatieven en -overeenkomsten, waaronder het Wassenaar Arrangement, het Kimberley-proces en de internationale Alliantie voor handel zonder foltering, te bevorderen en te vergemakkelijken; vraagt dat bij de handelsgerelateerde bijstand van de Unie sterker de nadruk wordt gelegd op het ondersteunen van de toename van de lokale en intraregionale handel in onze partnerlanden en -regio's, en daarmee op het versterken van de zelfvoorzienende en duurzame nationale economische ontwikkeling van de betrokken landen; verzoekt de Commissie voorts om de uitvoering ervan te coördineren om een zo groot mogelijke doeltreffendheid te verwezenlijken;

2.  benadrukt dat internationale handel een cruciaal instrument is voor het buitenlandse beleid van de Unie dat, mits afdoende gefinancierd en uitgevoerd met behulp van doordachte strategieën, bijdraagt aan duurzame ontwikkeling, met name in ontwikkelingslanden; beschouwt het gemeenschappelijk handelsbeleid als een van de krachtigste instrumenten van de Unie om de oorzaken van migratie aan te pakken;

3.  benadrukt dat het noodzakelijk is om, in het kader van de herziening van het MFK, ook ten aanzien van de handelsagenda de begroting van de Unie en de structuur ervan fundamenteel te hervormen, onder meer door een verdergaande en wezenlijke rol voor het Europees Parlement vast te stellen, en dringt er bij de Commissie op aan om, in samenspraak met de Raad en het Parlement, actie te ondernemen;

4.  verzoekt de Commissie de bestaande instrumenten ter bevordering van de internationalisering van kmo's te evalueren wat betreft de coherentie ervan met andere instrumenten van de Unie ter ondersteuning van kmo's, alsook wat betreft subsidiariteit, niet-overlapping en complementariteit met de programma's van de lidstaten; roept de Commissie op de internationaliseringsprogramma's voor kmo's verder te financieren en te trachten te voorzien in een calculator voor oorsprongsregels op maat van kmo's waarmee zij met name gebruik zouden kunnen maken van de in het kader van bestaande overeenkomsten beschikbare preferenties teneinde de benuttingsgraad van de preferenties te verhogen;

5.  wijst erop dat de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en de sociale partners bij de tenuitvoerlegging van handelsovereenkomsten de legitimiteit en de doeltreffendheid van het gemeenschappelijk handelsbeleid kan bevorderen, dat de burgers van de Unie meer geïnformeerd willen worden over en betrokken willen worden bij de vorming van het handelsbeleid van de Unie en dat de Commissie aan deze belangen van de burgers prioriteit heeft toegekend; is van mening dat het van cruciaal belang is om voldoende middelen toe te wijzen aan het actief betrekken van burgers bij de vorming van het handelsbeleid van de Unie en het wijzen van de Europese burgers op de voordelen van dit beleid; roept ertoe op om interne adviesgroepen en gezamenlijke platforms, die nu over te weinig middelen beschikken, te betrekken bij de dialoog met de burgers, aangezien dat de belangrijkste kanalen zijn voor het verwezenlijken van een doeltreffende participatie van het maatschappelijk middenveld aan het handhaven en monitoren van de hoofdstukken inzake duurzaamheid van de handel in handelsovereenkomsten; roept op tot de ontwikkeling van kernprestatieindicatoren, om de prestaties van douane-instanties op nationaal en Unieniveau te kunnen beoordelen; roept de lidstaten op een actievere rol te spelen bij het verduidelijken van de meerwaarde van het handelsbeleid van de Unie, aangezien het de taak van de lidstaten is om de onderhandelingsmandaten te formuleren;

6.  benadrukt dat de handelsgerelateerde technische ondersteuning en economische bijstand die in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) worden verstrekt aan partners van de Unie aan de oostelijke grens alsook aan de landen van na de Arabische Lente een belangrijke bijdrage leveren aan de stabiliteit in deze regio's;

7.  verzoekt de Commissie te investeren in een studie over de bijdrage van het handelsbeleid van de Unie aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Verenigde Naties inzake duurzame ontwikkeling (SDG's), met inbegrip van aanbevelingen om het beleid in overeenstemming te brengen met de Agenda 2030;

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

29.8.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

25

3

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

William (The Earl of) Dartmouth, Laima Liucija Andrikienė, Maria Arena, Daniel Caspary, Salvatore Cicu, Christofer Fjellner, Karoline Graswander-Hainz, Yannick Jadot, France Jamet, Elsi Katainen, Danilo Oscar Lancini, Bernd Lange, David Martin, Emma McClarkin, Anne-Marie Mineur, Sorin Moisă, Alessia Maria Mosca, Franck Proust, Inmaculada Rodríguez-Piñero Fernández, Helmut Scholz, Joachim Schuster, Joachim Starbatty

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Bendt Bendtsen, Seán Kelly, Sander Loones, Bolesław G. Piecha, Fernando Ruas, Paul Rübig, Lola Sánchez Caldentey, Jarosław Wałęsa

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Nessa Childers

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

25

+

ALDE

Elsi Katainen

ECR

Sander Loones, Emma McClarkin, Bolesław G. Piecha, Joachim Starbatty

EFDD

William (The Earl of) Dartmouth

PPE

Laima Liucija Andrikienė, Bendt Bendtsen, Daniel Caspary, Salvatore Cicu, Christofer Fjellner, Seán Kelly, Sorin Moisă, Franck Proust, Fernando Ruas, Paul Rübig, Jarosław Wałęsa

S&D

Maria Arena, Nessa Childers, Karoline Graswander-Hainz, Bernd Lange, David Martin, Alessia Maria Mosca, Inmaculada Rodríguez-Piñero Fernández, Joachim Schuster

3

-

ENF

France Jamet, Danilo Oscar Lancini

GUE/NGL

Anne-Marie Mineur

3

0

GUE/NGL

Lola Sánchez Caldentey, Helmut Scholz

VERTS/ALE

Yannick Jadot

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie begrotingscontrole (28.9.2018)

aan de Begrotingscommissie

inzake de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019
(2018/2046(BUD))

Rapporteur voor advies: Joachim Zeller

SUGGESTIES

De Commissie begrotingscontrole verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A.  overwegende dat de ontwerpbegroting van de Unie voor 2019 166 miljard EUR aan vastleggingen omvat, neerkomend op een stijging met 3 % ten opzichte van 2018, om te investeren in een sterkere en veerkrachtigere Europese economie en om solidariteit en veiligheid aan weerszijden van de grenzen van de Unie te bevorderen;

B.  overwegende dat met deze ontwerpbegroting niet alleen de in het verleden geleverde inspanningen worden geconsolideerd, maar ook nieuwe initiatieven worden ondersteund: het Europees Solidariteitskorps, de Europese Arbeidsautoriteit en de uitbreiding van het steunprogramma voor structurele hervormingen; de opzet van het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie, een reservecapaciteit voor civiele bescherming op het niveau van de Unie en de oprichting van het nieuwe Europees Openbaar Ministerie (EOM);

Presentatie van de EU-begroting

1.  merkt op dat de begroting van de Unie gepresenteerd is in afdelingen die overeenkomen met activiteiten die worden geleid door de instellingen (een op activiteiten gebaseerde begroting); is van mening dat deze presentatie niet zorgt voor een duidelijk en snel begrip van de doelstellingen; wijst erop dat het meerjarig financieel kader (MFK) daarentegen is gepresenteerd in rubrieken die overeenkomen met beleidsterreinen;

2.  merkt op dat de programmaverklaringen voor de operationele uitgaven die de ontwerpbegroting vergezellen de link leggen tussen elk begrotingsonderdeel en de beoogde beleidsdoelstellingen;

3.  verzoekt de Commissie de begroting van de Unie te presenteren volgens de beleidsdoelstellingen van het MFK;

Programmaverklaringen voor de operationele uitgaven bij de begroting 2019

4.  is ingenomen met de programmaverklaringen voor de operationele uitgaven bij de begroting 2019, waarin overeenkomstig artikel 38 van het Financieel Reglement voor alle uitgavenprogramma's informatie wordt verstrekt over de volgende aspecten:

–  rechtvaardiging en meerwaarde voor de EU van elk programma;

–  overzicht van de (feitelijke en verwachte) uitvoering;

–  vooruitgang inzake programmaprestaties (doelstellingen, indicatoren, mijlpalen en streefdoelen) en bijdrage aan de belangrijkste beleidslijnen en doelstellingen van de Unie;

5.  stelt met bezorgdheid vast dat de Commissie twee reeksen doelstellingen en indicatoren hanteert om de prestaties van het financieel beheer te meten; enerzijds beoordelen de directeuren-generaal van de EC in hun jaarlijkse activiteitenverslagen (JAV's) de verwezenlijking van de in hun beheersplannen vastgestelde doelstellingen, en anderzijds meet de Commissie de resultaten van de uitgavenprogramma's via de programmaverklaringen voor de operationele uitgaven, met zeer minimale kruisverwijzingen; daardoor is het erg lastig de twee verschillende soorten prestatiedocumenten te vergelijken;

6.  wijst er met name op dat de directeuren-generaal in hun jaarlijkse activiteitenverslagen verslag over de verwezenlijking van algemene en specifieke doelstellingen uitbrengen zonder indicatie van de bijbehorende uitgaven; roept de Commissie daarom op het beginsel van prestatiegebonden budgettering van planning, uitvoering en verslaglegging volledig ten uitvoer te leggen, zodat achteraf kan worden gerapporteerd over de fondsen die zijn uitgegeven om de doelstellingen te verwezenlijken;

7.  herinnert eraan dat het huidige prestatiekader van de programma's die in de programmaverklaringen aan bod komen, 716 verschillende soorten indicatoren bevat die de prestaties meten tegen 61 algemene en 228 specifieke doelstellingen;

8.  juicht toe dat, in dit uitvoeringsstadium, reeds voor bijna 90 % van de indicatoren (al dan niet gedeeltelijk) verslag is uitgebracht over de feitelijke resultaten; dit komt neer op een gestage toename ten opzichte van de voorgaande jaren (60 % in de programmaverklaringen van 2017 en 80 % in die van 2018); stelt vast dat de programmaverklaringen gegevens bevatten over de feitelijke resultaten van de periode 2014-2016 of 2017;

9.  verzoekt de Commissie:

a)  de verslaglegging over prestaties te stroomlijnen door:

–  het aantal doelstellingen en indicatoren dat zij voor haar verschillende prestatieverslagen gebruikt, verder te verminderen en zich op die doelstellingen en indicatoren te richten waarmee de sociale, economische en milieuprestaties van de begroting van de Unie het best kunnen worden gemeten, zonder evenwel een uniforme benadering te hanteren;

–  financiële informatie zodanig te presenteren dat deze kan worden vergeleken met de informatie over prestaties, zodat het verband tussen de uitgaven en de prestaties duidelijk is;

–  de algemene samenhang tussen haar twee reeksen doelstellingen en indicatoren voor programma's enerzijds en directoraten-generaal anderzijds uit te leggen en te verbeteren;

b)  de verslaglegging over prestaties beter in evenwicht te brengen door duidelijk informatie te presenteren over de belangrijkste uitdagingen die nog moeten worden verwezenlijkt;

10.  juicht toe dat de programmaverklaringen van 2019 refereren aan de verwezenlijking van sectoroverschrijdende beleidsdoelstellingen zoals de strijd tegen de klimaatverandering, biodiversiteit en gendervraagstukken; waardeert dat de Commissie ook ingaat op de relevante uitgavenprogramma's die bijdragen tot de verwezenlijking van de tien prioriteiten van de Commissie-Juncker en de nadruk legt op de meest recente relevante initiatieven die bijdragen tot het behalen van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, weliswaar vaak op indirecte en niet-meetbare wijze;

11.  verzoekt de Begrotingscommissie van het Europees Parlement, in overleg met de sectorale commissies van het Parlement, een echte cultuur van "resultaatgerichtheid" te bevorderen om het gebruik van de fondsen te optimaliseren en te overwegen de middelen van programma's met zwakke prestaties te herschikken;

Europa 2020-strategie

12.  onderstreept dat de Europa 2020-strategie prioritaire doelstellingen en streefcijfers voor de huidige programmeringsperiode bevat, en dat de begroting van de Unie bijgevolg een cruciaal instrument is voor de verwezenlijking van de beoogde doelstellingen en resultaten van de strategie; is er evenwel bezorgd over dat de Unie volgens belangrijke economische en sociale indicatoren deze doelstellingen en resultaten nog steeds niet heeft bereikt, terwijl de ongelijkheden en verschillen in de Unie en haar lidstaten aanhouden, wat het Europese project zelf in gevaar brengt;

13.  merkt op dat volgens de Commissie de bijdrage van de totale ontwerpbegroting voor 2019 aan de Europa 2020-strategie op 66,2 % (106 958,3 miljoen EUR) wordt geraamd, waardoor ze op het niveau van de voorgaande jaren blijft; benadrukt, gezien de beperkte beschikbaarheid van middelen, dat de Commissie alles in het werk moet stellen om de beschikbare middelen beter in te zetten en de vastgelegde middelen doeltreffender aan te wenden om de voornaamste doelstellingen van de Europa 2020-strategie veel beter te verwezenlijken op die terreinen waar het gebrek aan vooruitgang het zorgwekkendst is, namelijk de verlaging van het armoedepeil en de bevordering van sociale inclusie;

Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB)

14.  wijst op de huidige verdeling van de GLB-uitgaven: 44,7 % van alle landbouwbedrijven in de Unie heeft een jaarlijks inkomen van minder dan 4 000 EUR, en ongeveer 60 % van de betalingen ging in 2016 naar gemiddeld de eerste 10 % van de begunstigden van rechtstreekse GLB-steun; merkt op dat de verdeling van de rechtstreekse betalingen in ruime mate de concentratie van land weerspiegelt, aangezien 20 % van de landbouwers 80 % van het land bezit, rekening houdend met de bestaande verschillen tussen de afzonderlijke lidstaten;

15.  roept de Commissie op een zorgvuldige analyse uit te voeren van de oorzaken van de algemene daling van de inkomens van landbouwers sinds 2013, met name met betrekking tot de kosten versus opbrengsten voor de verschillende schakels in de voedselvoorzieningsketen (producenten, verwerkers, vervoerders, kleinhandelaars enz.) om aan het licht te brengen waar de meeste winst naartoe gaat, en de behoeften te analyseren en een nieuwe kernprestatiedoelstelling te bepalen, vergezeld van resultaat- en effectindicatoren, om de inkomensongelijkheid tussen landbouwers te verminderen;

Vaart zetten achter het cohesiebeleid

16.  is bezorgd dat de lidstaten meer dan drie jaar na de start van de programmeringsperiode 2014-2020 nog maar 77 % van de programma-autoriteiten hebben aangewezen die verantwoordelijk zijn voor de fondsen voor het cohesiebeleid; dat de Commissie per 1 maart 2017 definitieve rekeningen ontving met uitgaven die slechts 0,7 % van de aan de volledige programmeringsperiode toegewezen begroting vertegenwoordigden; en dat er medio 2017 sprake was van grotere vertragingen in de uitvoering van de begroting dan op hetzelfde moment in de periode 2007-2013; merkt op dat de nog te betalen vastleggingen aan het eind van de huidige financieringsperiode bijgevolg zelfs hoger zouden kunnen zijn dan in de vorige periode;

17.  verzoekt de Commissie vaart te zetten achter de uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma's en de daarmee samenhangende betalingen, en de haar ter beschikking staande middelen te gebruiken om de lidstaten te helpen bij de versterking van hun administratieve capaciteit, teneinde de uitvoeringstijd in het volgende meerjarig financieel kader terug te brengen tot het jaar n+2;

Europees semester

18.  verzoekt de Commissie en de lidstaten de coördinatie tussen cohesie, economisch bestuur en het Europees semester te versterken teneinde het semester weer in evenwicht te brengen door prioriteit te verlenen aan beleidsmaatregelen ter bevordering van meer sociale rechtvaardigheid en sociale cohesie;

Migratie

19.  geeft er zich rekenschap van dat de Commissie schat dat in 2019 een totaalbedrag van 2,3 miljard EUR in rubriek 3 (Veiligheid en burgerschap) nodig zal zijn voor de aanpak van de uitdagingen op het vlak van migratie en veiligheid, maar betreurt dat de Europese Rekenkamer in haar laatste jaarverslag heeft opgemerkt dat de Commissie "het totaalbedrag van de middelen die voor de vluchtelingen- en migratiecrisis werden gemobiliseerd" niet heeft gerapporteerd, en dat dit bedrag "moeilijk te schatten" is (jaarverslag 2016 Rekenkamer, paragraaf 2.28); vreest dat dit nog steeds het geval is in de ontwerpbegroting voor 2019, wat het in kaart brengen van eventuele behoeften kan bemoeilijken; juicht het toe dat de Commissie de laatste hand legt aan een omvattend overzicht van gegevens inzake immigratie;

20.  herinnert eraan dat de Commissie verklaarde dat het "moeilijk, zo niet onmogelijk is om voor elk land afzonderlijk een raming te geven van de gemaakte kosten voor migranten/asielzoekers aangezien het beheer van migratiestromen uiteenlopende activiteiten omvat"[1];

Financieringsinstrumenten en trustfondsen

21.  betreurt dat 6,7 % van de totale betalingen aan de betrokken financiële engineeringinstrumenten (900 miljoen EUR) in 2016 bestemd was voor beheerskosten en vergoedingen; acht dit bedrag onevenredig hoog; dringt er eens te meer bij de Commissie op aan de transparantie bij het gebruik van financiële engineeringinstrumenten (FEI's) te verbeteren, regelmatig verslag uit te brengen over de hefboomeffecten, de verliezen en de risico's, en een kosten-batenanalyse te presenteren van de FEI's in vergelijking met directere vormen van projectfinanciering;

22.  benadrukt dat trustfondsen alleen moeten worden opgericht als het gebruik hiervan gerechtvaardigd is en de vereiste actie niet via andere, bestaande financieringskanalen kan worden gerealiseerd; verzoekt de Commissie te overwegen een einde te maken aan trustfondsen die niet in staat zijn een significante bijdrage van andere donoren aan te trekken of geen toegevoegde waarde bieden vergeleken met de "traditionele" externe instrumenten van de Unie; vindt het onaanvaardbaar dat de mogelijkheid voor het Parlement om de uitgaven van de Unie nauwgezet te controleren verder wordt beperkt door de betrokkenheid van het Europees Ontwikkelingsfonds bij trustfondsen;

EOM

23.  dringt erop aan dat het EOM voldoende wordt gefinancierd en van voldoende personeel wordt voorzien; stelt vast dat de bijdrage van de Unie in de ontwerpbegroting voor 2019 in totaal 4 911 000 EUR bedraagt; wijst erop dat dit krediet dient ter dekking van de personeelsuitgaven van het EOM, de infrastructuur- en huishoudelijke uitgaven en de beleidsuitgaven, om een begin te maken met de ontwikkeling van het EOM-systeem voor het beheer van zaken;

24.  betreurt het dat slechts 35 posten in het personeelsbestand zijn voorzien, hetgeen betekent dat na aftrek van de posten van 23 plaatsvervangend openbaar aanklagers slechts 12 posten zijn voorzien voor administratieve taken; acht dit niet realistisch.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

27.9.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

19

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Inés Ayala Sender, Jonathan Bullock, Tamás Deutsch, Luke Ming Flanagan, Ingeborg Gräßle, Cătălin Sorin Ivan, Wolf Klinz, Arndt Kohn, Bogusław Liberadzki, Monica Macovei, Gilles Pargneaux, Georgi Pirinski, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Claudia Schmidt, Bart Staes, Indrek Tarand, Joachim Zeller, Dennis de Jong

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Richard Ashworth, Karin Kadenbach

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

19

+

ALDE

Wolf Klinz

ECR

Monica Macovei

GUE/NGL

Luke Ming Flanagan, Dennis de Jong

NI

Cătălin Sorin Ivan

PPE

Richard Ashworth, Tamás Deutsch, Ingeborg Gräßle, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Claudia Schmidt, Joachim Zeller

S&D

Inés Ayala Sender, Karin Kadenbach, Arndt Kohn, Bogusław Liberadzki, Gilles Pargneaux, Georgi Pirinski

VERTS/ALE

Bart Staes, Indrek Tarand

1

-

EFDD

Jonathan Bullock

0

0

 

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

  • [1]  Antwoord op schriftelijke vraag 23 – hoorzitting van CONT met commissaris Avramopoulos van 29 november 2016.

