Terug naar het Europarl-portaal

Choisissez la langue de votre document :

 Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2001/2616(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B5-0691/2001

Debatten :

Stemmingen :

Aangenomen teksten :

P5_TA(2001)0573

Aangenomen teksten
Donderdag 25 oktober 2001 - Straatsburg
Stand van voorbereidingen voor de vierde ministersconferentie van de WTO
P5_TA(2001)0573RC-B5-0691/2001

Resolutie van het Europees Parlement over de vierde WTO-ministersconferentie

Het Europees Parlement,

-  onder verwijzing naar zijn resoluties van 18 november 1999 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Parlement over de benadering van de WTO-millenniumronde door de EU(1) , van 15 december 1999 over de derde ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Seattle(2) en van 13 maart 2001 over de onderhandelingen inzake de ingebouwde agenda(3) ,

-  onder verwijzing naar de slotverklaring van de studiebijeenkomst over "Handel, ontwikkeling en democratie: de noodzaak tot hervorming van de WTO”, die op 10/11 april 2001 in Brussel werd gehouden en naar de werkzaamheden van zijn Commissie industrie, externe handel, onderzoek en industrie inzake doorzichtigheid en democratie in WTO-verband;,

1.  steunt de algemene onderhandelingsbenadering, zoals vastgelegd in het mandaat van de Raad voor de derde ministersconferentie van de WTO in Seattle, handhaaft en benadrukt zijn eisen aan deze conferentie; betuigt zijn steun aan een nieuwe ronde van multilaterale handelsonderhandelingen met een brede agenda ter stimulering van een duurzame economische groei, een versterking, ontwikkeling en hervorming van het op regels gebaseerde handelsstelsel en ter waarborging van een billijke verdeling van de voordelen die het biedt;

2.  is van mening dat de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten op lange termijn zwaarwegende gevolgen zullen hebben; veroordeelt alle vormen van internationaal terrorisme; onderstreept dat de WTO-leden zoals gepland bijeen moeten komen om aan de mondiale economie het krachtige en duidelijke signaal te geven dat de ontwikkeling in verband met handelsliberalisatie, die van wezenlijke betekenis is voor het economisch herstel en om noodzakelijke economische hervormingen op wereldniveau te steunen, zal doorgaan; is van oordeel dat bij de toekomstige WTO-activiteiten rekening moet worden gehouden met de toenemende gevolgen van de handelsregels op een breed scala aan punten van bezorgdheid bij het publiek; en dat het streven naar duurzaamheid op het gebied van het milieu, alsmede sociale en economische duurzaamheid en de verbintenis tot vermindering van de armoede en eerbiediging van de mensenrechten daarom moeten worden geïntegreerd in de doelstellingen en werkprogramma's van de WTO;

3.  neemt nota van het feit dat de bezorgdheid die door de burgers van de EU en elders tot uitdrukking wordt gebracht over de rol van de WTO in hoofdzaak drie onderwerpen betreft:

   a)
de billijkheid van het wereldhandelsstelsel, met inbegrip van de invloed ervan op ontwikkelingslanden en op armoede,
   b)
de noodzaak tot institutionele hervorming, om ervoor te zorgen dat de WTO geen invloed heeft op het vermogen van zijn leden een democratische politieke keuze te maken en een handelsbeleid met een maximale doorzichtigheid te voeren,
   c)
de zorg dat bij de steeds grotere rol van de WTO rekening wordt gehouden met andere internationale verplichtingen en dat hierbij geen ongepaste beperkingen worden opgelegd aan overheidsbeleid als gezondheidszorg en onderwijs;

4.  meent dat de vierde ministersconferentie moet inspelen op de bezorgdheid van de burgers en dat derhalve allereerst afspraken moeten worden gemaakt over een onderhandelingsagenda waarin aandacht wordt geschonken aan onderwerpen zoals inclusiviteit, democratie en de band tussen handels- en niet-handelsthema's; wijst erop dat indien dit niet gebeurt de agenda door de burgers van de Europese Unie en het Europees Parlement moeilijk kan worden gesteund;

