Vorige 
 Volgende 
Reglement van het Europees Parlement
Achtste zittingsperiode - September 2016
EPUB 256kPDF 1517k
INHOUD
ZAAKREGISTER
BERICHT AAN DE LEZER

TITEL V  : BETREKKINGEN MET DE ANDERE INSTELLINGEN EN ORGANEN
HOOFDSTUK 3  : PARLEMENTAIRE VRAGEN

Artikel 130  : Vragen met verzoek om schriftelijk antwoord

1.    Elk lid kan overeenkomstig de in een bijlage bij dit Reglement neergelegde criteria (1) de voorzitter van de Europese Raad, de Raad, de Commissie of de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid vragen stellen met verzoek om schriftelijk antwoord. Voor de inhoud van de vragen zijn uitsluitend de vraagstellers verantwoordelijk.

2.    De vragen worden ingediend bij de Voorzitter. Bij twijfel beslist de Voorzitter over de ontvankelijkheid van een vraag. De beslissing van de Voorzitter wordt niet alleen op grond van de bepalingen van de in lid 1 bedoelde bijlage, maar op grond van de bepalingen van het Reglement in het algemeen genomen. De vraagsteller wordt van de beslissing van de Voorzitter in kennis gesteld.

3.    De vragen worden in elektronische vorm ingediend. Elk lid mag ten hoogste vijf vragen per maand stellen.

Bij uitzondering mogen aanvullende vragen worden gesteld, die in papieren vorm en door het betrokken lid persoonlijk ondertekend bij de desbetreffende dienst worden ingediend.

Na het verstrijken van het eerste jaar van de achtste zittingsperiode voert de Conferentie van voorzitters een evaluatie uit van de regeling voor de aanvullende vragen.

De uitdrukking "bij uitzondering" wordt in die zin geïnterpreteerd dat de aanvullende vraag een dringende aangelegenheid betreft en de indiening ervan niet kan wachten tot de daaropvolgende maand. Daarnaast moet het aantal van de uit hoofde van artikel 130, lid 3, tweede alinea, ingediende vragen onder de norm van vijf vragen per maand liggen.

4.    Kan een vraag niet binnen de gestelde termijn worden beantwoord, dan wordt zij op verzoek van de steller op de agenda van de volgende vergadering van de bevoegde commissie geplaatst. Artikel 129 is van overeenkomstige toepassing.

Aangezien de voorzitter van een parlementaire commissie uit hoofde van artikel 206, lid 1, gerechtigd is een vergadering van de commissie bijeen te roepen, is het aan de voorzitter om, ter wille van een goed verloop van de vergadering, de ontwerpagenda van de vergadering die hij bijeenroept te bepalen. Deze bevoegdheid doet niets af aan de verplichting ingevolge artikel 130, lid 4, om een schriftelijke vraag op verzoek van de vraagsteller op de ontwerpagenda van de volgende vergadering van de commissie te plaatsen. De voorzitter beschikt wel over de discretionaire bevoegdheid om, met inachtneming van de politieke prioriteiten, voorstellen te doen inzake de volgorde van de werkzaamheden van de vergadering, alsook inzake de procedurele aspecten (bijvoorbeeld een procedure zonder debat met eventueel goedkeuring van een besluit over het verdere verloop van de zaak, of een aanbeveling om de behandeling van het punt tot een volgende vergadering uit te stellen).

5.    Vragen die onmiddellijke beantwoording, doch geen grondig onderzoek vereisen (vragen met voorrang), worden binnen drie weken na toezending aan de adressaten beantwoord. Elk lid mag eenmaal per maand een vraag met voorrang stellen.

De overige vragen (vragen zonder voorrang) worden binnen zes weken na toezending aan de adressaten beantwoord.

6.    De vragen worden met de antwoorden op de website van het Parlement gepubliceerd.

(1)Zie bijlage III.
Juridische mededeling - Privacybeleid