ADVIES van de Commissie economische en monetaire zaken (31.8.2018)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019
(2018/2046(BUD))

Rapporteur voor advies: Luděk Niedermayer

SUGGESTIES

De Commissie economische en monetaire zaken verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  roept ertoe op om de begroting 2019 te richten op de prioriteiten als uiteengezet in het Europees semester en in de resoluties van het Europees Parlement, alsmede op het aanpakken van de belangrijkste punten van zorg van de EU-burgers welke onder de volledige of gedeeltelijke verantwoordelijkheid van de EU vallen, zoals uiteengezet in onder meer de Eurobarometer 2018, waaruit naar voren komt dat de dringendste kwesties vooral op het terrein van veiligheid en defensie liggen;

2.  benadrukt dat het stimuleren van een sociaal evenwichtige en duurzame economische ontwikkeling en groei en het doorvoeren van structurele hervormingen om de Europese economieën te moderniseren, het bevorderen van de convergentie tussen de EU-regio's en het aanpakken van de jeugdwerkloosheid behoren tot de kwesties die dringende maatregelen vereisen, samen met het vertragen van de klimaatverandering, het beschermen van het milieu en de biodiversiteit, het verminderen van ongelijkheden en de financiering van het migratie-, asiel- en vluchtelingenbeleid; onderstreept het belang van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen voor de succesvolle aanpak van deze kwesties;

3.  herinnert eraan dat de begroting van de Unie hoofdzakelijk een investeringsbegroting is;

4.  benadrukt het belang van het waarborgen van voldoende middelen voor de coördinatie van en het toezicht op macro-economisch beleid; benadrukt dat de transparante communicatie met en het verstrekken van informatie aan de burgers en belanghebbenden met betrekking tot de toekomst van de EMU, met inbegrip van de euro, moeten worden voortgezet;

5.  benadrukt de belangrijke rol die wordt gespeeld door de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA's) voor een werkelijk Europese benadering van financieel toezicht, waarbij convergentie van het toezicht, de consistente toepassing van het recht van de Unie en een betere coördinatie tussen de nationale instanties worden bevorderd, teneinde financiële stabiliteit te waarborgen, beter werkende financiële markten te bevorderen en consumentenbescherming alsook de bescherming van retailbeleggers te verzekeren; roept de Begrotingscommissie op ervoor te zorgen dat er voldoende middelen worden toegewezen, zodat de ESA's, wanneer zij volledig gerationaliseerd zijn, over voldoende personeel en veilige en efficiënte IT-systemen kunnen beschikken, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de geleidelijk toenemende hoeveelheid taken die aan hen worden overgedragen;

6.  benadrukt dat de werkzaamheden van de Europese Bankautoriteit (EBA) niet mogen worden verstoord door de brexit en de verandering van de vestigingsplaats; onderstreept het belang van het zo spoedig mogelijk afronden van de desbetreffende wetgeving om ervoor te zorgen dat er voldoende tijd is voor een kostenefficiënte verhuizing; onderstreept dat de geplande relevante wetgeving de rol van het Europees Parlement in de procedures die leiden tot de mogelijke toekomstige oprichting en verhuizing van Europese agentschappen volledig moet eerbiedigen;

7.  wijst erop dat de mogelijk aanzienlijke stijging van de begrotingsramingen voor 2019 voor de ETA's voornamelijk het gevolg is van de invoering van nieuwe taken die in de evaluatie van de ETA's en andere wetgevingsdossiers waarover momenteel wordt onderhandeld, wordt voorgesteld; dringt echter aan op volledige transparantie met betrekking tot de verdeling van deze bijkomende financiële middelen; is van mening dat voorwaardelijke begrotingslijnen ter dekking van de kosten van de nieuwe taken pas moeten worden ingevoerd en geactiveerd nadat de wetgeving is aangenomen; wijst erop dat deze financiering slechts kan worden gebruikt als een nieuw financieringsmechanisme is vastgesteld en ingevoerd;

8.  onderstreept dat het van belang is de herziening van de verordening tot oprichting van ETA's voor het einde van de achtste zittingsperiode van het Europees Parlement af te ronden om, overeenkomstig de ontwikkeling van het toepassingsgebied van instellingsspecifiek toezicht, de mogelijkheid in te voeren van passend en evenredig op de marktdeelnemers afgestemde vergoedingen die gedeeltelijk in de plaats komen van de bijdragen van nationale bevoegde instanties, zonder te raken aan de autonomie van de ETA's;

9.  benadrukt dat de ETA's voortdurend moeten streven naar meer efficiëntie zonder op de kwaliteit van hun werk in te leveren, met bijzondere aandacht voor de voortdurende herbeoordeling van werkmethoden, de overdracht van knowhow en andere vormen van wederzijdse steun tussen de ETA's, en voor een efficiënt gebruik van personele en financiële middelen; herinnert eraan dat de ETA's zich strikt moeten houden aan hun door de wetgever van de Unie toegekende mandaat en niet moeten proberen hun mandaat de facto uit te breiden;

10.  is van mening dat er in de begroting voor 2019 meer middelen moeten worden uitgetrokken voor de opvang van en hulp aan vluchtelingen en migranten, met name in de lidstaten die zich aan de zuid- of oostgrens van de Unie bevinden of de lidstaten die hun verbintenissen op dit gebied nakomen;

11.  onderstreept de noodzaak om te zorgen voor voldoende middelen ter ondersteuning van het optreden van de Unie tegen agressieve belastingplanning, belastingfraude en belastingontduiking.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

29.8.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

42

6

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Hugues Bayet, Pervenche Berès, David Coburn, Thierry Cornillet, Markus Ferber, Jonás Fernández, Neena Gill, Roberto Gualtieri, Brian Hayes, Danuta Maria Hübner, Petr Ježek, Barbara Kappel, Wolf Klinz, Georgios Kyrtsos, Philippe Lamberts, Sander Loones, Bernd Lucke, Olle Ludvigsson, Ivana Maletić, Gabriel Mato, Costas Mavrides, Alex Mayer, Caroline Nagtegaal, Luděk Niedermayer, Stanisław Ożóg, Dimitrios Papadimoulis, Dariusz Rosati, Pirkko Ruohonen-Lerner, Anne Sander, Alfred Sant, Martin Schirdewan, Peter Simon, Paul Tang, Ramon Tremosa i Balcells, Ernest Urtasun, Marco Valli, Tom Vandenkendelaere, Miguel Viegas, Jakob von Weizsäcker, Marco Zanni

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Simona Bonafè, Andrea Cozzolino, Ashley Fox, Ramón Jáuregui Atondo, Danuta Jazłowiecka, Rina Ronja Kari, Thomas Mann, Siegfried Mureşan, Andreas Schwab, Tibor Szanyi

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

42

+

ALDE

Thierry Cornillet, Petr Ježek, Wolf Klinz, Caroline Nagtegaal, Ramon Tremosa i Balcells

ECR

Ashley Fox, Sander Loones, Bernd Lucke, Stanisław Ożóg, Pirkko Ruohonen-Lerner

PPE

Markus Ferber, Brian Hayes, Danuta Maria Hübner, Danuta Jazłowiecka, Georgios Kyrtsos, Ivana Maletić, Thomas Mann, Gabriel Mato, Siegfried Mureşan, Luděk Niedermayer, Dariusz Rosati, Anne Sander, Andreas Schwab, Tom Vandenkendelaere

S&D

Hugues Bayet, Pervenche Berès, Simona Bonafè, Andrea Cozzolino, Jonás Fernández, Neena Gill, Roberto Gualtieri, Ramón Jáuregui Atondo, Olle Ludvigsson, Costas Mavrides, Alex Mayer, Alfred Sant, Peter Simon, Tibor Szanyi, Paul Tang, Jakob von Weizsäcker

VERTS/ALE

Philippe Lamberts, Ernest Urtasun

6

-

EFDD

David Coburn

ENF

Marco Zanni

GUE/NGL

Rina Ronja Kari, Dimitrios Papadimoulis, Martin Schirdewan, Miguel Viegas

2

0

EFDD

Marco Valli

ENF

Barbara Kappel

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (30.8.2018)

aan de Begrotingscommissie

inzake de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019 - alle afdelingen
(2018/2046(BUD))

Rapporteur voor advies: Marita Ulvskog

SUGGESTIES

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  herinnert eraan dat duurzame groei en investeringen cruciale factoren zijn voor het scheppen van fatsoenlijke banen die leiden tot hoogwaardige werkgelegenheid, en voor meer en gedeelde welvaart voor iedereen; vindt het noodzakelijk dat directe structuurfondsen en investeringen doeltreffender worden ingezet voor het bevorderen van inclusieve groei, het reduceren van ongelijkheid en het stimuleren van opwaartse sociale convergentie;

2.  benadrukt dat de begroting 2019 moet bijdragen aan de verwezenlijking van de werkgelegenheids- en sociale doelstellingen voorzien in de Europa 2020-strategie, alsook aan de uitvoering van de proclamatie betreffende de Europese pijler van sociale rechten en de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, met name waar het gaat om de bestrijding van jeugd- en langdurige werkloosheid, toenemende ongelijkheid, sociale uitsluiting en armoede, in het bijzonder onder kinderen; benadrukt de noodzaak van aanhoudende steun voor de integratie van migranten;

3.  benadrukt dat de begroting 2019 niet kan worden gezien buiten de context van het meerjarig financieel kader 2014-2020 (MFK); benadrukt dat door de programmering van fondsen op sociaal en werkgelegenheidsgebied synergieën worden gecreëerd waarmee de sociale verschillen en ongelijkheid kunnen worden verkleind die door de crisis erger zijn geworden; waarschuwt dat verlaging van de begroting voor deze gebieden het alleen maar moeilijker zal maken om een doeltreffend beleid te voeren en de doelstellingen te bereiken; herinnert er verder aan dat nu de begrotingen onverminderd onder druk staan het beginsel van Europese meerwaarde de hoeksteen moet zijn van alle toekomstige uitgaven en dat doeltreffende en effectieve bestedingen net zo belangrijk zijn als de totale begrotingsplafonds;

4.  verwerpt verlagingen van de middelen voor werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie; wijst er nogmaals op dat een juist evenwicht moet worden gevonden tussen vastleggings- en betalingskredieten om het potentieel van deze beleidsmaatregelen volledig te kunnen benutten; is met name bezorgd over de bezuinigingen die de Raad op deze gebieden heeft geïntroduceerd, aangezien dit zou kunnen verhinderen dat de EU voldoende resultaten boekt en aan de verwachtingen van burgers voldoet;

5.  neemt nota van de door de Commissie voorgestelde algemene verhoging per jaar van de kredieten van rubriek 1 — Slimme en inclusieve groei (+3,1 % voor de vastleggingskredieten en+1,3 % voor de betalingskredieten);

6.  accepteert de door de Commissie voorgestelde bescheiden verhoging per jaar van de kredieten van rubriek 1b — Economische, sociale en territoriale cohesie (+2,8 % voor de vastleggingskredieten en +1,1 % voor de betalingskredieten);

7.  dringt er eens te meer op aan dat in de begroting 2019 passende kredieten, en met name betalingskredieten, voor het ESF moeten worden opgenomen, aangezien dat een periode van intense implementatie ingaat en het aantal betalingsverzoeken van de lidstaten zal toenemen, en betreurt tegen deze achtergrond het voorstel om de betalingskredieten te verlagen (- 2,6 %);

8.  verwelkomt het voorstel om de vastleggingskredieten voor het FEAD en het EFG te verhogen (met elk 2 %); constateert met bezorgdheid de verlaging (- 60 %) van de betalingskredieten voor het EFG, alsook de verlagingen (met 1,5 %, respectievelijk 0,4 %) van de vastleggings- en de betalingskredieten voor het EaSI; benadrukt echter dat de vastleggingskredieten voor microfinanciering en sociaal ondernemerschap op een ambitieus niveau moeten worden gehandhaafd;

9.  wijst erop dat de EU zich op de rand van stagnatie bevindt en kampt met onvoldoende loongroei in meerdere lidstaten[1], en dat zowel de Commissie als de ECB een algemene loonsverhoging en een kwaliteitsverbetering van de werkgelegenheid aanbevelen; beklemtoont verder dat de begrotingslijnen voor ondersteuning van de Europese sociale dialoog en voor maatregelen voor de sociale partners van groot belang zijn voor het vergroten van de rol die zij spelen bij onder andere het Europees semester en de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten; erkent de lichte stijging van de vastleggingskredieten (6,4 %), maar betreurt dat de Commissie voorstelt om de betalingskredieten voor de betrekkingen tussen de sociale partners en voor de sociale dialoog met 21,8 % te verlagen; benadrukt dat goed functionerende stelsels van arbeidsverhoudingen een gunstig effect hebben op de productiviteit, de creatie en het behoud van werkgelegenheid, de kwaliteit van banen en fatsoenlijke lonen;

10.  beklemtoont dat de jeugdwerkloosheid in een aantal lidstaten van de Europese Unie nog steeds onaanvaardbaar hoog is en dat de situatie van jongeren die noch aan de arbeidsmarkt deelnemen noch onderwijs of een opleiding volgen (NEET's) en van langdurig werklozen bijzonder zorgwekkend is; beklemtoont dat jongeren de groep zijn die het meeste risico op armoede en sociale en economische uitsluiting loopt; benadrukt dat het om deze problemen aan te pakken van het grootste belang is om een voortdurende, hogere en tijdige financiering van de jongerengarantie te waarborgen door middel van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI), alsook voldoende steun voor maatregelen voor de bestrijding van ongelijkheid via het ESF, die zich niet beperken tot de werkgelegenheid;

11.  neemt nota van het voorstel van de Europese Commissie om de begroting voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief in 2019 te verhogen naar 233,3 miljoen EUR; is echter van mening dat de totale begroting voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief nog altijd niet toereikend is om te garanderen dat de jongerengarantie haar doelstellingen kan verwezenlijken en dringt er daarom op aan de vastleggingskredieten voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief voor 2019 te handhaven op het niveau van 2018, d.w.z. 350 miljoen EUR;

12.  benadrukt dat de agentschappen een belangrijke bijdrage leveren bij het aanpakken van een breed scala aan werkgelegenheids- en sociale vraagstukken; beklemtoont in dit verband dat hun taken voortdurend verder toenemen en dat hen derhalve de noodzakelijke middelen ter beschikking moeten worden gesteld om hun taken uit te voeren en de best mogelijke resultaten te behalen bij het ondersteunen van de wetgevings- en beleidsdoelstellingen van de EU; betreurt dan ook het voorstel om de financiering voor Cedefop te verlagen (-5,8 % bij zowel de vastleggings- als de betalingskredieten); geeft opnieuw uiting aan zijn zorgen over de negatieve budgettaire gevolgen van de stijgende coëfficiënt voor Ierland, die in toenemende mate het risico met zich meebrengt dat het financiële vermogen van Eurofound om haar mandaat te vervullen, wordt ondergraven; verwacht van de instellingen van de Unie dat ze actie ondernemen om deze gevolgen te compenseren, zoals vermeld in het kwijtingsverslag 2016 voor Eurofound; benadrukt de noodzaak van aanvullende financiering om het niveau van het door het agentschap verrichte onderzoek op peil te houden, en met name om de werkzaamheden inzake de pan-Europese enquêtes veilig te stellen;

13.  juicht de oprichting toe van de Europese arbeidsautoriteit, die naar verwachting in 2019 operationeel zal worden; hamert op het belang van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van de taken in de aanstaande verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende de oprichting van de Europese Arbeidsautoriteit, teneinde over voldoende geld voor de oprichting ervan te beschikken; wijst erop dat de door de Commissie voorgestelde financiering (11 miljoen EUR aan vastleggingskredieten moet in de reserve worden opgenomen totdat de wetgever de basishandeling heeft vastgesteld) minder is dan voor andere EU-agentschappen die zich met werkgelegenheid en sociale zaken bezighouden; geeft aan dat deze financiering niet kan worden gerealiseerd met een herschikking van de toewijzingen van de andere agentschappen die zich met werkgelegenheid en sociale zaken bezighouden;

14  merkt op dat het Eures-portaal in 2019 en 2020 geleidelijk zal worden ondergebracht bij de ELA en vraagt om garanties dat deze overdracht van activiteiten niet zal leiden tot bezuinigingen op het Eures-budget, of tot onderbreking van de werking van het portaal;

15.  herhaalt dat proefprojecten en voorbereidende acties uiterst nuttige instrumenten zijn voor het initiëren van nieuwe activiteiten en maatregelen op het gebied van werkgelegenheid en sociale inclusie, en dat meerdere ideeën van EMPL in het verleden met succes als proefprojecten c.q. voorbereidende acties ten uitvoer zijn gelegd; moedigt aan dat de beschikbare marges in elke rubriek volledig worden gebruikt.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

29.8.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

32

10

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Guillaume Balas, Vilija Blinkevičiūtė, Ole Christensen, Michael Detjen, Geoffroy Didier, Lampros Fountoulis, Elena Gentile, Arne Gericke, Marian Harkin, Danuta Jazłowiecka, Rina Ronja Kari, Jan Keller, Ádám Kósa, Jean Lambert, Patrick Le Hyaric, Jeroen Lenaers, Verónica Lope Fontagné, Dominique Martin, Anthea McIntyre, Miroslavs Mitrofanovs, João Pimenta Lopes, Georgi Pirinski, Dennis Radtke, Terry Reintke, Sofia Ribeiro, Claude Rolin, Siôn Simon, Romana Tomc, Ulrike Trebesius, Marita Ulvskog, Renate Weber

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Georges Bach, Heinz K. Becker, Paloma López Bermejo, António Marinho e Pinto, Edouard Martin, Rory Palmer, Evelyn Regner, Jasenko Selimovic, Birgit Sippel, Michaela Šojdrová, Helga Stevens, Neoklis Sylikiotis

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

32

+

ALDE

Marian Harkin, António Marinho e Pinto, Jasenko Selimovic, Renate Weber

PPE

Georges Bach, Heinz K. Becker, Geoffroy Didier, Danuta Jazłowiecka, Ádám Kósa, Jeroen Lenaers, Verónica Lope Fontagné, Dennis Radtke, Sofia Ribeiro, Claude Rolin, Michaela Šojdrová, Romana Tomc

S&D

Guillaume Balas, Vilija Blinkevičiūtė, Ole Christensen, Michael Detjen, Elena Gentile, Jan Keller, Edouard Martin, Rory Palmer, Georgi Pirinski, Evelyn Regner, Siôn Simon, Birgit Sippel, Marita Ulvskog

VERTS/ALE

Jean Lambert, Miroslavs Mitrofanovs, Terry Reintke

10

-

ECR

Arne Gericke, Anthea McIntyre, Helga Stevens, Ulrike Trebesius

ENF

Dominique Martin

GUE/NGL

Rina Ronja Kari, Patrick Le Hyaric, João Pimenta Lopes, Neoklis Sylikiotis

NI

Lampros Fountoulis

1

0

GUE/NGL

Paloma López Bermejo

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (30.8.2018)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019
(2018/2046(BUD))

Rapporteur voor advies: Adina-Ioana Vălean

SUGGESTIES

De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  wijst erop dat 20,1 % van de totale vastleggingskredieten in de ontwerpbegroting voor 2019 klimaatgerelateerd is; betreurt dat de EU-begrotingstrend voor de periode van het huidige meerjarig financieel kader (MFK) slechts 19,3 % zou opleveren, ondanks de doelstelling om 20 % van de begrotingsuitgaven van de Unie te koppelen aan het tegengaan van de klimaatverandering; benadrukt dat alles in het werk moet worden gesteld om de doelstelling van 20 % te halen; benadrukt dat voldoende financiële steun van cruciaal belang is voor de beperking van en de aanpassing aan de klimaatverandering;

2.  merkt op dat 8,2 % van de totale vastleggingskredieten erop gericht is de achteruitgang van de biodiversiteit te keren; vraagt dat er voldoende middelen worden uitgetrokken voor de bescherming van de biodiversiteit; herinnert eraan dat het volgens de mededeling van de Commissie "Een begroting voor Europa 2020" voor de financiering van de biodiversiteitsstrategie van de EU tot 2020 en de doelstelling daarvan om het biodiversiteitsverlies in de EU tot staan te brengen en om te buigen, nodig is om biodiversiteit in de EU-begroting te mainstreamen;

3.  stelt vast dat de vastleggingskredieten voor het LIFE-programma met 31,3 miljoen EUR zijn verhoogd (+6 %); betreurt dat het LIFE-programma slechts 0,3 % van de ontwerpbegroting voor 2019 vertegenwoordigt;

4.  neemt kennis van de voorgestelde 68,3 miljoen EUR aan vastleggingskredieten (+2,9 %) en de voorgestelde 61,3 miljoen EUR aan betalingskredieten (+9,6 %) voor volksgezondheid; betreurt dat dit slechts 0,04 % van de ontwerpbegroting voor 2019 en 1,8 % van rubriek 3 vertegenwoordigt (aan vastleggingskredieten);