De noden van de ontwikkelingslanden

5.  is van oordeel dat de eerste prioriteit moet liggen bij de noden van de ontwikkelingslanden in het internationale handelsstelsel; blijft zeer bezorgd over het feit dat vele ontwikkelingslanden niet ten volle hebben gedeeld in de voordelen die voortvloeiden uit vorige handelsronden, alsmede over het feit dat zij vaak niet in staat zijn de nodige middelen op te brengen voor een volwaardige deelname aan de WTO-onderhandelingen en voor de verdediging van hun eigen rechten binnen de WTO;

6.  dringt aan op een aanzienlijke vermindering door alle industrielanden van de belemmeringen voor de uitvoer van landbouwproducten uit de ontwikkelingslanden, die een weerspiegeling moet vormen van hun ontwikkelingsniveau; is van oordeel dat tijdelijke beschermingsmaatregelen voor ontwikkelingslanden moeten worden toegestaan om voor deze landen een gegarandeerde voedselaanvoer mogelijk te maken;

7.  verwelkomt het streven van een groot aantal wereldleiders om de volgende handelsronde tot een ontwikkelingsronde te maken, en roept de leden van de WTO op om aandacht te schenken aan de bezorgdheid in de ontwikkelingslanden in verband met de uitvoering van de Uruguay-Ronde, met name op het gebied van intellectueel eigendom, gezondheidsvoorschriften, technische handelsbelemmeringen, antidumpingregels, vrijwaringsmaatregelen en regels inzake de mobiliteit van professionele werknemers uit de ontwikkelingslanden; roept op het voorbeeld van de EU te volgen en een tarief- en quotavrije toegang te bieden tot hun markten voor alle producten uit de minst ontwikkelde landen, met uitzondering van wapens; hun markten verder open te stellen voor de invoer van goederen en diensten uit ontwikkelingslanden, waaronder het elimineren van tariefpieken en tariefescalatie, tot versterking van capaciteitsvergrotingsmaatregelen om de ontwikkelingslanden in staat te stellen op voet van gelijkheid in de wereldeconomie te concurreren en ruimte te scheppen voor bepalingen voor een speciale en gedifferentieerde behandeling om ervoor te zorgen dat de ontwikkelingslanden de tijd krijgen zich toe te rusten voor de integratie in de wereldeconomie overeenkomstig hun uiteenlopende ontwikkelingsniveaus;

8.  is ervan overtuigd dat een open, multilateraal handelsstelsel, aangevuld door technische bijstand voldoet aan de vraag van ontwikkelingslanden naar een duurzame economische ontwikkeling; begrijpt dat de ontwikkelingslanden huiverig staan tegenover verdere verplichtingen in het kader van de nieuwe ronde; verzoekt de WTO derhalve te werken aan een agenda voor economische en sociale ontwikkeling en met name aan een werkprogramma waarmee ontwikkelingslanden in staat worden gesteld te profiteren van de internationale handel, met inbegrip van maatregelen inzake gezondheid, onderwijs en de schuldenproblematiek, en te zorgen voor verwezenlijking van de armoededoelstellingen van de OESO voor 2015, verbetering van de infrastructuur en beperking van de internationale wapenhandel; is voorstander van het denkbeeld van "opt-out-solutions” voor ontwikkelingslanden, waarbij hun economische vooruitgang wordt gekoppeld aan de geleidelijke toepassing van het nieuwe pakket WTO-regels inzake investeringen en mededinging;

