VERSLAG over het jaarverslag 2017 van de Europese Centrale Bank

4.12.2018 - (2018/2101(INI))

Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Gabriel Mato


Procedure : 2018/2101(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0424/2018
Ingediende teksten :
A8-0424/2018
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het jaarverslag 2017 van de Europese Centrale Bank

(2018/2101(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn resolutie van 6 februari 2018 over het jaarverslag 2016 van de Europese Centrale Bank[1],

–  gezien het Jaarverslag 2017 van de Europese Centrale Bank (ECB),

–  gezien de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en van de Europese Centrale Bank, met name de artikelen 2, 3, 7, 10, lid 2, 15, 21, 32, lid 5, en 33, lid 1,

–  gezien de artikelen 129, lid 3, 130, 138, lid 2, 282, leden 2 en 3, 283, lid 2, en 284, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–  gezien de toespraak van de president van de ECB, Mario Draghi, op 19 juni 2018 in Sintra,

–  gezien het Economic Bulletin van de ECB, nummer 5/2018,

–  gezien artikel 11 van Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro,

–  gezien artikel 128, lid 1, VWEU over de hoedanigheid van wettig betaalmiddel van de euro[2],

–  gezien de feedback op de input van het Parlement in het kader van zijn resolutie over het jaarverslag 2016 van de ECB,

–  gezien het economisch jaarverslag 2017 van de Bank voor Internationale Betalingen (BIB),

–  gezien het verslag van het Europees Comité voor systeemrisico's (ESRB) getiteld "Kwetsbaarheden in de sector van het niet-zakelijk onroerend goed in de EU" van november 2016, en de bijbehorende landspecifieke waarschuwingen aan acht lidstaten,

–  gezien artikel 132, lid 1, van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A8-0424/2018),

A.  overwegende dat de euro onbetwist nog steeds de op een na belangrijkste munteenheid in het internationale monetaire systeem is; overwegende dat de steun onder de bevolking voor de euro in 2017 groot was, gezien het feit dat bijna drie kwart (73 %) van de respondenten in de eurozone zich voor de gemeenschappelijke munt uitsprak, hetgeen het beste resultaat was sinds najaar 2004;

B.  overwegende dat het bbp van de EU en de eurozone volgens de zomerprognose van 2018 van de Commissie in 2017 met 2,4 % is gegroeid, wat meer is dan dat van de VS; overwegende dat volgens dezelfde prognose het bbp in 2018 en 2019 met respectievelijk 2,1 en 2,0 % zal groeien;

C.  overwegende dat de meest recente economische cijfers in 2018 een zekere vetraging van de groei ten opzichte van de hoge groei in 2017 laten zien, vanwege een zwakkere impuls van externe handel en hogere olieprijzen;

D.  overwegende dat volgens cijfers van Eurostat uit mei 2018 de werkloosheid in de EU en de eurozone nu bijna terug is op het niveau van voor de crisis en zich op respectievelijk 7,0 % en 8,4 % bevindt; overwegende dat het aantal werkenden en de arbeidsmarktparticipatie in de eurozone zich op het hoogste niveau bevinden sinds het begin van de economische en monetaire unie in 1999;

E.  overwegende dat de groei- en werkloosheidscijfers ondanks enige convergentie nog steeds sterk uiteenlopen tussen de verschillende landen en regio's, waardoor de economie gevaarlijk kwetsbaar blijft en een gezonde en evenwichtige ontwikkeling in gevaar komt; overwegende dat de jeugdwerkloosheid nog steeds meer dan het dubbele van het gemiddelde bedraagt, en zich eind 2017 op 16,8 % en 18,8 % bevindt voor de EU en de eurozone;

F.  overwegende dat de huidige breed gedragen economische expansie voornamelijk het gevolg is van uitvoer en binnenlandse consumptie in de lidstaten; overwegende dat vorig jaar de investeringen het snelst groeiden sinds 2007, aangestuwd door het mondiaal herstel en het investeringsplan voor Europa; benadrukt de rol van het EFSI bij het overbruggen van de investeringskloof in de EU, door een totale investering van 256,9 miljard EUR te mobiliseren en financiering te verstrekken aan bijna 550 000 kmo's die van EIF-financiering profiteren;

G.  overwegende dat de EU-lidstaten die niet deelnemen aan de eenheidsmunt en die voor hun munt een flexibele wisselvoet genieten, verschillen vertonen wat hun economische prestaties betreft; overwegende dat de lidstaten die de eenheidsmunt in de laatste tien jaar hebben ingevoerd, relatief betere prestaties hebben geleverd dan landen met een flexibele wisselvoet;