5.  is van mening dat er meer middelen moeten worden uitgetrokken voor volksgezondheid, in het bijzonder voor onderzoek naar psychische aandoeningen; verzoekt de Commissie na te gaan welke programma's zij zou kunnen uitvoeren om de middelen voor onderzoek en ontwikkeling op dit gebied met het oog op het volgende MFK te verhogen, en hierover verslag uit te brengen aan het Parlement;

6.  neemt kennis van de voorgestelde 297,7 miljoen EUR aan vastleggingskredieten (+6,3 %) en de voorgestelde 245,8 miljoen EUR aan betalingskredieten (-1 %) voor levensmiddelen en diervoeders; betreurt dat dit slechts 0,18 % van de ontwerpbegroting voor 2019 en 8 % van rubriek 3 vertegenwoordigt (aan vastleggingskredieten);

7.  neemt kennis van de sterke verhoging van de vastleggingskredieten voor het Uniemechanisme voor civiele bescherming (UCPM) (149,6 miljoen EUR; +350 %), dat een van de hoekstenen van de solidariteit van de Unie vormt; benadrukt dat deze verhoging noodzakelijk is, aangezien in de ontwerpbegroting voor 2019 rekening wordt gehouden met het effect van het voorstel van de Commissie tot herziening van het UCPM;

8.  stelt vast dat het aantal vaste en tijdelijke posten dat in het kader van de ontwerpbegroting voor 2019 is toegestaan, ten opzichte van de begroting 2018 ongewijzigd blijft bij het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC), het Europees Milieuagentschap (EEA) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA), terwijl het toeneemt bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) (+1)[1] en het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) (+3); benadrukt dat deze agentschappen waar nodig meer financiële en personele middelen moeten krijgen om hun mandaat uit te voeren en hun taken te vervullen, en om een wetenschappelijk gefundeerde aanpak in de Unie te bevorderen;

9.  erkent dat het aantal tijdelijke posten dat in het kader van de ontwerpbegroting 2019 voor het ECHA is goedgekeurd, met drie moet worden verhoogd; wijst erop dat deze verhoging bedoeld is om de middelen van het ECHA op het gebied van biociden dichter bij het oorspronkelijk geplande niveau te brengen en om het tekort aan middelen in 2018 weg te werken; merkt echter op dat het ECHA in het kader van de herziene Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad[2] (kaderrichtlijn afvalstoffen) extra taken heeft gekregen, waarvoor momenteel in de ontwerpbegroting 2019 geen posten of financiering zijn gepland; wijst er voorts op dat het ECHA ook nieuwe taken krijgt toegewezen in het kader van de lopende herschikking van Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad[3] betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en de EU-antigifcentrumregeling, en vraagt dat het ECHA voldoende middelen krijgt om deze nieuwe activiteiten uit te voeren;

10.  benadrukt dat het EEA, bovenop een aanzienlijke toename van zijn bestaande taken, ook nieuwe verantwoordelijkheden heeft gekregen, waardoor het behoefte heeft aan meer financiering en personeel, weliswaar met inachtneming van de doelstellingen van personeelsinkrimping en stabilisering van de begroting; benadrukt dat het vermogen van het EEA om de ontwikkeling en uitvoering van milieubeleid op EU- en nationaal niveau te ondersteunen, ernstig in het gedrang dreigt te komen als zijn personeelsformatie niet wordt uitgebreid;

11.  wijst erop dat het EMA, ten gevolge van het besluit van het Verenigd Koninkrijk om de Unie te verlaten, in 2019 te maken krijgt met een toename van de werklast en de budgettaire behoeften; is van mening dat er gedurende een beperkte periode extra financiële middelen en personeel moeten worden toegestaan, zodat het EMA de kritieke kennis en vaardigheden kan overdragen en behouden die nodig zijn om zijn taken doeltreffend te blijven uitvoeren en de momenteel uitgestelde activiteiten te hervatten;

12.  dringt bij de Commissie aan op een snelle tenuitvoerlegging van proefprojecten en voorbereidende acties op het gebied van milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid;

13.  herinnert eraan dat gedurende de gehele looptijd van proefprojecten en voorbereidende acties op het gebied van milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid voldoende financiering beschikbaar moet zijn, zodat ze hun potentieel volledig kunnen waarmaken.

14.  herinnert aan het beginsel van verantwoordingsplicht jegens belastingbetalers en consumenten en dringt dan ook aan op een strikte jaarlijkse begrotingsdiscipline teneinde rekening te houden met de financiële lasten waar burgers mee te kampen hebben; benadrukt dat de kosteneffectiviteit van de huidige beleidslijnen, programma's en maatregelen jaarlijks moet worden geëvalueerd en dat er in voorkomend geval passende maatregelen moeten worden genomen.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

30.8.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

40

6

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Margrete Auken, Pilar Ayuso, Ivo Belet, Paul Brannen, Soledad Cabezón Ruiz, Nessa Childers, Birgit Collin-Langen, Miriam Dalli, Angélique Delahaye, Mark Demesmaeker, Stefan Eck, José Inácio Faria, Karl-Heinz Florenz, Francesc Gambús, Arne Gericke, Jens Gieseke, Françoise Grossetête, Benedek Jávor, Karin Kadenbach, Urszula Krupa, Giovanni La Via, Susanne Melior, Miroslav Mikolášik, Rory Palmer, Massimo Paolucci, Piernicola Pedicini, Bolesław G. Piecha, Pavel Poc, John Procter, Michèle Rivasi, Annie Schreijer-Pierik, Renate Sommer, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Adina-Ioana Vălean, Jadwiga Wiśniewska, Damiano Zoffoli

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Guillaume Balas, Cristian-Silviu Buşoi, Elena Gentile, Anja Hazekamp, Norbert Lins, Younous Omarjee, Christel Schaldemose, Bart Staes, Keith Taylor, Carlos Zorrinho

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Olle Ludvigsson

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

40

+

EFDD

Piernicola Pedicini

GUE/NGL

Stefan Eck, Anja Hazekamp

PPE

Pilar Ayuso, Ivo Belet, Cristian-Silviu Buşoi, Birgit Collin-Langen, Angélique Delahaye, José Inácio Faria, Karl-Heinz Florenz, Francesc Gambús, Jens Gieseke, Françoise Grossetête, Giovanni La Via, Norbert Lins, Miroslav Mikolášik, Annie Schreijer-Pierik, Renate Sommer, Adina-Ioana Vălean

S&D

Guillaume Balas, Paul Brannen, Soledad Cabezón Ruiz, Nessa Childers, Miriam Dalli, Elena Gentile, Karin Kadenbach, Olle Ludvigsson, Susanne Melior, Rory Palmer, Massimo Paolucci, Pavel Poc, Christel Schaldemose, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Damiano Zoffoli, Carlos Zorrinho

VERTS/ALE

Margrete Auken, Benedek Jávor, Michèle Rivasi, Bart Staes, Keith Taylor

6

-

ECR

Mark Demesmaeker, Arne Gericke, Urszula Krupa, Bolesław G. Piecha, John Procter, Jadwiga Wiśniewska

1

0

GUE/NGL

Younous Omarjee

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

  • [1]  De EFSA heeft om een extra post gevraagd voor het hoofd van de ondersteuningsdienst voor de EU-agentschappen in Brussel. De financiering van deze post zal worden gedeeld door de EU-agentschappen, zonder dat hiervoor extra middelen nodig zijn.
  • [2]  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3), zoals onlangs gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/851 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 109).
  • [3]  Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7).

ADVIES van de Commissie industrie, onderzoek en energie (25.9.2018)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019
(2018/2046(BUD))

Rapporteur voor advies: Jens Geier

SUGGESTIES

De Commissie industrie, onderzoek en energie verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  wijst de door de Raad voorgestelde bezuinigingen van 3,61 % op de vastleggingskredieten en van 0,22 % op de betalingskredieten ten opzichte van het voorstel van de Commissie voor de begrotingsonderdelen die onder de bevoegdheid van ITRE vallen in rubriek 1a van de Uniebegroting 2019, af; neemt nota van de verhoging in het voorstel van de Commissie van de vastleggingskredieten met 3,9 % en van de betalingskredieten met 1,8 % ten opzichte van de begroting 2018 voor begrotingsonderdelen die onder de bevoegdheid van ITRE vallen in rubriek 1a van de Uniebegroting; is ingenomen met de nadruk die in de algemene begroting 2019 wordt gelegd op groei, innovatie, concurrentievermogen, digitalisering. duurzaamheid, klimaatverandering, de overgang naar een zeer energie-efficiënte en op hernieuwbare energiebronnen gebaseerde economie in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs, en op het succes van jonge en vrouwelijke onderzoekers en ondernemers;

2.  is van mening dat onderzoek, kmo's en concurrentievermogen een doorslaggevende bijdrage zullen blijven leveren aan het scheppen van banen en groei in de hele Unie; is van mening dat de begroting die in 2019 aan de succesvolle programma's Horizon 2020 en Cosme wordt toegewezen, moet volstaan om hun voortbestaan te waarborgen;

3.  onderstreept dat het noodzakelijk is om een leidende positie te verwerven op het gebied van innovatie en baanbrekende technologieën; betreurt daarom de aanzienlijke verlaging door de Raad van de vastleggingskredieten met 0,3 miljard EUR en van de betalingskredieten met 18 miljoen EUR voor het gemeenschappelijk strategisch kader voor onderzoek en innovatie, met zeer negatieve gevolgen voor Horizon 2020; betreurt in het bijzonder de bezuinigingen op de betrokken begrotingsonderdelen zoals "Stimuleren van onderzoek in toekomstige en opkomende technologieën" en "Versterken van Europese onderzoeksinfrastructuren", die ertoe dienen de levensstandaard te verhogen, de toegang tot kennis te verbeteren en sociale en economische ontwikkeling te bevorderen; neemt nota van de voorgestelde verhoging met 8,5 % van de vastleggingskredieten voor Horizon 2020 voor de algemene begroting 2019 in het voorstel van de Commissie; herinnert aan de ernstige onderfinanciering van Horizon 2020 in het kader van het MFK 2014-2020, met een lager percentage goedgekeurde aanvragen dan in de vorige MFK-periode tot gevolg (11,6 % en slechts 3 % voor sommige programma's), wat betekent dat minder kwalitatief hoogwaardige projecten op het gebied van onderzoek en innovatie Uniefinanciering ontvangen; uit daarom nogmaals zijn ernstige bezorgdheid over het weinig ambitieuze financieringsniveau voor Horizon Europa dat door de Commissie voor het volgende MFK is voorgesteld, en wil tijdens de komende onderhandelingen over het MFK 2021-2027 voor dit programma een absoluut minimum waarborgen van 120 miljard euro in prijzen van 2018 en beklemtoont zijn standpunt dat de klimaatuitgaven, gezien de Overeenkomst van Parijs, drastisch moeten stijgen in vergelijking met het huidige MFK;

4.  is van mening dat de EU-begroting 2019 moet worden gebruikt om alle relevante instrumenten te ondersteunen die jeugdwerkloosheid, met name in de economisch achtergebleven regio's van de EU, aanpakken, door vooral digitale en ondernemersvaardigheden te bevorderen;

5.  erkent het belang en het succes van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI); herinnert eraan dat om aanvullende financiering voor het EFSI te waarborgen, de financiering voor Horizon 2020 moest worden verlaagd; benadrukt dat de algemene begroting van de Unie niet moet worden gebruikt voor de financiering van nieuwe initiatieven ten koste van bestaande EU-programma's en -maatregelen; is voornemens de tijdens de EFSI-onderhandelingen door het Parlement gedane belofte gestand te doen om het effect op dit programma zo veel mogelijk te beperken en de kredieten voor de getroffen begrotingsonderdelen in 2019 te verhogen;

6.  herinnert eraan dat uitgebreide synergieën tussen de CEF-Vervoer en de CEF-Digital moeten worden bevorderd om de financiële hefboomwerking voor projecten ter versterking van de digitalisering van de TEN-V-corridors te maximaliseren;

7.  benadrukt dat het van groot belang is om de energie-unie te voltooien en tegelijkertijd de Europese klimaatdoelen te behalen door de Overeenkomst van Parijs en de duurzaamheidsdoelstellingen van de VN te verwezenlijken; wijst erop dat het Europees Parlement in zijn verslag inzake versnelling van de innovatie op het gebied van schone energie (2017/2084(INI)) heeft aangedrongen op grotere samenhang tussen de verbintenissen van de Unie uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs en haar financieringsbeleid ten aanzien van de vijf elkaar ondersteunende dimensies van de energie-unie; herinnert in dit verband aan het beginsel "voorrang voor energie-efficiëntie" alsook aan de doelstelling van de Unie om de leider op het gebied van hernieuwbare energie te worden; dringt er bij de Commissie op aan te zorgen voor de vereiste financiering voor investeringen op deze terreinen en op het gebied van duurzame ontwikkeling en om aldus energiearmoede te bestrijden en een rechtvaardige overgang te bevorderen, en een gelijk speelveld te waarborgen voor de industrie tijdens de overgang naar schonere productieprocessen, teneinde in 2050 tot een volledig koolstofvrije economie te komen; is in dit verband ingenomen met de ramingen van de Commissie dat de klimaatuitgaven 20,1 % van de begroting 2019 zullen bedragen, maar herinnert eraan dat dit voorstel slechts zal resulteren in een percentage van 19,3 % van de Uniebegroting voor klimaatgerelateerde maatregelen gedurende de periode 2014-2020; is van mening dat om deze doelen te behalen, de nodige middelen in de CEF behouden moeten blijven; is bezorgd over de drastische verlagingen door de Raad van de vastleggingen en betalingen van de CEF-Energie;

8.  is zich bewust van het grote belang van de begrotingsonderdelen inzake maatschappelijke uitdagingen, en meer in het bijzonder het begrotingsonderdeel voor de verbetering van gezondheid en welzijn gedurende het hele leven, die ten doel hebben de levensstandaard in de Unie te verbeteren; spoort de Commissie ertoe aan de financiering van deze doelen op peil te houden en betreurt de door de Raad voorgestelde bezuinigingen;

9.  benadrukt dat de doelstellingen van de digitale interne markt moeten worden verwezenlijkt om de digitalisering van de Unie en de digitale inclusie van de Europese economie, publieke sector en burgers te bevorderen; erkent in dit verband het belang van initiatieven zoals WIFI4EU; betreurt de bezuinigingen van de Raad in verband met dit initiatief;

10.  benadrukt dat kmo's een essentieel onderdeel van de Europese economie vormen aangezien zij een groot aantal mensen werk bezorgen in de Unie, en acht het noodzakelijk om een kmo-vriendelijk ondernemersklimaat te creëren, alsook om clusters en netwerken van kmo's te ondersteunen; merkt echter met grote bezorgdheid op dat de Raad wil bezuinigen op het kmo-instrument, waarmee tegenstrijdige signalen aan Europese ondernemingen worden afgegeven;

11.  neemt nota van het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (EDIDP); benadrukt dat een dergelijke activiteit met nieuwe middelen moet worden bekostigd gezien haar aanzienlijke impact op de begroting van de Unie; is bezorgd over de bezuinigingen van de Raad op de CEF en de Europese ruimtevaartprogramma's zoals Leiderschap in de ruimte en Copernicus, om het EDIDP te financieren, aangezien geen financiële middelen mogen worden weggehaald bij civiele programma's om programma's op defensiegebied te steunen;

12.  benadrukt dat de Europese mobiliteitssector moet worden hervormd om het vervoer in de Unie duurzaam, schoon en concurrerend te maken, om de Europese automobielsector klaar te stomen voor de toekomst en om onze klimaatdoelen te halen; onderstreept daarom dat er in voldoende financiering moet worden voorzien voor de programma's die deze doelen ondersteunen, zoals CEF-Vervoer en de gemeenschappelijke onderneming brandstofcellen en waterstof 2 (FCH 2); is in dit verband bezorgd over de bezuinigingen van de Raad op deze programma's;

13.  herinnert aan het belang van voldoende financiële en personele middelen voor alle agentschappen die onder de bevoegdheid van ITRE vallen, om te waarborgen dat zij hun taken naar behoren kunnen uitvoeren; benadrukt dat de personeelsinkrimping van 5 % en de "herindelingspool" met deze algemene begroting worden beëindigd en dringt er bij de Commissie op aan soortgelijke maatregelen in de toekomst achterwege te laten; herhaalt dat wanneer de taken van de desbetreffende agentschappen toenemen, de middelen dienovereenkomstig moeten worden verhoogd; is in dit verband ingenomen met de uitbreiding van het personeel van de agentschappen Enisa en GSA; merkt bezorgd op dat deze uitbreiding onvoldoende is en dringt eveneens aan op een personeelsuitbreiding voor ACER, zodat dit agentschap zijn mandaat kan vervullen, onder meer door zeer gespecialiseerde deskundigen in dienst te nemen en een planning te maken met betrekking tot zijn toekomstige taken en bevoegdheden;

14.  onderstreept dat, aangezien het Verenigd Koninkrijk heeft verklaard te zullen bijdragen aan de begrotingen van 2019 en 2020, de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie naar verwachting geen rechtstreekse gevolgen zal hebben voor programma's die onder bevoegdheid van ITRE vallen;

15.  benadrukt dat indien de Unie haar wettelijke en politieke verbintenissen inzake betalingskredieten niet nakomt, dit haar betrouwbaarheid ernstig zou schaden en ernstige negatieve gevolgen zou hebben voor het vertrouwen in het vermogen van de Unie-instellingen om hun rol te vervullen; benadrukt dat dit wordt versterkt door het feit dat de Unie het einde van het huidige MFK nadert en dat de tenuitvoerlegging van de meerjarenprogramma's daarom snel moet plaatsvinden;

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

24.9.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

39

5

4

Bij de eindstemming aanwezige leden

Bendt Bendtsen, José Blanco López, Jonathan Bullock, Jerzy Buzek, Cristian-Silviu Buşoi, Angelo Ciocca, Jakop Dalunde, Igor Gräzin, Rebecca Harms, Barbara Kappel, Jeppe Kofod, Peter Kouroumbashev, Zdzisław Krasnodębski, Christelle Lechevalier, Janusz Lewandowski, Paloma López Bermejo, Edouard Martin, Tilly Metz, Nadine Morano, Dan Nica, Morten Helveg Petersen, Carolina Punset, Julia Reda, Paul Rübig, Massimiliano Salini, Sven Schulze, Neoklis Sylikiotis, Dario Tamburrano, Evžen Tošenovský, Vladimir Urutchev, Henna Virkkunen, Martina Werner, Lieve Wierinck, Hermann Winkler, Flavio Zanonato, Carlos Zorrinho, Anna Záborská, Pilar del Castillo Vera

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Amjad Bashir, Michał Boni, Françoise Grossetête, Benedek Jávor, Werner Langen, Olle Ludvigsson, Marisa Matias, Gesine Meissner, Pavel Telička

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Bernd Kölmel

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

39

+

ALDE

Igor Gräzin, Gesine Meissner, Morten Helveg Petersen, Carolina Punset, Pavel Telička, Lieve Wierinck

ECR

Bernd Kölmel, Zdzisław Krasnodębski, Evžen Tošenovský

EFDD

Dario Tamburrano

PPE

Bendt Bendtsen, Michał Boni, Cristian-Silviu Buşoi, Jerzy Buzek, Pilar del Castillo Vera, Françoise Grossetête, Werner Langen, Janusz Lewandowski, Nadine Morano, Paul Rübig, Massimiliano Salini, Sven Schulze, Vladimir Urutchev, Henna Virkkunen, Hermann Winkler, Anna Záborská

S&D

Jeppe Kofod, Peter Kouroumbashev, Olle Ludvigsson, Edouard Martin, Dan Nica, Martina Werner, Flavio Zanonato, Carlos Zorrinho

VERTS/ALE

Jakop Dalunde, Rebecca Harms, Benedek Jávor, Tilly Metz, Julia Reda

5

-

ECR

Amjad Bashir

EFDD

Jonathan Bullock

ENF

Angelo Ciocca, Christelle Lechevalier

S&D

José Blanco López

4

0

ENF

Barbara Kappel

GUE/NGL

Paloma López Bermejo, Marisa Matias, Neoklis Sylikiotis

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (12.7.2018)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019
(2018/2046(BUD))

Rapporteur voor advies: Jasenko Selimovic

SUGGESTIES

De Commissie interne markt en consumentenbescherming verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  wijst erop dat de Commissie interne markt en consumentenbescherming (IMCO) in de begrotingsprocedure bevoegd is voor begrotingslijnen in titel 2 (interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf), titel 14 (belastingen en douane-unie) en titel 33 (justitie en consumentenzaken);