Democratie en doorzichtigheid

9.  doet een beroep op de WTO-ministersconferentie een ambitieuze agenda vast te stellen ter versterking van de democratie en openheid in de WTO en om ervoor te zorgen dat alle leden in staat zijn doeltreffend deel te nemen en een beroep kunnen doen op adequate beroepsmogelijkheden in geval van meningsverschillen; dat de grote meerderheid van de documenten snel op het Internet wordt gepubliceerd; dat de meeste bijeenkomsten, geschillenpanels en hoorzittingen van beroepsorganen in het openbaar plaatsvinden ter weerspiegeling van de paralegale aard van deze procedures; dat de organisatie meer openstaat voor de standpunten van andere internationale organisaties en van de civil society en dat de parlementaire controle wordt versterkt, zowel op het niveau van de WTO-leden als via de instelling van een parlementaire WTO-vergadering;

10.  dringt nogmaals aan op een raadgevende Parlementaire Vergadering van de WTO die bestaat uit voor handel verantwoordelijke vertegenwoordigers van de parlementen van de WTO-leden; wijst erop dat de Parlementaire Vergadering van de WTO bijdraagt tot de democratische legitimiteit en doorzichtigheid van de WTO doordat de zorgen die bij de burger leven worden geformuleerd en ertoe bijdraagt dat zij een succesvolle internationale organisatie wordt; vraagt de bij de vierde WTO-ministerconferentie aanwezige parlementsleden een permanente werkgroep op te richten voor het opstellen van regels voor een parlementaire vergadering voor de WTO, teneinde deze regels voor te leggen aan de volgende bijeenkomst van parlementsleden tijdens de vijfde WTO-ministerconferentie in 2003;

11.  verzoekt de WTO-leden en de WTO hun parlementsleden voldoende te steunen om deel te nemen aan de ontwikkeling van de parlementaire dimensie van de WTO; wijst op de noodzaak van een voorlopige infrastructuur voor de Paritaire Vergadering tot de WTO haar verantwoordelijkheden in dezen op zich neemt; biedt de voor dit doel noodzakelijke faciliteiten aan;

Handel en milieu

12.  dringt aan op mainstreaming van de milieubescherming door opneming daarvan in alle WTO-overeenkomsten en -activiteiten en wenst dat van de resultaten van een nieuwe ronde onder meer belangrijke nieuwe bepalingen, gericht op de bescherming van duurzaamheid op milieugebied, deel moeten uitmaken; tot de belangrijkste punten in dit verband behoren: de bescherming van multilaterale milieuovereenkomsten (MEA's) tegen ongerechtvaardigde aanvallen in WTO-procedures voor de beslechting van geschillen; bepalingen ter vergemakkelijking van programma's voor eco-etikettering die aan de WTO-regels voldoen; nauwere betrekkingen tussen de WTO en internationale milieuorganen; een grotere rol voor de ontwikkelingslanden in organen die normen vaststellen; financiële en technische steun om ontwikkelingslanden te helpen aan milieuvoorschriften te voldoen; het verder nadenken over de wijze waarop WTO-regels van toepassing zijn op procédés en productiemethodes (PPM's), alsmede op de wijze waarop de bewijslast inzake kwesties van milieu en openbare veiligheid bij de importlanden worden gelegd;

Het voorzorgsbeginsel

13.  is vooral ingenomen met het standpunt van de EU dat het voorzorgsbeginsel in de regelgeving van de WTO, en met name in artikel XX GATT, uitdrukkelijk moet worden opgenomen;

14.  benadrukt de noodzaak van een geharmoniseerde definitie van het voorzorgsbeginsel, teneinde misverstanden of interpretatieverschillen te voorkomen; merkt op dat de definitie van het voorzorgsbeginsel, zoals dit op de conferentie over milieu en ontwikkeling in Rio werd goedgekeurd, een wereldwijd aanvaard model zou kunnen worden en dringt aan op erkenning van deze definitie binnen de WTO; er moet niet meer ruimte komen voor protectionistische maatregelen, maar meer duidelijkheid over wat wel en niet verenigbaar is met de WTO;