H.  overwegende dat de jaarlijkse inflatie van het geharmoniseerd indexcijfer van de consumptieprijzen (GICP) volgens de macro-economische prognoses van de medewerkers van het Eurosysteem van juni 2018 voor de eurozone naar verwachting 1,7 % zal bereiken in 2018, 2019 en 2020, waarmee er sprake is van herstel ten opzichte van dieptepunten in het verleden, en dus naar de middellangetermijndoelstelling van de ECB van net onder 2 % toe beweegt, maar die doelstelling toch net niet haalt, én met grote onderlinge verschillen in de eurozone; overwegende dat de groei van de totale inflatie vooral wordt veroorzaakt door hogere energieprijzen, terwijl de onderliggende inflatie slechts marginaal is gegroeid tot 1,0 % van 0,9 % in 2016, en geen tekenen vertoond van een duurzame positieve tendens in 2017; overwegende dat loonstijging in overeenstemming met productiviteitstoename een belangrijke voorwaarde blijft voor een duurzame groei van de onderliggende inflatie;

I.  overwegende dat het geaggregeerde begrotingstekort in de eurozone volgens de voorjaarsprognose van de Commissie van 2018 naar verwachting in 2018 zal dalen van 0,9 % tot 0,7 % van het bbp, en naar verwachting in 2019 verder zal dalen tot 0,6 %, in vergelijking met verwachte tekorten van 5,9 % van het bbp in de VS en 2,7 % in Japan;

J.  overwegende dat de ECB verwacht dat de inflatie op de middellange termijn geleidelijk toe zal nemen, ondersteund door de gevolgen van de huidige monetaire beleidskoers, aanhoudende economische expansie, stijgende lonen en de absorptie van de economische vertraging;

K.  overwegende dat de banken van de eurozone hun vermindering van het aantal niet-renderende leningen hebben versneld, van 8 % van de totale leningen in 2014 tot 4,9 % in het vierde kwartaal van 2017; overwegende dat het totale volume van niet-renderende leningen in de EU nog steeds 950 miljard EUR bedraagt; overwegende dat niet-renderende leningen hetzij moeten worden verkocht, (gedeeltelijk) afgeschreven of op passende wijze verdisconteerd om voor financiële stabiliteit te zorgen en negatieve gevolgen voor bestaande rekeninghouders, spaarders en beleggers te vermijden; overwegende dat er aanzienlijke verschillen bestaan tussen lidstaten wat betreft het aantal niet-renderende leningen; overwegende dat het percentage niet-renderende leningen in acht lidstaten nog steeds aanzienlijk meer dan 10 % is, en dat het percentage in twee lidstaten meer dan 40 % is;

L.  overwegende dat er behoefte bestaat aan een versterkte secundaire markt voor niet-renderende leningen, teneinde de marktliquiditeit op Europees niveau te vergroten en eventuele onduidelijke situatie op de markt te vermijden;

M.  overwegende dat de Raad van bestuur van de ECB tijdens zijn vergadering van oktober 2017 heeft besloten de netto-aankopen in het kader van het programma voor de aankoop van activa (Asset Purchase Programme – APP) tot september 2018 voort te zetten met maandelijks 30 miljard EUR; overwegende dat de Raad van bestuur van de ECB tijdens zijn vergadering van juni 2018 heeft besloten de maandelijkse aankoop voort te zetten met een verminderd bedrag van 15 miljard EUR tot het einde van 2018 en de aankoop daarna geheel stop te zetten, afhankelijk van binnenkomende gegevens die zijn inflatievooruitzichten op middellange termijn bevestigen, en dat hij dit besluit heeft bevestigd tijdens zijn vergadering van september 2018;

N.  overwegende dat de Raad van bestuur van de ECB zijn verwachtingen heeft bevestigd om de rentevoet voor de basisherfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit ongewijzigd te laten op respectievelijk 0,00 %, 0,25 % en 0,40 % tot ten minste het einde van de zomer van 2019, en in ieder geval tot er een aanhoudende wijziging in de inflatieontwikkeling optreedt die in overeenstemming is met de middellangetermijndoelstelling van de ECB;

O.  overwegende dat de laatste benutting van de gerichte langerlopende herfinancieringstransacties (TLTRO) in 2017 liet zien dat er een groeiende vraag bestond bij de banken in de eurozone; overwegende dat de doelstelling van de TLTRO is de kredietverstrekking door banken aan de reële economie te stimuleren;

P.  overwegende dat de balans van het Eurosysteem aan het einde van 2017 meer dan 4,5 biljoen EUR bedroeg, wat het hoogste niveau ooit was en 0,8 biljoen EUR meer vergeleken met het einde van 2016, en 41 % van het totale bbp van de eurozone uitmaakte; overwegende dat de ECB als gevolg van het programma voor het opkopen van obligaties aanzienlijke risico's in haar balans heeft opgenomen;