2.  onderstreept dat de interne markt een van de grootste verwezenlijkingen van Europa is, die het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal in de Unie mogelijk heeft gemaakt, het bruto binnenlands product van de EU met 1,7 % heeft doen stijgen en sinds 1990 3,6 miljoen extra banen heeft gecreëerd, en is daarom van mening dat de voltooiing van de interne markt een van de prioriteiten in de begroting 2019 moet blijven, aangezien die van cruciaal belang is om van de Unie een meer concurrerende en dynamische kenniseconomie te maken, ten voordele van zowel haar burgers als haar bedrijven; benadrukt in verband hiermee dat de EU concurrerender moet worden gemaakt en vraagt dat er kredieten worden toegewezen om te helpen met het transformeren van activiteiten voor een digitale wereld;

3.  herinnert eraan dat een gezond consumentenklimaat met mondige consumenten een belangrijke factor is voor de voltooiing van de interne markt en voor economische groei in heel Europa, en benadrukt dat de EU-wetgeving inzake consumentenbescherming burgers en bedrijven de voorspelbaarheid en rechtszekerheid heeft gegeven die nodig is op vele gebieden zoals passagiersrechten, consumentenrechten en de bestrijding van oneerlijke handelspraktijken en oneerlijke bedingen;

4.  merkt tegelijkertijd op dat een aantal recente schandalen heeft aangetoond dat onveilige en niet-conforme producten nog steeds een realiteit zijn op de markten van de Unie en onderstreept daarom dat er middelen moeten worden toegewezen om het markttoezicht efficiënter te maken en beter te coördineren en om maatregelen te nemen om de veiligheid van de consument te garanderen;

5.  is verheugd dat in het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019 (ontwerpbegroting 2019) op passende wijze rekening is gehouden met de belangrijkste prioriteiten van IMCO op het gebied van de werking van de douane-unie, consumentenbescherming, concurrentievermogen en de interne markt voor goederen en diensten, en dat daarvoor voldoende begrotingsmiddelen in de vorm van vastleggingskredieten zijn uitgetrokken, en verzoekt de Raad die kredieten te bevestigen;

6.  benadrukt dat het internemarktbeleid een prioriteit moet zijn bij de bevordering van een betere besteding van de begrotingsmiddelen en dat op andere gebieden soortgelijke besparingen moeten worden gevonden om aan de bestedingsverplichtingen te voldoen;

7.  is verheugd over het verhoogde bedrag aan vastleggingskredieten voor de modernisering van de douane-unie ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het douanewetboek van de Unie (wetboek) en de ontwikkeling van de elektronische douanesystemen, omdat de volledige en uniforme tenuitvoerlegging van het wetboek essentieel is voor een betere bescherming van de burgers en de financiële belangen van de Unie, en omdat e‑douane de grote uitdaging van de komende jaren wordt om te zorgen voor een betere werking van de interne markt; onderstreept dat een vereenvoudiging van de douaneprocedures en een effectieve handhaving van de douanesystemen essentieel zijn om fraude te bestrijden en de mededinging te bevorderen;

8.  benadrukt dat er nog steeds uitdagingen zijn op het gebied van de consumentenbescherming van de burgers van de Unie, met name wat betreft de digitale economie en de ontwikkeling van de grensoverschrijdende detailhandel in de Unie, en betreurt dan ook dat de kredieten voor het consumentenprogramma in de ontwerpbegroting 2019 ontoereikend zijn; dringt daarom aan op adequate financiering voor het consumentenprogramma teneinde de tenuitvoerlegging van een echte digitale interne markt in Europa te voltooien, een hoog niveau van bescherming voor de consumenten, en met name kwetsbare consumenten, te waarborgen en te ervoor te zorgen dat nieuwe uitdagingen voor het beleid inzake consumentenbescherming op passende wijze worden aangepakt;

9.  benadrukt dat governance-instrumenten voor de interne markt niet alleen belangrijk zijn voor het garanderen van een juiste toepassing van de EU-regels, maar ook voor het garanderen van betere informatie en ondersteuning voor consumenten en bedrijven; beveelt de Commissie aan bewustmakingsprogramma's met betrekking tot hun rechten te ondersteunen en passende actie te ondernemen om te reageren op schendingen daarvan; dringt daarom aan op een verhoging van de desbetreffende begrotingslijn 02 03 04 om te zorgen voor een betere werking van de interne markt, met name wat informatie- en ondersteunende diensten betreft;

10.  merkt op dat 91,6 % van de burgers en de bedrijven niet op de hoogte is van welke informatie- of ondersteunende dienst op Europees niveau ook[1] en is van mening dat de bekendheid van consumenten en bedrijven met de informatie- en ondersteuningsinstrumenten, met name het Uw Europa-portaal en het netwerk van Europese consumentencentra, van het grootste belang is en dat een aanzienlijke inspanning vereist is om de bekendheid hiermee te vergroten, en verwacht daarom een aanzienlijke verhoging van de toegewezen middelen;

11.  merkt op dat de EU-instellingen al een informeel akkoord hebben bereikt over het voorstel van de Commissie voor een verordening betreffende de oprichting van één digitale toegangspoort voor het verstrekken van informatie, procedures, hulp- en probleemoplossingsdiensten en verwacht dat in 2019 al voldoende middelen worden toegewezen om de toegangspoort voor te bereiden;

12.  herinnert de Commissie, in de context van de inwerkingtreding op 3 december 2018 van Verordening (EU) 2018/302 van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2018[2], aan haar toezegging om uiterlijk in maart 2020 een grondige analyse uit te voeren van de haalbaarheid van de uitbreiding van het toepassingsgebied van deze verordening tot auteursrechtelijk beschermde langs elektronische weg verrichte diensten, met inbegrip van audiovisuele diensten, en dringt er daarom op aan dat hiervoor al in 2019 de nodige financiering wordt uitgetrokken;

13.  herinnert eraan dat het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme) een cruciaal instrument is om een ondernemerscultuur te bevorderen, bestaande kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) te ondersteunen en hun concurrentievermogen, duurzaamheid en groei te waarborgen, hen te helpen de digitale transformatie te omarmen, alsook om de uitbouw van de kennismaatschappij te bevorderen, en verwacht dat de verlaging van de betalingskredieten voor Cosme in de ontwerpbegroting 2019 alleen toe te schrijven is aan een gedetailleerde berekening van de uitstaande bedragen door de Commissie, aangezien het van kapitaal belang is om knelpunten en tekorten bij de betaling van Cosme-acties te voorkomen;

14.  is verheugd dat de vastleggingskredieten voor begrotingslijn 02 02 01 "Ondernemerschap bevorderen en het concurrentievermogen en de toegang tot markten van ondernemingen in de Unie verbeteren" in de ontwerpbegroting 2019 zijn verhoogd, maar blijft bezorgd over het niveau van de geprogrammeerde betalingskredieten, aangezien het verbeteren van de toegang van kmo's tot financiering voor IMCO een belangrijke prioriteit in de begroting 2019 blijft;

15.  is ingenomen met de verhoging in de ontwerpbegroting 2019 van de kredieten voor lijn 33 04 01, "Vrijwaring van de belangen en verbetering van de veiligheid en de voorlichting van consumenten"; wijst erop dat een betere educatie en bewustmaking van de gemiddelde consument van het allergrootste belang is op de digitale interne markt; dringt aan op een versterking van de instrumenten voor de interne markt die de kennis over de regels van de interne markt vergroten; benadrukt dat de toewijzing van begrotingsmiddelen aan Solvit, het netwerk van Europese consumentencentra en Fin-Net moet worden voortgezet;

16.  wijst op het belang van normen voor een concurrentiële EU-markt; herinnert eraan dat er passende financiële steun vereist is voor de activiteiten van de Europese normalisatieorganisaties (ENO's);

17.  vraagt dat alle proefprojecten die door IMCO zijn goedgekeurd, worden gefinancierd, met name de proefprojecten inzake "Monitoring van mogelijk oneerlijke profiling van consumenten en prijsaanpassingen door luchtvaartmaatschappijen" (waarbij wordt onderzocht of luchtvaartmaatschappijen zogenaamde "consumer profiling" toepassen om de vluchttarieven aan te passen), inzake "Standaard toepassing van toegankelijkheidsvereisten in tools en platforms voor het ontwerpen van websites" (waarbij de toepassing van de betreffende toegankelijkheidsvereisten van de Europese norm EN 301 549 v1 wordt aangemoedigd en ondersteund door subsidies toe te kennen aan bedrijven) en "Beoordeling van vermeende verschillen in de kwaliteit van op de interne markt verkochte producten" (waarbij relevant consumenten- en marktgerelateerd onderzoek naar de vermeende uiteenlopende kwaliteit van producten op de interne markt verder wordt ontwikkeld).

18.  verzoekt de Commissie, in verband met het proefproject "Beoordeling van mogelijke verschillen in kwaliteit van op de interne markt verkochte producten", ervoor te zorgen dat de leden van de Commissie interne markt en consumentenbescherming nauw betrokken worden bij de planning van en het toezicht op alle activiteiten in verband met dit proefproject en herhaalt dat de EP-leden een prominente rol moeten spelen bij de voorlichting van het grote publiek over de resultaten van het eindverslag;

19.  benadrukt dat alle programma's in verband met de interne markt gekoppeld moeten worden aan de algemene verordening inzake de bescherming van persoonsgegevens (Verordening (EU) 2016/679)[3].

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

12.7.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

34

3

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

John Stuart Agnew, Pascal Arimont, Dita Charanzová, Carlos Coelho, Sergio Gaetano Cofferati, Anna Maria Corazza Bildt, Daniel Dalton, Nicola Danti, Dennis de Jong, Pascal Durand, Maria Grapini, Liisa Jaakonsaari, Eva Maydell, Marlene Mizzi, Jiří Pospíšil, Christel Schaldemose, Andreas Schwab, Olga Sehnalová, Jasenko Selimovic, Ivan Štefanec, Catherine Stihler, Richard Sulík, Róża Gräfin von Thun und Hohenstein, Mylène Troszczynski, Mihai Ţurcanu, Anneleen Van Bossuyt, Marco Zullo

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Biljana Borzan, Birgit Collin-Langen, Julia Reda, Marc Tarabella, Matthijs van Miltenburg, Sabine Verheyen

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Asim Ademov, Isabella De Monte, Sylvie Goddyn, Nosheena Mobarik

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

34

+

ALDE

Dita Charanzová, Jasenko Selimovic, Matthijs van Miltenburg

ECR

Daniel Dalton, Nosheena Mobarik, Richard Sulík, Anneleen Van Bossuyt

EFDD

Marco Zullo

GUE/NGL

Dennis de Jong

PPE

Asim Ademov, Pascal Arimont, Carlos Coelho, Birgit Collin-Langen, Anna Maria Corazza-Bildt, Eva Maydell, Jiří Pospíšil, Andreas Schwab, Ivan Stefanec, Róża Gräfin von Thun und Hoheinstein, Mihai Turcanu, Sabine Verheyen

S&D

Biljana Borzan, Sergio Gaetano Cofferati, Nicola Danti, Isabella De Monte, Maria Grapini, Liisa Jaakonsaari, Marlene Mizzi, Christel Schaldemose, Olga Sehnalová, Catherine Stihler, Marc Tarabella

Verts/ALE

Pascal Durand, Julia Reda

3

-

EFDD

John Stuart Agnew

Verts/ALE

Sylvie Goddyn, Mylène Troszczynski

0

0

 

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

  • [1]  Gegevens voor 2017 in de "Study on information and assistance needs of businesses operating cross-border within the EU, including gap and cost analysis", blz. 30.
  • [2]  Verordening (EU) 2018/302 van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2018 inzake de aanpak van ongerechtvaardigde geoblocking en andere vormen van discriminatie van klanten op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging in de interne markt, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 2006/2004 en (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG, PB L 60 I van 2.3.2018, blz. 1.
  • [3]  Verordening (EU) nr. 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016
    betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

ADVIES van de Commissie vervoer en toerisme (30.8.2018)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019
(2018/2046(BUD))

Rapporteur voor advies: Pavel Telička

SUGGESTIES

De Commissie vervoer en toerisme verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  neemt kennis van het ontwerp van algemene begroting voor het vervoerbeleid van de EU in rubriek 1 a, titel 6 "Mobiliteit en vervoer"; benadrukt dat het vervoerbeleid van de Unie van essentieel belang is voor het vrije verkeer van personen en goederen, voor de algehele Europese integratie, voor de sociale en territoriale cohesie van de Unie en voor het algemene concurrentievermogen; onderstreept dan ook dat dit beleid een ambitieus budget voor de vervoerssector vereist, teneinde de geloofwaardigheid van lopende projecten te handhaven, een adequaat infrastructuurnetwerk te waarborgen en de correcte werking en veiligheid ervan te garanderen, langetermijninvesteringen ten gunste van Europese bedrijven zeker te stellen en aanvullende particuliere financiering te mobiliseren;

2.  is van mening dat de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF) een cruciaal instrument met een aanzienlijke Europese meerwaarde is om het vervoersnetwerk in de hele Unie te optimaliseren, waarbij nieuwe en bestaande vervoersinfrastructuur op elkaar wordt aangesloten en/of gemoderniseerd; wijst op de essentiële rol van de CEF in de vervoerssector voor het voltooien van de TEN-V-kernnetwerken en uitgebreide netwerken, en merkt op dat er met het oog op de langetermijnplanning voor de CEF een stabiele en passende financiering nodig is; betreurt dat er in het verleden ten koste van de CEF op de begroting is bezuinigd en benadrukt dat nieuwe besnoeiingen van dit programma niet acceptabel zijn; stelt vast dat de Commissie voor de CEF-Vervoer een verhoging met 39,4 % voor de vastleggingskredieten en 5,3 % voor de betalingskredieten voorstelt en is van mening dat deze bedragen een absoluut minimum vertegenwoordigen, gezien het feit dat 2019 het eerste jaar van het lopende meerjarig financieel kader is waarin aanvullende financiering kan worden gevraagd voor projecten die tussen 2014 en 2016 van start zijn gegaan;

3.  is ingenomen met de overdracht van het geld uit het Cohesiefonds ten bedrage van 1,7 miljard EUR in 2019 naar het programma CEF-Vervoer; herinnert eraan dat deze middelen uitsluitend zijn bestemd voor TEN-V-infrastructuurprojecten in de lidstaten die een beroep kunnen doen op het Cohesiefonds;

4.  benadrukt dat het Rail Baltica-project, dat is gebaseerd op de Europese spoorwijdte, een van de belangrijkste in zijn soort is in de Unie, maar dat de voorgestelde financiering ontoereikend is; verzoekt de Commissie daarom ervoor te zorgen dat de EU-financiering op hetzelfde onveranderlijke niveau wordt gehandhaafd;

5.  is ingenomen met het feit dat er in mei 2018 een nieuwe oproep voor de CEF-Vervoer is gedaan om de beleidsrichtsnoeren van het derde pakket voor schone mobiliteit te ondersteunen, en dat er in 2019 nog verdere oproepen zullen worden gedaan; herinnert aan het succes van de "blending"-oproep van 2017 en spoort de Commissie aan in 2019 opnieuw een dergelijke oproep te doen; benadrukt dat ook dit jaar weer voor complementariteit tussen de CEF en andere fondsen moet worden gezorgd, met name het EFSI voor inkomsten genererende projecten, teneinde de EU-meerwaarde bij de financiering van projecten te maximaliseren en aanvullende particuliere financiering te stimuleren op het gebied van grootschalige innovatie zoals ERTMS en digitale verbeteringen; herinnert er tegelijkertijd aan dat wat de CEF-Vervoer betreft financiële subsidies het voornaamste instrument blijven om duurzame infrastructuur en grensoverschrijdende projecten langs de TEN-V-corridors te financieren;

6.  herinnert aan de verplichtingen van de overeenkomst van Parijs; wijst erop dat Europa in de nabije toekomst steeds grotere uitdagingen in verband met vervoer het hoofd zal moeten bieden – zoals de beperking van de klimaatverandering en de groeiende vraag naar vrachtvervoer – die ook betrekking zullen hebben op energietransitie en nieuwe vormen van mobiliteit, en herinnert eraan dat zulke uitdagingen om voldoende financiering vragen zodat Europa inclusief en concurrerend blijft; benadrukt dan ook het fundamentele belang van steun voor en toekenning van toereikende financiering voor de modal shift, voor de verwezenlijking van de koolstofarme interne Europese spoorwegruimte, bijvoorbeeld via de tenuitvoerlegging van ERTMS, railvervoer, hogesnelheidslijnen en grensoverschrijdende spoorwegverbindingen, voor het bevorderen van maritieme snelwegen en binnenlandse vaarwegen, waaronder emissiearme veerboten, teneinde tot een duurzame vervoerssector te komen; benadrukt daarnaast dat efficiënt groen logistiek beheer voor alle vervoerswijzen in de Unie in belangrijke mate kan bijdragen tot de bestrijding van de verkeerscongestie en de beperking van de CO2-emissies, en dringt er bij de Commissie op aan digitalisering van de logistiek te promoten;

7.  herinnert eraan dat uitgebreide synergieën tussen de CEF-Vervoer en de CEF-Digital moeten worden bevorderd om de financiële hefboomwerking voor projecten ter versterking van de digitalisering van de TEN-V-corridors te maximaliseren;

8.  is van mening dat de bijdrage uit de EU-begroting aan de vervoersgerelateerde agentschappen afgestemd moet zijn op hun taken; stelt vast dat de begroting voor het EASA stabiel blijft, dat de begroting voor het EMSA licht is verhoogd en dat de begroting voor het ERA ten opzichte van het vorige begrotingsjaar helaas is ingekrompen; herinnert eraan dat de bevoegdheidsterreinen van het ERA, EASA en EMSA recent zijn uitgebreid en dat zij dus over voldoende middelen en personeel moeten kunnen beschikken om hun nieuwe taken met succes uit te voeren; herinnert in dat opzicht aan de uiterst significante evolutie van het mandaat van het EASA als gevolg van de recente goedkeuring van zijn herziene basisverordening met nieuwe bevoegdheden, zoals drones, ATM/ANS, milieu, cyberbeveiliging, onderzoek, internationale aanwezigheid, en wijst erop dat het begrotingsvoorstel inzake het EASA daarom qua personele en financiële middelen moet worden verhoogd om een hoog niveau van veiligheid voor de burgers van de Unie in stand te kunnen houden;

9.  herinnert eraan dat de ruimtevaart een strategische sector is voor de Unie, dat Galileo en EGNOS in de vervoerssector veelvuldig worden ingezet en dat EGNOS sinds 2011 volledig operationeel is en aan alle soorten vervoer ten goede komt; benadrukt dat Galileo volledig uit de EU-begroting wordt gefinancierd en dat de volledige uitrol ervan grote voordelen voor de EU-economie zal meebrengen door het bedrijfsleven en de burger nuttige diensten te bieden; stelt vast dat Galileo momenteel met 22 satellieten opereert en dat de volledige uitrol ervan in 2020 een feit zou moeten zijn, zodra de 30 satellieten ervan zich alle in hun baan bevinden; is dan ook van mening – ook gezien het dringende vraagstuk van de internetveiligheid – dat het uiterst belangrijk is dat er in passende middelen wordt voorzien om de volgende lanceringen van satellieten zeker te stellen; wijst op de fundamentele taken van het Europees GNSS-Agentschap (GSA) voor Galileo en de European Geostationary Navigation Overlay Service (EGNOS); acht het noodzakelijk dat het GSA over voldoende personeel beschikt om de goede werking en exploitatie van de programma's van het Europese satellietnavigatiesysteem (GNSS) te waarborgen;

10.  is van mening dat verbetering van de efficiëntie van de vervoerssector en vermindering van zijn emissies onderling samenhangende doelstellingen zijn en dat onderzoek en innovatie een grote bijdrage kunnen leveren aan het bereiken daarvan in samenwerking met de relevante EU-agentschappen; neemt kennis van de voorgestelde stabiliteit van het budget dat in het kader van het programma Horizon 2020 wordt toegewezen aan de gemeenschappelijke ondernemingen SESAR 2 (zowel voor O&O als voor de tenuitvoerlegging van het systeem voor luchtverkeersbeheer (ATM)), Shift2Rail, Clean Sky 2 en Fuel Cells and Hydrogen 2, en wijst op het belang van het waarborgen van passende financiering voor het welslagen van deze programma's;

11.  is van mening dat bij EU-financiering voor vervoersinfrastructuur de volgende aspecten in aanmerking moeten worden genomen:

- interconnectiviteit tussen de corridors en het uitgebreide netwerk en grensoverschrijdende verbindingen;

- intermodaliteit als uitgangspunt voor besluiten over projecten;

- interoperabiliteit als voorwaarde voor medefinanciering van vervoersprojecten;

- kwaliteit van medegefinancierde projecten boven kwantiteit of omvang ervan;

- deelname van burgers aan transparante besluitvorming en toezicht op de ontwikkeling van grote projecten met een totaal investeringsvolume van meer dan 1 miljard EUR;