Mededinging en investering

15.  dringt er in dit verband op aan dat het mededingingsbeleid op de onderhandelingsagenda wordt geplaatst; onderstreept nogmaals de potentiële voordelen van bindende regels inzake concurrentie, met name voor het toezicht op fusies, kartels en het misbruik van dominerende posities; is van oordeel dat in een concurrentieovereenkomst volledig moet worden ingegaan op bezorgdheden in verband met het ontwikkelingsproces, waarbij erop gelet moet worden dat ontwikkelingslanden deel hebben aan de voordelen van de overeenkomst, zelfs wanneer zij aanvankelijk niet volledig deelnemen;

16.  steunt het opzetten van een multilateraal juridisch kader van de WTO voor buitenlandse rechtstreekse investeringen teneinde buitenlandse investeerders meer juridische zekerheid te bieden en de ontvangende landen in de gelegenheid te stellen hun gewettigde doelen van duurzame economische ontwikkeling na te streven; dringt er derhalve op aan dat in dit kader ten eerste naar behoren rekening wordt gehouden met de belangen van ontwikkelingslanden en ten tweede dat investeringsbescherming wordt geplaatst in het economisch verband van mededingingswetgeving en beheersing van monopolies;

Centrale arbeidsnormen

17.  is ervan overtuigd dat een rechtvaardig mondiaal economisch stelsel sociale ontwikkeling en grondrechten moet bevorderen; erkent in dit verband de universele geldigheid van centrale arbeidsnormen voor het aanpakken van genderongelijkheid alsmede sociale en economische uitsluiting en om te komen tot een billijke verdeling van de voordelen van de handel tussen landen onderling en binnen landen; wenst niet de relatieve voordelen in twijfel te trekken van ontwikkelingslanden met lage arbeidslonen; wijst op het probleem de interactie tussen sociale en handelsproblemen zodanig aan te pakken dat met de belangen van alle betrokkenen rekening wordt gehouden;

18.  verwelkomt de IAO-voorstellen voor het versterken van haar mechanismen ter waarborging van de eerbiediging van kernnormen; stemt in met de IAO-voorstellen voor een commissie inzake de sociale dimensie van de mondialisering en geeft zijn volledige steun aan het EU-voorstel voor een gezamenlijk forum van IAO en WTO over dit onderwerp;

Goederen

19.  is van mening dat een merkbare verdere verlaging van de tariefpercentages op industrieproducten en de afschaffing van tariefpieken en trapsgewijze tarifering noodzakelijk zijn om de wereld de zo noodzakelijke stimulans voor een duurzamer groei te geven;

20.  erkent dat de EU zich heeft gehouden aan haar toezegging haar textielmarkt te openen, de quota te verhogen en de GATT-voorschriften geleidelijk toe te passen op de sector; wijst er met nadruk op dat bestaande overeenkomsten in de textiel- en kledingsector door alle WTO-leden moeten worden toegepast; pleit er in het kader van de WTO voor dat alles in het werk wordt gesteld om de markten verder te openen;

Diensten

21.  is van mening dat in de GATS-onderhandelingen moet worden gestreefd naar geleidelijk hogere niveaus van markttoegang, met inachtneming van de doelstellingen van het beleid van de landen en van de verschillende ontwikkelingsniveaus van de WTO-leden; is ervan overtuigd dat handelsbelemmeringen ook op andere gebieden moeten worden verminderd zonder dat dit invloed heeft op de bescherming van de consument en doelstellingen van het overheidsbeleid in de gezondheidszorg, het onderwijs en op cultureel gebied; herhaalt dat elk land het recht heeft maatregelen te treffen en regels op te stellen voor overheidsdienst en meer in het algemeen diensten van algemeen belang, en verzoekt om verduidelijking van die bepalingen van GATS, waarvan de tekst in dit verband tot ongerustheid heeft geleid;

22.  onderstreept, de bijzondere rol van de Europese audiovisuele sector voor het behoud van het culturele pluralisme, een gezonde economie en de vrijheid van meningsuiting erkennend, opnieuw zijn verknochtheid aan de vrijheid van actie in de sfeer van het audiovisuele beleid welke bij de Uruguay-Ronde werd behaald; is van oordeel dat de GATS-regels inzake culturele diensten, met name in de audiovisuele sector, geen gevaar mogen vormen voor de culturele diversiteit en autonomie van de overeenkomstsluitende partijen van de WTO;