Q.  overwegende dat in 2017 het aantal en de waarde van de in omloop zijnde eurobankbiljetten respectievelijk met ongeveer 5,9 % en 4,0 % zijn gegroeid, terwijl het aantal en de waarde van de euromunten respectievelijk met 4,2 % en 4,0 % zijn gegroeid;

R.  overwegende dat de nettowinst van de ECB in 2017 1 275 miljard EUR bedroeg, vergeleken met 1 193 miljard EUR in 2016; overwegende dat deze stijging voornamelijk kan worden toegeschreven aan de stijging van de netto-rentebaten;

S.  overwegende dat de leden van de raad van bestuur van de ECB voortdurend hebben benadrukt hoe belangrijk het is om in de eurozone productiviteitsbevorderende structurele hervormingen door te voeren en een groeivriendelijk begrotingsbeleid te voeren, binnen het kader van het stabiliteits- en groeipact;

T.  overwegende dat artikel 123 VWEU en artikel 21 van de statuten van de ESCB/ECB de monetaire financiering van regeringen verbieden;

U.  overwegende dat de Europese Centrale Bank in haar toezichtfunctie niet altijd voldoende rekening heeft gehouden met het evenredigheidsbeginsel;

Algemeen overzicht

1.  is ingenomen met het feit dat het maatschappelijk draagvlak voor de euro in 2017 met acht procentpunt is gestegen ten opzichte van 2016, en dat bijna twee derde (64 %) van de ondervraagden vindt dat de gemeenschappelijke munt goed is voor hun land;

2.  wijst er nogmaals op dat de euro veeleer een politiek project is dan een economisch; wijst er nogmaals op dat de eenheidsmunt niet kan worden teruggedraaid;

3.  herinnert aan de verplichting voor elke lidstaat, met uitzondering van het VK en Denemarken, om de eenheidsmunt in te voeren, op voorwaarde dat voldaan is aan de convergentiecriteria van Maastricht; is van mening dat deelname aan de bankenunie moet worden gezien als een kracht voor landen die willen toetreden tot de eurozone;

4.  benadrukt dat de statutaire onafhankelijkheid van de ECB, zoals vastgelegd in de Verdragen, van cruciaal belang is voor het vervullen haar mandaat van prijsstabiliteit en voor het beschermen van de instelling als geheel tegen politieke inmenging;

5.  benadrukt dat de ECB verantwoordelijk is voor het monetair beleid van de eurozone als geheel; herinnert eraan dat de ECB-regels bepalen dat de leden van de raad van bestuur niet hun eigen lidstaat vertegenwoordigen, geen vetorecht hebben en geen instructies mogen aannemen van welke instelling, regering of ander orgaan dan ook, hetgeen de ECB in staat stelt onafhankelijk te opereren;

6.  stelt vast dat het monetair beleid heeft bijgedragen aan de instandhouding van de gemeenschappelijke munt en de stabiliteit van de economische en monetaire unie;

7.  herhaalt dat de onafhankelijkheid van de ECB de leden van de raad van bestuur de vrijheid biedt om op verantwoorde wijze en met eerbiediging van de passende verantwoordingsplicht te beslissen over deelname aan fora, met inbegrip van de fora die niet toegankelijk zijn voor het grote publiek, wanneer zij van oordeel zijn dat dit noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat het monetaire beleid van de ECB het best wordt gevoerd; neemt kennis van het advies van de Ombudsman van 5 juli 2018;

8.  vraagt de ECB zich te concentreren op haar voornaamste doelstelling, te weten het waarborgen van prijsstabiliteit; herinnert eraan dat de ECB, overeenkomstig artikel 2 van haar statuten, artikel 127 VWEU en de nadere bijzonderheden in artikel 282 VWEU en onverminderd de hoofddoelstelling van prijsstabiliteit, "het algemene economische beleid in de Unie" ondersteunt teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de in artikel 3 VEU omschreven doelstellingen van de Unie;

9.  merkt op dat de economie van de EU in 2017 het snelst groeide in tien jaar en dat de economie van elke lidstaat is gegroeid; stelt vast dat de werkloosheid in de EU sinds 2008 niet meer zo laag is geweest, hoewel de keugdwerkloosheid nog wel altijd schrikbarend hoog is; is ingenomen met de rol van de ECB ten aanzien van de structurele hervormingen ter bevordering van duurzame en inclusieve groei die in sommige lidstaten zijn ondernomen als onderdeel van het lopend herstel; geeft nog eens aan dat het belangrijk is de economische en sociale gevolgen van deze hervormingen te beoordelen;