12.  betreurt dat de Unie er niet altijd in slaagt informatie te verstrekken over de rechtstreekse effecten van haar beleidsmaatregelen en financiële programma's, onder meer door een gebrek aan evaluaties van die effecten; wijst erop dat het wat de vervoerssector betreft zeer zorgwekkend is dat er in het algemeen zo weinig besef heerst van passagiersrechten in de Unie, en betreurt dat de regelgeving op dit terrein, met name in de sector lucht- en spoorwegvervoer, niet altijd consequent in alle lidstaten wordt toegepast; onderstreept dat er in deze tijden, waarin het gemakkelijk is om campagnes met onjuiste informatie te lanceren, meer aandacht aan dit punt moet worden geschonken;

13.  benadrukt dat proefprojecten en voorbereidende acties voor het Parlement nuttige gelegenheden zijn om een rechtstreekse financiële stimulans te geven aan initiatieven die zijn wetgevingsactiviteiten ondersteunen en waarvoor de Commissie rechtstreeks verantwoordelijk is; betreurt dat de resultaten van dergelijke projecten en acties niet altijd consequent bekend worden gemaakt en verzoekt de Commissie aan het eind van het mandaat een grondige analyse te overleggen van de projecten die in deze zittingsperiode zijn gefinancierd, naast richtsnoeren die niet alleen de doelstellingen verduidelijken maar ook de methode waarmee deze worden vastgesteld.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

29.8.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

33

0

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Daniela Aiuto, Lucy Anderson, Inés Ayala Sender, Georges Bach, Izaskun Bilbao Barandica, Deirdre Clune, Michael Cramer, Ismail Ertug, Jacqueline Foster, Dieter-Lebrecht Koch, Miltiadis Kyrkos, Bogusław Liberadzki, Peter Lundgren, Marian-Jean Marinescu, Georg Mayer, Markus Pieper, Gabriele Preuß, Christine Revault d’Allonnes Bonnefoy, Dominique Riquet, Massimiliano Salini, Claudia Schmidt, Keith Taylor, Pavel Telička, István Ujhelyi, Wim van de Camp, Elissavet Vozemberg-Vrionidi, Janusz Zemke, Kosma Złotowski, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Jakop Dalunde, Markus Ferber, Maria Grapini, Karoline Graswander-Hainz, Matthijs van Miltenburg, Henna Virkkunen

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Anna Hedh

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

33

+

ALDE

Izaskun Bilbao Barandica, Matthijs van Miltenburg, Dominique Riquet, Pavel Telička

ECR

Kosma Złotowski

ENF

Georg Mayer

PPE

Georges Bach, Wim van de Camp, Deirdre Clune, Markus Ferber, Dieter-Lebrecht Koch, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska, Marian-Jean Marinescu, Markus Pieper, Massimiliano Salini, Claudia Schmidt, Henna Virkkunen, Elissavet Vozemberg-Vrionidi

S&D

Lucy Anderson, Inés Ayala Sender, Ismail Ertug, Maria Grapini, Karoline Graswander-Hainz, Anna Hedh, Miltiadis Kyrkos, Bogusław Liberadzki, Gabriele Preuß, Christine Revault d'Allonnes Bonnefoy, István Ujhelyi, Janusz Zemke

VERTS/ALE

Michael Cramer, Jakop Dalunde, Keith Taylor

0

-

 

 

3

0

ECR

Jacqueline Foster, Peter Lundgren

EFDD

Daniela Aiuto

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (4.9.2018)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019
(2018/2046(BUD))

Rapporteur voor advies: Derek Vaughan

SUGGESTIES

De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  onderstreept het belang van het cohesiebeleid als het belangrijkste investeringsbeleid van de Unie dat bijdraagt aan de vermindering van de economische, sociale en territoriale verschillen tussen en binnen de EU-regio's en voorkomt dat regio's achter raken, slimme, duurzame en inclusieve economische groei bevordert, nieuwe banen creëert en werkloosheid vermindert, het concurrentievermogen van kmo's vergroot en hun toegang tot de wereldmarkten verbetert, innovatie in stedelijke en plattelandsgebieden stimuleert en lokale en regionale overheden aanmoedigt om de overstap naar een koolstofneutrale economie te maken; wijst erop dat elke 1 EUR die in het cohesiebeleid is geïnvesteerd, 174 %[1] rendement op investeringen heeft opgeleverd en dat minder investeringen minder groei en banen voor de burgers zouden betekenen; onderstreept dat het cohesiebeleid gunstig is voor alle lidstaten; dringt erop aan dat de cohesiefondsen hun rol als belangrijkste vorm van investeringsbeleid van de Europese Unie behouden met een begroting die is afgestemd op de ambitieuze beleidsdoelstellingen van het cohesiebeleid;

2.  herinnert eraan dat het cohesiebeleid een van de belangrijkste instrumenten is om de hoofdprioriteiten uit de ontwerpbegroting van de Commissie voor 2019 aan te pakken, namelijk het opbouwen van een sterkere en veerkrachtigere Europese economie, het verminderen van verschillen binnen de EU, het scheppen van banen, het bevorderen van solidariteit en zekerheid binnen en buiten de EU-grenzen en het waarborgen van een juiste uitvoering van de EU-begroting; benadrukt in dat verband de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs en het behalen van de streefdoelen van de EU op het gebied van klimaat en energie; wijst erop dat de zichtbaarheid van de EU-fondsen moet worden vergroot en dat de communicatie over de resultaten van het cohesiebeleid moet worden verbeterd; dringt er bij de Commissie op aan om samen met de lidstaten meer ruchtbaarheid te geven aan de uiteenlopende investeringsmogelijkheden van de EU, de aandacht te vestigen op innovatieve projecten en goede werkwijzen uit te wisselen;

3.  stelt met tevredenheid vast dat de uitvoering van de huidige programma's, na een onderbesteding in de eerste jaren van de periode 2014-2020, eindelijk op kruissnelheid komt met een betere uitvoering van de betalingen en een betere projectselectie; vestigt de aandacht op het feit dat vertragingen aan het begin van de programmeringsperiode kunnen leiden tot een achterstand bij de betalingsaanvragen in 2019; erkent de inspanningen van de Commissie om het ontstaan van een onnodige achterstand te voorkomen; dringt er in dit verband op aan dat er voldoende betalingskredieten beschikbaar worden gesteld, om een soepele uitvoering mogelijk te maken; verzoekt de Commissie, aangezien sommige lidstaten volgens de recentste verslagen over de uitbetalingen uitgesplitst per lidstaat een grote achterstand hebben wat betreft de uitbetaling van middelen, na te gaan wat eraan schort en maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de ESI-fondsen beter worden benut;

4.  neemt kennis van de voorgestelde stijging van 1,1 % van het niveau van de betalingskredieten, met dalingen van respectievelijk 8,9 % en 3,6 % voor het Cohesiefonds en Europese territoriale samenwerking, alsmede de verhoging met 2,8 % van de vastleggingskredieten onder rubriek 1b in de ontwerpbegroting 2019 ten opzichte van de vorige begroting; is bezorgd over het feit dat deze bedragen misschien niet voldoende zijn om gelijke tred te houden met het tempo van de tenuitvoerlegging van de programma's onder deze rubriek en om een nieuwe ophoping van onbetaalde vorderingen voorkomen, hetgeen schadelijk zou zijn voor de geloofwaardigheid van het cohesiebeleid; benadrukt daarom dat de betalingskredieten verhoogd moeten worden om te laten zien dat de EU haar toezeggingen kan nakomen en daarmee haar geloofwaardigheid te vergroten;

5.  herinnert de Commissie aan de vertragingen bij de aanwijzing van nationale beheersautoriteiten; wijst op het feit dat op 31 mei 2018 nog voor 16 programma's nationale autoriteiten moeten worden aangewezen; roept de Commissie en de lidstaten op actief samen te werken om het aanwijzingsproces zo snel mogelijk af te ronden, zodat de huidige programma's soepel kunnen worden uitgevoerd; vraagt de lidstaten alles op alles te zetten om hun absorptiecapaciteit te vergroten en de uitvoering van projecten te bespoedigen om de vertragingen als gevolg van onafgeronde cohesiefinanciering tijdens het lopende begrotingsjaar te beperken; benadrukt nogmaals dat de uitvoering van de financiering moet worden verbeterd en de administratieve lasten moeten worden verminderd, en roept de lidstaten op nauwer samen te werken met de werkgroep van de Commissie om een betere uitvoering te waarborgen en daarmee de beheerscapaciteiten voor de cohesiefinanciering te verstevigen;

6.  wijst op het voorstel om de begroting van het steunprogramma voor structurele hervormingen (SRSP) voor 2019‑2020 met 80 miljoen EUR te verhogen, en met 40 miljoen EUR voor de ontwerpbegroting 2019, waardoor de totale begroting van het SRSP 222,8 miljoen EUR wordt; waarschuwt dat elke verhoging moet worden gefinancierd middels de mobilisering van het speciale instrument en mag niet ten koste gaan van het cohesiebeleid; verzoekt de Commissie te zoeken naar verdere synergieën en complementariteit met de ESIF- en andere EU-programma's op het gebied van onderzoek, innovatie en concurrentievermogen, zoals Horizon, ter bevordering van innovatie en digitalisering van plattelandsgebieden en plattelandseconomieën;

7.  merkt op dat de cohesiefondsen in conflictgebieden een overwegend positief effect hebben; met inbegrip van het vredesprogramma voor Noord-Ierland; roept de Commissie en de lidstaten op het vredesproces te blijven steunen door bepaalde specifieke programma's, zoals het Peace-programma, onder vast te stellen voorwaarden en onder voorbehoud van de lopende onderhandelingen te blijven financieren; wijst erop dat financiering uit de programma's voor Europese territoriale samenwerking, met name ten behoeve van grensoverschrijdende samenwerking aan de buitengrenzen van de EU, ook positief kan zijn voor het uitbreidingsbeleid.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

3.9.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

23

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Pascal Arimont, Mercedes Bresso, Aleksander Gabelic, Michela Giuffrida, Ivan Jakovčić, Louis-Joseph Manscour, Iskra Mihaylova, Andrey Novakov, Younous Omarjee, Mirosław Piotrowski, Liliana Rodrigues, Ruža Tomašić, Ramón Luis Valcárcel Siso, Monika Vana, Matthijs van Miltenburg, Lambert van Nistelrooij, Derek Vaughan, Kerstin Westphal

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Daniel Buda, Raffaele Fitto, Elsi Katainen, Tonino Picula, Maria Gabriela Zoană

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

23

+

ALDE

Ivan Jakovčić, Elsi Katainen, Iskra Mihaylova, Matthijs van Miltenburg

ECR

Raffaele Fitto, Mirosław Piotrowski, Ruža Tomašić

GUE/NGL

Younous Omarjee

PPE

Pascal Arimont, Daniel Buda, Lambert van Nistelrooij, Andrey Novakov, Ramón Luis Valcárcel Siso

S&D

Mercedes Bresso, Aleksander Gabelic, Michela Giuffrida, Louis-Joseph Manscour, Tonino Picula, Liliana Rodrigues, Derek Vaughan, Kerstin Westphal, Maria Gabriela Zoană

VERTS/ALE

Monika Vana

0

-

 

 

0

0

 

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

  • [1]  Werkdocument van de diensten van de Commissie van 19 september 2016 getiteld "Ex post evaluation of the ERDF and Cohesion Fund 2007‑13" (SWD(2016)0318).

ADVIES van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (30.8.2018)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019
(2018/2046(BUD))

Rapporteur voor advies: Ramón Luis Valcárcel Siso

SUGGESTIES

De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  is ingenomen met het voorstel van de Commissie om in het ontwerp van begroting voor 2019 een bedrag van 60 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 57,8 miljard EUR aan betalingskredieten op te nemen in rubriek 2, wat een verhoging betekent van respectievelijk 1,2 % en 3,0 % ten opzichte van de begroting 2018; merkt echter op dat wat het ELGF betreft, deze stijging toe te schrijven is aan het lagere bedrag van bestemmingsontvangsten dat naar verwachting beschikbaar zal zijn voor het ELGF in de ontwerpbegroting 2019 ten opzichte van de begroting 2018; beveelt aan om alles in het werk te stellen om een accumulatie van achterstallige betalingen in het volgende meerjarig financieel kader (2021-2027) (MFK) te voorkomen;

2.  dringt erop aan dat er middelen moeten worden verstrekt ter compensatie van het economisch verlies dat landbouwers hebben geleden als gevolg van marktcrises en sanitaire of fytosanitaire crises zoals Xylella fastidiosa, en herhaalt dat daartoe de beschikbare marges in rubriek 2, gecombineerd met rubriek 3, moeten worden gebruikt; is van oordeel dat compensatie voor uitroeiingsmaatregelen ook het herstel van landbouwecosystemen, zoals de bodem, moet omvatten alsmede de verwezenlijking van robuuste biologische diversiteit, in het bijzonder het waarborgen van genetische diversiteit van het plantgoed, waarbij in het ideale geval sprake is van resistentie of een bestand zijn tegen de ziekte of plaag; is van mening dat het waarborgen van evenwichtige, biologisch diverse landbouwecosystemen en landschappen die beter bestand zijn tegen toekomstige aanvallen altijd een van de doelstellingen moet zijn als steun wordt verstrekt;

3.  dringt erop aan dat alle inkomsten van de Uniebegroting uit bestemmingsontvangsten of afkomstig van terugbetalingen in verband met landbouwgerelateerde onregelmatigheden in eerdere jaren voorbehouden moeten blijven voor rubriek 2;

4.  dringt erop aan meer middelen uit te trekken voor de olijventeelt en de olijfoliesector om de door de bacterie Xylella Fastidiosa veroorzaakte schade voor landbouwers te compenseren, de preventiemaatregelen in Europa op te voeren, de sector te herstructureren en wetenschappelijk onderzoek naar deze bacterie en de wijze waarop deze wordt overgebracht te versterken;

5.  dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan de prijsvolatiliteit van landbouwproducten, die negatieve gevolgen heeft voor het inkomen van landbouwers, nauwlettend in het oog te houden en daar waar nodig snel en doeltreffend in te grijpen;

6.  benadrukt dat het van essentieel belang is dat middelen die zijn gereserveerd voor onderzoek in de agrovoedingssector, met name uit de Horizon 2020-begroting, als zodanig volledig beschikbaar blijven om innovatie en slimme oplossingen in de landbouw- en plattelandsontwikkelingssector te stimuleren en te bevorderen, zoals het geval is met middelen uit de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF) om de aanleg van breedband in plattelandsgebieden mogelijk te maken; onderstreept het belang van de praktische toepasbaarheid van de resultaten op bedrijfsniveau en de rol van landbouwvoorlichtingsdiensten; merkt op dat geïntegreerde "slimme" oplossingen - zoals slimme dorpen, precisielandbouw, digitalisering, de gedeelde en circulaire economie en sociale initiatieven - kunnen bijdragen aan de landbouw en het algehele welzijn in plattelandsgebieden; dringt er bij de Commissie op aan financiering in te plannen voor "slimme" benaderingen, in het licht van de hervorming van het GLB en de verklaring van Cork 2.0; benadrukt dat deze "slimme" oplossingen de samenhang met de beleidsdoelstellingen op het gebied van milieu, klimaat en biodiversiteit moeten waarborgen en moeten zorgen voor nauwe samenwerking met relevante belanghebbenden uit alle lidstaten; benadrukt het belang van investeringen in precisielandbouw om de productiemethoden te stroomlijnen en de verliezen te beperken, en van het stimuleren en ondersteunen van initiatieven die zijn toegesneden op de behoeften van kleine bedrijven zonder schaalvoordelen, zodat zij kunnen profiteren van nieuwe technologieën;

7.  benadrukt dat opslagprogramma's in tijden van crisis een nuttig instrument zijn gebleken en dat een beperking van de voorziene financiële middelen in het planningsproces contraproductief zou zijn;

8.  betreurt de aangekondigde bezuinigingen op de GLB-begroting in de MFK-voorstellen van de Commissie; wijst er met name op dat het landbouwbeleid een gemeenschappelijk beleid is en dat bezuinigingen op de GLB-begroting onevenredig grote gevolgen zouden hebben, aangezien zij niet kunnen worden vervangen door nationale middelen vanwege de regels inzake staatssteun;

9.  is ingenomen met de verhoging van de kredieten die de Commissie voorstelt voor producentenorganisaties in de sector groenten en fruit, en benadrukt de belangrijker wordende bijdrage daarvan om de onderhandelingspositie binnen de voedselvoorzieningsketen te versterken, en blijft de noodzaak benadrukken van de financiering van maatregelen om het ledenaantal van landbouwproducenten te verhogen;

10.  benadrukt het belang van steunmaatregelen om de rol van boeren in de toeleveringsketen te consolideren, alsmede van nieuwe manieren om boerenorganisaties aan te moedigen;

11.  betreurt dat de steunmaatregelen die vanwege het Russische invoerverbod zijn ingesteld, niet zijn verlengd, aangezien tal van producenten in de Unie daarvan nog steeds negatieve gevolgen ondervinden, vooral in de zuivel-, fruit- en groentesectoren; wijst erop dat zij hier in het geheel geen schuld aan hebben, omdat landbouwers niet verantwoordelijk zijn voor het diplomatieke beleid van de Unie; roept daarom op tot het handhaven van de steunmaatregelen voor producenten in de landbouw op het huidige niveau in de sectoren waar nog steeds een problematische marktsituatie heerst vanwege het Russische invoerverbod; roept ertoe op een nieuwe crisisreserve aan te leggen die voor haar financiering niet afhankelijk is van een jaarlijks mechanisme voor financiële discipline, zodat zij tijdig kan reageren op crisissituaties die zich voordoen; wijst erop dat sommige lidstaten die geen handelsbetrekkingen met Rusland onderhielden indirect de gevolgen hebben ondervonden van het embargo en dringt erop aan dat de steun ook de verliezen dekt die het gevolg zijn van het feit dat de markten worden overspoeld met producten die voor Rusland bestemd zijn;

12.  is verheugd met het voorstel van de Europese Commissie om de financiering voor promotiemaatregelen te verhogen, aangezien hiermee wordt bevestigd dat de verbeteringen die bij de laatste hervormingen zijn doorgevoerd doeltreffend zijn; is van mening dat promotiemaatregelen essentieel zijn om het aandeel van de Europese uitvoer op markten in de wereld uit te breiden en om de gevolgen op te vangen van de beperkingen die door bepaalde derde landen aan Unieproducten worden opgelegd, zoals het Russische embargo of het recente besluit van de VS om antidumping- en compenserende rechten in te stellen op de invoer van Spaanse rijpe olijven;

13.  wijst op de gevolgen van de extreme droogte die de lidstaten de afgelopen maanden heeft getroffen, waardoor de landbouw aanzienlijke verliezen heeft geleden en een groot aantal bedrijven in gevaar is gekomen, en benadrukt in dit verband de noodzaak om speciale steunmaatregelen te waarborgen die erop gericht zijn de zwaarst getroffen landbouwers te helpen;

14.  verwelkomt het voornemen van de Europese Commissie om het huidige financieringsniveau voor de bijenteeltsector te handhaven, wat van cruciaal belang is om de uitgaven voor nationale programma's te helpen dekken;

15.  is ingenomen met de verhoogde toewijzingen voor onderzoek en ontwikkeling op landbouwgebied in het kader van Horizon 2020;

16.  waarschuwt dat als een vrijhandelsovereenkomst met het Mercosur-blok geen adequate bescherming biedt voor gevoelige sectoren in de landbouw in de Unie, veel Europese producenten nog meer onder financiële druk zullen komen te staan;

17.  is van mening dat de Unie een cruciale bijdrage kan leveren om gezonde eetgewoonten op basis van duurzame productie te bevorderen, vooral bij kinderen, en acht het daarom essentieel dat ten volle gebruik wordt gemaakt van de plafonds voor de schoolregelingen van de Unie waarin de huidige verordening voorziet; roept de lidstaten daarom op hun nationale programma's te versterken om ten volle gebruik te maken van de maximaal beschikbare toewijzingen (250 miljoen EUR voor de Unie);

18.  neemt nota van de recente overschrijvingen van pijler I naar pijler II waartoe Frankrijk, Litouwen en Nederland hebben besloten en die hebben geleid tot een verlaging van de kredieten voor rechtstreekse betalingen in de OB 2019;

19.  bevestigt opnieuw het vitale belang van de schoolfruit- en schoolgroenteregeling, vooral gezien het huidige niveau van ondervoeding van kinderen in de Unie; roept de Commissie daarom op om de bureaucratie op dit punt te verminderen en benadrukt de noodzaak om gezonde eetgewoonten bij kinderen en de consumptie van biologische groenten en fruit te bevorderen;