Handel in landbouwproducten

23.  onderstreept dat de onderhandelingen op landbouwgebied gericht moeten zijn op de vaststelling van regels die niet alleen billijk en marktgericht zijn, maar ook stroken met het recht van de WTO-leden een landbouwbeleid te voeren dat aan de eigen behoeften en omstandigheden is aangepast, waaronder, in de EU, het multifunctionele landbouwmodel; de handelsregels voor landbouwproducten moeten met name stroken met de duurzaamheid, milieubescherming, biodiversiteit, een veilige voedselvoorziening, voedselveiligheid en -kwaliteit, plattelandsontwikkeling, verlichting van de armoede en aandacht voor het welzijn van dieren, met inachtneming van de zorg van de ontwikkelingslanden dat deze punten geen aanleiding mogen zijn voor nieuwe protectionistische maatregelen;

24.  wijst met nadruk op het belangrijke verschil tussen nationale landbouwsteun die de handel scheeftrekt en het soort subsidie dat geen handelsdistorsie veroorzaakt; verzoekt in het belang van de doorzichtigheid bijzonderheden beschikbaar te stellen over alle al dan niet rechtstreekse subsidies; erkent dat de sleutel van het hervormingsproces ligt in het geleidelijk verlaten van beleid dat handelsdistorsies veroorzaakt, waarbij de situatie van de verschillende sectoren in aanmerking wordt genomen; is tegelijkertijd van mening dat subsidies die kunnen variëren ten opzichte van de marktprijzen gedisciplineerder moeten worden benaderd; stelt dan ook voor op dergelijke steun aan producten die aanleiding zijn tot uitvoer van aanzienlijke omvang dezelfde beperkingstoezeggingen toe te passen als op exportsubsidie; is van mening dat de discipline inzake niet-productgerichte specifieke nationale steun verder moet worden uitgebreid en helder gedefinieerd;

25.  bepleit, mits regels kunnen worden vastgesteld waarbij de niet op handelsgebied liggende doelstellingen van de EU en die van de ontwikkelingslanden worden beschermd, een geleidelijke overgang van landbouwsteun naar niet tot vervalsing op handelsgebied leidende ("green box”) vormen en een aanzienlijke vermindering van alle vormen van exportsteun voor landbouwproducten in de komende jaren, samen met een versterking van de mechanismen ter stabilisering van de wereldmarkten; constateert dat een uitbreiding van de vredesclausule noodzakelijk zal zijn om deze aanpassingen mogelijk te maken;

Bescherming van intellectueel eigendom

26.  wijst met nadruk op het belang van een doelmatige bescherming van intellectueel eigendom voor de kennismaatschappij; is echter doordrongen van de problemen die tal van ontwikkelingslanden ondervinden bij de tenuitvoerlegging van toezeggingen die zij hebben gedaan in het kader van de commerciële aspecten van intellectuele-eigendomsrechten (TRIPS) en verzoekt de WTO en de Commissie derhalve nogmaals om vergroting van de universele technische bijstand en financiële steun aan ontwikkelingslanden bij de tenuitvoerlegging van een doelmatig beleid inzake de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten; wijst met nadruk op het belang dat regels van oorsprong en handelsmerken hebben voor producenten en consumenten en verzoekt om uitbreiding ervan en de noodzakelijke opheldering in het kader van de WTO-voorschriften;