10.  waarschuwt evenwel voor groter wordende onzekerheden als gevolg van factoren als: het gevaar van toenemend protectionisme; de Brexit-onderhandelingen; potentiële activabubbels; de opkomendemarktencrisis; historisch hoge niveaus van particuliere en publieke schulden; de algehele volatiliteit op de financiële markten die in het bijzonder verband houdt met de politieke risico's in een aantal lidstaten, die de groeivooruitzichten van de eurozone in gevaar brengen; toenemend populisme, isolationisme en ethnocentrisme over de hele breedte van het politieke spectrum; het verzet tegen de globalisering; en de groter wordende verschillen van inzicht tussen de lidstaten over de toekomst van de Europese integratie;

11.  waarschuwt dat er volgens het Annual Economic Report 2018 van de Bank voor Internationale Betalingen (BIB) tekenen zijn dat de financiële onevenwichtigheden toenemen, vooral in landen die gespaard zijn gebleven in de grote financiële crisis, omdat daar in tegenstelling tot in de landen die zich middenin de crisis bevonden geen schuldenafbouw van de particuliere sector heeft plaatsgevonden; merkt op dat de onevenwichtigheden de vorm van sterke stijgingen van krediet in de particuliere sector hebben aangenomen;

12.  legt de nadruk op het grote belang op dit kritieke ogenblik van het handhaven van een gunstig klimaat voor publieke en particuliere investeringen, die nog steeds achterlopen op de niveaus van voor de crisis; spoort de ECB aan om in overeenstemming met haar mandaat de noodzakelijke maatregelen te treffen om deze doelstelling te helpen realiseren; wijst er evenwel op dat op kredietverstrekking gebaseerde expansie tot een niet-geëigende toewijzing van reële hulpbronnen kan leiden;

Structurele hervormingen

13.  meent dat monetair beleid alleen niet volstaat om een duurzaam, gelijker en inclusief economisch herstel tot stand te brengen; herinnert een de anticyclische impact van monetair beleid in het herstel na de crisis, maar is van oordeel dat de structurele bijdrage van monetair beleid aan duurzame groei gering is; spoort de beleidsmakers dan ook aan de huidige economische progressie naar de middellange termijn door te trekken middels de implementatie van een mix van sociaal evenwichtige, ambitieuze en groeibevorderende en productiviteitvergrotende structurele hervormingen en begrotingsbeleid, in het kader van het pact voor stabiliteit en groei, met inbegrip van de flexibiliteitsbepalingen daarvan; herhaalt de woorden van de voorzitter van de European Fiscal Board die hij op 5 november 2018 uitsprak in de Commissie economische en monetaire zaken, namelijk dat 'flexibiliteit bij de regels moet een praktijk zijn die afhangt van de economische situatie waarin we ons bevinden', en sluit zich aan bij het standpunt in het rapport van juni 2018 dat 'om de geloofwaardigheid van het pact te garanderen, de flexibiliteitsbepalingen ervan op symmetrische wijze moeten worden toegepast, en niet uitsluitend wanneer de economie het slecht doet of zwak is';

14.  benadrukt dat buitensporige onevenwichtigheden op de lopende rekening moeten worden gecorrigeerd met passend budgettair en economisch beleid en productiviteitsverhogende hervormingen om de volledige doeltreffendheid van het monetair beleid te waarborgen; beklemtoont dat het monetair beleid van de ECB niet in de plaats kan treden van duurzame structurele hervormingen, die een verantwoordelijkheid zijn van de lidstaten;

15.  vindt het zorgwekkend dat het aandeel van de EU in de mondiale directe buitenlandse investeringen sinds de crisis aanzienlijk is afgenomen;

16.  neemt kennis van het advies van de ECB over de oprichting van een Europees depositoverzekeringssysteem (EDIS) als derde pijler van de bankenunie; benadrukt dat depositoverzekering een sleutelrol speelt bij het opbouwen van vertrouwen en het waarborgen van de bescherming van alle deposito's binnen de bankenunie; benadrukt dat het EDIS verder kan helpen om de financiële stabiliteit te verbeteren en te waarborgen; benadrukt dat risicodeling hand in hand moet gaan met risicobeperking;

Programma voor de aankoop van activa

17.  benadrukt dat de niet-standaard monetaire beleidsmaatregelen van de ECB hebben bijgedragen aan het voorkomen van de gevaren van deflatie die in het begin van 2016 nog steeds bestonden, en aan het starten van het herstel van de kredietverlening aan de particuliere sector, waarvan de jaarlijkse groei medio 2018 ongeveer 3 % bedroeg, in vergelijking met 0 % in 2015;

18.  deelt de mening van de ECB dat, om de inflatiedoelstelling te verwezenlijken, duurzaam ondersteunende beleidsmaatregelen op begrotingsgebied, evenals concurrentievermogenbevorderende hervormingen, productiviteitsbevorderende hervormingen en loonstijgingen in overeenstemming met de productiviteitsgroei nodig zijn; roept de lidstaten daarom op om hun inspanningen te verdubbelen volgens de beginselen van de "heilzame driehoek" van stimulering van investeringen, doorvoering van groeibevorderende en sociaal evenwichtige structurele hervormingen, en verantwoord begrotingsbeleid;