20.  betreurt dat de uitvoering van betalingen aan jonge landbouwers de laatste jaren ontoereikend was en spoort de lidstaten aan het gebruik van die kredieten het komende jaar te stimuleren om bedrijfsopvolging in de hand te werken en concentratie van grondbezit en landroof te voorkomen; wijst erop dat het tekort aan werknemers in de landbouw een factor is die de ontwikkeling van de landbouwsector belemmert en benadrukt de noodzaak van steunmaatregelen om werknemers voor de landbouwsector aan te trekken;

21.  wijst op het belang van de toezeggingen en uitgaven op het gebied van plattelandsontwikkeling, en op het potentieel daarvan voor het scheppen van economische activiteit en banen, met name in perifere gebieden met hogere werkloosheidspercentages, in het bijzonder voor de jongere generaties; dringt aan op de voortzetting van op jonge boeren gerichte initiatieven, waaronder regiospecifieke programma's, die innovatie en de noodzakelijke overname door de volgende generatie ondersteunen; is van mening dat de steun voor jongeren gericht moet zijn op hun huidige behoeften, waarbij ervoor gewaakt moet worden ze aan te moedigen om buitensporige schulden te maken;

22.  merkt op dat de toegang tot financieringsinstrumenten voor investeringen in landbouwbedrijven beter moet worden afgestemd op de investeringsbehoeften en de hogere risicoprofielen van nieuwkomers;

23.  vraagt dat de kredieten voor de Posei-programma's worden gehandhaafd op het maximumniveau waarin de desbetreffende EU-verordening voorziet, onderstreept het belang van die programma's voor de weerbaarheid van de landbouwproducenten en beklemtoont de precaire economische situatie van de ultraperifere gebieden, die nog steeds ernstig te lijden hebben onder de crisis en de structurele nadelen als bedoeld in artikel 349 VWEU (de grote afstand, het insulaire karakter, de kleine oppervlakte, een moeilijk reliëf en klimaat en de economische afhankelijkheid van enkele producten);

24.  onderstreept het belang van proefprojecten en voorbereidende acties voor innovatie in de sectoren landbouw en plattelandsontwikkeling; vraagt om verdere steun voor lopende en nieuwe proefprojecten en voorbereidende acties;

25.  maakt zich grote zorgen over de bezuinigingen op het GLB die zijn voorzien in het voorstel van de Europese Commissie voor 2021-2027, met name voor de ultraperifere regio's en POSEI;

26.  betreurt de aanzienlijke verlaging van de begrotingslijn voor de vrijwillige regeling voor gekoppelde steun, aangezien gekoppelde steun een essentieel instrument is voor het behoud van gewassen die diverse landbouw- en milieuvoordelen opleveren;

27.  spreekt zijn tevredenheid uit over de verhoging met 25 % van de kredieten voor de bestrijding van dierziekten en plagen bij planten, aangezien de Unie wordt geconfronteerd met aanzienlijke risico's en toenemende uitbraken.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

29.8.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

36

2

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

John Stuart Agnew, Clara Eugenia Aguilera García, Eric Andrieu, Daniel Buda, Jacques Colombier, Michel Dantin, Albert Deß, Jørn Dohrmann, Herbert Dorfmann, Luke Ming Flanagan, Karine Gloanec Maurin, Martin Häusling, Anja Hazekamp, Esther Herranz García, Jan Huitema, Ivan Jakovčić, Jarosław Kalinowski, Zbigniew Kuźmiuk, Norbert Lins, Philippe Loiseau, Mairead McGuinness, Giulia Moi, Ulrike Müller, James Nicholson, Maria Noichl, Marijana Petir, Laurenţiu Rebega, Bronis Ropė, Maria Lidia Senra Rodríguez, Ricardo Serrão Santos, Czesław Adam Siekierski, Tibor Szanyi, Maria Gabriela Zoană, Marco Zullo

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Franc Bogovič, Michela Giuffrida, Karin Kadenbach, Elsi Katainen, Momchil Nekov, Annie Schreijer-Pierik, Ramón Luis Valcárcel Siso

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDEDE COMMISSIE

36

+

ALDE

Ivan Jakovčić, Elsi Katainen, Ulrike Müller

ECR

Jørn Dohrmann, Zbigniew Kuźmiuk, James Nicholson, Laurenţiu Rebega

EFDD

Giulia Moi, Marco Zullo

ENF

Jacques Colombier, Philippe Loiseau

PPE

Franc Bogovič, Daniel Buda, Michel Dantin, Albert Deß, Herbert Dorfmann, Esther Herranz García, Jarosław Kalinowski, Norbert Lins, Mairead McGuinness, Marijana Petir, Annie Schreijer-Pierik, Czesław Adam Siekierski, Ramón Luis Valcárcel Siso

S&D

Clara Eugenia Aguilera García, Eric Andrieu, Michela Giuffrida, Karine Gloanec Maurin, Karin Kadenbach, Momchil Nekov, Maria Noichl, Ricardo Serrão Santos, Tibor Szanyi, Maria Gabriela Zoană

Verts/ALE

Martin Häusling, Bronis Ropė

2

-

EFDD

John Stuart Agnew

GUE/NGL

Anja Hazekamp

3

0

ALDE

Jan Huitema

GUE/NGL

Luke Ming Flanagan, Maria Lidia Senra Rodríguez

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie visserij (31.8.2018)

aan de Begrotingscommissie

inzake de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019 - alle afdelingen
(2018/2046(BUD))

Rapporteur voor advies: Alain Cadec

SUGGESTIES

De Commissie visserij verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. De financiële middelen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) en de verplichte bijdragen aan regionale organisaties voor visserijbeheer en duurzamevisserijovereenkomsten zijn ondergebracht onder afdeling III en titel 11, Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV), van de begroting.

B. De hoofddoelstelling van GVB bestaat erin de levensvatbaarheid van de sector te laten sporen met de bescherming van de mariene ecosystemen door de ontwikkeling van economisch en ecologisch duurzame visserij. Deze economische sector is van strategisch belang voor de Unie omdat hij bijdraagt tot voedselvoorziening, werkgelegenheid en de economische en sociale cohesie van de kustgebieden en ultraperifere gebieden van de Unie.

1.  benadrukt dat er in de begroting 2019 voor voldoende vastleggings- en betalingskredieten moet worden gezorgd om te voorzien in de financiële behoeften van het GVB; is van mening dat er voldoende en onmiddellijk beschikbare financiering voor langetermijninvesteringen nodig is om het GVB volledig ten uitvoer te leggen en de duurzaamheid van de Europese aquacultuur en visserij te waarborgen;

2.  onderstreept dat de visserijsector in de EU erg geconcentreerd is in bepaalde regio's die sterk van de visserij afhankelijk zijn en dat de visserij, met name de plaatselijke kustvisserij, in tal van kustgebieden, ultraperifere gebieden en eilandgebieden het sociaal-economische en culturele weefsel mee vorm geeft;

3.  merkt op dat aangezien meer dan 60 % van de in de EU geconsumeerde visserijproducten afkomstig is uit internationale wateren en de exclusieve economische zones van derde landen, in de begroting voor 2019 passende middelen moeten worden opgenomen, met name gezien de in dat jaar geplande verlenging van de protocollen met Mauritanië en Senegal;

4.  is van mening dat de externe dimensie van het GVB realistische begrotingsramingen vereist voor de financiering van de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij met derde landen;

5.  benadrukt dat het uitvoeringsniveau van het EFMZV voor de periode 2014-2020 vier jaar na de goedkeuring van het fonds op 15 mei 2014 nog altijd te wensen overlaat, aangezien tot dusver slechts 4,5 % van de begroting is uitgevoerd (deel van het EFMZV onder gedeeld beheer); hoopt dat het uitvoeringsniveau van het EFMZV geleidelijk stijgt, en wijst erop dat het lage uitvoeringsniveau deels te wijten is aan bureaucratische rompslomp op nationaal niveau en op het niveau van de Unie alsmede aan een gebrek aan ambitie in de lidstaten, met name waar het gaat om een volledige en tijdige uitvoering van de aanlandingsverplichting; herinnert eraan dat deze fondsen noodzakelijk zijn om de sector bij de uitvoering van de aanlandingsverplichting te ondersteunen;

6.  benadrukt dat het noodzakelijk is voldoende financiële middelen voor gecofinancierde activiteiten te behouden om kustvloten en ambachtelijke vloten alsook de sportvisserij in staat te stellen financiering te krijgen; vindt het daarnaast van groot belang dat er toereikende financiering wordt uitgetrokken voor het verbeteren van de visserij-infrastructuur; is van mening dat de lidstaten, op grond van het door het EFMZV geboden algemene kader, hun financieringsprioriteiten moeten bepalen om een antwoord te bieden op de specifieke problemen op dit gebied;

7.  benadrukt het belang van de sociale en economische dimensie van de visserij voor plaatselijke gemeenschappen en voor sommige zee- en kustgebieden; erkent dat er voldoende financiële voorzieningen moeten worden gehandhaafd om de kleinschalige, ambachtelijke en kustvisserij in staat te stellen financiering te verkrijgen;

8.  onderstreept dat wetenschappelijke gegevens onontbeerlijk zijn om de werking van mariene ecosystemen beter te begrijpen, wat een noodzakelijke voorwaarde is met het oog op een maximale duurzame opbrengst van visserijhulpbronnen; wijst erop dat het verzamelen van wetenschappelijke gegevens moet worden verbeterd en dat samenwerking en uitwisseling van gegevens tussen de maritieme en de visserijsector enerzijds en de wetenschappelijke wereld anderzijds moeten worden bevorderd; wijst erop dat er wetenschappelijke gegevens moeten worden verzameld over de effecten van de recreatievisserij op de visbestanden;

9.  wijst er nogmaals op dat het belangrijk is bij de beoordeling van de toestand van de visbestanden uit te gaan van strikte en onafhankelijke wetenschappelijke adviezen zodat er beheersbesluiten kunnen worden genomen die het mogelijk maken de maximale duurzame opbrengst (MDO) te bereiken; verzoekt de lidstaten met klem gebruik te maken van de financiering uit het EFMZV voor het verzamelen van wetenschappelijke gegevens, wat van groot belang is om rationele en wetenschappelijk onderbouwde besluiten met betrekking tot het visserijbeleid te kunnen nemen;

10.  onderstreept het belang van visserijcontrole, wat een pijler van het GVB is; is van mening dat hier financiering van de Unie naartoe moet blijven gaan en dat de lidstaten meer inspanningen moeten leveren om die middelen te benutten;

11.  benadrukt dat het van belang is het huidige niveau van financiering te behouden voor het Europees Bureau voor visserijcontrole, zodat het zijn opdracht inzake inspecties en toezicht op de visserijsector naar behoren kan vervullen; verlangt dat de rol van het Bureau wordt versterkt om de doelstellingen van het GVB te kunnen verwezenlijken en het Bureau in staat te stellen zijn activiteiten op te voeren met betrekking tot het beheer van de visserijvloten en het toezicht op de monitoringprocedures;

12.  stelt vast dat de visserijsector onder meer voor de uitdaging van generatievernieuwing staat en dat die vernieuwing vooral moet worden bevorderd door middel van bijzondere beleidsmaatregelen en financiële steun om jongeren aan te moedigen in de sector aan de slag te gaan en hen soortgelijke voorwaarden te bieden als in andere economische sectoren, met name in de ultraperifere gebieden;

13.  onderstreept dat het EFMZV en andere financieringsregelingen van de Unie moeten worden aangewend om de toegang van jongeren tot banen in de visserijsector te bevorderen;

14.  is van mening dat de brexit geen voorwendsel mag zijn om te snoeien in de middelen; is van mening dat de Unie de nodige middelen moet vinden om het GVB stevige financiële ondersteuning te bieden.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

29.8.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

16

1

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Clara Eugenia Aguilera García, Renata Briano, Alain Cadec, Richard Corbett, João Ferreira, Mike Hookem, Ian Hudghton, Carlos Iturgaiz, Werner Kuhn, António Marinho e Pinto, Gabriel Mato, Annie Schreijer-Pierik, Remo Sernagiotto, Ricardo Serrão Santos, Isabelle Thomas, Peter van Dalen, Jarosław Wałęsa

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Ole Christensen, Rosa D’Amato, Seán Kelly, Francisco José Millán Mon, Nosheena Mobarik

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

16

+

ALDE

António Marinho e Pinto

GUE

João Ferreira

PPE

Alain Cadec, Carlos Iturgaiz, Seán Kelly, Werner Kuhn, Gabriel Mato, Annie Schreijer-Pierik, Jarosław Wałęsa

S&D

Clara Eugenia Aguilera García, Renata Briano, Ole Christensen, Richard Corbett, Ricardo Serrão Santos, Isabelle Thomas

VERTS/ALE

Ian Hudghton

1

-

EFDD

Mike Hookem

3

0

ECR

Nosheena Mobarik, Remo Sernagiotto, Peter van Dalen

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie cultuur en onderwijs (4.9.2018)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019
(2018/2046(BUD))

Rapporteur voor advies: Morten Løkkegaard

SUGGESTIES

De Commissie cultuur en onderwijs verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  herinnert eraan dat Erasmus+ een zeer gewaardeerd en zeer populair programma blijft ter bevordering van de leermobiliteit van jongeren, zoals blijkt uit het aantal ontvangen aanvragen, dat de beschikbare middelen overschrijdt; betreurt ten zeerste dat de ontwerpbegroting voor Erasmus+ voor 2019 ver achterblijft bij de verwachtingen van het Parlement en niet verder gaat dan de in het kader van het huidige MFK geprogrammeerde cijfers, ook wat betreft het beschikbaar stellen van de resterende beschikbare aanvullende middelen voor het programma als overeengekomen in het kader van de herziening van het MFK; roept daarom op tot een verhoging van 20 % van de financiering ten opzichte van de ontwerpbegroting 2019 (OB 2019) voor alle vier de Erasmus+-begrotingslijnen, om tegemoet te komen aan de huidige behoeften en aan de verwachtingen van de burgers van het programma, en om de Europese jeugd de toekomst te bieden die zij van de EU verwachten; herhaalt in dit verband zijn steun voor een verdrievoudiging van de Erasmus+-financiering in het volgende MFK en zijn voornemen om zich sterk te maken voor die verhoging;

2.  herhaalt zijn bezorgdheid over de wijze waarop het Europees Solidariteitskorps in eerste instantie is opgericht zonder rechtsgrondslag en zonder een eigen begrotingslijn; vindt het bovendien ongemakkelijk dat het definitieve besluit over de financieringsbronnen voor het korps - met uitzondering van de bepaling over Erasmus+ - moet worden genomen in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure; bevestigt dat het de nota van wijzigingen van de Commissie zorgvuldig zal bestuderen om ervoor te zorgen dat de trialoogovereenkomst volledig wordt nageleefd;

3.  benadrukt het belang van Creatief Europa voor de ondersteuning van de audiovisuele en culturele sectoren in de EU en dringt erop aan dat de financieringsniveaus in overeenstemming moeten zijn met de ambities van het programma; merkt met betrekking tot het MEDIA-subprogramma op dat, om alle projecten van hoge kwaliteit te financieren, de begroting met ongeveer 44 % moet worden verhoogd; roept daarom op tot een substantiële verhoging van de financiering met 22 % ten opzichte van de OB 2019 om de lage succespercentages van de aanvragen aan te pakken, de steun voor de netwerken van Europese bioscoopexploitanten te versterken en de succesvolle voorbereidende actie inzake de ondertiteling van culturele inhoud op te nemen en te financieren, zonder de financiering van kernactiviteiten in gevaar te brengen; herhaalt dat zowel het subprogramma Cultuur als het sectoroverschrijdende onderdeel chronisch ondergefinancierd blijven en dringt aan op een verhoging van de financiering met ten minste 10 % ten opzichte van de OB 2019 voor beide onderdelen; stelt met betrekking tot het subprogramma Cultuur voor om bovenop de verhoging van 10 % nog eens 3 miljoen euro extra middelen uit te trekken boven de OB 2019 om de reeds succesvolle, maar momenteel beperkte proefactie voor de individuele mobiliteit van kunstenaars en cultuurwerkers ter voorbereiding van het volgende programma Creatief Europa uit te breiden;

4.  is verheugd te kunnen vaststellen dat in het nieuwe programmavoorstel voor Creatief Europa ruimte is voor ondersteuning van pluralisme en vrijheid van de media en mediageletterdheid, binnen het sectoroverschrijdende onderdeel van het programma; verzoekt om de begrotingslijn voor digitale inhoud alsmede de audiovisuele en andere mediasectoren (09 02 05) te versterken om de strijd tegen fake news op te voeren door middel van het verhogen van de mediageletterdheid, en om directe steun te verlenen aan organisaties die de vrijheid en het pluralisme in de media bewaken en bevorderen;

5.  is verheugd over de opname van steun aan de muzieksector in het nieuwe programma Creatief Europa; merkt op dat dit voortbouwt op het succes van het proefinitiatief binnen de Commissie en de door de commissie voorgestelde voorbereidende actie "Music Moves Europe";

6.  dringt er bij de Commissie op aan om alle activiteiten in het kader van de "multimedia-acties" aan een volledige evaluatie te onderwerpen, die aan het Parlement moet worden voorgelegd, om ervoor te zorgen dat de kerndoelstellingen van die activiteiten worden verwezenlijkt; dringt aan op een aanvullend bedrag van 4,2 miljoen EUR aan vastleggingskredieten in 2019 om het belangrijke werk van Euranet Plus voor de resterende duur van het MFK veilig te stellen; herhaalt dat de huidige situatie waarbij het netwerk van dag tot dag moet overleven onhoudbaar is en dat een financiële basis op lange termijn moet worden gevonden; stelt vast dat de financieringsdoelstelling voor Euranet Plus vanaf 2020 8,4 miljoen EUR per jaar bedraagt;

7.  benadrukt de waardevolle bijdrage van het programma Europa voor de burger om de burgers een beter inzicht te geven in de EU en een gevoel van burgerschap te stimuleren; dringt erop aan dat de geplande bezuinigingen op het programma ter financiering van het vernieuwde Europees burgerinitiatief (ECI) worden teruggedraaid; betreurt dat in het wetgevingsvoorstel voor het nieuwe ECI de budgettaire gevolgen voor Europa voor de burgers niet in detail zijn beschreven, waardoor de wetgever essentiële informatie wordt onthouden; vraagt, naast het herstel van deze middelen op de begrotingslijn, om een verhoging van de financiering met 10 % ten opzichte van de OB 2019 - op basis van de huidige MFK-programmeringscijfers - om te voorzien in de minimaal noodzakelijke verhoging voor een programma dat te kampen heeft met aanhoudende onderfinanciering en lage projectsuccespercentages, waardoor de verwachtingen van de aanvragers worden gefrustreerd;

8.  wijst erop dat de terugtrekking van het VK uit de Europese Unie de Europese scholen voor bijzonder grote uitdagingen stelt, vooral gezien de omvang van de Engelse taalsectie (zo'n 21 % van alle leerlingen) en het feit dat het Engels de belangrijkste tweede taal is (61 % van alle leerlingen in het schooljaar 2016-2017); is van mening dat er op het gebied van begroting en onderwijs nog steeds belangrijke onopgeloste zaken zijn in verband met het op lange termijn aanbieden van hoogwaardig Engels taalonderwijs en de blijvende erkenning van het Europees baccalaureaatsdiploma in het VK, ongeacht de bepalingen van artikel 120 van het ontwerpterugtrekkingsakkoord; dringt er bij de Commissie en de Raad van Bestuur op aan de Commissie cultuur en onderwijs op de hoogte te houden van de langetermijnplannen om de problemen die gepaard gaan met de brexit op te vangen;

9.  herinnert eraan dat cultuur- en onderwijsgerelateerde projecten worden gesteund via een reeks programma's en instrumenten van de Unie, met name de ESI-fondsen, EFSI en Horizon 2020; dringt er bij de Commissie op aan de synergieën tussen de programma's te verbeteren om doeltreffende uitgaven te realiseren; roept met name de Commissie op om ten volle gebruik te maken van de potentiële synergieën tussen de verschillende EU-programma's, zoals Horizon 2020, de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, Erasmus+, EaSI en Creatief Europa, alsmede COSME, EFSI en de ESI-fondsen, om meer projecten in de culturele en creatieve sectoren te ondersteunen;