27.  dringt aan op een nauwkeurig heronderzoek van het vervolg van TRIPS met het oog op de vergemakkelijking van de overdracht van kennis aan ontwikkelingslanden en de verbetering van de toegang tot geneesmiddelen; voor het waarborgen van de aanzienlijke technische steun voor de uitvoering van TRIPS waaraan veel ontwikkelingslanden behoefte hebben; verduidelijkende bepalingen over het verplicht aanvragen van vergunningen en parallelle import, waarbij de flexibiliteit van de TRIPS-overeenkomst wordt bevestigd en waarbij de mogelijkheden van deze flexibiliteit duidelijk worden gemaakt om ervoor te zorgen dat levensreddende geneesmiddelen tegen betaalbare prijzen in ontwikkelingslanden ter beschikking worden gesteld; dringt aan op de bescherming van traditionele kennis en wenst dat de overeenkomst strookt met de conventie inzake biodiversiteit (CBD) en het protocol inzake bioveiligheid;

28.  steunt het EU-standpunt ten aanzien van de herziening van artikel 27, lid 3, letter b) van TRIPS dat bij het tegemoetkomen aan de bezorgdheid van de ontwikkelingslanden aandacht zal worden geschonken aan de ontwikkeling van passende internationale instrumenten voor het bereiken van de doelstellingen van de CBD en door middel van het vaststellen van maatregelen binnen het stelsel voor de intellectuele-eigendomsrechten; ondersteunt de wens van de EU om binnen de TRIPS-raad te beraadslagen over de relatie tussen de TRIPS en de conventie inzake biodiversiteit; is van oordeel dat, door toepassing van artikel 66, lid 2 van de TRIPS-overeenkomst door de EU en haar lidstaten serieuze, nog verder te ontwikkelen pogingen zijn ondernomen om de Europese industrie te stimuleren haar directe investeringen en de overdracht van technologie aan de minst ontwikkelde landen te ontwikkelen;

Interne institutionele aspecten

29.  verzoekt de Commissie voor en tijdens de ministersconferentie in Qatar en tijdens de onderhandelingen het Europees Parlement volledig op de hoogte te houden en op basis van de door het Parlement aangenomen resoluties, geregeld de wezenlijke elementen van de onderhandelingsstrategie van de EU te bespreken; behoudt zich het recht voor tijdens de nieuwe ronde aan de Commissie overeenkomstig artikel 97, lid 5 van zijn Reglement aanbevelingen te doen toekomen over de onderwerpen die behandeld worden, en verzoekt de Commissie aan deze aanbevelingen de nodige aandacht te schenken als voorwaarde voor instemming van het Parlement met het eindresultaat van de onderhandelingen; dringt erop aan te worden geraadpleegd over de resultaten van de nieuwe ronde, overeenkomstig de instemmingsprocedure, zoals bedoeld in artikel 300 van het EG-Verdrag;

30.  dringt er bij de EU-delegatie en de lidstaten op aan om gedurende de ministersconferentie en bij de onderhandelingen een gesloten front te blijven vormen zodat de Commissie, als belangrijkste EU-onderhandelaar, het volledige gewicht van de EU bij de onderhandelingen tot gelding kan laten komen;

31.  onderstreept de noodzaak dat bij het onderhandelingsproces tegenover het Parlement meer verantwoording wordt afgelegd, wenst dat de onderhandelaars van de Europese Commissie regelmatig aan parlementaire controle worden onderworpen en dringt tevens aan op een ruimere toegang tot de notulen van de Raad (met name van het zogenaamde comité 133); onderstreept dat er sinds de derde WTO-ministersconferentie geen institutionele of procedurele hervormingen zijn geweest in de manier waarop het EU-handelsbeleid wordt geformuleerd; betreurt het feit dat de lidstaten van de EU op de afgelopen IGC geen passende maatregelen hebben genomen tot wijziging van artikel 133 van het Verdrag om het Europees Parlement meer bevoegdheden in het gemeenschappelijk handelsbeleid van de EU te geven en op die wijze de politieke en publieke legitimiteit van het EU-handelsbeleid te vergroten;

o
o   o

32.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de directeur-generaal van de WTO.

(1) PB C 189 van 7.7.2000, blz. 213.
(2) PB C 296 van 18.10.2000, blz. 121.
(3) Punt 8 van de aangenomen teksten.

Juridische mededeling - Privacybeleid