19.  is bezorgd over de snel stijgende vastgoedprijzen in bepaalde lidstaten; maant daarom tot waakzaamheid voor het risico van een heropleving van vastgoedbubbels en een buitensporige schuldenlast van huishoudens en de particuliere sector in sommige lidstaten;

20.  wijst op de opmerkingen van ESRB-president Mario Draghi[3], die stelt dat de belangrijkste oorzaak van de kwetsbaarheid waardoor de vastgoedmarkten in de EU oververhit raken de rendementsnajaging door internationale investeerders, voornamelijk grensoverschrijdende financiering en niet-banken, is en dat beleidsmakers moeten onderzoeken of er nieuwe macroprudentiële instrumenten moeten worden ingevoerd voor niet-banken, vooral met betrekking tot hun commerciële vastgoedblootstellingen;

21.  is het - onverminderd de onafhankelijkheid van de ECB - eens met het besluit van de ECB om het APP op duurzame wijze te beëindigen, afhankelijk van binnenkomende gegevens die haar inflatievooruitzichten op middellange termijn bevestigen, en is van mening dat dit instrument alleen op tijdelijke basis moet worden gebruikt, aangezien het tot nieuwe risico's voor de financiële stabiliteit leidt en de prikkels om de overheidsfinanciën te consolideren en structurele hervormingen door te voeren, vermindert; onderkent dat de mate waarin monetair beleid is toegepast om het herstel na de crisis te ondersteunen, ook onbedoelde negatieve gevolgen heeft gehad;

22.  beklemtoont in het bijzonder dat het gedurende langere periodes toepassen van buitengewone beleidsmaatregelen negatieve distributionele gevolgen kan hebben; verzoekt de ECB daarom in haar volgende jaarverslag een uitgebreide en gedetailleerde analyse op te nemen over de neveneffecten van haar monetaire beleidsmaatregelen, inclusief de potentiële risico's voor de sectoren verzekeringen en pensioenen;

23.  stelt vast dat het aankoopprogramma voor de overheidssector (Public Sector Purchase Programme – PSPP) met effecten met een omvang van 1,9 biljoen EUR aan het einde van 2017 het grootste deel uitmaakte van het APP; benadrukt het belang van het eerbiedigen van de emittentenlimiet van 33 % bij aankopen in de publieke sector;

24.  stelt vast dat het aankoopprogramma bedrijfssector (Corporate Sector Purchase Programme – CSPP) van alle op de particuliere sector gerichte aankoopprogramma's in 2017 het meest heeft bijgedragen aan het APP, met 82 miljard EUR netto-aankopen; is ingenomen met het feit dat de ECB sinds 2017 de volledige lijst van alle CSPP-effecten openbaar maakt, met inbegrip van de namen van de emittenten, samen met alle geaggregeerde gegevens over deze effecten per land, risico, rating en sector; roept de ECB op een soortgelijk transparantiebeleid toe te passen voor alle programma's voor de aankoop van activa, met inbegrip van het ABSPP en het CBPP3, naast verdere maatregelen voor het openbaar maken van de operationele procedures die worden gevolgd bij de keuze voor de effecten die door de nationale centrale banken worden aangekocht; benadrukt dat het CSPP in geen geval tot concurrentieverstoringen binnen de interne markt mag leiden;

25.  herinnert eraan dat de ECB als EU-instelling gebonden is aan de Overeenkomst van Parijs; verzoekt de ECB, met volledige inachtneming van haar mandaat, haar onafhankelijkheid en het kader voor risicobeheer, de toegewijdheid aan de Overeenkomst van Parijs en aan de economische, sociale en governancebeginselen (ESG) in haar beleid te integreren;

26.  is ingenomen met de transparantie waar de ECB voor zorgt door middel van haar vooruitlopende richtsnoeren; waardeert in het licht van de huidige onzekerheden in het mondiale klimaat het besluit van de ECB om de rentevoet laag te houden;

27.  onderstreept dat een juiste opeenvolging en uitvoering van de geleidelijke uitfasering van de buitengewone monetaire beleidsmaatregelen essentieel zal zijn om verstoringen van de markt te voorkomen; herinnert eraan dat het mogelijk is om tot renteverhoging over te gaan en tegelijkertijd een stabiele balansomvang van het Eurosysteem te handhaven als de economische omstandigheden dit rechtvaardigen;

28.  benadrukt het belang van communicatie en vooruitlopende richtsnoeren voor een geslaagde normalisering van het monetaire beleid;