10.  wijst op het potentieel van proefprojecten en voorbereidende acties (PPPA's) als manier om op beleidsterreinen van de Unie maatregelen uit te testen en nieuwe, innoverende initiatieven in te voeren die kunnen uitgroeien tot Uniemaatregelen op lange termijn; benadrukt dat een aantal PPPA's die de commissie in de huidige zittingsperiode heeft voorgesteld, enorm succesvol zijn gebleken en de weg hebben vrijgemaakt voor de ontwikkeling van de nieuwe generatie onderwijs- en cultuurprogramma's; betreurt dat de voorafgaande beoordeling van PPPA's door de Commissie zeer weinig tijd laat voor adviescommissies in het Parlement om aandacht te besteden aan de beoordelingen en opmerkingen; betreurt bovendien dat de beoordelingen en opmerkingen van de Commissie in sommige gevallen niet geheel objectief zijn en beïnvloed lijken te zijn door institutionele of persoonlijke voorkeuren; herinnert eraan dat het niet uitvoeren van een PPPA binnen de Commissie nooit een reden kan zijn voor een lage beoordelingsgraad;

11.  dringt er bij de Begrotingscommissie op aan om de procedure voor de behandeling van en besluitvorming over PPPA's te herzien, omdat die momenteel niet transparant genoeg is en onvoldoende ruimte biedt aan individuele adviescommissies om de politieke prioriteiten inzake PPPA's binnen hun respectieve beleidsbevoegdheden vorm te geven; vraagt de Begrotingscommissie om zich actiever met de individuele adviserende commissies bezig te houden voordat zij over het PPPA-pakket stemt en na te gaan hoe zij meer verantwoordelijkheid kan delegeren aan de adviserende commissies - eventueel via een niet-bindende financiële enveloppe voor elke commissie, gebaseerd op de prioriteiten van het Parlement en eerdere uitgaven op het relevante beleidsterrein, naast andere criteria - voor de goedkeuring van hun eigen prioritaire PPPA's; is van mening dat een dergelijke aanpak zou kunnen helpen om tegemoet te komen aan de kritiek van de Commissie met betrekking tot de toename van PPPA-voorstellen in de afgelopen jaren door het bevorderen van een meer gerichte, op prioriteiten gebaseerde methode binnen de commissies.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

3.9.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

17

5

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Dominique Bilde, Andrea Bocskor, Silvia Costa, Giorgos Grammatikakis, Svetoslav Hristov Malinov, Stefano Maullu, Morten Messerschmidt, Luigi Morgano, Momchil Nekov, Michaela Šojdrová, Julie Ward, Bogdan Brunon Wenta, Bogdan Andrzej Zdrojewski, Milan Zver, Krystyna Łybacka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Norbert Erdős, Dietmar Köster, Morten Løkkegaard, Emma McClarkin, Michel Reimon, Remo Sernagiotto

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Mark Demesmaeker

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

17

+

ALDE

Morten Løkkegaard

PPE

Andrea Bocskor, Norbert Erdős, Svetoslav Hristov Malinov, Stefano Maullu, Michaela Šojdrová, Bogdan Brunon Wenta, Bogdan Andrzej Zdrojewski, Milan Zver

S&D

Silvia Costa, Giorgos Grammatikakis, Dietmar Köster, Krystyna Łybacka, Luigi Morgano, Momchil Nekov, Julie Ward

VERTS/ALE

Michel Reimon

5

-

ECR

Mark Demesmaeker, Emma McClarkin, Morten Messerschmidt, Remo Sernagiotto

ENF

Dominique Bilde

0

0

 

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (4.9.2018)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019
(2018/2046(BUD))

Rapporteur voor advies: Kostas Chrysogonos

SUGGESTIES

De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  is ingenomen met de verhoging (+6,7% vergeleken met 2018) van de vastleggingskredieten voor rubriek 3 (Veiligheid en burgerschap),van 3,49 miljard EUR in 2018 tot 3,73 miljard EUR in 2019; benadrukt dat dit een verhoging van het plafond van rubriek 3 met meer dan 25 % vereist, om dit met middelen ter hoogte van 927,5 miljoen EUR in 2019 (+10 % ten opzichte van 2018) aan te vullen; merkt op dat dit sinds 2015 het vijfde jaar op rij is dat het flexibiliteitsinstrument wordt ingeroepen ter ondersteuning van acties in uitvoering; verzoekt de Commissie derhalve, in het kader van het nieuwe MFK na -2020, een permanent en duurzaam mechanisme in te stellen voor de financiering van acties op het gebied van migratie en veiligheid en zich uitsluitend te baseren op flexibele mechanismen voor de financiering van echte onvoorziene crises;

2.  wijst erop dat de aanpak van de interne veiligheid een van de belangrijkste prioriteiten van de Unie moet blijven en benadrukt de rol van het Fonds voor interne veiligheid (ISF) als het belangrijkste financiële instrument ter ondersteuning van de lidstaten op het gebied van veiligheid, met inbegrip van de bestrijding van terrorisme en radicalisering, ernstige en georganiseerde criminaliteit en cybercriminaliteit; merkt evenwel een nieuw evenwicht op tussen de vastleggingskredieten van het ISF en het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) ten gunste van laatstgenoemd fonds, naar aanleiding van het resultaat van de tussentijdse herziening van de twee programma's; is ingenomen over de zeer aanzienlijke toename van de vastleggingskredieten voor het AMIF met 401,7 miljoen EUR (+ 56 % ten opzichte van 2018) met het oog op de financiering van nieuwe Dublin-wetgeving (in de veronderstelling dat die aan het einde van 2018 wordt aangenomen); dringt er in dat verband bij de Commissie op aan in elk geval de hervestigingen in 2019 prioriteit te geven, en is tevens ingenomen met de 175 miljoen EUR voor Griekenland, na afloop van het instrument voor humanitaire noodhulp op 1 januari 2019;

3.  verzoekt de Commissie het aantal begrotingslijnen dat betrekking heeft op het AMIF dienovereenkomstig te verhogen, ter vergroting van het inzicht in en de transparantie van de wijze waarop de financiële middelen over de verschillende doelstellingen en dus ook over die begrotingslijnen worden verdeeld en uitgegeven; verzoekt de Commissie met name in alle toekomstige ontwerpbegrotingen een onderscheid te maken tussen de uitgaven die bestemd zijn ter bevordering van billijke terugkeerstrategieën en de uitgaven voor legale migratie en het bevorderen van de effectieve integratie van onderdanen van derde landen; is van mening dat wat betreft het AMIF voorrang moet worden gegeven aan projecten voor de ondersteuning van asielzoekers en de integratie van migranten en vluchtelingen; erkent de positieve bijdrage van regionale en lokale overheden en van organisaties van het maatschappelijk middenveld in dit opzicht; benadrukt met name de grote rol die organisaties van het maatschappelijk middenveld spelen bij het redden van levens van migranten en asielzoekers aan de buitengrenzen en bij het waarborgen, bevorderen en uitoefenen van hun rechten; vraagt derhalve de EU en de lidstaten acties van het maatschappelijk middenveld en van de maatschappelijke organisaties te ondersteunen, onder meer door hun rechtstreekse toegang te verschaffen tot het AMIF;

4.  is verheugd over de totstandkoming van een begroting van 4,9 miljoen EUR voor het Europees Openbaar Ministerie (EOM) dat grensoverschrijdende criminaliteit die ingaat tegen de financiële belangen van de Unie, zal vervolgen; betreurt een contraproductieve vermindering van de vastleggingskredieten voor het programma Justitie van 2,5 miljoen EUR (-5,4% vergeleken met 2018); is bezorgd dat een dergelijke vermindering niet houdbaar is, gezien de operationele groei en de politieke prioriteiten op het gebied van veiligheid en justitie, waaronder terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit;

5.  betreurt de voorgestelde vermindering van de begroting en de personeelsformatie van Eurojust, in tegenstelling tot andere agentschappen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken (JBZ-agentschappen), wat impliceert dat de Unie halverwege stopt met haar activiteiten ter bestrijding van veiligheidsdreigingen, aangezien dit doeltreffende juridische opvolging onmogelijk maakt; merkt op dat Eurojust het enige orgaan is van de Unie dat dit kan garanderen door middel van coördinatie van en samenwerking tussen onderzoeksautoriteiten bij de bestrijding van terrorisme, cybercriminaliteit, de smokkel van migranten en georganiseerde criminaliteit; benadrukt dat het verschaffen van voldoende financiële middelen aan Eurojust een essentiële voorwaarde is voor de goede werking ervan en voor de ontwikkeling van al zijn strategische en operationele activiteiten door de toenemende werkdruk en werkzaamheden in goede banen te leiden en negatieve gevolgen voor de werking te voorkomen; dringt er derhalve op aan Eurojust te versterken met een begroting voor 2019 van 41,2 miljoen EUR en in totaal 217 posten; benadrukt de noodzaak om de begrotingsbehoeften van Eurojust af te stemmen op een realistische prognose in het MFK voor de periode na 2020 overeenkomstig het standpunt van het Europees Parlement over de noodzaak om in het MFK voor de periode na 2020 te voorzien in toereikende middelen voor de JBZ-agentschappen, teneinde te voorkomen dat stelselmatig elk jaar moet worden teruggevallen op de flexibiliteitsbepalingen van het MFK;

6.  is ingenomen met het feit dat het voor het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) voorgestelde financieringsniveau overeenkomt met het oorspronkelijke verzoek van het agentschap aan de Commissie; verwacht dat de Commissie een gewijzigde begroting presenteert om de financiering van activiteiten te verhogen als het door de lidstaten gevraagde niveau voor operationele steun in 2019 toeneemt;

7.  wijst erop dat 2019 een moeilijk jaar wordt voor Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA), gezien de aanzienlijke toename van zijn taken en het toegewezen budget, en dat het agentschap een passende versterking van de middelen nodig heeft om zijn nieuwe mandaat naar behoren te vervullen; uit dan ook zijn bezorgdheid over de voorgestelde onvoldoende financiering en personeelsomvang voor eu-LISA, gelet op de toenemende complexiteit van zijn taken, waaronder het bijwerken van bestaande databanken (Schengeninformatiesysteem (SIS), Eurodac en Visuminformatiesysteem (VIS)) en de uitvoering en het operationeel beheer van andere grootschalige IT-systemen op het JBZ-domein; merkt op dat er vastleggingskredieten nodig zijn voor eu-LISA, met name voor de uitvoering van de geplande activiteiten in 2019, met inbegrip van de tweede fase van het automatisch vingerafdrukidentificatiesysteem (AFIS) en SIS; benadrukt de noodzaak om de middelen van eu-LISA te versterken en te voorzien in 25 extra arbeidscontractanten zodat het agentschap zijn mandaat kan vervullen;

8.  is ingenomen met de verhoging (+16% ten opzichte van 2018) van de vastleggingskredieten voor administratieve uitgaven van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) ter dekking van zijn nieuwe verantwoordelijkheden voor het secretariaat van het Europees Comité voor gegevensbescherming, zijn extra behoeften in verband met de nieuwe regels in de EU-instellingen betreffende gegevensbescherming en het toezicht op en het waarborgen van de naleving van de voorschriften inzake gegevensbescherming van agentschappen die tot de derde pijler behoorden;

9.  dringt aan op een verhoging van het aantal AD-posten dat voor de grondrechtenfunctionaris van het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) wordt gecreëerd om het agentschap te helpen deskundigheid op hoog niveau te bereiken inzake grondrechten en om de aanvullende taken te kunnen vervullen waarmee de grondrechtenfunctionaris wordt geconfronteerd;

10.  betreurt het dat de begroting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) niet verhoogd is gezien het feit de grondrechten onder druk blijven staan en het agentschap naar verwachting in 2019 als gevolg daarvan met nieuwe taken en verantwoordelijkheden zal worden geconfronteerd; benadrukt dat het aantal aanvullende taken dat aan het FRA is toegewezen, aanzienlijk is toegenomen sinds 2015, als gevolg van de binnenkomst van een groter aantal vluchtelingen, migranten en asielzoekers; betreurt het dat het mandaat van het FRA zijn rol ter ondersteuning van de grondrechten nog steeds beperkt; benadrukt dat het FRA de mogelijkheid moet hebben op eigen initiatief adviezen over wetgevingsvoorstellen uit te brengen en dat zijn opdracht moet worden uitgebreid tot alle gebieden van de uit hoofde van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie beschermde rechten, met inbegrip van bijvoorbeeld kwesties van politiële en justitiële samenwerking; stelt daarom voor om de financiële en personele middelen van FRA naar behoren uit te breiden, zodat de nieuwe taken die voortvloeien uit verzoeken van de EU-instellingen, de lidstaten en EU-agentschappen, op adequate wijze kunnen worden uitgevoerd; herhaalt dat de Commissie zich moet blijven richten op kwesties op het gebied van de rechtsstaat en de grondrechten, met name gelet op de democratische terugval in enkele EU-lidstaten, door onder andere sterkere monitoring- en verhaalmechanismen voor te stellen;

11.  wijst erop dat er meer personele en financiële middelen nodig zijn om het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking en opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol) in staat te stellen zijn in 2015 hernieuwde rechtsgrondslag volledig uit te voeren, waarmee de doelgroep van senior politiefunctionarissen werd uitgebreid naar rechtshandhavingsambtenaren in de hele EU en haar nabuurschap; is van mening dat dit zal helpen om de hiaten in de opleiding te dichten waardoor de rechtshandhavingsdiensten van een lidstaat nu niet volledig gebruik kunnen maken van de samenwerkingsinstrumenten en systemen op Unieniveau op het gebied van georganiseerde criminaliteit en terrorisme, en tegelijk de grondrechten zal aanvatten als transversaal vraagstuk bij de opleiding op het gebied van rechtshandhaving;

12.  wijst op de zeer aanzienlijke stijging van 10 miljard EUR in 2018 tot 11,38 miljard EUR in 2019 (13,1 %) van de vastleggingskredieten alsook van de betalingskredieten (17 %) voor rubriek 4 (Europa als wereldspeler); is ingenomen met het voorgestelde volledige gebruik in 2019 van de niet-toegewezen marge in het kader van rubriek 4, alsook 1 1 miljoen EUR uit de overkoepelende marge voor vastleggingen ter versterking van humanitaire hulp en het Europees nabuurschapsinstrument (ENI) voor de toezeggingen die in 2018 tijdens de conferentie over Syrië zijn gedaan; merkt op dat 1,45 miljoen EUR is opgenomen in de EU-begroting voor de financiering van de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije (FRT II) en dat 560 miljoen EUR wordt opgenomen in de begroting voor de aanpak van de Syrische crisis; benadrukt de zeer sterke stijging van de bijdrage van de Unie uit haar begroting aan FRT II; verzoekt de Commissie doeltreffend toezicht te houden op de correcte toewijzing en uitvoering van deze bijdrage in het licht van de verdere teloorgang van de grondrechten, vrijheden en de rechtsstaat en het gebrek aan rechterlijke onafhankelijkheid in Turkije;

13.  is ingenomen met het voorstel van de Commissie voor de herziening van het Uniemechanisme voor civiele bescherming teneinde de algemene aanpak van rampenbeheer te versterken; benadrukt dat de toename in vastleggings- (+46,1%) en betalingskredieten (+33,6%) van het mechanisme voor civiele bescherming van de Unie in 2019 vergeleken met 2018 een afspiegeling vormt van de verwachte opname voor acties in derde landen; beschouwt het als positief dat de toewijzing voor 2019, ten opzichte van de financiële programmering, voor activiteiten op het gebied van humanitaire hulp met 120 miljoen EUR is verhoogd en voor het opschalen van acties op het vlak van rampenparaatheid met 3,2 miljoen EUR;

14.  spoort de Commissie aan de steun voor onderzoeksjournalistiek, waaronder grensoverschrijdende onderzoeksjournalistiek, en de persvrijheid te versterken door middel van specifieke fondsen als een maatregel om bij te dragen aan de bestrijding van criminaliteit en het verhogen van het bewustzijn onder de burgers van de Unie.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

30.8.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

35

8

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Asim Ademov, Heinz K. Becker, Monika Beňová, Daniel Dalton, Rachida Dati, Frank Engel, Tanja Fajon, Romeo Franz, Nathalie Griesbeck, Sylvie Guillaume, Monika Hohlmeier, Brice Hortefeux, Sophia in ‘t Veld, Barbara Kudrycka, Cécile Kashetu Kyenge, Claude Moraes, Ivari Padar, Judith Sargentini, Birgit Sippel, Branislav Škripek, Helga Stevens, Traian Ungureanu, Marie-Christine Vergiat, Udo Voigt, Josef Weidenholzer, Kristina Winberg, Auke Zijlstra

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Carlos Coelho, Gérard Deprez, Anna Hedh, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Jean Lambert, Andrejs Mamikins, Ana Miranda, Angelika Mlinar, Maite Pagazaurtundúa Ruiz, Christine Revault d’Allonnes Bonnefoy, Barbara Spinelli, Axel Voss

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Jonathan Bullock, Kostadinka Kuneva, Luigi Morgano, Gabriele Preuß

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

35

+

ALDE

Gérard Deprez, Nathalie Griesbeck, Sophia in 't Veld, Angelika Mlinar, Maite Pagazaurtundúa Ruiz

GUE/NGL

Kostadinka Kuneva, Barbara Spinelli, Marie-Christine Vergiat

PPE

Asim Ademov, Heinz K. Becker, Carlos Coelho, Rachida Dati, Monika Hohlmeier, Brice Hortefeux, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Barbara Kudrycka, Traian Ungureanu, Axel Voss

S&D

Monika Beňová, Tanja Fajon, Sylvie Guillaume, Anna Hedh, Cécile Kashetu Kyenge, Andrejs Mamikins, Claude Moraes, Luigi Morgano, Ivari Padar, Gabriele Preuß, Christine Revault d'Allonnes Bonnefoy, Birgit Sippel, Josef Weidenholzer

VERTS/ALE

Romeo Franz, Jean Lambert, Ana Miranda, Judith Sargentini

8

-

ECR

Daniel Dalton, Branislav Škripek, Helga Stevens, Kristina Winberg

EFDD

Jonathan Bullock

ENF

Auke Zijlstra

NI

Udo Voigt

PPE

Frank Engel

0

0

 

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

ADVIES van de Commissie constitutionele zaken (4.7.2018)

aan de Begrotingscommissie

inzake de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019 - alle afdelingen
(2018/2046(BUD))

Rapporteur voor advies: Danuta Maria Hübner

SUGGESTIES

De Commissie constitutionele zaken verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A.  overwegende dat 2019 het jaar zal zijn van de Europese verkiezingen en de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie;

1.  is ingenomen met de voorgestelde verhoging van de vastleggingskredieten met 4,1 % en van de betalingskredieten met 2,1 % voor het programma "Europa voor de burger" en met de verhoging van de vastleggingskredieten met 3,7 % en de betalingskredieten met 24,4 % voor het programma "Rechten, gelijkheid en burgerschap" ten opzichte van de begroting 2018, omdat deze programma's bijdragen aan een grotere deelname van de burger aan het politieke leven in de Unie en aan de uitoefening van de rechten die voortvloeien uit het burgerschap van de Unie;

2.  is van mening dat vanuit constitutioneel oogpunt een versterking van de instellingen van de Unie noodzakelijk is en dat de transnationale uitdagingen die moeten worden aangepakt, zoals klimaatverandering en immigratie, een begroting 2019 vereisen die in reële termen hoger is dan die van 2018;

3.  verzoekt om een verhoging van 10 % van de financiering van het programma "Europa voor de burger" gezien de resultaten van de tussentijdse evaluatie van de uitvoering van dit programma[1], waaruit blijkt dat een aanzienlijk aantal projecten die hadden kunnen bijdragen aan een grotere impact van het programma, niet konden worden gefinancierd;

4.  is van mening dat extra begrotingskredieten moeten worden besteed om de kennis over de Europese Unie te vergroten, in het bijzonder, maar niet uitsluitend, door middelen te bestemmen voor de financiering van de ontwikkeling van een gemeenschappelijk voorbeeldcurriculum voor burgerschapsonderwijs;

5.  is ingenomen met de verhoging met 46 % van de vastleggingskredieten voor het Europees burgerinitiatief (EBI) en betreurt de daling met 3 % van de betalingskredieten voor dit programma, in vergelijking met de niveaus voor 2018;

6.  is tevreden met de verhoging van de middelen voor Europese politieke partijen met 35 % in vastleggingskredieten en betalingskredieten, die in overeenstemming is met de wijzigingen die onlangs zijn aangebracht door Verordening (EU, Euratom) 2018/673 van het Europees Parlement en de Raad[2] met betrekking tot het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen;

7.  neemt kennis van de verhoging van de middelen voor communicatieacties met 5,3 % in vastleggingskredieten en 2,3 % in betalingskredieten en betreurt het dat de verhoging niet forser is, met name omdat 2019 het jaar van de Europese verkiezingen is;

8.  is van mening dat de Europese publieke ruimten (EPR) nog onbenutte mogelijkheden bieden om burgers informatie te verstrekken over wat er op het spel staat bij de Europese verkiezingen en hun deelname aan het debat over de toekomst van Europa; is derhalve van mening dat het netwerk van de Europese publieke ruimten moet worden uitgebreid tot alle lidstaten; betreurt het dat deze doelstelling niet kon worden verwezenlijkt voor de Europese verkiezingen van 2019, gezien het feit dat er slechts 18 Europese publieke ruimten zijn, terwijl er volgens de financiële programmering 21 zouden moeten zijn geopend tegen 2019.