29.  is zich bewust van de verschillende gevolgen die de normalisering van het monetaire beleid waarschijnlijk zal hebben voor de lidstaten, afhankelijk van het niveau en het looptijdprofiel van hun schuld;

30.  onderstreept de omvang van de regelgevings- en structurele veranderingen die sinds de laatste economische crisis hebben plaatsgevonden, en de relevantie daarvan voor veel gebieden die betrekking hebben op het monetaire beleid; onderstreept het belang van onderzoek en studies om tot een beter begrip te komen van de nieuwe omstandigheden die voortvloeien uit de ontwikkelingen die in de afgelopen decennia hebben plaatsgevonden, en de gevolgen ervan voor het voeren van het monetaire beleid;

31.  neemt kennis van de gevolgen van de negatieve depositorentevoet die sinds juni 2014 aan de banken wordt opgelegd; is van mening dat deze maatregel, als deze nog steeds wordt toegepast, gevolgen zou kunnen hebben voor de winstgevendheid van de bankensector en in de loop van het normaliseren van het monetair beleid in overeenstemming met het huidige herstel geleidelijk moet worden afgeschaft;

32.  is op de hoogte van de mogelijke voortzetting van de TLTRO, waardoor banken tegen aantrekkelijke voorwaarden worden voorzien van financiering op de middellange termijn, op voorwaarde dat deze financiering daadwerkelijk wordt gebruikt om nieuw krediet te verstrekken aan de reële economie; neemt kennis van de stijgende vraag in de laatste TLTRO in 2017 door banken in de eurozone, die mogelijk werd veroorzaakt door verwachtingen dat de rentevoeten op deposito's zullen stijgen en de mogelijkheid zal bestaan om goedkoop winst te maken; verzoekt de ECB deze ontwikkeling nauwlettend te volgen om te waarborgen dat de TLTRO's daadwerkelijk worden gebruikt om de kredietverstrekking door banken aan de reële economie te stimuleren;

33.  neemt kennis van de toename van de TARGET2-saldi, die op een aanhoudende uitstroom van kapitaal uit de periferie van de eurozone wijst; stelt vast dat volgens de analyse van de ECB de veranderingen in de TARGET-saldi grotendeels worden veroorzaakt door de liquiditeitsstromen die in het kader van het APP plaatsvinden, en geen symptoom zijn van hernieuwde druk op de financiële markten; verzoekt de ECB de onderliggende factoren en mogelijke risico's op te helderen die betrekking hebben op de onevenwichtigheden die hierdoor veroorzaakt kunnen worden;

Overige aspecten

34.  is ingenomen met de aanneming van de overeenkomst inzake noodliquiditeitssteun (Emergency Liquidity Assistance – ELA), waardoor de toewijzing van verantwoordelijkheden, kosten en risico's worden verduidelijkt; stelt vast dat deze overeenkomst uiterlijk in 2019 moet worden herzien; is van oordeel dat in de toekomst op EU-niveau moet worden besloten over het verlenen van noodliquiditeitssteun;

35.  verzoekt de ECB om openheid te geven over het volledige bedrag van de winsten van het Eurosysteem die vanaf 2010 tot het volledige verstrijken van het programma zijn gegenereerd in het kader van de overeenkomst betreffende de netto financiële activa (ANFA) en het programma voor de effectenmarkten (SMP), met een precieze uitsplitsing per land waar in het aankopen in het kader van het SMP zijn gedaan (Griekenland, Ierland, Portugal, Spanje en Italië);

36.  is ingenomen met de wijziging van artikel 22 van de statuten van het ESCB en van de ECB om het Eurosysteem te voorzien van een duidelijke rechtsgrondslag om zijn rol als valuta-uitgevende centrale bank voor centrale clearingtegenpartijen (CCP's) uit te oefenen, waardoor de ECB de bevoegdheid krijgt om de activiteiten van de clearingsystemen, met inbegrip van CCP's, te reguleren teneinde de risico's die dergelijke systemen opleveren voor de soepele werking van betalingssystemen en de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijke monetaire beleid, op doeltreffende wijze tegen te gaan;

37.  verzoekt de ECB de aanbevelingen van Transparency International op te volgen, en met name die betreffende haar rol in de trojka;

38.  verzoekt de ECB zich te blijven inspannen om ervoor te zorgen dat banken goed voorbereid zijn op alle mogelijke onvoorziene omstandigheden die verband houden met de brexit; verzoekt de ECB bovendien alle noodzakelijke voorbereidingen te treffen om de stabiliteit van de financiële markten van de EU te waarborgen, ook in het geval van een brexit waarbij het niet tot een akkoord komt;

39.  benadrukt dat het nodig is dat de lidstaten in de eurozone een gezamenlijke regelgevingsstrategie voor de financiële sector na de brexit volgen en geen schadelijke neerwaartse concurrentie aangaan;

40.  deelt de zienswijze dat een goed werkende, gediversifieerde en geïntegreerde kapitaalmarkt de doorwerking van het gemeenschappelijke monetaire beleid zou ondersteunen; dringt aan op het versnellen van het project voor de kapitaalmarktenunie om de financiële integratie te verdiepen, teneinde bij te dragen tot het vergroten van de schokbestendigheid, de doorwerking van het monetair beleid in de gehele monetaire unie te effectiever te maken en private risicodeling binnen de bankenunie en binnen de Unie als geheel te bevorderen; geeft aan dat het aankoopprogramma bedrijfssector tot versoepeling van de voorwaarden voor de toekenning van financiering aan bedrijven zou kunnen hebben geleid, met name in de niet-financiële sector (d.w.z. aan niet-financiële vennootschappen);

41.  is van mening dat de diepere en beter verbonden Europese kapitaalmarkten als gevolg van de overgang naar een EU-CMU, evenals van een stap-voor-stap voltooide bankenunie, zullen bijdragen tot de diepte en liquiditeit van de financiële markten van de eurozone, en bevorderlijk zullen zijn voor de internationale reputatie van de euro;

42.  verzoekt de ECB aandacht te blijven besteden aan de toegang tot krediet van kmo's, met name in het licht van het trage ritme van de verbetering van hun financiële situatie, zoals blijkt uit de enquête over de toegang van bedrijven tot financiering (Survey on the access to finance of enterprises, SAFE) van juni 2018; benadrukt dat een volledig functionerende kapitaalmarktenunie op de langere termijn alternatieve financiering kan verstrekken aan kmo's in aanvulling op die van de bankensector;

43.  is van mening dat de kortste weg naar een goed functionerende kapitaalmarktunie bestaat uit het beperken van nationale regelgevingen die verhinderen dat de goed functionerende kapitaalmarkten een breder effect hebben in de gehele Unie, en uit het beperken van de lasten van nieuwe regelgeving;

44.  verzoekt de ECB haar toezicht op de ontwikkeling van "distributed ledger"-technologie en de toegenomen cyberrisico's van financiële technologie te vergroten;

45.  neemt ter kennis dat de ECB de mening deelt dat het belangrijk is om de relevantie en gevolgen te onderzoeken van de uitgifte van digitale valuta van de centrale bank (ook wel digitaal basisgeld, digital base money, DBM) aan het grote publiek; spoort de ECB aan een dergelijk onderzoek te houden en de resultaten ervan openbaar te maken;

46.  onderstreept het feit dat cyberveiligheid belangrijk is voor de financiële sector en het betalingssysteem; verzoekt de ECB permanent bijzondere aandacht te besteden aan dit thema en het onder de aandacht te brengen in internationale fora, alsmede de samenwerking met de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming voort te zetten;

47.  is het met de ECB eens dat fysiek geld een belangrijke rol vervult als wettig betaalmiddel, aangezien de euro in de hele eurozone het enige wettige betaalmiddel is, en herinnert alle lidstaten van de eurozone eraan dat euromunten en -bankbiljetten in de regel moeten worden aanvaard bij detailtransacties, onverminderd het recht van die lidstaten om een maximumbedrag voor contante betalingen op te leggen teneinde witwassen van geld, belastingfraude en financiering van terrorisme en georganiseerde criminaliteit tegen te gaan;

48.  schaart zich achter de standpunten die de leden van de raad van bestuur hebben geuit over het belang van het ontwikkelen van werkelijk Europese betaalsystemen die immuun zijn voor externe verstoringen, bijvoorbeeld van een politieke aard;

49.  vestigt de aandacht op de oproep die voorzitter Juncker in zijn State of the Union-rede in 2018 deed om de internationale rol van de euro en de noodzaak dat de euro zijn rol op het internationaal toneel ten volle speelt, aan de orde te stellen;

50.  benadrukt dat het belangrijk is dat de ECB verantwoordingsplicht heeft tegenover het Parlement; is in dit verband ingenomen met de permanente dialoog tussen de ECB en het Parlement, en is ingenomen dat de president van de ECB, en waar van toepassing, de andere leden van de raad van bestuur regelmatig voor de Commissie economische en monetaire zaken en de plenaire vergadering verschijnen; spoort de ECB aan deze dialoog voort te zetten; benadrukt dat de ECB haar communicatie heeft verbeterd; is van mening dat zij zich moet blijven inspannen om haar besluiten, evenals haar acties om de prijsstabiliteit in de eurozone te handhaven en daardoor de koopkracht van de gemeenschappelijke munt te behouden, beschikbaar en begrijpelijk te maken voor alle burgers;