9.   is van mening dat de begroting 2019 moet voorzien in aanvullende financiering voor programma's ter bevordering en integratie van immigranten en vluchtelingen, met name in de grensstaten van de Unie, ook met het oog op hun volledige integratie in de rechtsgemeenschap van de Europese Unie;

10.  betreurt het dat de Commissie voortdurend middelen van bestaande begrotingsonderdelen gebruikt voor de financiering van nieuw opgerichte fondsen, die buiten de begroting van de Unie vallen en bijgevolg niet zijn onderworpen aan parlementaire controle.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

2.7.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

21

3

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Gerolf Annemans, Mercedes Bresso, Elmar Brok, Richard Corbett, Pascal Durand, Esteban González Pons, Danuta Maria Hübner, Ramón Jáuregui Atondo, Alain Lamassoure, Jo Leinen, Maite Pagazaurtundúa Ruiz, Markus Pieper, Paulo Rangel, Helmut Scholz, György Schöpflin, Pedro Silva Pereira, Barbara Spinelli, Josep-Maria Terricabras, Kazimierz Michał Ujazdowski, Guy Verhofstadt

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Ashley Fox, Jérôme Lavrilleux, David McAllister, Cristian Dan Preda

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Daniela Aiuto, Jonás Fernández, Birgit Sippel

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

21

+

ALDE

Maite Pagazaurtundúa Ruiz, Guy Verhofstadt

GUE/NGL

Helmut Scholz, Barbara Spinelli

NI

Kazimierz Michał Ujazdowski

PPE

Elmar Brok, Esteban González Pons, Danuta Maria Hübner, Alain Lamassoure, Jérôme Lavrilleux, Markus Pieper, Paulo Rangel, György Schöpflin

S&D

Mercedes Bresso, Richard Corbett, Jonás Fernández, Jo Leinen, Pedro Silva Pereira, Birgit Sippel

VERTS/ALE

Pascal Durand, Josep Maria Terricabras

3

-

ECR

Ashley Fox

EFDD

Daniela Aiuto

ENF

Gerolf Annemans

0

0

 

 

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

  • [1]  COM(2018)0170.
  • [2]  Verordening (EU, Euratom) 2018/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 mei 2018 betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 1).

ADVIES van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (28.9.2018)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019
(2018/2046(BUD))

Rapporteur voor advies: Malin Björk

SUGGESTIES

De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid verzoekt de bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A.  overwegende dat de Europese Unie onder andere gestoeld is op de waarde van gendergelijkheid en dat in artikel 8 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaald is dat de bevordering van gendergelijkheid een fundamenteel beginsel van de Unie is, en dat hierin tevens wordt voorgeschreven dat gendergelijkheid deel moet uitmaken van alle beleidsterreinen en op alle niveaus van het begrotingsproces aan de orde moet worden gesteld door middel van gendermainstreaming en genderbudgettering;

B.  overwegende dat uit de huidige aanvallen op de rechten van vrouwen en gendergelijkheid blijkt dat ongelijkheid steeds vaker voorkomt in de EU, en overwegende dat de begroting van de Unie hier steeds beter op moet worden afgestemd, zodat een aanzienlijke bijdrage kan worden geleverd aan de waarborging en ontwikkeling van sociale rechten en de bevordering van gendergelijkheid en de positie van vrouwen;

C.  overwegende dat genderbudgettering een manier is om gendermainstreaming op het begrotingsproces toe te passen en dat dit begrip verwijst naar een op gender gebaseerde beoordeling van de begroting, waarbij het genderperspectief in alle niveaus van het begrotingsproces wordt opgenomen en inkomsten en uitgaven worden herschikt ter bevordering van gendergelijkheid[1];

D.  overwegende dat vrouwen meer tijd aan onbetaalde zorgtaken besteden dan mannen, wat een van de voornaamste redenen is voor de ondervertegenwoordiging van vrouwen op de arbeidsmarkt; overwegende dat de vraag naar kwalitatief hoogstaande, toegankelijke en betaalbare diensten voor kinderopvang en langdurige zorg groter is dan het huidige aanbod en dat sommige gezinnen uit kansarme milieus zich moeilijk particuliere zorg kunnen veroorloven;

E.  overwegende dat het Europees Parlement herhaaldelijk heeft opgeroepen tot het leveren van voldoende financiering en tot het handhaven van een zo hoog mogelijke prioriteit voor de specifieke doelstelling van Daphne in het kader van het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap, ter bescherming van vrouwen en meisjes tegen geweld;

F.  overwegende dat begrotingen met aandacht voor genderaspecten en daaraan verwante beleidsmaatregelen ter bevordering van gendergelijkheid voor duurzamere en inclusievere groei en werkgelegenheid zorgen, alsmede voor betere transparantie en meer aansprakelijkheid met betrekking tot overheidsuitgaven;

G.  overwegende dat strategische investeringen en duurzame groei tot de voornaamste doelstellingen van het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019 behoren, teneinde de economische samenhang te vergroten en banen te creëren, met name voor jongeren; overwegende dat het in dit verband ook belangrijk is te streven naar verbetering van het potentieel van vrouwen in alle sectoren van de economie, waaronder in de sector digitale economie, de sector informatie- en communicatietechnologie (ICT) en de STEM-sectoren (wetenschap, technologie, engineering en wiskunde); overwegende dat de grote gender- en vaardighedenkloof in de ICT- en STEM-sector moet worden gedicht door in deze sectoren specifieke aandacht te besteden aan de genderdimensie;

H.  overwegende dat internationale organisaties zoals het IMF budgettering met aandacht voor genderaspecten krachtig onderschrijven als standaardinstrument voor behoorlijk bestuur op het gebied van overheidsfinanciën, en genderbudgettering beschouwen als een goede manier van begroten; overwegende dat door de OESO wordt bevestigd dat genderbudgettering een belangrijk instrument is voor de toepassing van gendergelijkheid in het kader van overheidsfinanciën; overwegende dat het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zich er in hun gezamenlijke verklaring bij het MFK voor 2014-2020 toe hebben verbonden waar nodig genderelementen in de EU-begroting op te nemen; overwegende dat in het Strategisch engagement voor gendergelijkheid 2016-2019 van de Commissie echter staat dat genderbudgettering niet systematisch wordt toegepast in de algemene begroting van de EU;

I.  overwegende dat de EU zich inzet om gendergelijkheid en gelijke kansen te bevorderen, en dat mannen en vrouwen derhalve op voet van gelijkheid van overheidsmiddelen en -diensten moeten profiteren; overwegende dat gendergelijkheid echter, ondanks de politieke toezeggingen van de EU op hoog niveau op het gebied van gendergelijkheid en gendermainstreaming, niet op alle beleidsterreinen in acht wordt genomen wanneer over uitgaven wordt besloten;

J.  overwegende dat de Unie en haar lidstaten samen 's werelds grootste donor van ontwikkelingshulp zijn en ruim 50 % van de mondiale hulp verstrekken; overwegende dat vermindering van de steun van andere donoren op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en de reproductieve gezondheid van vrouwen inhoudt dat de huidige EU-financiering op dit gebied, en met name op gebieden met een bijzondere genderdimensie, moet worden verhoogd;

K.  overwegende dat de EU zich er in de gezamenlijke verklaring inzake handel en economische empowerment van vrouwen toe heeft verbonden voor een handels- en ontwikkelingsbeleid met meer aandacht voor genderaspecten te zorgen en hierover in 2019 verslag uit te brengen; overwegende dat het Parlement een resolutie over gendergelijkheid in de handelsverdragen van de EU heeft goedgekeurd, waarin wordt aangedrongen op diverse nieuwe maatregelen op het gebied van gender en handel, waarvoor stevige politieke en begrotingstoezeggingen nodig zijn;

L.  overwegende dat mensenhandel een misdrijf met verwoestende gevolgen is dat een bedreiging vormt voor de zwaksten in de samenleving, en met name voor vrouwen en meisjes die in de prostitutiesector worden uitgebuit;

1.  verzoekt de Commissie en de Raad genderbudgettering stelselmatig toe te passen op alle overheidsuitgaven, onder andere bij de onderhandelingen over en de vaststelling van het volgende meerjarig financieel kader (MFK), teneinde recht te doen aan genderaspecten en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG's) te verwezenlijken door SDG 5 inzake gendergelijkheid te bevorderen en ten uitvoer te leggen en bij de verwezenlijking van alle SDG's gendermainstreaming toe te passen;

2.  zet zich ervoor in om te waarborgen dat gendergelijkheid en de rechten van vrouwen en meisjes in het begrotingsproces voor het begrotingsjaar 2019 worden bevorderd en beschermd; verzoekt de lidstaten en de Commissie genderbudgettering niet alleen op te nemen in programma's waarin het gendereffect overduidelijk is, maar in alle begrotingsonderdelen van de begrotingsprocedure, zodat gendergelijkheid via begrotingsontvangsten en -uitgaven kan worden bevorderd;

3.  is bezorgd over het feit dat de gendergelijkheidsdoelstellingen, ondanks krachtige interinstitutionele en politieke verklaringen, niet uitdrukkelijk in de begrotingsdocumenten van de EU worden vermeld en evenmin in alle fasen van het begrotingsproces in acht worden genomen; maakt zich tevens zorgen over het feit dat het de laatste jaren door de weglating van specifieke begrotingsonderdelen voor gendergelijkheid onmogelijk is geworden toezeggingen voor de bevordering van gendergelijkheid te controleren; beklemtoont dat de gendergelijkheidsdoelstellingen aan specifieke begrotingstoewijzingen moeten worden gekoppeld; voegt hieraan toe dat deze toewijzingen voor zowel gendermainstreaming als gerichte acties moeten dienen, aangezien deze tweeledige aanpak van cruciaal belang is voor de bevordering van gendergelijkheid; 

4.  herinnert eraan dat genderbudgettering onderdeel uitmaakt van een ruimere strategie voor gendermainstreaming en wijst erop dat het van groot belang is om gendermainstreaming in alle fasen van de beleidscyclus toe te passen; benadrukt dat de fase waarin nieuw beleid wordt gevormd en nieuwe organen worden opgezet een uitgelezen gelegenheid is voor de correcte toepassing van gendermainstreaming;

5.  beklemtoont dat een duidelijk en allesomvattend genderperspectief onmisbaar is voor de verwezenlijking van een moderne, doelgerichte EU-begroting, aangezien dit perspectief zorgt voor betere en meer empirisch onderbouwde besluitvorming, die op haar beurt weer bijdraagt aan de waarborging van een doeltreffend gebruik van overheidsmiddelen en het genereren van Europese toegevoegde waarde voor alle EU-acties;

6.  pleit voor een holistische benadering bij de oprichting van de nieuwe Europese Arbeidsautoriteit (ELA), waarbij in de ELA-verordening een verplichting tot toepassing van genderbudgettering wordt opgenomen en in de begroting voor 2019 een speciaal begrotingsonderdeel wordt gecreëerd, teneinde gendermainstreaming binnen het kader van de bevoegdheden van de ELA toe te passen;

7.  pleit nogmaals voor meer middelen, bijvoorbeeld uit het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Cohesiefonds van de EU, om de economische en sociale rechten van vrouwen, met name via de arbeidsparticipatie van vrouwen en investeringen in hoogwaardige en betaalbare openbare zorgvoorzieningen, in stand te houden en genderongelijkheid terug te dringen, onder meer door gebruik te maken van de bestaande instrumenten op het niveau van de Unie en de lidstaten en door hiervoor een apart begrotingsonderdeel te creëren;

8.  verzoekt om kredieten ter ondersteuning van ondernemerschap van vrouwen en het waarborgen en stimuleren van de toegang van vrouwen tot leningen en aandelenfinanciering door middel van programma's en fondsen van de Unie, zoals COSME, Horizon 2020 en het ESF;

9.  roept ertoe op te zorgen voor een gelijkwaardige participatie van meisjes en jonge vrouwen aan de maatregelen in het kader van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, en het besteden van specifieke aandacht aan het waarborgen van een hoogwaardig aanbod van opleidingen en werkgelegenheid voor meisjes en jonge vrouwen, onder meer in de digitale economie, ICT en de STEM-sectoren;

10.  verzoekt de lidstaten zorg te dragen voor goed gestructureerde initiatieven op het gebied van genderbudgettering die gericht zijn op het bevorderen van gendergelijkheid met behulp van onderwijs en gezondheidsdiensten, en met name uitgebreide seksuele voorlichting en andere diensten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten;

11.  herinnert eraan dat voor de toepassing van genderbudgettering onder meer aparte begrotingsonderdelen voor gendergelijkheidsdoelstellingen nodig zijn en dat deze in een programma moeten worden ondergebracht; benadrukt dat er meer middelen moeten worden uitgetrokken voor de bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen en meisjes, alsmede voor de bestrijding van gendergerelateerd geweld tegen LGBTQI's, onder andere door aparte begrotingsonderdelen te creëren voor het Daphne-initiatief en voor de bevordering van gendergelijkheid; benadrukt daarnaast dat voor de bevordering van gendermainstreaming in het kader van het programma "Rechten, gelijkheid en burgerschap" voor 2014-2020 evenveel middelen moeten worden uitgetrokken als in 2011, en dat met het oog op de voorbereiding van het volgende MFK moet worden voorzien in een apart begrotingsonderdeel voor deze specifieke doelstelling; pleit voor de beschikbaarstelling van duurzame en toereikende middelen voor maatregelen ter bevordering van de doeltreffende tenuitvoerlegging van het Verdrag van Istanbul, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan en financiële steun moet worden geboden voor de bijscholing van justitieel en niet-justitieel personeel dat aangiften van seksueel misbruik en gendergerelateerd geweld behandelt;

12.  verzoekt de Unie en de lidstaten concrete maatregelen te nemen en voldoende financiële middelen uit te trekken om geweld tegen vrouwen en meisjes te bestrijden en vrouwelijke vluchtelingen en (il)legale vrouwelijke migranten tegen geweld te beschermen; pleit met klem voor gerichte investeringen ter waarborging van de rechten en veiligheid van vrouwen tijdens de gehele asielprocedure;

13.  herinnert eraan dat onder de vluchtelingen en asielzoekers die de EU binnenkomen, heel veel vrouwen en kinderen zijn; benadrukt dat gendermainstreaming ook een van de fundamentele beginselen van het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) is en pleit er nogmaals voor om ook in het migratie- en asielbeleid rekening te houden met de genderdimensie door specifieke middelen toe te wijzen voor de preventie van gendergerelateerd geweld en de toegang tot gezondheidszorg en reproductieve gezondheid en rechten te waarborgen;

14.  verzoekt de Unie en de lidstaten meer inspanningen te leveren om de handel in vrouwen en meisjes voor seksuele uitbuiting in de hele Unie door middel van toereikende begrotingsvastleggingen uit te bannen, en meer te investeren in de rechten en bescherming van slachtoffers, evenals in maatregelen ter vermindering van de vraag naar verhandelde vrouwen en meisjes; 

15.  verzoekt de Unie en de lidstaten organisaties die zich inzetten voor de rechten van vrouwen te steunen, de zelfredzaamheid van meisjes te bevorderen en met behulp van EU-ontwikkelingshulp te zorgen voor een betere vertegenwoordiging van vrouwen in besluitvormingsprocessen; herinnert eraan dat de EU-financiering voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten dringend moet worden verhoogd, teneinde de financieringskloof te dichten die op dit gebied door de Verenigde Staten is achtergelaten na de herinvoering en uitbreiding van de "global gag rule";

16.  beklemtoont dat de inperking van de activiteiten van maatschappelijke organisaties moet worden tegengegaan en verzoekt de Unie en de lidstaten voorrang te geven aan investeringen ter ondersteuning en bescherming van mensenrechtenverdedigers, en met name verdedigers van vrouwenrechten, die bij hun werk met specifiek gendergerelateerde obstakels en bedreigingen te maken hebben, door aan deze groep zichtbaar politieke steun en erkenning te geven, in het bijzonder door middel van subsidies uit het EIDHR-noodfonds voor mensenrechtenverdedigers die gevaar lopen;

17.  is van oordeel dat de Commissie, om haar verbintenissen met betrekking tot de verwezenlijking van SDG 5, en in het bijzonder haar doel om universele toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten te waarborgen, na te komen, middelen moet vrijmaken voor maatregelen op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, met inbegrip van gezinsplanning, aan de hand van een speciaal begrotingsonderdeel voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten of door doelstellingen op dit gebied op te nemen in verschillende begrotingsonderdelen, zoals gezondheid, onderwijs, empowerment van jongeren, mensenrechten en gender;

18.  verzoekt de Unie en de lidstaten met klem de sociale, economische en culturele rechten van meisjes en vrouwen in partnerlanden beter te ondersteunen; vraagt alle partijen in dit verband te zorgen voor een betere tenuitvoerlegging van het GAP II op basis van de resultaten uit de jaarverslagen;

19.  herinnert aan de belangrijke rol van het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE) en pleit voor de handhaving van de begroting, de personeelsformatie en de onafhankelijkheid van het instituut;

20.  verzoekt de Unie in haar handelsbeleid de vaststelling van nieuwe maatregelen ter bevordering en ondersteuning van gendergelijkheid, de mensenrechten van vrouwen en de economische empowerment van vrouwen te steunen en hiervoor voldoende financiële middelen vrij te maken.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

27.9.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

18

3

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Daniela Aiuto, Beatriz Becerra Basterrechea, Malin Björk, Vilija Blinkevičiūtė, Anna Maria Corazza Bildt, André Elissen, Iratxe García Pérez, Mary Honeyball, Angelika Mlinar, Maria Noichl, Marijana Petir, Pina Picierno, Ernest Urtasun, Jadwiga Wiśniewska, Michaela Šojdrová

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Stefan Eck, José Inácio Faria, Kostadinka Kuneva, Jérôme Lavrilleux, Jordi Solé

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Marek Plura, Damiano Zoffoli

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

18

+

ALDE

Beatriz Becerra Basterrechea, Angelika Mlinar

EFDD

Daniela Aiuto

GUE/NGL

Malin Björk, Stefan Eck, Kostadinka Kuneva

PPE

Anna Maria Corazza Bildt, José Inácio Faria, Jérôme Lavrilleux, Marek Plura

S&D

Vilija Blinkevičiūtė, Iratxe García Pérez, Mary Honeyball, Maria Noichl, Pina Picierno, Damiano Zoffoli

VERTS/ALE

Jordi Solé, Ernest Urtasun

3

-

ECR

Jadwiga Wiśniewska

ENF

André Elissen

PPE

Marijana Petir

1

0

PPE

Michaela Šojdrová

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

9.10.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

27

5

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Nedzhmi Ali, Jean Arthuis, Richard Ashworth, Reimer Böge, Lefteris Christoforou, Gérard Deprez, Manuel dos Santos, José Manuel Fernandes, Eider Gardiazabal Rubial, Jens Geier, Ingeborg Gräßle, Iris Hoffmann, Monika Hohlmeier, John Howarth, Bernd Kölmel, Zbigniew Kuźmiuk, Vladimír Maňka, Siegfried Mureşan, Jan Olbrycht, Younous Omarjee, Răzvan Popa, Paul Rübig, Petri Sarvamaa, Jordi Solé, Patricija Šulin, Eleftherios Synadinos, Isabelle Thomas, Inese Vaidere, Monika Vana, Daniele Viotti, Tiemo Wölken

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Andrey Novakov

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Eleonora Evi, Auke Zijlstra

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE BEVOEGDE COMMISSIE

27

+

ALDE

Nedzhmi Ali, Jean Arthuis, Gérard Deprez

ECR

Zbigniew Kuźmiuk

PPE

Richard Ashworth, Reimer Böge, Lefteris Christoforou, José Manuel Fernandes, Ingeborg Gräßle, Monika Hohlmeier, Siegfried Mureşan, Andrey Novakov, Jan Olbrycht, Paul Rübig, Petri Sarvamaa, Patricija Šulin, Inese Vaidere

S&D

Eider Gardiazabal Rubial, Jens Geier, Iris Hoffmann, John Howarth, Vladimír Maňka, Răzvan Popa, Manuel dos Santos, Isabelle Thomas, Daniele Viotti, Tiemo Wölken

5

-

ECR

Bernd Kölmel

EFDD

Eleonora Evi

ENF

Auke Zijlstra

GUE/NGL

Younous Omarjee

NI

Eleftherios Synadinos

2

0

VERTS/ALE

Jordi Solé, Monika Vana

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

Laatst bijgewerkt op: 19 oktober 2018
Juridische mededeling - Privacybeleid