51.  feliciteert de ECB met het traject dat zij tot nu toe heeft afgelegd, dat de transparantie en de aflegging van democratische verantwoording door de instelling aan de Europese burgers en het Parlement heeft vergroot;

52.  verzoekt de Commissie economische en monetaire zaken zich inspanningen te getroosten om de opzet van de monetaire dialoog met de president van de ECB te verbeteren;

53.  is ingenomen met de verbeterde, per sectie uitgesplitste en aanzienlijke feedback die de ECB heeft gegeven in reactie op de bijdrage van het Parlement inzake het jaarverslag 2016 van de ECB; verzoekt de ECB door te gaan met het afleggen van verantwoording en door te gaan met het elk jaar publiceren van schriftelijke feedback op de resolutie van het Parlement over het jaarverslag van de ECB;

54.  brengt in herinnering dat er in de komende maanden belangrijke wijzigingen zullen plaatsvinden in de raad van bestuur van de ECB, aangezien meerdere leden van de raad van bestuur, onder wie de president, hun ambtstermijn beëindigen; is van mening dat deze veranderingen zorgvuldig en in volledige transparantie met het Parlement moeten worden voorbereid, in overeenstemming met de Verdragen; verzoekt de Raad met klem voor alle toekomstige vacatures een evenwichtige shortlist op te stellen van ten minste drie kandidaten, waardoor het Parlement een betekenisvollere adviserende rol kan spelen in de benoemingsprocedure; herhaalt zijn standpunt dat het genderevenwicht moet worden verbeterd, zowel in de raad van bestuur, als bij het personeel van de ECB in het algemeen; benadrukt dat de leden van de directie van de ECB uitsluitend moeten worden gekozen op grond van hun erkende reputatie en beroepservaring op monetair of bancair gebied;

55.  is het eens met president Draghi, die in zijn mededeling van 13 september heeft verklaard dat het teveel aan uiteenlopende aankondigingen waaraan geen feitelijk gevolg is gegeven van de afgelopen maanden, in Italië heeft geleid tot het omhoogschieten van de rentevoeten voor overheidsobligaties en een toename van de spread, met negatieve gevolgen voor ondernemingen en gezinnen;

°

°  °

56.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

  • [1]  Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0025.
  • [2]  PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1.
  • [3] Tijdens de hoorzitting met de ESRB in de Commissie economische en monetaire zaken op 9 juli 2018.

INFORMATIE OVER DE GOEDKEURINGIN DE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

27.11.2018

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

39

2

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Hugues Bayet, Pervenche Berès, Esther de Lange, Jonás Fernández, Giuseppe Ferrandino, Stefan Gehrold, Sven Giegold, Gunnar Hökmark, Danuta Maria Hübner, Petr Ježek, Georgios Kyrtsos, Philippe Lamberts, Werner Langen, Bernd Lucke, Olle Ludvigsson, Ivana Maletić, Marisa Matias, Gabriel Mato, Alex Mayer, Bernard Monot, Caroline Nagtegaal, Luděk Niedermayer, Stanisław Ożóg, Anne Sander, Alfred Sant, Martin Schirdewan, Molly Scott Cato, Pedro Silva Pereira, Peter Simon, Theodor Dumitru Stolojan, Kay Swinburne, Paul Tang, Ramon Tremosa i Balcells, Marco Valli, Miguel Viegas, Jakob von Weizsäcker

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Jeppe Kofod, Thomas Mann, Luigi Morgano, Andreas Schwab, Joachim Starbatty, Lieve Wierinck

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Luis de Grandes Pascual

HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

39

+

ALDE

Thierry Cornillet, Petr Ježek, Caroline Nagtegaal, Ramon Tremosa i Balcells, Lieve Wierinck

ECR

Bernd Lucke, Stanisław Ożóg, Joachim Starbatty, Kay Swinburne

PPE

Stefan Gehrold, Luis de Grandes Pascual, Gunnar Hökmark, Danuta Maria Hübner, Georgios Kyrtsos, Esther de Lange, Werner Langen, Ivana Maletić, Thomas Mann, Gabriel Mato, Luděk Niedermayer, Anne Sander, Andreas Schwab, Theodor Dumitru Stolojan

S&D

Hugues Bayet, Pervenche Berès, Jonás Fernández, Giuseppe Ferrandino, Jeppe Kofod, Olle Ludvigsson, Alex Mayer, Luigi Morgano, Alfred Sant, Pedro Silva Pereira, Peter Simon, Paul Tang, Jakob von Weizsäcker

VERTS/ALE

Sven Giegold, Philippe Lamberts, Molly Scott Cato

2

-

EFDD

Bernard Monot, Marco Valli

3

0

GUE/NGL

Marisa Matias, Martin Schirdewan, Miguel Viegas

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

Laatst bijgewerkt op: 8 januari 2019
Juridische mededeling - Privacybeleid